direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Julianaweg 5, Hensbroek
Status: vastgesteld
Plantype: wijzigingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1598.WPLGJulianaweg5-va01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

Op het perceel Julianaweg 5 te Hensbroek is een tuindersbedrijf aanwezig. De eigenaar van het perceel heeft de bedrijfsactiviteiten ter plaatse beëindigd en wil de bedrijfsbebouwing afbreken. Het doel is om door middel van de compensatieregeling, een woonfunctie mogelijk maken. De bestaande woning wordt daarbij vervangen door een nieuwe woning. De bestaande woning is verouderd en heeft geen specifieke ruimtelijke karakteristiek die kenmerkend is voor het omliggende landschap (storende bebouwing). Door middel van de nieuwbouw wil de initiatiefnemer de ruimtelijke kwaliteit op het perceel verbeteren. Daarnaast wordt voor de gesloopte bedrijfsbebouwing een tweede woning terug worden gebouwd (compensatie). Om de gewenste ontwikkeling mogelijk te maken moet het bestemmingsplan Buitengebied worden gewijzigd. Dit wijzigingsplan geeft daarvoor het juridische kader.

1.1 Het plangebied

Het perceel Julianaweg 5 te Hensbroek is het plangebied van dit wijzigingsplan. Het plangebied ligt aan de Julianaweg, 500 meter na de aansluiting van die weg met de Dorpstraat. Deze wegen vormen de ontsluiting van het plangebied met de dorpskern van Hensbroek. Het plangebied ligt ten westen van de dorpskern. In de volgende afbeelding is de ligging van het plangebied aangegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1598.WPLGJulianaweg5-va01_0001.png"

Figuur 1. Ligging plangebied

De begrenzing van het plangebied is gelijk aan de perceelsgrens van het perceel Julianaweg 5. Het gehele perceel wordt meegenomen in de ontwikkelingen.

1.2 Geldend bestemmingsplan

Op dit moment geldt voor het plangebied het bestemmingsplan “Landelijk Gebied” van de gemeente Koggenland. Dit is op 27 juli 2013 vastgesteld en inmiddels onherroepelijk. Het project is op grond van het bestemmingsplan niet toegestaan. In het bestemmingsplan heeft het perceel Julianaweg 5 te Hensbroek de bestemming “Agrarisch”, met een bouwvlak waarbinnen de huidige bebouwing is toegestaan. De bestemming Agrarisch is gericht op het agrarisch grondgebruik. De functie wonen is daarbij alleen toegestaan wanneer het ten behoeve van dit agrarisch gebruik of voor de huisvesting van personeel is. Wonen als primaire functie is planologisch dus niet toegestaan.

Het perceel heeft daarnaast een dubbelbestemming “Waarde – Archeologie 5”. Deze bestemming geeft aanvullende regels op de bouwmogelijkheden en mogelijkheden voor werken of werkzaamheden anders dan bouwen. In de dubbelbestemming is een bouwverbod opgenomen voor bouwwerken met een oppervlakte van minimaal 10.000 m2. Dit plan blijft onder de 10.000 m2, onderzoek naar archeologie is voor de uitbreiding dus niet nodig. Met betrekking tot archeologie is het plan voorgelegd aan de dienst "Archeologie West-Friesland". Deze dienst heeft het perceel vrijgegeven, enige vorm van onderzoek is niet nodig voor dit perceel (zie ook bijlage 1). De dubbelbestemming die gold hoeft niet overgenomen te worden.

Hieronder is een uitsnede van het geldende bestemmingsplan opgenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1598.WPLGJulianaweg5-va01_0002.jpg"

figuur 2 . Fragment geldend bestemmingsplan Landelijk Gebied.

1.3 Leeswijzer

Na dit hoofdstuk geeft hoofdstuk 2 een beschrijving van de huidige en gewenste situatie. De gewenste situatie moet op een goede manier in de huidige worden ingepast en is het belangrijkste uitgangspunt voor dit wijzigingsplan. In hoofdstuk 3 komt vervolgens de toetsing aan de voorwaarden bij de wijzigingsbevoegdheid aan bod. Daarbij wordt aangetoond hoe en waarom de gewenste ontwikkeling passend is. Hoofdstuk 4 geeft een overzicht van de uitvoerbaarheid, waarbij ingegaan wordt op de maatschappelijke en economische uitvoerbaarheid van het plan. Hoofdstuk 5 geeft tot slot een korte beschrijving van de juridische regeling van dit plan. De bijlagen zijn ondersteunend aan de informatie die in de verschillende hoofdstukken staat beschreven.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

In dit hoofdstuk staat een beschrijving van de huidige en gewenste situatie in het plangebied. De huidige situatie is van belang omdat de gewenste bebouwing daarin goed ingepast moet worden. De gewenste situatie is het belangrijkste uitgangspunt voor dit wijzigingsplan en wordt om die reden toegelicht.

2.1 Huidige situatie

In het plangebied bevindt zich een agrarisch erf voor de tuinbouw. De locatie ligt in het buitengebied van Hensbroek en bevindt zich in een half-open landschap met een voornamelijk agrarische functie.

