vastgesteld |
NL.IMRO.1586.PBBUI001-VG04 |
Omgevingsvergunning voor nieuwbouw woning Schoppenweg 9 te Zieuwent |
Omgevingsvergunning |
Juli 2011 |
Inlichtingen: |
Afdeling Ruimtelijke ontwikkeling en Beheer |
N. Rondeel |
Telefoonnummer 0544-393482 |
Op 15 januari 2011 heeft de eigenaar van de woning Schoppenweg 9 te Zieuwent een verzoek ingediend voor algehele nieuwbouw van de bestaande woning Schoppenweg 9 te Zieuwent. Het onherroepelijke bestemmingsplan 'Buitengebied 1998, herziening 47' ten behoeve van functiewijziging van agrarisch naar wonen maakt woningsplitsing van de bestaande boerderij mogelijk. Uit een bouwtechnisch rapport is echter gebleken dat het te behouden voorhuis van de boerderij in dusdanige slechte staat verkeerd dat algehele nieuwbouw aan de orde is. Het college van burgemeester en wethouders van Oost Gelre hebben naar aanleiding van het ingediende bouwtechnisch rapport ingestemd met algehele nieuwbouw van de voormalige boerderij waarna deze mag worden gesplitst in twee wooneenheden.
Woningsplitsing door middel van nieuwbouw past niet in het geldende bestemmingsplan. Het project kan gerealiseerd worden met een projectafwijking zoals bepaald in artikel 2.12, eerste lid, onder a, sub.3 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (WABO). Deze afwijking kan alleen toegepast worden indien de activiteit niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Hiervoor is de voorliggende ruimtelijke onderbouwing opgesteld.
Het plangebied is gelegen aan de Schoppenweg 9 te Zieuwent welke is gelegen in het buitengebied van Oost Gelre aan de westzijde van het kerkdorp Zieuwent. De (globale) begrenzing van het plangebied is hieronder weergegeven.
Een aanzicht van het huidige perceel waarbij een aantal bedrijfsgebouwen reeds zijn gesloopt naar aanleiding van de herziening bestemmingsplan, herziening 47, welke de functiewijziging van agrarisch naar wonen mogelijk maakt:
Het plangebied is in het geheel gelegen in bestemmingsplan "Buitengebied 1998, herziening 47, (functiewijziging van agrarisch naar wonen Schoppenweg 9 te Zieuwent)'. Het perceel heeft de bestemming Wonen 1. Binnen het bouwvlak met de aanduiding 'vrij' is uitsluitend een voormalige (traditionele) boerderij toegestaan voorzien van maximaal twee wooneenheden.
In dit hoofdstuk worden de uitgangspunten van het voorliggende plan beschreven. Er wordt ingegaan op de omgeving en hoe het plan ingepast wordt in de omgeving.
Door de gemeenteraad van Oost Gelre is op 9 februari 2010 het bestemmingsplan "Buitengebied 1998, herziening 47, functiewijziging van agrarisch naar wonen Schoppenweg 9 te Zieuwent" vastgesteld. Dit bestemmingsplan is onherroepelijk. Dit bestemmingsplan maakt het mogelijk om, na sloop van alle bedrijfsgebouwen, een nieuwe woning met bijgebouw te bouwen. Daarnaast is woningsplitsing van de bestaande boerderij mogelijk waarbij het achterhuis geschikt wordt gemaakt voor bewoning. Dit geschied door middel van sloop en nieuwbouw van dit deel van de boerderij.
Uit een opgesteld bouwtechnisch rapport is echter gebleken dat het bestaande voorhuis in dusdanig slechte staat verkeert dat handhaving hiervan niet haalbaar is. Het bouwtechnisch rapport is als bijlage bijgevoegd.
