direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Woonkernen Leudal 2017
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1640.BP17Woonkernen-VG03

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

In de periode van 2011 tot en met 2014 zijn alle bestemmingsplannen van de 16 woonkernen van de gemeente Leudal geactualiseerd en gedigitaliseerd. Dankzij de actualiseringsslag is er op dit moment sprake van een goede kwaliteit van de bestemmingsplannen.

De bestemmingsplannen voor de 16 kernen zijn inmiddels allemaal onherroepelijk in werking getreden, behoudens:

  • a. het bestemmingsplan 'Kern Heythuysen'. Een deel van dat bestemmingsplan is vernietigd in de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State d.d. 28 mei 2014, kenmerk c en 201309499/1/R1 en 201304326/1/R1 (zie ook bijlage 4). De vernietiging heeft betrekking op de plandelen met de bestemming 'Wonen' voor de percelen Busschopsweg 1, 2, 3, 3a, 6 en 8, en de percelen Biesstraat 41 en 43.
    In dit bestemmingsplan wordt een nieuwe regeling opgenomen voor de betreffende woningen, met inachtneming van de overwegingen van de Afdeling die hebben geleid tot de vernietiging (zie paragraaf 4.2.6.1).
  • b. het bestemmingsplan 'Kern Neer', dat deels onherroepelijk in werking is getreden. Tegen dit bestemmingsplan zijn twee beroepschriften ingediend. Op 9 december 2015, kenmerk 201500221/1/R1, ECLI:NL:RVS:2015:37 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak (zie ook bijlage 5) gedaan naar aanleiding van de beroepschriften. Het bestemmingsplan is daarbij op onderdelen vernietigd.
    Ter voldoening aan de uitspraak wordt voor het betreffende gebied separaat een bestemmingsplan vastgesteld, reden waarom de verbeelding en planregels op dit vlak zijn aangepast (zie paragraaf 4.2.6.2).

In het kader van het streven naar uniformiteit van de bestemmingsplannen voor alle kernen wil de gemeente Leudal een bestemmingsplan in procedure brengen, waarmee voor alle kernen dezelfde plansystematiek zal gelden. Deze doelstelling wordt het beste bereikt als er één algemeen nieuw bestemmingsplan voor alle kernen wordt gemaakt.

1.2 Opzet bestemmingsplan

Zoals in paragraaf 1.1 reeds is aangegeven wordt er één geheel nieuw bestemmingsplan voor alle 16 woonkernen in Leudal in procedure gebracht. De voordelen hiervan zijn:

  • a. er is één overzichtelijk plan (geen lappendeken van gewijzigde geometrische objecten);
  • b. daadwerkelijk uniforme planregels;
  • c. er is slechts één voorbereidingsprocedure en besluitvormingsproces nodig in plaats van 16 afzonderlijke procedures.

Het onderhavige bestemmingsplan wordt voor alle kernen opgesteld overeenkomstig de landelijke 'Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP)'. De eerste kernplannen zijn indertijd nog opgesteld op basis van de SVBP 2008, waardoor er geen uniformiteit is in plansystematiek.

Daarnaast bevat dit plan de volgende elementen:

  • 1. de planregels worden op onderdelen aangepast en/of afgestemd op nieuwe inzichten/wetgeving;
  • 2. nieuw beleid wordt geïntegreerd in de planregels en/of verbeeldingen;
  • 3. geconstateerde tekortkomingen in de eerder vastgestelde plannen worden gerepareerd;
  • 4. als gevolg van de uitspraak van de AbRS wordt in dit bestemmingsplan een deel van het oorspronkelijke plangebied van de kern Neer, waarvoor separaat een reparatieplan wordt vastgesteld, buiten het plangebied gelaten;
  • 5. de noodzakelijke reparatie van het bestemmingsplan 'Kern Heythuysen' naar aanleiding van de uitspraak van de AbRS zijn in dit bestemmingsplan verwerkt;
  • 6. planologisch geaccordeerde wijzigingen na de vaststelling van de geldende bestemmingsplannen worden meegenomen/verwerkt;
  • 7. anticiperend op de aankomende Omgevingswet wordt een aantal sectorale regels met betrekking tot (de bescherming van) de fysieke leefomgeving opgenomen (parkeren, cultureel erfgoed, evenementen, bescherming bomen e.d.);
  • 8. ter verbetering van de gebruiksvriendelijkheid van regels en toelichting van dit bestemmingsplan zijn onderlinge verwijzingen opgenomen die het navigeren binnen de regels en toelichting in de digitale versie van het bestemmingsplan aanzienlijk vergemakkelijken.

1.3 Systematiek periodieke herzieningen

Indien de Omgevingswet langer op zich laat wachten dan op dit moment voorzien (inwerkingtreding gepland in 2021), zullen reparaties en geaccordeerde nieuwe ontwikkelingen periodiek worden verwerkt in een nieuw bestemmingsplan (reparatie- en veegplan). Nieuwe ontwikkelingen of consequenties van nieuwe wet- en regelgeving kunnen dan in één keer worden doorvertaald en snel worden geïntegreerd in het bestemmingsplan. Daardoor blijft het bestemmingsplan actueel en blijft de uniformiteit gewaarborgd. Bovendien kan het bestemmingsplan daardoor in de toekomst na inwerkingtreding van de Omgevingswet ook beter worden geïntegreerd in een omgevingsplan .

In de periode tussen twee herzieningsplannen zullen initiatiefnemers hun plannen kunnen verwezenlijken middels een omgevingsvergunning waarbij (tevens) wordt afgeweken van het bestemmingsplan. In het eerstvolgende bestemmingsplan zullen deze afwijkingen dan worden verwerkt. Voor de initiatiefnemers heeft dit als voordelen kortere procedures en lagere kosten. Als sprake is van meer grootschalige initiatieven ligt het meer voor de hand om te kiezen voor een (postzegel)bestemmingsplan.

1.4 Leeswijzer

Deze toelichting bestaat uit acht hoofdstukken. Na dit inleidende hoofdstuk beschrijft 'Hoofdstuk 2' het plangebied en een weergave van de geldende bestemmingsplannen. 'Hoofdstuk 3' geeft een weergave van de relevante beleidskaders van rijk, provincie, regio en gemeente. 'Hoofdstuk 4' gaat nader in op de planbeschrijving. In 'Hoofdstuk 5' worden de verschillende onderzoeksthema’s beschreven (milieu, water, ecologie, archeologie en andere belemmeringen). 'Hoofdstuk 6' bevat de juridische aspecten. 'Hoofdstuk 7' gaat in op de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid. Het laatste 'Hoofdstuk 8' gaat in op de handhavingsaspecten.

Hoofdstuk 2 Plangebied

2.1 Beschrijving plangebied

Het plangebied bestaat uit de 16 kernen van de gemeente Leudal. De plangrenzen van de kernen zijn met rode lijnen weergegeven in de volgende afbeeldingen. De gemeente Leudal heeft per 1 januari 2017 35.878 inwoners, verdeeld over de 16 kernen, het buitengebied en een aantal bedrijventerreinen (waar bedrijfswoningen zijn toegestaan).

2.1.1 Kern Baexem

Baexem maakt sinds 1 januari 2007 deel uit van de gemeente Leudal. Voorheen behoorde Baexem vanaf 1991 tot de gemeente Heythuysen, thans ook deel uitmakend van Leudal. Tot 1991 was Baexem een zelfstandige gemeente. Baexem heeft ongeveer 1066 huishoudens. Het inwoneraantal per 1 januari 2017 bedraagt 2.657.

Baexem ligt midden in de gemeente Leudal tussen de provinciale weg N280 (Weert – Roermond) en de spoorlijn Weert – Roermond.

Baexem is een woonkern die qua werkgelegenheid en voor een aantal voorzieningen georiënteerd is op het nabijgelegen Heythuysen en Roermond, en qua (middelbaar) onderwijs op Heythuysen en Horn. Ten oosten van Baexem bevindt zich het bos- en natuurgebied “Beegderheide”. Ten zuiden, noorden en westen bevinden zich voornamelijk ontgonnen landbouwgronden met verspreid liggende bosjes en natuurgebiedjes.

afbeelding "i_NL.IMRO.1640.BP17Woonkernen-VG03_0003.png"  
Afbeelding 1. Plangebied kern Baexem  

Voor een meer uitgebreide beschrijving van de kern wordt kortheidshalve verwezen naar de
'toelichting van het kernplan NL.IMRO.1640.BP11KernBaexem-VG01' (pdf).

2.1.2 Kern Buggenum

Buggenum maakt eveneens sinds 1 januari 2007 deel uit van de gemeente Leudal. Voorheen behoorde het tot de voormalige gemeente Haelen. Tot 1942 was Buggenum een zelfstandige gemeente. Buggenum heeft ongeveer 395 huishoudens. Het inwoneraantal per 1 januari 2017 bedraagt 2.657. met circa 960 inwoners. Buggenum ligt aan de Maas. De spoorlijn Roermond – Weert grenst aan de uiterste zuidpunt van de kern.

Buggenum is tegenwoordig een woonkern die qua werkgelegenheid en voor de meeste voorzieningen georiënteerd is op het nabijgelegen Roermond en Heythuysen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1640.BP17Woonkernen-VG03_0004.png"  
Afbeelding 2. Plangrens kern Buggenum  

Voor een meer uitgebreide beschrijving van de kern wordt kortheidshalve verwezen naar de
'toelichting van het kernplan NL.IMRO.1640.BP13Buggenum-VG01' (html).

2.1.3 Kern Ell

Ook Ell maakt sinds 1 januari 2007 deel uit van de gemeente Leudal. Daarvoor maakte Ell deel uit van de voormalige gemeente Hunsel. De kern Ell heeft ongeveer 550 huishoudens. Het inwoneraantal per 1 januari 2017 bedraagt 1.422. Ell ligt aan de westzijde van de A2 en nabij de grens met de gemeente Weert.

afbeelding "i_NL.IMRO.1640.BP17Woonkernen-VG03_0005.png"  
Afbeelding 3. Plangrens kern Ell  

Voor een meer uitgebreide beschrijving van de kern wordt kortheidshalve verwezen naar de 'toelichting van het kernplan NL.IMRO.1640.BP13KernEll-VG01' (html).

2.1.4 Kern Grathem

Grathem maakt sinds 1 januari 2007 deel uit van de gemeente Leudal. Voorheen behoorde Grathem vanaf 1991 tot de voormalige gemeente Heythuysen. Tot 1991 was Grathem samen met Kelpen-Oler een zelfstandige gemeente. Grathem heeft ongeveer 695 huishoudens. Het inwoneraantal per 1 januari 2017 bedraagt 1.666. Grathem ligt midden in de gemeente Leudal in de oksel van de provinciale weg N273 (Maaseik - Venlo) en de snelweg A2 (Eindhoven – Maastricht).

Grathem is een woonkern die qua werkgelegenheid en voorzieningen georiënteerd is op het nabijgelegen Heythuysen, Weert en Roermond, en qua (middelbaar) onderwijs op Heythuysen en Horn.

Rondom Grathem is veel water aanwezig. Door Grathem heen stroomt de Uffelse beek met daaraan gelegen de karakteristieke watermolen “Grathemermolen”. Naast en evenwijdig aan de snelweg A2 ligt het kanaal Wessem – Nederweert, die de Maas en de Zuid-Willemsvaart met elkaar verbindt. Ten zuiden van de N273 bevinden zich de grote grindgaten rondom de kernen Heel en Panheel (Bosmolenplas Leerkeven en Langven) in de gemeente Maasgouw. Ten oosten van Grathem bevindt zich het kleinere natuurbad Heelderpeel. Ten oosten van deze grindgaten is het bos- en natuurgebied “Beegderheide” gelegen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1640.BP17Woonkernen-VG03_0006.png"  
Afbeelding 4. Plangrens kern Grathem  

Voor een meer uitgebreide beschrijving van de kern wordt kortheidshalve verwezen naar de 'toelichting van het kernplan NL.IMRO.1640.BP13KernGrathem-VG01' (html).

2.1.5 Kern Haelen

Haelen maakt sinds 1 januari 2007 deel uit van de gemeente Leudal. Tot die tijd behoorde de kern tot de gemeente Haelen. Haelen heeft ongeveer 1.845 huishoudens. Het inwoneraantal per 1 januari 2017 bedraagt 4.256.

Haelen is tegenwoordig een woonkern die qua werkgelegenheid en voor een aantal voorzieningen georiënteerd is op het nabijgelegen Roermond. Toch zijn ook veel voorzieningen (verscheidene winkels en maatschappelijke voorzieningen) nog steeds in het dorp zelf aanwezig.

Ten noorden en ten westen van Haelen bevindt zich het Natura-2000 gebied Leudal. De omgeving van de kern is dan ook bosrijk. Door de kern loopt de Haelense Beek. De gronden aan de oostkant van de kern zijn agrarisch van aard.

afbeelding "i_NL.IMRO.1640.BP17Woonkernen-VG03_0007.png"  
Afbeelding 5. Plangrens kern Haelen  

Voor een meer uitgebreide beschrijving van de kern wordt kortheidshalve verwezen naar de 'toelichting van het kernplan NL.IMRO.1640.BP14KernHaelen-VG03' (html).

2.1.6 Kern Haler

Haler is de jongste kern van de gemeente Leudal en is gelegen in de landschapszone Haler. Het maakt sinds 1 januari 2007 deel uit van de gemeente Leudal. Daarvoor maakte Haler deel uit van de voormalige gemeente Hunsel. De kern Haler heeft ongeveer 200 huishoudens. Het inwoneraantal per 1 januari 2017 bedraagt 492.

afbeelding "i_NL.IMRO.1640.BP17Woonkernen-VG03_0008.png"  
Afbeelding 6. Plangrens kern Haler  

Voor een meer uitgebreide beschrijving van de kern wordt kortheidshalve verwezen naar de 'toelichting van het kernplan NL.IMRO.1640.BP14KernHaler-VG01' (html).

2.1.7 Kern Heibloem

Ook Heibloem maakt sinds 1 januari 2007 deel uit van de gemeente Leudal. Daarvoor maakte Heibloem deel uit van de voormalige gemeente Roggel en Neer. De kern Heibloem heeft ongeveer 325 huishoudens. Het inwoneraantal per 1 januari 2017 bedraagt 768.

afbeelding "i_NL.IMRO.1640.BP17Woonkernen-VG03_0009.png"  
Afbeelding 7: Plangrens kern Heibloem  

Voor een meer uitgebreide beschrijving van de kern wordt kortheidshalve verwezen naar de 'toelichting van het kernplan NL.IMRO.1640.BP14KernHeibloem-VG01' (html).

2.1.8 Kern Heythuysen

Heythuysen is de grootste kern van de gemeente Leudal en tevens de hoofdkern van de gemeente. Tot 1 januari 2007 maakte Heythuysen deel uit van de gemeente Heythuysen. Heythuysen heeft ongeveer 2.805 huishoudens. Het inwoneraantal per 1 januari 2017 bedraagt 6.475.

Heythuysen is het centrumdorp van de gemeente en heeft hiermee een groot aanbod aan voorzieningen voor de omliggende kleinere kernen. De kern ligt in het geografische midden van de gemeente.

afbeelding "i_NL.IMRO.1640.BP17Woonkernen-VG03_0010.png"  
Afbeelding 8: Plangrens kern Heythuysen  

Voor een meer uitgebreide beschrijving van de kern wordt kortheidshalve verwezen naar de 'toelichting van het centrumplan NL.IMRO.1640.BP13CentrumHeythuy-VG01' (pdf) en de
'toelichting van het kernplan NL.IMRO.1640.BP13KernHeythuysen-OH01' (pdf).

2.1.9 Kern Horn

Horn maakt sinds 1 januari 2007 deel uit van de gemeente Leudal en behoorde voorheen vanaf 1991 tot de gemeente Haelen. Tot 1991 was Horn een zelfstandige gemeente. De kern Horn heeft ongeveer 1.585 huishoudens. Het inwoneraantal per 1 januari 2017 bedraagt 3.809.

Horn is tegenwoordig een woonkern die qua werkgelegenheid en voor een aantal voorzieningen georiënteerd is op het nabijgelegen Roermond. Toch zijn ook veel voorzieningen (verscheidene winkels en een middelbare school) nog steeds in het dorp zelf aanwezig.

Ten zuidwesten van Horn bevindt zich het bos- en natuurgebied “Beegderheide”. Ten zuiden, noorden en oosten bevinden zich voornamelijk ontgonnen landbouwgronden. Ten oosten van de kern stroomt de Maas met evenwijdig daaraan het Lateraalkanaal Linne-Buggenum.

afbeelding "i_NL.IMRO.1640.BP17Woonkernen-VG03_0011.png"  
Afbeelding 9. Plangrens kern Horn  

Voor een meer uitgebreide beschrijving van de kern wordt kortheidshalve verwezen naar de 'toelichting van het kernplan NL.IMRO.1640.BP13KernHorn-VG01'.

2.1.10 Kern Hunsel

Hunsel maakt sinds 1 januari 2007 deel uit van de gemeente Leudal en maakte voor die tijd deel uit van de gemeente Hunsel. De kern Hunsel heeft ongeveer 415 huishoudens. Het inwoneraantal per 1 januari 2017 bedraagt 951.

Hunsel is een woonkern die qua werkgelegenheid en voor een aantal voorzieningen georiënteerd is op het nabijgelegen Maasbracht, Weert en Roermond.

afbeelding "i_NL.IMRO.1640.BP17Woonkernen-VG03_0012.png"  
Afbeelding 10. Plangrens kern Hunsel  

Voor een meer uitgebreide beschrijving van de kern wordt kortheidshalve verwezen naar de 'toelichting van het kernplan NL.IMRO.1640.BP12KernHunsel-OH01'.

2.1.11 Kern Ittervoort

Ittervoort maakt sinds 1 januari 2007 deel uit van de gemeente Leudal. Daarvoor maakte Ittervoort tussen 1942 en 2007 deel uit van de voormalige gemeente Hunsel. Voor 1942 was Ittervoort een zelfstandige gemeente. De kern Ittervoort heeft ongeveer 740 huishoudens. Het inwoneraantal per 1 januari 2017 bedraagt 1.713.

De ontwikkeling van Ittervoort is in belangrijke mate gebonden aan de Napoleonsweg en het daarop aansluitende historische lint van de Margarethastraat. Aan de oostzijde ligt het bedrijventerrein Ittervoort en ten zuidwesten ligt de kern Neeritter.

afbeelding "i_NL.IMRO.1640.BP17Woonkernen-VG03_0013.png"  
Afbeelding 11. Plangrens kern Ittervoort  

Voor een meer uitgebreide beschrijving van de kern wordt kortheidshalve verwezen naar de 'toelichting van het kernplan NL.IMRO.1640.BP14KernIttervoort-VG01'.

2.1.12 Kern Kelpen-Oler

Kelpen-Oler is een kerkdorp gelegen in Midden-Limburg, gelegen aan de oostzijde van de A2 en het parallel daaraan liggend Kanaal Wessem-Nederweert. Het maakt sinds 1 januari 2007 deel uit van de gemeente Leudal. Daarvoor maakte Kelpen-Oler deel uit van de voormalige gemeente Heythuysen. De kern Kelpen-Oler heeft ongeveer 485 huishoudens. Het inwoneraantal per 1 januari 2017 bedraagt 1.180.

afbeelding "i_NL.IMRO.1640.BP17Woonkernen-VG03_0014.png"  
Afbeelding 12. Plangrens kern Kelpen-Oler  

Voor een meer uitgebreide beschrijving van de kern wordt kortheidshalve verwezen naar de 'toelichting van het kernplan NL.IMRO.1640.BP14KernKelpenOler-VG01'.

2.1.13 Kern Neer

Neer maakt sinds 1 januari 2007 deel uit van de gemeente Leudal en behoorde voorheen sinds 1991 de gemeente Roggel en Neer. Tot 1991 was Neer een zelfstandige gemeente. De kern Neer heeft ongeveer 1.440 huishoudens. Het inwoneraantal per 1 januari 2017 bedraagt 3.395.

De ontwikkeling van Neer is gebonden aan de Maas en de Napoleonsweg. Neer is uitgewaaierd in linten, welke door de ligging van de Napoleonsweg niet verder zijn uitgegroeid en nog echt als zodanig aanwezig zijn. Vanwege de ligging van de Neerbeek en de Napoleonsweg is Neer zich in oostelijke richting gaan uitbreiden. Met de uitbreiding van het dorp is ook de Maas een harde grens geworden. Hierbij neemt Hanssum een bijzondere positie in als solitaire bebouwingsconcentratie ten zuidoosten van het dorp Neer.

afbeelding "i_NL.IMRO.1640.BP17Woonkernen-VG03_0015.png"  
Afbeelding 13. Plangrens kern Neer  

Voor een meer uitgebreide beschrijving van de kern wordt kortheidshalve verwezen naar de 'toelichting van het kernplan NL.IMRO.1640.BP14KernNeer-VG01'.

2.1.14 Kern Neeritter

Neeritter maakt sinds 1 januari 2007 deel uit van de gemeente Leudal. Daarvoor maakte Neeritter tussen 1942 en 2007 deel uit van de voormalige gemeente Hunsel. De kern Neeritter heeft ongeveer 560 huishoudens. Het inwoneraantal per 1 januari 2017 bedraagt 1.291.

Neeritter is gelegen op de grens met het Belgische Kessenich. De ontwikkeling van Neeritter is gebonden aan de Itterbeek, die aan de zuidkant door de kern stroomt.

afbeelding "i_NL.IMRO.1640.BP17Woonkernen-VG03_0016.png"  
Afbeelding 14. Plangrens kern Neeritter  

Voor een meer uitgebreide beschrijving van de kern wordt kortheidshalve verwezen naar de 'toelichting van het kernplan NL.IMRO.1640.BP14KernNeeritter-VG01.

2.1.15 Kern Nunhem

Nunhem behoorde tot 1 januari 2007 behoorde bij de gemeente Haelen, nadat het tot 1942 een zelfstandige gemeente was geweest. Nunhem heeft ongeveer 300 huishoudens. Het inwoneraantal per 1 januari 2017 bedraagt 660.

Nunhem is tegenwoordig een woonkern die qua werkgelegenheid en voor de meeste voorzieningen georiënteerd is op het nabijgelegen Roermond en Heythuysen.

Ten noorden en ten westen van Nunhem bevindt zich het Natura-2000 gebied Leudal. De omgeving van de kern is dan ook bosrijk. Door de kern loopt de Haelense Beek. De gronden aan de oostkant en zuidkant van de kern zijn agrarisch van aard.

afbeelding "i_NL.IMRO.1640.BP17Woonkernen-VG03_0017.png"  
Afbeelding 15. Plangrens kern Nunhem  

Voor een meer uitgebreide beschrijving van de kern wordt kortheidshalve verwezen naar de 'toelichting van het kernplan NL.IMRO.1640.BP14KernNunhem-VG01'.

2.1.16 Kern Roggel

Roggel ligt in het noorden van de gemeente Leudal, waarvan het sinds 1 januari 2007 deel van uit maakt. De kern Roggel telt ongeveer 1.770 huishoudens. Het inwoneraantal per 1 januari 2017 bedraagt 4.201. Bij de gemeentelijke herindeling van 1991 zijn de gemeenten Roggel en Neer samengevoegd.

De omgeving van Roggel wordt gekenmerkt door het fraaie buitengebied, voornamelijk in agrarisch gebruik. Ten zuiden grenst de kern echter aan het natuur- en bosgebied het Leudal. Ten noorden van Roggel bevindt zich de Recreatiepark de Leistert met daarin de vakantieparken De Leistert en Buitenhof de Leistert. Roggel wordt doorsneden door de provinciale weg N279 (Tramstraat) en de Roggelsebeek.

Roggel betreft tegenwoordig een woonkern. Als middelpunt van de voormalige gemeente Roggel en Neer herbergt het centrum echter nog steeds een aanzienlijk voorzieningenniveau. Ten westen van de kern bevindt zich het plaatselijke bedrijventerrein. Qua werkgelegenheid en grotere voorzieningen is de kern met name georiënteerd op het nabijgelegen Heythuysen, Helden-Panningen, Roermond en Venlo.

afbeelding "i_NL.IMRO.1640.BP17Woonkernen-VG03_0018.png"  
Afbeelding 16. Plangrens kern Roggel  

Voor een meer uitgebreide beschrijving van de kern wordt kortheidshalve verwezen naar de 'toelichting van het kernplan NL.IMRO.1640.BP13KernRoggel-VG01'.

2.2 Geldende ruimtelijke instrumenten/plannen

In het plangebied van dit bestemmingsplan 'Woonkernen Leudal 2017' gelden op dit moment de volgende ruimtelijke instrumenten/plannen, die verwerkt worden in onderhavig woonkernenplan:

Woonkern   Datum besluit   Ruimtelijk instrument   Naam plan
(met hyperlink naar planstukken)  
Dossierstatus Geheel onherroepelijk in werking per:  
Baexem   05-02-2013   bestemmingsplan   Kern Baexem   23-10-2013  
Baexem   13-10-2015   bestemmingsplan   Uitbreiding woning Rijksweg 22a Baexem   03-12-2015  
Baexem   15-09-2015   bestemmingsplan   Geenraderweg 16   22-09-2016  
Buggenum   15-04-2014   bestemmingsplan   Kern Buggenum   26-06-2014  
Buggenum   07-10-2014   bestemmingsplan   Herontwikkeling Molenweg te Buggenum   04-12-2014  
Buggenum   15-08-2017   omgevingsvergunning   Boonstraat 18b (WABO-2016-307))   05-10-2017  
Ell   11-02-2014   bestemmingsplan   Kern Ell   01-05-2014  
Grathem   25-03-2014   bestemmingsplan   Kern Grathem   29-05-2014  
Grathem   05-09-2016   omgevingsvergunning   Prinses Beatrixstraat 21-23 (WABO-2015-179)   24-10-2016  
Grathem   05-09-2017   wijzigingsplan   Dorpstraat 16   26-10-2016  
Haler   11-11-2014   bestemmingsplan   Kern Haler   01-01-2015  
Haelen   26-01-2015   omgevingsvergunning   Kasteellaan 9 (WABO-2014-158)   12-03-2015  
Haelen   16-06-2016   omgevingsvergunning   Kasteellaan 9 (WABO-2015-283)   18-08-2016  
Haelen   15-12-2016   omgevingsvergunning   Stationsplein 20 (WABO-2014-334)   09-02-2017  
Haelen   08-11-2016   omgevingsvergunning   Kloosterveld 78 (WABO-2015-416)   27-12-2016  
Haelen   01-05-2017   uitwerkingsplan   Napoleon   20-06-2017  
Heibloem   15-12-2014   bestemmingsplan   Kern Heibloem   30-01-2015  
Heibloem   16-04-2015   omgevingsvergunning   Meijelseweg 7b (WABO-2013-322)   10-06-2015  
Heythuysen   02-07-2013   bestemmingsplan   Centrum Heythuysen   14-05-2014  
Heythuysen   25-06-2013   bestemmingsplan   Kern Heythuysen   17-10-2013  
Heythuysen   10-02-2015   uitwerkingsplan   Vlasstraat, Heythuysen   10-04-2015  
Heythuysen   17-12-2015   omgevingsvergunning   Walk 29 (WAB0-2014-378)   02-02-2016  
Heythuysen   24-07-2014   omgevingsvergunning   Vlasstraat/Burg.Geurtslaan (WABO-2011-862)   18-09-2014  
Heythuysen   02-12-2013   omgevingsvergunning   Notaris Ruttenlaan (WABO-2012-191)   22-08-2013  
Heythuysen   25-11-2014   wijzigingsplan   Arenbos 9   12-03-2015  
Heythuysen   30-05-2017   wijzigingsplan   Woningbouwlocatie Vlasrootsingel (ong.)   13-07-2017  
Horn   24-06-2014   bestemmingsplan   Kern Horn   04-09-2014  
Hunsel   05-02-2013   bestemmingsplan   Kern Hunsel   09-04-2014  
Hunsel   15-12-2014   bestemmingsplan   Partiële herziening bestemmingsplan 'Kern Hunsel' - schutterij St. Jacobus Hunsel   26-03-2015  
Hunsel   4 juli 2017   bestemmingsplan   Kraakstraat 26, Hunsel   28-08-2017  
Ittervoort   15-12-2014   bestemmingsplan   Kern Ittervoort   05-11-2014  
Kelpen-Oler   15-12-2014   bestemmingsplan   Kern Kelpen-Oler   30-01-2015  
Neer   11-11-2014   bestemmingsplan   Kern Neer   N.B.: Deels onherroepelijk in werking per 15-01-2015  
Neer   16-04-2013   beheersverordening   Beheersverordening kern Neer   Vervallen per 15-01-2015 m.u.v. locaties Soerendonck 2 & 3  
Neer   05-10-2015   omgevingsvergunning   Hoogstraat 19 (WABO-2015-97)   26-11-2015  
Neer   31-3-2016   omgevingsvergunning   Vergistingstanks Lindenboom Bierbrouwerij (Engelmanstraat 54 - WABO-2015-60)   26-05-2016  
Neer   16-08-2016   wijzingsplan   Bestemmingsplan Kern Neer - Wijziging Napoleonsweg 124   09-02-2017  
Neer   02-05-2017   omgevingsvergunning in procedure (vastgesteld)   Friedesemolen (WABO-2016-197)   27-06-2017  
Neer   04-07-2017   bestemmingsplan   Hof van Neer   31-08-2017  
Neer   26-07-2017   omgevingsvergunning   Hoogstraat 21 en 23 Hof van Neer   22-09-2017  
Neeritter   09-09-2014   bestemmingsplan   Kern Neeritter   18-11-2014  
Neeritter   16-08-2016   omgevingsvergunning   Bodestraat 28 (WABO-2011-923)   01-10-2016  
Nunhem   09-09-2014   bestemmingsplan   Kern Nunhem   18-11-2014  
Roggel   15-04-2014   bestemmingsplan   Kern Roggel   26-06-2014  
Roggel   12-06-2017   omgevingsvergunning
(kruimelregeling)  
Koppelstraat 2 (WABO-2016-202)
N.B. vanwege kruimelregeling niet op RO-online  
 
Roggel   04-07-2017   omgevingsvergunning   Schrijnwerkerstraat Roggel   29-08-2017  

De huidige bestemmingsplannen voor de kernen zijn onherroepelijk in werking getreden, behoudens de bestemmingsplannen 'Kern Heythuysen' en 'Kern Neer'. Deze bestemmingsplannen zijn deels onherroepelijk in werking getreden:

  • a. De plandelen met de bestemming 'Bedrijventerrein' voor de locaties Soerendonck 2 en 3 en de plandelen met de bestemming 'Wonen' voor de woningen aan de Maasweg en Hanssum in het bestemmingsplan 'Kern Neer', zijn door de AbRS vernietigd;
  • b. In het bestemmingsplan 'Kern Heythuysen' zijn de plandelen met de bestemming 'Wonen' voor de percelen Busschopsweg 1, 2, 3, 3a, 6 en 8, en de percelen Biesstraat 41 en 43 vernietigd.

De overige bestemmingsplannen/verleende omgevingsvergunningen zijn allemaal vastgesteld/verleend. Een groot aantal daarvan is inmiddels ook onherroepelijk (zie laatste kolom in de tabel).

Hoofdstuk 3 Beleid

3.1 Inleiding

In dit hoofdstuk zal aandacht worden besteed aan het Rijks-, provinciaal-, regionaal- en gemeentelijk beleid.

  • Het rijksbeleid wordt in paragraaf 3.2 o.a. besproken aan de hand van de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) , de Beleidslijn grote rivieren en de Waterwet.
  • Voor het provinciaal beleid wordt in paragraaf 3.3 o.a. gebruik gemaakt van het Provinciaal Omgevingsplan Limburg 2014, eveneens een overkoepelend beleidsstuk, en de Omgevingsverordening Limburg.
  • Het regionaal beleid komt aan bod in paragraaf 3.4 middels de Regiovisie 2008-2028 en de 'Structuurvisie Wonen, Zorg en Woonomgeving Midden-Limburg'.
  • Het gemeentelijk beleid wordt ten slotte in paragraaf 3.5 toegelicht waarbij wordt ingezoomd op het Kaderplan bestemmingsplannen kernen Leudal, het gemeentelijk Handboek Ruimtelijke Plannen, de Strategische Overallvisie en de Structuurvisie Leudal.

De beschrijving van het beleidskader bestaat uit een korte toelichting over het van toepassing zijnde beleid, met daarbij een verwijzing naar de beschrijving van het beleidskader in de geldende bestemmingsplan. Daar waar sprake is van gewijzigd beleid zal dit worden aangegeven en worden beschreven.

3.2 Rijksbeleid

3.2.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

Op 13 maart 2012 is de 'Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR)' vastgesteld. In deze structuurvisie staan de (rijks)plannen voor ruimte en mobiliteit. Overheden, burgers en bedrijven krijgen de ruimte om zelf oplossingen te creëren. Het Rijk richt zich met name op het versterken van de internationale positie van Nederland en het behartigen van de nationale belangen.

Het Rijk zet zich voor wat betreft het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid in voor een concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig Nederland. In de SVIR worden drie hoofddoelen genoemd om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig te houden voor de middellange termijn (2028):

  • het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland;
  • het verbeteren, in stand houden en ruimtelijk zeker stellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat;
  • het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.

Voor de drie rijksdoelen worden de onderwerpen van nationaal belang benoemd, waarmee het Rijk aangeeft waarvoor het verantwoordelijk is en waarop het resultaten wil boeken. Relevante nationale belangen voor onderhavig plangebied zijn als volgt:

  • Verbeteren van de milieukwaliteit (lucht, bodem, water), bescherming tegen geluidsoverlast en externe veiligheidsrisico's.
  • Ruimte voor behoud en versterking van (inter)nationale unieke cultuurhistorische en natuurlijke kwaliteiten.
  • Ruimte voor een nationaal netwerk van natuur voor het overleven en ontwikkelen van flora- en faunasoorten.

Het plangebied voor dit bestemmingsplan bestaat uit de bestaand bebouwde kommen van de 16 kernen van de gemeente Leudal, behoudens enkele kleine grenscorrecties. Er worden geen nieuwe ontwikkelingen, welke niet reeds vergund zijn, mogelijk gemaakt in het bestemmingsplan. Bestaande natuurlijke en cultuurhistorische waarden blijven derhalve behouden. Zoals elders uit deze toelichting blijkt, bestaan er verder ook vanuit milieuhygiënisch oogpunt, zoals geluid en externe veiligheid, geen belemmeringen in het gebied. De nationale belangen zijn dan ook niet in het geding als gevolg van onderhavig nieuw bestemmingsplan.

3.2.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)

Op 30 december 2011 is het 'Barro' in werking getreden. In oktober 2012 is het besluit gewijzigd. Voor de nationale belangen die kaderstellend zijn voor besluiten van gemeenten zijn in het Barro regels opgenomen die direct het bestemmingsplan en daarmee gelijk te stellen besluiten betreffen.

In titel 2.4 van het Barro is de ruimtelijke doorwerking van de Beleidslijn grote rivieren, de PKB Ruimte voor de rivier en het Nationaal Waterplan (voor zover het gebieden betreft die daarin worden gereserveerd voor mogelijke toekomstige rivierverruimende maatregelen) geregeld. Er worden algemene eisen gesteld aan de inhoud van nieuwe bestemmingsplannen die betrekking hebben op gronden gelegen in het rivierbed.

