direct naar inhoud van Regels
Plan: Wegtracé Vroonweg, Kabbelaarsweg en Hoogenboomlaan
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1676.00331BphRE-VA01

Regels

Hoofdstuk 1 INLEIDENDE REGELS

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan:

het bestemmingsplan 'Wegtracé Vroonweg, Kabbelaarsweg en Hoogenboomlaan' met identificatienummer NL.IMRO.1676.00331BphRE-VA01 van de gemeente Schouwen-Duiveland.

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en daarbij behorende bijlagen.

Verdere begrippen in alfabetische volgorde:

1.3 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 aanduidingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde aanduiding, begrensd door een aanduidingsgrens.

1.6 achtererf:

gedeelte van het erf tussen de achtergevellijn en de aan de achterzijde van het hoofdgebouw gelegen erfgrens.

1.7 achtergevel van een hoofdgebouw:

het meest achterwaarts gelegen deel van een hoofdgebouw.

1.8 achtergevellijn:

denkbeeldige lijn die strak loopt langs de achtergevel van een hoofdgebouw tot aan de bouwperceelgrenzen.

1.9 afgewerkt bouwterrein:

de gemiddelde hoogte van de gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, omringende grond; bij hellende terreinen: het hoogste punt van de gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, omringende grond.

1.10 archeologische deskundige:

de provinciaal archeoloog van Zeeland, de Rijksarcheoloog van de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed of een ander deskundig archeologisch adviesbureau.

1.11 archeologische waarde:

de in het kader van dit plan aan het gebied toegekende waarde gekenmerkt door voorwerpen of bewoningssporen van vroegere samenlevingen direct onder het aardoppervlak.

1.12 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.13 bebouwingspercentage:

een aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van een maatvoeringsvlak aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd.

1.14 bedrijfsmatig gebruik van een woning:

het gebruik van een gedeelte van een woning en/of een bijbehorend bouwwerk voor het bedrijfsmatig verlenen van diensten of het uitoefenen van ambachtelijk bedrijvigheid geheel of overwegend door middel van handwerk en dat is gericht op consumentenverzorging en waarvan de omvang zodanig is dat de woonfunctie behouden blijft.

1.15 bedrijfswoning:

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, welke slechts is bestemd voor bewoning door (het huishouden van) een persoon,

  • wiens huisvesting daar noodzakelijk is gelet op de bestemming van de grond ter plaatse van het gebouw of het terrein, of
  • waarvan het hoofdinkomen afkomstig is van een bedrijf waarvan de bedrijfsactiviteiten ter plaatse structureel worden uitgeoefend.
1.16 bestaand:

ten tijde van de vaststelling van het bestemmingsplan.

1.17 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak.

1.18 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.19 bijbehorend bouwwerk:

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak.

1.20 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.21 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak.

1.22 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.23 bouwperceelsgrens:

een grens van een bouwperceel.

1.24 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

1.25 bouwwerk:

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.26 dagrecreatie:

activiteiten ter ontspanning in de vorm van sport en spel (uitgezonderd speelautomatenhallen en casino's), toerisme en educatie, waarbij geen sprake is van overnachting.

1.27 erfgrens:

de grens van het erf.

1.28 explosieve stoffen:

stoffen behorende tot klasse 1 van het Accord Européen relatif au transport international des marchandises dangereuses par route (ADR), met uitzondering van consumentenvuurwerk zoals gedefinieerd in artikel 1.1.1 van het Vuurwerkbesluit.

1.29 extensieve dagrecreatie:

kleinschalige extensieve recreatieve activiteiten gericht op de beleving van een gebied, zoals wandelen, fietsen, skaten, paardrijden, kanoën, vissen, zwemmen en natuurobservatie.

1.30 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.31 geluidsgevoelige gebouwen:

woningen alsmede andere geluidsgevoelige gebouwen of geluidsgevoelige terreinen als bedoeld in artikel 1 van de Wet geluidhinder (Wgh) en artikel 1.2 van het Besluit geluidhinder (Bgh).

1.32 geluidzoneringsplichtige inrichting:

een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder (Stbl. 1981, 533) rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een geluidzone moet worden vastgesteld.

1.33 gevellijn:

denkbeeldige lijn die strak langs de gevel van een gebouw loopt tot aan de bouwperceelgrenzen, dan wel de aangeduide lijn.