Door de afdeling bouwen is op 8 februari 2011 een inspectiebezoek uitgevoerd aan de te slopen boerderij. Zij geven het volgende aan: "Het voorhuis is karakteristiek. De roede-indeling van de kozijnen, wolfseind en wildverband van het metselwerk maken het voorhuis typerend voor de jaren '20/'30. De woning heeft ook intern karakteristieke elementen behouden zoals kelder, een opkamer en een karakteristieke tegelschouw. Daarnaast zijn bouwhistorische waarden behouden gebleven in de vorm van de oude kap constructie onder de kap. De kozijnen zijn op enkele plaatsen slecht. Er is gebruik gemaakt van hardhout. Ook is het metselwerk in de voorgevel niet overal oorspronkelijk. De geveluitstraling wel. Om zo veel mogelijk te kunnen voldoen aan de nieuwbouw-eisen van het Bouwbesluit (met name isoleren en vrije hoogtes) zal het voorhuis dusdanig moeten worden aangepast dat de karakteristieke elementen (zoals paneeldeuren en kozijnen) verloren gaan. Ook verkeert het voorhuis constructief in een matige staat. De gebintconstructie met sporenkap is tevens karakteristiek. Enkele gebintstijlen zijn reeds afgezaagd en worden opgevangen door stalen balken".
Vanwege de karakteristieke uitstraling van het voorhuis is door middel van een algehele herziening voor het perceel Schoppenweg 9 meegewerkt aan woningsplitsing waarbij het achterhuis (de deel) verbouwd mocht worden tot tweede woning. Door middel van algehele nieuwbouw zal het karakteristieke van de oude boerderij verdwijnen. Aan het verzoek is derhalve verbonden dat de nieuwe woning dezelfde uitstraling, vorm, maatvoering en karakteristieke elementen dient te bevatten (zoals kozijnen met roede-indeling en betonnen raamdorpel, kruisverband met dezelfde soort stenen, voegen en dakpannen) zoals het oorspronkelijke voorhuis had.
In onderstaande afbeelding is de nieuw te bouwen boerderij weergegeven.
De nieuw te bouwen boerderij past in het bouwvlak zoals aangegeven in het vigerende bestemmingsplan van 9 februari 2010. In het bestemmingsplan is aangegeven dat bij iedere woning een bijgebouw aanwezig mag zijn van maximaal 70 m2. Daarbij is aangegeven dat de bijgebouwen in het daarvoor bestemde bouwvlak mogen worden opgericht.
Bij het ingediende bouwplan voor de boerderij wordt zowel aan het voorhuis als aan het achterhuis een carport gebouwd welke als bijgebouw dient te worden aangemerkt. Omdat bijgebouwen alleen in het daarvoor bestemde bouwvlak mogen worden opgericht voldoet het bouwplan niet aan de regels zoals gesteld in het vigerende bestemmingsplan.
Momenteel wordt een algehele herziening van het bestemmingsplan Buitengebied 1998 voorbereid. In dit bestemmingsplan wordt de maximale maat van 70 m2 voor bijgebouwen opgewaardeerd naar 100 m2. Vooruitlopend hierop hebben wij gemeend deze aanvraag te toetsen aan het toekomstige bestemmingsplan en toe te staan dat de te plaatsen bijgebouwen aan de woningen de 70 m2 per woning mag overschrijden. Wel dient de losstaande bijgebouwen te worden geplaatst in het daarvoor bestemde bouwvlak welke een maatvoering hebben van 70 m2 per bouwvlak.
Op 24 maart 2010 is de welstandscommissie in een vooroverleg akkoord gegaan met het plan. Voor het plan is een omgevingsaanvraag ingediend. Een afwijking van het bestemmingsplan wordt toegestaan voor dit specifieke bouwplan. De projectafwijking is noodzakelijk vanwege de algehele nieuwbouw van de voormalige (traditionele) boerderij en de geringe afwijking van het aantal vierkante meters bijgebouw.
Voor het gebied geldt een groot aantal juridische en beleidskaders. In dit hoofdstuk worden de belangrijkste samengevat die relevant zijn voor het plangebied.