Het Barro onderscheidt verschillende gebieden, waarin verschillende regimes gelden:

  • a. Rivierbed:
    Nieuwe bestemmingen die de waterdoorvoer in het rivierbed belemmeren of het waterbergend vermogen van de rivier nadelig beïnvloeden, zijn niet toegestaan tenzij het effect op de waterdoorvoer of de waterberging gecompenseerd kan worden.
  • b. Stroomvoerend deel van het rivierbed:
    In het stroomvoerend deel van het rivierbed komt daar nog bij dat hier alleen riviergebonden activiteiten zijn toegestaan.
  • c. Reserveringsgebieden voor de lange termijn:
    Het Barro regelt ook dat de zogenoemde reserveringsgebieden die zijn aangewezen in de PKB Ruimte voor de rivier, gevrijwaard kunnen worden van nieuwe kapitaalintensieve investeringen, opdat hier te zijner tijd maatregelen kunnen worden genomen om de ruimte voor de rivier te verbeteren. Op 1 oktober 2012 is het Barro aangevuld met onder meer de gebiedsreservering voor de lange termijn voor de Maas.

Delen van de kernen Neer, Buggenum en Horn zijn gelegen binnen het rivierbed van de Maas. Een deel van de kern Buggenum is tevens gelegen binnen het stroomvoerend deel van het rivierbed van de Maas.

Het rivierbed en het stroomvoerend rivierbed zijn middels dubbelbestemmingen in het onderhavige bestemmingsplan opgenomen. Het bestemmingsplan staat geen nieuwe directe ontwikkelingen toe en voor nieuwe bebouwing zijn de regels van de dubbelbestemmingen mede bepalend. Daarmee worden de belangen van het (stroomvoerend deel van) het rivierbed gewaarborgd.

In titel 2.7 van het Barro is bepaald dat bij ministeriële regeling ten behoeve van de mogelijke aanleg van nieuwe hoofdwegen of landelijke spoorwegen reserveringsgebieden worden aangewezen. Ook worden hoofdwegen of delen daarvan aangewezen, waarvoor een bij die regeling vast te stellen reserveringsgebied geldt aan een of beide zijden van de hoofdweg ten behoeve van een mogelijke uitbreiding daarvan. De bedoelde regeling is de Rarro (zie par. 3.2.3).

3.2.3 Regeling algemene regels ruimtelijke ordening (Rarro)

De 'Rarro' is gebaseerd op het Barro. In het Barro is bepaald dat bij ministeriële regeling verschillende militaire terreinen en objecten, hoofdwegen en EHS-gebieden worden aangewezen, waar gemeenten bij de vaststelling van bestemmingsplannen rekening mee moeten houden. In het Rarro wordt daar uitvoering aan gegeven. Als gevolg van de gewijzigde regelgeving beslaat het radarverstoringsgebied behorende bij de radar op de militaire vliegbasis Volkel ook de gemeente Leudal. Aangezien het onderhavige bestemmingsplan echter geen windturbines hoger dan 114 meter toestaat vormt dit geen belemmering voor het radarverstoringsgebied.

In de Rarro zijn binnen het plangebied geen reserveringsgebieden aangewezen voor de mogelijke aanleg van nieuwe hoofdwegen of landelijke spoorwegen. Er zijn ook geen hoofdwegen of delen daarvan aangewezen waarvoor een reserveringsgebied geldt.

3.2.4 Wet milieubeheer / milieueffectrapportage

In artikel 7.2, lid 1 van de 'Wet milieubeheer' is bepaald dat bij algemene maatregel van bestuur de activiteiten worden aangewezen:

  • a. die belangrijke nadelige gevolgen kunnen hebben voor het milieu;
  • b. ten aanzien waarvan het bevoegd gezag moet beoordelen of zij belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kunnen hebben.

In het 'Besluit milieueffectrapportage' zijn in artikel 2, lid 1 als activiteiten die belangrijke nadelige gevolgen kunnen hebben voor het milieu (en waarvoor op grond van de Wet milieubeheer dus de verplichting geldt om een milieueffectrapportage op te stellen), aangewezen de activiteiten die behoren tot een in onderdeel C van de bijlage bij het Besluit genoemde categorie.

In lid 2 van hetzelfde artikel zijn als activiteiten ten aanzien waarvan het bevoegd gezag moet beoordelen of zij belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kunnen hebben (en waarvoor op grond van de Wet milieubeheer dus een m.e.r.-beoordelingsplicht geldt), aangewezen de activiteiten die behoren tot een in onderdeel D van de bijlage bij het Besluit genoemde categorie.

In artikel 2, lid 5, aanhef en onder b. van het Besluit milieueffectrapportage, is vastgelegd dat de m.e.r.-beoordelingsplicht ook geldt voor plannen die weliswaar vallen onder een van de in onderdeel D genoemde activiteiten maar waarbij het project valt ónder de drempelwaarden zoals genoemd in onderdeel D, indien: ‘op grond van selectiecriteria als bedoeld in bijlage III bij de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling niet kan worden uitgesloten dat de activiteit belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kan hebben. Dit is de zogenaamde vormvrije m.e.r.-beoordeling.

Om te bepalen of een m.e.r.(-beoordeling) noodzakelijk is dient dus bepaald te worden of de ontwikkeling voorkomt in lijst C of lijst D van de bijlage bij het Besluit milieueffectrapportage, of de drempelwaarden worden overschreden, of de ontwikkeling in een kwetsbaar gebied ligt en of er belangrijke milieugevolgen zijn.

Het onderhavige plan maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk die niet ook al mogelijk zijn volgens de geldende bestemmingsplannen of verleende omgevingsvergunningen. Het plan is derhalve niet m.e.r.-plichtig, noch m.e.r.-beoordelingsplichtig. Voor wat betreft de realisering van woningbouw na uitwerking van de bestemming 'Wonen - Uit te werken' zal een vormvrije m.e.r.-beoordeling worden opgenomen in de toelichting van de vast te stellen uitwerkingsplannen.

3.2.5 Wet natuurbescherming

De Wet natuurbeschermingcrosslink#s981#False#False#False#True#Wet natuurbescherming voorziet in vereenvoudigde regels ter bescherming van de natuur, in decentralisatie van bevoegdheden naar provincies en in een goede aansluiting op het omgevingsrecht. Deze wet is op 1 januari 2017 in werking getreden.

Deze wet vervangt 3 wetten: de Natuurbeschermingswet 1998, de Boswet en de Flora- en faunawet.

Het doel van de Wet Natuurbescherming is drieledig:

  • 1. bescherming van de biodiversiteit in Nederland
  • 2. decentralisatie van verantwoordelijkheden
  • 3. vereenvoudig ing van regels.

Vanaf 1 januari 2017 bepalen de provincies wat wel en niet mag in de natuur in hun gebied. Ook zorgen de provincies vanaf deze datum voor vergunningen en ontheffingen. De Rijksoverheid blijft verantwoordelijk voor het beleid van grote wateren, zoals het IJsselmeer.

Gebiedsbescherming.

De tot 1 januari 2017 geldende Natuurbeschermingswet was een vertaling van de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn naar nationale regelgeving. De Natuurbeschermingswet regelde de bescherming van Natura 2000-gebieden en Beschermde Natuurmonumenten. Deze wettelijke bescherming is echter anders dan de bescherming van de Ecologische HoofdStructuur (EHS) of het NatuurNetwerk Nederland (NNN). Die bescherming verloopt immers via het ruimtelijke ordeningsrecht (Barro, bestemmingsplannen) en niet via natuurwetgeving.

In de Wet natuurbescherming die op 1 januari 2017 in werking is getreden, is de bescherming van Natura 2000-gebieden vrijwel hetzelfde gebleven. De bescherming van Beschermde Natuurmonumenten is vervallen. Wel kunnen provincies ervoor kiezen om deze gebieden alsnog te beschermen via het provinciale beleid. De provincie voegt dan gebieden toe aan de EHS / het NNN of wijst ze aan als bijzonder provinciaal natuurgebied of – landschap.

Binnen het grondgebied van de gemeente Leudal, tussen de kernen Roggel, Neer, Haelen, Nunhem en Heythuysen, is het 'Natura 2000-gebied Leudal' gelegen. Ten oosten van de gemeente, op een afstand van circa 750 meter van de kern Neer, is het Natura 2000-gebied Swalmdal gelegen. Het Natura 2000-gebied Roerdal is op meer dan 2,5 km afstand gelegen ten oosten van de kern Horn en het gebied Sarsven en De Banen is op meer dan 3,7 km afstand gelegen ten noorden van de kern Ell.

afbeelding "i_NL.IMRO.1640.BP17Woonkernen-VG03_0019.png"  
Afbeelding 17. Natura 2000-gebieden (lichtgroen) gemeente Leudal en omgeving  

Ten zuiden van de gemeente (in België) zijn ook Natura 2000-gebieden gelegen. Het betreft de gebieden Maasvallei, op een afstand van circa 180 meter van de kern Ittervoort en het gebied Noord-Oost Limburg nabij de kern Neeritter en op ca. 1,7 km ten zuiden van de kern Haler.

afbeelding "i_NL.IMRO.1640.BP17Woonkernen-VG03_0020.png"  
Afbeelding 18. Natura 2000-gebieden België nabij gemeente- en Rijksgrens  

Ruimtelijke ontwikkelingen die effecten hebben op de vastgestelde natuurwaarden van deze gebieden, zijn in beginsel niet toegestaan. Indien er een kans bestaat dat effecten zullen optreden, dienen deze vooraf in kaart gebracht en beoordeeld te worden. Hiervoor wordt verwezen naar paragraaf 5.2.

Soortenbescherming.

Zowel in de voorheen geldende Flora- en faunawet als in de op 1 januari 2017 in werking getreden Wet natuurbescherming staan verbodsbepalingen: activiteiten die schadelijk zijn voor beschermde dier- en plantsoorten zijn verboden. Verboden activiteiten wijzigen nauwelijks. Wel zijn enkele definities aangepast. Zo is onopzettelijk verstoren niet meer strafbaar en is opzettelijk verstoren van vogels in sommige situaties toegestaan. Maar verstoren zonder dat tevoren goed onderzoek naar beschermde soorten is uitgevoerd, blijft strafbaar.

Met de nieuwe wet wijzigt wel de lijst van beschermde soorten. Waar de Flora- en faunawet uitging van drie beschermingsniveaus, verdeelt de Wet natuurbescherming beschermde soorten in twee groepen:

  • Strikt beschermde soorten waaronder soorten uit de Vogel- en Habitatrichtlijn
  • Andere soorten, bijvoorbeeld uit de Rode Lijst.

De bescherming van vaatplanten uit tabel 1 en tabel 2 is vervallen. Onder de Wet natuurbescherming worden nog 75 soorten vaatplanten beschermd, waaronder soorten die niet eerder werden beschermd. De bescherming van mieren vervalt. Vrijwel alle zoogdieren blijven beschermd. Meer soorten libellen en vlinders worden beschermd.

Bij een ontheffingsaanvraag onder de nieuwe wet wordt nog steeds getoetst aan drie criteria:

  • 1. Is er sprake van bepaalde, in de wet genoemde belangen?
  • 2. Is er een ‘andere bevredigende oplossing’ mogelijk?
  • 3. Doet de ontheffing afbreuk aan de gunstige staat van instandhouding van de soort?

Daarmee is er in vergelijking met de toetsingspraktijk onder de Flora en faunawet weinig veranderd.

3.2.6 Besluit ruimtelijke ordening (Bro)

Op 1 oktober 2012 is het 'Besluit ruimtelijke ordening (Bro)' gewijzigd, en is de 'ladder voor duurzame verstedelijking' daaraan toegevoegd. De ladder ondersteunt gemeenten en provincies in vraaggerichte programmering van hun grondgebied, het voorkomen van overprogrammering en de keuzes die daaruit volgen.

Doel van de ladder voor duurzame verstedelijking is een goede ruimtelijke ordening door een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. De ladder beoogt een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten.

Overheden dienen nieuwe stedelijke ontwikkeling te motiveren met de drie opeenvolgende stappen. De stappen bewerkstelligen dat de wens om een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk te maken, nadrukkelijk wordt gemotiveerd en afgewogen met oog voor (1) de ruimtevraag, (2) de beschikbare ruimte en (3) de ontwikkeling van de omgeving waarin het gebied ligt.

Op dit bestemmingsplan is de ladder voor duurzame verstedelijking niet van toepassing. Er worden geen nieuwe stedelijke ontwikkelingen mogelijk gemaakt die niet ook al mogelijk zijn volgens de geldende bestemmingsplannen. Voor wat betreft de realisering van woningbouw na uitwerking van de bestemming 'Wonen - Uit te werken' (artikel 24) is een onderbouwing van de ladder aan de orde in het kader van de vast te stellen uitwerkingsplannen.

3.2.7 Wijziging Bro ten aanzien van de Ladder duurzame verstedelijking

Op 1 juli 2017 is een wijziging van het Besluit ruimtelijke ordening ten aanzien van de Ladder duurzame verstedelijking in werking getreden.

De belangrijkste wijzigingen betreffen een vereenvoudiging door het loslaten van de afzonderlijke 'treden' en het vervangen van het begrip 'actuele regionale behoefte' door 'behoefte'. Zowel voor nieuwe stedelijke ontwikkelingen binnen als buiten bestaand stedelijk gebied moet de behoefte worden beschreven. Uitgangspunt voor de wijziging is dat met het oog op een zorgvuldig ruimtegebruik, een nieuwe stedelijke ontwikkeling in beginsel in bestaand stedelijk gebied wordt gerealiseerd. Indien de nieuwe stedelijke ontwikkeling voorzien wordt buiten het bestaand stedelijk gebied, dient dat nadrukkelijk te worden gemotiveerd in de toelichting. Tevens wordt de mogelijkheid geboden om de toepassing van de Ladder door te schuiven naar een uitwerkings- of wijzigingsplan. De verwachting is dat de Ladder hierdoor beter hanteerbaar zal zijn, beter aansluit bij het geheel aan vereisten aan een toelichting bij bestemmingsplannen en tot minder onderzoekslasten zal leiden.

Voor het onderhavige bestemmingsplan betekent de beoogde wijziging van de ladder dat voor de ontwikkelingen die in het plan mogelijk worden gemaakt middels wijzigingsbevoegdheden of uitwerkingsverplichtingen, de Ladder-onderbouwing wordt doorgeschoven naar het moment van vaststelling van een wijzigings- of uitwerkingsplan.

3.2.8 Nationaal Waterplan

Op 10 december 2015 heeft de Minister van I&M het 'Nationaal Waterplan 2016-2021' vastgesteld. Het Nationaal Waterplan (NWP) bevat de hoofdlijnen van het nationaal waterbeleid en de daartoe behorende aspecten van het ruimtelijk beleid. Het kabinet actualiseert het waterbeleid op een aantal terreinen:

  • Het beleid met betrekking tot waterveiligheid en zoetwater is met de vastgestelde deltabeslissingen in 2014 fundamenteel veranderd. Het rijksbeleid dat voortvloeit uit de voorstellen voor deze deltabeslissingen, is in 2014 met een tussentijdse wijziging verankerd in het Nationaal Waterplan 2009-2015 en opgenomen in dit nieuwe Nationaal Waterplan voor de periode 2016–2021.
  • Het kabinet heeft de afgelopen jaren over verschillende beleidsterreinen afspraken gemaakt die raakvlakken hebben met water, zoals afspraken over energie (Energieakkoord), natuur (Natuurvisie), internationale inzet en vernieuwde bestuurlijke verhoudingen (onder meer Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte, Bestuursakkoord Water en Deltaprogramma). Deze afspraken zijn verwerkt in het Nationaal Waterplan. De betreffende beleidsdocumenten blijven van kracht.
  • Met de vaststelling van het NWP voldoet Nederland tevens aan de Europese eisen om actuele plannen en maatregelenprogramma’s op te stellen volgens de Kaderrichtlijn Water (KRW), de Richtlijn Overstromingsrisico’s (ROR) en de Kaderrichtlijn Mariene Strategie (KRM).

Het kabinet bereidt, aansluitend bij de Omgevingswet, een Nationale Omgevingsvisie voor die sectorale visies en beleidsplannen vervangt. Het NWP is daar een belangrijke bouwsteen voor. De Nationale Omgevingsvisie wordt een samenhangende visie op strategisch niveau. Naar verwachting zal de Nationale Omgevingsvisie in 2018 worden vastgesteld.

In het nieuwe NWP komt een aantal onderwerpen uit het vorige NWP niet terug. Alleen de onderwerpen die in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) als rijksbelang zijn aangemerkt, staan in dit NWP.

Het Nationaal Waterplan 2016-2021 is de opvolger van het Nationaal Waterplan 2009-2015 en vervangt dit plan én de partiële herzieningen hiervan (Wind op Zee buiten 12 nautische mijl en verankering rijksbeleid Deltabeslissingen). Op basis van de Waterwet is het Nationaal Waterplan voor de ruimtelijke aspecten tevens een structuurvisie. Het NWP is zelfbindend voor het Rijk. Het Rijk is in Nederland verantwoordelijk voor het hoofdwatersysteem. In het Nationaal Waterplan legt het Rijk onder meer de strategische doelen voor het waterbeheer vast. Rijkswaterstaat (RWS) neemt in het Beheer- en Ontwikkelplan voor de Rijkswateren (Bprw) de condities en maatregelen op voor het operationeel beheer om deze strategische doelen te bereiken. Het NWP is kaderstellend voor het Bprw. Het kabinet vraagt andere overheden het NWP te vertalen in hun beleidsplannen.

3.2.9 Beleidslijn grote rivieren

Na de hoogwaters in 1993 en 1995 heeft de Nederlandse regering besloten om de rivieren meer ruimte te geven. In 1996 is daarom de Beleidslijn Ruimte voor de Rivier gepubliceerd. De beleidslijn had als doel de bestaande ruimte voor de rivier te handhaven, mens en dier duurzaam tegen overstromingen te beschermen en materiële schade bij hoog water te beperken.

De Beleidslijn Ruimte voor de Rivier is in 2006 vervangen door de 'Beleidslijn grote rivieren' (hierna Bgr). De Bgr is erop gericht de veiligheid tegen overstromingen te waarborgen en de ruimtelijke kwaliteit te verbeteren. De beleidslijn heeft als doel de beschikbare afvoer- en bergingscapaciteit van het rivierbed van de grote rivieren te behouden en ontwikkelingen tegen te gaan die de mogelijkheid tot rivierverruiming door verbreding en verlaging feitelijk onmogelijk maken. De beleidslijn is het afwegingskader voor ruimtelijke ontwikkelingen in het rivierbed en is aan de orde bij de concrete regulering van afzonderlijke activiteiten via de Waterwet en de daarop gebaseerde regelgeving.

De Bgr bevat een kader voor het beoordelen van de toelaatbaarheid - vanuit rivierkundig én ruimtelijk oogpunt - van nieuwe activiteiten in het rivierbed van de grote rivieren.

Als onderdeel van de Beleidslijn grote rivieren zijn de Beleidsregels grote rivieren vastgesteld. Met de herziening van de beleidsregels wordt meer ruimte geboden aan ontwikkelingsgerichte initiatieven. Zo ontstaan meer mogelijkheden voor ontwikkelingen die de ruimtelijke en economische kwaliteit van het betreffende gebied kunnen verbeteren. Doelstelling van de Beleidslijn grote rivieren is om de beschikbare bergingscapaciteit van het rivierbed te behouden, ontwikkelingen tegen te gaan die de mogelijkheid tot rivierverruiming door verbreding en verlaging nu en in de toekomst feitelijk onmogelijk maken en het waarborgen van de afvoercapaciteit in het stroomvoerend rivierbed.

Op de grote rivieren is het vergunningenregime van de Waterwet, het Waterbesluit en de Waterregeling van toepassing. Op grond van dit regime is het in beginsel verboden zonder vergunning van de Minister van Infrastructuur en Milieu werken uit te voeren in rijkswateren, waaronder (de bedding van) de grote rivieren. De Bgr bieden een kader voor een beslissing omtrent de toelaatbaarheid, bezien vanuit rivierkundig opzicht, die nodig is voor het verlenen van deze vergunning.

De rivieren, behorende tot de wateren in beheer bij het Rijk, worden begrensd door de buitenkruinlijn van de primaire waterkering in de zin van de Wet op de waterkering dan wel, waar zodanige waterkering ontbreekt door de bij algemene maatregel van bestuur vastgestelde lijn van de hoogwaterkerende gronden (zie rode lijn in afbeelding 16).

afbeelding "i_NL.IMRO.1640.BP17Woonkernen-VG03_0021.png"  
afbeelding "i_NL.IMRO.1640.BP17Woonkernen-VG03_0022.png"  
afbeelding "i_NL.IMRO.1640.BP17Woonkernen-VG03_0023.png"  
afbeelding "i_NL.IMRO.1640.BP17Woonkernen-VG03_0024.png"  
Afbeelding 19. Uitsnedes uit kaarten 013, 012 en 011, behorende bij de Beleidsregels Grote Rivieren  

Delen van het plangebied zijn gelegen binnen een gedeelte van het rivierbed waar volgens artikel 6.16 van het Waterbesluit, paragraaf 6 van het Waterbesluit niet van toepassing is. Op basis van rivierkundige gronden is het vergunningenregime van de Waterwet hier niet van toepassing. Deze aanduiding betekent dat de betreffende gebieden vanuit rivierkundig oogpunt (vanuit het rivier- en stroombelang) minder van belang worden geacht. Bescherming van dat belang door middel van een vergunningenstelsel in het kader van de Waterwet is daarmee niet noodzakelijk.

Deze gebieden blijven wel deel uit maken van het rivierbed. Dit betekent dat sommige van deze gebieden bij hoogwatersituaties onder water kunnen staan. Bouwen in deze, in het rivierbed gelegen gebieden, geschiedt net als elders in het rivierbed op eigen risico. Ingeval van hoogwaterschade, wordt door zowel het rijk als de gemeente, geen recht op schadevergoeding erkend.

3.2.10 Waterwet

Op 22 december 2009 is de 'Waterwet' in werking getreden en daarmee is een aantal oude wetten voor het waterbeheer, of delen daarvan, ingetrokken. De zes vergunningen uit voorgaande 'waterbeheerwetten' zijn opgegaan in één watervergunning. Voor het bevoegde gezag betekent het dat de vergunning aan veel aspecten van het waterbeheer moet worden getoetst.

Het 'Waterbesluit' is de uitwerking bij algemene maatregel van bestuur van bepalingen van de Waterwet. De 'Waterregeling' is de uitwerking bij ministeriële regeling van bepalingen van de Waterwet en het Waterbesluit. De Waterwet, het Waterbesluit en de Waterregeling zijn het resultaat van de in 2004 aangekondigde integratie van waterwetgeving.

3.3 Provinciaal beleid

3.3.1 Provinciaal Omgevingsplan Limburg 2014

Op 12 december 2014 hebben Provinciale Staten van Limburg als onderdeel van een integrale omgevingsvisie het 'Provinciaal Omgevingsplan Limburg 2014' (hierna POL 2014) ‘Voor de kwaliteit van Limburg’ vastgesteld. Het POL 2014 is op 16 januari 2015 in werking getreden.

De grote variatie in omgevingskwaliteiten is een kenmerk en sterk punt van Limburg. Om daaraan recht te doen, worden in het POL zeven globaal afgebakende gebiedstypen onderscheiden. Dit zijn zones met elk een eigen karakter, herkenbare eigen kernkwaliteiten, en met heel verschillende opgaven en ontwikkelingsmogelijkheden.

Binnen het bebouwd gebied worden de volgende zones onderscheiden:

  • stedelijk centrum;
  • bedrijventerrein;
  • overig bebouwd gebied.

In het landelijk gebied gaat het om de zones:

  • goudgroene natuurzone;
  • zilvergroene natuurzone;
  • bronsgroene landschapszone;
  • buitengebied.

Volgens de POL kaart Integrale zonering Limburg is het plangebied van de 16 kernen grotendeels gelegen binnen overig bebouwd gebied. Overig bebouwd gebied betreft gemengde woon/werkgebieden met voorzieningen, deels met een stedelijk karakter, deels met een dorps karakter. Het accent ligt in dit gebied op:

  • bereikbaarheid;
  • balans tussen voorzieningen en detailhandel;
  • facilitering van stedelijk groen en watersysteem;
  • balans en transformatie suburbaan woon- en werkmilieu;
  • kwaliteit van de leefomgeving.

POL 2014 stelt kwaliteit centraal. Dit betekent dat zorgvuldig moet worden omgaan met de voorraden: de ruimte (steden en dorpen, natuur, landschap), de voorzieningen (gebouwde omgeving, infrastructuur, vervoersystemen), de natuurlijke hulpbronnen, de milieuruimte en de ondergrond. Dit wordt vertaald in een aantal principes, die als uitgangspunt gelden bij het maken van keuzes. Voor het onderhavige plan zijn de volgende uitgangspunten van belang:

  • a. Nieuwe stedelijke ontwikkelingen moeten een plek krijgen binnen het bebouwd gebied. Als dat in uitzonderingsgevallen niet kan, dan toch zoveel mogelijk aansluitend daaraan én met een stevige tegenprestatie voor het verlies aan omgevingskwaliteiten (zie 'Beleidsregel Limburgs Kwaliteitsmenu'). Met dit principe in combinatie met het dynamisch voorraadbeheer, wordt invulling gegeven aan het principe van duurzame verstedelijking.
  • b. Goed gebruik maken van reeds bestaande voorzieningen (benutten bestaande voorraad, optimaal benutten wegen door verkeer- en vervoersmanagement, meervoudig ruimtegebruik e.d.).
  • c. Gebruik maken van de kansen die het watersysteem biedt en rekening houden met en zich aanpassen aan het watersysteem (klimaatadaptatie).
  • d. Nieuwe stedelijke functies die veel woon-werkverkeer of bezoekersstromen oproepen dienen goed aangesloten te zijn op het OV-systeem.
  • e. Bij nieuwe ontwikkelingen zoveel mogelijk leegstaande cultuurhistorische en beeldbepalende gebouwen benutten. Er moet gekeken worden of er een leegstaand rijksmonument, gemeentelijk monument, beschermd stads- of dorpsgezicht of ander leegstaand gebouw (in die volgorde) geschikt (te maken) is om deze functie te huisvesten.
  • f. Principes voor het zorgvuldig gebruik van de ondergrond.
  • g. Inzet op energiebesparing en op een zo groot mogelijk aandeel vernieuwbare energiebronnen. Beter benutten van grondstoffen door er efficiënter mee om te springen en het benutten van afval- en reststromen en uiteindelijk realiseren van gesloten kringlopen.
3.3.2 Omgevingsverordening Limburg 2014
3.3.2.1 Algemeen

Op 12 december 2014 is de 'Omgevingsverordening Limburg 2014' vastgesteld en in werking getreden. Nadien zijn drie wijzigingen van de verordening vastgesteld. Op 30 december 2016 is een geconsolideerde versie van de verordening vastgesteld de drie wijzigingsverordeningen geplaatst op www.ruimtelijkeplannen.nl. Nadien zijn nog twee wijzigingsverordeningen vastgesteld:

  • Wijzigingsverordening paragraaf 2.13 zilvergroene natuurzone (d.d. 23 mei 2017);
  • Wijzigingsverordening in verband met een aanpassing van de rijksgrens bij Eijsden, Margraten en Maastricht (d.d. 20 juni 2017).

De voorheen geldende, op 1 januari 2011 in werking getreden Omgevingsverordening Limburg was een samenvoeging van de Provinciale milieuverordening, de Wegenverordening, de Waterverordening en de Ontgrondingenverordening.

De Omgevingsverordening is gewijzigd, vanwege de vaststelling van POL 2014, waarin is bepaald dat er een nieuw hoofdstuk Ruimte aan de Omgevingsverordening wordt toegevoegd. Dat hoofdstuk Ruimte is gericht op de doorwerking van het ruimtelijke beleid van POL 2014 naar gemeentelijke ruimtelijke plannen. Behalve de toevoeging van het hoofdstuk Ruimte zijn in de Omgevingsverordening Limburg 2014 ook de verordeningen Veehouderijen en Natura 2000 (van oktober 2013) en Wonen Zuid-Limburg (van juli 2013) opgenomen. Hiermee zijn alle verordeningen die betrekking hebben op het omgevingsbeleid ondergebracht in één document. Tenslotte is van de gelegenheid gebruik gemaakt om diverse technische aanpassingen en verbeteringen in de overige onderdelen aan te brengen.

3.3.2.2 Hoofdstuk 2 Ruimte

Het hoofdstuk Ruimte bevat geen gedragsvoorschriften die gelden voor iedereen, maar uitsluitend instructiebepalingen die zijn gericht tot gemeentebesturen. Elders in de Omgevingsverordening wordt zeer incidenteel gebruik gemaakt van deze methodiek, maar het hoofdstuk Ruimte kent geen andere bepalingen dan opdrachten aan gemeentebesturen, die door de besturen in acht moeten worden genomen bij het vaststellen van bestemmingsplannen en bepaalde omgevingsvergunningen.

Duurzame verstedelijking.

Op grond van artikel 2.2.2 van de Omgevingsverordening Limburg 2014 houdt een ruimtelijk plan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, rekening met het bepaalde in artikel 3.1.6, tweede lid, van het Besluit ruimtelijke ordening (Ladder voor duurzame verstedelijking). Tevens dienen de mogelijkheden van herbenutting van leegstaande monumentale en beeldbepalende gebouwen te worden onderzocht. De toelichting bij het ruimtelijk plan bevat een verantwoording over de wijze waarop invulling is gegeven aan beide aspecten.

Voor wat betreft de toepassing van de Ladder voor duurzame verstedelijking wordt verwezen naar paragraaf 3.2.6.

Reserveringszones langs spoorwegen en provinciale wegen.

Vanwege het belang van de bereikbaarheid van Limburg is er aanleiding om voor de bovenregionaal verbindende wegen van het RVWN via monitoring 'de vinger aan de pols te houden' om tijdig knelpunten te kunnen signaleren en te agenderen. Daarbij gaat het onder andere om de N280 - gedeelte tussen de aansluiting met de A2 (hm 4,4) en brug over het lateraalkanaal bij Roermond (hm 16,0).

Voor de betreffende provinciale wegen kan er op basis van (een combinatie van) een drietal redenen worden geconcludeerd dat de huidige wegcapaciteit en/of de huidige weguitvoering niet meer voldoende is voor een goede en veilige afwikkeling van het verkeer:

  • (verwachte) groei van het verkeer (op basis van verkeersmonitoring en –prognoses);
  • eisen ten aanzien van het wegontwerp voortkomend uit het streven naar een duurzaam veilig wegverkeerssysteem volgens de aanpak Duurzaam Veilig (w.o. CROW-richtlijn 315 Basiskenmerken wegontwerp);
  • maatschappelijk-bestuurlijke overwegingen (o.a. dat de bovenregionaal verbindende wegen “toekomstvast” moeten zijn).

In die gevallen kan een (gedeeltelijke) verbreding van de genoemde wegen naar 2x2 rijstroken, het aanbrengen van parallelvoorzieningen of het anderszins uitbreiden van de weg een oplossing bieden. Bij enkele wegen is hier in het huidige profiel al rekening mee gehouden (waaronder breedte viaducten) en is hier dus al ruimte voor aanwezig.

afbeelding "i_NL.IMRO.1640.BP17Woonkernen-VG03_0025.png"  
Afbeelding 20. uitsnede kaart 3 Provinciale wegen en reserveringszones Omgevingsverordening Limburg  

Om te voorkomen dat zich in de tussentijd op de voor een verbreding benodigde grondstroken ruimtelijke ontwikkelingen voordoen die een dergelijke verbreding in de toekomst bij voorbaat onmogelijk maken of ernstig kunnen belemmeren, zijn in het POL2014 voor deze bovenregionaal verbindende wegen reserveringszones opgenomen, die in artikel 2.3.1 van de Omgevingsverordening en bijbehorende bijlage nader zijn aangeduid en gedefinieerd. De breedte van een reserveringszone wordt gemeten vanaf de buitenste kantstreep en bedraagt 15 meter aan weerszijden. Aldus wordt zoveel mogelijk voorkomen dat nieuwe bestemmingen een toekomstige wegverbreding verhinderen en dus weer teniet zouden moeten worden gedaan, met alle planologische procedures van dien. De reserveringszone van de N280 is in het onderhavige bestemmingsplan opgenomen met de aanduiding 'vrijwaringszone - reserveringszone weg' (artikel 39.19).

Bestuursafspraken regionale uitwerking POL 2014.

Na vaststelling in december 2014 van Provinciaal Omgevingsplan Limburg 2014 zijn de gemeenten in regionaal verband (Noord/Midden/Zuid) aan de slag gegaan met de uitwerking voor acht thema’s: wonen, bedrijventerreinen, kantoren, detailhandel, landbouw, vrijetijdseconomie, energie, en Nationaal Landschap Zuid-Limburg. Dit proces heeft in elk van de drie regio’s geresulteerd in regionale bestuursafspraken over deze thema’s.
Essentie van de ontwerp-Wijzigingsverordening Omgevingsverordening Limburg 2014 is dat een aantal artikelen worden toegevoegd die als doel hebben om deze regionale afspraken (door de gemeenten zelf gemaakt) te borgen. Daarnaast zijn ook enkele andere wijzigingen doorgevoerd.

In de verordening is vastgelegd dat een ruimtelijk plan voor een gebied gelegen in de regio Midden-Limburg niet voorziet in de toevoeging van woningen aan de bestaande voorraad woningen alsmede aan de bestaande planvoorraad woningen anders dan op de wijze zoals beschreven in de door de gemeenteraden vastgestelde Structuurvisie Wonen, Zorg en Woonomgeving Midden-Limburg.

3.3.2.3 Hoofdstuk 3 Natuur

Per 1 januari 2017 is de Wet natuurbescherming in werking getreden. Vanaf die datum heeft de Provincie de verantwoordelijkheid over nagenoeg alle groene taken en regelgeving. Om die verantwoordelijkheid goed te kunnen uitvoeren dient de Provincie een aantal zaken te regelen in verordeningen. In Limburg betekent dit dat de nieuwe taken zijn geregeld door deze onderdeel te maken van de Omgevingsverordening Limburg 2014. De onderdelen hebben betrekking op: bossen, faunabeheer(jacht), tegemoetkoming bij faunaschade, soortenbescherming en Natura 2000.

De natuuronderwerpen vormen hoofdstuk 3 in de Omgevingsverordening. Binnen hoofdstuk 3 zijn de bestaande artikelen ondergebracht in een paragraaf 3 Veehouderijen en Natura 2000. Extra paragrafen zijn toegevoegd voor nieuwe regelgeving naar aanleiding van de nieuwe wettelijke taken en bevoegdheden voor de Provincie (paragrafen 3.2 tot en met 3.8).