1.34 hoofdgebouw:

een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

1.35 kantoor(ruimte):

een gebouw of een gedeelte daarvan, dat dient voor het beroepsmatig/bedrijfsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, ontwerptechnisch of hiermee naar aard gelijk te stellen gebied.

1.36 laagseizoen:

de jaarlijkse periode van 1 oktober tot en met 31 maart van enig jaar.

1.37 milieudeskundige:

een door burgemeester en wethouders aan te wijzen deskundige of commissie van deskundigen inzake milieu.

1.38 nutsvoorzieningen:

voorzieningen ten behoeve van openbaar nut.

1.39 ondergeschikte detailhandelsactiviteiten:

gelegenheid waarbij het doel van de onderneming niet primair is gericht op de verkoop van goederen, maar slechts ter ondersteuning is van de hoofdactiviteit.

1.40 overig bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.41 overkapping:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak.

1.42 pand:

de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is.

1.43 peil:
  • a. voor gebouwen, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk grenst aan de weg: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  • b. bij ligging in het water: de gemiddelde hoogte van de aangrenzende oevers;
  • c. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afwerkte bouwterrein, ten tijde van de inwerkingtreding van dit plan.
1.44 prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.

1.45 seksinrichting:

de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte, waarin bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting wordt in elk geval verstaan: een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische-massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.46 waterhuishoudkundige voorzieningen:

voorzieningen die nodig zijn voor een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, hemelwaterinfiltratie en/of waterkwaliteit, zoals duikers, stuwen, infiltratievoorzieningen, (riool)gemalen en inlaten.

1.47 weg:

voor het openbaar verkeer openstaande weg inclusief de daarin liggende bruggen en duikers en de tot die weg behorende paden en bermen of zijkanten.

1.48 zijdelingse perceelsgrens:

de grens tussen twee percelen, die voor- en achterzijde van een perceel verbindt.

1.49 zijgevel:

een gevel van een gebouw, die niet een voorgevel of achtergevel is.

1.50 zijgevellijn:

denkbeeldige lijn die strak loopt langs de zijgevel van een bouwwerk tot aan de perceelsgrenzen.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 afstand:

de afstand tussen bouwwerken onderling alsmede afstanden van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn.

2.2 breedte, lengte en diepte van een bouwwerk:

tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidsmuren.

2.3 dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.4 goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.5 inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.6 oppervlakte van een bouwwerk:

gemeten in de verticale projectie op het bouwterrein van de grootste buitenwerkse maten van de (denkbeeldige) gevels, exclusief overstekken tot 50 centimeter, boven het afgewerkte maaiveld en eventueel tot het hart van een gemeenschappelijke scheidingsmuur.

2.7 bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.8 bouwhoogte van een antenne-installatie:
  • a. ingeval van een vrijstaande (schotel)antenne-installatie: tussen het peil en het hoogste punt van de (schotel)antenne-installatie;
  • b. ingeval van een op of aan een bouwwerk gebouwde (schotel)antenne-installatie: tussen de voet van de (schotel)antenne-installatie en het hoogste punt van de (schotel)antenne-installatie.

Hoofdstuk 2 BESTEMMINGSREGELS

Artikel 3 Groen - Landschappelijk

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen - Landschappelijk' aangewezen gronden zijn uitsluitend bestemd voor:

  • a. het behoud en/of herstel en ontwikkeling van de aanwezige natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden en de ontwikkeling van potentiële natuurlijke en landschappelijke waarden;
  • b. landschappelijke afscherming van recreatieterreinen door opgaande beplanting van voornamelijk streekeigen soorten en voor geluidwerende voorzieningen, een grondwal inbegrepen;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'houtwal': tevens het behoud, de bescherming en het herstel van een houtwal of houtsingel;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden': tevens het behoud van cultuurhistorische waarde;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - pad': tevens een langzaamverkeerspad, dat mede (ondergeschikt) gebruikt mag worden voor perceelsontsluiting;
  • f. water, taluds, oevers en waterhuishoudkundige voorzieningen en andere voorzieningen ten dienste van de bestemming.
3.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de in lid 3.1 bedoelde bestemming worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 2 meter bedragen, met uitzondering van de bouwhoogte van openbare nutsvoorzieningen die ten hoogste 3,50 meter mogen bedragen.
3.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden
3.3.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is binnen deze bestemming verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van bevoegd gezag (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden) de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  • a. het verwijderen, kappen of rooien van bomen of andere opgaande beplanting;
  • b. het afgraven van dijklichamen;
  • c. het aanbrengen van verharde wegen en/of paden en andere oppervlakteverhardingen buiten de aanduiding 'specifieke vorm van groen - pad'.

