direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Hoefweg-Noord (Prisma), Hoogvliet
Status: vastgesteld
Plantype: wijzigingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1621.BP0111W01-VAST

Toelichting

Hoofdstuk 1 Het plan

1.1 Aanleiding

Hoogvliet wil een distributiecentrum bouwen op het bedrijventerrein Prisma. Vanwege de opslag van gevaarlijke stoffen valt het bedrijf onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi). Dergelijke inrichtingen zijn volgens het vigerende bestemmingsplan "Hoefweg-Noord (Prisma)" niet rechtstreeks toegestaan. Dat bestemmingsplan bevat hiervoor wel een wijzigingsbevoegdheid. De gemeente is bereid medewerking te verlenen aan een wijzigingsplan, omdat voldaan wordt aan de wijzigingsvoorwaarden.

Figuur 1.1 geeft de globale ligging en de begrenzing van het plangebied weer.

afbeelding "i_NL.IMRO.1621.BP0111W01-VAST_0001.png"   afbeelding "i_NL.IMRO.1621.BP0111W01-VAST_0002.png"  

Figuur 1.1 Globale ligging en begrenzing plangebied (in oranje globaal de beoogde locatie opslag gevaarlijk stoffen)

1.2 Huidige situatie en omgeving

Voor het distributiecentrum van Hoogvliet is op dit moment alleen de bakkerij gebouwd. De rest van het perceel van Hoogvliet is bouwrijp gemaakt en zal worden bebouwd met de overige onderdelen van haar distributiecentrum. Ten noorden van het perceel ligt het distributiecentrum van de Aldi. Ten oosten van het perceel is de N209 gelegen en ten zuiden van het plangebied de Rijksweg A12. Westelijk van het perceel liggen een waterpartij en de HSL. De dichtstbijzijnde woonbebouwing (Kruisweg 6) bevindt zich op circa 120 m vanaf de inrichtingsgrens.

1.3 Toekomstige situatie

Het plan betreft wijziging van het gebruik van een deel van het distributiecentrum van Hoogvliet voor de opslag van gevaarlijke stoffen is beoogd. Die is beoogd in het noordwestelijke deel van het distributiecentrum, zie figuur 1.2.

afbeelding "i_NL.IMRO.1621.BP0111W01-VAST_0003.png"

Figuur 1.2 Beoogde locatie opslag gevaarlijke stoffen

1.4 Wijzigingsplan

Toestaan Bevi-inrichting

In het bestemmingsplan "Hoefweg-Noord (Prisma)", dat op 18 juli 2013 is vastgesteld, is in artikel 3, lid 3.7.1 een wijzigingsbevoegdheid opgenomen waarmee Bevi-inrichtingen kunnen worden toegestaan. De genoemde wijzigingsbevoegdheid is als volgt geformuleerd:

Burgemeester en wethouders kunnen het plan ter plaatse van de gronden met de bestemming 'Bedrijventerrein' zodanig wijzigen dat Bevi-inrichtingen zijn toegestaan, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de 10-6-contour voor het plaatsgebonden risico of – indien van toepassing – de afstand, zoals bedoeld in artikel 5 lid 3 van het Bevi jo artikel 2 lid 1 van de Regeling externe veiligheid inrichtingen, is gelegen binnen het bouwperceel van de Bevi-inrichting;
  • b. in de toelichting bij het wijzigingsbesluit dient een verantwoording te worden gegeven van het groepsrisico in het invloedsgebied van de inrichting.

Toetsing aan wijzigingsregels

In dit geval kan de wijzigingsbevoegdheid worden toegepast. Hieronder wordt aan de wijzigingsregels getoetst.

  • a. Hieraan wordt voldaan. Er is geen 10-6-contour voor het plaatsgebonden risico aanwezig, zo blijkt uit de kwantitatieve risicoanalyse (QRA) die is opgenomen in bijlage 1.
  • b. Hieraan wordt voldaan, zie paragraaf 3.2.