3.3.2.4 Hoofdstuk 4 Milieubeschermingsgebieden

De Omgevingsverordening bevat regels over diverse onderwerpen, zoals de aanwijzing van milieubeschermingsgebieden. Een groot deel van het plangebied is gelegen binnen de boringsvrije zone Roerdalslenk III. Delen van de kernen Baexem en Grathem zijn gelegen binnen grondwaterbeschermingsgebied. Bescherming van de belangen van de boringsvrije zones en van het waterwingebied zijn geborgd in de Provinciale Omgevingsverordening.

afbeelding "i_NL.IMRO.1640.BP17Woonkernen-VG03_0026.png"  
Afbeelding 21. Uitsnede Omgevingsverordening Limburg kaart 8 Milieubeschermingsgebieden  
3.3.3 Beleidsregel Limburgs Kwaliteitsmenu

Het Limburgs Kwaliteitsmenu 2012 (LKM 2012) is een beleidsregel die de 'extra' condities en voorwaarden regelt waaronder bepaalde ontwikkelingen in het landelijk gebied buiten de plattelandskernen mogelijk zijn. Het LKM 2012 vormt geen nieuw ruimtelijk beleid maar was oorspronkelijk een uitwerking van het kwaliteitsdeel uit het POL2006 en de POL-aanvulling Verstedelijking, gebiedsontwikkeling en kwaliteitsverbetering. Via het LKM wordt dan ook geen nieuwe of extra ruimte geboden voor ontwikkelingen buiten de contour. Met de inwerkingtreding van het POL 2014 zijn POL 2006 en de genoemde POL-aanvulling komen te vervallen.

Het Limburgs kwaliteitsmenu is door Gedeputeerde Staten op 12 januari 2010 vastgesteld. In 2012 is deze geactualiseerd tot het LKM 2012. De provincie Limburg heeft de Limburgse gemeenten verzocht om het LKM 2012 over te nemen en uit te werken in het eigen gemeentelijke ruimtelijk beleid. In de gemeente Leudal is hieraan invulling gegeven middels de vaststelling van de 'Structuurvisie Leudal' en de 'Nota Kwaliteit Leudal'.

3.3.4 Provinciale beleid wonen

Op 1 februari 2011 hebben Gedeputeerde Staten van de provincie Limburg de 'Provinciale Woonvisie Limburg' vastgesteld. Hierin staat beschreven hoe de woningvoorraadontwikkeling de komende jaren vormgegeven zou kunnen worden, welke rollen en taken de provincie daarbij kan en wil vervullen en hoe de provincie deze ambities tracht te realiseren.

Inmiddels is het provinciaal woonbeleid verankerd in het POL 2014. De Limburgse woningmarkt moet kwalitatief en kwantitatief de sprong maken naar een nieuwe werkelijkheid.

Kwantitatief ligt er een aanzienlijke opgave om ervoor te zorgen dat de woningmarkt aansluit bij de demografische ontwikkeling. De opgave ligt vooral in het onttrekken van incourante (particuliere) woningen, het omvangrijk genoeg houden (c.q. maken) van het aanbod aan huurwoningen, en het planologisch niet meer uitbreiden van hetgeen er al in overvloed is.

De kwalitatieve opgave is mogelijk nog uitdagender. Die vraagt om een omslag in denken. Allereerst gaat het daarbij om het toekomstbestendig houden en maken van de bestaande woningvoorraad. Maatschappelijke trends (inclusief demografische) leveren een vraag op naar andere woningen dan de voorraad nu biedt. Deze kwalitatieve opgave moet, gezien de afnemende kwantitatieve vraag, vooral gerealiseerd worden in de bestaande woningvoorraad, waarbij nieuwbouw (in de vorm van uitbreiding dan wel vervanging) vooral moet worden ingezet om te voorzien in de vraag naar datgene waaraan ook op langere termijn het meest behoefte bestaat.

De noodzakelijke transformatie kan slechts slagen als de regionale partners gezamenlijk invulling weten te geven aan dynamisch voorraadbeheer. Dat omvat het werken aan de kwaliteit van de bestaande voorraad, door kwaliteitsverbetering, herstructurering en waar nodig sloop. Maar ook het terugdringen van nog niet gerealiseerde plannen die niet bijdragen aan de beoogde vernieuwing. En dynamisch voorraadbeheer betekent ook dat er slechts ruimte is voor nieuwe toevoegingen aan de voorraad als deze echt kwaliteit toevoegen en samengaan met het schrappen van slechte voorraad.

Dit dynamisch voorraadbeheer zal vorm en inhoud moeten krijgen door opstelling én uitvoering van regionale structuurvisies voor Noord-, Midden- respectievelijk Zuid-Limburg. Deze visies bevatten gezamenlijke ambities en opgaven, gezamenlijke principes en spelregels (toegespitst op de regionale situatie) en een gezamenlijke werkwijze. In de regio Midden-Limburg is hieraan invulling gegeven middels de vaststelling van de regionale 'Structuurvisie Wonen, Zorg en leefomgeving Midden-Limburg' (zie par. 3.4.2).

3.3.5 Provinciaal Waterplan

Op 11 december 2015 hebben provinciale staten van Limburg het provinciaal Waterplan Limburg 2016-2021 'Samen werken aan water' vastgesteld. Het is de opvolger van het Provinciaal Waterplan Limburg 2010-2015 en een uitwerking van het strategisch waterbeleid in POL2014, teneinde te voldoen aan de vereisten van de Europese Kaderrichtlijn Water en aanvullende nationale kaders, waaronder het Nationaal Waterplan en het Deltaprogramma. Samen met het Nationale Waterplan 2016-2021 van het Rijk en het Waterbeheersplan Limburg 2016-2021 van de Limburgse waterschappen vormt het een onderdeel van het tweede Stroomgebiedbeheersplan Maas 2016-2021.

In het plan wordt ingegaan op de volgende inhoudelijke opgaven voor het regionale waterbeleid:

  • Een veilige en aantrekkelijke Maasvallei.

Dit gaat over hoogwaterbescherming langs de Maas, nu en in de toekomst als gevolg van de klimaatverandering, mede in het licht van het Nationaal Deltaprogramma en in relatie tot behoud en ontwikkeling van de woon- en werkomgeving.

  • Een veerkrachtig en klimaatbestendig regionaal watersysteem.

Hierin staat de aanpak van regionale wateroverlast en watertekort in landelijk en stedelijk gebied centraal, mede in het licht van de klimaatverandering en het Nationaal Deltaprogramma.

  • Behoud en herstel natte natuur en verbetering waterkwaliteit.

Dit onderdeel handelt over de verbetering van het ecologische functioneren van onze beken en plassen (ecologische doelen van oppervlaktewateren, beek(dal)herstel) en natte natuurterreinen (herstel van verdroogde grondwaterafhankelijke natuur), als ook de verbetering van de fysisch-chemische kwaliteit van het oppervlaktewater, deels vanuit de Europese Kaderrichtlijn Water en Natura 2000.

  • Duurzame drinkwatervoorziening en grondwaterbeheer.

Centraal in dit hoofdstuk staat de bescherming van hoeveelheid en kwaliteit van onze grondwatervoorraden ten behoeve van diverse functies, met speciale aandacht voor het gebruik voor menselijke consumptie, waaronder de voorraden en bescherming daarvan voor de openbare drinkwatervoorziening, e.e.a. eveneens mede als opdracht vanuit de Europese Kaderrichtlijn Water.

3.3.6 Waterbeheerplan waterschappen

De Algemene Besturen van Waterschap Peel en Maasvallei en Waterschap Roer en Overmaas hebben op 14 oktober 2015 het Waterbeheerplan 2016-2021 'Water in beweging' vastgesteld. Dit plan is, vooruitlopend op de fusie van Waterschap Peel en Maasvallei en Waterschap Roer en Overmaas per 1 januari 2017 tot Waterschap Limburg, een gezamenlijk plan van beide waterschappen.

Met dit Waterbeheerplan zetten de waterschappen de koers uit voor een toekomstbestendig waterbeheer in Limburg; hoe de waterschappen invulling willen geven aan de taak om te zorgen voor veilige dijken, droge voeten en voldoende en schoon water. In het plan is vastgelegd hoe het watersysteem en waterkeringen op orde wordt gebracht en gehouden. Beschreven wordt voor welke thema's de waterschappen aan de lat staan, de strategie hiervoor, welke maatregelen worden omgevingsvergunning uitgevoerd, wie partners daarin zijn en hoe dit wordt gemonitord om waar nodig bij te sturen. Ook staat hierin welke bijdrage het waterschap levert aan de Europese Kaderrichtlijn Water.

In een intensief gebruikt land, zoals Limburg dat is, is verweving van waterfuncties onvermijdbaar. In het waterbeheer willen de waterschappen een goede balans vinden voor alle aanwezige belangen, bijvoorbeeld voor de combinatie van landbouw en natuur bij natuurbeken. Er worden, aanvullend aan de provinciale functietoekenning, functies toegekende aan beken, vennen en plassen en vastgelegd wordt wat dit betekent voor het gebruik van het water en aanliggende gronden. Op basis van die functies wordt het waterbeheer verder ingericht. Bij de inrichting van wateren is het voorkomen van wateroverlast ('droge voeten') leidend.

Het waterschap deelt de verantwoordelijkheid voor functietoekenning en taakafbakening met de Provincie Limburg en gemeenten. De provincie is medeverantwoordelijk voor de functietoekenning. Provincie en gemeenten zijn medeverantwoordelijk voor de taakafbakening.

3.4 Regionaal beleid

3.4.1 Regiovisie 2008 - 2028: Het oog van Midden-Limburg

In de 'regiovisie “Het oog van Midden-Limburg”' is de gebiedsvisie uitgewerkt in een achttal beleidsthema's. Dit zijn: Toerisme en Recreatie, Maasplassen, Natuurontwikkeling, Landschap en Ecologie, Landbouw, Bedrijvigheid, Wonen, Zorg en Mobiliteit. Vervolgens zijn deze thema's in het najaar van 2008 verdiept en verder uitgewerkt in de programmalijnen: Maasplassen, Ontwikkelingsas N280 Weert-Roermond, Wonen, Natuur en Recreatie.

Over de gemeente Leudal is het volgende opgenomen: “De gemeente Leudal vormt het hart van Midden-Limburg. Het bestaat uit zestien dorpen en een groot buitengebied dat wordt geroemd om z'n ruimte, kwaliteit en woonklimaat. Heythuysen vormt een subregionale kern met een sterke centrumfunctie voor een groot verzorgingsgebied. Het is van belang dat deze centrumfunctie wordt versterkt en het voorzieningenniveau op peil blijft. Daarnaast heeft Leudal diverse dorpskernen waar de voorzieningen onder druk staan. Een actief kleine kernenbeleid is noodzakelijk waarin aandacht gegeven wordt aan de leefbaarheid en een adequate woningvoorraad".

De centrale ligging van Leudal maakt dat het profiteert van bijna alle ontwikkelingen die worden voorgesteld in deze regiovisie. Gelegen aan de Maasplassen liggen er volop kansen om recreatieve en toeristische activiteiten te ontwikkelen en deze te verbinden met het natuurgebied Leudal en het te ontwikkelen regiopark.”

3.4.2 Structuurvisie Wonen, Zorg en Woonomgeving Midden-Limburg

Op 11 november 2014 heeft de raad van Leudal de intergemeentelijke 'Structuurvisie Wonen, Zorg en Woonomgeving Midden-Limburg' vastgesteld. Naast de gemeente Leudal hebben ook de regiogemeenten Echt-Susteren, Maasgouw, Nederweert, Roerdalen, Roermond en Weert deze structuurvisie vastgesteld.

De 'Structuurvisie Wonen, Zorg en Woonomgeving Midden-Limburg' is de basis voor het geven van sturing aan en voeren van regie over het in de regio te voeren beleid op het vlak van wonen, zorg en woonomgeving. De Structuurvisie is een antwoord op de vraag hoe om te gaan met de actuele en te verwachten demografische en economische ontwikkelingen.

De Structuurvisie bestrijkt een planperiode van 2014 tot en met 2017 en bevat daarnaast een basis voor afspraken op de middellange termijn (2018 tot en met 2023).

Met de Structuurvisie Wonen, Zorg en Woonomgeving geeft de regio Midden-Limburg vorm en inhoud aan het POL2014 (Provinciaal Omgevingsplan Limburg). Het POL 2014 stuurt in essentie op een aanpak in dynamische voorraadbeheer in regionale samenwerking.

In de structuurvisie staan de ambities van de gemeenten in de regio weergegeven in de vorm van 10 speerpunten:

  • 1. Goed evenwicht vinden tussen sociaal en fysiek domein. Zaak is duidelijk te krijgen waar niet meer in het vastgoed wordt geïnvesteerd, of het nu gaat om woningen, voorzieningen of maatschappelijk vastgoed.
  • 2. Reduceren van de plancapaciteit en goed inschatten van de markt. Van de totale plancapaciteit van ca. 10.800 woningen binnen de regio op 1 januari 2014 dienen er ca. 4.000 - 5.000 woningen te vervallen. De ambitie is de komende planperiode hiermee voortvarend aan de slag te gaan.
  • 3. Kansen creëren voor nieuwkomers, zoals arbeidsmigranten. De ambitie is om via reguliere huisvesting deze groep mensen langer of zelfs definitief aan de regio te binden.
  • 4. Transformatieopgave in zorgvastgoed aanwezig, uitwerking nog ongewis. De sturingsruimte voor gemeenten op het vlak van zorgvastgoed is beperkt. Wel is het wenselijk om als regiogemeenten een beter inzicht te verkrijgen in de plannen rondom bestaand zorgvastgoed.
  • 5. Zorg voor de kwetsbaren: smeden van nieuwe coalities en faciliteren van samenwerking en zelfred- of zelfwerkzaamheid van burgers.
  • 6. Transformatieopgave in de huursector vraagt om regionale afstemming. Er ligt een uitdaging bij de huursector om meer en beter te faciliteren in het huisvesten van ouderen, zorgvragers en mensen behorende tot de doelgroep van beleid. De ambitie is om in de looptijd van de Structuurvisie te komen tot regionale prestatieafspraken.
  • 7. Transformaties afstemmen met ingrepen in publiek domein. De ambitie is om zowel ruimtelijk als in de sfeer van maatschappelijke voorzieningen relaties te leggen met binnenstedelijke of –dorpse vraagstukken.
  • 8. Sturen op kwaliteit. Er kan nog een aantal jaren door middel van nieuwbouw worden gestuurd op de totale kwaliteit van de woningvoorraad. Het is dus wijs om duurzaamheid toe te voegen. Per gemeente ligt die kwaliteit anders en is ook afhankelijk van hetgeen gaat gebeuren in de bestaande woningvoorraad. In grote lijnen is er overal behoefte aan geschikte huisvesting voor ouderen met een accent op de huursector. In het stedelijk gebied lijkt ook nog ruimte te zijn voor gezinswoningen in de koopsector. In de bestaande voorraad staat het vizier op het verhogen van de geschiktheid ervan om langer thuis te blijven wonen. Dit geldt voor zowel de huur- als koopsector.
  • 9. Kantelen van het 'wonen', ofwel hoe organiseren we de leefbaarheid? Inwoners krijgen steeds meer zelf de verantwoordelijkheid over prettig wonen en leven, waarbij in toenemende mate het zelfoplossend en zelforganiserend vermogen wordt aangesproken (participeren).
  • 10. Bewustmaken van de (oudere) burger, speciaal de eigenaar-bewoner. Te voorzien is dat veel van deze mensen wanneer ze ouder worden zich ervan bewust moeten zijn dat voorzieningen (zoals een verzorgingshuis) die eerder aanwezig waren of vanzelfsprekend waren, er straks mogelijk niet meer zijn. De regio wil haar burgers bewust maken van deze nieuwe werkelijkheid.

Voor het regionaal, gemeentelijk en lokaal afwegen en ordenen in de programmering van transformatie- en nieuwbouwplannen zijn vier wezenlijke afwegingskaders beschikbaar:

  • 1. Kwantitatief afwegingskader: hoeveel woningen kunnen nog worden toegevoegd en hoe verdelen we die over de zeven gemeenten?
  • 2. Ruimtelijk grofmazig afwegingskader: welke accenten zetten we in de regionaal onderscheiden woonzones?
  • 3. Ruimtelijk fijnmazig afwegingskader: hoe kunnen we onze nieuwbouw- en veranderplannen op een regionaal uniforme wijze ordenen?
  • 4. Kwaliteitsenvelop: afwegingskader om lokaal accenten te zetten richting transformatie en nieuwbouw.

De visie bevat een kwantitatief afwegingskader per gemeente en de afspraak dat de gemeenten dit kader hanteren voor de periode 2014 tot en met 2023. Voor Leudal is het volgende kwantitatieve afwegingskader opgenomen:

Gemeente   Huishoudens per 01-01-2014   Groei absoluut (4,2%)
2014 t/m 2023  
Groei in periode 2014 t/m 2017   Opmerking  
Leudal   15.280   640   260   = maximale toevoeging  

Wat betekent dit kwantitatief afwegingskader voor het onderhavige plangebied?:

  • Elke gemeente wordt de mogelijkheid geboden te bouwen in elke kern.
  • Tegelijkertijd wordt per gemeente een grens aangegeven wat maximaal toegevoegd mag worden aan woningen, zowel nieuwbouw als transformatie.
  • Met uitzondering van Roermond en Nederweert mogen de gemeenten maximaal het aantal woningen toevoegen gelijk aan hetgeen in de tabel staat. Dit moet echter wel binnen de planperiode van 10 jaar daadwerkelijk gebeuren of in productie zijn genomen.
  • Tegelijkertijd ligt er de opgave - komend decennium - de plancapaciteit terug te brengen tot minimaal het aantal dat in de tabel staat. in de periode tot en met 2017 dient 40% van de overcapaciteit in de planvoorraad te worden weggenomen.
  • Voor elke gemeente is een doorvertaling gemaakt naar een kwantitatief kader voor de kernen binnen die gemeente. Uitgangspunt daarvoor is verdeling naar rato van de huidige woningvoorraad. Dit is als richtsnoer opgenomen in de kwaliteitsenvelop. Naar behoefte kan een gemeente schuiven in de kwantiteiten tussen de kernen, mits ze niet het gemeentelijk kwantitatief kader overschrijden.
  • Integrale heroverweging vindt plaats in 2017, op basis van de werkelijke planrealisaties in de periode 2014 tot en met 2017 en de dan geldende prognoses.

De visie maakt duidelijk dat met uitzondering van de gemeente Roermond, er voor elke gemeente behoorlijke reductie van de overcapaciteit aan de orde is in de periode 2014 tot en met 2017. Colleges zullen hier handen en voeten aan moeten geven. Voor de gemeente Leudal bedraagt de plancapaciteit per 1 januari 2014 1.560 woningen. Rekening houdend met een groei van maximaal 640 woningen in de periode 2014 t/m 2023 betekent dit een overcapaciteit per 1 januari 2014 van 920 woningen en een minimale 40%-reductie van de overcapaciteit in de periode 2014 t/m 2017 van 370 woningen.

Om meer kwalitatieve sturing te geven aan enerzijds nieuw- en verbouwplannen en anderzijds transformatie van de bestaande woningvoorraad, is per gemeente een zogenaamde kwaliteitsenvelop opgesteld. In de kwaliteitsenvelop voor de gemeente Leudal zijn per kern de volgende 'richtcijfers' voor nieuwbouw opgenomen (zie tabel hieronder). Deze aantallen worden jaarlijks geactualiseerd en gecorrigeerd voor de realisaties.

Kern   Kwantitatief richtcijfer
2014 - 2017  
Kwantitatief richtcijfer
2018 - 2023  
Baexem   17   26  
Buggenum   7   8  
Ell   9   14  
Grathem   12   18  
Haelen   32   46  
Haler   3   4  
Heibloem   5   8  
Heythuysen   52   72  
Horn   27   41  
Hunsel   7   10  
Ittervoort   13   19  
Kelpen-Oler   7   11  
Neer   24   36  
Neeritter   10   15  
Nunhem   5   7  
Roggel   30   45  

In het onderhavige bestemmingsplan is uitvoering gegeven aan de doelstellingen van de regionale structuurvisie:

  • a. bij de diverse wijzigingsbevoegdheden op grond waarvan geldende bestemmingen kunnen worden gewijzigd in de bestemming 'Wonen' is als voorwaarde opgenomen dat bij wijziging de 'Structuurvisie Wonen, Zorg en Woonomgeving Midden-Limburg' in acht moet worden genomen, met dien verstande dat, indien deze visie/voorwaarden gedurende de planperiode worden gewijzigd, rekening wordt gehouden met die wijziging(en);
  • b. de aantallen woningen die kunnen worden gebouwd na uitwerking van de bestemming 'Wonen - Uit te werken' passen binnen de 'richtcijfers' zoals aangegeven in de kwaliteitsenvelop voor de gemeente Leudal in de structuurvisie;
  • c. in de regels is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor burgemeester en wethouders om onbenutte of deels onbenutte bouwvlakken te verwijderen of het maximum aantal wooneenheden te verminderen, indien:
    • 1. het een onbebouwd bouwvlak betreft, waar binnen 2 jaar na de inwerkingtreding van het bestemmingsplan of van een nadien vastgesteld uitwerkings- of wijzigingsplan ter plaatse van het bouwvlak met een omgevingsvergunning geen woonbebouwing is opgericht, dan wel in oprichting is;
    • 2. er binnen 2 jaar na sloop van een hoofdgebouw ter plaatse van het bouwvlak met een omgevingsvergunning geen nieuwe woonbebouwing is opgericht, dan wel in oprichting is;
    • 3. er binnen 2 jaar na de inwerkingtreding van het bestemmingsplan met een omgevingsvergunning minder wooneenheden zijn opgericht dan wel in oprichting zijn dan volgens de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' op de locatie is toegestaan;
    • 4. een verleende omgevingsvergunning voor het bouwen is ingetrokken omdat binnen 26 weken na het onherroepelijk worden daarvan niet is gestart met de bouwwerkzaamheden;
  • d. in de regels van de bestemming 'Wonen - Uit te werken' is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor burgemeester en wethouders om die bestemming te wijzigen in de bestemming 'Agrarisch' en/of 'Agrarisch met waarden' en/of 'Groen' en/of 'Tuin', indien binnen 2 jaar na het onherroepelijk worden van het bestemmingsplan geen ontvankelijke aanvraag tot vaststelling van een uitwerkingsplan is ingediend.

3.5 Gemeentelijk beleid

3.5.1 Kaderplan bestemmingsplannen kernen Leudal

Vooruitlopend op de daadwerkelijke actualisering van de bestemmingsplannen voor de kernen van de gemeente Leudal, is het 'Kaderplan bestemmingsplannen kernen Leudal' opgesteld. Hierin zijn de uitgangspunten voor de bestemmingsplannen voor de kernen weergegeven. De uitgangspunten zijn verwerkt in de tussen 2011 en 2014 vastgestelde 16 bestemmingsplannen voor de kernen en zijn in het onderhavige bestemmingsplan overgenomen, behoudens de in paragraaf 1.2 genoemde aanpassingen.

3.5.2 Handboek ruimtelijke plannen

Omwille van onder meer uniforme planregels en –opzet heeft de gemeente Leudal een Handboek Ruimtelijke Plannen opgesteld. Het onderhavige bestemmingsplan is daarop zo veel mogelijk afgestemd.

3.5.3 Strategische Overallvisie 2020 'Leven in Leudal'

In deze 'Strategische Overallvisie', geeft de gemeente aan welke ontwikkelingen op de langere termijn voor Leudal van belang zijn en waar de gemeente naar toe wil. De toekomstvisie, die in maart 2014 is geactualiseerd, is daarmee richtinggevend voor de beleidsontwikkeling in de komende jaren. In de regels van het onderhavige bestemmingsplan is hiermee rekening gehouden.

3.5.4 Structuurvisie Leudal - regie op de toekomst

Op 2 februari 2010 is de 'Structuurvisie Leudal' vastgesteld. Met de structuurvisie wil de gemeente regie voeren op de ontwikkelingen en processen die voor de toekomst van Leudal van belang zijn. Ontwikkelingen die het goed wonen, leven en werken ondersteunen en verbeteren wil de gemeente kunnen faciliteren en stimuleren. Voor sommige ontwikkelingen zal ze daarbij zelfs initiatiefnemer willen zijn. Voor andere ontwikkelingen is zij ook afhankelijk van initiatieven van derden, zoals ondernemers, woningcorporaties, instellingen, en burgers. Ontwikkelingen die afbreuk doen aan de toekomst van Leudal wil de gemeente waar mogelijk voorkomen.

In het onderhavige bestemmingsplan is geen sprake van nieuwe ontwikkelingen die niet eerder al juridisch-planologisch zijn geregeld.

3.5.5 Structuurvisie Buggenumse veld

Op 11 februari 2014 heeft de gemeenteraad van Leudal de 'Structuurvisie Buggenumse veld' vastgesteld als partiële herziening van de structuurvisie Leudal, ingegeven door de uitbreiding van Nunhems. Het doel van de structuurvisie is het ontwikkelen van een integrale ruimtelijke visie voor de periode 2014-2030 op het gebied en het vastleggen van de beleidsuitgangspunten voor de ruimtelijke ontwikkelingen in het Buggenumse veld en voor de daarvoor benodigde kwaliteitsverbeterende maatregelen. De voornaamste concrete ruimtelijke ontwikkeling in het plangebied werd gevormd door de uitbreiding van Nunhems aan de overzijde van de Napoleonsweg in het Buggenumse veld.

Het plangebied omvat daarom het gebied waarbinnen het huidige bedrijf is gelegen en waarin de uitbreiding en de kwaliteitsverbeterende maatregelen zijn voorzien

Een deel van de kern Neer is gelegen binnen het plangebied van deze structuurvisie. het betreft de gronden tussen de Engelmanstraat - Bergerstraat en de ten zuiden daarvan gelegen Neerbeek.

Als onderdeel van de structuurvisie is een plan opgesteld voor de landschappelijke inpassings- en kwaliteitsverbeterende maatregelen ten behoeve van de uitbreiding van Nunhems. Een van de voorgestelde maatregelen is het versterken van de relatie Maas - natuurgebied Leudal in de noordrand van het plangebied van de structuurvisie. Deze maatregelen worden voorgesteld voor deelgebied 3. Dit zijn de gronden die direct ten zuiden van het plangebied van het onderhavige bestemmingsplan (kern Neer) zijn gelegen.

Een deel van de kern Neer is derhalve gelegen binnen het plangebied van de structuurvisie, maar de daarin nagestreefde inrichtings en kwaliteitsverbeterende maatregelen hebben geen betrekking op gronden die deel uitmaken van het onderhavige bestemmingsplan.

afbeelding "i_NL.IMRO.1640.BP17Woonkernen-VG03_0027.png"  
Afbeelding 22. Uitsnede uit afbeelding 'Ruimtelijk concept: ‘menukaart à la carte’' uit de Notitie van Uitgangspunten behorend bij het ruimtelijk concept “menukaart à la carte”, ten behoeve van het Kwalitatief Inpassings- en Compensatieplan Nunhems Netherlands BV.  
3.5.6 Evenementenbeleid

Op 30 juli 2011 hebben burgemeester en wethouders het 'Uitvoeringsbeleid evenementen gemeente Leudal (2011)' vastgesteld. Op 26 juli 2012 hebben burgemeester en wethouders de 'Beleidsnota evenementen gemeente Leudal' vastgesteld.

Voor een nadere toelichting over de wijze waarop in dit bestemmingsplan rekening is gehouden met dit beleid wordt verwezen naar par. 4.2.3.14.

3.5.7 Nota Parkeernormen

In verband met een wijziging van de Woningwet (zie 'VNG-ledenbrief 16.04.2015') zijn de stedenbouwkundige voorschriften uit de bouwverordening vervallen. Het is niet meer mogelijk te verwijzen naar landelijke naslagwerken zoals publicaties van het CROW. Dit betekent dat parkeernormen moeten worden opgenomen in bestemmingsplannen.

In de bestemmingsplannen voor de woonkernen, die allen vóór 2015 zijn vastgesteld, zijn nog geen normen opgenomen. In het onderhavig bestemmingsplan 'Woonkernen Leudal 2017' is de parkeernormering wel geregeld.

In plaats van de normen op te nemen in de regels van het bestemmingsplan zelf, wordt in dit plan verwezen naar gemeentelijk vastgestelde parkeernormen/beleidsregels (zie 'uitspraak AbRS dd. 09.09.2015, punt 14'). Dat heeft het voordeel dat in geval van wijziging(en) van de normen/beleidsregels gedurende de werking van het bestemmingsplan ook rekening moet worden gehouden met die wijzigingen. Om die reden is ervoor gekozen een Nota Parkeernormen door de raad te laten vaststellen.

In de nota zijn de parkeernormen opgenomen die de gemeente Leudal hanteert voor nieuwe bouwplannen en (her)ontwikkelingen. Onderscheid is gemaakt naar ontwikkelingen binnen de bebouwde kom en buiten de bebouwde kom. Parkeernormen zijn nodig om een hoge parkeerdruk in openbaar gebied te voorkomen bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen. De parkeernormen zijn niet bedoeld voor reeds bestaande bouwwerken en functies. Indien bestaande situaties worden gewijzigd of uitgebreid, dan kunnen deze parkeernormen wel worden toegepast. De parkeernorm geldt dan alleen voor het te wijzigen of uit te breiden deel.

Voor meer informatie wordt kortheidshalve verwezen naar de bij raadsbesluit van 5 juli 2016 vastgestelde 'Nota Parkeernormen 2016' (bijlage 6 van de regels).

3.5.8 Nota Kwaliteit

In de 'Structuurvisie Leudal' is de 'Nota Kwaliteit' opgenomen. De laatste actualisatie van de Nota Kwaliteit dateert van 3 september 2013.

De Nota Kwaliteit bevat beleid over het kwaliteitsmenu en het groenfonds. Bij de beoordeling van ruimtelijke plannen, zoals bijvoorbeeld woningbouwplannen of uitbreiding van bedrijven komt nadat een planologische afweging is gemaakt of een bepaalde ontwikkeling aanvaardbaar is op een bepaalde locatie een kwaliteitsbijdrage in beeld. Het kwaliteitsmenu van de provincie (uitgewerkt in verschillende modules) geldt hierbij als een minimumvereiste.

Landschappelijke inpassing van de locatie van een initiatief vormt altijd een voorwaarde naast de kwaliteitsverbeterende maatregel of een bijdrage in het groenfonds.

De Nota Kwaliteit is niet van toepassing op ontwikkelingen binnen de kernen.

3.5.9 Beleid huisvesting arbeidsmigranten en overige woonurgenten

Op 13 oktober 2015 heeft de gemeenteraad van Leudal de kadernotitie 'Huisvesting arbeidsmigranten en overige woonurgenten' vastgesteld.

Deze beleidsnota beschrijft de kaders en regels van de verschillende vormen van huisvesting van arbeidsmigranten en overige woonurgenten in Leudal en heeft tot doel het waarborgen van een kwalitatieve huisvesting voor deze mensen, passend in de omgeving.

In de nota worden de volgende groepen onderscheiden bij de huisvesting van arbeidsmigranten:

  • 1. Short-stay (artikel 1.121):
    arbeidsmigranten die hier niet langer dan 4 maanden aaneengesloten verblijven.
  • 2. Mid-stay (artikel 1.86):
    arbeidsmigranten die hier 4 tot 9 maanden verblijven, maar nog niet weten of ze zich hier permanent willen vestigen of die wel al besloten hebben dat ze zich hier willen vestigen maar nog géén reguliere huisvesting hebben gevonden.
  • 3. Long-stay:
    arbeidsmigranten die zich hier permanent vestigen.

Naast arbeidsmigranten hebben ook overige woonurgenten, zoals gescheiden ouders, studenten, (alleenstaande) verblijfsgerechtigden en personen die vanuit zorg of detentie naar de woningmarkt gaan, behoefte aan mid-stay huisvesting. Ook voor deze doelgroep zijn de beleidsregels relevant.

Middels de beleidsregels wil de gemeente sturen op een goede huisvesting voor arbeidsmigranten en overige woonurgenten. Uitgangspunt is dat de huisvesting op een goede ruimtelijke- en stedenbouwkundige wijze moet worden ingepast, zonder dat hierdoor afbreuk wordt gedaan aan het (woon)karakter van de huisvestingslocatie. Daarbij moet steeds worden bedacht dat het gewenste eindbeeld niet per direct te realiseren is.

Per potentiële huisvestingslocatie zijn de beleidsregels beschreven:

  • a. Huisvesting op bedrijventerreinen en bedrijfslocaties
  • b. Huisvesting op agrarische bedrijven
  • c. Huisvesting op campings en recreatieparken
  • d. Huisvesting in (vrijkomende) bedrijfsgebouwen en gebouwcomplexen, niet zijnde reguliere (bedrijfs)woningen
  • e. Huisvesting in reguliere woningen.

Vanwege de aard van het onderhavige plangebied is in dit bestemmingsplan een regeling opgenomen op basis waarvan een omgevingsvergunning kan worden verleend voor huisvesting van arbeidsmigranten in de vorm van kamerbewoning in:

  • a. bedrijfsgebouwen en gebouwcomplexen, niet zijnde reguliere (bedrijfs)woningen;
  • b. reguliere woningen, met dien verstande dat hier wel mid-stay huisvesting, maar géén short-stay huisvesting mogelijk kan worden gemaakt.

Overige vormen van huisvesting zijn naar verwachting binnen de kernen niet aan de orde. Hiervoor is in dit bestemmingsplan derhalve géén regeling opgenomen. Indien in de praktijk toch behoefte bestaat aan een andere vorm van huisvesting die past binnen het vastgestelde beleidskader, kan hieraan medewerking worden verleend middels een buitenplanse procedure voor afwijking van het bestemmingsplan.

Hoofdstuk 4 Beschrijving plan

4.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt beschreven welke wijzigingen in dit plan zijn verwerkt ten opzichte van de eerder vastgestelde bestemmingsplannen voor de afzonderlijke kernen.

4.2 Onderdelen bestemmingsplan

4.2.1 Algemeen

Het onderhavige bestemmingsplan bevat één uniforme integrale juridisch-planologische regeling voor de 16 kernen in de gemeente Leudal. Voor wat betreft plansystematiek en inhoudelijke uitgangspunten vormen de geldende bestemmingsplan de basis voor het onderhavige bestemmingsplan, met dien verstande dat daarin middels dit bestemmingsplan een aantal wijzigingen wordt verwerkt.

Voor een compleet overzicht van alle wijzigingen wordt verwezen naar de bijlage '6', Lijst van plancorrecties en -wijzigingen. bij deze toelichting. In hoofdzaak hebben de wijzigingen betrekking op de volgende zaken.

  • a. De regels worden op onderdelen aangepast en/of afgestemd op nieuwe inzichten/wetgeving, waarvan een aantal onderwerpen in de meest recentelijk vastgestelde bestemmingsplannen reeds is verwerkt.
  • b. Het plan wordt opgesteld overeenkomstig de landelijke 'Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP)' en overige RO-standaarden 2012. De eerste kernenplannen zijn nog opgesteld op basis van de RO-standaarden 2008 (SVBP 2008 en IMRO 2008), waardoor er geen uniformiteit is in plansystematiek.
  • c. Nieuw beleid is geïntegreerd in de planregels en/of op de verbeelding.
  • d. Geconstateerde tekortkomingen in de eerder vastgestelde plannen worden gerepareerd.
  • e. Planologische geaccordeerde wijzigingen na de vaststelling van de geldende bestemmingsplannen zijn meegenomen/verwerkt (zie paragraaf 2.2).
  • f. Voor alle kernen geldt een uniforme plansystematiek en uniforme regels. Daar waar op gebieds- of perceelsniveau specifieke regels nodig zijn die afwijken van de uniforme regels zijn -conform de regeling in de SVBP 2012- gebieds- respectievelijk functieaanduidingen opgenomen op de verbeelding en in de regels.

