| Plan: | Sint Janstraat 27/28 Hoeven |
|---|---|
| Status: | vastgesteld |
| Plantype: | omgevingsvergunning |
| IMRO-idn: | NL.IMRO.1655.AFW0062-C002 |
Initiatiefnemer is voornemens om het bestaande pand met bijzondere bouwkunst aan de Sint Janstraat 27 om te vormen tot 2 wooneenheden (huidig: 1 woning). Daarnaast zal het naastgelegen pand, voormalig horecabedrijf 'in het Hart van hoeven' (Sint Janstraat 29) worden gesloopt waarvoor een nieuw gebouw in de plaats komt ten behoeve van 18 appartementen. Een gedeelte van het perceel Bovenstraat 4 t/m 4a maakt ook onderdeel uit van het plangebied. Op het achtererf worden parkeerplaatsen en bergingen aangebracht. In totaal worden derhalve 19 wooneenheden aan het plangebied toegevoegd ten opzichte van de bestaande situatie.
De planlocatie is gelegen binnen het vigerend bestemmingsplan 'Kom Hoeven' (vastgesteld 14 maart 2013). Het gehele plangebied heeft daarin de bestemming 'Centrum'. Sint Janstraat 29 heeft daarnaast een functieaanduiding 'horeca'.
Wonen is op beide locaties toegestaan op zowel de begane grond als de verdiepingen. Het bestaande aantal woningen is echter het maximaal toegestaan aantal op basis van het vigerend bestemmingsplan. In de nieuwe situatie neemt het aantal woningen toe.
Om de ontwikkeling alsnog mogelijk te maken dient een procedure op grond van artikel 2.12 lid 1 sub a onder 3 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) doorlopen te worden, de zogenaamde 'omgevingsvergunning afwijken bestemmingsplan'.
Het plangebied is gelegen op de hoek van de Sint Janstraat en Bovenstraat te Hoeven. De locatie ligt in het centrum dat is gelegen in het noordoosten van de kern.
Aan de noordzijde van het plangebied zijn diverse centrumvoorzieningen aanwezig, zoals een bakkerij, bloemenwinkel en kapper. Aan de zuidzijde zijn enkel woningen aanwezig afgewisseld met centrumvoorzieningen. Verderop in de Bovenstraat is een basisschool aanwezig. Aan de achterzijde van het plangebied (ten westen) is een parkeerplaats aanwezig (onder andere ten behoeve van de Action).
Het plangebied betreft de kadastrale percelen, Gemeente Hoeven, Sectie D, nummers 1653, 885 en 3802 (gedeeltelijk).
Figuur 1.1 Ligging plangebied in de kern Hoeven
Figuur 1.2 Begrenzing plangebied
De gronden liggen binnen het vigerend bestemmingsplan 'Kom Hoeven', welke is vastgesteld op 14 maart 2013.
Figuur 1.3. Uitsnede vigerend bestemmingsplan
De gronden zijn bestemd als 'Centrum'. Het pand aan de Sint Janstraat 29 heeft daarnaast tevens een functieaanduiding 'horeca', evenals het achterterrein van Bovenstraat 4 t/m 4a. Het voorste gedeelte van de percelen zijn voorzien van een bouwvlak. De maximale goot- en bouwhoogte bedraagt binnen het bouwvlak 7 respectievelijk 10 meter. Op de achterterreinen ligt de bouwaanduiding 'bijgebouwen'.
Op het gehele plangebied is de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie historische bebouwing' aanwezig als ook de gebiedsaanduiding 'luchtvaartverkeerzone' (deels 9 en deels 10).
Beoordeling
Binnen de bestemming 'Centrum' zijn diverse functies mogelijk, waaronder de functie 'wonen'. De functie 'wonen' is toegestaan op zowel de begane grond als de verdieping(en). Het bestaande aantal wooneenheden mag echter niet worden vermeerderd. In de nieuwe situatie worden meer wooneenheden gecreëerd dan in de huidige situatie is toegestaan.
Hoofdgebouwen mogen enkel gesitueerd worden in het bouwvlak. Zowel de nieuwbouw ter vervanging van Sint Janstraat 29 als de uitbreiding van het pand aan de Sint Janstraat 27 past binnen het vigerende bouwvlak. Ook de goot- en nokhoogten blijven binnen de maximale maatvoering.
Op het achterterrein worden naast parkeerplaatsen ook bergingen gerealiseerd. In totaal betreft dit een oppervlakte van circa 120 m2. Op grond van het vigerend bestemmingsplan is maximaal 80 m2 aan bijgebouwen toegestaan.
Vanwege de dubbelbestemming 'waarde - archeologie historische bebouwing' is een archeologisch onderzoek uitgevoerd te worden. Deze komt in paragraaf 4.7 aan bod.
In verband met de luchtvaartverkeerzones mogen er geen gebouwen of bouwwerken aanwezig zijn hoger dan 83,12 meter. Deze hoogte worden niet bereikt met voorliggend bestemmingsplan.
Conclusie
Ten aanzien van het gebruik is het aantal wooneenheden in strijd met het vigerend bestemmingsplan. Ten aanzien van het bouwen zijn enkel de bergingen in strijd met het bestemmingsplan aangezien de hoofdgebouwen gerealiseerd zijn binnen het geldende bouwvlak en bijhorende maatvoering.
De Sint Janstraat maakt deel uit van het historisch centrum van Hoeven. Het centrum van Hoeven wordt gekenmerkt door een grote verscheidenheid aan bouwstijlen. De historische waarde van de bebouwing is over het algemeen beperkt. In het centrum is een mengsel van de functies wonen, detailhandel, horeca en dienstverlening te vinden. Bebouwing is zowel aaneengesloten als vrijstaand. Door de dichte opzet en de ligging aan de straat komen er niet veel erfafscheidingen voor. Enkele voortuinen worden van de openbare ruimte afgescheiden door lage hekwerken en gemetselde muurtjes. Het historisch centrum telt enkele beeldbepalende gebouwen, zoals het gemeentehuis, de kerk en andere monumenten.
De Sint Janstraat 27 (ook bekend als Bovenstraat 2), dateert vermoedelijk uit 1606. Het betreft een voormalige eengezinswoning welke verkeerd in verouderde staat. Tot voor kort was hier een snoepwinkel gevestigd. Het pand is aangewezen als MIP-object. Dit zijn objecten die tijdens het Monumenten Inventarisatie Project van het RCE (Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed) als bouwkundig waardevol zijn aangemerkt.
De Sint Janstraat 29 stamt vermoedelijk van voor 1526. Sinds 1733 was het in gebruik door verscheidene smeden en ingericht met een winkel en smederij. In 1970 heeft een verbouwing plaatsgevonden van de werkplaats en winkel tot café en restaurant. Tot begin 2021 is het pand in gebruik als café en feestzaal, genaamd Het Hart van Hoeven.
Figuur 2.1 Luchtfoto bestaand situatie (bron: Google Maps)
Figuur 2.2 Streetview Sint Janstraat 29 (bon: Google Maps)
Figuur 2.3 Streetview Sint Janstraat 27 (bon: Google Maps)
Figuur 2.4 Achterzijde bestaande aanbouw Sint Janstraat 27
Sint Janstraat 27
Het voorste deel van het huidige pand Sint Janstraat 27 blijft behouden maar wordt inpandig verbouwd. De voorgevel blijft volledig intact. De bestaande aanbouw aan de achterzijde wordt gesloopt en er wordt een nieuw aanbouw gerealiseerd.
De aanbouw aan de achterzijde heeft een maatvoering van bijna 7 meter diep en ruim 3,5 meter breed. De hoogte bedraagt circa 6 meter en is plat afgedekt.
In het vernieuwde pand is ruimte voor 2 wooneenheden, op elke verdieping 1. Beide appartementen hebben een oppervlakte van elk 75 m2. De entree van de begane grond bevindt zich aan de voorzijde. De entree van de 1e verdieping bevindt zich aan de rechter-zijgevel.
Figuur 2.5 Weergave nieuwe situatie Sint Janstraat 27 (bon: Architecten HMV, september
2022)
Sint Janstraat 29
Het pand aan de Sint Janstraat 29 wordt volledig gesloopt. Er komt een nieuw pand voor terug waarin ruimte is voor 18 appartementen. Het pand bestaat uit drie verdiepingen met elk 6 appartementen. De nokhoogte van het dak is gelegen op circa 9 meter. Door een dakrand en uitstekende punten aan de voorgevel komt de maximale hoogte op 10 meter. De appartementen hebben een oppervlak van circa 50 m2.
Het dak wordt plat afgedekt. Aan de voorzijde worden wel gevels waarbij zowel de voor- als de achtergevel schuin teruggelegd worden om een kapconstructie te visualiseren.
Aan de linkerzijgevel wordt de entree met lift- en trappenhuis gerealiseerd.
Figuur 2.6 Weergave nieuwe situatie Sint Janstraat 29 (Architecten HMV, september 2022)
Achterterrein
Op het achterste deel van de percelen worden 20 bergingen gebouwd met een oppervlakte van gemiddeld 5 m2. De bergingen zijn 3 meter hoog en worden met een sedumdak afgedekt.
Daarnaast worden op het achterterrein 21 parkeerplaatsen aangelegd met grasbetontegels. De toegang tot de parkeerplaatsen bevindt zich aan de Tuin van Gerlagh. Tussen de twee gebouwen wordt een langzaamverkeer doorgang aangelegd.
Figuur 2.7 Weergave nieuwe situatie voorzijde (bon: Architecten HMV, september 2021)
Duurzame leefomgeving
Het centrum van Hoeven draagt bij aan een duurzame leefomgeving door middel van een integrale benadering die bestaat uit 7 pijlers. Duurzaamheid wordt gezien als een breed en integraal begrip. Alle pijlers zullen een voldoende moeten scoren om tot een goed plan te komen. Onderstaand wordt het plan getoetst aan deze pijlers:
Het is zaak zorgvuldig om te gaan met historische elementen. In dit plan wordt de historische structuur van de bebouwing aan de Sint Janstraat in tact gelaten en versterkt. DE opening tussen de Bovenstraat en de Sint Janstraat wordt gehandhaafd. Daarbij is de hoofdmaatvoering van de nieuwbouw in overeenstemming met het vigerende bestemmingsplan. De percelen komen aan de achterkant uit op de Tuin van Gerlag. Een “achterom” en dat is ook een kenmerk van dorps wonen
Voor de kwaliteit van wonen en het straatbeeld is het noodzakelijk te zorgen voor voldoende parkeren. In paragraaf 3.3 komt dit uitgebreid aan bod.
De realisering van een of meerdere deelauto's is overwogen. Echter de verwachting is dat – gezien het autobezit en – gebruik – deze vrom van mobiliteit (nog) geen haalbare kaart is.
De appartementen hebben een oppervlak van circa 50 m2 en zullen verhuurd worden in de particuliere huur. Vooral voor starters (1 en 2 persoonshuishoudens) en vanwege de lift in het complex ook geschikt voor ouderen. Gezien de ontwikkeling in de woningmarkt en het tekort aan woningen in dit segment, zal het project voorzien in een grote maatschappelijke behoefte.
Sinds 1 januari 2021 moeten de vergunningaanvragen voor alle nieuwbouw woningen voldoen aan de eisen voor Bijna Energieneutrale Gebouwen (BENG). Uiteraard zal omgevingsaanvraag aan deze eisen voldoen. Zo zullen onder meer zonnecellen worden toegepast. Hiermee kunnen de energiekosten voor de bewoners gedrukt worden.
Het regenwater moet op eigen terrein worden opgevangen. Een groot deel van het achter terrein wordt benut om de parkeerplaatsen aan te leggen. Deze parkeerplaatsen worden aangelegd met een open groene verharding. Dat geeft een mooi beeld maar is tevens bedoeld voor het infiltreren van het water in het gebied. Uit de droogtekaart blijkt overigens dat de laagste grondwaterstand binnen het plangebied, meer dan 2,0 m -maaiveld kan uitzakken.
Bij het inpassen van vegetatie en bomen binnen het plangebied zal worden gekozen voor soorten die hier tegen bestand zijn. Het inpassen van groenvakken met daarin vegetatie met schaduwwerking zal een positief effect hebben op de hittestress binnen het plangebied en de omgeving.
Herstel van bestaande karakteristieke voorbouw met stuckwerkgevel van voormalig winkel-woonhuis aan de Bovenstraat. De aanbouw aan de achterzijde zal in een terughoudende eigentijdse architectuur worden uitgevoerd, ondergeschikt aan de voorbouw.