Gedeputeerde Staten van Gelderland hebben op 29 juni 2005 het Streekplan Gelderland 2005 vastgesteld. De nieuwe Wet ruimtelijke ordening kent geen streekplannen meer, maar een structuurvisie, met een zelfbindende werking. Dat wil zeggen dat ze geen juridische status hebben en geen rechtstreekse doorwerking naar gemeentelijke plannen. Met de inwerkingtreding van de Wet ruimtelijke ordening per 1 juli 2008 heeft het streekplan Gelderland 2005 de status van structuurvisie gekregen. Op de streekplankaart is Gelderland onderverdeeld in een 'groenblauw' raamwerk, een 'rood' raamwerk en een multifunctioneel gebied. Het multifunctioneel gebied beslaat het grootste deel van de provincie. Dit gebied omvat de steden, dorpen, buurtschappen buiten de provinciaal ruimtelijke hoofdstructuur, waardevolle landschappen en het multifunctioneel platteland. In het provinciaal planologisch beleid wordt op deze gebieden geen expliciete provinciale sturing gericht. De vitaliteit van de multifunctionele gebieden wordt bevorderd door planologische beleidsvrijheid voor samenwerkende gemeenten onder meer gericht op vitale steden en dorpen: elke regio heeft buiten een stedelijk netwerk of een regionaal centrum vele verspreid liggende steden, dorpen en buurtschappen die tezamen het voorzieningenniveau bepalen. In en bij deze bebouwde gebieden moet de regionale behoefte aan 'dorps' wonen geaccommodeerd kunnen worden. Hoofddoel van het streekplanbeleid is het scheppen van ruimte voor de verschillende ruimtevragende functies op het beperkte oppervlak. Om krachtige steden en vitale regio's te bevorderen zijn de belangrijkste uitgangspunten "bundeling van verstedelijking aan/nabij infrastructuur" en het "organiseren in stedelijke netwerken". Bundelingsbeleid is een centraal uitgangspunt voor de wijze waarop in het Gelders ruimtelijk beleid wordt omgegaan met verstedelijking. Bundeling in Gelderland heeft tot doel:
Dit bundelingsbeleid wordt ondersteund met het woon- en werkgelegenheids-beleid in Gelderland en de (WGR-) regio’s. De hoofdinfrastructuur vormt de ruggengraat van het ‘rode’ raamwerk. Daarnaast bepaalt de infrastructuur binnen de stedelijke netwerken de ruimtelijke organisatie van functies binnen de stedelijke netwerken. De vervoersknooppunten in het rode raamwerk zijn belangrijke aanknopingspunten voor intensivering van ruimtegebruik met stedelijke functies op netwerkniveau en van regionale aard en schaal.Naast de drie stedelijke netwerken en drie regionale centra maakt Barneveld deel uit van het rode raamwerk vanwege haar regionale functie voor werken en maakt Nijkerk deel uit van het rode raamwerk vanwege haar regionale functie voor wonen en werken.
In het provinciaal beleid voor stedelijke ontwikkeling wordt onderscheid gemaakt tussen ‘bestaand bebouwd gebied’ en 'stedelijke uitbreiding'. Het accent van de provinciale beleidsambities ligt op de vernieuwing en het beheer en onderhoud van bestaand bebouwd gebied. Hiervoor zijn nodig:
Bij transformaties (functieverandering van plekken) in bestaand bebouwd gebied gelden de volgende aanknopingspunten:
De sociaal-culturele infrastructuur is een bepalende factor voor de kwaliteit van de samenleving. Het is met name de verantwoordelijkheid van de (samenwerkende) gemeenten om bij de ruimtelijke inrichting rekening te houden met die sociaal-culturele infrastructuur, die in kaart is gebracht in de sociale en culturele atlas. Uitgangspunt is om bij ruimtelijke inrichtingsplannen ook voorzieningen te realiseren die nodig zijn om een goede sociaal-culturele infrastructuur in stand te houden of op te bouwen. Hiertoe is een sociale checklist ontwikkeld om in de planvorming na te gaan welke voorzieningen van belang zijn. Door een gunstige situering van functies ten opzichte van aanwezige voorzieningen kan er een goede bereikbaarheid worden gerealiseerd en voldoende draagvlak blijven bestaan.