Op de meest relevante wijzigingen wordt in de volgende paragrafen ingezoomd

4.2.2 Afstemming met bestemmingsplan buitengebied

Naar aanleiding van de afstemming met het in 2014 vastgestelde bestemmingsplan buitengebied (BP12Buitengebied-VG03) en het op 12 juli 2016 vastgestelde 'Reparatie- en veegplan buitengebied Leudal 2016' (BP16RVBuitengebied-VG01)zijn de plangrenzen op een aantal plaatsen aangepast.

Tevens heeft onderlinge afstemming plaatsgevonden tussen de regels van het buitengebiedplan en het onderhavige bestemmingsplan. Dit betekent niet dat alle regels uit het buitengebiedplan -voor zover van toepassing voor het onderhavige plangebied- één op één zijn overgenomen in dit bestemmingsplan. De aard en het karakter van het buitengebied en de daarin te beschermen waarden vragen veelal om een andere regeling dan voor de kernen.

4.2.3 Aanpassing van de plansystematiek/regels
4.2.3.1 Bed & breakfast - aanvulling regels

De afwijkingsregels voor bed & breakfast (1.18) zijn via de artikelen 2.6, 'De oppervlakte van een bed & breakfastvoorziening'en artikel 40.2, 'bed & breakfast' nader uitgewerkt ter voorkoming van interpretatieverschillen bij het bepalen van de oppervlakte hiervoor.

Binnen de bestemmingen 'Maatschappelijk' en 'Wonen' zijn bed & breakfastvoorzieningen toegestaan ter plaatse van de functieaanduiding 'bed & breakfast'. Binnen de regels van de geldende bestemmingsplannen is dit gebruik echter niet gebonden aan een maximum aantal personen en/of kamers, waardoor in feite een ongelimiteerd aantal kamers gebruikt kan worden voor een ongelimiteerd aantal personen. In de algemene afwijkingsregels van de geldende bestemmingsplannen is voor nieuwe initiatieven als voorwaarde gesteld dat de voorziening een maximumcapaciteit kent van ten hoogste 8 personen in maximaal 4 kamers, met een maximum verblijfsduur van 6 weken. Deze afwijkingsbevoegdheid is overgenomen in het onderhavige bestemmingsplan. In de genoemde bestemmingen is nu bepaald dat deze maxima ook gelden voor bestaande bed & breakfastvoorzieningen ter plaatse van de genoemde aanduiding.

4.2.3.2 Bedrijfswoningen - nieuwbouw uitgesloten

In de bestemmingen waarbinnen bedrijfswoningen zijn toegestaan is expliciet geregeld dat nieuwe bedrijfswoningen niet zijn toegestaan.

4.2.3.3 Begrip 'maatschappelijk'

In de vigerende bestemmingsplannen is 'maatschappelijk' gedefinieerd als 'het uitoefenen van activiteiten gericht op de sociale, maatschappelijke, educatieve, medische en openbare dienstverlening'. Daarmee zou een activiteit alleen 'maatschappelijk' zijn als dit is in de vorm van dienstverlening. Niet alle activiteiten kunnen echter worden beschouwd als een vorm van dienstverlening.

In dit bestemmingsplan is de definitie gewijzigd in 'sociale-, culturele-, maatschappelijke-, educatieve-, religieuze- en/of medische activiteiten, alsmede openbare dienstverlening'. Met deze definitie vallen ook andere activiteiten dan dienstverlening onder maatschappelijk.

4.2.3.4 Beroep-/bedrijf aan huis

In alle bestemmingen op grond waarvan (bedrijfs)woningen zijn toegestaan, is geregeld dat in de woning en/of in de bij de woning behorende bijbehorende bouwwerken de uitoefening van een bedrijf aan huis en/of een beroep aan huis is toegestaan , met dien verstande dat:

  • a. uitsluitend een bedrijf aan huis is toegestaan zoals vermeld in of vergelijkbaar met categorie 1 van de 'Lijst van bedrijfsactiviteiten - Kernen' (bijlage 2 bij de regels);
  • b. een bedrijf aan huis een gebruiksoppervlak beslaat van in totaal maximaal 30 m²;
  • c. een beroep aan huis een gebruiksoppervlak beslaat van in totaal maximaal 80 m²;
  • d. bij een gecombineerde uitoefening van het bepaalde onder b. en c. het totale maximale gebruiksoppervlak van 80 m2 niet overschreden wordt;
  • e. maximaal 30% van het gebruiksoppervlak van de begane grond van de woning mag worden gebruikt ten behoeve van het beroep en/of bedrijf aan huis.

In de Algemene afwijkingsregels is in lid 40.3 bepaald dat door middel van een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bestemmingsplan ten behoeve van de uitoefening van een bedrijf aan huis in een (bedrijfs)woning en/of een bij de woning behorend bijbehorend bouwwerk in milieucategorie 2 zoals opgenomen in de 'Lijst van bedrijfsactiviteiten - Kernen', dan wel naar aard en omvang daarmee gelijk te stellen bedrijfsactiviteiten. Tevens kan vergunning worden verleend voor het vergroten van de maximaal toegestane oppervlakte die voor het bedrijf aan huis kan worden gebruikt, tot maximaal 80 m².

4.2.3.5 Beschermde bomen

Ter bescherming van waardevolle bomen is de gebiedsaanduiding 'overige zone - beschermde bomen' opgenomen (artikel 39.5). De grens van de gebiedsaanduiding is gelijk aan de plangrens. Ter plaatse van die aanduiding staat bij het gebruik van de gronden en gebouwen de bescherming van de monumentale bomen zoals aangegeven in bijlage 5 van de regels (Lijst beschermde bomen) voorop. In de regels is opgenomen dat een 'aanleg'omgevingsvergunning nodig is voor voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden die negatief van invloed zijn op de instandhouding van de beschermde bomen.

4.2.3.6 Bestemming 'Bedrijventerrein'

In de geldende bestemmingsplannen is de bestemming 'Bedrijventerrein' opgenomen voor het bedrijventerrein Hanssum in Neer en het bedrijventerrein in Baexem. Daarnaast is nog een bedrijventerreintje gelegen aan de Bosstraat in de kern Grathem. Dit is echter niet bestemd tot 'Bedrijventerrein' maar de afzonderlijke bedrijven zijn bestemd tot 'Bedrijf'. De planning is om na vaststelling van het bestemmingsplan 'Woonkernen Leudal 2017' ook een nieuw bestemmingsplan in procedure te brengen voor de verschillende bedrijventerreinen waarvoor nu per terrein afzonderlijke bestemmingsplannen gelden. Voor de duidelijkheid en uniformiteit zal dat bestemmingsplan worden opgesteld voor álle bedrijventerreinen, dus ook voor de drie genoemde bedrijventerreinen die nu nog zijn opgenomen in de bestemmingsplannen voor de betreffende kernen.

Voor de drie bedrijventerreinen is dit niet nadelig. De geldende bestemmingsplannen blijven voor deze terreinen vigerend, met dien verstande dat voor het bedrijventerrein Hanssum in Neer een wijziging van het geldende bestemmingsplan 'Kern Neer' ter vaststelling aan de raad zal worden voorgelegd, waarin de vernietiging op onderdelen van dat bestemmingsplan door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State wordt gerepareerd. Dat reparatiebestemmingsplan zal vervolgens geïntegreerd worden in het op te stellen bestemmingsplan voor de bedrijventerreinen. Zie ook par. 4.2.6.2.

4.2.3.7 Bouwen bij hoekwoningen

In de algemene afwijkingsregels is in artikel 40.4, 'Bijbehorende bouwwerken in zijerfgebied' een regeling opgenomen voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij hoekwoningen. Door middel van een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bestemmingsplan ten behoeve van het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij bestaande (bedrijfs)woningen in het zijerfgebied in hoeksituaties. Tevens is een regeling opgenomen voor het bouwen van erfafscheidingen bij hoekwoningen (zie par. 4.2.3.13).

Een verbeelding van de begrippen 'erf', 'achtererfgebied', 'voorerfgebied' en 'zijerfgebied' is opgenomen in paragraaf 6.2.1.3 van deze toelichting.

4.2.3.8 Bouwen op kortere afstand perceelsgrenzen

Binnen de bestemming 'Bedrijf' is een afwijkingsbevoegdheid opgenomen om bedrijfsgebouwen op een kortere afstand tot zijdelingse- en achterperceelsgrenzen te bouwen dan 2,5 m.. Dit is overeenkomstig de regels in de geldende bestemmingsplannen voor de bedrijventerreinen.

4.2.3.9 Bouwregels - afstemming Besluit omgevingsrecht (Bor)

De mogelijkheden voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken (uitbreiding van hoofdgebouwen en bouwen van vrijstaande bijgebouwen) zijn afgestemd op de regeling voor vergunningvrij bouwen in het 'Besluit omgevingsrecht'. De mogelijkheden voor vergunningvrij bouwen zijn in het Bor afhankelijk van de vraag of er wordt gebouwd in het achtererfgebied, danwel in het voorerfgebied. In dit bestemmingsplan is hierop aangesloten, met dien verstande dat aanvullend daarop een regeling is opgenomen voor het bouwen in zijerfgebied (zie par. 4.2.3.7 en 4.2.3.13).

4.2.3.10 Bufferzone hydrologisch gevoelige bos- en natuurgebieden

Rond hydrologisch gevoelige natuur- of bosgebieden is -overeenkomstig de regels in het bestemmingsplan 'Reparatie- en veegplan bestemmingsplan Buitengebied Leudal 2016'- de gebiedsaanduiding 'overige zone - bufferzone 2' (artikel 39.6) opgenomen. Binnen deze zone zijn geen activiteiten toegestaan die kunnen leiden tot een onevenredige aantasting van de aangrenzende hydrologisch gevoelige natuur- of bosgebieden alsmede van beekdalen, activiteiten die kunnen leiden tot peilverlaging van het grondwater in de genoemde aangrenzende gronden met negatieve gevolgen voor de vegetatie en activiteiten die de uitwisselingsfunctie tussen de gronden en de aangrenzende gronden kunnen verstoren.

4.2.3.11 Bufferzone Natura 2000-gebieden

Op een zone van 250 meter vanaf Natura 2000-gebieden is, overeenkomstig de regels in het bestemmingsplan 'Reparatie- en veegplan bestemmingsplan Buitengebied Leudal 2016', de gebiedsaanduiding 'overige zone - bufferzone 5' (artikel 39.7) opgenomen. De zone is gelegen binnen de volgende kernen rond de daarbij aangegeven Natura 2000-gebieden:

  • kernen Haelen, Nunhem en Roggel; Natura 2000 Leudal
  • kern Ittervoort: Natura 2000 Maasvallei (Belgie)
  • kern Neeritter: Natura 2000 Noord-Oost Limburg (België)

Voor een nadere toelichting hierover zie par. 3.2.5 en par. 5.2.

4.2.3.12 Deregulering

Erkers en carports.

In de geldende bestemmingsplannen kan de bouw van een erker en van een carport tot aan of gedeeltelijk voor de voorgevelrooilijn van een (bedrijfs)woning alleen worden toegestaan nadat daarvoor een omgevingsvergunning voor (binnenplanse) afwijking van het bestemmingsplan is verleend. In dit bestemmingsplan wordt deze bebouwing direct toegestaan. Aan de criteria die in de geldende bestemmingsplannen zijn opgenomen waaraan moet worden voldaan om gebruik te kunnen maken van de afwijkingsbevoegdheid, moet in het onderhavige plan onverkort worden voldaan en hieraan moet dus nog steeds worden getoetst. Het verschil is alleen dat er nu geen afwijkingsprocedure meer nodig is.

Bebouwde oppervlakte (bedrijfs)woningen.

In de geldende bestemmingsplannen is vastgelegd dat de bebouwde oppervlakte van een bouwperceel maximaal 60% mag bedragen, met een maximum van 175 m2. Hiervan kan worden afgeweken tot een maximale oppervlakte van 275 m², met dien verstande dat het bouwperceel tot maximaal 60% mag worden bebouwd.

In dit bestemmingsplan is ervoor gekozen om een directe bouwtitel op te nemen voor een bebouwingsoppervlakte van (bedrijfs)woningen en bijbehorende bouwwerken van maximaal 275 m2 met inachtneming van een maximum bebouwingspercentage van 60% danwel het op de verbeelding aangeduide bebouwingspercentage.

Overige bebouwing.

Aanvankelijk bestond het voornemen om ook voor de volgende bebouwing een directe bouwtitel op te nemen:

  • a. platte afdekking van een (bedrijfs)woning;
  • b. realisatie van een kap op een (bedrijfs)woning;
  • c. een grotere goot- en bouwhoogte tot maximaal de hoogte van de direct naast gelegen woningen bij vervangende nieuwbouw;
  • d. erf- en terreinafscheidingen met een hoogte van max. 2 meter vóór de voorgevelrooilijn van een (bedrijfs)woning.

Omdat voor deze bouwwerken echter een nader afweging van het college is vereist (als voorwaarde geldt dat het stedenbouwkundige beeld niet onevenredig mag worden aangetast) kan dit niet middels een directe bouwtitel worden opgenomen maar dient hiervoor een afwijkingsbevoegdheid te worden opgenomen.

4.2.3.13 Erfafscheidingen

Net als bij het bouwen van bijbehorende bouwwerken zijn de bouwmogelijkheden voor erfafscheidingen afhankelijk van de ligging binnen voor-, achter- of zijerfgebied. Erf- en terreinafscheidingen zijn toegestaan, met dien verstande dat de bouwhoogte daarvan:

  • a. maximaal 2 meter bedraagt in achtererfgebied;
  • b. maximaal 1 meter bedraagt in voorerfgebied;
  • c. maximaal 2 meter bedraagt in zijerfgebied, mits:
    • 1. de erf- of terreinafscheiding minimaal 3 meter achter de voorgevel van de woning gelegen is;
    • 2. het verkeersbelang niet onevenredig aangetast wordt.
4.2.3.14 Evenementen

Zoals in bijna alle gemeenten in Nederland worden ook binnen de gemeente Leudal allerlei evenementen georganiseerd. Enkele jaarlijks terugkerende evenementen zijn het Pleinfestijn met vastelaovend, week- en jaarmarkten en kermissen in de verschillende kernen. Deze evenementen dragen bij aan de levendigheid in de gemeente, zorgen voor gezelligheid en vermaak en kunnen ook bijdragen aan de saamhorigheid.

Aan het houden van evenementen zit echter ook een keerzijde. Ze kunnen namelijk leiden tot overlast omdat ze gepaard kunnen gaan met geluidsoverlast, verkeershinder en overlast van bezoekers.

De wijze waarop het toestaan van ruimtelijke relevante evenementen moet/kan worden geregeld is afgekaderd door diverse uitspraken van de bestuursrechter. Uit die jurisprudentie blijkt dat ruimtelijk relevante evenementen nader moeten worden gedefinieerd in het bestemmingsplan. Of een evenement ruimtelijk relevant is, hangt af van de volgende aspecten:

  • a. soort evenement
  • b. maximale bezoekersaantallen
  • c. aard van de omgeving
  • d. duur van het evenement
  • e. frequentie van het evenement

Indien in het bestemmingsplan evenementen worden toegestaan moet de gemeenteraad onderzoeken of de evenementen ruimtelijk aanvaardbaar zijn door na te gaan of de gevolgen van een evenement voor de omgeving geen te grote inbreuk of te grote hinder oplevert. Naar aanleiding van dat onderzoek moet de raad voldoende inzichtelijk maken en motiveren dat datgene wat in de planregels is opgenomen voldoende waarborgen biedt om te voorkomen dat evenementen zullen leiden tot onaanvaardbare gevolgen. Daarbij moet worden uitgegaan van de maximale mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt. Doet de raad dit niet, dat is het plan vastgesteld in strijd met de artikelen 3:2 (zorgvuldige voorbereiding) juncto 3:46 (motiveringsbeginsel) van de Awb.

De jurisprudentie geeft aan dat ruimtelijk relevante evenementen in het bestemmingsplan moeten worden geregeld, maar uit die jurisprudentie blijkt niet op welke manier dat zou moeten of kunnen gebeuren. De vijf hiervoor genoemde aspecten worden namelijk niet nader uitgewerkt.

De op grond van de jurisprudentie noodzakelijke regeling van bepaalde evenementen in het bestemmingplan staat tegenover de wens/ tendens om juist minder te regelen (vermindering van regeldruk) en om bestemmingsplannen zo flexibel mogelijk te maken.

Een beoordeling van de van belang zijnde omgevingsaspecten (verkeersaantrekkende werking, parkeren, geluid) mag formeel niet worden 'doorgeschoven' naar het moment van verlening van de omgevingsvergunning. Dit betekent dat in het bestemmingsplan al moet worden afgewogen op welke locaties welke soort evenementen toelaatbaar worden geacht. Dit betekent dat er moet worden aangegeven c.q. onderzocht:

  • a. op welke locaties c.q. in welke gebieden evenementen worden toegestaan;
  • b. welke soort evenementen worden toegestaan;
  • c. hoeveel evenementen er jaarlijks per locatie/gebied zijn toegestaan;
  • d. wat de maximale duur per evenement is (inclusief opbouwen en afbreken);
  • e. hoe vaak een evenement kan worden gehouden op een bepaalde locatie / in een bepaald gebied;
  • f. wat de maximale geluidbelasting aan de gevels van nabijgelegen milieugevoelige bestemmingen (woningen) mag zijn;
  • g. welke bezoekersaantallen maximaal zijn toegestaan.

Al deze aspecten moeten gebaseerd zijn op onderzoek en/of onderbouwing waaruit blijkt dat er door het houden van de evenementen geen sprake is van een onevenredige inbreuk op het woon- en leefklimaat op nabijgelegen woningen en/of van onevenredige aantasting van natuur- en/of landschapswaarden.

Omdat die afweging formeel niet mag worden doorgeschoven naar het moment van verlening van een omgevingsvergunning voor afwijken van het bestemmingsplan dient dit onderzoek en het bepalen van de randvoorwaarden reeds in het bestemmingsplan te worden meegenomen.

De vraag is nu of ervoor wordt gekozen om –net zoals in het bestemmingsplan buitengebied maar in afwijking van de geldende jurisprudentie- niks op te nemen over de gevolgen voor het woon- en leefklimaat, danwel –eveneens in afwijking van de geldende jurisprudentie- dit aspect door te schuiven naar het moment van verlening van een binnenplanse afwijkingsomgevingsvergunning.

In dit bestemmingsplan is de lijn van de jurisprudentie niet strikt gevolgd. Dat zou namelijk tot gevolg hebben dat:

  • a. er gebieden/locaties moeten worden aangewezen waarvan in het bestemmingsplan wordt vastgelegd hoeveel evenementen er zijn toegestaan, welke soort evenementen en met welke frequentie;
  • b. al voor de vaststelling van het bestemmingsplan moet worden onderbouwd/onderzocht dat de onder 1. genoemde soorten en aantallen geen onevenredig nadelige gevolgen hebben voor het woon- en leefklimaat.

Om die redenen is ervoor gekozen om:

  • a. onderscheid te maken tussen ruimtelijk relevante en ruimtelijk niet relevante evenementen;
  • b. ruimtelijke niet-relevante evenementen rechtstreeks toe te staan binnen alle bestemmingen, behoudens de bestemming 'Bos';
  • c. ruimtelijke relevante evenementen in alle bestemmingen aan te merken als strijdig gebruik. Hiervan kan worden afgeweken middels een omgevingsvergunning (Algemene afwijkingsregels, lid 40.7), mits wordt aangetoond dat de waarden van de onderliggende en de omliggende bestemmingen niet onevenredig worden aangetast en dat het evenement geen onevenredig nadelige invloed heeft op het woon- en leefklimaat in de omgeving, voor wat betreft verkeersveiligheid, parkeren en geluidsuitstraling.

Voor de definitie van het begrip 'ruimtelijk niet relevant evenement' is aansluiting gezocht bij het gemeentelijk evenementenbeleid. Op 30 juli 2011 hebben burgemeester en wethouders het 'Uitvoeringsbeleid evenementen gemeente Leudal (2011)' vastgesteld. Op 26 juli 2012 hebben burgemeester en wethouders de 'Beleidsnota evenementen gemeente Leudal' vastgesteld.

Uitgangspunt in beide beleidsnotities is dat onderscheid wordt gemaakt tussen evenementen en activiteiten. Onder een evenement wordt verstaan een openbaar toegankelijke vertoning of gebeurtenis van tijdelijke aard die doelbewust is georganiseerd, gericht is op een relatief groot publiek die bijdraagt aan verbetering van de identiteit van de gemeente en een bovenlokale, regionale of (inter)nationale uitstraling heeft. Het gaat daarbij om evenementen met een zekere impact. Ook (qua thema) samenhangende kleine(re) evenementen die samen een relatief groot publiek aantrekken, vallen hieronder. Deze afbakening betekent dat onder andere de volgende activiteiten niet als evenement worden beschouwd:

  • a. privéfeesten;
  • b. buurtbarbecues en buurtfeesten;
  • c. feesten en grootschalige activiteiten in scholen;
  • d. (demonstratieve) optochten en bijeenkomsten, al dan niet van politieke aard;
  • e. activiteiten die worden georganiseerd om redenen van promotie, public relations, publiciteit e.d. zoals de opening van tentoonstellingen, ontvangsten, prijsuitreikingen, symposia en productpresentaties;
  • f. (theater)voorstellingen zoals die regelmatig plaatsvinden in Cultureel Centrum De Bonbardon;
  • g. rommelmarkten, vlooienmarkten, kofferbakmarkten e.d.;
  • h. bioscoopvoorstellingen;
  • i. weekmarkten op basis van de gemeentewet;
  • j. kansspelen;
  • k. dansgelegenheden (gevestigd in horecazaken);

Deze zaken worden in het evenementenbeleid 'activiteiten' genoemd. In dit bestemmingsplan worden deze activiteiten allemaal aangemerkt als ruimtelijk niet relevant, welke rechtstreeks zijn toegestaan, ténzij sprake is van een van de volgende omstandigheden:

  • a. het aantal aanwezigen meer bedraagt dan 100 personen bij privéfeesten en buurtbarbecues en buurtfeesten;
  • b. de activiteit plaats vindt tussen 24.00 en 09.00 uur;
  • c. er muziek ten gehore wordt gebracht voor 09.00 uur of na 24:00 uur;
  • d. er onevenredig nadelige gevolgen zijn voor de verkeers- en bereikbaarheidssituatie die niet door het treffen van verkeersmaatregelen kunnen worden gecompenseerd;
  • e. er objecten worden geplaatst met een oppervlakte van meer dan 50 m2.

Deze criteria zijn overgenomen uit de Algemene plaatselijke verordening van de gemeente Leudal, waarin is aangegeven dat géén evenementenvergunning is vereist voor een klein evenement waarbij de genoemde crfitertia/maxima niet worden overschreden.

Als afgeleide daarvan is in dit bestemmingsplan bepaald dat onder een 'ruimtelijk relevant evenement' wordt verstaan een evenement, niet zijnde een ruimtelijke niet relevant evenement, waarvan de aard of de publieksaantrekkende werking vanuit een oogpunt van impact op de omgeving dusdanig grootschalig is dat daarin zonder nadere ordening niet kan worden voorzien en:

  • a. dat al dan niet met een zekere regelmaat (bijvoorbeeld maandelijks, jaarlijks of jaar overstijgend) plaatsvindt, waardoor het normaal maatschappelijk gebruik van de gronden niet mogelijk is gedurende:
    • 1. tenminste één aaneengesloten periode van 24 uur (inclusief het opbouwen en afbreken) of
    • 2. tenminste twee niet opeenvolgende dagen of vier niet opeenvolgende dagdelen;
  • b. met een omvang van meer dan 100 bezoekers/deelnemers/toeschouwers/gasten gelijktijdig aanwezig;
  • c. met een geluidbelasting van meer dan 50 dB op de gevel van de dichtst bij gelegen woningen om en nabij het de locatie waar het evenement wordt gehouden';
  • d. de activiteit plaats vindt tussen 24.00 en 09.00 uur;
  • e. er muziek ten gehore wordt gebracht voor 09.00 uur of na 24:00 uur;
  • f. er onevenredig nadelige gevolgen zijn voor de verkeers- en bereikbaarheidssituatie die niet door het treffen van verkeersmaatregelen kunnen worden gecompenseerd;
  • g. er objecten worden geplaatst met een oppervlakte van meer dan 50 m2.

Met de afwijkingsbevoegdheid en het niet op basis van onderzoek aanwijzen van locaties, aantallen en soort evenementen, bezoekersaantallen etc., wordt bewust afgeweken van de geldende jurisprudentie. De belangen van derden worden daarmee niet onevenredig aangetast, aangezien een ruimtelijk relevant evenement alleen gehouden kan worden nadat daarvoor een omgevingsvergunning voor afwijken van het bestemmingsplan is verleend. Deze kan pas worden verleend nadat is aangetoond dat het evenement geen onevenredig nadelige consequenties heeft voor het woon- en leefklimaat. Daarmee is voor organisatoren van een evenement ten opzichte van de huidige situatie wel een extra vergunning nodig, maar deze kan worden voorbereid middels de reguliere voorbereidingsprocedure (vooraf alleen bekendmaken dat de aanvraag is ontvangen). Om voor periodiek terugkerende evenementen niet ieder jaar opnieuw vergunning te moeten aanvragen kan éénmalig vergunning worden verleend voor meerdere jaren dat hetzelfde evenement wordt gehouden. De evenementen moeten ondergeschikt zijn aan de hoofdfunctie c.q. onderliggende bestemming. De regeling maakt derhalve niet mogelijk dat er een evenemententerrein wordt gerealiseerd, waar het houden van evenementen als hoofdactiviteit is is toegestaan.

4.2.3.15 Functies binnen de bestemming 'Centrum'

In de geldende bestemmingsplannen voor de kernen is binnen de bestemming 'Centrum' bepaald dat de functie wonen is toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'wonen'. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - wonen op verdieping' is wonen op de verdieping toegestaan.

In dit bestemmingsplan is voor de functie wonen op de verdieping aanvankelijk geen functieaanduiding meer opgenomen. Uit een oogpunt van sociale veiligheid is het gewenst dat op verdiepingen boven commerciële functies wordt gewoond. In de regels van de bestemming 'Centrum' is dan ook bepaald dat wonen op de verdieping is toegestaan. In verband met de volkshuisvestelijke taak om in beginsel geen nieuwe plancapaciteit toe te voegen is daaraan echter toegevoegd dat dit gebruik alleen is toegestaan in bestaande woningen. Naar aanleiding van ingekomen zienswijzen en ter voorkoming van onduidelijkheid over de locaties waar wonen op de verdieping is toegestaan, is de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - wonen op verdieping' alsnog weer opgenomen. Dit is uitsluitend toegestaan ter plaatse van bestaande woningen en/of ter plaatse van gebouwen/percelen waar volgens de vigerende bestemmingsplannen ook al wonen op de verdieping is toegestaan. Deze locaties zijn weergegeven in bijlage 28 bij deze toelichting.

Wonen op de begane grond is binnen centrumgebied minder gewenst. Primair zou de begane grond in gebruik moeten zijn voor commerciële functies (detailhandel, horeca en kantoren) en maatschappelijke voorzieningen. Voor bestaande situaties waarbij de begane grond reeds in gebruik is als (deel van een) woning, is in dit bestemmingsplan de aanduiding 'wonen' opgenomen.

Het vorenstaande betekent ook dat het niet wenselijk is om verdiepingen in gebruik te nemen voor centrumfuncties, anders dan wonen. In de regels is dan ook vastgelegd dat deze functies uitsluitend zijn toegestaan op de begane grond en in het souterrain. Dit geldt niet voor de functie 'maatschappelijk'. Deze functie wordt ook op de verdieping toelaatbaar geacht, ook als deze functie niet in hetzelfde pand ook op de begane grond aanwezig is.

4.2.3.16 Gemeenschapshuizen - horecabestemming op maat

De gemeenschapshuizen zijn niet meer bestemd tot 'Maatschappelijk' maar tot 'Horeca', waarbij is bepaald dat maatschappelijke activiteiten zijn toegestaan. Een aantal gemeenschapshuizen valt binnen de bestemming 'Centrum'. Binnen deze bestemming is horeca van categorie 1 - 'lichte horeca' rechtstreeks toegestaan.

Binnen de bestemming 'Horeca' zijn ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - gemeenschapshuis' alleen de in lid 1.57 (gemeenschapshuis) specifiek benoemde horeca-activiteiten toegestaan (zie ook paragraaf 6.2.2.14 van deze toelichting). Voor de gemeenschapshuizen die zijn gelegen binnen de bestemming 'Centrum' is deze aanduiding eveneens opgenomen. Binnen die bestemming zijn dus naast horeca van categorie 1 - 'lichte horeca' ook de specifieke benoemde horeca-activiteiten toegestaan die in een gemeenschapshuis toelaatbaar worden geacht.

Binnen het plangebied zijn de volgende gemeenschapshuizen gelegen:

Naam gemeenschapshuis   Adres   Nieuwe bestemmingsregeling  
Baexheimerhof   Kerkstraat 1a
Baexem  
bestemming 'Horeca' met de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - gemeenschapshuis'  
De Nassaurie   Nassauplein 10-12
Grathem  
bestemming 'Horeca' met de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - gemeenschapshuis'  
De Haammaeker   Hoogstraat 2
Neer  
bestemming 'Centrum' (vigerende bestemming) met de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - gemeenschapshuis'  
De Klokkestoel   St. Isidoorstraat 15
Heibloem  
bestemming 'Horeca' met de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - gemeenschapshuis'  
De Roffert   Berikstraat 11
Buggenum  
bestemming 'Horeca' met de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - gemeenschapshuis'  
St. Servaas   Burg. Peetersstraat 1
Nunhem  
bestemming 'Horeca' met de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - gemeenschapshuis'  
CC De Bombardon   St. Antoniusstraat 2
Heythuysen  
bestemming 'Horeca' met de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - gemeenschapshuis'  
La Rochelle   Kerkstraat 20
Roggel  
bestemming 'Centrum' (vigerende bestemming) met de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - gemeenschapshuis'  
Aldenghoor   Kasteellaan 9
Haelen  
bestemming 'Horeca' met de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - gemeenschapshuis'  
De Postkoets   Posthuisweg 1
Horn  
bestemming 'Horeca' met de aanduiding 'horeca van categorie 2' (vigerende bestemmingsregeling)  
Trefcentrum   Kerkstraat 2a
Kelpen-Oler  
bestemming 'Horeca' met de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - gemeenschapshuis'  
BMV Ellenhof   Scheijmansplein 18
Ell  
bestemming 'Centrum' (vigerende bestemming) mer de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - gemeenschapshuis'  
CC de Mortel   Leliestraat 2
Ittervoort  
deels bestemming 'Horeca' met de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - gemeenschapshuis', deels bestemming 'Maatschappelijk' i.v.m. nieuwe ontwikkeling (gezondheidscentrum)  
Parochiezaal Hunsel   Jacobusstraat 9
Hunsel  
bestemming 'Horeca' met de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - gemeenschapshuis'  
Ons Dorpshuis   Pinxtenstraat 1
Haler  
bestemming 'Horeca' met de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - gemeenschapshuis'  

4.2.3.17 Huisvesting arbeidsmigranten / woonurgenten

De door de raad bij besluit van 13 oktober 2015 vastgestelde beleidsregels voor 'Huisvesting arbeidsmigranten en overige woonurgenten in Leudal' zijn geïmplementeerd in de planregels (zie ook paragraaf 3.5.9).

4.2.3.18 Kamerbewoning - regels opgenomen

Er zijn nieuwe regels opgenomen voor kamerbewoning (artikelen 1.75 en 40.6), waarbij tevens de begrippen 'zelfstandige woonruimte' (1.161) en 'onzelfstandige woonruimte' (1.99) zijn gedefinieerd.

4.2.3.19 Kasteel Baexem

De locatie Kasteel Baexem bestaat uit een restaurant (Kasteelweg 7a met bovenwoning), het Kasteel (Kasteelweg 7) en 2 woningen aan de rechterzijgevel van het Kasteel (Kasteelweg 9 en 11) en een (voormalige) boerderijwoning op de Kasteelweg 13.

Bij het opstellen van het vigerende bestemmingsplan ('Kern Baexem') zijn fouten gemaakt. De insteek bij het in 2013 vastgestelde bestemmingsplan 'Kern Baexem' was om vigerende rechten te respecteren. In dat bestemmingsplan zijn echter niet alle bestaande bestemmingen en rechten uit het vorige bestemmingsplan overgenomen. Dit geldt o.a. voor het niet overnemen van de woonbestemmingen maar ook voor het niet overnemen van de voorschriften die golden uit hoofde van de dubbelbestemming 'Kasteelcomplex'die toestonden dat het kasteel werd gebruikt voor o.a. recreatieve verblijfsdoeleinden en horecadoeleinden (met uitzondering van discotheken en/of bar- dancings). Ook de vergunde minicamping behorende bij het agrarisch bedrijf aan de Kasteelweg 11 is niet positief bestemd. Het geheel terugbrengen van de bestemmingen die golden onder het bestemmingsplan 'Buitengebied Heythuysen 1999', met name de dubbelbestemming 'Kasteelcomplex' is niet mogelijk. Enkel de activiteiten die vallen onder het overgangsrecht worden weer positief bestemd. ter onderbouwing van welke activiteiten onder het overgangsrecht vallen, is onder andere gebruik gemaakt van een brief met verklaringen en bewijsmateriaal van Van der Feltz Advocaten namens Baex BV, ontvangen op 12 april 2017, welke als bijlage 3 bij de toelichting is gevoegd en hiervan deel uitmaakt. De volgende activiteiten moigen worden voortgezet:

  • wonen boven het restaurant en drie woningen in het kasteel;
  • de uitbreiding van het terras bij het restaurant, Kasteelweg 7a;
  • het gebruik van het restaurant voor horeca van categorie 2;
  • de exploitatie van de bed & breakfast in het Kasteel, Kasteelweg 7 voor maximaal 20 personen;
  • structurele incidentele activiteiten (sociaal-culturele activiteiten en bruidsarrangementen) in en om het kasteel (nummer 7), ter plaatse van de voormalige dubbelbestemmng 'kasteelcomplex';
  • het gebruik van het perceel op de locatie Kasteelweg 11 voor het hebben van een camping zoals bedoeld in een op 28 januari 2002 verleende vrijstelling op grond van voorschriften van het bestemmingsplan “Buitengebied Heythuysen 1999”.