Het erf heeft een agrarische bestemming en is als dusdanig ingericht. Het totale perceel heeft een oppervlakte van ongeveer 0,6 ha. Op het erf bevinden zich de volgende gebouwen en verhardingen:

  • Een bedrijfswoning, bouwjaar circa 1970.
  • Drie aangebouwde schuren met een totale oppervlakte van circa 743m2, bouwjaar circa 1980.
  • Aangebouwd afdak voor machines en opslag van circa 137m2, bouwjaar circa 1990.
  • Boogkassen van circa 160m2 .
  • Erfverharding bestaande uit beton en betonplaten van circa 750m2.

Er is geen bebouwing op het perceel aanwezig met cultuurhistorische waarde. De schuren en erfverharding zijn vanaf de weg duidelijk zichtbaar. Er is geen erfbeplanting rondom de schuren. Naast de bedrijfswoning is een ruime beschutte tuin. Hieronder zijn een aantal afbeelding opgenomen voor een beeld van de huidige situatie.

afbeelding "i_NL.IMRO.1598.WPLGJulianaweg5-va01_0003.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.1598.WPLGJulianaweg5-va01_0004.png"

Figuur 3. Plattegrond en aanzicht bestaande situatie plangebied

De bebouwing staat in een open landschap, dat bestaat uit agrarische gronden met solitaire bomen en/of laanbeplanting langs de wegen. Het plangebied is goed ontsloten voor verkeer.

2.2 Gewenste situatie

Het voorstel is om de bedrijfsmatig gebruikte bebouwing aan de Julianaweg 5 te slopen. De bedrijfswoning met bijgebouw blijft in eerste instantie gehandhaafd. De overige bebouwing wordt gesaneerd. Ter compensatie wordt medewerking gevraagd voor de bouw van één compensatiewoning (een stolp). Het heringerichte plangebied op de saneringslocatie bestaat uit twee woonkavels van circa 1.250m2 per kavel. Op den duur wordt de bestaande bedrijfswoning en daarachter gelegen bijgebouw ook gesloopt en vervangen door een stolpwoning. De woningen (hoofdgebouwen) hebben het uiterlijk van een stolp, wat betekent dat ze bestaan uit één bouwlaag met een hoog piramidevormig dak.

afbeelding "i_NL.IMRO.1598.WPLGJulianaweg5-va01_0005.png" Figuur 4. Plattegrond gewenste situatie

De maat van de stolp is karakteristiek en varieert van klein, bij een plattegrond van 12 bij 12 meter, tot groot bij een plattegrond van 20 bij 20 meter. De vormgeving van de stolpen dient niet historiserend maar herkenbaar eigentijds te zijn. De dakhelling is daarbij minimaal 50 graden. De voorgevels van beide woningen zijn georiënteerd op de straatzijde. De voorgevel van de vierkante stolp wordt herkend aan het rijker karakter dan de zij- en achtergevel. Eventuele zijvleugels en aan- of uitbouwen zijn daarnaast in maatvoering ondergeschikt aan het hoofdvolume. Bijgebouwen worden zo ver mogelijk van de stolpboerderij, aan de achterkant van het erf geplaatst en in ieder geval achter de voorgevelrooilijn. In de volgende figuur is een referentiebeeld weergegeven van eigentijdse detaillering en materiaalgebruik.

afbeelding "i_NL.IMRO.1598.WPLGJulianaweg5-va01_0006.png"

Figuur 5. Referentiebeeld eigentijdse detaillering en materiaalgebruik

De kavels zijn zo gepositioneerd dat deze de structuur van het landschap en de lintbebouwing versterken. De woonkavels liggen in het lint. Achter de kavels ligt het open polderlandschap. Bij de inrichting van het gebied zijn ook de kwaliteiten van het wonen in het buitengebied een uitgangspunt. Voordelen hiervan zijn ruimte om de woning, rust, landschap en uitzicht. Vanuit het relatief besloten karakter van de woonkavels zijn er doorzichten op het weidse omliggende landschap. De kwaliteit van het weidse landschap wordt benut en draagt bij aan de kwaliteit van de woonkavels. Verder blijft bestaande beplanting zoveel mogelijk behouden.

Op iedere kavel vindt parkeren plaats op eigen terrein, hierop is voldoende ruimte voor minimaal twee auto's. Grootschalige verharding op het voorerf wordt zoveel mogelijk voorkomen. Het voorerf (tuin) blijft op die manier zo groen mogelijk. Kleinschalige elementen zoals volières en buitenopslag horen op het achterste deel van het terrein en zijn ingepast door middel van hagen of opgaande beplanting. De sloot langs de weg blijft behouden met een natuurlijke oever. Oeverbeschoeiing, cotoneasters, klimopoevers en antiworteldoek passen niet in het landschap. De erfafscheidingen aan de andere zijden van het perceel zullen passen bij het landelijke karakter van de omgeving, zoals een haag, heesters of windsingel. Schuttingen of rietmatten op de perceelgrenzen zijn niet toegestaan. Voor een zo volledig mogelijk beeld is in de volgende figuur de gewenste situatie in de bestaande situatie geplaatst.

afbeelding "i_NL.IMRO.1598.WPLGJulianaweg5-va01_0007.png"

Figuur 6. Indicatie herinrichtingsplan

Hoofdstuk 3 Toetsing aan de voorwaarden

Dit hoofdstuk geeft een beschrijving van en toetsing aan de voorwaarden bij de wijzigingsbevoegdheid. De voorwaarden zijn hard, hieraan moet voldaan worden, om de wijziging van het bestemmingsplan voor de gewenste ontwikkeling mogelijk te maken.