De nieuwbouw betreft een traditionele baksteen-architectuur met een parcelering aansluitend op de bestaande bebouwing. Ook worden klassieke elementen zoals topgevels, plinten, hardsteen waterslagen, rollagen en metselwerk versieringen toegepast.
Nationale Omgevingsvisie
De NOVI komt voort uit de Omgevingswet, die naar verwachting in 2022 in werking zal treden. De Nationale Omgevingsvisie (NOVI) is vastgesteld op 11 september 2020 en biedt een duurzaam perspectief voor de leefomgeving. Hiermee kan ingespeeld worden op de grote uitdagingen die er zijn. Allerlei trends en ontwikkelingen hebben invloed op onze leefomgeving. Veranderende en groeiende steden, de overgang naar een duurzame en circulaire economie en het aanpassen aan de gevolgen van de klimaatverandering vormen slechts een deel van de opgave.
Dit biedt kansen, maar vraagt wel om zorgvuldige keuzes. Want de ruimte, zowel boven-, als ondergronds, is een schaars goed. Het combineren van al die opgaven vraagt een nieuwe manier van werken. Niet van bovenaf opgelegd, maar in goede samenwerking tussen overheden, bedrijven, kennisinstellingen, maatschappelijke organisaties en burgers.
De NOVI biedt een kader, geeft richting en maakt keuzes waar dat kan. Tegelijkertijd is er ruimte voor regionaal maatwerk en gebiedsgerichte uitwerking. Omdat de verantwoordelijkheid voor het omgevingsbeleid voor een groot deel bij provincies, gemeenten en waterschappen ligt, kunnen inhoudelijke keuzes in veel gevallen het beste regionaal worden gemaakt. Met de NOVI wordt een proces in gang gezet waarmee de keuzes voor de leefomgeving sneller en beter gemaakt kunnen worden om te bouwen aan een mooier en sterker Nederland.
Aan de hand van een toekomstperspectief op 2050 brengt de NOVI de langetermijnvisie in beeld. Op nationale belangen wil het Rijk sturen en richting geven. Die komen samen in vier prioriteiten:
De druk op de fysieke leefomgeving in Nederland is zo groot, dat belangen soms botsen. Het streven is combinaties te maken en win-win situaties te creëren, maar dit is niet altijd mogelijk. Soms zijn er scherpe keuzes nodig en moeten belangen worden afgewogen. Hiertoe gebruikt de NOVI drie afwegingsprincipes:
Beoordeling en conclusie
Gezien de aard en omvang van voorliggend initiatief heeft bovengenoemd rijksbeleid niet direct invloed op de ontwikkeling. De inhoudelijke keuzes en afweging ligt bij de gemeente. Zij zullen daarbij uiteraard de richtlijnen en vier prioriteiten van het Rijk als leidraad gebruiken.
Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)
Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) is op 22 augustus 2011 vastgesteld en op 30 december 2011 in werking getreden. In het Barro zijn bepalingen opgenomen ter bescherming van nationale belangen, zoals de mainportontwikkeling van Rotterdam, bescherming van de waterveiligheid in het kustfundament en in en rond de grote rivieren, de uitoefening van defensietaken en bescherming en behoud van de Waddenzee en enkele werelderfgoederen etc..
Door de nationale belangen vooraf in bestemmingsplannen te borgen, wordt met het Barro bijgedragen aan versnelling van de besluitvorming bij ruimtelijke ontwikkelingen en vermindering van de bestuurlijke drukte. Een aantal onderwerpen is geregeld in de bij het Barro behorende Regeling algemene regels ruimtelijke ordening (Rarro).
Figuur 3.1 Weergave radarverstoringsgebieden, Rarro 1 december 2020
Beoordeling en conclusie
Zoals te zien is in figuur 3.1 is het plangebied gelegen binnen een radarverstoringsgebied. In dit gebied dient rekening te worden gehouden met de functionele bruikbaarheid daarvan. Rondom deze radarstations mogen geen bestemmingen worden opgenomen die het oprichten van bouwwerken mogelijk maken die door hun hoogte onaanvaardbare gevolgen kunnen hebben voor de werking van de radar. Binnen het plangebied geldt een maximale bouwhoogte van 90 meter ten opzichte van het NAP.
In het onderhavige plan wordt geen bebouwing mogelijk gemaakt die deze maat overschrijdt.
Voor het plangebied geldt verder dat er regels zijn opgenomen inzake de uitoefening van het vliegverkeer vanaf luchthaven Breda International Airport. Er dient sprake te zijn van een obstakelvrij (start- en landings)vlak. De aanduidingen 'luchtvaartverkeerzone - 9' en 'luchtvaartverkeerzone - 10' komen hieruit voort. Ten behoeve van het obstakelvrije (start- en landings) vlak mag de bouwhoogte van een bouwwerk niet meer mag bedragen dan de bouwhoogte die wordt verkregen door lineaire interpolatie van 83,12 m en 101,4 m boven NAP. De beoogde nieuwe bebouwing overschrijdt deze maat niet.
Ladder voor duurzame verstedelijking
Op 1 oktober 2012 is aan het Besluit ruimtelijke ordening (Bro); dit artikel bevat de 'ladder voor duurzame verstedelijking'. Met de toevoeging van dit artikel in het Bro is beoogd vanuit een oogpunt van ruimtelijke ordening ongewenste leegstand te vermijden en zorgvuldig ruimtegebruik te stimuleren. Op 1 juli 2017 is het Bro gewijzigd. Het Bro regelt thans dat 'de verantwoording van een juridisch verbindend ruimtelijk besluit van een decentrale overheid dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, een beschrijving dient te bevatten van de behoefte aan die ontwikkeling. Tevens is geregeld dat indien het ruimtelijk besluit die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, de verantwoording een motivering dient te bevatten waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien'.
Bij toepassing van de 'ladder voor duurzame verstedelijking' dient antwoord gegeven te worden op een aantal vragen. Indien een vraag positief kan worden beantwoord, dient de 'ladder' verder te worden doorlopen. Indien een vraag niet positief kan worden beantwoord, dan is de 'ladder' niet (verder) van toepassing dan wel kan niet aan de 'ladder voor duurzame verstedelijking' worden voldaan.
Beoordeling en conclusie
Voor wonen geldt, dat voor woningbouwlocaties vanaf twaalf woningen sprake is van een stedelijke ontwikkeling. Onderhavige ontwikkeling bestaat uit de realisatie van 20 woningen en daarom is er sprake van een stedelijke ontwikkeling.
Bij een nieuwe stedelijke ontwikkeling gaat het met name om het ruimtebeslag en effecten op de omgeving. In de bestaande situatie is reeds bebouwing aanwezig. Een gedeelte daarvan wordt gesloopt en er vindt nieuwbouw plaats. Per saldo blijft het ruimtebeslag binnen de huidige kaders van het vigerend bestemmingsplan.
Daarnaast is de locatie gelegen binnen het bestaand stedelijk gebied waar thans woningen zijn toegestaan. Tevens blijkt uit de woonvisie dat er voldoende behoefte is aan dergelijke appartementen en past de ontwikkeling in het gemeentelijke woningbouwprogramma.
Omgevingsvisie Noord-Brabant
De nieuwe Omgevingswet bundelt de wetten en regels voor ruimte, wonen, infrastructuur, milieu, natuur, cultureel erfgoed en water. En regelt zo het beheer en de ontwikkeling van de fysieke leefomgeving. Vooruitlopend hierop heeft de Provincie Noord-Brabant alvast een provinciale Omgevingsvisie gemaakt welke op 14 december 2018 is vastgesteld.
De omgevingsvisie bevat de belangrijkste ambities voor de fysieke leefomgeving voor de komende jaren. De basisopgave voor de provincie is: 'werken aan veiligheid, gezondheid en omgevingskwaliteit'. Hierbij heeft de provincie als doel gesteld voor de middellange termijn, 2030: Brabant heeft een aanvaardbare leefomgevingskwaliteit doordat wij voor alle aspecten voldoen aan de wettelijke normen. Voor de lange termijn, 2050, wil men een goede leefomgevingskwaliteit hebben door op alle aspecten beter te presteren dan wettelijk als minimumniveau is bepaald.
Om de basisopgave te behalen heeft men vier hoofdopgaven verwoord:
Doel 2050: 100% duurzame energie, grotendeels afkomstig uit Noord-Brabant.
Doel 2030: ten minste 50% reductie van broeikasgassen ten opzichte van de uitstoot in 1990 en ten minste 50% duurzame energie.
Doel 2050: Brabant is klimaatbestendig en waterrobuust ingericht.
Doel 2030: Brabant handelt al sinds 2020 klimaatbestendig en waterrobuust; in 2030 zijn de eerste grote gebiedsopgaven daartoe al gerealiseerd.
Doel 2050: Het stedelijk netwerk van Brabant functioneert als één samenhangend duurzaam en concurrerend netwerk van steden en dorpen als onderdeel van de Noordwest-Europese metropool. Brabant kenmerkt zich door een sterke sociale cohesie, een excellent en duurzaam woon-, leef- en vestigingsklimaat met een comfortabel, betrouwbaar en multimodaal verkeers- en vervoersysteem en een uitstekende (digitale) infrastructuur.
Doel 2030: Brabantse partijen werken aan de transformatie van het bestaand bebouwd gebied van Brabant. Ondersteund door de digitale ontwikkelingen zijn er belangrijke stappen gezet in de richting van een excellent en duurzaam woon-, leef- en vestigingsklimaat met een comfortabel, betrouwbaar en multimodaal verkeers- en vervoersysteem. Bewoners uit alle geledingen van de bevolking voelen zich verbonden met hun omgeving en met elkaar doordat zij meedenken en meedoen aan de veranderingen in hun omgeving.
Doel 2050: Brabant is top kennis- en innovatieregio in Europa. Producten, materialen en grondstoffen worden op alle onderdelen van de Brabantse economie in verregaande mate hergebruikt. Niet hernieuwbare hulpbronnen worden behouden. Het streven naar waardecreatie voor mens, natuur en economie gaan hand in hand. De Brabantse economie is verregaand circulair.
Doel 2030: Brabant is top kennis- en innovatieregio in Europa. We werken aan een circulaire economie door duurzamer om te gaan met de beschikbare grondstoffen en natuurlijke bronnen. We verminderen daartoe samen met maatschappelijke partners het gebruik van niet vernieuwbare grondstoffen (mineraal, fossiel en metalen) volgens de landelijke afspraken met 50%.
De Omgevingsvisie bevat geen sectorale beleidsdoelen. De concrete doelen, voor bijvoorbeeld natuur, water, veiligheid, milieu, mobiliteit en ruimtelijke kwaliteit, staan nu nog in de bestaande plannen van de provincie. Grote delen van die beleidsplannen horen vanuit het systeem van de Omgevingswet straks (soms verplicht) thuis in een programma zoals het natuurbeheerplan en het waterprogramma. De komende tijd wordt dit sectorale beleid afgestemd op de Omgevingsvisie en al dan niet uitgewerkt in de programma's en/of omgevingsverordening.
Conclusie
De nieuwe woningen zullen gasloos gebouwd worden conform het nieuwe Bouwbesluit. Daarnaast worden de daken van de bergingen uitgevoerd met een sedumdak en worden de parkeerplaatsen voorzien van grasbetontegels.
Hiermee wordt een bijdrage geleverd aan het klimaatproof Brabant alsmede de Brabantse energietransitie.
Interim omgevingsverordening Noord-Brabant
Alle provinciale regels over de fysieke leefomgeving, staan voortaan bij elkaar in de Interim omgevingsverordening (IOV). Deze omgevingsverordening is vastgesteld op 25 oktober 2019. De Interim omgevingsverordening vervangt diverse provinciale verordening, waaronder de verordening Ruimte. De Interim omgevingsverordening is beleidsneutraal van karakter en vooral is bedoeld om bestaande regelingen samen te voegen, heeft er ook (nog) geen expliciete afweging plaatsgevonden of de inzet van de verordening voor een bepaald thema gecontinueerd moet worden. Uitgangspunt van deze Interim omgevingsverordening is dat de huidige regels met het huidige beschermingsniveau zijn gehandhaafd.