In het onderhavige bestemmingsplan worden bovengenoemde zaken gerepareerd. Hieraan is invulling gegeven door:

  • a. Het perceel Kasteelweg 7a en 7b inclusief een strook aan de voorzijde te bestemming tot 'Horeca' met de functieaanduiding 'Horeca van categorie 2' en de functieaanduiding 'wonen'. Binnen deze bestemming is ook de uitbreiding van het terras toegestaan;
  • b. De percelen op het adres Kasteelweg 7, 9 en 11 behouden de bestemming 'Maatschappelijk' met een bouwvlak overeenkomstig het geldende bestemmingsplan en een maatvoeringsaanduiding op grond waarvan maximaal drie wooneenheden zijn toegestaan.
  • c. Binnen het bouwvlak van Kasteelweg 7 is een bed & breakfast toegestaan met een capaciteit van maximaal 20 personen.
  • d. Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'overige zone - sociaal-culturele activiteiten' (in en om het kasteel aan de Kasteelweg 7) zijn tevens maximaal 10 sociaal-culturele activiteiten en maximaal 10 huwelijksvoltrekkingen/bruidsarrangementen of andere familiefeesten toegestaan;
  • e. De percelen behorende bij Kasteelweg 9-11 zijn deels bestemd tot 'Agrarisch' met een bouwvlak, deels tot 'Maatschappelijk', met een bouwvlak en deels  tot 'Agrarisch met waarden'. De bestemmingen inclusief de bijbehorende bouwvlakken worden overgenomen, overeenkomstig het geldende bestemmingsplan 'Kern Baexem'. Overeenkomstig de in 2002 verleende vrijstelling, is verblijfsrecreatie toegestaan in de vorm van een minicamping (kleinschalig kamperen) voor maximaal 15 kampeermiddelen voor de periode van 1 maart tot en met 31 oktober. Binnen de bestemming 'Agrarisch' is kleinschalig kamperen tot maximaal 15 kampeermiddelen direct toegestaan. Een deel van het in 2002 vergunde kleinschalige kampeerterrein is echter gelegen binnen de bestemming 'Agrarisch met waarden'. Om die reden is voor dit deel van het kampeerterrein binnen de bestemming 'Agrarisch met waarden' de functieaanduiding 'specifieke vorm van recreatie - kleinschalig kamperen' opgenomen;
  • 4. De tuin behorende bij Kasteelweg 7 is bestemd tot 'Recreatie' met de functieaanduiding 'specifieke vorm van recreatie - park kasteel baexem'. De bestemming worden overgenomen, overeenkomstig het geldende bestemmingsplan 'Kern Baexem'. Binnen deze bestemming is dag- en verblijfsrecreatie toegestaan alsmede een park. Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'overige zone - sociaal-culturele activiteiten' (in en om het kasteel aan de Kasteelweg 7) zijn tevens de hiervoor onder d. genoemde activiteiten toegestaan;
  • 5. Het perceel Kasteelweg 13 is bestemd tot 'Wonen', voor maximaal één woning, overeenkomstig het geldende bestemmingsplan 'Kern Baexem'
4.2.3.20 Mantelzorg - regels geschrapt

In dit plan zijn geen regels over mantelzorg meer opgenomen, aangezien het gebruik van bestaande bijbehorende bouwwerken bij woningen voor mantelzorg vergunningvrij is volgens artikel 2, sub 22 van 'bijlage II van het Besluit omgevingsrecht', ook al zou dat in strijd zijn met het geldende bestemmingsplan. Daarbij is wel van belang dat -conform de regeling in het 'Besluit omgevingsrecht'- pas sprake is van mantelzorg indien de behoefte met een verklaring van een huisarts, wijkverpleegkundige of andere door de gemeente aangewezen sociaal-medisch adviseur kan worden aangetoond

4.2.3.21 Monumenten - aangeduid / informatie raadpleegbaar

Rijks- en gemeentelijke monumenten zijn specifiek aangeduid. In de regels is opgenomen dat ter plaatse van die aanduidingen het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de cultuurhistorische waarden en het stedenbouwkundig beeld in acht genomen moeten worden.
Een overzicht van de beschermde monumenten is bij de planregels opgenomen (bijlage 4). Via dat overzicht kan de relevante informatie van elk monument worden geraadpleegd.

4.2.3.22 Parkeren - regels opgenomen

In de Overige regels (artikel 43.1) zijn parkeernormen opgenomen, waaraan moet worden voldaan bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen. Voorheen stonden deze in de bouwverordening, maar als gevolg van de 'Reparatiewet BZK 2014' zijn de bepalingen van de Woningwet geschrapt, die de grondslag vormden voor het opnemen van stedenbouwkundige voorschriften in de Bouwverordening.
In de regels wordt verwezen naar de 'Nota Parkeernormen 2016' (bijlage 6). Hierop is een uitzondering gemaakt voor woningbouw binnen het op 15 september 2015 vastgestelde bestemmingsplan 'Geenraderweg 16, Baexem'.

4.2.3.23 Plasbrandaandachtsgebied

In het kader van externe veiligheid is de aanduiding 'veiligheidszone - plasbrandaandachtsgebied' (artikel 39.15) opgenomen op een zone van 30 meter langs het spoor (buitenste spoorlijn) en 25 meter langs de oevers van de Maas. Voor een nadere toelichting hierover zie par. 5.1.2.

4.2.3.24 Verblijfsrecreatie binnen de bestemming 'Agrarisch'

In de bestemming 'Agrarisch' is toegevoegd dat kleinschalige kampeeractiviteiten met maximaal 15 seizoenstandplaatsen op het erf van een agrarisch bedrijf zijn toegestaan, met dien verstande dat de kampeeractiviteiten in of direct grenzend aan het bouwvlak moeten plaatsvinden. Dit was nog niet in alle geldende kernenplannen geregeld.

4.2.3.25 Verkoopstandplaatsen

In de algemene gebruiksregels is het gebruik van gronden voor het innemen van verkoopstandplaatsen geregeld. Uitsluitend incidentele standplaatsen zijn toegestaan en er moet worden voldaan aan de beleidsuitgangspunten en randvoorwaarden die zijn vastgelegd in het 'Standplaatsenbeleid gemeente Leudal'.

Een 'incidentele standplaats' is in de begripsbepalingen gedefinieerd als: 'een standplaats die tijdelijk, gedurende zeer korte termijn en maximaal drie maanden, wordt ingenomen'

Met deze regeling verzet het bestemmingsplan zich niet meer tegen het innemen van een standplaats.

In de APV van de gemeente Leudal is -conform de modelverordening van de VNG- geregeld dat het college de standplaatsvergunning moet weigeren wegens strijd met een geldend bestemmingsplan. In de Nota Standplaatsenbeleid van de gemeente Leudal is aangegeven dat de bestemmingsplannen in de gemeente Leudal niet de mogelijkheid bieden om standplaatsen in te nemen. 'Toch gebeurt dit sinds oudsher. Deze werkwijze zal voorlopig worden voortgezet. In de toekomstige bestemmingsplannen voor de kernen zal voor het innemen van een standplaats een regeling worden opgenomen. Uiteraard wordt bij een aanvraag beoordeeld of een standplaatsvergunning zich in redelijkheid verdraagt met de bestemming van de locatie waarop de vergunningaanvraag betrekking heeft'.

Nu een nieuw bestemmingsplan wordt vastgesteld voor de 16 kernen is het ook zaak om een goede koppeling te leggen tussen de benodigde APV-vergunning en de regeling in het bestemmingsplan.

In de uitspraak van de AbRS van 8 oktober 2014 201401767/1/A3 (gemeente Weert), overweegt de Afdeling het volgende:

'Uit artikel 6, aanhef en onder g, van de Standplaatsenverordening volgt dat het college een standplaatsvergunning kan weigeren, wijzigen of intrekken in het belang van de ruimtelijke omstandigheden ter plaatse. De voorzieningenrechter is bij de uitleg van deze bepaling uitgegaan van die van het college dat het bij het vaststellen van de Standplaatsenverordening uitdrukkelijk niet de bedoeling van de raad is geweest om het bestemmingsplan als toetsingskader voor een aanvraag tot het verlenen van een standplaatsvergunning te doen gelden. Hiertoe heeft het college betoogd dat met deze formulering is beoogd bewust af te wijken van de modelverordening van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten, waarin strijd met het bestemmingsplan expliciet als weigeringsgrond is opgenomen. Met deze wijze van formulering is beoogd te voorzien in een toets waarbij op een praktische manier de specifieke ruimtelijke situatie ter plaatse nader wordt bezien en waarbij het bestemmingsplan niet leidend is. Gelet hierop heeft de voorzieningenrechter deze uitleg van de bepaling voor juist mogen houden.

Nu het college de aanvraag voor een standplaatsvergunning niet aan het bestemmingsplan hoeft te toetsen, heeft de voorzieningenrechter met juistheid geoordeeld dat het college in redelijkheid in een eventuele strijdigheid met het bestemmingsplan geen grond heeft hoeven zien om de aanvraag van [vergunninghouder] af te wijzen. Derhalve behoeft de vraag of het gebruik van de standplaatsvergunning in strijd is met het bestemmingsplan en of [vergunninghouder] een omgevingsvergunning nodig heeft voor het innemen van een standplaats geen bespreking.

Het is dus ook mogelijk de redactie van de standplaatsverordening of –beleid zodanig aan te passen dat er in het bestemmingsplan niks hoeft te worden geregeld en dat in het kader van de afweging omtrent verlening van de standplaatsvergunning ook de specifieke ruimtelijke situatie ter plaatse wordt afgewogen. Een dergelijke constructie verdient -mede in het streven naar vermindering van regeldruk- de voorkeur boven een regeling in het bestemmingsplan waarin op voorhand locaties worden aangewezen waar verkoopstandplaatsen toelaatbaar zijn, danwel dat voor iedere in te nemen verkoopstandplaats een omgevingsvergunning voor afwijken van het bestemmingsplan moet worden aangevraagd.

4.2.3.26 Hoogspanningsverbinding

Nabij het plangebied is een aantal hoogspanningsverbindingen gelegen. Langs een hoogspanningsverbinding ligt een magnetisch veld. De sterkte van een magneetveld wordt uitgedrukt in microtesla. Op grond van het voorzorgbeginsel, heeft het ministerie van VROM in oktober 2005 (kenmerk SAS/2005183118) gemeenten, provincies en netbeheerders geadviseerd om nieuwe situaties waarbij kinderen worden blootgesteld aan een magneetveld hoger dan 0,4 microTesla (jaargemiddelde) zoveel als redelijkerwijs mogelijk is, te vermijden. De gevoelige bestemmingen die hieronder vallen zijn woningen, scholen, crèches en kinderopvangplaatsen.

In het kader van de uniformiteit van de bestemmingsplannen en ter voorkoming van ongewenste ontwikkelingen binnen het stralingsgebied van de hoogspanningsmasten, is alsnog een vrijwaringszone opgenomen in het onderhavige bestemmingsplan, een en ander overeenkomstig de regeling in het bestemmingsplan buitengebied. Daartoe is in de verbeelding en in de regels de gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone - hoogspanningsverbinding' opgenomen en is in de begripsbepalingen het begrip 'gevoelig object' toegevoegd.

4.2.3.27 Vrijwaringszone wegverbreding N280

De in de Omgevingsverordening Limburg voorgeschreven reserveringszone voor een eventuele toekomstige uitbreiding van de N280 is in het onderhavige bestemmingsplan opgenomen met de aanduiding 'vrijwaringszone - reserveringszone weg' (artikel 39.19). De zone heeft een breedte van 15 meter aan weerszijden van de weg, gemeten vanaf de buitenste kantstreep.

Voor een nadere toelichting hierover zie par. 3.3.2.

4.2.3.28 Wijzigingsbevoegheid - schrappen onbenutte bouwtitels

In de algemene regels (artikel 41.3) is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om onbenutte of deels onbenutte bouwvlakken te verwijderen of het maximum aantal wooneenheden te verminderen, onder andere indien het een onbebouwd bouwvlak betreft, waar binnen 2 jaar na het onherroepelijk worden van het bestemmingsplan (of van een in de loop van de planperiode in werking getreden wijzigings- of uitwerkingsplan) ter plaatse van het bouwvlak geen of minder woonbebouwing is opgericht, dan wel in oprichting is en/of een ontvankelijke aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het bouwen is ingediend.

Tevens is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied' te schrappen indien niet binnen 2 jaar na het onherroepelijk worden van het bestemmingsplan een ontvankelijke aanvraag tot vaststelling van een wijzigingsplan is ingediend voor het gebied/de locatie waarvoor de wijzigingsbevoegdheid is opgenomen. Een overzicht van de wijzigingsgebieden die dit betreft (voor zover deze betrekking hebben op het wijzigen van een andere bestemming naar de bestemming 'Wonen') is opgenomen in par. 6.2.3.4.

Een soortgelijke regeling is opgenomen binnen de bestemming 'Wonen - Uit te werken' (artikel 24). Hierin is een wijzigingsbevoegdheid voor burgemeester en wethouders opgenomen om die bestemming te wijzigen in de bestemmingen 'Agrarisch', 'Agrarisch met waarden', 'Groen', 'Tuin' en.of 'Wonen' (zonder de mogelijkheid een extra woning te kunnen bouwen), indien binnen 2 jaar na het onherroepelijk worden van het bestemmingsplan geen ontvankelijke aanvraag tot vaststelling van een uitwerkingsplan als bedoeld in artikel 24.2 is vastgesteld.

In de begripsbepalingen is vastgelegd wat wordt verstaan onder een ontvankelijke aanvraag van een omgevingsvergunning voor het bouwen (lid 1.96), een ontvankelijke aanvraag tot vaststelling van een wijzigingsplan (lid 1.98) en een ontvankelijke aanvraag tot vaststelling van een uitwerkingsplan (lid 1.97).

Hiermee wordt invulling gegeven aan het streven in de regionale intergemeentelijke 'Structuurvisie Wonen, Zorg en Woonomgeving Midden-Limburg' om overcapaciteit in de planvoorraad terug te dringen. Met de opgenomen regeling hebben belanghebbenden nog twee jaar na het onherroepelijk worden van dit bestemmingsplan of van een vastgesteld wijzigings- of uitwerkingsplan de mogelijkheid om concrete plannen in te dienen voor realisering van een woning. Als hiervan geen gebruik wordt gemaakt kunnen burgemeester en wethouders de directe bouwtitel verwijderen door hiervoor een wijzigingsplan in procedure te brengen. Ook indien een omgevingsvergunning voor het bouwen is verleend en binnen 26 weken na het onherroepelijk worden daarvan niet is gestart met de bouwwerkzaamheden kan dit, na intrekking van die vergunning, leiden tot een wijzigingsplan waarin de bouwtitel komt te vervallen.

Een schematische weergave van de wijzigingsbevoegdheden die kunnen leiden tot het schrappen van onbenutte bouwtitels is als bijlage 8 bij deze toelichting gevoegd. Een overzicht van de onbenutte bouwtitels is in deze toelichting opgenomen als bijlage 7.

Het al of niet schrappen van bouwtitels via de hiervoor beschreven wijzigingsbevoegdheden is een bevoegdheid voor het college en geen verplichting. Indien sprake is van bijzondere omstandigheden kan altijd worden overwogen om bouwtitels niet of in een later stadium te schrappen met gebruikmaking van de wijzigingsbevoegdheid.

4.2.4 Vastgestelde plannen en verleende omgevingsvergunningen verwerkt

Na vaststelling van de bestemmingsplannen voor de 16 kernen zijn diverse kleinere bestemmingsplannen (zogenaamde 'postzegelbestemmingsplannen') vastgesteld. Ook zijn er diverse omgevingsvergunningen verleend, waarbij is afgeweken van de geldende bestemmingsplannen.
Deze plannen en vergunningen zijn integraal opgenomen in het onderhavige bestemmingsplan (zie paragraaf 2.2 (Geldende ruimtelijke instrumenten/plannen), behoudens de verleende omgevingsvergunning voor het plaatsen van windmachines op het perceel Walk 29 (WAB0-2014-378 - Walk 29 (plaatsen 2 windmachines). De windmachines zelf staan buiten het plangebied en zijn opgenomen in het Reparatie- en veegplan Buitengebied Leudal 2016. Een klein deel van het besluitgebied van de verleende omgevingsvergunning is gelegen binnen de kern Heythuysen. De grens van dat besluitgebied was echter gebaseerd op de eigendomssituatie. De plaatsing van de windmachines heeft verder geen ruimtelijke consequenties voor het deel van het besluitgebied dat is gelegen binnen de kern. De verleende omgevingsvergunning behoefte derhalve geen verdere regeling in het onderhavige bestemmingsplan.

4.2.5 Nieuwe ontwikkelingen
4.2.5.1 Beeldentuin Vlasstraat 30 Heythuysen

Aan de eigenaar van het perceel aan de Vlasstraat 30 in Heythuysen is een aangrenzend gelegen agrarisch perceel verkocht. De koper wil dit perceel inrichten als beeldentuin ten behoeve van/bij zijn op het perceel gelegen galerie. Ten behoeve van dit nieuw initiatief is een ruimtelijke onderbouwing opgesteld, welke als bijlage 1 bij deze toelichting is gevoegd.

De bestaande locatie is in het geldende bestemmingsplan bestemd tot 'Wonen' met de functieaanduiding 'specifieke vorm van cultuur en ontspanning - galerie'. Het aangekochte perceel is daarin bestemd tot 'Agrarisch'. Deze bestemmingen zijn in het onderhavige bestemmingsplan overgenomen, met dien verstande dat:

  • a. binnen de bestemming 'Wonen' een extra bouwvlak met specifieke bouwaanduiding is opgenomen ten behoeve van de gerealiseerde galerie en toekomstige uitbreiding daarvan;
  • b. over het geheel van de gronden de gebiedsaanduiding 'overige zone - beeldentuin galerie' (artikel 39.4) is opgenomen. Binnen die gebiedsaanduiding is geregeld dat ter plaatse een beeldentuin is toegestaan.
4.2.6 Reparatie vernietigde onderdelen geldende bestemmingsplannen.
4.2.6.1 Reparatie bestemmingsplan 'Kern Heythuysen'

Uitspraak.

Op 28 mei 2014 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State een deel van het bestemmingsplan 'Kern Heythuysen' vernietigd (kenmerk 201309499/1/R1 en 201304326/1/R1, ECLI:NL:RVS:2014:1910). De vernietiging heeft betrekking op de plandelen met de bestemming 'Wonen' voor de bestaande woningen op de percelen Busschopsweg 1, 2, 3, 3a, 6 en 8, en op de percelen Biesstraat 41 en 43.

Overwegingen.

De Afdeling overwoog in de uitspraak dat de raad geen onderzoek heeft verricht naar de gevolgen van de geurhinder vanwege een oostelijk van het plandeel gelegen agrarisch bedrijf aan de Busschopsweg 5 voor het woon- en leefklimaat ter plaatse van de betreffende percelen. De raad heeft evenmin onderzoek verricht naar de gevolgen van de geluid- en stofhinder voor het woon- en leefklimaat ter plaatse.

In de door de raad gestelde omstandigheid dat het plan weliswaar voorziet in een uitbreiding van gevoelige objecten, maar dat de afstand tot het perceel Busschopsweg 5 niet zal afnemen ten opzichte van de reeds bestaande situatie, heeft hij geen aanleiding mogen zien een zodanig onderzoek achterwege te laten. Reeds de omstandigheid dat voorzien wordt in een verruiming van de planologische mogelijkheden ten behoeve van de woonfunctie vereist dat de raad onderzoekt of ter plaatse van de hier aan de orde zijnde percelen een aanvaardbaar woon- en leefklimaat kan worden gewaarborgd.

De raad kan niet worden gevolgd in zijn standpunt dat in dit geval voorzien is in een dermate beperkte uitbreiding van de planologische mogelijkheden dat een onderzoek naar de gevolgen van de bedrijfsvoering van het agrarisch bedrijf voor het woon- en leefklimaat ter plaatse niet uitgevoerd behoefde te worden. Daartoe is van belang dat het plan voorziet in een maximale oppervlakte aan bijgebouwen van 175 m². Onder het voorheen geldende bestemmingsplan was een maximale oppervlakte van 70 m² toegelaten. De raad heeft geen feiten gesteld op grond waarvan geoordeeld kan worden dat vanwege de concrete omstandigheden op de percelen ten westen van het perceel Busschopsweg 5 een uitbreiding van de bestaande oppervlakte aan bijgebouwen niet daadwerkelijk mogelijk zou zijn.

Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de raad niet inzichtelijk heeft gemaakt dat ter plaatse van de acht percelen ten westen van het perceel Busschopsweg 5 een aanvaardbaar woon - en leefklimaat kan worden gewaarborgd.

Aanpassing regeling in onderhavig bestemmingsplan.

In verband met de uitspraak van de AbRS zijn in dit bestemmingsplan opnieuw de bouw- en gebruiksmogelijkheden opgenomen overeenkomstig het bestemmingsplan dat vigerend was vóór het hiervoor genoemde bestemmingsplan 'Kern Heythuysen'. Dit is het bestemmingsplan 'Buitengebied 1999' van de voormalige gemeente Heythuysen, vastgesteld door de raad op 18 mei 1999 en gedeeltelijk goedgekeurd door GS op 21 december 1999.

afbeelding "i_NL.IMRO.1640.BP17Woonkernen-VG03_0028.png"  
Afbeelding 23. Uitsnede plankaart bestemmingsplan 'Buitengebied 1999' met aanduiding ligging van de in het bestemmingsplan 'Kern Heythuysen' vernietigde planonderdelen (rode stippellijn)  

In het bestemmingsplan 'Buitengebied 1999' waren de vernietigde planonderdelen bestemd tot 'Agrarisch gebied (A)' (hoofdbestemming) en de overige bestemming 'Woondoeleinden' voor:

  • drie woningen ten zuiden van de Busschopsweg (de bestaande woningen Busschopsweg 2, 6 en 8)
  • twee woningen aan de Biesstraat (de bestaande woningen Biesstraat 41 en 43)
  • vier woningen ten noorden van de Busschopsweg (de bestaande woningen Busschopsweg 1, 3 en 3a en een nieuw te bouwen woning).

Volgens de planvoorschriften van het bestemmingsplan 'Buitengebied 1999' golden voor de bestaande woningen en bijgebouwen de volgende bouwmogelijkheden:

  • a. bestaande woningen met een inhoud van >750 m³ mogen niet meer uitbreiden;
  • b. woningen met een inhoud <750 m³ mogen uitbreiden met maximaal 20% van de bestaande inhoud, tot een maximum van 750 m³, met dien verstande dat een 'relatief kleine' woningen altijd mag uitbreiden tot 450 m³;
  • c. de maximale goot- en nokhoogte bedraagt respectievelijk 5,5 en 8 meter, danwel de bestaande hoogte;
  • d. de totale oppervlakte aan bijgebouwen bij een woning bedraagt maximaal 70 m²;
  • e. de maximale goot- en nokhoogte bedraagt respectievelijk 3 en 4,5 meter, danwel de bestaande hoogte;
  • f. de maximale afstand van bijgebouwen tot het hoofdgebouw bedraagt 10 meter;
  • g. de afstand van bebouwing tot de as van de weg bedraagt minimaal 15 meter bij een weg met een breedte >10 meter en minimaal 10 meter bij overige wegen.

De Afdeling overwoog in haar hiervoor genoemde uitspraak dat de raad geen verruiming van de planologische mogelijkheden ten behoeve van de woonfunctie had mogen opnemen in het bestemmingsplan zonder dat op basis van nader onderzoek is aangetoond of ter plaatse van de betreffende percelen een aanvaardbaar woon- en leefklimaat kan worden gewaarborgd. Om die reden is in het onderhavige bestemmingsplan voor de vernietigde planonderdelen opnieuw de bestemming 'Wonen' opgenomen, echter met de 'specifieke bouwaanduiding - Busschopsweg / Biesstraat' (lid 23.2.7) waarin de hiervoor genoemde maximale bouwmogelijkheden zoals die van toepassing waren op grond van het bestemmingsplan 'Buitengebied 1999', zijn overgenomen. In lid 23.4.5 is een afwijkingsbevoegdheid opgenomen om af te wijken van de specifieke bouwregels, mits wordt voldaan aan een aantal voorwaarden, waaronder de voorwaarde dat sprake moet zijn van een goed woon- en leefklimaat. Daarmee wordt tegemoet gekomen aan de uitspraak van de AbRS, aangezien dit bestemmingsplan geen verruiming meer bevat van de planologische mogelijkheden ten behoeve van de woonfunctie.

4.2.6.2 Reparatie bestemmingsplan 'Kern Neer'

In de uitspraak van 9 december 2015, nr. 201500221/1/R1, heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State het raadsbesluit van 11 november 2014 tot vaststelling van het bestemmingsplan 'Kern Neer' vernietigd voor zover het betreft:

  • a. het plandeel met de bestemming "Bedrijventerrein" voor het perceel Soerendonck 2;
  • b. het plandeel met de bestemming "Bedrijventerrein" voor het perceel Soerendonck 3;
  • c. de plandelen met de bestemming "Wonen" voor de woningen aan de Maasweg en Hanssum, zoals aangegeven op de bij de uitspraak behorende kaart.
afbeelding "i_NL.IMRO.1640.BP17Woonkernen-VG03_0029.png"  
Afbeelding 24. Kaart uitspraak AbRS 9 december 2015, nr. 201500221/1/R1, met aanduiding vernietigde gedeelten verbeelding bestemmingsplan 'Kern Neer' met de bestemming 'Wonen'.  

De opdracht van de Afdeling aan de raad om een nieuw besluit te nemen met betrekking tot de vernietigde plandelen met inachtneming van hetgeen is overwogen, is verwerkt in een door de raad vast te stellen reparatieplan (bestemmingsplan 'Reparatieplan Kern Neer').

In het ontwerpbestemmingsplan voor de woonkernen van Leudal is uitgegaan van het één op één overnemen van de planregels voor de woningen rondom het bedrijventerrein Soerendonck (conform planregels reparatieplan). Nu voor het betreffende gebied separaat een bestemmingsplan wordt vastgesteld, is de begrenzing van het onderhavige bestemmingsplan op dit punt aangepast ten opzicht van het ontwerpplan. Het desbetreffende woongebied is op de verbeelding buiten het plangebied gelaten (zie afbeelding hieronder) en de 'specifieke bouwaanduiding – Soerendonck Neer' is uit de planregels en -toelichting geschrapt.

afbeelding "i_NL.IMRO.1640.BP17Woonkernen-VG03_0030.png"  
Afbeelding 25. Aanduiding gebied kern Neer dat bij de vaststelling van het onderhavgie bestemmingsplan buiten het plangebied wordt gelaten (blauw omkaderd)  

Hoofdstuk 5 Milieu- en overige aspecten

5.1 Milieuaspecten

Middels het onderhavige bestemmingsplan worden geen nieuwe functies of uitbreiding daarvan toegestaan die volgens geldende bestemmingsplannen en/of verleende omgevingsvergunningen niet ook al toegestaan zijn, dan wel feitelijk reeds gedurende vele jaren aanwezig en/of vergund. Dit bestemmingsplan is dan ook niet van invloed op de bodem- en grondwaterkwaliteit, de externe veiligheid en de luchtkwaliteit. Er worden ook geen nieuwe geluidgevoelige functies mogelijk gemaakt middels dit bestemmingsplan. Nader onderzoek ten aanzien van deze milieu-aspecten is derhalve niet noodzakelijk.

Het bestemmingsplan bevat wel een aantal wijzigingsbevoegdheden welke kunnen leiden tot functiewijziging. Daarbij is steeds als voorwaarde gesteld dat de wijziging vanuit milieuhygiënisch oogpunt aanvaardbaar moet zijn en dat de belangen en bestemmingen in de omgeving niet onevenredig mogen worden aangetast. Dit betekent dat eventuele consequenties voor bodem- en grondwaterkwaliteit, externe veiligheid, geluid en luchtkwaliteit op dat moment inzichtelijk moeten worden gemaakt voordat gebruik wordt gemaakt van de wijzigingsbevoegdheid.

5.1.1 Bodem- en grondwaterkwaliteit

In het kader van de 'Wet ruimtelijke ordening' dient, in geval van bouwlocaties, aangegeven te worden of de bodemkwaliteit geschikt is voor de beoogde bestemmingen.

Bij de daadwerkelijke invulling van nieuwe bouwmogelijkheden dient de kwaliteit van de bodem door middel van een bodemonderzoek, opgesteld volgens de daarvoor geldende normen, te worden onderzocht.

In het onderhavige bestemmingsplan worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt en is het uitvoeren van een bodemonderzoek dan ook niet noodzakelijk.

5.1.2 Externe veiligheid

Het beleid voor externe veiligheid is gericht op het beperken en beheersen van risico’s voor de omgeving vanwege handelingen met gevaarlijke stoffen. De handelingen kunnen zowel betrekking hebben op het gebruik, de opslag en de productie, als op het transport van gevaarlijke stoffen. Uit het 'Besluit externe veiligheid inrichtingen' (Bevi), het 'Besluit externe veiligheid buisleidingen' (Bevb) en het 'Besluit externe veiligheid transportroutes' (Bevt) vloeit de verplichting voort om in ruimtelijke plannen in te gaan op de risico’s in het plangebied ten gevolge van handelingen met gevaarlijke stoffen. De risico’s dienen te worden beoordeeld op 2 maatstaven, te weten het plaatsgebonden risico en het groepsrisico.

Plaatsgebonden risico

Het plaatsgebonden risico beschrijft de kans per jaar dat een onbeschermd individu komt te overlijden door een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het plaatsgebonden risico wordt uitgedrukt in risicocontouren rondom de risicobron (bedrijf, weg, spoorlijn etc.), waarbij de 10-6 contour (kans van 1 op 1 miljoen op overlijden) de maatgevende grenswaarde is.

Groepsrisico

Het groepsrisico beschrijft de kans dat een groep van 10 of meer personen gelijktijdig komt te overlijden ten gevolge van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het groepsrisico geeft een indicatie van de maatschappelijke ontwrichting in geval van een ramp. Het groepsrisico wordt uitgedrukt in een grafiek, waarin de kans op overlijden van een bepaalde groep (bijvoorbeeld 10, 100 of 1000 personen) wordt afgezet tegen de kans daar-op. Voor het groepsrisico geldt de oriëntatiewaarde als ijkpunt in de verantwoording (géén norm).

Ook voor een conserverend bestemmingsplan als het onderhavige, dient verantwoording afgelegd te worden ten aanzien van het aspect 'groepsrisico' indien dat in het invloedsgebied van risicovolle activiteiten is gelegen. Het plangebied ligt in het invloedsgebied van diverse inrichtingen, buisleidingen en routes voor vervoer van gevaarlijke stoffen. Er dient dan ook een verantwoording van het groepsrisico te worden afgelegd. In dat kader wordt vermeld dat de inrichtingen, leidingen en transportroutes reeds jaren in of nabij de kernen aanwezig zijn. Voorts worden er in het plangebied geen ontwikkelingen mogelijk gemaakt die een significante invloed kunnen hebben op de hoogte van het groepsrisico.

Bij het vaststellen van een bestemmingsplan binnen het invloedsgebied van een transportroute voor gevaarlijke stoffen moet op grond van artikel 7 van het Bevt en artikel 12 van het Bevb het groepsrisico worden beoordeeld. In veel gevallen kan dat beperkt blijven tot een beschrijving van de bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid, maar ook dan is het verplicht om het advies van de Veiligheidsregio te vragen. Te meer, omdat dit in de afzonderlijke bestemmingsplannen voor de kernen niet heeft plaatsgevonden. Het advies van de VR is nodig, voor die kernen die in het invloedsgebied van een transportroute vallen. De verantwoording (en het advies van de VR) kan beperkt blijven tot een beschrijving van de bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid. De motivatie daarvoor moet in de toelichting staan: namelijk dat het GR niet toeneemt en lager is dan de oriëntatiewaarde of het GR is en blijft lager dan 0,1 keer de oriëntatiewaarde.

(Beperkt) kwetsbare objecten

Er moet getoetst worden aan het Bevi, het Bevb en het Bevt wanneer bij een ontwikkeling (beperkt) kwetsbare objecten worden toegestaan. (Beperkt) kwetsbare objecten zijn onder andere woningen, scholen, kantoorgebouwen, ziekenhuizen, hotels, restaurants.

Wet- en regelgeving externe veiligheid

Wet Basisnet

Op 1 april 2015 is de Wet Basisnet in werking getreden. Omdat de geldende bestemmingsplannen voor de kernen dateren van vóór de inwerkingtreding van de Wet Basisnet wordt hier nader op ingegaan.

De Wet Basisnet voegt een nieuw hoofdstuk toe aan de Wet vervoer gevaarlijke stoffen. Deze toevoeging omvat regels voor het vaststellen van het maximaal toegestane risico door het vervoer van gevaarlijke stoffen.

Het Basisnet heeft als doel een evenwicht voor de lange termijn te creëren tussen de belangen van het vervoer van gevaarlijke stoffen over de hoofdwegen, binnenwateren en de hoofdspoorwegen en de bebouwde omgeving die hier langs ligt en de veiligheid van omwonenden. Het Basisnet stelt verder regels aan het vaststellen en beheersen van de risico's voor het vervoer van gevaarlijke stoffen (vervoerskant). De Wet Basisnet voegt een nieuw hoofdstuk aan de Wet vervoer gevaarlijke stoffen, dat gaat over die vervoerskant.

In de Regeling Basisnet (Stcrt 2014, 8242) zijn de basisnetafstanden voor de weg, het spoor en het water vastgelegd. Verder is de afstand van het plasbrandaandachtgebied vastgelegd. De basisnetafstand geeft aan voor welke afstand een risicoplafond geldt. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen een PR-plafond en een GR-plafond.

Een PR-plafond is in de Regeling Basisnet omschreven als de plaats waar het plaatsgebonden risico maximaal 10-6 per jaar is. Het GR-plafond is in dezelfde regeling omschreven als de plaats waar het plaatsgebonden risico maximaal 10-7 of 10-8 per jaar is.

Circulaire effectafstanden externe veiligheid LPG-tankstations voor besluiten met gevolgen voor de effecten van een ongeval

Op 28 juni 2016 is de 'Circulaire effectafstanden externe veiligheid LPG-tankstations voor besluiten met gevolgen voor de effecten van een ongeval' van de Staatssecretaris van I&M in werking getreden. In de circulaire wordt het bevoegd gezag verzocht om naast het toepassen van het Bevi en de Revi aanvullend effectgericht beleid te voeren, waarmee voor belangrijke ongevalsscenario's de gevolgen van een ongeval bij een LPG-tankstation worden beperkt. Met de effectgerichte benadering wordt aangesloten bij de modernisering van het omgevingsveiligheidsbeleid, waarbij de effecten van ongevallen een rol zullen innemen naast de nu in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) gehanteerde risicobenadering.

In samenhang met deze circulaire is de Revi aangepast. De vaste afstanden die grofweg de contour voor het plaatsgebonden risico van 10-6 per jaar weergeven, gemeten vanaf het vulpunt, zijn zodanig aangepast dat voor alle situaties (bestaand en nieuw) de in de onderstaande tabel opgenomen afstanden gelden.

afbeelding "i_NL.IMRO.1640.BP17Woonkernen-VG03_0031.png"  

De afstanden gelden als grenswaarde ten opzichte van kwetsbare objecten en als richtwaarde ten opzichte van beperkt kwetsbare objecten. Daarnaast blijft de verantwoordingsplicht voor het groepsrisico onverkort van toepassing binnen het invloedsgebied van 150 meter vanaf het vulpunt of het reservoir.

Het bevoegd gezag wordt verzocht om rekening te houden met een effectafstand van 60 meter tot (beperkt) kwetsbare objecten. Dit wil zeggen dat deze afstand in beginsel aangehouden moet worden, maar dat gemotiveerd afwijken is toegestaan door het treffen van veiligheidsmaatregelen. Daarnaast wordt verzocht om rekening te houden met een effectafstand van 160 meter tot zeer kwetsbare objecten.