3.1 Ladder voor duurzame verstedelijking, Besluit ruimtelijke ordening, artikel 3.1.6, lid 2

Bij een nieuwe stedelijke ontwikkeling is duurzame verstedelijking het uitgangspunt. Hiertoe wordt de ladder voor duurzame verstedelijking gevolgd die is vastgelegd in het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.1.6. lid 2 Bro). Deze ladder bestaat uit de volgende drie treden:

  • 1. er wordt beschreven dat de voorgenomen stedelijke ontwikkeling voorziet in een actuele regionale behoefte;
  • 2. indien uit de beschrijving, bedoeld in onderdeel a, blijkt dat sprake is van een actuele regionale behoefte, wordt beschreven in hoeverre in die behoefte binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan worden voorzien door benutting van beschikbare gronden door herstructurering, transformatie of anderszins, en;
  • 3. indien uit de beschrijving, bedoeld in onderdeel b, blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan plaatsvinden, wordt beschreven in hoeverre wordt voorzien in die behoefte op locaties die, gebruikmakend van verschillende middelen van vervoer, passend ontsloten zijn of als zodanig worden ontwikkeld.

Een toetsing aan de Ladder is voor de ontwikkeling in dit plangebied niet nodig. De realisatie van één nieuwe (extra) woning in het Landelijk Gebied wordt niet aangemerkt als een vorm van verstedelijking.

3.2 Compensatieregeling

3.2.1 Toetsingskader

De wijzigingsbevoegdheid van het bestemmingplan "Landelijk Gebied Koggenland" kan toegepast worden op het moment dat voldaan wordt aan de regels die daarbij opgenomen zijn. Het betreft de wijzigingsbevoegdheid die wijziging van de bestemming 'Agrarisch' naar 'Wonen - Stolp', ten behoeve van de bouw van de gewenste stolpen ter compensatie van het verwijderen van bebouwing. De voorwaarden waaraan voldaan moet worden zijn als volgt:

  • 1. De wijzigingsbevoegdheid wordt uitsluitend toegepast:
    • 1. Voor de bouw van één stolp naast een bestaande bedrijfswoning. Bouwen in de tweede lijn achter de bestaande lintstructuur is niet toegestaan.
    • 2. Indien alle voormalige bedrijfsbebouwing wordt verwijderd met een gezamenlijke oppervlakte van ten minste 1.000 m².
    • 3. Indien alle bijbehorende (bedrijfsmatig te gebruiken) verharding wordt verwijderd.
  • 2. Na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van 'Wonen - Stolp' van overeenkomstige toepassing zijn.
  • 3. Het bouwvlak ter plaatse wordt verwijderd, waarbij onbebouwde als agrarische grond in gebruik zijnde delen van het bouwvlak bestemd blijven voor 'Agrarisch', zodat het bestemmingsvlak voor wonen kleiner kan zijn dan het bouwvlak.
  • 4. De breedte van de beide woonpercelen aan de wegzijde ten minste 20,00 m bedraagt.
  • 5. Er sprake is van een goede inpassing in het landschap zoals opgenomen in het Beeldkwaliteitplan Landelijk Gebied.

In het Beeldkwaliteitsplan Landelijk Gebied zijn kenmerken van het landschap van het gebied opgenomen. Het plangebied is aangewezen als:

Overgangsgebied halfopen landschap. Deze landschappen hebben een meer besloten karakter en staan onder een hogere verstedelijkingsdruk. Van belang in het landschap zijn de volgende kenmerken:

  • 1. De polders liggen circa 2 meter onder NAP.
  • 2. Het landschap wordt gekenmerkt door een half besloten landschap aan de westzijde van Obdam-Hensbroek. Dit deel van de polder is vrij dicht beplant (beplantingen langs dorps-randen en waterpartijen).
  • 3. In het westelijke deel van de polder, tussen de Molendijksweg en de Gemaalweg is een aantal grotere kassenbedrijven en recreatiegebieden gesitueerd waardoor het gebied een besloten karakter heeft.
  • 4. De secundaire wegenstructuur ligt enigszins schuin ten opzichte van het hoofdlint. Bij de aansluitingen maken de wegen een knik en staan dwars op Hensbroek. Enkele van de secundaire wegen hebben een laanbeplanting. De verkaveling is onregelmatige rechthoekig van structuur en is qua richting en schaal aan de westkant duidelijk afwijkend van de omgeving. Aan de oostkant gaat de structuur geleidelijk over in dat van de naast gelegen polders.

Voor het plangebied is met betrekking tot de kenmerken van het landschap het volgende beleid van belang:

Structuurbepalende landschapselementen

  • 1. Bij wijziging in slotenpatroon, de waterstructuur van de wielen en ringsloten versterken.
  • 2. Kleinschaligheid van de bebouwingskarakteristiek en de erven als beeldbepalende karakteristiek behouden.
  • 3. Kleinschalige beplantingen koppelen aan de hoofdas.
  • 4. Het westelijk deel van de polder is rijk aan kleinschalige beplantingen.