Figuur 3.1 Uitsnede Interim omgevingsverordening Noord-Brabant
Beoordeling
Het plangebied is aangeduid als stedelijk gebied 'Landelijke kern'. Een bestemmingsplan dat voorziet in de ontwikkeling van een locatie voor wonen, werken of voorzieningen binnen het Stedelijk gebied bevat een onderbouwing dat:
Een duurzame stedelijke ontwikkeling voor wonen, werken of voorzieningen:
Door het transformeren van een bestaand, verouderd pand en sloop en nieuwbouw van een leegstaand pand is sprake van zorgvuldig ruimtegebruik. De nieuwe invulling zorgt voor een kwaliteitsimpuls van het centrum van Hoeven. De nieuwe situatie blijft daarnaast binnen de bouwkaders van het huidige bestemmingsplan waardoor geen sprake is van meer ruimtebeslag dan nu al is toegestaan.
Zoals uit de gemeente woonvisie en -programmering blijkt is er behoefte aan dergelijke appartementen.
Bij de nieuwbouw is rekening gehouden met duurzaamheidsmaatregelen zoals het toepassen van sedumdaken, gasloos bouwen als ook het toepassing van grasbetontegels om verharding op het achterterrein te beperken.
Er is dan ook sprake van een duurzame ontwikkeling.
De gevolgen van de beoogde ruimtelijke ontwikkeling voor de in het plan begrepen gronden en de naaste omgeving (zoals bijvoorbeeld de bodemkwaliteit, de waterhuishouding en de ecologische waarden) komt aan bod in Hoofdstuk 4 Planologisch relevante aspecten waarin de diverse aspecten nader onderbouwd zijn.
Conclusie
Voorgenomen ontwikkeling past derhalve binnen de kaders van de Interim omgevingsverordening Noord-Brabant.
Omgevingsvisie
De gemeente Halderberge heeft op 10 februari 2022 de Omgevingsvisie Halderberge vastgesteld. In deze omgevingsvisie is gekozen voor negen algemene speerpunten en biedt daarnaast nog een verdere uitwerking van specifieke opgaven per kern of deelgebied. Met de omgevingsvisie laat de gemeente Halderberge zien wat zij belangrijk vinden in de omgeving waarin wordt gewoond, gewerkt en gerecreëerd. De Omgevingsvisie heeft als doel dat Halderberge aantrekkelijk blijft en nog aantrekkelijk wordt onder het motto “het versterken van de leefomgeving”. Het karakter van Halderberge wordt gekenmerkt door grote verschillen in de gemeente, waarbij elke kern zijn eigen karakter heeft. Ook de buitengebieden zijn er divers en uniek is de overgang van klei naar zand, waardoor binnen de gemeente zowel sprake is van een polderland en een bosgebied. Het bijzondere karakter van de gebieden en kernen met hun eigen identiteit dient te worden gekoesterd en waar mogelijk versterkt. Om dit te kunnen toetsen heeft de gemeente een waardenkaart opgesteld
Speerpunten:
Kern Hoeven
Over het algemeen hebben de wijken in Hoeven een groen karakter, die aansluit bij de stedenbouwkundige opzet en de tijdsgeest waarin de wijk is ontwikkeld. Het rijksmonument Bovendonk trekt de aandacht. Dit is het voormalige seminarieklooster dat nu dient als conferentiecentrum en priesteropleiding. De voorzieningen in Hoeven liggen op een hoog niveau met het kindcentrum Uniek, diverse speel- en sportvoorzieningen, winkels en eetgelegen-heden en de diverse ontwikkelingen binnen het centrum van Hoeven. Ook kent Hoeven één lokaal bedrijventerrein: De Hoge Akker. De kern wordt aan de noordzijde begrensd door de provinciale weg richting Oudenbosch en Etten-Leur; de N640.
De algemene speerpunten zijn ook op Hoeven van toepassing. Aanvullend geldt voor Hoeven het volgende:
Actiekaart Centrum Hoeven
In 2016 is de economische agenda van de gemeente Halderberge vastgesteld. In de economische agenda staat het gewenste toekomstbeeld voor de economie van de gemeente Halderberge beschreven. Kernthema’s daarbij zijn:
De economische agenda bevat een uitvoeringsagenda om samen met stakeholders gericht het vestigings- en ondernemingsklimaat van Halderberge te verbeteren. Een van de acties benoemd in dit uitvoeringsprogramma is het opstellen van zogenoemde actiekaarten voor de centrale winkelgebieden en bedrijventerreinen.
Met de actiekaart worden voor een specifiek gebied ambities en doelen vertaald in concrete maatregelen (uitvoering). Dit dwingt tot het maken van heldere keuzes. De actiekaart vormt daarmee de wegwijzer voor de reis naar de gezamenlijke eindbestemming.
Figuur 3.2 Gewenste ruimtelijke-functionele structuur centrum Hoeven
Het plangebied is gelegen in het Historisch hart: Met dorps authentiek wonen op de plek waar de kern Hoeven is ontstaan. Dit betekent dat transformatie van commerciële functies (o.a. winkels en horeca) naar wonen voorstelbaar is.
De gemeente werkt, samen met betrokkenen, aan een integraal stedenbouwkundig raamwerk voor het oostelijk deel van het centrum van Hoeven. Hierbij gaat het om de locatie Lindenlommer, hoek Bovenstraat-Sint Janstraat en de gronden rondom de kerk. In het raamwerk wordt de ambitie voor het plangebied beschreven en vertaald in een stedenbouwkundige visie. Op basis van dat raamwerk worden de diverse plannen, die aansluiten bij de in dit actieplan beschreven ruimtelijkfunctionele structuur, geactiveerd.
Raamwerk Centrum-Oost Hoeven (2020)
Op 6 februari 2020 heeft de gemeenteraad het 'Raamwerk centrum Oost Hoeven' vastgesteld. Het Raamwerk Centrum-Oost Hoeven sluit aan op de ambities uit het Collegewerkprogramma ‘Samen vooruit!’. Op het gebied van woningbouw is het versterken van de woningmarkt erg belangrijk de komende jaren. Maar ook duurzaamheid en klimaatadaptatie zijn belangrijke items bij nieuwe ontwikkelingen. Hierbij is het van belang dat we de identiteit van de kernen behouden en versterken waarbij we de samenwerking opzoeken met inwoners en ondernemers.
Het raamwerk zet in op het versterken van het bestaande woonmilieu in de kern Hoeven waarbij naast woningbouw ook voldoende aandacht uitgaat naar groen, water, cultuur en een veilige leefomgeving.
Figuur 3.3 Raamwerk en ambitiekaart
Het gebied Sint janstraat 27-29 is niet verder in detail uitgewerkt in het raamwerk. In zijn algemeenheid is er in het raamwerk Hoeven Oost behoefte aan 56 woningen. Er is met name behoefte aan woningen voor starters dan wel senioren. Daarnaast dient het nieuwbouwplan te voldoen aan de kadernota parkeren, dient men eventuele waterberging op eigen terrein op te lossen en wordt aandacht gevraagd voor duurzaamheidsoplossingen. Deze aspecten komen elders in de onderbouwing aan bod.
Woonvisie (2021-2025)
In 2021 is de woonvisie 2021-2025 opgesteld en deze is in oktober 2022 vastgesteld. De woonvisie van 2021-2025 zet de ambities van 2016-2020 voort. In de nieuwe woonvisie wordt wel meer aandacht gevraagd voor duurzame ontwikkeling in bouwen en wonen.
De woonvisie omvat het woonbeleid van de gemeente Halderberge. Halderberge is een woongemeenten met een unieke diversiteit aan kernen, bijzonder cultuurhistorisch erfgoed en een recreatieve en toeristische trekpleister. Op het gebied van wonen zijn er vier Halderbergse woonwaarden die als een rode draad door de woonvisie lopen:
In de woonvisie worden doelen en ambities voor de komende 5 jaar geschetst. Deze zijn gekoppeld aan de woonagenda voor 4 thema's, te weten; goed wonen voor iedereen, toekomstbestendig wonen, sociaal wonen en wonen en zorg.
Halderberge is het "groene hart" van West-Brabant. Gezamenlijk met partners op het gebied van wonen realiseert de gemeente de doelen en ambities van de woonvisie. De ambitie is om de bevolkingsprognose waarin een afname van het aantal inwoners verwacht wordt te gaan beïnvloeden. Daarnaast wordt een bijdrage geleverd aan een evenwichtige bevolkingsopbouw en een vitale en draagkrachtige samenleving door het bieden van gevarieerde woonmilieus en brede keuzemogelijkheden aan woningzoekenden en aan de verschillende doelgroepen in de woonvisie.
De ambities luiden dan ook:
De afgelopen jaren zijn stappen gezet in de projecten die zijn opgenomen in het woningbouwprogramma 2018-2028 en zijn woningen gerealiseerd. In 2022-2031 wordt een nieuwe strategie vastgesteld. In de praktijk blijkt dat niet alle locaties ontwikkeld gaan worden die zijn opgenomen of nog opgenomen gaan worden in het woningbouwprogramma. Er wordt dan ook ingezet op een overprogrammering, zodat er uiteindelijk voldaan kan worden aan de woningbouwopgave die de gemeente Halderberge heeft. Rekening houdend met planuitval en –vertraging is de theoretisch benodigde plancapaciteit 130%. Per kern wordt gekeken welke strategie toegepast kan worden om kwalitatief en kwantitatief woningen toe te voegen aan de woningvoorraad.
Woningbouwprogramma 2018-2028
Op 14 december 2017 heeft de gemeenteraad het woningbouwprogramma 2018-2028 vastgesteld. Hierin zijn de woningbouwplannen opgenomen die voor de komende jaren op het programma staan. Ze passen bij de geprognotiseerde behoefte aan woningen in die periode. Het gaat hierbij om ruim 1000 woningen. In het programma zijn zowel de projecten van de gemeente als van ontwikkelaars en de woningcorporatie opgenomen.
Binnen het vastgestelde woningbouwprogramma is er ruimte voor nieuwe ontwikkelingen. Maatschappelijke ontwikkelingen als gewijzigde marktomstandigheden en veranderende demografische prognoses en behoeften vragen om monitoren en, waar nodig, het bijstellen van opgaven en daarmee flexibiliteit in programmering.
Ten aanzien type woningen wordt in Hoeven het aanbod aan sociale huurwoningen als beperkt ervaren (woningbehoeftepeiling 2019, halderberge). Voornamelijk voor de groeiende groep éénpersoonshuishoudens (jongeren en senioren) is deze woonvraag herkenbaar.
Voor woningzoekende buiten de regio is Hoeven een aantrekkelijke woonkern. Appartementen zijn zeer beperkt aanwezig en kunnen een goede aanvulling zijn op het woningaanbod.
Beoordeling en conclusie
De nieuwbouw opgave voor Halderberge is vastgelegd in het gemeentelijk woningbouwprogramma, het huidige woningbouwprogramma 2018-2028 is gericht op de ambitie om ruim 1000 woningen te realiseren. Voor de kern Hoeven zijn 120 woningen opgenomen in zowel harde als zachte plannen. Het woningbouwprogramma is dynamisch en flexibel. De gemeenteraad heeft het college flexibiliteit gegeven in fasering, aantal en locaties binnen het totale woningbouwprogramma. In het woningbouwprogramma zijn 19 extra woningen opgenomen voor het initiatief St. Janstraat 27-29. Dit is door het college besloten op 10 juli 2018.
Op basis van de woningbehoeftepeiling is sterk de behoefte aan appartementen. Het nieuwbouwplan maakt in 19 nieuwe wooneenheden mogelijk waarvan 2 appartementen van elk 75 m2 in Sint Janstraat 27 en 18 stuks van elk 50 m2 aan de Sint Janstraat 29. In de nieuwbouw (18 appartementen) is tevens een lift aangebracht. Hierdoor worden de appartementen eveneens geschikt voor senioren.
Met de realisatie van 20 appartementen in het centrum van Hoeven wordt een bijdrage geleverd aan de behoefte en is het planvoornemen passend binnen de uitgangspunten uit het woonbeleid van de gemeente Halderberge.
Welstandnota, 2017
In de gemeente Halderberge wordt gestreefd naar een aantrekkelijke gebouwde omgeving. De gevels van de gebouwen en andere bouwwerken vormen samen de dagelijkse leefomgeving van onze inwoners. Dat betekent dat de verschijningsvorm van een bouwwerk geen zaak is van de eigenaar van een bouwwerk alleen. Het doel van het welstandstoezicht is, om in alle openheid, een bijdrage te leveren aan die aantrekkelijkheid van de dagelijkse leefomgeving. De welstandsnota, welke is vastgesteld op 28 maart 2017, vormt daarvoor de basis. In de nota zijn diverse welstandsgebieden met een eigen beschrijving en criteria opgenomen. De indeling is tot stand gekomen vanuit de stedenbouwkundige kenmerken van het gebied.
Figuur 3.4 Uitsnede kaart Welstandnota.