en ter plaatse van de aanduiding 'houtwal' bovendien voor:

  • d. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
  • e. het aanleggen van dijken of andere taluds;
  • f. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
  • g. het aanleggen of aanbrengen van oeverbeschoeiingen, kaden en aanlegplaatsen;
  • h. het aanleggen van boven- of ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • i. het verwijderen van oevervegetaties;
  • j. het beplanten van gronden met houtgewassen.
3.3.2 Uitzonderingen op het uitvoeringsverbod

Het in lid 3.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. het normale onderhoud betreffen, waaronder in ieder geval verstaan ploegen, eggen, het uitbaggeren van sloten en greppels;
  • b. reeds in uitvoering dan wel vergund zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
3.3.3 Toelaatbaarheid:

Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 3.3.1 wordt slechts verleend indien:

  • de werken of werkzaamheden, direct of indirect, geen onevenredige aantasting van de landschappelijke inpassing tot gevolg hebben;
  • ter plaatse van de aanduiding 'houtwal' bovendien: indien daardoor de waarden van de gronden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor herstel van die waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind. Hiertoe dient vooraf een inrichtingsplan te worden opgesteld, dat door bevoegd gezag wordt betrokken bij haar besluit.
3.4 Afwijken van de bouwregels
3.4.1 Afwijking

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2, onder b ten behoeve van een geluidscherm dat wordt gebouwd op een geluidwerende grondwal tot een bouwhoogte van maximaal 2 meter ten opzichte van het hoogste punt van de grondwal.

3.4.2 Afwegingskader

De in lid 3.4.1 genoemde afwijking kan slechts worden verleend, mits dit noodzakelijk is vanuit het oogpunt van geluidhinder.

3.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend het gebruiken, te doen of laten gebruiken van gronden als uitstallings-, opslag-, standplaats voor kampeermiddelen.

Artikel 4 Natuur

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het behoud, herstel en ontwikkeling van natuur- en landschapswaarden;

en tevens voor:

  • b. ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden': het behoud van cultuurhistorische waarde;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'houtwal': het behoud, de bescherming en het herstel van een houtwal of houtsingel;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - pad' een langzaamverkeerspad;
  • e. ontsluitingspaden, calamiteitenontsluitingen alsmede voorzieningen ten behoeve van hulpdiensten;
  • f. aan de bestemming ondergeschikte extensieve dagrecreatie met bijbehorende recreatieve fiets, en wandel- en ruiterpaden en voorzieningen;
  • g. water, beplanting, taluds, oevers en waterhuishoudkundige voorzieningen, educatieve voorzieningen en andere voorzieningen ten dienste van de bestemming.
4.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

4.2.1 Algemeen

Op deze gronden mogen uitsluitend ten dienste van de in lid 4.1 bedoelde bestemming worden gebouwd:

  • a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
4.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 2 meter bedragen.
4.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend het gebruiken, te doen of laten gebruiken van gronden als uitstallings-, opslag-, stand-, of ligplaats voor kampeermiddelen, voer- en vaartuigen.

4.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden
4.4.1 Verbod

Het is verboden gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het college van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden), de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen of verharden van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen buiten de aanduiding 'specifieke vorm van groen - pad';
  • b. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
  • c. het aanleggen van dijken of andere taluds en het vergraven of ontgraven van reeds aanwezige dijken of taluds;
  • d. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
  • e. het aanleggen of aanbrengen van oeverbeschoeiingen, kaden en aanlegplaatsen;
  • f. het aanleggen van boven- of ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • g. het verwijderen, kappen of rooien van bomen of andere opgaande beplanting alsmede het verwijderen van oevervegetaties;
  • h. het beplanten van gronden met houtgewassen.
4.4.2 Uitzonderingen

Het in lid 4.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;
  • b. reeds krachtens een verleende omgevingsvergunning in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • c. reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende omgevingsvergunning;
  • d. reeds mogen worden uitgevoerd in het kader van de Wet natuurbescherming;
  • e. worden uitgevoerd in verband met een natuurontwikkeling die mogelijk wordt gemaakt.
4.4.3 Voorwaarden

De werken of werkzaamheden zijn slechts toelaatbaar indien daardoor de waarden van de gronden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor herstel van die waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind en indien nodig mitigerende en/of compenserende maatregelen worden getroffen. Hiertoe dient vooraf een inrichtingsplan te worden opgesteld, dat door bevoegd gezag wordt betrokken bij haar besluit.