Overige ontwikkelingen

  • 1. Ontwikkelingen aan secundaire structuren koppelen, met concentratie in het gebied tussen de Gemaalweg en de Molendijksweg.
  • 2. Ruimtelijke structuur en kwaliteit van westelijk deel van de polder tussen de Gemaalweg en de Molendijksweg versterken en richting geven. Bijvoorbeeld door de Weeresloot, de oorspronkelijke ontginningsas te benutten als recreatief verbindend element met begeleidende wandel- en fietsroute.
  • 3. Kwaliteitseisen stellen aan de landschappelijke inpassing bij wijziging van functie en grootschalige uitbreiding van boerderijerven.
  • 4. Ruimte voor ruimte regeling toepassen ten behoeve van de sanering van bestaande verstorende (bedrijfs)bebouwing.

Het plan biedt onder meer ruimtelijke kwaliteiten op de volgende punten:

  • Grote afname bebouwd en verhard oppervlak (zichtbaar langs de wegen);
  • Plan past in de rationele structuur van de polder;
  • Groen en bebouwing vormen een cluster aan het ontginningslint en accentueren de lintstructuur;
  • Rust, ruimte en uitzicht staan centraal.

Erfinrichting

Voor de ontwikkeling en het behoud van het landschap wordt ingezet op het op een goede wijze inpassen van nieuwe ontwikkelingen in het landschap. Voor een groot aantal ruimtelijke ingrepen moet daarom een erfinrichtingsplan opgesteld te worden. De situering van het erf, de interne situering op het erf, de aansluiting van het erf op de omgeving, de bebouwingskarakteristieken en de landschappelijke aankleding zijn van belang bij het opstellen en schetsen van een erfinrichtingsplan.

Situering erf

  • 1. Over het algemeen zijn boerderijerven in Koggenland gesitueerd aan de weg. Bij uitbreiding van het erf dient aangesloten te worden op de huidige ligging van het erf ten opzichte van de weg, in de lengterichting of in de dwarsrichting. Hierdoor blijft de bestaande openheid van het tussen de linten gelegen landschap behouden en blijven bestaande doorzichten vanuit het lint naar het achterliggende landschap behouden.
  • 2. De boerderijerven zijn in de woon bebouwingslinten en agrarische bebouwingslinten voornamelijk in de dwarsrichting aan de weg gesitueerd. Bij vergroting van het erf wordt
  • 3. aangesloten op de huidige richting en dient rekening gehouden te worden met doorzichten vanuit het lint en afstand tot bestaande watergangen, kades en dijken.
  • 4. De erven los van de oorspronkelijke lintstructuur zijn voornamelijk in de lengterichting aan de weg gesitueerd. Bij hoge uitzondering is een erf op enige afstand tot de weg gesitueerd (eilanderf). Bij de situering van het erf op enige afstand van de lintstructuur dient het erf aan drie zijden ingepast te worden door middel van beplanting of door middel van een grondlichaam met beplanting.

Interne situering

  • 1. Op het terrein is duidelijk sprake van één hoofdgebouw en meerdere bijgebouwen.
  • 2. Door beplantingen worden de verschillende onderdelen op het erf met elkaar verbonden.
  • 3. Overige bedrijfsgebouwen op een erf van een stolp worden zoveel mogelijk achter de achterste gevel van de stolp geplaatst.
  • 4. Ter hoogte van de entree van het gebouw is de ruimte tussen de stolp en overige gebouwen minimaal 5 meter.
  • 5. Kleinschalige elementen zoals volières en buitenopslag horen op het achterste deel van het terrein en zijn ingepast door middel van hagen of opgaande beplanting.
  • 6. Grootschalige bebouwing in de linten wordt naar achteren geplaatst zodat deze niet dominant wordt in de lintstructuur die voornamelijk gekarakteriseerd wordt door kleinschalige lintbebouwing en stolpen.