Beoordeling en conclusie
De locatie valt binnen het welstandsgebied 'Historische gebieden'. Binnen dit gebied zijn nog verschillende historische panden gelegen. Deze panden zijn vaak voorzien van een hoge mate van detaillering met karakteristieke daklijsten, plinten en versierde vensters. Naast een gevarieerde gevellengte is ook de verscheidenheid aan daken, gevellengte en materialen, kenmerkend voor deze gebieden.
Het achtererf is welstandsvrij, het voorerfgebied niet. Bij de beoordeling van het bouwplan wordt in samenhang met de algemene criteria getoetst aan de hand van de volgende criteria:
Hoofdaspecten: Bebouwing en omgeving
Deelaspecten: Massa, opbouw, gevel en onderdelen
Detailaspecten: Detaillering, kleur en materiaal:
Reclame:
De nieuwe woning zal moeten voldoen aan bovengenoemde aspecten. Het bouwplan wordt in het kader van de aanvraag omgevingsvergunning bouwen voorgelegd aan de welstandscommissie.
Kadernota Parkeren 2017-2021
De leefbaarheid in de kernen staat zowel in het raads- als collegeprogramma voorop. Mobiliteit is voor mensen een essentieel onderdeel van de beleving van leefbaarheid. Parkeren is daar een onderdeel van, de gemeente Halderberge moet goed bereikbaar zijn voor haar inwoners en bezoekers. Dit wil zeggen dat gestreefd wordt naar een hoogwaardige kwaliteit van parkeer- en fietsvoorzieningen. In 2017 is de Kadernota Parkeren 2017-2021 vastgesteld.
De parkeernormering is gebaseerd op de meest actuele kencijfers van het CROW. Uit deze kencijfers komt naar voren dat de vraag naar parkeerplaatsen mede wordt bepaald door de locatie en het aanbod en kwaliteit van andere vervoerswijzen. In de parkeernormering wordt uitgegaan van de volgende driedeling in parkeernormen:
Parkeerbalans
Onderhavig plangebied ligt in de kern hoeven en derhalve in gebied C. Voor woningen kleiner dan 90 m2 geldt hiervoor een parkeernorm van 2,1 per eenheid, waarvan 0,3 ten behoeve van bezoekers. In totaal worden 20 eenheden gerealiseerd, wat neerkomt op een parkeervraag van 42 parkeerplaatsen.
In de bestaande situatie zijn echter ook al functies aanwezig waarvoor parkeerplaatsen aanwezig moeten zijn. Er is momenteel geen parkeergelegenheid op eigen terrein aanwezig. Aangenomen mag worden dat de benodigde parkeerplaatsen in de openbare ruimte beschikbaar is. Zo is er aan de achterzijde (Tuin van Gerlagh) parkeergelegenheid aanwezig als ook enkele parkeerplaatsen in de Bovenstraat.
Er wordt gerekend met de volgende normen :
Bestaande situatie:
| Pand | Functie | Norm | benodigde parkeerplaatsen | ||
| Sint Janstraat 27 | Winkel 19 m2 | 4,7 per 100 m2 | 0,9 | ||
| 1 Woning > 90 m2 | 2,3 per eenheid | 2,3 | |||
| Sint Janstraat 29 | Horeca (café 116 m2) | 8,0 per 100 m2 | 9,3 | ||
| Kamers (8 stuks) | 0,8 per kamer | 6,4 | |||
| Totaal | 18,9 | ||||
Nieuwe situatie:
| Pand | Functie | Norm | benodigde parkeerplaatsen | ||
| Sint Janstraat 27 | 2 woning < 90 m2 | 2,1 per eenheid | 4,2 | ||
| Sint Janstraat 29 | 18 woning < 90 m2 | 2,1 per eenheid | 37,8 | ||
| Totaal | 42,0 | ||||
Omdat de parkeerbehoefte hoger uitvalt dan in de bestaande situatie dienen er 24 parkeerplaatsen te worden toegevoegd. Daarnaast zijn op het achterterrein van Bovenstraat 4/4a een zestal parkeerplaatsen aanwezig ten behoeve van het restaurant welke door de herinrichting komen te vervallen.
Vanwege de twee verschillende functies die hier van toepassing kan er dubbelgebruik toegepast worden. Daarvoor kan de parkeervraagcalculator van de CROW worden toegepast (CROW publicatie 381).
In deze calculator zijn de aanwezigheidspercentages per dagdeel opgenomen. Voor de combinatie woningen en restaurant is de zaterdagavond het representatieve dagdeel. Dan is de restaurant bezetting 100% en de bezetting voor woningen 80%. Daarmee is de bezetting als volgt:
In dit totaal dienen er op eigen terrein derhalve 26 parkeerplaatsen gerealiseerd te worden. Zoals in figuur 3.5 is te zien zijn er 26 parkeerplaatsen gesitueerd op het achterterrein. Er wordt derhalve voldaan aan de parkeernormen en parkeerbehoefte.
Figuur 3.5 Weergave parkeerplaatsen op het achterterrein
Bij nieuwe ontwikkelingen is het van belang inzicht te hebben in de bestaande bodemkwaliteit, zodat vooraf kan worden bepaald of de bodem geschikt is voor de beoogde bestemming. Er is dan ook een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd (ABO-milieuconsult B.V.; 7 juni 2021; ANL21-5915). De rapportage is als Bijlage 1 aan de ruimtelijke onderbouwing toegevoegd. Hieronder worden enkel de conclusies weergegeven.
Beoordeling
Ter plaatse van enkele boringen is een sterke verontreiniging, met overschrijding van de interventiewaarde, met lood en zink aangetoond. Op basis van de analyse resultaten van de onderliggende bodemlagen kan worden geconcludeerd dat de sterke verontreiniging zich beperkt tot het bodemtraject van 0,0 - 0,5 m-mv ter plaatse van de onverharde delen van het plangebied.
In het grondwater zijn geen van de geanalyseerde parameters in een verhoogd gehalte aangetoond.
Tijdens het zintuiglijk onderzoek van de grond zijn bij meerdere boringen bijmengingen met baksteen en puin aangetroffen. Formeel gezien dient, vanwege het aantreffen van bijmengingen met baksteen en puin een asbestonderzoek (conform NEN5707) uitgevoerd te worden.
Nader bodemonderzoek
Op basis van de resultaten is een nader bodemonderzoek naar de omvang en mate van de verontreiniging met lood en zink uitgevoerd. Deze is als Bijlage 2 aan de ruimtelijke onderbouwing toegevoegd.
Op basis van de resultaten uit het nader bodemonderzoek kan worden geconcludeerd dat ter plaatse van de onderzoekslocatie sprake is van een geval van ernstige bodemverontreiniging met lood en zink. Dit geval beperkt zich tot de bovengrond op het perceel Sint-Jansstraat 27. Het oppervlak waarbinnen de sterk verontreinigde grond aanwezig is, wordt geraamd op circa 300 m2. Met in achtneming van het verontreinigde bodemtraject met een dikte van 0,0 - 0,5 m1 wordt de totale omvang van de sterke verontreiniging geschat op circa 150 m3.
Verkennend asbestonderzoek
Als gevolg van de aangetroffen bijmengingen met baksteen en puin is een verkennend asbestonderzoek uitgevoerd. Deze is als Bijlage 3 aan de ruimtelijke onderbouwing toegevoegd.
Op basis van de analyseresultaten kan worden geconcludeerd dat in asbestinspectiegat 110/G8 (bodemtraject 0,00 - 0,50 m mv) een (berekend) gewogen gehalte van 140 mg/kg ds. aanwezig is. Het asbestgehalte wordt hoofdzakelijk bepaald door de aanwezigheid van asbest in de grove fractie (>20 mm). Het berekende gewogen asbestgehalte ligt boven de interventiewaarde van 100 mg/kg ds. Het aangetroffen asbest is hechtgebonden en bestaat uit asbesthoudende cement vlakke platen (10-15% chrysotiel) en cement met cellulosevezels (2-5% chrysotiel). Het berekende gewogen asbestgehalte dient als indicatief te worden beschouwd. Het verkennend asbestonderzoek heeft aangetoond dat ter plaatse van G8 asbest aanwezig is. In het bodemtraject van 0,00 - 0,50 m mv van de overige asbestinspectiegaten is zowel zintuiglijk en analytisch geen asbest aangetoond.
In het kader van de Wet bodembescherming is ter plaatse van asbestinspectiegat 110 / G8 mogelijk sprake van een geval van ernstige bodemverontreiniging met asbest.
Aanbevolen wordt een nader asbestonderzoek in de nabije omgeving van asbestinspectiegat 110 / G8 uit te voeren. Middels uitvoering van een nader asbestonderzoek kan de mate en omvang van dit geval van ernstige bodemverontreiniging verder in kaart worden gebracht.
Opgemerkt dient te worden dat aan de hand van de bevindingen van onderhavig onderzoek geen absolute uitspraken kunnen worden gedaan over de hergebruiksmogelijkheden van eventueel af te voeren grond en/of puin. Om te bepalen of er sprake is van grond (bodemkwaliteitsklasse achtergrondwaarde, wonen of industrie) ofwel een bouwstof gelden er andere beoordelingscriteria en onderzoeksstrategieën. Voldaan moet worden aan besluit bodemkwaliteit.
Nader asbestonderzoek
Zoals in het verkennend asbestonderzoek werd geadviseerd is een nader asbestonderzoek uitgevoerd. De volledige rapportage is als Bijlage 4 toegevoegd aan de ruimtelijke onderbouwing.
Op basis van de analyseresultaten kan worden geconcludeerd dat in een asbestinspectiesleuf een (berekend) gewogen gehalte van 19 mg/kg ds. aanwezig is. Het asbestgehalte wordt hoofdzakelijk bepaald door de aanwezigheid van asbest in de grove fractie (>20 mm), de drie stukjes aangetroffen plaatmateriaal. Het berekende gewogen asbestgehalte ligt ruim onder de interventiewaarde van 100 mg/kg ds. Het aangetroffen asbest is hechtgebonden en bestaat uit asbesthoudende cement vlakke platen (10-15% chrysotiel) en cement met cellulosevezels (2-5% chrysotiel).
In twee andere sleuven is ook een enkel stukje asbesthoudend plaatmateriaal aangetroffen. Het berekende totaal gewogen asbestgehalte is zeer gering. Bij sleuf SL2 en sleuf SL5 is zintuigelijk en/of analytisch geen asbest aangetroffen.
Geconcludeerd kan worden dat er geen sprake is van een geval van ernstige bodemverontreiniging en dat de resultaten van het nader asbestonderzoek geen belemmering vormen voor de toekomstige herontwikkeling van de locatie.
PFAS
Tijdens het nader bodemonderzoek heeft tevens onderzoek plaatsgevonden ten aanzien van PFAS. Op basis van de onderzoeksresultaten kan geconcludeerd worden dat in enkele boringen het gehalte PFOS licht verhoogd is aangetoond. Het gehalte overschrijdt de toepassingsnorm voor bodemfunctieklasse Landbouw/natuur maar voldoet aan de toepassingsnorm voor bodemfunctieklasse Wonen en Industrie. De overige boringen voldoen aan de landelijke achtergrondwaarde.
Conclusie
Middels het nader bodemonderzoek is de verontreinigingssituatie ten aanzien van zink en lood voldoende vastgelegd. Ten behoeve van de voorgenomen herinrichtings- en nieuwbouwplannen zullen er binnen het geval van ernstige bodemverontreiniging graafwerkzaamheden uit gevoerd worden. De uitvoering van deze graafwerkzaamheden zullen worden uitgevoerd middels het indienen van een BUS-melding bij het bevoegd gezag (in deze Omgevingsdienst Midden- en West-Brabant). De saneringswerkzaamheden dienen door een BRL SIKB 7000 gecertificeerd aannemer en onder begeleiding van een gecertificeerd BRL SIKB 6001 milieukundige begeleider te worden uitgevoerd.
Ten aanzien van de asbestonderzoeken kan worden geconcludeerd dat er geen sprake is van verontreiniging met asbest.
Bij de bouw van geluidgevoelige functies in de nabijheid van bedrijven dient aangetoond te worden dat er sprake is van een goed woon- en leefmilieu. Hierbij moet rekening worden gehouden met omliggende functies met een milieuzone. Omliggende bedrijven mogen bovendien niet in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt door de realisatie van een nieuwe gevoelige functie.