Bij de risicobenadering uit het Bevi en de Revi speelt niet alleen het effect van een ongeval (tot op welke afstand kunnen er slachtoffers vallen wanneer zich een ongeval voordoet), maar ook de kans dat een dergelijk ongeval zich voordoet een rol. Het product van kans en effect wordt aangeduid met het begrip risico. Bij de effectgerichte benadering is daarentegen uitsluitend het effect dat bij een ongeval kan optreden maatgevend voor de veiligheidsnormen die gesteld worden. De kans op een ongeval speelt bij deze benadering slechts in zoverre een rol dat hiermee de belangrijkste ongevalsscenario's kunnen worden geselecteerd.

De circulaire is van toepassing wanneer ten aanzien van een LPG-tankstation dat onder de werking van het Bevi valt, een besluit wordt genomen dat het mogelijk maakt dat er (meer) personen in de omgeving van een LPG-tankstation aanwezig kunnen zijn.

De circulaire is bijvoorbeeld van toepassing op een wijziging van een bestemmingsplan op grond waarvan extra (beperkt) kwetsbare objecten nabij een LPG-tankstation gerealiseerd kunnen worden of op een omgevingsvergunning milieu voor het oprichten van een LPG-tankstation. Kort gezegd is de hier beschreven effectgerichte benadering alleen van toepassing als er nieuwe objecten worden toegestaan die, geredeneerd vanuit de relevante effecten, een negatief gevolg hebben op de reeds bestaande externe veiligheidssituatie.

Risicovolle activiteiten, leidingen en transportroutes

In de volgende subparagrafen wordt per kern aangegeven welke ricisovolle activiteiten/inrichtingen, buisleidingen en transportroutes aanwezig zijn in of in de nabijheid van de kernen, uitgaande van de Risicokaart. Voor een verdere beschrijving daarvan wordt verwezen naar de toelichtingen van de geldende bestemmingsplannen voor de 16 kernen, met dien verstande dat -daar waar nodig- aanvullende informatie wordt aangegeven, bijvoorbeeld als de tekst in de vigerende bestemmingsplannen niet meer actueel is.

Binnen het plangebied is een aantal gebieden opgenomen waarvoor een wijzigingsbevoegdheid geldt om woningbouw mogelijk te maken. Omdat daarmee op een aantal plaatsen sprake kan zijn van kwetsbare objecten binnen een van de hierboven genoemde invloedsgebieden is in de regels van de diverse wijzigingsbevoegdheden toegevoegd dat aangetoond moet worden dat de externe veiligheidsrisico's als gevolg van het transport van gevaarlijke stoffen aanvaardbaar worden geacht en dat de Veiligheidsregio om advies moet worden gevraagd alvorens kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten mogelijk te maken.

5.1.2.1 Kern Baexem
Risicovolle inrichtingen   Buisleidingen   Vervoer van gevaarlijke stoffen  
    Dorpsstraat / Stationsstraat (aanvoer lpg)  
    Rijksweg (verbinding Weert - Roermond en aanvoerroute lpg)  
    Spoorlijn Weert - Roermond  

Voor een beschrijving van de risicovolle activiteiten wordt verwezen naar paragraaf 4.2 van de 'toelichting van het kernplan NL.IMRO.1640.BP11KernBaexem-VG01'.

Over de spoorlijn Weert-Roermond vindt ook vervoer plaats van gevaarlijke stoffen. Deze spoorlijn heeft volgens de Regeling basisnet een PR 10-6 contour van 1 meter en een plasbrandaandachtsgebied (PAG). Voor spoorlijnen bedraagt het PAG 30 meter vanaf de buitenste spoorstaven voor doorgaand verkeer. Het plasbrandaandachtsgebied is het gebied waarin bij het realiseren van kwetsbare objecten rekening gehouden dient te worden met de effecten van een zogenaamde plasbrand. Deze plasbrand kan ontstaan door de ontsteking van uitgestroomde brandbare vloeistof uit een schip of tankwagen. Ter voorkoming van het bouwen van (beperkt) kwetsbare objecten binnen het plasbrandaandachtsgebied is in dit plan de 'veiligheidszone - plasbrandaandachtsgebied' opgenomen voor de genoemde spoorlijn.

Het invloedsgebied voor groepsrisico van deze spoorlijn bedraagt 995 meter. Indien binnen het invloedsgebied (beperkt) kwestbare objecten worden gerealiseerd dient het groepsrisico te worden verantwoord. Eventuele nieuwe woningen binnen het plangebied zijn echter reeds planologisch mogelijk gemaakt op grond van de geldende bestemmingsplannen. Toename van het aantal woningen heeft daarom geen gevolgen voor het groepsrisico.

Het plaatsgebonden risico is geen belemmering voor het onderhavige bestemmingsplan, waarin binnen het invloedsgebied geen ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt, die leiden tot een hogere bevolkingsdichtheid. Het groepsrisico neemt niet toe en daarom is een verantwoording van het groepsrisico niet nodig.

5.1.2.2 Kern Buggenum
Risicovolle inrichtingen   Buisleidingen   Vervoer van gevaarlijke stoffen  
  Aardgastransportleiding A-520-1   N273  
  Aardgastransportleiding Z-513-1 en Z-513-17   Spoorlijn Weert - Roermond  
    Maas  
    Lateraalkanaal Linne-Buggenum  

Voor een verdere beschrijving van de risicovolle activiteiten wordt verwezen naar paragraaf 4.2 van de 'toelichting van het kernplan NL.IMRO.1640.BP13BuggenumEll-VG01'.

Over de Maas vindt ook vervoer plaats van gevaarlijke stoffen. Deze rivier heeft volgens de Regeling basisnet een PR 10-6 contour van 0 meter. Tevens geldt een plasbrandaandachtsgebied (PAG). Voor binnenvaartroutes bedraagt het PAG 25 meter buiten de oeverlijnen. Ter voorkoming van het bouwen van (beperkt) kwetsbare objecten binnen het plasbrandaandachtsgebied is in dit plan de 'veiligheidszone - plasbrandaandachtsgebied' opgenomen voor de genoemde spoorlijn.

In afwijking van de toelichting van het geldende bestemmingsplan heeft de aardgastransportleiding Z-513-1 een 1% letaliteitgrens van 100 meter en niety van 110 meter.

5.1.2.3 Kern Ell
Risicovolle inrichtingen   Buisleidingen   Vervoer van gevaarlijke stoffen  
Opslagtank propaan Hoogstraat 32   Aardgastransportleiding A-521-KR-084   A2  
Lpg-tankstation langs de A2   Aardgastransportleiding A-585-KR-084    

Voor een verdere beschrijving van de risicovolle activiteiten wordt verwezen naar paragraaf 4.2 van de 'toelichting van het kernplan NL.IMRO.1640.BP13KernEll-VG01'.

Aanvullend hierop is van belang dat de Rijksweg A2 een plasbrandaandachtsgebied heeft van 30 meter en een PR 10-6 risicocontour van 0 meter (vanaf Nederweert tot aan de afslag 41 Grathem). Het plangebied is niet gelegen binnen het genoemde plasbrandaandachtsgebied.

Het groepsrisico hoeft niet in alle gevallen verantwoord te worden. Die verplichting geldt niet voor ruimtelijk relevante besluiten die betrekking hebben op een gebied dat in zijn geheel op meer dan 200 meter vanaf de buitenrand van de transportroute ligt (artikel 8 Bevt). Het 200-meter criterium is ontleend aan de Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen. Een ruimtelijke ontwikkeling op een afstand groter dan 200 meter levert slechts een geringe bijdrage aan de hoogte van het groepsrisico. Daarom is het niet effectief om in het gebied op een grotere afstand dan 200 meter van een transportroute mogelijkheden voor ruimtelijke maatregelen te onderzoeken om het groepsrisico te verkleinen. De kern Ell is gelegen op een afstand van ruim ca. 320 meter van de A2. Een verantwoording van het groepsrisico is derhalve niet noodzakelijk. Het plaatsgebonden risico is geen belemmering voor het onderhavige bestemmingsplan, waarin binnen het invloedsgebied geen ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt, die leiden tot een hogere bevolkingsdichtheid.

Het plangebied is gelegen buiten de aan te houden afstand tot het lpg-vulpunt van 40 meter én buiten de effectafstanden van 60 en 160 meter vanaf het tankstation langs de A2.

5.1.2.4 Kern Grathem
Risicovolle inrichtingen   Buisleidingen   Vervoer van gevaarlijke stoffen  
Propaangastank, Rijksweg 2   Aardgastransportleiding Z-540-01-KR-04   N273  
    A2  

Voor een verdere beschrijving van de risicovolle activiteiten wordt verwezen naar paragraaf 4.2 van de 'toelichting van het kernplan NL.IMRO.1640.BP13KernGrathem-VG01'.

Voor wat betreft de A2 wordt verwezen naar subparagraaf 5.1.2.3. De kortste afstand van de kern Grathem tot de A2 bedraagt ca. 850 meter.

5.1.2.5 Kern Haelen
Risicovolle inrichtingen   Buisleidingen   Vervoer van gevaarlijke stoffen  
Camping Leudal, Roggelseweg 54 (opslag propaan)   Aardgastransportleiding A-520-1   N273  
  Aardgastransportleiding Z-513-1   Spoorlijn Weert - Roermond  
  Aardgastransportleiding Z-513-17    

Voor een verdere beschrijving van de risicovolle activiteiten wordt verwezen naar paragraaf 4.2 van de 'toelichting van het kernplan NL.IMRO.1640.BP14KernHaelen-VG03'.

Voor wat betreft de spoorlijn Weert-Roermond wordt verwezen naar subparagraaf 5.1.2.1.

 

5.1.2.6 Kern Haler

Géén risicovolle inrichtingen, buisleidingen of transportassen voor vervoer van gevaarlijke stoffen in of in de nabijheid van de kern.

5.1.2.7 Kern Heibloem
Risicovolle inrichtingen   Buisleidingen   Vervoer van gevaarlijke stoffen  
    N279  

Voor een verdere beschrijving van de risicovolle activiteiten wordt verwezen naar paragraaf 4.2 van de 'toelichting van het kernplan NL.IMRO.1640.BP14KernHeibloem-VG01'.

5.1.2.8 Kern Heythuysen
Risicovolle inrichtingen   Buisleidingen   Vervoer van gevaarlijke stoffen  
Tankstation Cillekens BV (lpg), Kloosterstraat 120     N279  
Maatschap Snijders, Busschopseweg 4 (opslag propaan)     Spoorlijn Weert - Roermond  
Agerland, Leveroyseweg 9 (bestrijdingsmiddelenopslag)      

Voor een verdere beschrijving van de risicovolle activiteiten wordt verwezen naar paragraaf 4.2 van de 'toelichting van het kernplan NL.IMRO.1640.BP13CentrumHeyhuy-VG01' en paragraaf 4.2. van de 'toelichting van het kernplan NL.IMRO.1640.BP13KernHeyhuysen-OH01'. Voor wat betreft de spoorlijn Weert-Roermond wordt verwezen naar subparagraaf 5.1.2.1.

Op het bedrijf aan de Leveroyseweg 9 (Agerland) vindt naast opslag van bestrijdingsmiddelen ook opslag van vuurwerk plaats. Zwart kruit, rookzwak kruit en noodsignalen moeten volgens par. 4.1.2 van het Activiteitenbesluit worden opgeslagen in een brandcompartiment dat voldoet aan de bij ministeriële regeling te stellen eisen. Een brandcompartiment bestemd voor de opslag van zwart kruit of rookzwak kruit is gelegen op een afstand van ten minste 8 meter van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten.

Volgens artikel 2 en bijlage 1 van de in 2016 gewijzigde regeving externe veiligheid inrichtingen (Revi) bedraagt de minimale afstand tussen een LPG-tankstation met een doorzet van >1.000 m³ en (beperkt) kwetsbare objecten, 40 meter vanaf het vulpunt, 25 meter vanaf het reservoir en 15 meter vanaf het afleverpunt. Door deze kleinere minimale afstanden is de veiligheidszone LPG van het tankstation aan de Kloosterstraat 120 (Cillekens BV) binnen het onderhavige plangebied vervallen. Deze ligt nu volledig binnen het bestemmingsplan waarin het tankstation is gelegen ('Bedrijventerrein Heythuysen').

Op grond van de 'Circulaire effectafstanden externe veiligheid LPG-tankstations voor besluiten met gevolgen voor de effecten van een ongeval' gelden effectafstanden van 60 meter voor kwetsbare objecten en 160 meter voor zeer kwetsbare objecten. Binnen deze zones zijn geen nieuwe (zeer) kwetsbare objecten toegestaan. Het onderhavige bestemmingsplan maakt geen nieuwe (zeer) kwetsbare objecten mogelijk binnen deze afstanden. Het is derhalve niet noodzakelijk deze effectafstanden op te nemen op de verbeelding en in de regels.

Voor wat betreft de spoorlijn Weert-Roermond wordt verwezen naar subparagraaf 5.1.2.1.

5.1.2.9 Kern Horn
Risicovolle inrichtingen   Buisleidingen   Vervoer van gevaarlijke stoffen  
  Aardgastransportleiding Z-513-01-KR-013   N273  
    N280  
    Maas  
    Lateraalkanaal Linne - Buggenum  

Voor een verdere beschrijving van de risicovolle activiteiten wordt verwezen naar paragraaf 4.2 van de 'toelichting van het kernplan NL.IMRO.1640.BP13KernHorn-VG01'.

5.1.2.10 Kern Hunsel
Risicovolle inrichtingen   Buisleidingen   Vervoer van gevaarlijke stoffen  
    A2  

Voor een verdere beschrijving van de risicovolle activiteiten wordt verwezen naar paragraaf 4.2 van de 'toelichting van het kernplan NL.IMRO.1640.BP12KernHunsel-OH01'.

Voor wat betreft de A2 wordt verwezen naar subparagraaf 5.1.2.3. De kortste afstand van het deel van de kern Hunsel waar (beperkt) kwetsbare objecten zijn gelegen tot de A2 bedraagt ca. 1,5 kilometer.

5.1.2.11 Kern Ittervoort
Risicovolle inrichtingen   Buisleidingen   Vervoer van gevaarlijke stoffen  
    N273  

Voor een verdere beschrijving van de risicovolle activiteiten wordt verwezen naar paragraaf 4.2 van de 'toelichting van het kernplan NL.IMRO.1640.BP14KernIttervoort-VG01'.

5.1.2.12 Kern Kelpen-Oler
Risicovolle inrichtingen   Buisleidingen   Vervoer van gevaarlijke stoffen  
Maatschap Custers, Grathemerweg 39 (opslag propaan)   Aardgastransportleiding Z-540-01-KR-052   A2  
Maatschap Baetsen, Grathemerweg 19 (opslag propaan)      

Voor een verdere beschrijving van de risicovolle activiteiten wordt verwezen naar paragraaf 4.2 van de 'toelichting van het kernplan NL.IMRO.1640.BP14KernKelpenOler-VG01'.

Voor wat betreft de A2 wordt verwezen naar subparagraaf 5.1.2.3. De kortste afstand van het deel van de kern Kelpen-Oler tot de A2 bedraagt ca. ca. 500 meter.

In de toelichting van het vigerende bestemmingsplan is aangegeven dat het kanaal Nederweert-Wessem in het Basisnet Water is gedefinieerd als binnenvaartcorridor zonder toetsingsafstand. Dit kanaal behoort echter niet tot het Basisnet en staat ook niet op de risicokaart..

5.1.2.13 Kern Neer
Risicovolle inrichtingen   Buisleidingen   Vervoer van gevaarlijke stoffen  
Alucol BV, Soerendonck 3 (opslag gevaarlijke stoffen)   Aardgastransportleiding Z-513-01   N273  
LLTB Neer, Napoleonsweg 70 (opslag bestrijdingsmiddelen en vuurwerk)   Aardgastransportleiding A-520-01   Maas  

Voor een verdere beschrijving van de risicovolle activiteiten wordt verwezen naar paragraaf 4.2 van de 'toelichting van het kernplan NL.IMRO.1640.BP14KernNeer-VG01'.

In de toelichting van het vigerende bestemmingsplan is aangegeven dat vanwege de opslag van bestrijdingsmiddelen en vuurwerk bij de LLTB aan de Napoleonsweg 70 een maximale risicocontour geldt van 65 meter. Dit is niet juist. De PR 10-6 contour bedraagt 0 meter en voor wat betreft de opslag van vuurwerk geldt de aan te houden afstand volgens het Activiteitenbesluit (zie ook subparagraaf 5.1.2.8).

Binnen 200 meter vanaf de N273 is tussen de N273 en de Steeg een gebied gelegen dat in het vigerende bestemmingsplan is bestemd tot 'Wonen - Uit te werken' voor maximaal 21 woningen. Het plan biedt daarmee de mogelijkheid tot realisering van kwetsbare objecten op korte afstand van de N273 waarover vervoer van gevaarlijke stoffen plaatsvindt. De N273 heeft een PR 10-6 contour van 0 meter. Het uiwerkingsgebied ligt echter wel binnen de afstand van 200 meter waarbinnen berekening en verantwoording van het groepsrisico noodzakelijk is. Om die reden is aan de uitwerkingsregels toegevoegd dat aangetoond moet worden dat de externe veiligheidsrisico's als gevolg van het transport van gevaarlijke stoffen aanvaardbaar worden geacht en dat de Veiligheidsregio om advies moet worden gevraagd alvorens kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten mogelijk te maken.

5.1.2.14 Kern Neeritter
Risicovolle inrichtingen   Buisleidingen   Vervoer van gevaarlijke stoffen  
    N273  

Voor een verdere beschrijving van de risicovolle activiteiten wordt verwezen naar paragraaf 4.2 van de 'toelichting van het kernplan NL.IMRO.1640.BP14KernNeeritter-VG01'.

5.1.2.15 Kern Nunhem
Risicovolle inrichtingen   Buisleidingen   Vervoer van gevaarlijke stoffen  
  Aardgastransportleiding A-520-1   N273  
  Aardgastransportleiding Z-513-1    

Voor een verdere beschrijving van de risicovolle activiteiten wordt verwezen naar paragraaf 4.2 van de 'toelichting van het kernplan NL.IMRO.1640.BP14KernNunhem-VG01'.

5.1.2.16 Kern Roggel
Risicovolle activiteiten:   Buisleidingen:   Vervoer van gevaarlijke stoffen  
Bovengrondse dieseltank Tamboerenstraat 1     N562  
    N279  

Voor een verdere beschrijving van de risicovolle activiteiten wordt verwezen naar paragraaf 4.2 van de 'toelichting van het kernplan NL.IMRO.1640.BP13KernRoggel-VG01'.

5.1.2.17 Invloedsgebieden transportroutes en buisleidingen

In de onderstaande tabel staan de invloedsgebieden opgesomd van alle genoemde transportroutes:

Route   Invloedsgebied   Maatgevende stofcategorie  
A2   880 m
(>4.000 m)  
LT2 (acrylonitril)
(GT4, chloor)  
Spoor Weert-Roermond   995 m   B2 (ammoniak)  
Aardgas A – 520   170 m    
Aardgas A – 521   430 m    
Aardgas A – 585   490 m    
Aardgas Z – 513   100 m    
Aardgas Z – 540   170 m    
N273   880 m   LT2 (acrylonitril)  
N279   355 m   GF3 (propaan)  
N280   880 m   LT2 (acrylonitril)  
N562   355 m   GF3 (propaan)  
Maas   1070 m   LT2 (acrylonitril)  

5.1.2.18 (Verantwoording) Groepsrisico

Bij het vaststellen van een bestemmingsplan binnen het invloedsgebied van een transportroute voor gevaarlijke stoffen moet op grond van artikel 7 van het Bevt en artikel 12 van het Bevb het groepsrisico worden beoordeeld. In veel gevallen kan dat beperkt blijven tot een beschrijving van de bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid, maar ook dan is het verplicht om het advies van de Veiligheidsregio te vragen. Te meer, omdat dit in de afzonderlijke bestemmingsplannen voor de kernen niet heeft plaatsgevonden.

De woonkernen in Leudal, 16 in totaal, hebben sommige risicobronnen gemeen. Het betreft routes voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg, het water of het spoor. Het groepsrisico van deze risicobronnen is per modaliteit verantwoord in onderstaande paragrafen en geldt voor iedere woonkern binnen het bijbehorende invloedsgebied.

5.1.2.18.1 Spoorlijn Weert - Roermond

De kernen Baexem, Buggenum en Haelen liggen nabij deze spoorlijn. Op de Basisnetroute Weert-Roermond wordt het groepsrisico bepaald door het vervoer van onderstaande stoffen:

Traject   Transportgegevens voor de bepaling van het groepsrisico   Invloedsgebied  
  A   B2   B3   C   D3   D4    
Weert - Roermond (route 110   1500   2300   0   4600   3750   0   995 m (B2)  
  • A = brandbare gassen
  • B2 = toxische gassen
  • B3 = zeer toxische gassen
  • C = zeer brandbare vloeistoffen
  • D3 = toxische vloeistoffen
  • D4 = zeer toxische vloeistoffen

Hoe hoog het groepsrisico is, kan op basis van vuistregels uit de Handleiding Risicoanalyse Transport (Rijkswaterstaat, 17 juni 2014) worden bepaald.

Vuistregel 3 (vuistregel 1 en 2 zijn niet van toepassing): Wanneer de vervoersstroom gevaarlijke stoffen van categorie A in ketelwagens (bulkvervoer) minder is dan de drempelwaarde in Tabel 16 (eenzijdige bebouwing) of de drempelwaarde in Tabel 17 (tweezijdige bebouwing) wordt 10% van de oriëntatiewaarde voor het groepsrisico niet overschreden.

Voor het aflezen van de tabel is een aanname nodig voor de bevolkingsdichtheid. Voor het hele spoortraject geldt, dat er geen dichtbevolkte gebieden worden doorkruist. Als conservatieve waarde wordt uitgegaan van 20 personen per hectare op een afstand van 30 meter (buiten plasbrandaandachtsgebied) aan één zijde van het spoor.

Bij vervoer van 3530 ketelwagons brandbaar gas, zou het groepsrisico hoger zijn dan 10% van de oriëntatiewaarde. Dat is twee keer zo veel als de hoeveelheid waarmee de risicoplafonds in het Basisnet zijn bepaald.

De conclusie luidt dan ook, dat het groepsrisico lager is dan 10% van de oriëntatiewaarde.

In 2014 is ter hoogte van Baexem het groepsrisico onderzocht in verband met het voornemen om een horecagelegenheid te realiseren aan de Parallelweg. De berekende waarde van het groepsrisico kwam met de nieuwe ontwikkeling uit op 0,11 keer de oriëntatiewaarde. Dit voornemen is echter (nog) niet opgenomen in het bestemmingsplan.

Ter hoogte van Haelen en Buggenum is het groepsrisico berekend. Het groepsrisico in de omgeving van Haelen is het hoogst, maar ligt nog altijd ruim onder 10% van de oriëntatiewaarde.

afbeelding "i_NL.IMRO.1640.BP17Woonkernen-VG03_0032.png"  
Afbeelding 26. Traject spoor met het hoogste groepsrisico nabij Haelen en Buggenum  
afbeelding "i_NL.IMRO.1640.BP17Woonkernen-VG03_0033.png"  
Afbeelding 27. Groepsrisicocurve voor het traject spoor nabij Haelen en Buggenum  

Er zijn geen maatregelen nodig ter beperking van het groepsrisico.

5.1.2.18.2 Rijksweg A2

De kernen Ell, Grathem, en Kelpen-Oler liggen in het invloedsgebied van de A2.

Op de Basisnetroute A2 wordt het groepsrisico bepaald door het vervoer van brandbaar, tot vloeistof verdicht gas (zoals LPG).

Voor de hoogte van het groepsrisico worden de vuistregels toegepast. Evenals voor de modaliteit spoor, is ook hiervoor een bevolkingsdichtheid van 20 personen per hectare gehanteerd.

Vuistregel 2 (vuistregel 1 is niet van toepassing): Wanneer de vervoersstroom gevaarlijke stoffen van categorie GF3 in tankwagens (bulkvervoer) minder is dan de drempelwaarde in Tabel 3 (eenzijdige bebouwing) of de drempelwaarde in Tabel 4 (tweezijdige bebouwing) wordt 10% van de oriëntatiewaarde voor het groepsrisico niet overschreden.

Uit de tabellen blijkt, dat de vervoersstroom die een dergelijk groepsrisico veroorzaakt twee keer zo groot is als maximaal waargenomen in Nederland.

De conclusie luidt dan ook, dat het groepsrisico lager is dan 10% van de oriëntatiewaarde.

Er zijn geen maatregelen nodig ter beperking van het groepsrisico.

5.1.2.18.3 Provinciale wegen

De kernen Baexem, Buggenum, Grathem, Haelen, Heibloem, Heythuysen, Horn, Ittervoort, Neer, Neeritter, Nunhem en Roggel liggen in de buurt van een provinciale weg.

De N273 was voor de aanleg van de A73 een belangrijke route voor vrachtverkeer. Inmiddels maakt het doorgaand verkeer vooral gebruik van de A73 en vindt op de N273 slechts sporadisch vervoer van gevaarlijke stoffen plaats.

Over de provinciale wegen N273, N280, N562 en de N279 worden alleen gevaarlijke stoffen met een bestemming in de buurt vervoerd, bijvoorbeeld LPG, benzine en diesel voor tankstations en propaan voor diverse toepassingen in het buitengebied.

Hoewel de gemiddelde bevolkingsdichtheid mogelijk hoger ligt dan langs de snelweg, is het groepsrisico vanwege het geringe aantal transporten nergens hoger dan 10% van de oriëntatiewaarde.

Er zijn geen maatregelen nodig ter beperking van het groepsrisico.

5.1.2.18.4 De Maas

De kern Horn ligt binnen het invloedsgebied van gevaarlijke stoffen over de Maas. Voor binnenvaartroutes met bevaarbaarheidsklasse 5 is het groepsrisico lager dan 10% van de oriëntatiewaarde.

In het bestemmingsplan voor Horn worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Er zijn geen maatregelen nodig ter beperking van het groepsrisico.

5.1.2.18.5 Hogedruk aardgas transportleidingen

Door of nabij de kernen Buggenum, Ell, Grathem, Haelen, Horn, Kelpen-Oler, Neer en Nunhem liggen ondergrondse buisleidingen voor het vervoer van aardgas.

In 2012 is het groepsrisico van alle aardgastransportleidingen gescreend. Daaruit bleek, dat op alleen bij Buggenum en bij Ittervoort het groepsrisico hoger is de 1% van de oriëntatiewaarde.

In afbeelding 24 zijn de betreffende tracés weergegeven op een topografische ondergrond, met daaronder de groepsrisicocurve. Bij Buggenum is het groepsrisico circa 6% en bij Ittervoort circa 3% van de oriëntatiewaarde).

Er zijn in de bestemmingsplannen voor Ittervoort en Buggenum geen ontwikkelingen voorzien en daarmee ook geen toename van het groepsrisico.

Er zijn geen maatregelen nodig ter beperking van het groepsrisico.

afbeelding "i_NL.IMRO.1640.BP17Woonkernen-VG03_0034.png"  
Afbeelding 28. Hoogste groepsrisico van leiding A-520-01 (links) en A-521 (rechts) in de gemeente Leudal  
5.1.2.18.6 Beheersbaarheid en zelfredzaamheid

Bestrijdbaarheid

De bestrijding van een incident met gevaarlijke stoffen op een vervoersroute is sterk afhankelijk van de plaats van het incident.

Als de brandweer op tijd ter plaatse is en mogelijkheden heeft om met bluswater een eventuele brand te blussen of een vrijgekomen giftige stof ter verdunnen of neer te slaan, dan zijn de effecten beperkt te houden.

In andere gevallen kan een incident leiden tot een volledige uitstroom van de inhoud van de beschadigde tank op het vervoermiddel. Een groot lek of breuk van een aardgasleiding is na ontsteking van het uitstromende gas überhaupt niet te bestrijden voordat de toevoer van gas door de Gasunie is gestopt.

Het is daarom belangrijk dat daar waar vervoer van gevaarlijke stoffen door de woonkernen in Leudal plaatsvindt, de hulpdiensten toegang hebben tot de incidentlocatie en de beschikking hebben over voldoende bluswater.

Zelfredzaamheid

De zelfredzaamheid van personen in het plangebied is goed. De bestemmingen binnen het invloedsgebied zijn niet bedoeld voor mensen die zich moeilijk zelf in veiligheid kunnen brengen (kinderen, bejaarden). Tevens zijn er voldoende vluchtroutes voor aanwezige personen die van het incident weg leiden.

5.1.2.18.7 Advies Veiligheidsregio Limburg-Noord

Op 23 augustus 2017 is het advies ontvangen van de Veiligheidsregio Limburg-Noord ten behoeve van het onderhavige bestemmingsplan. Het als bijlage 27 bij deze toelichting gevoegde advies is gegeven op basis van:

  • artikel 9 van het Besluit externe veiligheid transportroutes;
  • artikel 13 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen;
  • artikel 12 van het Besluit externe veiligheid buisleidingen.

In de toelichting op het ontwerpbestemmingsplan is aangegeven welke risicobronnen in de omgeving van de woonkernen is gelegen. Het plangebied is gelegen binnen het invloedsgebied van de risicobronnen (buisleidingen, transportroutes en inrichtingen).

In de herziening van het bestemmingsplan worden geen ontwikkelingen mogelijk gemaakt die een significante invloed kunnen op de hoogte van het groepsrisico. Eventuele planologische ontwikkelingen zijn reeds in het vigerende bestemmingsplan opgenomen en hebben dan ook geen invloed op de hoogte van het groepsrisico. Het geactualiseerde bestemmingsplan wordt gezien als beheersplan voor het plangebied.

Binnen het plangebied is een aantal gebieden opgenomen waarvoor een wijzigingsbevoegdheid geldt om kwetsbare objecten (zoals woningbouw) mogelijk te maken. Aan de regels van de wijzigingsbevoegdheid is toegevoegd dat moet worden aangetoond dat externe veiligheidsrisico's aanvaardbaar worden geacht. Hiermee wordt het goed woon- en leefklimaat gerespecteerd.

Voor wat betreft het plasbrandaandachtsgebied zijn deze contouren opgenomen in het bestemmingsplan (de verbeelding).

De Veiligheidsregio ziet geen bezwaar in het vaststellen van het voorgenomen bestemmingsplan.

Wel adviseert de Veiligheidsregio om bij nieuwe ontwikkelingen of uitbreidingen de initiatiefnemer een aantal maatregelen te laten treffen. Deze maatregelen dragen zorg voor het verbeteren van de zelfredzaamheid en kan slachtoffers voorkomen bij incidenten met gevaarlijke stoffen. Bij de vaststelling van uitwerkings- en wijzigingsplannen zal hierover met initiatiefnemer(s) worden gecommuniceerd.Onder andere wordt geadviseerd om in het bestemmingsplan op te nemen dat het oprichten van objecten voor verminderd zelfredzaamheden (zoals verpleeghuizen) niet is toegestaan binnen het invloedsgebied van een risicobron. Het onderhavige bestemmingsplan bevat echter geen directe bouwtitels voor dit soort objecten.

In het advies wordt vanwege de activiteiten met gevaarlijke stoffen rondom en in het plangebied incidenten kunnen ontstaan waarbij er effecten naar de omgeving ontstaan. Op basis van een aantal scenario's/gebeurtenissen die kunnen plaatsvnden door de verschillende activiteiten met gevaarlijke stoffen, wordt ingegaan op het handelingsperspectief van de hulpdiensten en op de mogelijkheden van zelfredzaamheid.

Voor wat betreft nieuwe ontwikkelingen en uitbreidingen wordt geadviseerd om rekening te houden met de bereikbaarheid van panden/percelen door het vrijhouden van perceelsgrenzen. Middels het voorschrijven van minimaal aan te houden afstanden van hoofdgebouwen tot perceelsgrenzen is hier reeds invulling aan gegeven in dit bestemmingsplan.

5.1.3 Geluid

Akoestisch onderzoek is noodzakelijk indien nieuwe directe geluidgevoelige ontwikkelingen worden toegestaan binnen de onderzoekszone van de wegen waarvoor een maximumsnelheid van 50 km-uur of meer geldt. Voor wegen die deel (gaan) uitmaken van een 30 km-gebied geldt dat akoestisch onderzoek in principe niet uitgevoerd hoeft te worden. De voorkeursgrenswaarde van 48 dB mag aan de gevel van geluidsgevoelige objecten echter niet overschreden worden.

In dit bestemmingsplan is geen sprake van nieuwe rechtstreekse ontwikkelingen. In het kader van afwijkingen en wijzigingsbevoegdheden worden de noodzakelijke onderzoeken uitgevoerd bij de uitwerking van het betreffende plan.

Omdat geen sprake is van nieuwe rechtstreekse ontwikkelingen is onderzoek naar weg- en railverkeerslawaai en/of industrielawaai niet noodzakelijk.

5.1.4 Luchtkwaliteit

Sinds 15 november 2007 is de Wet luchtkwaliteit in werking getreden en staan de hoofdlijnen voor regelgeving rondom luchtkwaliteitseisen beschreven in 'hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer' (Wm). Artikel 5.16 Wm (lid 1) geeft weer, onder welke voorwaarden bestuursorganen bepaalde bevoegdheden (uit lid 2) mogen uitoefenen. Als aan minimaal één van de volgende voorwaarden wordt voldaan, vormen luchtkwaliteitseisen in beginsel geen belemmering voor het uitoefenen van de bevoegdheid:

  • a. er is geen sprake van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde;
  • b. een plan leidt – al dan niet per saldo – niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit;
  • c. een plan draagt ‘niet in betekenende mate’ (NIBM) bij aan de luchtverontreiniging;
  • d. een plan past binnen het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL), of binnen een regionaal programma van maatregelen.

Onderhavig bestemmingsplan maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk. In het kader van afwijkingen en wijzigingsbevoegdheden worden bij de uitwerking van het betreffende plan de consequenties voor de luchtkwaliteit benoemd. Er wordt dan ook geen gewijzigde invloed uitgeoefend op de luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied. Vanuit het aspect luchtkwaliteit bestaan er derhalve geen belemmeringen.

5.1.5 Milieuzonering

In het kader van ruimtelijke plannen dient beschreven te worden op welke wijze de 'VNG-brochure Bedrijven en milieuzonering' is toegepast (editie 2009). In deze VNG-brochure worden richtlijnen gehanteerd die een zekere noodzakelijke afstand tussen (agrarische) bedrijven en woonbebouwing aangeven. Deze afstand (zonering) wordt bepaald door enerzijds de aard van het bedrijf en anderzijds door het karakter van zijn omgeving.

De richtafstanden zijn niet wettelijk voorgeschreven. De richtafstandenlijsten gaan uit van gemiddeld moderne bedrijven en zijn geschreven voor nieuwe situaties. Indien bekend is welke activiteiten concreet beoogd worden, dan kan gemotiveerd worden afgeweken van de daadwerkelijke te verwachten milieubelasting (in plaats van de richtafstanden). Voor bestaande bedrijven geldt allereerst de geldende omgevingsvergunning of de richtlijnen uit de geldende Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB).

In het kader van onderhavig bestemmingsplan zijn in de directe nabijheid van de bedrijvigheid geen nieuwe milieugevoelige bestemmingen opgenomen, zodat er uit het oogpunt van milieuhygiëne geen problemen zijn. De bestaande milieutechnische situatie blijft gehandhaafd.