Aansluiting van het erf op de omgeving

  • 1. De breedte van de scheidende watergang tussen de weg en het erf wordt zo veel mogelijk gerespecteerd.
  • 2. De breedte van een dam of brug over de scheidende sloot bedraagt maximaal 5 meter.
  • 3. Het aantal erftoegangen in de woonlinten wordt per bedrijf zoveel als mogelijk beperkt tot één.
  • 4. Er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt; Zie hiervoor 3.3.1.
  • 5. de geluidsbelasting niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere waarde;
    geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke en landschappelijke waarden, waaronder zichtlijnen en openheid, de cultuurhistorische waarden, het bebouwingsbeeld en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden (zie ook 3.3).
3.2.2 Toetsing gewenste ontwikkeling aan het kader
  • 1. De nieuwe woning komt naast de bestaande woning te staan. Het lint wordt hierdoor versterkt en komt hierdoor goed tot zijn recht. Aan deze norm wordt voldaan. De woningen in het plangebied worden stolpwoningen. Zie hiervoor ook 3.2.1 en 3.3.
  • 2. Alle bestaande bedrijfsbebouwing die gesloopt wordt heeft een totale oppervlakte van 743+137+160= 970 m2. Dit komt zeer dicht in de buurt van de gewenste 1000 m2.
  • 3. Circa 750 m2 wordt verwijderd om de gewenste bestemming te realiseren. Aan deze norm wordt voldaan.
  • 4. In de nieuwe situatie is geen sprake meer van bedrijfsbebouwing. De gronden ten westen en zuiden van de schuren op dit perceel zijn bestemd voor landbouwgrond.
  • 5. Beide percelen hebben aan de wegzijde een grotere breedte dan twintig meter. De oppervlaktes van beide percelen zijn ongeveer 1.250 m2 per perceel.
  • 6. Aanwijzingen voor de erfsituering staan opgenomen in 2.2. Verder is in dit plan zoveel mogelijk rekening gehouden met de nokrichting, deze wordt evenwijdig aan of haaks op de verkavelingsrichting of weg georiënteerd. De voorgevel is representatief en georiënteerd. Het perceel wordt niet vergroot, alleen anders ingericht. De plaats van de bestaande woning past in de oorspronkelijke lintstructuur. Door de nieuwe woning er naast te bouwen, in dezelfde bouwrichting, wordt deze lintstructuur gewaarborgd.
  • 7. De bebouwing staat nader beschreven in 2.2 en het beeldkwaliteitplan in bijlage 2.
  • 8. In het plan wordt de bestaande situatie ten aanzien van de watergang en het erf behouden. Verder krijgt de nieuwe woning een eigen erftoegang omdat het gaat om een aparte kavel. Zo krijgt elke woning een eigen oprit. De positie van deze nieuwe erftoegang is nader te bepalen.

De nieuwe woningen in het plangebied zijn geluidgevoelige objecten. Voor verschillende wegen in de gemeente Koggenland is een onderzoek gedaan naar de ligging van de voorkeursgrenswaarde (48 dB). Dit is ook voor de Julianaweg gedaan. Hieruit blijkt dat deze contour op de rand van de weg ligt. De woningen kunnen zonder meer gebouwd worden in het gebied met een lagere geluidsbelasting dan de voorkeursgrenswaarde.

3.3 Woningsplitsing Wonen - Stolp

3.3.1 Toetsingskader

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat een woonhuis, al dan niet gepaard gaande met interne bouwactiviteiten, wordt gebruikt voor meer dan één woning, mits:

  • 1. er wordt gesplitst in ten hoogste twee woningen, waarbij de splitsing noodzakelijk moet zijn in verband met de handhaving van de stolpboerderij en de karakteristieke eigenschappen van het gebouw;
  • 2. in afwijking van sublid 1 wordt gesplitst in ten hoogste drie of vier woningen, indien sprake is van een stolpboerderij met een dubbel respectievelijk driedubbel vierkant, waarbij de splitsing noodzakelijk moet zijn in verband met de handhaving van de stolpboerderij en de karakteristieke eigenschappen van het gebouw;
  • 3. vooraf advies is ingewonnen bij de Boerderijen Stichting Noord-Holland of een andere daarmee vergelijkbare onafhankelijke en ter zake deskundige;
  • 4. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de karakteristieke eigenschappen van de stolpboerderij;
    • a. er voldoende parkeergelegenheid is op het bijbehorende erf;
  • 5. buitenopslag niet is toegestaan;
  • 6. geen splitsing plaatsvindt tussen de woning en de opstallen;
  • 7. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
  • 8. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het bebouwingsbeeld, de cultuurhistorische, landschappelijke en natuurlijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
3.3.2 Toetsing gewenste ontwikkeling aan het kader
  • 1. Er is sprake van een splitsing in twee woningen. Zie verder lid 2.
  • 2. Er is sprake van een splitsing in twee woningen, waarbij de nieuwe woning gebouwd wordt als stolp. De bestaande bedrijfswoning is niet een stolp, hierdoor is het niet mogelijk om de nieuwe woning aan de bestaande woning vast te bouwen. Om de nieuwe stolp woning en de karakteristieke eigenschappen tot zijn recht te laten komen, is een splitsing noodzakelijk.
  • 3. Advies stichting is ingewonnen. Dit geldt alleen bij de bestaande stolpen, niet bij nieuw te bouwen stolpen.
  • 4. De nieuwe woning zal een stolp worden. Hierbij wordt rekening gehouden met karakteristieke eigenschappen. Doordat de woning nog gebouwd moet worden, wordt bij voorbaat geen onevenredig afbreuk gedaan aan deze eigenschappen.
    • a. Voor het parkeren bij de nieuwe functie moet rekening worden gehouden met de parkeerkencijfers zoals het CROW deze gepubliceerd heeft. Dit betekent dat per woning 2,0 - 2,8 parkeerplaats (koop, vrijstaand, niet stedelijk, buitengebied) gerealiseerd moet worden. Het parkeren voor de nieuwe functie kan volledig op het perceel plaatsvinden, hiervoor heeft dit perceel voldoende oppervlak. Zie hiervoor ook 2.2.
  • 5. Er is geen sprake van buitenopslag, aan deze voorwaarde wordt daarom voldaan.
  • 6. Er zijn geen vrijstaande opstallen bij zowel de bestaande woning als de nieuwe woning.
  • 7. In paragraaf 3.4.1 is mede ingegaan op de verhouding tot bestaande bedrijven is en in hoeverre de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt.
  • 8. In paragraaf 3.4.2 is ingegaan op de natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden en in 3.4.4 is ingegaan op het bebouwingsbeeld.