Voor de beoordeling zal de VNG-publicatie ‘Bedrijven en milieuzonering’ als leidraad worden gebruikt. Als hulpmiddel voor de inpassing van bedrijvigheid in haar fysieke omgeving of van gevoelige functies nabij bedrijven, heeft de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) in 2009 namelijk een indicatieve bedrijvenlijst opgesteld. Deze bedrijvenlijst geeft richtafstanden. Hierbij worden de aspecten geluid, geur, gevaar en stof bekeken.
Beoordeling
Voor voorliggende locatie is door Tritium Advies een quickscan bedrijven en milieuzonering opgesteld. Deze is als Bijlage 5 aan de ruimtelijke onderbouwing toegevoegd. Hieronder wordt enkel een samenvatting en conclusie weergegeven.
De omgeving van het plangebied wordt in de huidige situatie gekenmerkt door centrumfuncties, woonfuncties, maatschappelijke doeleinden en enkele bedrijven. Gelet op de directe omgeving van het plangebied kan er worden gesproken van een 'gemengd gebied'.
De panden rondom het plangebied hebben de bestemming 'Centrum'. Vanwege de maximale planologische gebruiksmogelijkheden kunnen er echter functies met een hogere milieucategorie (hoger dan milieucategorie 1 zoals in de huidige situatie het geval is) zich hier vestigen, echter in de lijn van de gevestigde centrumvoorzieningen wordt dit niet verwacht. Bovendien zal het dan gezien de omstandigheden (kleinschalige bedrijvigheid/voorzieningen, passend bij het centrum) naar alle waarschijnlijkheid bedrijvigheid zijn met een milieucategorie van niet hoger dan 2, met een bijbehorende richtafstand van 10 meter. De richtafstand voor aangrenzende panden aan het plangebied kan hierbij mogelijk worden overschreden. Echter, gezien de bedrijvigheid veelal kleinschalig en inpandig zal worden uitgeoefend, de moderne bouw veelal weinig openingen in de gevels bevat vanwege mechanische ventilatie, het gegeven dat een bewoner de bewuste keuze maakt om in het centrum te gaan wonen met de bijbehorende bedrijvigheid/voorzieningen, kan het woon- en leefklimaat wel als aanvaardbaar worden beschouwd. Ook in de huidige situatie dienen de aangrenzende bedrijven er al rekening mee te houden dat er binnen het plangebied gewoond wordt. De aangrenzende panden worden in dat opzicht qua functiegebruik door het planvoornemen niet beperkt ten opzichte van de huidige situatie. Tot slot is het vigerende bestemmingsplan 'Kom Hoeven', vastgesteld op 14 maart 2013, er met het toekennen van de bestemming 'Centrum' tevens op gericht een mix van functies te beogen voor de omgeving van het plangebied.
Conclusie
In het centrumgebied is sprake van een functiemenging, waarbij het hoofdzakelijk gaat om functies met een milieucategorie 1 of 2. Deze milieucategorieën zijn mengbaar met de functie wonen. Er is dan ook sprake van een acceptabel woon- en leefklimaat. Vanwege de aanwezigheid van reeds bestaande woningen worden omliggende bedrijven ook niet belemmerd in hun mogelijkheden.
Derhalve vormt het aspect bedrijven en milieuzonering geen belemmering voor het planvoornemen.
In de Wet geluidhinder is bepaald, dat bij de vaststelling of herziening van een bestemmingsplan of het verlenen van een omgevingsvergunning waarbij wordt afgeweken van het bestemmingsplan waarbij mogelijkheden worden geboden voor het realiseren van nieuwe geluidgevoelige bebouwing binnen geluidzones van (spoor)wegen, middels een akoestisch onderzoek dient te worden aangetoond of ter plaatse de voorkeursgrenswaarde wordt overschreden. Overlast van geluid op geluidsgevoelige functies dient namelijk te worden voorkomen.
Woningen zijn geluidsgevoelige functies. Voor wegen met een maximumsnelheid van 50 km/uur of meer zijn geluidzones van toepassing. Wegen met een maximumsnelheid van 30 km/uur kennen geen geluidzone op grond van de Wet geluidhinder.
De locatie is gelegen binnen de onderzoekszone van de Sprangweg (N640). Een akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai is dan ook uitgevoerd (Tritium Advies; 12 juli 2021; 2104/220/JOW-01;versie 0). In het kader van goede ruimtelijke ordening is de 30 km/uur weg Bovenstraat en de Sint Janstraat daarin ook meegenomen. De rapportage is als Bijlage 6 aan de ruimtelijke onderbouwing toegevoegd. Hieronder worden enkel de conclusies weergegeven.
Beoordeling en conclusie
Voor de gezoneerde weg N640 geldt dat de geluidbelasting ten gevolge van het wegverkeer op deze weg de voorkeursgrenswaarde van 48 dB op geen enkele gevel van de nieuwe appartementen overschrijdt.
Voor de 30 km/uur weg Bovenstraat geldt dat de geluidbelasting ten gevolge van het wegverkeer op deze weg de richtwaarde van 48 dB op geen enkele gevel van de nieuwe appartementen overschrijdt.
Voor de 30 km/uur weg Sint Janstraat geldt dat de geluidbelasting op de gevels van de nieuwe appartementen de richtwaarde van 48 dB met maximaal 11 dB overschrijdt. Voor 30 km/uur wegen kan echter geen hogere waarde worden verleend, aangezien deze wegen niet zoneplichtig zijn. Derhalve is een procedure hogere waarde ten gevolge van wegverkeerslawaai niet aan de orde.
De cumulatieve geluidbelasting bedraagt maximaal 64 dB op de voorgevel van de nieuwbouw appartementen (Sint Janstraat 29) en 60 dB op de voorgevel van de te verbouwen woning (Sint Janstraat 27). De genoemde waarden zijn exclusief aftrek conform artikel 110g Wgh.
Overeenkomstig "methode Miedema" is aan de voorgevels de milieukwaliteit te classificeren als "Matig' tot "Tamelijk slecht".
Op de overige gevels bedraagt de cumulatieve geluidsbelasting minder dan 55 dB. De milieukwaliteit aan de overige gevels is dan ook als "Goed" tot "Redelijk" te classificeren.
Ondanks dat voor onderhavig plan geen hogere waarde aangevraagd kan worden, wordt vanwege de hoge cumulatieve geluidbelasting alsnog geadviseerd een aanvullend onderzoek uit te voeren ter bepaling van de geluidwering van de gevels. Geadviseerd wordt aan te sluiten bij de nieuwbouweis waarbij voor de hogere waarde de cumulatieve geluidbelasting op de gevel kan worden aangehouden.
Aanvullend wordt geadviseerd dat iedere woning beschikt over een geluidluwe gevel waaraan ten minste één verblijfsruimte met een te openen deel is gelegen. Uit de rekenresultaten blijkt dat de appartementen gelegen in het getransformeerde pand en de appartementen gelegen aan de achtergevel van de nieuwbouw reeds beschikken over een geluidluwe achtergevel.
De appartementen gelegen aan de voorgevel van de nieuwbouw beschikken niet over een geluidluwe gevel. In het kader van een goede ruimtelijke ordening dient overwogen te worden om voor deze appartementen aanvullend van een geluidluwe gevel te voorzien. Een geluidluwe gevel kan worden gecreeerd door bijvoorbeeld de loggiafs afsluitbaar te realiseren of door toepassing van Metaglas SilentAir gevelschermen in de te openen delen aan de voorgevel. Het toepassen van aanvullende maatregelen ten behoeve van de realisatie van geluidluwe gevels kan echter niet worden geëist.
Bij toepassing van de juiste geluidwerende materialen en maatregelen (conform een nader onderzoek) in de gevels en wanneer ieder appartement beschikt over een geluidluwe gevel waaraan ten minste één verblijfsruimte met een te openen deel is gelegen is vervolgens een goed akoestisch woon- en leefklimaat gewaarborgd.
Bij 'bergen' kan bijvoorbeeld worden gedacht aan een buffersloot met een geknepen afvoer naar een nabij gelegen watergang. De initiatiefnemer dient deze berging in principe op eigen terrein te realiseren.
In ruimtelijke plannen dient aandacht besteed te worden aan waterhuishoudkundige aspecten. Daarbij staan naast een duurzaam waterbeheer de integrale afweging en het creëren van maatwerk voorop. Water moet altijd bekeken worden in het licht van het watersysteem of stroomgebied waarin een stad of een dorp ligt. Een goede afstemming van waterbeleid en ruimtelijke ordening, ook in het direct aangrenzende gebied, is daarom noodzakelijk. De integratie van water in ruimtelijke plannen vindt plaats via de zogenaamde watertoets. Concreet betekent de watertoets, dat een plan een zogenaamde waterparagraaf dient te bevatten, die keuzes ten aanzien van de waterhuishoudkundige aspecten gemotiveerd beschrijft. Daarin dient een wateradvies van de waterbeheerder te worden meegenomen. De watertoets is wettelijk verankerd in artikel 3.1.6 lid 1, sub b Bro.
Nationaal waterbeleid
In de afgelopen decennia heeft Nederland meerdere keren te kampen gehad met wateroverlast. Dit heeft geresulteerd in een omslag in het waterbeleid en het denken over water. Het kabinet heeft in december 2000 voor het Waterbeleid 21e eeuw drie uitgangspunten opgesteld, te weten anticiperen in plaats van reageren, niet afwentelen van waterproblemen op het volgende stroomgebied, maar handelen volgens de drietrapsstrategie van vasthouden-bergen-afvoeren en meer ruimtelijke maatregelen naast technische ingrepen. Belangrijk onderdeel in het waterbeleid is de watertoets. Nieuwe plannen en projecten moeten worden getoetst aan de effecten op veiligheid, wateroverlast en verdroging. Ruimte die nu beschikbaar is voor de bescherming tegen overstromingen en wateroverlast mag niet sluipenderwijs verloren gaan bij de uitvoering van nieuwe projecten voor infrastructuur, woningbouw, landbouw of bedrijventerreinen.
Het Waterbeleid 21e eeuw richt zich primair op het voorkomen van wateroverlast door overstroming vanwege veel neerslag in een korte tijd. Hieruit volgen richtlijnen voor de ruimtelijke inrichting van het gebied om wateroverlast tegen te gaan en de mogelijke technische maatregelen die kunnen worden ingezet. De maatregelen kunnen worden ingedeeld in de voorkeursvolgorde van vasthouden, bergen en afvoeren. De doelstelling van deze maatregelen is een afvoer te realiseren die niet groter is dan de landbouwkundige afvoer.
Op 22 december 2009 is de Waterwet in werking getreden. De Waterwet regelt het beheer van oppervlaktewater en grondwater, en verbetert ook de samenhang tussen waterbeleid en ruimtelijke ordening. Een belangrijke verandering na het in werking treden van de Waterwet is de onderverdeling in het bevoegde gezag met betrekking tot directe en indirecte lozingen. Alle indirecte lozingen vallen onder het Wabo bevoegde gezag (gemeente en provincie). Alle directe lozingen vallen onder het bevoegde gezag voor de Waterwet (waterschappen voor de regionale wateren en Rijkswaterstaat voor de Rijkswateren). De directe lozingen vallen onder de Waterwet (Wtw). De indirecte lozingen zijn opgegaan in de Wet milieubeheer (Wm) en vallen inmiddels onder de omgevingsvergunning (Wabo).
Waterbeleid Waterschap Brabantse Delta
Het waterschap Brabantse Delta is verantwoordelijk voor het waterbeleid in en om de gemeente Halderberge. Het waterschap zorgt ervoor dat er voldoende water is en dat dit water een goede kwaliteit heeft. Om deze taak goed uit te voeren, zijn wettelijke regels nodig, ook op en langs het water. Deze regels staan in de Keur van het waterschap en gelden voor iedereen die woont of werkt binnen het gebied van Waterschap Brabantse Delta. Het waterschap stelt ter concretisering van het waterhuishoudkundig beleid kaartmateriaal vast.
De waterschappen Aa en Maas, Brabantse Delta en De Dommel hebben in de Noord- Brabantse Waterschapsbond (NBWB) besloten om de Keuren te uniformeren en tegelijkertijd te dereguleren. Hierbij is aangehaakt bij het landelijke uniformeringsproces van de Unie van Waterschappen. Er is conform het nieuwe landelijke model een sterk gedereguleerde Keur opgesteld, met bijbehorende algemene regels en beleidsregels. Deze zijn voor de drie waterschappen gelijkluidend. De nieuwe uniforme Keuren zijn gezamenlijk in werking getreden op 1 maart 2015.