Vervallen mogelijkheid tot vestigingen van kinderdagverblijf

Op basis van artikel 21 lid 21.3 onder c van bestemmingsplan "Hoefweg-Noord (Prisma)", is het daarnaast mogelijk via planwijziging aanduidingen te verwijderen, indien dit in verband met de herinrichting van inrichtingen en bedrijven vereist is en dit geen verruiming van de bouw- of gebruiksmogelijkheden inhoudt. Op grond van deze wijzigingsbevoegdheid wordt de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein - 4' verwijderd. Ter plaatse van deze aanduiding liet het bestemmingsplan de vestiging van een kinderdagverblijf toe, maar dit is niet langer gewenst vanwege de opslag van gevaarlijke stoffen in het plangebied.

1.5 Planologische afweging

Behalve dat moet worden voldaan aan de wijzigingsregels, dient bij een wijzigingsplan sprake te zijn van een goede ruimtelijke ordening en moet het binnen het vigerende beleid passen. Hierop wordt in het volgende hoofdstuk ingegaan. Geconcludeerd kan worden dat de ontwikkeling planologisch gezien mogelijk is. Aangezien de uitvoering van het wijzigingsplan een zeer beperkte invloed heeft op de omgeving, is het plan uitvoerbaar.

1.6 Leeswijzer

Hoofdstuk 2 van dit wijzigingsplan bevat het relevante beleidskader. Hoofdstuk 3 geeft een overzicht van relevant onderzoek naar onder andere milieuaspecten. Een toelichting op de juridische regeling van het plan is opgenomen in hoofdstuk 4. De uitvoerbaarheid komt aan de orde in hoofdstuk 5.

Hoofdstuk 2 Ruimtelijk beleidskader

2.1 Inleiding

Het plan dient getoetst te worden aan het vigerende rijks-, provinciaal en gemeentelijk beleid. Hieronder is dit beleid nader beschreven. Gezien de kleinschalige aard van het plan, is dit onderdeel beperkt gehouden.

2.2 Rijksbeleid

Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi)

Het doel van het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) is om mensen in de buurt van een bedrijf met gevaarlijke stoffen te beschermen. Bij een omgevingsvergunning milieu of een ruimtelijk besluit rond zo'n bedrijf moet het bevoegd gezag rekening houden met regelgeving ter bescherming van individuen (plaatsgebonden risico) en groepen personen (groepsrisico). In paragraaf 3.2 wordt hierop nader ingegaan.

Ladder voor duurzame verstedelijking (Bro)

De 'ladder voor duurzame verstedelijking' is in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) geïntroduceerd en vastgelegd als procesvereiste in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Doel van de ladder voor duurzame verstedelijking is een goede ruimtelijke ordening in de vorm van een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden.

De ladder wijzigt vanaf 1 juli 2017. Vanaf dat moment moet voor nieuwe stedelijke ontwikkelingen binnen bestaand stedelijk gebied de behoefte in de relevante regio worden beschreven. Voor stedelijke ontwikkelingen buiten bestaand stedelijk gebied moet daarnaast worden gemotiveerd waarom deze niet binnen bestaand stedelijk gebied gerealiseerd kunnen worden.

Omdat het in dit geval gaat om een gebruiksverbreding binnen een bedrijfsbestemming zonder nieuwe bebouwingsmogelijkheden, is geconcludeerd dat het in dit geval niet om een nieuwe stedelijke ontwikkeling gaat.

2.3 Provinciaal beleid

Visie en programma ruimte en mobiliteit, geconsolideerd 2017

Vier rode draden geven richting aan de gewenste ontwikkeling en het handelen van de provincie:

  • 1. beter benutten en opwaarderen van wat er is;
  • 2. vergroten van de agglomeratiekracht;
  • 3. verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit;
  • 4. bevorderen van de transitie naar een water- en energie-efficiënte samenleving.

afbeelding "i_NL.IMRO.1621.BP0111W01-VAST_0004.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.1621.BP0111W01-VAST_0005.png"

Figuur 2.1 Visie ruimte en mobiliteit: Kaart 'Beter benutten en opwaarderen van wat er is'

Het initiatief geeft invulling aan rode draad 1.