3.4 Milieu en omgevingstoets

In deze paragraaf vindt een toetsing plaats aan de van belang zijnde aspecten vanuit milieu en de omgeving. Daarbij wordt achtereenvolgens gekeken naar de milieusituatie, de natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden, de woonsituatie, het bebouwingsbeeld, de externe veiligheid en de waterhuishoudkundige situatie.

3.4.1 Milieusituatie

Op basis van VNG publicatie 'Bedrijven en milieuzonering' zijn richtlijnen gegeven voor de afstand tussen een milieubelastende activiteit (zoals een bedrijf) en een gevoelige functie (zoals een woning). De afstand vanaf Julianaweg 6 te Hensbroek tot een woning van derde moet volgens de VNG uitgave “Bedrijven en milieuzonering, editie 2009” 50 meter (categorie 3.1) bedragen. Volgens deze uitgave mag de afstand met één afstandstap worden verlaagd als er sprake is van een omgevingstype gemengd gebied. Een omgevingstype gemengd gebied is een gebied met een matige tot sterke functiemenging. Direct naast woningen komen ook andere functies voor, zoals winkels, horeca en kleine bedrijven. Ook lintbebouwing in het buitengebied met overwegende agrarische en andere bedrijvigheid kan als gemengd gebied worden beschouwd. Rond het plangebied is daarom sprake van een gemengd gebied. De reductie naar een afstand van 30 meter is daarmee te rechtvaardigen. De afstand tussen het plangebied (gemeten vanaf de bedrijfswoning) en het bedrijf tegenover dit gebied (ook gemeten vanaf de bedrijfswoning, het bedrijf ligt daar achter) is ongeveer 50 meter. De afstand tot aan het bedrijf achter die bedrijfswoning is zelfs 100 meter. Beide (stolp)woningen ondervinden hiervan geen last.

Mocht het bedrijf tegenover het plangebied in de toekomst willen uitbreiden of zich op een andere manier ontwikkelen, dan staat dit plan deze ontwikkeling niet in de weg. De ontwikkelingsruimte voor het bedrijf ligt bij recht niet in de richting van de woningen. Verder wordt er met dit plan juist ingespeeld op landschappelijke winst. Er is dan ook geen sprake van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven. Geconcludeerd wordt dat voor de bewoners van het plan en de omliggende bedrijven de milieusituatie niet verslechtert door de verandering op het perceel Julianaweg 5.

Bij de omgevingsvergunning voor het bouwen van de gewenste nieuwbouw moet een bodemonderzoek geleverd worden. Dit onderzoek moet aantonen dat de bodem voldoende kwaliteit heeft voor de gewenste nieuwe ontwikkeling. De bodem wordt voor de woningbouw wanneer nodig gesaneerd, hierdoor verbetert de milieusituatie.

3.4.2 Natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden

Het plangebied en haar directe omgeving zijn niet aangewezen als een gebied met beschermde natuurlijke waarde en heeft hierop dus ook geen invloed. Hiervoor zijn in het bestemmingsplan "Landelijk Gebied Koggenland" eigen bestemmingen opgenomen. Het gebied rond het plangebied is te karakteriseren als een open landbouw gebied. Door de gewenste ontwikkeling worden de landschappelijke waarden niet verstoord. De bebouwing wordt zo veel mogelijk op een goede manier ingepast (zie ook pagina 8 en verder van het beeldkwaliteitplan in bijlage 2). In en in de directe omgeving van het plangebied zijn geen beschermde natuurgebieden (Natura 2000) en ecologische hoofdstructuur (EHS) aanwezig. De ontwikkeling is bovendien dusdanig van aard en schaal dat negatieve effecten op verder gelegen gebieden niet verwacht worden.

Wel kunnen in een gebied beschermde soorten aanwezig zijn. Bij de werkzaamheden aan de bebouwing (bijv. sloop) en aan de openbare ruimte (bijv. graven/dempen van watergangen) kunnen beschermde soorten verstoord worden of kan leefgebied van beschermde soorten verdwijnen. Het is daarom van belang om tijdig te achterhalen of sprake is van beschermde soorten in het plangebied, welke dit zijn en hoe er in de planvorming rekening mee gehouden wordt. Een onderzoek hiernaar is nodig. De resultaten van dit onderzoek (zie bijlage 3) worden in een later stadium in dit plan toegevoegd. Bij het onderzoek wordt rekening gehouden met de nieuwe situatie in het plangebied zoals dit op pagina 8 en verder van het beeldkwaliteitplan in 2 is beschreven. De verwachting is dat na realisatie van het plan geen verstoring van beschermde soorten optreedt. Het gaat immers om een verandering van de bestemming van gronden die tot heden (intensief) gebruikt zijn voor bedrijfsdoeleinden naar landbouwgrond. Voor de sloop van de huidige bebouwing voor bedrijfsdoeleinden is onderzoek nodig, in verband met mogelijke aanwezigheid van beschermde soorten. Bestaande waterlopen worden niet gedempt en de bomen worden niet (onnodig) gekapt.