Beleidsregel Hydrologische uitgangspunten bij de Keurregels voor afvoeren van hemelwater
De drie Brabantse waterschappen (Aa en Maas, De Dommel en Brabantse Delta) hanteren derhalve ook dezelfde (beleids)uitgangspunten voor het beoordelen van plannen waarbij het verhard oppervlak toeneemt. Deze uitgangspunten zijn geformuleerd in de 'Beleidsregel Hydrologische uitgangspunten bij de Keurregels voor afvoeren van hemelwater, Brabantse waterschappen'.
Bij een toename en afkoppeling van het verhard oppervlak geldt het uitgangspunt dat plannen zoveel mogelijk hydrologisch neutraal worden uitgevoerd. De waterschappen maken bij het beoordelen van plannen met een toegenomen verhard oppervlak onderscheid tussen grote en kleine plannen. Hoewel er relatief veel kleine plannen zijn, veroorzaken deze op deelstroomgebiedsniveau nauwelijks een toename van de maatgevende afvoer. Het waterschap maakt grofweg onderscheid in projecten met een toename van verhard oppervlak van maximaal 500 m², 500 m² tot 10.000 m² en meer dan 10.000 m². Wanneer de toename van het verhard oppervlak minder is dan 500 m2 is er vanuit het waterschap geen compensatieverplichting. In deze gevallen is de gemeente het bevoegd gezag.
Nb. Deze grens is sinds 27 maart 2021 gewijzigd van 2.000m2 naar 500m2. Enkele gemeente hebben eigen beleid voor projecten waarbij sprake is van een toename van verharding van minder dan 2.000m2. Wanneer de eisen elkaar overlappen geldt de strengste eis.
GRP Halderberge, 2020-2023
Op 29 mei 2020 is het Gemeentelijk RioleringsPlan Halderberge (GRP) in werking getreden. In dit plan wordt beschreven hoe de gemeente het stedelijk watersysteem in de huidige situatie functioneert en met welke uitdagingen en ontwikkelingen men in de nabije toekomst te maken krijgt. Dit dient als vertrekpunt voor de visie op lange termijn en de strategie op korte termijn.
Zorgplicht Hemelwater
De gemeentelijke zorg voor het beheer van afvloeiend hemelwater heeft betrekking op het afvloeiend hemelwater van openbaar terrein en afvloeiend hemelwater dat niet op particulier terrein kan worden verwerkt. De eigenaar van het terrein waarop het hemelwater valt is primair verantwoordelijk voor de verwerking van het hemelwater. De gemeente hoeft het hemelwater afkomstig van particulier terrein niet te ontvangen. Alleen als de houder van het verzamelde hemelwater dit redelijkerwijs niet kan afvoeren.
Bergingseisen voor nieuwe ontwikkelingen:
Toelichting:
Voor iedere ontwikkeling die leidt tot nieuwe verharding, ongeacht de omvang van deze ontwikkeling, geldt een bergingseis van 7 mm voor de eerste 1.000 m2. Voor verharding boven de 1.000 m2 geldt een bergingseis van 60 mm, conform de keur. Voor ontwikkelingen op bestaande verharde locaties (inbreidingen, verbouwingen, herstructureringen) met een oppervlak groter dan 1.000 m2 geldt een bergingseis van 60 mm voor het totale oppervlak.
Voorkeursvolgorde:
De voorkeur bij retentievoorzieningen gaat uit naar vasthouden. De gemeente heeft een voorkeur voor retentievoorzieningen die infiltratie van regenwater bevorderen of realisatie van oppervlaktewater (sloten, greppels en vijvers). Slechts in het geval dat bovengrondse retentie niet mogelijk blijkt te zijn, kunnen maatregelen zoals ondergrondse bergingskelders (bergen) of verruimen van de (regenwater)riolering (afvoeren) worden toegepast.
Waterhuishoudings- en rioleringsplan
Door Civicon bv is voor deze ontwikkeling een waterhuishoudings- en rioleringsplan opgesteld. De rapportage hiervan is als Bijlage 7 aan de onderbouwing toegevoegd. Hieronder worden enkel de conclusies weergegeven.
Afstromend oppervlak
De bruto oppervlakte van het bouwplan is 1.580 m2. De bestaande locatie is al verhard. Het beleid van de gemeente en het waterschap maakt voor inbreidingsplannen geen onderscheid in de verdeling van het oppervlak (verhard/onverhard).
Uitgangspunten behandeling vuilwater
Voor de behandeling van het vuilwater wordt rekening gehouden met de volgende uitgangspunten:
Uitgangspunten behandeling hemelwater
Voor de behandeling van het hemelwater wordt rekening gehouden met de volgende
uitgangspunten:
Toekomstig watersysteem
Ontwatering: Het bestaande bouwpeil heeft meer dan voldoende ontwatering en sluit aan op de bestaande bebouwing aan de Sint Janstraat. Aanbevolen wordt om bij het nieuwe bouwpeil rekening te houden met de belendende percelen.
Vuilwater: Wordt aangesloten op het bestaand gemeentelijk vuilwater stelsel in de Sint Janstraat.
Hemelwater: Het hemelwater van de daken wordt via verzamelleidingen afgevoerd naar een infiltratieriool met een diameter van Ø315 mm. Het infiltratieriool kan overstorten op de nieuwe infiltratiekratten onder de parkeervakken. De achterzijde van het bouwplan, de parkeervakken en de bergingen, stromen oppervlakkig af.
Het hemelwater wordt verzameld in een molgoot en stroomt via kolken naar de infiltratiekratten onder de parkeervlakken. De bodem van de infiltratiekratten ligt op 2,70 m +NAP. De onderste krat ligt hierbij meer dan 50% boven de hoogst gemeten grondwaterstand. Bij neerslag heviger dan 60 mm zal het hemelwater oppervlakkig afwateren richting de parkeerplaatsen aan de Tuin van Gerlagh. Dit kan gerealiseerd worden door een inspectieput te voorzien van een roosterputafdekking.
Het totale oppervlak van het bouwplan bedraagt 1.580 m3. Voor een bui van 60 mm betekent dit dat 95 m3 geborgen moet worden. De infiltratiekratten hebben een bergingscapaciteit van circa 96 m3. Daarmee heeft het bouwplan voldoende capaciteit om een bui van 60 mm te bergen.
Bouwmaterialen
Er wordt daar waar mogelijk gebruik gemaakt van milieuvriendelijke bouwmaterialen en er worden geen uitlogende bouwmaterialen, zoals lood, koper, zink en zacht PVC toegepast. Deze stoffen kunnen zich ophopen in het water(bodem)systeem en hebben hierdoor een zeer nadelige invloed op de water(bodem)kwaliteit en ecologie.
Voor de bescherming van plant- en diersoorten is per 1 januari 2017 de Wet natuurbescherming in werking getreden. In deze wet zijn de Natuurbeschermingswet 98, Flora en faunawet en Boswet geïntegreerd tot één wet. Het is noodzakelijk om voorafgaande aan ruimtelijke ingrepen en inrichting te toetsen of de geplande activiteiten geen negatief effect hebben op beschermde plant- en/of diersoorten en leefgebieden.
In het kader van de beoogde ontwikkeling is derhalve een quickscan flora en fauna uitgevoerd (Habitus; juli 2021; DHON2021-8-QS1-V1). Doel van het de quickscan is om te bepalen of de wijzigingen binnen het plangebied mogelijk leiden tot overtreding van de Wet natuurbescherming (verder: Wnb). De volledige rapportage is als Bijlage 8 aan de ruimtelijke onderbouwing toegevoegd. Hieronder wordt een samenvatting weergegeven.
Quickscan Flora en fauna
Gebiedsbescherming
Binnen het plangebied bevinden zich geen gebieden behorend tot Natura 2000. Er zijn ook geen Natura 2000-gebieden aanwezig binnen vijf kilometer. Binnen het plangebied bevinden zich ook geen gebieden behorend tot Natuurnetwerk Brabant (NNB). Het dichtstbijzijnde NNB-gebied ligt op 660 meter. Er vindt geen ruimtebeslag plaats op een NNBgebied. De werkzaamheden zullen niet leiden tot aantasting van de wezenlijke kenmerken en waarden. In provincie Noord-Brabant is er geen sprake van externe werking. Negatieve effecten worden daarom uitgesloten.
Figuur 4.1 Ligging plangebied ten opzichte van NNB (Natura2000-gebieden komen niet voor in het kaartbeeld)(bron: quickscan flora en fauna)
Soortenbescherming
In de tuin van huisnummer 27 zijn diverse biotopen aanwezig waar beschermde soorten voor kunnen komen. Diverse vleermuissoorten kunnen verblijfplaatsen hebben in de gebouwen en schuren in het plangebied, en daarbuiten. Ook kan huismus nestelen in de gebouwen en schuren en kan water, ruigte en struweel deel uitmaken van de functionele leefomgeving. Tevens is Japanse duizendknoop aangetroffen in het plangebied, dit betreft een invasieve exoot.
Vogels zonder jaarrond beschermd nest In de ingetekende biotopen kunnen diverse vogels aanwezig zijn en een nest hebben. In bomen en bosschages gaat het bijvoorbeeld om houtduif en ekster. In het struweel zijn soorten mogelijk zoals roodborst en winterkoning. In de bebouwing kunnen soorten nestelen zoals merel en spreeuw.
Figuur 4.2 Kaart met weergave relevante waarnemingen tijdens veldbezoek.
Conclusie quickscan
De voorgenomen ontwikkeling is niet in strijd met het onderdeel gebiedsbescherming uit de Wet natuurbescherming. Verder zijn de plannen ook niet in strijd met provinciale gebiedsbescherming.
De voorgenomen ontwikkeling is naar verwachting wel in strijd met het onderdeel soortbescherming uit de Wet natuurbescherming:
Er dient derhalve nader onderzoek plaats te vinden naar de huismus als ook de vleermuis.
Nader onderzoek huismus en vleermuis
Vanaf augstus 2021 tot en met juli 2022 hebben diverse veldbezoeken plaatsgevonden ten behoeve van de huismus en/of vleermuizen. De bevindingen zijn weergegeven in de rapportage welke als Bijlage 9 is bijgevoegd aan de ruimtelijke onderbouwing. Hieronder volgen enkel de conclusies.
Verblijfplaatsen vleermuizen
Er zijn twee zomerverblijfplaatsen van de gewone dwergvleermuis vastgesteld op de onderzoeksloca-tie. Bij de sloop/renovatie van de bebouwing is het niet te voorkomen dat wegnemen, vernielen of beschadigen optreedt, waardoor artikel 3.5 lid 4 wordt overtreden. Een ontheffing is noodzakelijk.
Paarterritorium
Er een paarterritorium vastgesteld die zich gedeeltelijk op de onderzoekslocatie bevindt. Omdat het paarterritorium zich gedeeltelijk op de onderzoekslocatie bevindt is het niet volledig uit te sluiten dat er geen paarverblijfplaats aanwezig is op de onderzoekslocatie. Hierdoor is een ontheffing noodzakelijk.
Vliegroute
De gevels van Sint Janstraat 27 (noordgevel) en 29 (zuidgevel) worden gebruikt als vliegroute door gewone dwergvleermuizen. Deze vliegroute wordt als niet-essentiële vliegroute geacht. De vliegroute loopt tussen de gevels van Sint Janstraat 27 (noordgevel) en 29 (zuidgevel) over de weg en tussen de gevels van Sint Janstraat 14 (noordwestgevel) en 16m (zuidoostgevel) door. De vliegroute wordt niet-essentieel geacht doordat er alternatieve routes aanwezig zijn in de directe omgeving van de onderzoekslocatie. De vliegroute blijft bestaan in de tijdelijke (tijdens de bouw) en de permanente (nieuwbouw) situatie. Bij het slopen van de gevel van Sint Janstraat 29 zal de vliegroute functioneel blijven, de gevel van Sint Janstraat 27 blijft aanwezig en kan de functie geheel overnemen. Wel dienen er geen verstoringen (zoals extra verlichting) plaats te vinden bij de gevel van Sint Janstraat 27 en dient de vliegroute toegankelijk te blijven. In de voorgenomen toekomstige situatie komt er een gevel terug op de plek van de gesloopte zuidgevel van Sint Janstraat 29. Tijdens werkzaamheden in de actieve vleermuisperiode (15 april t/m 15 oktober) die tussen zonsondergang en zonsopkomst plaatsvinden zal gebruik moeten worden gemaakt van vleermuisvriendelijke verlichting (amberkleurig). Ook bij het realiseren van permanente verlichting zal rekening moeten worden gehouden met de vliegroute (geen extra verlichting of vleermuisvriendelijk). Na en tijdens de uitvoering van de werkzaamheden dient de vliegroute te allen tijde functioneel te zijn.