4.4.4 Advisering

Alvorens te beslissen omtrent een omgevingsvergunning als bedoeld in 4.4.1 wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in van de landschaps- en natuurbeschermingsdeskundige omtrent de vraag of aan de voorwaarde als bedoeld in 4.4.3 wordt voldaan.

4.5 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

Voor het slopen van bouwwerken gelegen binnen de aanduiding 'cultuurhistorische waarden' is een omgevingsvergunning vereist. Alvorens de omgevingsvergunning kan worden verleend, wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de welstand- en monumentencommissie.

Artikel 5 Verkeer

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen met ten hoogste 2 doorgaande rijstroken en voet- en fietspaden;
  • b. verkooppunten voor ambulante handel;
  • c. hierbij horende ondergeschikte voorzieningen zoals uitvoegstroken, parkeervoorzieningen, water, waterhuishoudkundige voorzieningen, nutsvoorzieningen, straatmeubilair, winkelwagenstallingen, bruggen, afvalverzamelvoorzieningen, speelvoorzieningen en groenvoorzieningen.
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'houtwal': tevens het behoud, de bescherming en het herstel van een houtwal of houtsingel.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Toelaatbare bebouwing

Op deze gronden zijn uitsluitend ten dienste van de in lid 5.1 genoemde doeleinden gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde toegestaan.

5.2.2 Gebouwen
  • a. uitsluitend gebouwen ten dienste van openbare nutsvoorzieningen en winkelwagenstallingen, zijn toegestaan;
  • b. de bouwhoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste 3,5 meter;
  • c. de oppervlakte van gebouwen bedraagt ten hoogste 15 m².
5.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

De bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste de volgende maten:

bouwwerk bouwhoogte

Antennes 5 meter

Speelvoorzieningen 4 meter

Licht- en vlaggenmasten 8 meter

Openbare nutsvoorzieningen 3,5 meter

Overige bouwwerken geen gebouwen zijnde 3 meter

5.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan bij het verlenen van een omgevingsvergunning nadere eisen stellen aan de plaats en afmeting van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. de verkeersveiligheid;
  • b. de milieusituatie;
  • c. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • d. de brandveiligheid en de bereikbaarheid bij calamiteiten.
5.4 Afwijken van de bouwregels
5.4.1 Afwijkingsbevoegdheid

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning, met uitzondering van erfafscheidingen en overkappingen, afwijken van het bepaalde in lid 5.2.3 tot een bouwhoogte van maximaal 10 meter.

5.4.2 Afwegingskader

De omgevingsvergunning als bedoeld in 5.4.1 kan slechts worden verleend, mits:

  • a. dit passend in het straat- en bebouwingsbeeld is (afweging door de afdeling stedenbouw binnen de gemeente);
  • b. geen afbreuk wordt gedaan aan de verkeersveiligheid;
  • c. dit niet leidt tot substantiële aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen.

Aan de omgevingsvergunning kunnen ook de nadere eisen als bedoeld in lid 5.3 gesteld worden.

5.5 Specifieke gebruiksregels

Een verkooppunt voor ambulante handel is uitsluitend toegestaan, indien

  • a. niet meer dan twee verkooppunten aanwezig zijn;
  • b. het verkooppunt niet is gesitueerd op de openbare rijbaan;
  • c. het verkooppunt niet leidt tot onveilige verkeerssituaties;
  • d. hiertoe schriftelijk toestemming is verleend door de gemeente;
  • e. de afstand tot percelen bestemd voor het wonen ten minste 10 meter bedraagt.