Beter benutten en opwaarderen leidt tot een intensiever, compact ruimtegebruik. Een effect daarvan is dat functies en activiteiten beter met elkaar in verband worden gebracht. Bestaande netwerken, gebieden of complexen kunnen door gerichte investeringen hun waarde houden of verhogen zonder in oppervlakte uit te breiden. Een goede milieukwaliteit (lucht, geluid, externe veiligheid) en voldoende groen en water in de stad blijven belangrijk om de leefomgevingskwaliteit en het vestigingsklimaat op niveau te houden of te brengen.

In het Programma ruimte is het plangebied aangemerkt als bedrijventerrein.

afbeelding "i_NL.IMRO.1621.BP0111W01-VAST_0006.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.1621.BP0111W01-VAST_0007.png"

Figuur 2.2 Programma ruimte: Kaart 'Strategie voor bedrijventerreinen'

Verordening ruimte, geconsolideerd 2017

In de verordening zijn geen specifieke regels opgenomen voor Bevi-inrichtingen.

2.4 Gemeentelijk beleid

De gemeente heeft geen eigen extern veiligheidsbeleid.

Hoofdstuk 3 Sectorale aspecten

3.1 Inleiding

Vestiging van het distributiecentrum is reeds mogelijk op basis van het vigerende bestemmingsplan "Hoefweg-Noord (Prisma)". In dat kader (en uitgebreider in het kader van het voorgaande bestemmingsplan "Zoetermeerselaan (DC Hoogvliet)", dat op 31 januari 2013 is vastgesteld) is aandacht besteed aan de verschillende omgevingsaspecten. De beoogde ontwikkeling leidt niet tot andere conclusies. Alleen de aspecten externe veiligheid en vormvrije mer-beoordeling vragen nadere aandacht.

3.2 Externe veiligheid

Beleid en normstelling

Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk:

  • bedrijven waar opslag, gebruik en/of productie van gevaarlijke stoffen plaatsvindt;
  • vervoer van gevaarlijke stoffen over weg, spoor of water en door buisleidingen.

In het externe veiligheidsbeleid wordt doorgaans onderscheid gemaakt tussen het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon op een bepaalde plaats overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen, indien hij onafgebroken (dat wil zeggen 24 uur per dag gedurende het hele jaar) en onbeschermd op die plaats zou verblijven. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting of langs een vervoersas. Voor het PR gelden grens- en richtwaarden. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep mensen van een bepaalde omvang komt te overlijden als direct gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Voor het GR geldt geen norm, maar een oriëntatiewaarde. De gemeente heeft in het algemeen een verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde overschrijdt.

Risicovolle inrichtingen

Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (hierna: Bevi) geeft een wettelijke grondslag aan het externe veiligheidsbeleid rondom risicovolle inrichtingen. Op basis van het Bevi geldt voor het PR rondom een risicovolle inrichting een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten. Aan grenswaarden moet altijd worden voldaan, van richtwaarden kan om gewichtige reden worden afgeweken. Zowel de grenswaarde als de richtwaarde liggen op een niveau van 10-6 per jaar. Op basis van het Bevi geldt een verantwoordingplicht ten aanzien van het GR in het invloedsgebied rondom de inrichting. De gemeente heeft een uitgebreide verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde overschrijdt.

Onderzoek

De inrichting valt onder de werking van het Bevi. Met het oog op de beoogde ontwikkeling is een kwantitatieve risicoanalyse (QRA) uitgevoerd (bijlage 1). Hieruit blijkt dat de inrichting geen PR 10-6-contour buiten de eigen inrichting heeft. Er wordt daarom voldaan aan de grens- en richtwaarden voor het PR uit het Bevi. Het groepsrisico ligt ruim onder de oriëntatiewaarde.

In de omgeving van het plangebied zijn diverse risicobronnen aanwezig. De ontwikkeling zelf betreft geen beperkt kwetsbaar of kwetsbaar object in de zin van het Bevi en leidt niet tot een toename van het groepsrisico. Een nadere beschouwing op dit punt is daarom niet nodig.

Verantwoording groepsrisico

Het voorontwerpwijzigingsplan is voorgelegd aan de Veiligheidsregio Rotterdam Rijnmond (VRR). De VRR wijst op de mogelijkheid uit het vigerende bestemmingsplan Hoefweg Noord (Prisma) om ter plaatse zeer kwetsbare bestemmingen (in dit specifieke geval een kinderopvang) te realiseren. Een dergelijke functie in combinatie met de opslag van gevaarlijke stoffen vraagt om maatregelen op gebouwniveau om bij een eventuele calamiteit veilig te kunnen schuilen. Naar aanleiding van de reactie van de VRR is besloten om met de vaststelling van het wijzigingsplan de mogelijkheid voor een kinderopvang te laten vervallen.