Zoals aangegeven in 1.2 is een archeologisch onderzoek niet van belang. In het plangebied is daarnaast geen sprake van een rijks- en gemeentelijk monument of karakteristieke bebouwing. Hier hoeft bij de ontwikkeling in het plangebied geen rekening mee gehouden te worden. Wel is het van belang te kijken naar de kernkwaliteiten van het landschap. Dit is ook besproken in 3.2.

3.4.3 Woonsituatie

In verhouding staan de twee stolpen in het plan vrij dicht bij elkaar staan. Andere woningen en bedrijven zijn, zoals opgenomen is in 3.4.1 gevestigd op 50 meter of verder. De woningen hebben een eigen ruim opgezette tuin met op de erfgrens bomen. De verwachting is dat de bewoners daarom geen last van elkaar en de directe omgeving zullen hebben.

De aangrenzende grond, de rest van het perceel, is in gebruik als landbouwgrond; grasland voor de veehouderij en akkerland voor onder meer de bloementeelt. Deze extra landbouwgrond ontstaat door het stoppen met bedrijfsactiviteiten en slopen van de bedrijfsgebouwen. Dit levert een meerwaarde op voor de bewoners wanneer het gaat om rust, ruimte en uitzicht.

Indirecte hinder door een toename van bijvoorbeeld verkeersbewegingen wordt niet verwacht. Door het wegvallen van de bedrijfsdoeleinden daalt het aantal verkeersbewegingen eerder dan het stijgt. Verder vinden activiteiten als parkeren en laden en lossen geheel op het eigen erf plaats. De directe omgeving ondervindt hiervan geen hinder.

3.4.4 Bebouwingsbeeld

Door het gebruik van dezelfde materialen en kleuren past de nieuwbouw goed bij de bestaande bebouwing op het perceel. De uiteindelijke bebouwingsmassa vermindert doordat de bedrijfslocatie wordt vervangen door een woning met een veel kleinere oppervlakte. Tot slot vindt een dusdanige erfinrichting plaats, dat de bebouwing op een goede manier in het landschap ingepast wordt. Meer informatie hierover staat in 3.2.

3.4.5 Externe veiligheid

In en direct rond het plangebied is geen sprake van transportroutes voor gevaarlijke stoffen over de weg en van risicovolle inrichtingen.

Op ruim 1.000 meter westelijk van het plangebied zijn hogedrukgasleidingen aanwezig. Het gaat daarbij om buizen van 36” en 66 bar en een buis van 24” en 80 bar. Deze hebben plaatsgebonden risicocontour (PR) en een invloedsgebied van het groepsrisico (GR). Beide leveren voor het plangebied geen beperkingen op. Het PR ligt op de hoogte van het plangebied direct rond de buisleiding en daarmee buiten het plangrens. Voor het GR zijn inventarisatieafstanden bekend. Deze is voor de buis van 36”en 66 bar 430 meter vanaf de buis. Voor de buis van 24”en 80 bar is dit 330 meter. De buizen geven geen risico's voor het plangebied, vanwege de ruime afstand tot de buizen en een zeer beperkte toename van het aantal personen in het plangebied.

Rond de buisleiding is een vrijwaringszone aanwezig. Deze ligt 5 meter aan weerszijden rond de buisleiding. In deze vrijwaringszone is het niet toegestaan bebouwing en diepwortelende beplanting te plaatsen, ter bescherming van de buisleiding. De beschermende regeling voor de buisleiding wordt overgenomen uit het bestemmingsplan Landelijk Gebied.

3.4.6 Waterhuishoudkundige situatie

Het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier (HHNK) is om een advies gevraagd door de watertoets te doen via www.dewatertoets.nl. Hieruit blijkt dat het plan een beperkte invloed heeft op de waterhuishouding en dat de korte procedure moet worden gevolgd. Het Hoogheemraadschap heeft door middel van een e-mail een advies gegeven, deze is bijgevoegd in bijlage 4 bij deze toelichting.

Uitkomst wateradvies:

In dit plan is geen sprake van een toename van de verharding (en bebouwing), maar juist van een afname. Compenserende maatregelen hoeven niet uitgevoerd te worden, omdat de ontwikkeling slechts een klein gevolg heeft voor de waterhuishoudkundige situatie.

Het HHNK heeft de ambitie om 100% van het hemelwater van nieuwe oppervlakken te scheiden van het afvalwater. Voorwaarde is wel dat het hemelwater als schoon kan worden beschouwd. Bij voorkeur wordt afstromend hemelwater van verharde oppervlakken eerst voorgezuiverd door een berm, wadi of bodempassage.

In dit plan is geen sprake van activiteiten die als gevolg kunnen hebben dat vervuild hemelwater naar het oppervlaktewater afstroomt. Het hemelwater kan dus als schoon worden beschouwd. Het is daarom niet doelmatig om het af te voeren naar de rioolwaterzuiveringsinrichting. Voor nieuwe ontwikkelingen wordt daarbij geadviseerd om een gescheiden stelsel aan te leggen. Met het oog op de waterkwaliteit is het beter om het gebruik van uitloogbare materialen zoals koper, lood en zink zoveel mogelijk te voorkomen. In dit plan wordt rekening gehouden met het scheiden van afvalwater en hemelwater. De watergangen rondom het plangebied kunnen het afstromend hemelwater opvangen. Het bestaande riool is geschikt voor het afvalwater. Voor de nieuwbouw wordt een nieuwe aansluiting op het riool gerealiseerd.