Foerageergebied
Er zijn twee kleine niet essentiële foerageergebieden gevonden op de onderzoekslocatie. Ten aan-zien van deze niet essentiële foerageergebieden, wordt er geadviseerd om de werkzaamheden buiten de actieve periode van vleermuizen uit te voeren (binnen 15 oktober t/m 15 april). Bij voornemens de werkzaamheden binnen de actieve periode uit te voeren wordt er geadviseerd om de werkzaamheden tussen zonsopkomst en zonsondergang uit te voeren en- of te werken met vleermuisvriendelijke verlichting tussen zonsondergang en zonsopkomst om zo negatieve effecten te minimaliseren.
Ontheffing Wet natuurbescherming
Zoals uit het nader onderzoek is gebleken dient een ontheffing Wet Natuurbescherming te worden aangevraagd. De beoogde tijdelijke maatregelen waaronder het ophangen van vervangende nestkastjes voor vleermuizen zijn reeds uitgevoerd. De ontehffing is op 16 november 2022 aangevraagd. Het activiteitenplan, horende bij de aanvraag, is als Bijlage 10 opgenomen in de bijlagen.
Zorgplicht
In de Wet natuurbescherming is een zorgplicht opgenomen. Uit de zorgplicht volgt dat nadelige gevolgen voor flora of fauna voorkomen worden óf dat noodzakelijke maatregelen getroffen worden. In het plangebied kunnen soorten voorkomen zoals eerder benoemd.
De volgende maatregelen zijn nodig om rekening te houden met vogels:
De volgende maatregelen zijn nodig om rekening te houden met zoogdieren:
De volgende maatregelen zijn nodig om rekening te houden met amfibieën:
De volgende maatregelen zijn nodig om schade aan individuen of populaties ten aanzien van algemene waterfauna te voorkomen:
Op 29 mei 2019 heeft de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan over in het kader van de Programmatische Aanpak Stikstof (PAS). De uitspraak van de Raad van State betekent dat de PAS niet langer voldoet. Hiermee is de drempelwaarde van 0,05 mol/ha/jaar komen te vervallen.
Derhalve dient aangetoond te worden dat een nieuwe ontwikkeling géén negatieve effecten heeft op Natura 2000-gebieden.
Beoordeling
De woningen dienen gasloos uitgevoerd te worden conform het bouwbesluit. ten aanzien van het gebruik van de woningen is dan ook geen sprake van stikstofuitstoot. Wel is sprake van een verkeerstoename met de realisatie van extra wooneenheden.
Daarnaast is middels de Aerius berekening ook de aanlegfase inzichtelijk gemaakt.
De volledige rapportage is als Bijlage 11 toegevoegd aan de ruimtelijke onderbouwing.
Conclusie
Er is er geen sprake van een negatief effect ten aanzien van stikstofdepositie op het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied.
Vanaf 1 juli 2016 bundelt de Erfgoedwet bestaande wet- en regelgeving voor het behoud en beheer van het cultureel erfgoed in Nederland. In de toelichting van het bestemmingsplan dient een beschrijving te worden opgenomen hoe met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische en archeologische waarden rekening is gehouden. Het doel hiervan is om het 'bodemarchief' zoveel mogelijk te beschermen. De archeologische resten in de bodem vormen een belangrijke bron van informatie over het verleden. In het bijzonder voor die perioden of aspecten van het verleden waarvan geen of weinig schriftelijke bronnen bewaard zijn gebleven of waarover niet of nauwelijks is geschreven.
Cultuurhistorie
Provincie Noord-Brabant
Op basis van de cultuurhistorische waardenkaart van de provincie Noord-Brabant kan worden geconcludeerd dat in de nabij omgeving een rijksmonument aanwezig is. Dit betreft de hardstenen dorpspomp die zich bevindt op het pleintje voor Sint Janstraat 27. De pomp dateert uit 1855. De pomp blijft intact en de nieuwe ontwikkeling heeft geen nadelig effect op het rijksmonument.
Het pand aan de Sint Janstraat 27 zelf, ook wel bekend als Bovenstraat 2, staat geregistreerd als 'overige bouwkunst'. Zoals in paragraaf 2.1 reeds is beschreven is het pand aangewezen als MIP-object. Dit zijn objecten die tijdens het Monumenten Inventarisatie Project van het RCE (Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed) als bouwkundig waardevol zijn aangemerkt. De voorzijde van het pand blijft om die reden dan ook volledig intact. Het pand wordt inpandig verbouwd en aan de achterzijde wordt de aanbouw herbouwd.
Het bouwplan is in april 2022 voorgelegd aan de welstandscommissie ter waarborging van deze bouwkunst. De welstandcommissie heeft akkoord gegeven voor de beoogde plannen.
De Sint Janstraat zelf is daarnaast aangeduid als historische geografische lijn met een redelijke hoge waarde. De beoogde ontwikkeling wijzigt niks aan de Sint Janstraat en deze zal zijn historische waarden ook behouden.
Figuur 4.2 Uitsnede Cultuurhistorische waardenkaart Provincie Noord-Brabant (plangebied is paars omlijnd)
Gemeente Halderberge
Het gemeentebestuur van Halderberge wil met de Beleidsnota cultureel erfgoed Halderberge - Inspirerend verleden (2011) naar een beleid waarin sprake is van zorgvuldig omgaan met de aanwezige cultuurhistorische waarden binnen Halderberge.
Hoeven kan gekenmerkt worden als een middeleeuwse randhoevennederzetting, met een systematische lineaire opzet. De stedenbouwkundige ontwikkelingen in de periode 1850-1940 die zich in Hoeven hebben voorgedaan zijn over het algemeen zeer kleinschalig van karakter.
De gemeente Halderberge heeft de cultuurhistorische waarden vastgelegd in een Cultuurhistorische Waardenkaart. De gemeentelijke kaart is een verfijning van de provinciale kaart. In dit geval biedt deze geen nieuwe informatie ten opzichte van de provinciale kaart.
Figuur 4.3 Uitsnede Cultuurhistoriekaart gemeente Halderberge (plangebied met pijl aangegeven)
Archeologie
Beleid provincie Noord-Brabant
In de provincie Noord-Brabant dienen in het kader van het behoud van waardevolle archeologische vindplaatsen, ruimtelijke plannen te worden getoetst aan de provinciale Cultuurhistorische Waardenkaart (CHW) 2010, herziening 2016. Hierop staan de bepalende cultuurhistorische en archeologische elementen aangegeven. Op basis van de Cultuurhistorische Waardenkaart is de locatie gelegen in een gebied met een hoge trefkans op archeologische waarden.
Beleidsnota archeologie gemeente Halderberge 'Ons ongeschreven verleden'
Het archeologiebeleid van de gemeente Halderberge heeft tot doel haar archeologische erfgoed te beschermen en ontsluiten als bron van het 'gemeenschappelijke geheugen en als middel voor wetenschappelijke studie, zonder meer maatschappelijke lasten in het leven te roepen dan strikt noodzakelijk. Bij alle ruimtelijke plannen en ruimtelijke ontwikkelingen, op structuur-, bestemmings- en vergunningsniveau, dienen de archeologische waarden volwaardig te worden meegewogen.
Figuur 4.3 Uitsnede archeologische advieskaart Gemeente Halderberge (plangebied is paars omlijnd)
Op basis van bovenstaande archeologische advieskaart ligt het plangebied in een gebied dat is aangeduid als 'historische bebouwing'. In het vigerende bestemmingsplan 'Kom Hoeven' is dit vertaald naar de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie Historische Bebouwing'. Hierin is aangegeven dat vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing enkel is toegestaan wanneer het oppervlakte op onder peil niet wordt uitgebreid.
Daarnaast geldt dat wanneer graafwerkzaamheden plaatsvinden dieper dan 60 cm-mv of er vindt verstoring plaats over een oppervlak van meer dan 30 m2 er archeologisch onderzoek noodzakelijk is.
Aan de achterzijde van de Sint Janstraat 27 wordt een aanbouw gerealiseerd over een oppervlakte van meer dan 30 m2. Daarnaast overschrijdt de nieuwbouw aan Sint Janstraat 29 het huidige bebouwde oppervlak. Derhalve is een archeologisch onderzoek uitgevoerd (Econsultancy; 31 mei 2021; 15961.001, versie 1). De rapportage is als Bijlage 12 aan de ruimtelijke onderbouwing toegevoegd. Hieronder worden enkel de conclusies weergegeven.
Beoordeling en conclusie
Het bureauonderzoek heeft uitgewezen dat de top van het dekzand een lage verwachting voor archeologische resten uit het Laat-Paleolithicum – Vroege Middeleeuwen heeft. Deze resten worden alleen verwacht als de top van het dekzand nog intact is, wanneer er (een restant van) een podzolbodem aanwezig is. Direct aan het maaiveld is de verwachting hoog voor resten uit de uit de Late Middeleeuwen en Nieuwe tijd. Het veldonderzoek heeft uitgewezen dat in het plangebied een cultuurlaag aanwezig is met een dikte tot 1 m met archeologische indicaoren uit de Nieuwe tijd en Moderne tijd. Boring 1 is mogelijk gestaakt op een oude fundering. Onder de cultuurlaag worden nat-eolische zanden uit het Pleniglaciaal (Formatie van Boxtel) of ouder afzettingen van de Formatie van Stramproy aangetroffen. In deze nat-eolische afzettingen zijn geen resten van (podzol)bodems meer aanwezig .
Geconcludeerd wordt dat de lage archeologische verwachting voor het Laat-Paleolithicum – Vroege Middeleeuwen en de hoge verwachting voor resten uit de Late Middeleeuwen en Nieuwe tijd, direct aan het maaiveld, kan worden bevestigd.
Dit betekent dat verder archeologisch onderzoek moet worden uitgevoerd. Gezien de ligging van het plangebied in een historische kern kan dit vervolgonderzoek het best worden uitgevoerd in de vorm van een karterend en waarderend proefsleuvenonderzoek. Bij een proefsleuvenonderzoek dienen verspreid over het plangebied sleuven gegraven te worden met als doel om eventuele archeologische waarden te karteren en waarderen. Voor dit onderzoek dient een door de bevoegde overheid goedgekeurd Programma van Eisen te zijn opgesteld waarin is vastgelegd waaraan het onderzoek moet voldoen.
Het is wenselijk de proefsleuven ook aan te leggen onder de te slopen bebouwing. Het proefsleuven onderzoek wordt dan ook pas uitgevoerd na de sloop van de bestaande bebouwing. Sloop zal plaatsvinden na het verlenen van de omgevingsvergunning. In de omgevingsvergunning zal hiervoor een voorwaarde worden opgenomen.
In het kader van een planologische procedure dient te worden aangetoond dat voldaan wordt aan de wettelijke normen voor wat betreft luchtkwaliteit. Hierbij dient het effect op de luchtkwaliteit in de omgeving als gevolg van een nieuwe ontwikkeling, als ook de toetsing aan de 'Wet luchtkwaliteit' in beeld te worden gebracht.
De 'Wet luchtkwaliteit' voorziet onder meer in een gebiedsgerichte aanpak van de luchtkwaliteit via het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Het Rijk, provincies en gemeenten werken in het NSL-programma samen aan maatregelen om de luchtkwaliteit te verbeteren tot de normen, ook in gebieden waar nu de normen voor luchtkwaliteit niet worden gehaald (overschrijdingsgebieden). De programma aanpak zorgt voor een flexibele koppeling tussen ruimtelijke activiteiten en milieugevolgen.
De inwerkingtreding van het NSL heeft gevolgen voor het NIBM. Een plan is vanaf 1 augustus 2009 NIBM als het een toename van de concentratie van fijn stof (PM10) of stikstofdioxide (NO2) veroorzaakt die niet meer bedraagt dan 3 % van de jaargemiddelde concentratie van die stof. Dit komt overeen met een toename van maximaal 1,2 microgram/m³ voor zowel PM10 en NO2. Voor woningbouw is in de NIBM-regeling een grens opgenomen van 1.500 nieuwe woningen met één ontsluitingsweg en 3.000 nieuwe woningen met twee ontsluitingswegen. Plannen voor woningbouw met een omvang onder deze grens beschouwt de Wet luchtkwaliteit als ‘niet in betekenende mate’. Deze plannen mogen zonder verdere toetsing worden gerealiseerd.