 

Daarnaast adviseert de VRR om zorg te dragen voor een goede voorlichting en instructie van de aanwezige personen zodat men weet hoe te handelen tijdens een calamiteit door middel van de campagne “Goed voorbereid zijn heb je zelf in de hand”. Deze voorlichtingscampagne is van algemene aard en geldt voor heel Nederland. Vandaar dat de voorlichting gemeentebreed plaatsvindt via onder andere de gemeentelijke website.

Met het oog op de zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid bij een eventuele calamiteit is van belang dat er rond de locatie Hoogvliet voldoende mogelijkheden zijn om het gebied te ontvluchten van de bron af en dat het gebied vanaf verschillende zijden goed bereikbaar is voor hulpdiensten. Gezien de resultaten uit de QRA en het voorgaande wordt de risicosituatie aanvaardbaar geacht.

Vertaling naar bestemmingsregeling

De risicovolle inrichting betreft Distributiecentrum Hoogvliet als geheel. Voor het hele perceel wordt daarom de aanduiding 'risicovolle inrichting' opgenomen. In afwijking van het moederplan is hier een Bevi-inrichting toegestaan. In de regels wordt daarnaast (met een specifieke aanduiding) geborgd dat de risicovolle activiteiten uitsluitend op de aangegeven locatie (zie ook figuur 1.2) kunnen plaatsvinden. Andere risicorelevante zaken zijn via de omgevingsvergunning milieu geborgd.

De mogelijkheid tot het oprichten van een kinderdagverblijf vervalt.

Conclusie

Er wordt geconcludeerd dat het aspect externe veiligheid de uitvoering van het plan niet in de weg staat.

3.3 Vormvrije mer-beoordeling

Beleid en normstelling

In onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit milieueffectrapportage is aangegeven welke activiteiten in het kader van het omgevingsvergunning planmer-plichtig, projectmer-plichtig of mer-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Daarnaast dient het bevoegd gezag bij de betreffende activiteiten die niet aan de bijbehorende drempelwaarden voldoen, na te gaan of sprake kan zijn van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen:

  • de kenmerken van de projecten;
  • de plaats van de projecten;
  • de kenmerken van de potentiële effecten.

Onderzoek

Activiteiten en drempelwaarden Besluit milieueffectrapportage

Op grond van onderdeel D (categorie D25.1) is de oprichting, wijziging of uitbreiding van een installatie voor de opslag van aardolie, petrochemische of chemische producten mer-beoordelingsplichtig in gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een opslagcapaciteit van 100.000 ton of meer. De mer-beoordelingsplicht is gekoppeld aan het besluit over de omgevingsvergunning. Een bestemmingsplan dat kaderstellend voor een dergelijk mer-beoordelingsplichtig besluit is, is planmer-plichtig. De maximale opslaghoeveelheid in de algemene opslagvoorziening in het distributiecentrum bedraagt 82.500 kg. Daarnaast zijn binnen de inrichting nog verschillende kleine opslagplaatsen aanwezig. De totale hoeveelheid opgeslagen stoffen is kleiner dan de drempelwaarde uit het Besluit milieueffectrapportage. Wel dient met een zogenaamde 'vormvrije mer-beoordeling' te worden nagegaan of belangrijke nadelige milieugevolgen kunnen optreden.

In het Besluit milieueffectrapportage is verder opgenomen dat de 'wijziging van een industrieterrein' mer-beoordelingsplicht indien sprake is van 75 ha of meer (categorie 11.3 in Bijlage D bij het Besluit milieueffectrapportage). Het toestaan van activiteiten die vallen onder het Bevi kan worden beschouwd als een dergelijke wijziging. De mer-beoordelingsplicht is in dit geval gekoppeld aan het bestemmingsplan dat de wijziging mogelijk maakt. Omdat het plangebied aanzienlijk kleiner is dan 75 ha, is ook op dit punt geen sprake van een mer-beoordelingsplichtige activiteit. Wel dient met een zogenaamde 'vormvrije mer-beoordeling' te worden nagegaan of belangrijke nadelige milieugevolgen kunnen optreden.