Voor zover er in woonpanden een beroep aan huis of een ondergeschikte vorm van bedrijvigheid (het wonen blijft hoofdfunctie) wordt uitgeoefend, behouden deze panden hun woonbestemming. In de regels worden bedrijven en beroepen aan huis onder bepaalde voorwaarden mogelijk gemaakt.

In het kader van afwijkingen en wijzigingsbevoegdheden en uitwerkingsverplichtingen geldt de voorwaarde dat sprake moet zijn van een goed woon- en leefklimaat en dat de belangen en bestemmingen in de omgeving niet onevenredig worden aangetast. Daarmee is voldoende verzekerd dat bij de nieuwe bouw- en gebruiksmogelijkheden sprake is van een goed woon en leefklimaat en dat nabijgelegen bedrijven niet worden belemmerd in hun bedrijfsvoeringsmogelijkheden als gevolg van de nieuwe mogelijkheden.

5.2 Wet natuurbescherming

Op 1 januari 2017 is de 'Wet natuurbescherming' in werkiing getreden. De 'Boswet', de 'Flora en faunawet' en de 'Natuurbeschermingswet 1998' zijn per die datum ingetrokken. De 'Wet natuurbescherming' heeft onder andere betrekking op de Europees beschermde Natura-2000-gebieden. Ruimtelijke ontwikkelingen die effecten hebben op de vastgestelde natuurwaarden van deze gebieden, zijn in beginsel niet toegestaan.

Vanuit de ontwikkelingsmogelijkheden die het bestemmingsplan biedt is het nodig om te toetsen of het plan in overeenstemming is met de Wet natuurbescherming. Hiervoor bevat deze paragraaf een voortoets. De voortoets verkent of de ontwikkelingen waarin het plan voorziet mogelijk negatieve gevolgen kunnen hebben voor de instandhoudingsdoelstellingen van een Natura 2000-gebied. Een voortoets kan drie mogelijke uitkomsten opleveren:

  • 1. Negatieve gevolgen kunnen worden uitgesloten. Verdere toetsing en aanvullende beoordeling is dan niet nodig.
  • 2. Negatieve gevolgen kunnen weliswaar niet worden uitgesloten, maar leiden zeker niet tot significante aantasting van de instandhoudingsdoelstellingen van het Natura 2000-gebied. Er kan dan een ‘verslechteringstoets’ nodig zijn.
  • 3. Er kunnen negatieve gevolgen verwacht worden die kunnen leiden tot significante aantasting van de instandhoudingsdoelstellingen van het Natura 2000-gebied. In dit geval dient een ‘passende beoordeling’ te worden uitgevoerd. Hierbij wordt in meer detail de kans op een significant effect beoordeeld.

Het detailniveau van een voortoets is afhankelijk van het abstractieniveau van een plan of project. Voor concrete projecten kan op basis van gedetailleerde informatie een effectenbeoordeling worden gemaakt. Voor abstracte plannen, waarin veel ontwikkelingen nog onzeker zijn of voor langere termijn zijn gepland, volstaat het om op hoofdlijnen na te gaan of er kans is op negatieve effecten.

In het onderhavige bestemmingsplan is de bestemming 'Wonen - Uit te werken' opgenomen voor een aantal gebieden/locaties voor maximaal 35 woningen in de kern Haelen, maximaal 6 woningen in de kern Heythuysen, maximaal 21 woningen in de kern Neer en maximaal één woning in de kern Grathem (zie par. 6.2.2.23).

afbeelding "i_NL.IMRO.1640.BP17Woonkernen-VG03_0035.png"  
afbeelding "i_NL.IMRO.1640.BP17Woonkernen-VG03_0036.png"  
Afbeelding 29. Natura-2000 gebieden nabij het plangebied  

In de nabijheid van het plangebied zijn de Natura 2000-gebieden Leudal en Swalmdal (Nederland) en Maasvallei en Noord-Oost Limburg (België) gelegen. Het uitwerkingsgebied in de kern Haelen is gelegen op ca. 1,5 km van het natuurgebied Leudal en op ca. 4 km van het natuurgebied Swalmdal. Het uitwerkingsgebied in de kern Heythuysen is gelegen op ca. 1,6 km van het Leudal en op meer dan 9 km van het Swalmdal. Het uitwerkingsgebied in de kern Neer is gelegen op ca. 1,2 km van het Leudal en op ca. 1,8 km van het Swalmdal. De uitwerkingslocatie in de kern Grathem is gelegen op circa 4,2 km van het gebied Grensmaa, op ca. 6,8 km van het leudal en op ca. 7,9 km van het Roerdal. De genoemde uitwerkingsgebieden zijn allen gelegen op meer dan 10 km afstand van de Natura 2000-gebieden in België.

De uitwerkingsgebieden hebben invloed op de emissies van stikstof en ammoniak door een toename van het autoverkeer en emissies van huishoudens. Deze emissies hebben stikstofdepositie tot gevolg op het Natura 2000-gebied Leudal.

Naast de uitwerkingsgebieden bevat het bestemmingsplan ook negen locaties/gebieden die zijn aangeduid als 'Wetgevingzone - wijzigingsgebied'. Op grond van deze wijzigingsbevoegdheden kunnen de geldende bestemmingsplannen worden gewijzigd ten behoeve van een aantal ontwikkelingen, voornamelijk resulterend in extra woningbouwmogelijkheden. Een overzicht van deze wijzigingsbevoegdheden is opgenomen in paragraaf 6.2.3.

Het bouwen van woningen heeft vele tijdelijke en permanente gevolgen op natuur. Meest duidelijk is het verlies aan oppervlakte: waar woningen staan is geen natuur mogelijk. Door de aanleg kunnen ook migratieroutes verbroken worden of treedt versnippering op van een netwerk van natuurgebieden. In de aanlegfase is verder vooral sprake van verstoring door geluid, licht, trillingen etc. Vaak wordt een gebied (tijdelijk) ontwaterd om bouwwerkzaamheden te vergemakkelijken Ook moet rekening worden gehouden met negatieve effecten door bouwverkeer (verontreiniging). Als de woningen eenmaal in gebruik worden genomen, is er naast een permanente verandering in licht- en geluidsbelasting ook sprake van nevenactiviteiten zoals toenemende recreatie en toenemend wegverkeer, hetgeen een hogere druk legt op de aanwezige natuurwaarden.

Volgens de effectenindicator (Ministerie van EZ, 2013) zijn bij woningbouw de volgende potentiële effecten mogelijk op de Natura 2000-gebieden Leudal en Swalmdal: oppervlakteverlies, versnippering, verontreiniging, verdroging, verstoring door geluid, licht en trilling,optische verstoring en verstoring door mechanische effecten.

afbeelding "i_NL.IMRO.1640.BP17Woonkernen-VG03_0037.png"  
afbeelding "i_NL.IMRO.1640.BP17Woonkernen-VG03_0038.png"  
Afbeelding 30. Overzicht effecten woningbouw op soorten en/of habitattypen gebied Leudal  
afbeelding "i_NL.IMRO.1640.BP17Woonkernen-VG03_0039.png"  
Afbeelding 31. Overzicht effecten woningbouw op soorten en/of habitattypen gebied Swalmdal.  

In alle gevallen betreft het woningbouw binnen bestaand stedelijk gebied. Van oppervlakteverlies en/of versnippering is dan ook geen sprake. Hemelwater wordt ter plaatse geïnfiltreerd of via een gescheiden rioolstelsel afgevoerd. Er zijn dan ook geen gevolgen voor de waterhuishouding in de natuurgebieden. Eventuele verstoring door geluid, licht en trilling is niet aan de orde, gelet op de afstand tot de natuurgebieden. Voor negatieve effecten door bouwverkeer hoeft eveneens niet te worden gevreesd, aangezien bouwverkeer van en naar de uitwerkingsgebieden geen gebruik hoeft te maken van wegen in of in de directe nabijheid van de natuurgebieden.

De verkeersaantrekkende werking van de uitwerkingsgebieden is beperkt. De locaties zijn gelegen binnen kernen die direct grenzen aan regionale wegen (N273 en N279). Voor de ontsluiting van de kernen wordt voornamelijk van deze hoofdwegen gebruik gemaakt. De verkeersintensiteiten op deze wegen zijn zodanig dat de extra verkeersgeneratie als gevolg van de drie uitwerkingslocaties te verwaarlozen is.

Ter bescherming van de Natura 2000-gebieden is -overeenkomstig de regeling in het bestemmingsplan 'Buitengebied'- de aanduiding 'overige zone - bufferzone 5' opgenomen. Ter plaatse van deze gebiedsaanduiding zijn geen evenementen toegestaan in verband met het effect op de meest verstoringsgevoelige (vogel)soort.

Op grond van het vorenstaande kan worden gesteld dat significant negatieve effecten op de Natura 2000-gebieden Leudal en Swalmdal en de in België gelegen Natura 2000-gebieden Maasvallei en Noord-Oost Limburg op voorhand uit te sluiten zijn. Een passende beoordeling is derhalve niet noodzakelijk.

5.3 Flora en fauna

Omdat geen directe bouw- en/of gebruikstitels worden geboden voor nieuwe ontwikkelingen die niet ook al mogelijk waren volgens geldende bestemmingsplannen, dan wel feitelijk reeds aanwezig en/of vergund zijn, heeft dit bestemmingsplan geen nadelige consequenties voor eventueel aanwezige flora en fauna. Bij sloop en vervangende nieuwbouw geldt de algemene zorgplicht volgens de Wet natuurbescherming, waarmee voldoende waarborg bestaat dat geen beschermde soorten worden aangetast.

Voor wat betreft de gebieden met de bestemming 'Wonen - Uit te werken' geldt dat er pas gebouwd mag worden nadat een uitwerkingsplan in werking is getreden. Bij de vaststelling van een uitwerkingsplan dient te worden voldaan aan een aantal voorwaarden, waaronder de voorwaarde dat de natuurlijke waarden niet onevenredig mogen worden aangetast.

5.4 Waterparagraaf

Omdat geen directe bouw- en/of gebruikstitels worden geboden voor nieuwe ontwikkelingen die niet ook al mogelijk waren volgens het geldende bestemmingsplan, dan wel feitelijk reeds aanwezig en/of vergund zijn, heeft dit bestemmingsplan geen nadelige consequenties voor de waterhuishouding binnen het plangebied.

5.5 Archeologie en cultuurhistorie

5.5.1 Archeologische waarden

De archeologische waarden binnen het plangebied zijn beschreven in de toelichtingen van de 16 kernplannen (N.B.: hyperlinks naar deze toelichtingen zijn opgenomen in paragraaf 2.1)

Omdat geen directe bouw- en/of gebruikstitels worden geboden voor nieuwe ontwikkelingen die niet ook al mogelijk waren volgens het geldende bestemmingsplan, dan wel feitelijk reeds aanwezig en/of vergund zijn, heeft dit bestemmingsplan geen nadelige consequenties voor behoud van archeologische waarden. De dubbelbestemmingen Waarde - Archeologie 4, 5 en 6 blijven gehandhaafd voor de gronden die in de vigerende bestemmingsplannen ook al als zodanig zijn bestemd.

5.5.2 Cultuurhistorische waarden

Volgens artikel 3.1.6, lid 5 van het 'Besluit ruimtelijke ordening (Bro)' dient de toelichting van een bestemmingsplan een beschrijving te bevatten van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten rekening is gehouden.

Een overzicht van de rijks-en gemeentelijke monumenten binnen het plangebied is opgenomen in bijlage 4 bij de regels. Deze monumenten zijn in dit bestemmingsplan opgenomen om de wettelijk reeds bestaande bescherming transparant te maken (zie ook paragraaf 4.2.3.21).

In de 16 kernen is naast de rijks- en gemeentelijke monumenten ook nog een groot aantal karakteristieke panden gelegen. Deze worden geïnventariseerd en bij het eerstvolgende bestemmingsplan voor de kernen wordt bekeken of en zo ja welke panden een nadere bescherming behoeven in dat bestemmingsplan.

5.6 Verkeer en parkeren

5.6.1 Verkeer

Omdat geen directe bouw- en/of gebruikstitels worden geboden voor nieuwe ontwikkelingen die niet ook al mogelijk waren volgens het geldende bestemmingsplan, dan wel feitelijk reeds aanwezig en/of vergund zijn, heeft dit bestemmingsplan geen nadelige consequenties voor de verkeersafwikkeling in de kernen.

5.6.2 Parkeren

Omdat geen directe bouw- en/of gebruikstitels worden geboden voor nieuwe ontwikkelingen die niet ook al mogelijk waren volgens het geldende bestemmingsplan, dan wel feitelijk reeds aanwezig en/of vergund zijn, heeft dit bestemmingsplan geen nadelige consequenties voor de beschikbare parkeercapaciteit en de mogelijkheid om op eigen erf te kunnen voorzien in de parkeerbehoefte.

In de Overige regels is in artikel 43.1 vastgelegd dat bij de verlening van een omgevingsvergunning voor het bouwen (nieuwe ontwikkelingen) en/of voor functiewijziging geldt dat moet worden voldaan aan de gemeentelijke parkeernormen, welke zijn vastgelegd in de 'Nota Parkeernormen 2016' (bijlage 6 van regels), vastgesteld door de gemeenteraad op 5 juli 2016. Dit geldt niet indien sprake is van verbouw of uitbreiding van bestaande gebouwen en/of functiewijziging waardoor de parkeerbehoefte niet toeneemt. Bij uitbreiding of veranderen van functie geldt de Nota wel, maar niet voor het deel dat er al was en blijft bestaan/niet verandert. In de diverse wijzigingsbevoegdheden voor functiewijziging is eveneens als voorwaarde opgenomen dat moet worden voldaan aan de parkeernormen.

Hoofdstuk 6 Juridische aspecten

6.1 Planonderdelen

Het bestemmingsplan 'Woonkernen Leudal 2017' is vervat in planregels, een verbeelding en een toelichting.

De regels bevatten het juridisch instrumentarium voor het regelen van het gebruik van de gronden, bepalingen omtrent de toegelaten bebouwing, regelingen betreffende het gebruik van aanwezige en/of op te richten bouwwerken. De regels zijn conform de RO-standaarden 2012 onderverdeeld in vier hoofdstukken. Per hoofdstuk zullen de diverse bepalingen artikelsgewijs worden besproken.

De verbeelding heeft een ondersteunende rol voor toepassing van de regels alsmede de functie van visualisering van de bestemmingen. Op de verbeelding worden de bestemmingen weergegeven, met daarbij de harde randvoorwaarden. De verbeelding vormt samen met de regels het voor de burgers bindende deel van het bestemmingsplan.

De toelichting heeft géén bindende werking. De toelichting maakt juridisch ook geen onderdeel uit van het bestemmingsplan, maar heeft wel een belangrijke functie bij de weergave en onderbouwing van het plan en ook bij de uitleg van bepaalde bestemmingen en regels.

Het nieuwe bestemmingsplan voor de kernen is opgesteld conform het, het gemeentelijk Handboek, de landelijke richtlijn 'Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP 2012), alsmede de Wet Ruimtelijke Ordening (Wro), Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro).

6.2 Opzet regels

6.2.1 Inleidende regels
6.2.1.1 Begrippen (art. 1)

In dit artikel zijn bepalingen (begrippen) opgenomen welke in het algemeen spraakgebruik onvoldoende vastliggen en waarbij verschillen in interpretatie bij toepassing van de planregels mogelijk zijn. Voor het gemak zijn enkele begrippen uit de Woningwet/Bouwverordening overgenomen.

6.2.1.2 Peil

In de begrippen is onder andere een definitie voor 'peil' weergegeven (artikel 1.106). Dit is in de volgende afbeelding gevisualiseerd.

afbeelding "i_NL.IMRO.1640.BP17Woonkernen-VG03_0040.png"  
Afbeelding 32. Visualisatie van de verschillende definities van peil  
6.2.1.3 Voorerf-, achtererf- en zijerfgebied

Voor de definities van de begrippen 'achtererfgebied' (1.7) en 'voorerfgebied' (1.140) is zo veel mogelijk aangesloten bij de begripsbepalingen in het 'Besluit omgevingsrecht'. Hieraan is een regeling toegevoegd voor het uitbreiden van woningen c.q. het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij woningen in hoeksituaties (40.4). Daarvoor is het begrip 'zijerfgebied' opgenomen in de regels. Dit is in de volgende afbeelding gevisualiseerd.

afbeelding "i_NL.IMRO.1640.BP17Woonkernen-VG03_0041.png"  
Afbeelding 33. Voorerf-, achtererf- en zijerfgebied  
6.2.1.4 Wijze van meten (art. 2)

Hierin wordt aangegeven op welke manier hoogte, lengte, breedte, inhoud en oppervlakte van bouwwerken / percelen gemeten moeten worden.

In de onderstaande afbeelding is aangegeven hoe de goothoogte (2.2) en bouwhoogte (2.4 bij woningen met en zonder kap gemeten dienen te worden.

afbeelding "i_NL.IMRO.1640.BP17Woonkernen-VG03_0042.png"  
Afbeelding 34. Goot- en bouwhoogte bij woningen met en zonder kap  
6.2.2 Bestemmingsregels
6.2.2.1 Algemeen

De regels van een bestemming worden conform de SVBP 2012 als volgt opgebouwd en benoemd: bestemmingsomschrijving;

  • bouwregels;
  • nadere eisen;
  • afwijken van de bouwregels;
  • specifieke gebruiksregels;
  • afwijken van de gebruiksregels;
  • omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
  • omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk;
  • wijzigingsbevoegdheid;

Duidelijk zal zijn dat een bestemmingsregel niet alle elementen hoeft te bevatten. Dit kan per bestemming verschillen.

In dit bestemmingsplan is voor diverse bestemmingen een nadere eisen-regeling opgenomen. Burgemeester en wethouders kunnen, binnen de reeds aangegeven begrenzingen van het bestemmingsplan (gebruiks- en bouwregels), nadere eisen stellen aan plaats en afmeting van gebouwen indien dit noodzakelijk is voor de aspecten:

  • gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  • verkeersveiligheid;
  • sociale veiligheid;
  • brandveiligheid en rampenbestrijding;
  • externe veiligheid;
  • benodigde parkeervoorzieningen;
  • benodigde waterberging.

Hier onder worden de regels van de opgenomen bestemmingen nader toegelicht.

6.2.2.2 Bestemming 'Agrarisch'

De gronden in het plangebied die agrarisch in gebruik zijn en waar geen sprake is van landschappelijke waarden, zijn bestemd tot 'Agrarisch' (artikel 3) en bedoeld voor agrarisch grondgebuik en binnen een agrarisch bouwvlak voor de uitoefening van een volwaardig agrarisch bedrijf met een agrarische bedrijfsvoering, met daaraan ondergeschikt extensief recreatief medegebruik. Intensieve veehouderij is niet toegelaten.

Op deze gronden is uitsluitend ten behoeve van het agrarisch gebruik het bouwen van bouwwerken toegestaan. Binnen de aangegeven bouwvlakken zijn deze gebouwen toegestaan (inclusief bestaande bedrijfswoningen). De maximale hoogtes zijn overeenkomstig de maximale hoogtes ten tijde van de vaststelling van het bestemmingsplan. Voor de bedrijfswoning(en) geldt dat aangesloten wordt bij de regeling zoals die voor de woonbestemming geldt.

In de regels is -naar analogie van de regeling voor schuilgelegenheden in het bestemmingsplan buitengebied- een afwijkingsbevoegdheid toegevoegd (artikel 3.4.5) voor het realiseren van een schuilgelegenheid voor dieren buiten een bouwvlak, met onder andere als voorwaarde dat moet worden voldaan aan de 'Nota Kwaliteit'.

Binnen de bestemming 'Agrarisch' is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen, waarmee (voormalige) agrarische bedrijfswoningen kunnen worden omgezet in een burgerwoning.

6.2.2.3 Bestemming 'Agrarisch met waarden'

De gronden in het plangebied die agrarisch in gebruik zijn en naast agrarisch grondgebruik tevens zijn bestemd voor behoud en herstel van aan het gebied eigen landschappelijke waarden met daaraan ondergeschikt extensief recreatief medegebruik, zijn bestemd tot 'Agrarisch met waarden' (artikel 4)

Op deze gronden zijn uitsluitend gebouwen ten behoeve van voorzieningen van openbaar nut toegestaan. Binnen het plangebied zijn geen bestaande agrarische bedrijven met een agrarisch bouwvlak gelegen.

Ook binnen deze bestemming is een afwijkingsbevoegdheid opgenomen voor realisering van schuilgelegenheden ten behoeve van het houden van dieren, overeenkomstig de regeling in de bestemming 'Agrarisch'.

6.2.2.4 Bestemming 'Agrarisch met waarden - 4'

Naar aanleiding van ingekomen zienswijzen over het ontwerp bestemmingsplan is voor twee gebieden besloten de opgenomen bestemming in overeenstemming te brengen met de aangrenzend gelegen agrarische gebiedsbestemming in het bestemmingsplan 'Reparatie- en veegplan Buitengebied Leudal 2016'. Het betreft de volgende gebieden:

  • a. kleiopslagterrein aan de Dorpstraat in Buggenum;
  • b. de agrarische gronden achter de woningen aan de Brugstraat in Grathem (westzijde van de kern).

Voor deze gronden wordt is derhalve alsnog de bestemming 'Agrarisch met waarden - 4' opgenomen. De regels zijn wel aangepast in die zin dat onderdelen uit het buitengebiedplan die niet van toepassing zijn op het onderhavige plangebied, zijn verwijderd uit de regels. Binnen de betreffende gebieden komen bijvoorbeeld geen bouwvlakken voor. Dit betekent dat alle regels die betrekking hebben op het bouwen binnen het bouwvlak niert opgenomen hoeven te worden.

6.2.2.5 Bestemming 'Bedrijf'

Binnen de bestemming 'Bedrijf' (artikel 6) worden de aanwezige bedrijven geregeld.

In principe zijn alleen bedrijven toegestaan in de milieucategorieën 1 en 2 volgens de bij de regels behorende 'Lijst van bedrijfsactiviteiten - Kernen', welke passen binnen een woonomgeving. Uitzondering wordt gemaakt voor bestaande bedrijven die in een hogere categorie vallen. Deze zijn dan ook specifiek aangegeven op de verbeelding.

Beperkte uitbreiding is enkel mogelijk na een integrale afweging en binnen de geldende milieuregelgeving. Dit betekent dat binnen de kernen enkel bedrijven in de milieucategorieën 1 en 2 en gelegen op een duurzame locatie (na een integrale afweging) beperkte uitbreidingmogelijkheden kunnen hebben. Nieuwe bedrijven in de kernen zijn vanwege de milieubeperkingen niet rechtstreeks mogelijk. Op de verbeelding zijn de bedrijven daarom voorzien van een bouwvlak met daaraan gekoppeld een bebouwingspercentage, gebaseerd op de huidige bebouwing. De maximale hoogtes zijn overeenkomstig de maximale hoogtes ten tijde van de terinzagelegging van het vastgestelde plan.

In het plangebied aanwezige nutsvoorzieningen zijn overeenkomstig de RO Standaarden 2012 bestemd tot 'Bedrijf' en voorzien van de aanduiding 'nutsvoorziening'.

6.2.2.6 Bestemming 'Bos'

De bestemming 'Bos' (artikel 7) komt niet voor in de geldende bestemmingsplannen voor de kernen, maar is in dit bestemmingsplan opgenomen voor een bestaande bosstrook aan de Reijndersstraat 7 in Baexem, welke eerder was opgenomen binnen het bestemmingsplan 'Buitengebied'. Daarmee ontstaat een logischere begrenzing van het plangebied. Deze gronden zijn bestemd voor bosgebied, extensief recreatief medegebruik en behoud en versterking van de natuurlijke en landschappelijke waarde.

6.2.2.7 Bestemming 'Centrum'

Voor de winkelcentra van enkele kernen is eerder door de raad gekozen voor de bestemming 'Centrum' (artikel 8), waarbinnen een veelheid van functies onderling kan worden uitgewisseld.

Detailhandel is op alle gronden met de centrumbestemming toegestaan, met uitzondering van supermarkten. Deze zijn specifiek aangeduid op de verbeelding en zijn alleen toegestaan op die locaties.

Lichte horeca (horeca van categorie 1 - 'lichte horeca') is overal binnen de centrumbestemming toegestaan. Dit zijn horecabedrijven die in beginsel alleen overdag en 's avonds behoeven te zijn geopend (vooral verstrekking van etenswaren en maaltijden) en daardoor slechts beperkte hinder voor omwonenden veroorzaken. Hierbij kan worden gedacht aan -wat openingstijden betreft- aan de detailhandel verwante horeca, zoals een broodjeszaak, cafetaria, croissanterie en koffiebar, maar ook aan overige lichte horeca zoals een bistro, restaurant (al dan niet met bezorg- en/of afhaalservice) en een hotel.

Middelzware horeca is uitsluitend toegestaan daar waar deze op de verbeelding is aangeduid als horeca van categorie 2 - 'middelzware horeca'. Het betreft horecabedrijven die normaal gesproken ook delen van de nacht geopend zijn en die daardoor hinder voor omwonenden kunnen veroorzaken, zoals een biljartcentrum; café; shoarma/grillroom en zalenverhuur.

Zware horeca (horeca van categorie 3 - 'zware horeca') is als strijdig gebruik aangemerkt. Hiervan kan worden afgeweken, uitsluitend op de begane grond en indien sprake is van een goed woon- en leefklimaat en omliggende bestemmingen niet worden benadeeld. Dit zijn horecabedrijven die voor een goed functioneren ook 's nachts geopend zijn en die tevens een groot aantal bezoekers aantrekken en daardoor grote hinder voor de omgeving met zich mee kunnen brengen. Hierbij kan gedacht worden aan een dancing, discotheek en een nachtclub.

Kantoren, dienstverlening en bedrijven die gericht zijn op cultuur en ontspanning (zoals een sauna, wellness, casino) zijn door de geringe milieubelasting op de omgeving overal in het centrumgebied toegestaan.

In het centrumgebied is de woonfunctie van oudsher nadrukkelijk aanwezig. Het draagt bij aan de leefbaarheid, maar ook aan de sociale veiligheid. Anderzijds is het voor een aantrekkelijk centrumgebied minder wenselijk dat er wordt gewoond op de begane grond. Deze zou bij voorkeur moeten worden gebruikt voor commerciële- of maatschappelijke functies. Om die reden is in deze bestemming de volgende regeling opgenomen:

  • a. wonen op de verdieping is binnen deze bestemming toegestaan, echter uitsluitend voor bestaande woningen. In verband met de beleidsuitgangspunten in de regionale woonvisie is toename van het aantal woningen namelijk niet zondermeer wenselijk;
  • b. wonen op de begane grond is in principe niet toegestaan, tenzij hiervoor de functieaanduiding 'wonen' is opgenomen. Deze aanduiding is opgenomen voor bestaande situaties waarin binnen centrumgebied wordt gewoond op de begane grond.

Het uitoefenen van beroepen en bedrijven aan huis is onder voorwaarden toegestaan, daar waar een woonfunctie wordt toegestaan. Voor een beroep aan huis wordt een maximum oppervlakte aangehouden van 80 m² en voor een bedrijf aan huis (wat een wat zwaardere milieubelasting veroorzaakt dan een beroep aan huis) maximaal 30 m².

Rijksmonumenten zijn specifiek aangeduid op de verbeelding met de aanduidingen 'specifieke vorm van waarde – monument Rijk'. Gemeentelijke monumenten zijn specifiek aangeduid op de verbeelding met de aanduidingen 'specifieke vorm van waarde – monument gemeente' (zie ook bijlage 4 van de planregels).

Bebouwing ten behoeve van de hierboven genoemde functies mag overal binnen het bestemmingsvlak (tevens bouwvlak) worden opgericht. Het bouwperceel mag geheel worden bebouwd, behalve als op de verbeelding een maximum bebouwingspercentage is aangegeven. In die gevallen mag het bouwvlak tot maximaal het aangegeven percentage worden bebouwd. Er mogen -zoals hiervoor reeds aangegeven- geen nieuwe woningen worden gerealiseerd.

6.2.2.8 Bestemming 'Cultuur en Ontspanning'

De bestemming 'Cultuur en Ontspanning' (artikel 9) is opgenomen voor een seksinrichting aan de Napoleonsweg in Haelen, een dansschool aan de Burg. Jansen van Sonlaan in Heythuysen, een galerie aan de Dorpstraat in Grathem en een speeltuin aan de Jacobusstraat in Hunsel. Voor deze functies zijn specifieke functieaanduidingen opgenomen.

In de begripsbepalingen is aangegeven dat onder cultuur en ontspanning wordt verstaan het bedrijfsmatig verrichten van activiteiten gericht op spel, vermaak en ontspanning. Hieronder valt onder andere:

  • a. atelier;
  • b. attractiepark;
  • c. bioscoop;
  • d. bordeel;
  • e. bowlingbaan;
  • f. casino;
  • g. creativiteitscentrum;
  • h. dansschool;
  • i. dierentuin;
  • j. evenemententerrein;
  • k. kinderboerderij;
  • l. museum;
  • m. muziekschool;
  • n. muziektheaters;
  • o. prostitutie;
  • p. raamprostitutie;
  • q. sauna;
  • r. seksinrichting;
  • s. speeltuin;
  • t. speelvoorziening;
  • u. theater;
  • v. welness.

Een aantal van deze activiteiten is uitsluitend toegestaan als hiervoor een specifieke functieaanduiding is opgenomen op de verbeelding en in de regels.

6.2.2.9 Bestemming 'Detailhandel'

De bestemming 'Detailhandel' (artikel 10) is opgenomen als planologisch-juridische regeling voor de detailhandelsvestigingen (winkels) buiten de centrumgebieden. Op de verbeelding zijn de detailhandelsvestigingen voorzien van een bouwvlak met daaraan gekoppeld een bebouwingspercentage. De maximale hoogtes zijn overeenkomstig de maximale hoogtes ten tijde van de terinzagelegging van het vastgestelde plan.

6.2.2.10 Bestemming 'Dienstverlening'

De dienstverlenende locaties (bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks, al dan niet via een balie, te woord wordt gestaan en geholpen, waaronder een belwinkel en internetcafé) in het plangebied zijn bestemd tot 'Dienstverlening' (artikel 11). Op de verbeelding is deze functie voorzien van een bouwvlak met daaraan gekoppeld een bebouwingspercentage. De maximale hoogtes zijn overeenkomstig de maximale hoogtes ten tijde van de terinzagelegging van het vastgestelde plan.

6.2.2.11 Bestemming 'Gemengd'

Binnen de bestemming ' Gemengd ' (artikel 12) zijn diverse activiteiten toegestaan, zoals wonen, detailhandel, maatschappelijke voorzieningen, groen en verkeer. Deze bestemming is opgenomen voor de locatie ten zuiden van gemeenschapshuis Ellenhof in Ell.

6.2.2.12 Bestemming 'Gemengd - 1'

Op 2 mei 2017 is door burgemeester en wethouders een omgevingsvergunning verleend voor het project Friedesemolen 1 in Neer. Die vergunning heeft betrekking op de volgende onderdelen:

  • a. Verbouw van de molenwoning:
    • 1. Op de begane grond een of meer van de volgende functies: kleinschalige, lichte horeca van categorie 1a in de vorm van een koffie-/theehuis en daarmee vergelijkbare horeca, infocentrum, algemene ruimte, vergaderruimte, recreatieruimte, expositieruimte, atelier en één huurappartement;
    • 2. Twee huurappartementen op de verdieping;
  • b. Herbouw schuur met woonbestemming voor twee woningen;
  • c. Fietsenstalling;
  • d. Realisering parkeergelegenheid voor bewoners en bezoekers.
  • e. Herinrichting van de gronden rond de molenwoning en te realiseren schuurwoningen.

De verleende omgevingsvergunning is inmiddels onherroepelijk en is één op één overgenomen in het vastgestelde bestemmingsplan.

Omdat binnen het gebied meerdere functies voorkomen is hiervoor de bestemming 'Gemengd - 1' (artikel 13) opgenomen. Voor het gebruik van een deel van de gronden als terras en van een ander deel voor parkeren zijn de gebiedsaanduidingen 'overige zone - terras' (artikel 39.13) en 'overige zone - parkeerterrein' (artikel 39.11) opgenomen in de algemene aanduidingsregels.

6.2.2.13 Bestemming 'Groen'

Binnen de bestemming 'Groen' (artikel 14) zijn groenvoorzieningen toegestaan, alsmede speelvoorzieningen, voorzieningen van algemeen nut, waterhuishoudkundige voorzieningen en evenementen. De gronden mogen worden bebouwd ten behoeve van gebouwen van algemeen nut.

Ten behoeve van het park bij Kasteel Aldenghoor in Haelen is een specifieke functieaanduiding opgenomen, op grond waarvan deze gronden tevens zijn bestemd voor:

  • a. behoud, herstel en de ontwikkeling van de cultuurhistorische, natuurlijke en landschappelijke waarden en het stedenbouwkundig beeld van de kasteeltuin;
  • b. sociaal-culturele activiteiten;
  • c. huwelijksvoltrekkingen/bruidsarrangementen;
  • d. parkeren, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein';
  • e. opslag van machines en materieel ten behoeve van het beheer en onderhoud van het kasteel, uitsluitend in bestaande gebouwen en.of onder bestaande overkappingen.
6.2.2.14 Bestemming 'Horeca'

De horeca binnen het plangebied, voor zover niet gelegen in het centrumgebied, is specifiek bestemd met de bestemming 'Horeca' (artikel 15; zie ook paragraaf 4.2.3.16). Horecavestigingen met de horecacategorieën 1 (doorgaans overdag geopend en toegespitst op eten, bijvoorbeeld restaurant) zijn rechtstreeks toegestaan. Horeca van categorie 2 (toegespitst op het nuttigen van alcoholische dranken, bijvoorbeeld café) is alleen toegestaan, daar waar dit op de verbeelding is aangegeven. Een zwaardere horecacategorie dan 2 is niet toegestaan. Coffeeshops en seksinrichtingen zijn niet toegelaten.

De gemeenschapshuizen in de kernen zijn eveneens bestemd tot 'Horeca' en voorzien van de functieaanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - gemeenschapshuis'. Onder een gemeenschapshuis verstaat dit bestemmingsplan een gebouw, dat gebruikt mag worden voor maatschappelijke activiteiten, alsmede voor horeca, echter uitsluitend voor:

  • a. cafe;
  • b. croissanterie;
  • c. koffiebar;
  • d. lunchroom;
  • e. restaurant (zonder bezorg- en/of afhaalservice);
  • f. tearoom;
  • g. zalenverhuur.

Op de verbeelding zijn de horecafuncties voorzien van een bouwvlak met daaraan gekoppeld een bebouwingspercentage. De maximale hoogtes zijn overeenkomstig de maximale hoogtes ten tijde van de terinzagelegging van het vastgestelde plan.

6.2.2.15 Bestemming 'Kantoor'

De kantoorlocaties in het plangebied zijn bestemd tot 'Kantoor' (artikel 16). Wonen is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'wonen'. Op de verbeelding zijn de kantoorfuncties voorzien van een bouwvlak met daaraan gekoppeld een bebouwingspercentage. De maximale hoogtes zijn overeenkomstig de maximale hoogtes ten tijde van de terinzagelegging van het vastgestelde plan.