Hoofdstuk 4 Uitvoerbaarheid

Wettelijk bestaat de verplichting om inzicht te geven in de uitvoerbaarheid van een wijzigingsplan. Hierbij wordt een onderscheid gemaakt in de maatschappelijke en de economische uitvoerbaarheid.

4.1 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Het wijzigingsplan doorloopt de procedure zoals vastgelegd in artikel 3.6 lid 1 sub a van de Wet ruimtelijke ordening (Wro). Door het voeren van de genoemde procedure, met de daarbij horende zienswijzen-, c.q. beroepsprocedure, wordt de maatschappij betrokken bij het plan.

In eerste instantie is het wijzigingsplan voorgelegd aan de verplichte overlegpartners (volgens artikel 3.1.1. Bro); de provincie Noord-Holland en het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier. Deze hebben aangegeven in te kunnen stemmen met het plan.

Het ontwerpwijzigingsbesluit met bijbehorende stukken heeft vanaf 15 juni 2015 gedurende zes weken ter inzage gelegen. Tijdens de genoemde periode zijn door belanghebbenden bij het college van Burgemeester en Wethouders geen zienswijzen ingediend over het ontwerpwijzigingsbesluit.

Het plan is vervolgens op 4 augustus 2015 vastgesteld. De vaststelling van het wijzigingsplan is door het College van Burgemeester en Wethouders bekend gemaakt en ter inzage gelegd. Tegen het besluit is beroep mogelijk bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

4.2 Economische uitvoerbaarheid

Voor de uitvoerbaarheid van dit plan is het van belang te weten of het economisch uitvoerbaar is. De economische uitvoerbaarheid wordt enerzijds bepaald door de exploitatie van de plannen (financiële haalbaarheid) en anderzijds door de wijze van kostenverhaal van de gemeente (grondexploitatie).

4.2.1 Financiële haalbaarheid

Het project is een particulier initiatief. De particulier sloopt de bestaande agrarische bebouwing en bouwt hiervoor de gewenste stolpen terug. Door de verkoop van de nieuwe woningen/wooneenheden komen hiervoor voldoende financiële middelen beschikbaar.

4.2.2 Grondexploitatie

Op de gewenste ontwikkeling is de grondexploitatieregeling van de Wet ruimtelijke ordening van toepassing. Dit betekent dat de gemeente Koggenland het kostenverhaal kan regelen door een exploitatieplan vast te stellen. Dit publiekrechtelijke traject is niet nodig op het moment dat tussen de gemeente en initiatiefnemer een overeenkomst wordt gesloten waarin afspraken worden gemaakt over het kostenverhaal. Een overzicht van de kosten die de gemeente kan verhalen is opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening.

Bij dit wijzigingsplan is de vaststelling van een exploitatieplan niet nodig. De gemeente heeft het kostenverhaal, door middel van een overeenkomst met de initiatiefnemer, verzekerd. Een deel van deze overeenkomst betreft de planschade.

Hoofdstuk 5 Juridische regeling

Het wijzigingsplan bestaat uit een ruimtelijke verbeelding van het plan en de daarbij horende juridische regeling. Deze juridische regeling bestaat uit regels, waaronder de bestemmingsregels. Deze zijn nodig in verband met het bieden van de gebruiks- en bouwmogelijkheden voor het bedrijf en de uitbreiding daarvan. Dit hoofdstuk geeft een korte toelichting op de juridische regeling van dit wijzigingsplan.

Dit wijzigingsplan wijzigt alleen de ruimtelijke verbeelding van het bestemmingsplan Landelijk Gebied Koggenland. De regels van Agrarisch en Wonen – Stolp blijven ongewijzigd en worden van toepassing verklaard op dit wijzigingsplan.

De nieuwe stolpen worden mogelijk gemaakt door de bestemming “Wonen – Stolp”. Hierbij worden op de verbeelding bouwvlakken opgenomen voor de gewenste locatie van de nieuwe stolpen. Daarbij wordt uitdrukkelijk rekening gehouden met de gewenste inpassing zoals die in paragraaf 2.2 en in het beeldkwaliteitplan in Bijlage 2 zijn beschreven. Daarnaast is rekening gehouden met de milieusituatie, zoals opgenomen in paragraaf 3.4.1, en de externe veiligheid, zoals opgenomen in paragraaf 3.4.4. Voor de regels van deze bestemming wordt verwezen naar het bestemmingsplan “Landelijk Gebied Koggenland”, zoals de wijzigingsregels voor de compensatieregeling vereisen.

Op het achterliggende gebied blijft de bestemming “Agrarisch” van toepassing. Tot slot ligt op de westzijde van het perceel van de linker stolpwoning een 'vrijwaringszone - (energie-)infrastructuur'. Ook voor de regels van deze bestemmingen wordt verwezen naar het bestemmingsplan "Landelijk Gebied Koggenland".