Artikel 6 Wonen

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het wonen in woningen;
  • b. hierbij horende ondergeschikte voorzieningen, zoals inritten, parkeervoorzieningen, water, waterhuishoudkundige voorzieningen, nutsvoorzieningen en tuinen.
6.2 Bouwregels
6.2.1 Algemeen
  • a. Op deze gronden zijn uitsluitend ten dienste van de bestemming gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde toegestaan;
  • b. gebouwen en overkappingen worden in een bouwvlak gebouwd.
6.2.2 Bijbehorende bouwwerken en overkappingen
  • a. De totale bebouwde oppervlakte van het zij- en achtererf gelegen buiten het bouwaanduidingsvlak, overkappingen meegerekend, bedraagt:
    • 1. maximaal 50% met een maximum van 40 m²;
    • 2. maximaal 1/6 deel met een maximum van 100 m² indien het zij- en achtererf, gelegen buiten het bouwaanduidingsvlak, groter is dan 240 m²;
  • b. de hoogte van overkappingen bedraagt maximaal 3 meter;
  • c. de goothoogte van overige bijbehorende bouwwerken bedraagt maximaal 3,30 meter en de bouwhoogte maximaal 6 meter;
  • d. vrijstaande bijbehorende bouwwerken en vrijstaande overkappingen worden achter (het verlengde van) de achtergevellijn gebouwd;
  • e. overige bijbehorende bouwwerken en overkappingen worden ten minste 3 meter achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw gebouwd;
  • f. de afstand tussen bijbehorende bouwwerken en de zijdelingse bouwperceelgrens bedraagt niet minder dan:
  bijbehorend bouwwerk aan de zij- of achtergevel   vrijstaand bijbehorend bouwwerk  
bij vrijstaande woningen   3 meter   3 meter (aan één zijde)  
bij twee-aaneen gebouwde woningen   3 meter (aan één zijde)   niet nader bepaald  
bij overige woningen   niet nader bepaald   niet nader bepaald  
6.2.3 Bouwwerken geen gebouwen zijnde (exclusief overkappingen)

De bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde bedraagt ten hoogste:

Bouwwerk   Bouwhoogte  
vlaggenmasten en overige masten   8 meter  
erfafscheidingen voor de voorgevellijn   1 meter  
overige bouwwerken geen gebouwen zijnde   2 meter  
6.2.4 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan bij het verlenen van een omgevingsvergunning nadere eisen stellen aan de plaats en afmeting van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. een redelijke lichttoetreding en voldoende privacy;
  • b. de verkeersveiligheid;
  • c. de sociale veiligheid;
  • d. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • e. de brandveiligheid en de bereikbaarheid bij calamiteiten.

Artikel 7 Waarde - Archeologie - 6

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie - 6' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden. Deze bestemming is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende enkelvoudige bestemmingen.

7.2 Bouwregels
7.2.1 Toelaatbare bebouwing waarde - archeologie

Op deze gronden mogen uitsluitend ten dienste van de in lid 7.1 genoemde bestemming worden gebouwd bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met een bouwhoogte van maximaal 2 meter.

7.2.2 Toelaatbare bebouwing andere bestemmingen
  • a. ten behoeve van andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag niet worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op een bouwwerk met een oppervlakte groter dan 2.500 m² en waarbij bovendien grond- of graafwerkzaamheden dieper dan 0,50 meter beneden het maaiveld plaatsvinden;
  • b. in aanvulling op het bepaalde onder a mag ten behoeve van andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) ook worden gebouwd indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
7.3 Afwijken van de bouwregels
7.3.1 Afwijkingsbevoegdheid

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 7.2.2, onder a ten behoeve van het bouwen groter dan 2.500 m² en dieper dan 0,50 meter, indien de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overgelegd, waarin wordt aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn of dat de archeologische waarden van het terrein naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate worden veiliggesteld.

7.3.2 Afwegingskader

Indien uit het onder lid 7.3.1 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning voor het bouwen zullen of kunnen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.
7.3.3 Advies

Alvorens de omgevingsvergunning te verlenen, vraagt het bevoegd gezag aan de archeologisch deskundige advies over het criterium als bedoeld in lid 7.3.1. Bij een negatief advies verzoekt het bevoegd gezag de archeologisch deskundige de verder te nemen stappen aan te geven.