6.2.2.16 Bestemming 'Maatschappelijk'

Binnen de bestemming 'Maatschappelijk (artikel 17) zijn sociale-, culturele-, maatschappelijke-, educatieve-, religieuze- en/of medische acitviteiten, alsmede openbare dienstverlening toegestaan, zoals onder andere de begraafplaats.

Gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak. Op de verbeelding zijn het maximale bebouwingspercentage en de maximale goothoogtes per bebouwingsvlak aangegeven. In de bouwregels is verder aangegeven aan welke maatvoering hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken moeten voldoen.

6.2.2.17 Bestemming 'Recreatie'

De bestemming 'Recreatie' (artikel 18), is opgenomen voor:

  • a. de jachthaven in Neer (functieaanduiding 'jachthaven');
  • b. het park rond het kasteel in Horn (functieaanduiding 'park');
  • c. het recreatiepark bij het kasteel aan de Kasteelweg in Baexem (functieaanduiding 'specifieke vorm van groen - park Kasteel Baexem')
  • d. de volkstuinen in Nunhem (functieaanduiding 'volkstuin').

Bij de jachthaven zijn onder andere een botenlift en botenhelling toegestaan. Gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak. Op de verbeelding zijn het maximale bebouwingspercentage en de maximale goothoogtes per bebouwingsvlak aangegeven. In de bouwregels is verder aangegeven aan welke maatvoering hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken moeten voldoen.

Op het park rond het kasteel in Horn mogen geen gebouwen worden opgericht. Overige bouwwerken mogen alleen worden gebouwd in overeenstemming met de waarden als Rijksmonument.

Het park aan de Kasteelweg in Baexem is overeenkomstig het geldende bestemmingsplan bestemd tot 'Recreatie' met een functieaanduiding zoals hiervoor onder e. is aangegeven. Hier is verblijfsrecreatie toegestaan in de vorm van kampeermiddelen, niet zijnde vakantiewoningen/chalets of stacaravans.

Op de bestaande volkstuinen in het plangebied in de kern Nunhem mogen geen gebouwen worden gebouwd, alleen bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

6.2.2.18 Bestemming 'Sport'

De bestemming 'Sport' (artikel 19) is gelegd op de sportvelden en sporthallen, daar waar deze niet in het centrumgebied liggen. Gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het op de verbeelding aangegeven ruime bouwvlak. Op de verbeelding en in de planregels is aangegeven aan welke maatvoering de gebouwen moeten voldoen en voor welk percentage het bouwvlak mag worden bebouwd. Een schutterij is toegestaan ter plaatse van de aanduiding daarvoor op de verbeelding, met de mogelijkheid om schietbomen op te richten.

6.2.2.19 Bestemming 'Tuin'

Voor het project 'woningbouw Vlasstraat 27a, Heythuysen' (zie ook Landschappelijke inpassing Vlasstraat 27a Heythuysen) is de bestemming 'Tuin' (artikel 20) opgenomen, op basis van het geldende bestemmingsplan. Hier mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd. Erfafscheidingen tot een hoogte van 2 meter zijn toegestaan. In het voorerfgebied is de maximale hoogte van erfafscheidingen 1 meter.

6.2.2.20 Bestemming 'Verkeer'

Binnen de bestemming 'Verkeer' (artikel 21) zijn onder andere verkeersdoeleinden (wegen, paden, parkeervoorzieningen) alsook groenvoorzieningen toegestaan. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - camperplaatsen' zijn camperstandplaatsen toegestaan.

6.2.2.21 Bestemming 'Water'

Het water van de beken en van de jachthaven heeft de bestemming 'Water' (artikel 22) gekregen. Hier mogen geen gebouwen worden gebouwd. Wel mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden opgericht. Bestaande aanlegsteigers zijn toegestaan.

6.2.2.22 Bestemming 'Wonen'

De bestemming 'Wonen' (artikel 23) is opgenomen voor alle bestaande en nieuw te bouwen burgerwoningen. Woningen die deel uit maken van een bedrijf worden geregeld middels een bestemming waarin ook het bedrijf geregeld is. De regeling is zeer flexibel gehouden, met als gevolg dat er bij het bouwen, verbouwen of veranderen van een woning aan maar weinig voorwaarden voldaan hoeft te worden.

Voor de woningen in het gebied Busschopsweg en Biesstraat is een aparte bouwaanduiding met afwijkende bouwregels opgenomen ter voldoening aan de uitspraak van de AbRS met betrekking tot het bestemmingsplan 'Kern Heythuysen'.

Voor de woonwagenstandplaatsen is een aparte functieaanduiding opgenomen. Deze zijn gelegen op de volgende locaties:

  • a. Schansbeemden in Ell;
  • b. Grote Kampweg in Haelen;
  • c. Leemkuilen in Haelen;
  • d. Molenzicht in Heythuysen;
  • e. Platanenweg in Ittervoort;
  • f. Brugstraat in Roggel.

In Haelen is nog een derde woonwagenlocatie gelegen (aan de Veldrand), maar deze locatie is gelegen in het buitengebied. Een in het vigerende bestemingsplan 'Kern Grathem' opgenomen woonwagenlocatie aan de Veldstraat is in dit bestemmingsplan bestemd tot 'Wonen' voor twee reguliere woningen.

Binnen de woonbestemming is het toegestaan een beroep aan huis uit te oefenen. Volgens jurisprudentie kan het gebruik van ruimten in woningen voor de uitoefening van een ambt, beroep of praktijk niet afhankelijk worden gesteld van een omgevingsvergunning. Daarom is in de gebruiksregels opgenomen dat een beroep aan huis rechtstreeks is toegestaan maar dat de woonfunctie de hoofdfunctie dient te blijven.

Er geldt een aantal specifieke bouwregels binnen de woonbestemming. Het hoofdgebouw mag enkel binnen het bouwvlak worden gebouwd. Tevens is in de regels aangegeven dat de woning moet worden gebouwd binnen een denkbeeldig vlak dat wordt begrensd door de voorgevelrooilijn en een denkbeeldige lijn op 15 meter evenwijdig aan de voorgevelrooilijn. Bijbehorende bouwwerken mogen ook daarachter, op het achtererf worden opgericht.

Woningen mogen enkel op de begane grond worden uitgebreid. Uitbreiding op de verdieping is mogelijk met een afwijking van het bestemmingsplan.

Gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd. In de geldende bestemmingsplannen is een afwijkingsbevoegdheid opgenomen voor een aantal bouwwerken, zoals het bouwen van erkers voor de voorgevel, een carport tot aan of gedeeltelijk voor de voorgevelrooilijn, realisatie van een kap en van een platte afdekking. In het kader van deregulering zijn in dit bestemmingsplan voor een aantal van deze bouwactiviteiten directe bouwtitels opgenomen. Daarbij moet nog steeds worden voldaan aan de voorwaarden die voorheen waren verbonden aan de afwijkingsbevoegdheid.

Voor een aantal locaties gelden specifieke bouwregels die afwijken van de algemene regels. Hiervoor zijn specifieke bouwaanduidingen opgenomen. Het betreft de volgende aanduidingen met de daarbij behorende regels:

Bouwaanduiding   Omschrijving  
'specifieke bouwaanduiding - nieuwbouw Catharina Daemenstraat Heythuysen'   Ter plaatse zijn uitsluitend zorgwoningen toegestaan en geldt een bebouwingspercentage van maximaal 30%  
'specifieke bouwaanduiding - nieuwbouw Luytersteegstraat Heythuysen'   Hier zijn één vrijstaande woning of twee halfvrijstaande woningen toegestaan  
'specifieke bouwaanduiding Zadelmakerslaan Heythuysen'   Hier zijn één vrijstaande woning of twee halfvrijstaande woningen toegestaan  
'specifieke bouwaanduiding - Liduinahof Kelpen-Oler'   Hier geldt een minimale afstand tot de zijdelingse perceelsgrens van 1 meter aan beide zijden  
'specifieke bouwaanduiding - nieuwbouw Zilleveld Neeritter'   Hier geldt een maximum bebouwd oppervolak van 800 m²  
'specifieke bouwaanduiding - Busschopsweg en Biesstraat Heythuysen'   Hier gelden afwijkende regels als gevolg van de uitspraak van de AbRS inzake het bestemmingsplan 'Kern Heythuysen' (zie ook par. 4.2.6.1)  
'specifieke bouwaanduiding - Molenweg Buggenum'   Ter plaatse van deze aanduiding zijn ook buiten het bouwvlak bijbehorende bouwwerken toegestaan  

 

6.2.2.23 Bestemming 'Wonen - Uit te werken'

Op een aantal gebieden ligt de bestemming 'Wonen - Uit te werken' (artikel 24). Binnen deze bestemming mag uitsluitend worden gebouwd in overeenstemming met een door burgemeester en wethouders vastgesteld uitwerkingsplan. Deze bestemming is opgenomen voor:

  • maximaal 35 woningen in de kern Haelen in het gebied Burg. van Rietstraat - Geijlenbroekweg;
  • maximaal 6 woningen in de kern Heythuysen op drie verschillende locaties aan de Rozenhof en de Venmanshof:
  • maximaal 21 woningen in de kern Neer aan de Steeg, achter de woningen Steeg 11 en 13 en ten noorden van de bestaande bebouwing aan de Hoogstraat - Kwir;
  • maximaal één vrijstaande woning in de kern Grathem aan de Thoorderstraat ong. (wordt nr. 6);
  • maximaal één vrijstaande woning in de kern Grathem aan de Thoorderstraat ong. (wordt nr. 4);.

Zowel vrijstaande, twee-aaneengebouwde, aaneengebouwde als gestapelde woningen kunnen worden toegestaan, behoudens ter plaatse van het uitwerkingsgebied aan de Thoorderstraat in Grathem, waar uitsluitend één vrijstaande woning is toegestaan.

Zoals in par. 4.2.3.28 reeds is aangegeven bevat deze bestemming een wijzigingsbevoegdheid om die bestemming te wijzigen in de bestemming 'Agrarisch' en/of 'Agrarisch met waarden' en/of 'Groen' en/of 'Tuin', indien binnen 2 jaar na het onherroepelijk worden van het bestemmingsplan geen ontvankelijke aanvraag tot vaststelling van een uitwerkingsplan als bedoeld in artikel 24.2 is ontvangen. Wijziging in de bestemming 'Wonen' is eveneens mogelijk, met dien verstande dat deze wijziging niet mag leiden tot de mogelijkheid om extra woningen te bouwen.

6.2.2.24 Bestemming 'Leiding - Gas' (dubbelbestemming)

Ter plaatse van de dubbelbestemming 'Leiding - Gas' (artikel 25) ligt een aardgastransportleiding en de daarbij behorende beschermingszone. Hier geldt een bouwverbod voor bouwwerken die niet ten dienste staan van de gasleiding. Er is een omgevingsvergunning nodig voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde en voor werkzaamheden.

6.2.2.25 Bestemming 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' (dubbelbestemming)

Ter plaatse van de dubbelbestemming 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' (artikel 26) ligt een hoogspanningsverbinding en de daarbij behorende beschermingszone. Hier geldt een bouwverbod voor bouwwerken die niet ten dienste staan van de hoogspanningsleiding. Er is een omgevingsvergunning nodig voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde en voor werkzaamheden.

6.2.2.26 Bestemming 'Leiding - Riool' (dubbelbestemming)

Ter plaatse van de dubbelbestemming 'Leiding - Riool' (artikel 27) ligt een rioolpersleiding. Deze heeft een beschermingszone van 2,5 meter aan weerszijden van de leiding. Hier geldt een bouwverbod voor bouwwerken die niet ten dienst staan van de rioolpersleiding. Er is een omgevingsvergunning nodig voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde en voor werkzaamheden.

6.2.2.27 Bestemmingen Waarde - Archeologie (dubbelbestemmingen)

Ter plaatse van de dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie 4', 'Waarde - Archeologie 5 'en 'Waarde - Archeologie 6' (Artikelen 28, 29 en 30) is het gemeentelijk archeologisch beleid van toepassing met verschillende ondergrenzen voor de noodzakelijkheid van archeologisch onderzoek.

6.2.2.28 Bestemming 'Waterstaat - Beschermingszone watergang' (dubbelbestemming)

Ten behoeve van de bescherming en het doelmatig beheer en onderhoud van watergangen is de dubbelbestemming 'Waterstaat - Beschermingszone watergang' (artikel 31) opgenomen. Hier mag alleen worden gebouwd ten behoeve van het beheer en onderhoud van de waterkering.

6.2.2.29 Bestemming 'Waterstaat - Beschermingszone waterkering' (dubbelbestemming)

Ten behoeve van de bescherming en het doelmatig beheer en onderhoud van de waterkering is de dubbelbestemming 'Waterstaat - Beschermingszone waterkering' (artikel 32) opgenomen. Hier mag alleen worden gebouwd ten behoeve van het beheer en onderhoud van de watergang.

6.2.2.30 Bestemming 'Waterstaat - Stroomvoerend rivierbed' (dubbelbestemming)

Gronden aan de uiterste oostzijde van de kern Neer liggen in het stroomvoerend regime van de Maas en zijn om die reden tevens bestemd tot 'Waterstaat - Stroomvoerend rivierbed' (artikel 33). Bouwplannen in dit gebied worden aan een nadere toets aan de rivierkundige voorwaarden en aan de vereiste van riviergebonden activiteiten onderworpen. Tevens dient Rijkswaterstaat om advies te worden gevraagd.

6.2.2.31 Bestemming 'Waterstaat - Waterbergend rivierbed' (dubbelbestemming)

Het oostelijk deel van de kern Horn ligt in het bergend regime van de Maas, dit met uitzondering van de bestaande bebouwing, die is aangemerkt als gebied waarop paragraaf 6 van hoofdstuk 6 van het Waterbesluit niet van toepassing is. Deze gronden zijn mede bestemd tot 'Waterstaat - Waterbergend rivierbed' (artikel 34). Bouwplannen in dit gebied worden aan een nadere toets aan de rivierkundige voorwaarden onderworpen. Tevens dient Rijkswaterstaat om advies te worden gevraagd.

6.2.2.32 Bestemming 'Waterstaat - Waterkering' (dubbelbestemming)

De waterkering aan de oostzijde van de kern Buggenum is beschermd door middel van de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering'. (artikel 35) Op deze gronden is de Keur van het Waterschap van toepassing en er geldt een omgevingsvergunningvereiste voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde en voor werkzaamheden.

6.2.3 Algemene regels
6.2.3.1 Anti-dubbeltelregel

In de 'Anti-dubbeltelregel' (artikel 36) wordt bepaald dat grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het verlenen van een omgevingsvergunning waarin uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, deze bij de beoordeling van latere plannen buiten beschouwing blijft. Het nog overgebleven terrein mag dus niet nog eens meegenomen worden bij het toestaan van een ander bouwwerk.

6.2.3.2 Algemene bouwregels

In de 'Algemene bouwregels' (artikel 37) zijn bepalingen opgenomen met betrekking tot ondergronds bouwen, over ondergeschikte bouwdelen en over bestaande maten.

6.2.3.3 Algemene gebruiksregels

In de 'Algemene gebruiksregels' (artikel 38) is een nadere bepaling opgenomen met betrekking tot het gebruik van de gronden. Tevens zijn regels opgenomen met betrekking tot het houden van evenementen en het innemen van verkoopstandplaatsen. Daarnaast is een regel opgenomen over de bescherming van cultuurhistorische waarden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - monument gemeente' en/of 'specifieke vorm van waarde - monument rijk' .

6.2.3.4 Algemene aanduidingsregels

In de 'Algemene aanduidingsregels' (artikel 39) zijn regels opgenomen ten behoeve van:

  • a. de in acht te nemen geluidzone industrie;
  • b. het voorkomen van geurgevoelige objecten binnen de geurzone van een rioolgemaal;
  • c. de bescherming van monumentale bomen;
  • d. de bescherming van een beekdal;
  • e. het voorkomen van kwetsbare objecten binnen veiligheidszones in verband met een LPG-tankstation, plasbrandaandachtsgebied en vervoer van gevaarlijke stoffen over diverse transportroutes;
  • f. bescherming van het belang van de binnen of buiten het plangebied gelegen molens (molenbiotoop);
  • g. de veiligheid van het scheepvaartverkeer over de Maas;
  • h. de bescherming van natuur- en landschapswaarden;
  • i. de vrijwaring van de reserveringszone voor de provinciale weg N280;
  • j. het zekerstellen van overeengekomen landschappelijke inpassingen;
  • k. het regelen van sociaal-culturele activiteiten in en bij Kasteel Baexem;
  • l. het gebruik van gronden voor parkeren en voor het exploiteren van een terras bij de horecafunctie in de Friedessemolen in Neer..

De onder h. genoemde zones betreffen:

'overige zone - bufferzone 2'

Rond hydrologisch gevoelige natuur- of bosgebieden zijn bufferzones opgenomen waarbinnen geen activiteiten zijn toegestaan die kunnen leiden tot een onevenredige aantasting van de aangrenzende hydrologisch gevoelige natuur- of bosgebieden alsmede van beekdalen, activiteiten die kunnen leiden tot peilverlaging van het grondwater in de genoemde aangrenzende gronden met negatieve gevolgen voor de vegetatie en activiteiten die de uitwisselingsfunctie tussen de gronden en de aangrenzende gronden kunnen verstoren.

'overige zone - bufferzone 5'

Ter plaatse van deze aanduiding zijn geen evenementen toegestaan in verband met met het effect op de meest verstoringsgevoelige (vogel)soort. Rondom het Natura 2000-gebied Leudal en langs de zuidgrens van het plangebied langs de Vlaamse Natura 2000-gebieden is een zone opgenomen van 250 m waarbinnen geen evenementen worden toegestaan.

Wetgevingzones wijzigingsgebieden.

Naast de hiervoor genoemde gebiedsaanduidingen is in dit bestemmingsplan ook een aantal wetgevingzones opgenomen met wijzigingsbevoegdheden ten behoeve van ontwikkelingsmogelijkheden welke reeds opgenomen waren in de vigerende bestemmingsplannen. Het betreft de volgende wijzigingsgebieden:

wetgevingzone - wijzigingsgebied Burg. Janssen van Sonlaan Heythuysen   Wijziging bestemmingen 'Maatschappelijk' en 'Verkeer' in de bestemming 'Wonen' ten behoeve van de realisatie van maximaal 5 vrijstaande woningen  
wetgevingzone - wijzigingsgebied Dorpstraat 1-3 Heythuysen   Wijziging bestemmingen 'Verkeer' en 'Groen' in de bestemming 'Centrum', ten behoeve van de uitbreiding van de bestaande bebouwing en voor het toestaan van centrumdoeleinden  
wetgevingzone - wijzigingsgebied Hooghveld-Venmanshof Heythuysen   Wijziging bestemming 'Wonen' in de bestemmingen 'Wonen' met bouwvlak en de bestemming 'Verkeer' ten behoeve van de realisatie van een niet nader aangegeven aantal vrijstaande woningen met ontsluitingsweg  
wetgevingzone - wijzigingsgebied Ittervoort noord   Wijziging bestemming 'Agrarisch' in de bestemming 'Wonen' ten behoeve van de realisering van woningen  
wetgevingzone - wijzigingsgebied Steeg 52 Neer   Wijziging bestemming 'Wonen' in de bestemming 'Dienstverlening', 'Horeca' (horeca van categorie 1 - 'lichte horeca'), 'Kantoor' of 'Maatschappelijk'  
wetgevingzone - wijzigingsgebied Tramweg Baexem   Wijziging bestemmingen 'Wonen' en 'Bedrijf' in de bestemming 'Wonen' ten behoeve van de realisatie van drie nieuwe woningen  
wetgevingzone - wijzigingsgebied Haffmansstraat Heibloem   Wijziging bestemmingsplan (opnemen bouwvlak) voor de bouw van 1 vrijstaande woning  

6.2.3.5 Algemene afwijkingsregels en Algemene wijzigingsregels

De 'Algemene afwijkingsregels' (artikel 40) en 'Algemene wijzigingsregels' (artikel 41) verschaffen Burgemeester en Wethouders de gewenste beleidsruimte om bij de uitvoering van het plan te kunnen inspelen op gegevens of situaties die vooraf niet bekend kunnen zijn.

6.2.3.5.1 Algemene afwijkingsregels

In de 'Algemene afwijkingsregels', is in lid 40.6 een gewijzigde regeling opgenomen ten behoeve van de huisvesting van arbeidsmigranten en overige woonurgenten. Deze regels bevatten een doorvertaling van de op 13 oktober 2015 door de gemeenteraad van Leudal vastgestelde kadernotitie 'Huisvesting arbeidsmigranten en overige woonurgenten in Leudal'. De mogelijkheden voor genoemde vormen van huisvesting zijn opgenomen in de afwijkingsregels voor realisering van kamerbewoning. Deze kan worden gerealiseerd in:

  • a. gebouwen en/of gebouwcomplexen, niet zijnde reguliere (bedrijfs)woningen;
  • b. reguliere (bedrijfs)woningen;

Short-stay huisvesting van arbeidsmigranten is uitsluitend toegestaan in de onder a. genoemde gevallen. In reguliere (bedrijfs)woningen (sub b.) is huisvesting van arbeidsmigranten alleen toegestaan als mid-stay huisvesting.

Onder kamerbewoning verstaat dit bestemmingsplan het bewonen van onzelfstandige woonruimte, niet zijnde het verstrekken van logies. Een onzelfstandige wooneenheid is een woonruimte die geen eigen toegang heeft en welke niet door een huishouden kan worden bewoond, zonder dat dit daarbij afhankelijk is van wezenlijke voorzieningen buiten die woonruimte, waarbij keuken, toilet, badkamer en douche als wezenlijke voorzieningen worden aangemerkt. Een zelfstandige wooneenheid is een woonruimte met een eigen toegang en eigen wezenlijke voorzieningen, waarbij keuken, toilet, badkamer en douche als wezenlijke voorzieningen worden aangemerkt. Een woonruimte waarvan de vertrekken uitkomen op een gemeenschappelijke gang of hal, maar met eigen keuken, douche en toilet, is eveneens een zelfstandige woonruimte.

Met deze regel wordt voorkomen dat een pand/woning in zijn geheel kan worden 'opgeknipt' in meerdere zelfstandige wooneenheden (dan zou immers sprake zijn van woningsplitsing).

6.2.3.5.2 Algemene wijzigingsregels

In de Algemene wijzigingsregels is ter voldoening aan de beleidsuitgangspunten in de regionale Structuurvisie Wonen, Zorg en Woonomgeving Midden-Limburg, in lid 41.3 een wijzigingsbevoegdheid opgenomen waarmee burgemeester en wethouders bouwtitels in dit bestemmingsplan kunnen verwijderen indien hiervan gedurende een aantal jaren geen gebruik is gemaakt. Voor een nadere toelichting hierover wordt verwezen naar par. 4.2.3.28.

6.2.3.6 Algemene procedureregels

In artikel 42 zijn de 'Algemene procedureregels ' opgenomen. Deze bevatten alleen nog procedureregels voor het stellen van nadere eisen als bedoeld in artikel 3.6, lid 1 sub d van de Wet ruimtelijke ordening. Voor alle overige procedures zijn reeds procedureregels opgenomen in de Wet ruimtelijke ordening (wijzigingsbevoegdheden en uitwerkingsverplichting) en in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (omgevingsvergunningen).

6.2.3.7 Overige regels

In de ' Overige regels ' (artikel 43) zijn de overige zaken geregeld die niet elders kunnen worden ondergebracht. Hierin is een regel opgenomen die aangeeft dat, waar een enkelbestemming samenvalt met een dubbelbestemming geldt primair het bepaalde ten aanzien van de dubbelbestemming. Tevens wordt aangegeven welke dubbelbestemmingen prevaleren boven andere dubbelbestemmingen indien deze samenvallen.

Daarnaast zijn regels opgenomen waarin is vastgelegd dat bij ontwikkelingen voldaan dient te worden aan de door de raad vastgestelde parkeernormen. Daarbij wordt verwezen naar de Nota Parkeernormen 2016.

6.2.4 Overgangs- en slotregels
6.2.4.1 Overgangsrecht

In de regel 'Overgangsrecht' (artikel 44) is geregeld in hoeverre en onder welke voorwaarden bestaande gebouwen en het bestaand gebruik van gronden en bouwwerken mogen afwijken van het plan.

6.2.4.2 Slotregel

In de 'Slotregel' (artikel 45) is aangegeven dat de regels van dit bestemmingsplan dienen te worden aangehaald als "Regels van het bestemmingsplan 'Woonkernen Leudal 2017' ".

Hoofdstuk 7 Haalbaarheid

7.1 Financiële uitvoerbaarheid

Op 1 juli 2008 is als onderdeel van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) de Grondexploitatiewet (Grexwet) in werking getreden (afdeling 6.4). In de Grexwet is bepaald dat de gemeente verplicht is om bij het vaststellen van een ontwikkelingsgericht bestemmingsplan, maatregelen te hebben genomen die verzekeren dat alle kosten die gepaard gaan met de ontwikkeling van de locatie worden verhaald op de initiatiefnemer van het plan. Dit betekent dat er voor de gemeente een verplichting bestaat om haar kosten, die gepaard gaan met een bouwplan, te verhalen op de exploitant.

De toepassing van de Grexwet richt zich voor het afdwingbare kostenverhaal, op bouwplannen. De definitie van wat onder een bouwplan wordt verstaan is opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro):

  • de bouw van een of meerdere woningen;
  • de bouw van een of meerdere hoofdgebouwen;
  • de uitbreiding van een hoofdgebouw met ten minste 1.000 m²;
  • de verbouwing van een of meer aangesloten gebouwen die voor andere doeleinden in gebruik of ingericht waren, mits ten minste 10 woningen worden gerealiseerd;
  • de verbouwing van een of meer aaneengesloten gebouwen die voor andere doeleinden in gebruik of ingericht waren, mits de cumulatieve oppervlakte van de nieuwe functies ten minste 1.500 m² bedraagt;
  • de bouw van kassen met een oppervlakte van ten minste 1.000 m².

Dit bestemmingsplan betreft in hoofdzaak een beheerplan, er worden geen nieuwe ontwikkelingen rechtstreeks mogelijk gemaakt. Er is zodoende over het algemeen geen sprake van een bouwplan met een afdwingbaar kostenverhaal. Ten tijde van uitwerking van het bestemmingsplan zal kostenverhaal plaatsvinden voor het uit te werken plandeel.

Bestaande bouwtitels die op basis van de vigerende bestemmingsplannen ook al mogelijk waren en nu in dit bestemmingsplan worden gehandhaafd, vallen ook onder de regeling zoals opgenomen in de Wet ruimtelijke ordening. Het gaat dus om bouwmogelijkheden die op basis van de vigerende bestemmingsplannen ook al gerealiseerd mochten worden, maar waarvoor nog geen omgevingsvergunning voor het bouwen was aangevraagd. Voor deze situaties is in de Invoeringswet Wro een overgangsrechtelijke bepaling (artikel 9.1.20) opgenomen, die de bestaande bouwtitels uitzondert van toepassing van het verplichte kostenverhaal.

Daarnaast is in een aantal gevallen sprake van het herstellen van ten onrechte bij het vaststellen van de geldende bestemmingsplannen weggevallen bouwtitels voor woningen. Op grond van artikel 6.12 Wro kan de gemeenteraad bij een besluit tot vaststelling van een bestemmingsplan esluiten geen exploitatieplan vast te stellen, onder andere in bij algemene maatregel van bestuur aangegeven gevallen. Op grond van artikel 6.2.1a Bro worden als zodanig onder andere aangewezen de gevallen waarin het totaal van de exploitatiebijdragen dat kan worden verhaald, minder bedraagt dan € 10.000,–, danwel een aantal met name genoemde verhaalbare kosten uitsluitend de aansluiting van een bouwperceel op de openbare ruimte of de aansluiting op nutsvoorzieningen betreffen. Beide uitzonderingssituaties zijn in dit geval van toepassing voor de betreffende woningen. Dit betekent dat een exploitatieplan niet noodzakelijk is.

7.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

De facultatieve inspraakmogelijkheid is overgeslagen. Het plan is direct als ontwerp ter inzage gelegd omdat voorafgaande inspraak wordt gezien als een dubbeling van procedures, temeer omdat voorafgaand aan de geldende bestemmingsplannen per plan een inspraakprocedure is gehouden. Ten opzichte van die geldende bestemmingsplannen zijn in het onderhavige bestemmingsplan geen grootschalige nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Gedurende de terinzagelegging van het ontwerp bestemmingsplan hebben burgers, maatschappelijke organisaties en andere belanghebbenden de mogelijkheid gehad om een zienswijze in te dienen.

De communicatie met betrekking tot het ontwerp bestemmingsplan heeft via de geijkte kanalen plaatsgevonden. Naast de wettelijke publicatie van de tervisielegging van het ontwerp bestemmingsplan is hieraan tevens aandacht besteed op de gemeentelijke website en via lokaal verschijnende huis aan huis bladen. Verdere zijn zo veel als mogelijk direct belanghebbenden actief geïnformeerd over de herziening van het bestemmingsplan.

De eigenaren van gronden waar nog sprake is van onbenutte bouwtitels zijn persoonlijk geïnformeerd dat in dit bestemmingsplan een wijzigingsbevoegdheid is opgenomen om onbenutte bouwtitels te schrappen. Op die manier is duidelijk gecommuniceerd dat men in ieder geval nog twee jaar na het onherroepelijk worden van dit bestemmingsplan de mogelijkheid heeft om een concreet bouwplan in te dienen. Als dit niet gebeurt en t.z.t. wordt een wijzigingsplan in procedure gebracht waarmee een of meer onbenutte bouwtitels worden geschrapt, hebben belanghebbenden altijd de mogelijkheid om daartegen op dat moment nog zienswijzen in te dienen en daarna in beroep te gaan bij de AbRS.

7.3 Procedure

7.3.1 Wettelijke procedure

De wettelijke procedure volgens de Wet ruimtelijke ordening (Wro) start met het moment van ter inzage legging van het ontwerp bestemmingsplan.

De procedure ziet er als volgt uit:

  • Openbare kennisgeving van het ontwerp bestemmingsplan volgens artikel 3.8 Wro;
  • Terinzagelegging van het ontwerp en bijbehorende stukken gedurende 6 weken en toezending aan gedeputeerde staten en de betrokken rijksdiensten, waterschappen en gemeenten;
  • Gedurende de termijn van terinzagelegging kunnen door een ieder schriftelijk of mondeling zienswijzen worden ingebracht;
  • Vaststelling van het bestemmingsplan door de gemeenteraad na 12 weken;
  • Algemene bekendmaking van het vastgestelde bestemmingsplan door terinzagelegging met voorafgaande kennisgeving en toezending aan gedeputeerde staten en betrokken rijksdiensten, waterschappen en gemeenten: binnen 2 weken dan wel, indien gedeputeerde staten of de inspecteur zienswijzen hebben ingebracht of het bestemmingsplan gewijzigd is vastgesteld, 6 weken na vaststelling, tenzij gedeputeerde staten ermee instemmen dat die termijn van 6 weken niet hoeft te worden aangehouden;
  • Mogelijkheid tot beroep voor belanghebbenden jbi de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen 6 weken na bekendmaking van het vastgestelde bestemmingsplan;
  • Inwerkingtreding op de dag na afloop van de beroepstermijn, zijnde 6 weken na de bekendmaking, tenzij binnen deze termijn een verzoek om een voorlopige voorziening is ingediend bij de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
7.3.2 Ontwerp bestemmingsplan

Het ontwerp bestemmingsplan heeft ter inzage gelegen van 27 juni tot en met 7 augustus 2017. In het kader van deze ter inzage legging zijn 76 zienswijzen ontvangen, waarvan er twee zijn ingetrokken. Een korte weergave van resterende 74 zienswijzen en de gemeentelijke standpuntbepaling naar aanleiding van de zienswijzen is weergegeven in het 'Zienswijzenverslag versie 07.11.2017' (bijlage 29).

7.3.3 Vastgesteld bestemmingsplan

De raad van de gemeente Leudal heeft het bestemmingsplan 'Woonkernen Leudal 2017' vastgesteld op 14 november 2017. Het bestemmingsplan is daarbij op onderdelen gewijzigd vastgesteld ten opzichte van het ontwerp bestemmingsplan. De onderdelen die gewijzigd zijn vastgesteld zijn weergegeven in de volgende bijlagen bij het vaststellingsbesluit:

Dit betekent dat beroep tegen het vastgestelde bestemmingsplan kan worden ingediend door:

  • a. diegenen die tijdig een zienswijze hebben ingediend tegen het ontwerp bestemmingsplan;
  • b. door degene die kan aantonen dat hem/haar redelijkerwijs niet kan worden verweten dat hij/zij niet tijdig zienswijzen naar voren heeft gebracht;
  • c. degenen die beroep indienen tegen de gewijzigde vaststelling van het bestemmingsplan.

Hoofdstuk 8 Handhaving

Een bestemmingsplan is voor de gemeente een belangrijk instrument om haar ruimtelijk beleid vorm te geven. Door middel van een combinatie van positieve bestemmingen en het uitsluiten van bepaalde activiteiten en functies kan een sturing plaatsvinden van gewenste en ongewenste ontwikkelingen. Een belangrijk aspect hierbij is de handhaving en het toezicht op de naleving van het bestemmingsplan. Deze handhaving is van cruciaal belang om de in het plan opgenomen ruimtelijke kwaliteiten ook op langere termijn daadwerkelijk te kunnen vasthouden. Daarnaast is de handhaving van belang uit een oogpunt van rechtszekerheid: alle bewoners en gebruikers dienen door de gemeente op een zelfde wijze daadwerkelijk aan het plan worden gehouden.

In dit bestemmingsplan is daarom allereerst gestreefd naar een zo groot mogelijke eenvoud van in het bijzonder de planregels. Hoe groter de eenvoud (en daarmee de toegankelijkheid en leesbaarheid), hoe groter in de praktijk de mogelijkheden om toe te zien op de naleving van het plan. Bewust zijn in het plan geen detailbepalingen opgenomen die – hoewel misschien op zichzelf niet onwenselijk – in de praktijk niet kunnen worden gehandhaafd. In het verlengde daarvan is zoveel mogelijk afgezien van bepalingen die door de bewoners en andere gebruikers als een onnodige beperking van hun vrijheid kunnen worden gevoeld. Hoe minder knellend de planregels zijn, hoe kleiner de kans dat het met de regels wat minder nauw wordt genomen. In de praktijk worden op den lange duur immers ook alleen die regels gerespecteerd waarvan door de betrokkenen de noodzaak en de redelijkheid wordt ingezien.

In de bouwregels zijn maten opgenomen die van toepassing zijn op gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde. Te realiseren gebouwen en andere bouwwerken moeten voldoen aan deze maatvoering. Als hieraan niet wordt voldaan kunnen burgemeester en wethouders geen omgevingsvergunning voor het bouwen verlenen.

Gebruiksregels zijn opgenomen om gewenste ontwikkelingen mogelijk te maken en ongewenste ontwikkelingen uit te sluiten. Toetsing aan de gebruiksregels is aan de orde bij functiewisseling of nieuwvestiging.

Het gemeentebestuur draagt de verantwoordelijkheid om toe te zien op de naleving van de opgenomen regels in het bestemmingsplan.