Andere categorieën uit de bijlagen C en D bij het Besluit milieueffectrapportage zijn niet aan de orde.

Vormvrije mer-beoordeling

In de notitie in bijlage 2 is voor alle relevante milieuthema's ingegaan op de optredende milieugevolgen. Bij de effectbeoordeling zijn de milieugevolgen van het volledige distributiecentrum in samenhang beschouwd.

Uit de informatie in de vormvrije mer-beoordelingsnotitie blijkt dat gelet op de kenmerken van het project, de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële effecten geen belangrijke negatieve milieugevolgen zullen optreden. De resultaten van de vormvrije mer-beoordeling geven dan ook geen aanleiding voor het doorlopen van een mer-procedure in het kader van het wijzigingsplan en/of de omgevingsvergunning.

Op basis van de inhoud van de mer-beoordelingsnotitie heeft het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Lansingerland voorafgaand aan het ter inzage leggen van het ontwerp-wijzigingsplan en de ontwerp-omgevingsvergunning besloten dat geen MER hoeft te worden opgesteld voor het distributiecentrum Hoogvliet en de daarbinnen beoogde opslagvoorziening voor gevaarlijke stoffen (zie bijlage 3).

Hoofdstuk 4 Juridische planbeschrijving

Dit wijzigingsplan maakt na vaststelling integraal onderdeel uit van het bestemmingsplan "Hoefweg-Noord (Prisma)", zoals vervat in de bestandenset met planidentificatie NL.IMRO.1621.BP0111-VAST. Dit betekent dat alle algemene bepalingen en bestemmingen die op het bestemmingsplan van toepassing zijn ook voor dit plan gelden.

Alleen voor het plangebied geldt een afwijkende regeling. Voor het hele plangebied is toegevoegd de aanduiding 'risicovolle inrichting' en de regel dat ter plaatse van deze aanduiding een Bevi-inrichting is toegestaan. Voor de locatie waar de opslag van gevaarlijke stoffen plaatsvindt, is tevens toegevoegd de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein - 5'. Hier geldt de volgende regel:

Risicovolle activiteiten waarop het Besluit externe veiligheid inrichtingen van toepassing is, zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein - 5'.

De aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein - 4', waarmee tevens een kinderdagverblijf was toegelaten, is vervallen.

Hoofdstuk 5 Uitvoerbaarheid

5.1 Economische uitvoerbaarheid

Met dit wijzigingsplan wordt de bestemmingswijziging mogelijk gemaakt. Voor deze ontwikkeling is een anterieure overeenkomst afgesloten tussen de gemeente en de initiatiefnemer. De economische uitvoerbaarheid is hiermee gewaarborgd.

5.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Wettelijk overleg

Het voorontwerpwijzigingsplan "Hoefweg-Noord (Prisma), Hoogvliet" is in het kader van het overleg aan de wettelijke overlegpartners toegezonden. De resultaten van het overleg zijn opgenomen in de 'Nota overleg wijzigingsplan “Hoefweg-Noord (Prisma), Hoogvliet”', die als bijlage 4 bij de toelichting is gevoegd.

Inspraak

Gelet op aard van het plan is afgezien van het houden van inspraak.

Zienswijzen

Het ontwerpwijzigingsplan heeft conform de bepalingen van de Wet ruimtelijke ordening 6 weken ter inzage gelegen van 21 november 2017 t/m 2 januari 2018 . Gedurende die periode konden belanghebbenden een zienswijze indienen. Tegelijkertijd hebben de ontwerpomgevingsvergunningen ter inzage gelegen, conform het coördinatiebesluit d.d. 12 oktober 2017 dat als bijlage 5 bij de toelichting is gevoegd. Gedurende de inzagetermijn is één zienswijze ingekomen gericht tegen de ontwerpomgevingsvergunnning 1e fase. Deze is beantwoord en gekoppeld aan de omgevingsvergunning. Tegen het ontwerpwijzigingsplan zijn geen zienswijzen ingediend.