Beoordeling
De ontwikkeling voorziet in realisatie van 20 wooneenheden en ligt daarmee ruim onder de hiervoor genoemde grenzen. Het plan draagt dan ook 'niet in betekenende mate' bij aan de luchtkwaliteit. Een aanvullend onderzoek is dan ook niet noodzakelijk.
Desalniettemin dient de blootstelling aan luchtverontreiniging (lokale luchtkwaliteit) echter wel in kaart te worden gebracht en te worden getoetst aan de hierbij gestelde eisen.
Via de NSL-Monitoringstool zijn de concentraties van het meest nabijgelegen rekenpunten aan de Sprangweg (N640) voor de jaren 2020 en 2030 afgelezen. Deze zijn in onderstaande tabel weergegeven.
Tabel 4.1 Concentraties lokale luchtkwaliteit
Uit de tabel blijkt dat de grenswaarden voor NO2, PM10 en PM2,5 voor de jaren 2020 en 2030 niet worden overschreden en in de toekomst af zal nemen.
Conclusie
Het aspect luchtkwaliteit vormt dan ook geen belemmering voor het vaststellen van het voorliggende bestemmingplan. Er is, ten aanzien het aspect luchtkwaliteit, tevens sprake van een goed woon- en leefklimaat.
Bij externe veiligheid gaat het om de gevaren die de directe omgeving loopt in het geval er iets mis mocht gaan tijdens de opslag, productie, of het transport van gevaarlijke stoffen. De daaraan verbonden risico's moeten aanvaardbaar blijven. Binnen de externe veiligheid worden twee normstellingen gehanteerd:
Vervoer van gevaarlijke stoffen kan plaatsvinden over spoor, weg, water en door buisleidingen. Daarnaast kunnen inrichtingen gevaarlijke stoffen opslaan. Externe veiligheid heeft betrekking op de risico’s voor personen ten gevolge van het gebruik van infrastructuur of het uitvoeren van activiteiten waarbij het voornamelijk gaat om de gevaren die de directe omgeving loopt, als er iets mis gaat bij de productie, de behandeling en/of het vervoer van gevaarlijke stoffen.
Bij de inventarisatie van risicobronnen rondom het plangebied is met name gebruik gemaakt van de "Risicokaart Nederland".
Figuur 4.4 Uitsnede Risicokaart Nederland (plangebied is paars omcirkeld)
Beoordeling
Zoals op bovenstaande afbeelding is te zien dat de dichtstbijzijnde inrichtingen met gevaarlijke stoffen op een afstand van circa 2km zijn gelegen. De risicocontouren van deze inrichtingen reiken niet tot aan de kern Hoeven.
De spoorlijn ten zuiden van de kern Hoeven is gelegen op een afstand van 1,5 km van het plangebied. Als gevolg van de stofcategorie D4 (zeer toxische stof) bedraagt de maximale effectafstand 4 km.
Voor de gemeente Halderberge is een standaardadvies van de Brandweer Midden- en West-Brabant van toepassing. Deze is als Bijlage 13 aan de ruimtelijke onderbouwing toegevoegd. In het standaardadvies is eveneens aangegeven wanneer het standaardadvies van toepassing is. Zoals uit het advies op te maken is, is dat de ontwikkeling is gelegen buiten de genoemde afstanden. Nadere toetsing aan het aspect externe veiligheid is niet aan de orde.
Conclusie
Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.
Bij ruimtelijke ontwikkelingen nabij agrarische bedrijven is het aspect geurhinder van belang. Er moet worden aangetoond dat het plan geen belemmering vormt voor agrarische bedrijven en dat sprake is van een goed woon- en leefklimaat ter plaatse van het plan.
Figuur 4.5 Uitsnede Bestand Veehouderij Bedrijven, Provincie Noord-Brabant (plangebied met rode cirkel aangeduid)
Beoordeling
In voorgaande figuur zijn de nabijgelegen veehouderijbedrijven weergegeven. Op circa 575 meter afstand is aan de Palingstraat 7 een veehouderijbedrijf gelegen. Hier worden zoogkoeien gehouden. Voor zoogkoeien is geen geuremissiefactor van toepassing. Voor dieren zonder geuremissiefactor gelden vaste minimumafstanden tot de gevel van geurgevoelige objecten. De aan te houden afstand bedraagt 100 meter binnen de bebouwde kom. Deze afstand wordt ruimschoots gehaald.
GES-kaart
Daarnaast kan ook op basis van de GES-kaart (Gezondheids Effect Screening, zie figuur 4.6) bevestigd worden dat sprake is van een goed woon- en leefklimaat ten aanzien van geur. Op de GES-kaart wordt de GES-score getoond op basis van de opgetelde geurbelasting veroorzaakt door veehouderijen. De GES scores zijn gebaseerd op een bepaalde kans op geurhinder. Voor voorliggend plangebied bedraagt de GES score 1, wat inhoudt dat er 0 tot 5 % hinderkans is, dit wordt als acceptabel beschouwd.
Figuur 4.6 Uitsnede kaart GES Geur veehouderij (bron: Atlas Leefomgeving)
Conclusie
Het aspect geur vormt dan ook geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.
Behalve aan de uitvoeringsaspecten bedoeld in de Awb en het Bro dient ook te worden getoetst aan de Wet milieubeheer en het Besluit m.e.r of er sprake is van een mogelijke verplichting tot het opstellen van een milieueffectrapportage.
Een milieueffectrapportage (m.e.r.) is verplicht bij de voorbereiding van plannen en besluiten die kunnen leiden tot belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu. Er zijn drie onafhankelijke aanvliegroutes die kunnen leiden tot een m.e.r.-plicht. Bepalend hierbij is de activiteit (of zijn de activiteiten) waarop het plan of besluit betrekking heeft. Het betreft de volgende drie stappen:
Beoordeling en conclusie
De activiteit die mogelijk wordt gemaakt (realisatie 20 wooneenheden) valt binnen onderdeel D. (D11.2 de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject met inbegrip van de bouw van winkelcentra of parkeerterreinen).
Wanneer de drempelwaarden uit kolom 1 van onderdeel D (oppervlakte van 100 hectare of meer, op aaneengesloten gebied worden 2000 of meer woningen gebouwd, een bedrijfsvloeroppervlakte van minimaal 200.000 m2) worden vergeleken met de voorgestane ontwikkeling wordt geconcludeerd dat sprake is van een wezenlijk ander schaalniveau en een activiteit die vele malen kleinschaliger is.
Naar het oordeel van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State moet tevens worden gekeken naar de concrete omstandigheden van het geval, waarbij onder meer de aard, de omvang en het ruimtebeslag van belang zijn.
In voorliggende situatie worden 19 nieuwe woningen gerealiseerd binnen bestaand stedelijk gebied en binnen een bestaand centrum. Op de locatie is thans bebouwing aanwezig is. Er is daardoor nauwelijks sprake van extra bebouwd ruimtebeslag.
Er dient derhalve op grond van stap 1 een m.e.r.-beoordeling te worden verricht. Het m.e.r.-beoordelingsbesluit kan genomen worden op basis van de aanmeldnotitie welke als Bijlage 14 is toegevoegd aan de ruimtelijke onderbouwing. Hieruit blijkt dat er geen sprake is van een m.e.r.-plicht en er geen sprake is van ernstige nadelige effecten ten aanzien van milieu. Ook op grond van de stappen 2 en 3 is geen directe aanleiding voor een m.e.r.-plicht.
In de Wro is in afdeling 6.4 de regelgeving rondom grondexploitatie (Grexwet) opgenomen. Centrale doelstelling van de Grexwet is om in de situatie van particuliere grondexploitatie te komen tot een verbetering van het gemeentelijke kostenverhaal en de versterking van de gemeentelijke regie bij locatieontwikkeling. In artikel 6.12 van de Wro is bepaald dat de gemeenteraad een exploitatieplan vaststelt voor gronden waarop een bouwplan is voorgenomen.
In artikel 6.12 van de Wro is bepaald dat de gemeenteraad een exploitatieplan vast moet stellen voor gronden waarop een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen bouwplan is voorgenomen. Bij drie ruimtelijke besluiten kan het nodig zijn om een exploitatieplan vast te stellen, namelijk bij de vaststelling van een bestemmingsplan, wijzigingsplan of afwijkingsbesluit. Om daadwerkelijk na te kunnen gaan of een exploitatieplan noodzakelijk is, dient beoordeeld te worden of er sprake is van een bouwplan zoals bedoeld in artikel 6.2.1.
Besluit ruimtelijke ordening (Bro). In dit artikel is omschreven om welke bouwplannen het gaat, namelijk:
Een exploitatieplan is niet noodzakelijk wanneer de kosten van grondexploitatie anderszins verzekerd zijn.
Beoordeling en conclusie
Ten behoeve van dit plan is een anterieure overeenkomst gesloten met initiatiefnemer. In deze overeenkomst is het kostenverhaal opgenomen. Het kostenverhaal bestaat enerzijds uit de plankosten en bovenwijkse voorzieningen en anderzijds eventuele planschade. Het opstellen van een exploitatieplan is derhalve in dit geval niet noodzakelijk.
Vooroverleg
In het kader van het wettelijk vooroverleg is de concept ruimtelijke onderbouwing voorgelegd aan diverse overheidsinstanties. Hieronder een samenvatting van de ingekomen reacties.
Het plan is niet aangepast naar aanleiding van ingekomen vooroverlegreacties.
Omgevingsdialoog
Participatie wordt een belangrijke pijler onder de toekomstige Omgevingswet. Derden moeten in een vroegtijdig stadium worden betrokken bij de voorbereiding van beleids- en besluitvorming. Bij de voorbereidingen van het planvoornemen heeft de initiatiefnemer het omgevingsdialoog uitgevoerd. Dit houdt in dat direct omwonenden, voordat het plan de procedure in gaat, in de gelegenheid zijn gesteld zijn/haar mening/wens kenbaar te maken.
Op 20 september 2022 is door de gemeente een projectenmarkt georganiseerd waar diverse projecten binnen de gemeente worden geprojecteerd. Ook voorliggend planvoornemen wordt gepresenteerd.
Op 20 oktober is vervolgens een informatievavond gehouden specifiek ten aanzien van voorligend planvoornemen. Omwonenden zijn hiervoor uitgenodigd. In totaal zijn circa 40 personen aanwezig geweest. De notulen van deze avond zijn bijgevoegd als Bijlage 15. Tijdens de avond zijn meerdere onderwerpen aan bod gekomen via vragen van aanwezigen:
De omgevingsdialoog is heel goed verlopen. De stemming was goed en er zijn goede discussies gevoerd en vragen gesteld. De vragen zijn in de notulen beantwoord.
De opmerkingen, vragen en adviezen worden meegenomen bij de verdere uitwerking van het plan.
Ontwerpbesluit
Het ontwerpbesluit wordt gedurende zes weken ter inzage gelegd. Binnen deze termijn wordt een ieder in de gelegenheid gesteld schriftelijk en/of mondeling een zienswijze op het plan in te dienen.
Initiatiefnemer is voornemens om het bestaande monumentale pand aan de Sint Janstraat 27 uit te breiden ten behoeve van 2 wooneenheden. Daarnaast zal het naastgelegen pand, voormalig horecabedrijf 'in het Hart van hoeven' (Sint Janstraat 29) worden gesloopt waarvoor een nieuw gebouw in de plaats komt ten behoeve van 18 appartementen. Een gedeelte van het perceel Bovenstraat 4 t/m 4a maakt ook onderdeel uit van het plangebied. Op het achtererf worden parkeerplaatsen en bergingen aangebracht.
De planlocatie is gelegen binnen het vigerend bestemmingsplan 'Kom Hoeven' (vastgesteld 14 maart 2013). Het gehele plangebied heeft daarin de bestemming 'Centrum'. Sint Janstraat 29 heeft daarnaast een functieaanduiding 'horeca'.
Wonen is op beide locaties toegestaan op zowel de begane grond als de verdiepingen. Het bestaande aantal woningen is echter het maximaal toegestaan aantal op basis van het vigerend bestemmingsplan. In de nieuwe situatie neemt het aantal woningen toe.
Om de ontwikkeling alsnog mogelijk te maken dient een procedure op grond van artikel 2.12 lid 1 sub a onder 3 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) doorlopen te worden, de zogenaamde 'omgevingsvergunning afwijken bestemmingsplan'.
Conclusie
In voorliggende ruimtelijke onderbouwing is het planvoornemen getoetst aan het beleid, waarden en diverse milieuaspecten. Hieruit wordt geconcludeerd dat het project planologisch aanvaardbaar is en dat er sprake is van goede ruimtelijke ordening.