7.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden
7.4.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is binnen deze bestemming verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  • a. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe ook wordt gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen en aanleggen van drainage;
  • b. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden, banen of parkeergelegenheid en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • c. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op één of andere wijze indrijven van voorwerpen in de grond;
  • d. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
  • e. het omzetten van grasland in bouwland;
  • f. het aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • g. het ophogen van de bodem met meer dan 0,50 meter;
  • h. het aanleggen, vergraven, verruimen en dempen van sloten, vijvers en andere wateren op een grotere diepte dan 0,50 meter;
  • i. het verlagen of het verhogen van het waterpeil, voor zover dit geen bevoegdheid van het waterschap betreft.
7.4.2 Uitzonderingen op het uitvoeringsverbod

Het in lid 7.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden:

  • a. genoemd onder a tot en met f die niet dieper gaan dan 0,5 meter;
  • b. die een oppervlakte beslaan van ten hoogste 2.500 m²;
  • c. die het normale onderhoud en/of gebruik betreffen;
  • d. die reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan, of
  • e. die ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.
7.4.3 Toelaatbaarheid
  • a. De omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden wordt verleend, indien is gebleken dat de in lid 7.4.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden niet zullen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal;
    voor zover de in lid 7.4.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden kunnen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, kan de vergunning worden verleend, indien aan de vergunning de volgende regels worden verbonden:
  • b. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    • 1. de verplichting tot het doen van opgravingen, of;
    • 2. de verplichting de oprichting van het bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties;
    • 3. de omgevingsvergunning kan alleen worden verleend nadat de aanvrager een rapport heeft overgelegd, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
  • c. alvorens de gevraagde omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden te verlenen, vraagt het bevoegd gezag aan de archeologisch deskundige om advies omtrent het criterium als bedoeld in lid 7.4.3, onder a, b en c. Bij een negatief advies verzoekt het bevoegd gezag de archeologisch deskundige de verder te nemen stappen aan te geven.
7.5 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
7.5.1 Uitvoeringsverbod zonder sloopvergunning

Het is verboden binnen deze bestemming zonder, of in afwijking van een omgevingsvergunning een bouwwerk te slopen.

7.5.2 Uitzondering op het uitvoeringsverbod zonder sloopvergunning

Het verbod als bedoeld in lid 8.5.1 is niet van toepassing indien de sloopwerkzaamheden die:

  • a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij het bepaalde in lid 7.2.2, onder b in acht is genomen;
  • b. een oppervlakte hebben van minder dan 2.500 m² en/of de grondlagen dieper dan 0,50 meter beneden het maaiveld niet verstoren, of die
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan.
7.5.3 Regels

In het belang van de archeologische monumentenzorg kan het bevoegd gezag regels verbinden aan een omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk.

7.5.4 Voorschrift

Aan de omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk voor de gronden, als bedoeld in lid 7.5.1, kan het bevoegd gezag het voorschrift verbinden dat de sloopwerken vanaf 0,30 meter boven het maaiveld en dieper worden begeleid door een gekwalificeerd deskundige, indien de latere verstoringsoppervlakte groter is dan 2.500 m² en de verstoringsdiepte meer is dan 0,50 meter.

7.5.5 Melding

Indien tijdens de begeleiding van de sloopwerken vondsten van zeer hoge waarde worden aangetroffen, wordt hiervan terstond melding gemaakt bij het bevoegd gezag die in het belang van de archeologische monumentenzorg aanvullende regels kan verbinden aan de omgevingsvergunning voor het slopen.

7.6 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen door de bestemming 'Waarde - Archeologie - 6', als bedoeld in lid 7.1 geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.

Hoofdstuk 3 ALGEMENE REGELS

Artikel 8 Algemene bouwregels

8.1 Bestaande afwijkende maatvoering

Voor bouwwerken die op het tijdstip van vaststelling van het plan niet voldoen aan de in het plan voorgeschreven aantallen, afstands-, hoogte-, inhouds-, hellings- en/of oppervlaktematen, terwijl het bouwwerk krachtens een omgevingsvergunning aanwezig is of gebouwd kan worden, gelden deze afwijkende maten als vervangende regel. Bij vervangende nieuwbouw dient de bebouwing op dezelfde plaats te worden herbouwd.

Artikel 9 Algemene gebruiksregels

9.1 Verbod

Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken of te doen of laten gebruiken voor een doel of op een wijze, strijdig met de aan de grond gegeven bestemming(en).

9.2 Strijdig gebruik

Als een gebruik in strijd met het bestemmingsplan, geldt in ieder geval het gebruik van gronden en bouwwerken:

  • a. ten behoeve van een seksinrichting of straatprostitutie;
  • b. voor de opslag van aan hun gebruik onttrokken voer-, vaar- of vliegtuigen, werktuigen of machines of onderdelen daarvan, verpakkingsmaterialen, schroot- en afbraak- en bouwmaterialen, bagger en grondspecie, afval, puin, grind of brandstoffen, tenzij dit gebruik noodzakelijk is voor of verband houdt met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden;
  • c. voor de opslag en het be- en verwerken van explosieve stoffen;
  • d. als woonwagenstandplaats.
9.3 Voorwaardelijke verplichting geluidsscherm

De ingebruikname van de weg binnen de bestemming Verkeer is uitsluitend toegestaan indien een geluidscherm is aangelegd met een minimale hoogte van 1,4 m ter plaatse van de perceelsgrens van de woning Hoogenboomlaan 28c zoals opgenomen in Bijlage 1 van deze regels.

Artikel 10 Algemene afwijkingsregels

10.1 Afwijkingsbevoegdheid bouwwerken geen gebouwen zijnde

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van de regels van dit plan voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde, tot een bouwhoogte van ten hoogste 12 meter, indien in de regels van de betreffende bestemming geen afwijkingsbevoegdheid voor bouwwerken geen gebouwen zijnde is opgenomen. Deze afwijkingsbevoegdheid geldt niet voor:

  • a. erfafscheidingen;
  • b. overkappingen.
10.2 Afwegingskader

De omgevingsvergunning als bedoeld in lid 10.1 kan slechts worden verleend, als voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. dit passend in het straat- en bebouwingsbeeld is (afweging door de afdeling stedenbouw binnen de gemeente);
  • b. geen afbreuk wordt gedaan aan de verkeersveiligheid;
  • c. dit niet leidt tot substantiële aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen.

Artikel 11 Algemene wijzigingsregels

11.1 Geringe wijzigingen

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen ten behoeve van:

  • a. het bouwen van niet voor bewoning bestemde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, van geringe afmetingen ten dienste van het openbaar nut met een oppervlakte van maximaal 15 m² en een bouwhoogte van maximaal 3,50 meter;

Deze regels zijn van toepassing voor het overschrijden van grenzen voor zover deze leiden tot wijziging van bestemmingen;

  • b. geringe wijzigingen, die in het belang zijn van een ruimtelijk of technisch beter verantwoorde plaatsing van bouwwerken of die noodzakelijk zijn in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijding bedraagt ten hoogste 3 meter.
11.2 Afwegingskader

Burgemeester en wethouders kunnen toepassing geven aan het gestelde in lid 11.1, als voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden mogen niet onevenredig worden geschaad;
  • b. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen mogen niet onevenredig worden geschaad (afweging door de afdeling stedenbouw en mobiliteit binnen de gemeente).

Artikel 12 Algemene aanduidingsregels

12.1 geluidzone - industrie

Ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - industrie' mag, ongeacht het bepaalde in de afzonderlijke bestemmingen, geen (nieuwe) geluidgevoelige bebouwing worden opgericht, tenzij

  • a. het aantal woningen niet toeneemt, en
  • b. een hogere waarde is vastgesteld en gebouwd wordt met inachtneming van die hogere waarde.
12.2 wetgevingszone - natuurgebieden
12.2.1 Aanduidingsomschrijving

De gronden ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - natuurgebieden' zijn de gronden, naast de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd als afwegingszone van de aangrenzende natuurgebieden, zoals opgenomen in artikel 2.27 van de Omgevingsverordening Zeeland 2018.

12.2.2 Voorwaarde toepassing afwijkingsbevoegdheid

Indien het bevoegd gezag op grond van de andere ter plaatse geldende bestemming(en) toepassing geeft aan een afwijkingsbevoegdheid van de bouwregels of van de gebruiksregels, geldt naast de in het betreffende artikel genoemde voorwaarden ook de voorwaarde dat de omgevingsvergunning slechts kan worden verleend indien geen onevenredige aantasting van de wezenlijke kenmerken en waarden van het aangrenzende natuurgebied plaatsvindt.

Artikel 13 Overige regels

13.1 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

13.2 Wettelijke regelingen

Wettelijke regelingen waarnaar in de regels wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan.

Hoofdstuk 4 OVERGANGS- EN SLOTREGELS

Artikel 14 Overgangsrecht

14.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 1. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan;
    • 2. het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van lid 14.1, onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 2%;
  • b. lid 14.1, onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
14.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  • b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 14.2, onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  • c. indien het gebruik, bedoeld in lid 14.2, onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  • d. lid 14.2, onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 15 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan "Wegtracé Vroonweg, Kabbelaarsweg en Hoogenboomlaan".