Aanbod en vraag in het voorzieningenpatroon verandert voortdurend. Voorbeelden zijn de verschuivende vraag op het gebied van zorg (kleinschalige verpleegunits in de wijk) en voorzieningen op het gebied van welzijn, cultuur, recreatie, sport, onderwijs en kunst. Voorkomen moet worden dat de sociaal-culturele kwaliteit van de leefomgeving onder een bepaald minimum zakt. Met andere vormen van bundeling, bijvoorbeeld op basis van bereikbaarheid in netwerken, kan dit worden voorkomen. Sprekende voorbeelden hiervan zijn scholen en sportaccommodaties.
In algemene zin geldt dat uitbreiding of herstructurering/transformatie van stedelijk gebied bekeken moet worden op zijn consequenties voor de sociale en culturele kwaliteit van de leefomgeving. Elementen als ruimte voor voorzieningen, speelruimte, ontmoetingsmogelijkheden zijn daarbij medebepalend.
In het verlengde van de provinciale ontwikkelingstaak speelt de provincie een faciliterende rol in de analyse die voorafgaat aan de ruimtelijke verdeling van voorzieningen op het gebied van sport, onderwijs, jeugdzorg en cultuur in een gemeente of regio. Ook hierbij speelt de sociale en culturele atlas en de sociale checklist een belangrijke rol. Het sociaal-culturele beleid is vooral gericht op het realiseren van een gebieds-gerichte integrale aanpak van wonen, welzijn en zorg in zogenaamde woon-servicegebieden en een daarbij passende inrichting van de ruimte, met inbegrip van een multifunctioneel gebouw of Kulturhus.
Met de ontwikkeling van het plan wordt een traditionele boerderij in de nabijheid van een bestaand stedelijk gebied gesloopt en nieuw gebouwd. Het plan leidt tot opwaardering van de ruimtelijke uitstraling van het gebouw en de omgeving.
1 juli 2008 is de nieuwe Wet ruimtelijke ordening (Wro) met de daarbij behorende Invoeringswet in werking getreden. Hierbij is een nieuw stelsel van verantwoordelijkheidsverdeling tussen Rijk, provincies en gemeenten ontstaan. Belangrijke uitgangspunten van de Wro zijn het duidelijke onderscheid tussen beleid, normstelling en uitvoering en het beginsel dat normstelling plaatsvindt door het meest geschikte overheidsorgaan. Normstelling op een hoger niveau vindt plaats indien een beleidsonderdeel niet op doelmatige of doeltreffende wijze door een lager overheidsorgaan kan worden behartigd, gezien de aard van de betrokken taak of de schaal waarop een aangelegenheid moet worden geregeld. Voor de formulering van het provinciale ruimtelijke beleid is de provinciale structuurvisie ingevolge artikel 2.2 Wro voor het streekplan in de plaats gekomen. Het streekplan Gelderland 2005 heeft op grond van het overgangsrecht de status gekregen van structuurvisie ingevolge artikel 2.2 lid 1 van de Wro. Daarnaast kunnen, indien provinciale of nationale belangen dat met het oog op een goede ruimtelijke ordening noodzakelijk maken, bij of krachtens provinciale verordening respectievelijk bij of krachtens algemene maatregel van bestuur regels worden gesteld omtrent de inhoud en toelichting van bestemmingsplannen. Op 25 november 2008 is door de provincie besloten voor een aantal onderwerpen, conform de Wro-agenda, de voorbereiding van de ruimtelijke verordening ter hand te nemen. Daarnaast is ook het Rijk bezig algemene regels neer te leggen in het "Ontwerp Besluit algemene regels ruimtelijke ordening" (hierna te noemen Amvb). In deze Amvb worden zowel rechtstreeks, richting de gemeentebesturen, werkende algemene regels neergelegd (algemene regels ter zake van bestemmingsplannen) als ook algemene regels die door de provincie in de verordening neergelegd dienen te worden (algemene regels te stellen door provincies). Op grond hiervan zijn naast de reeds uit de Wro-agenda voortvloeiende onderwerpen nog enkele andere onderwerpen in de verordening opgenomen, te weten: verstedelijking (wonen en werken) buiten bestaand bebouwd gebied, hergebruik van bebouwing in het buitengebied en nationale landschappen. Onder de Wro heeft de provincie geen bemoeienis meer met lokale belangen. Gemeenten worden nu vrij gelaten de lokale aspecten naar eigen inzicht te regelen. In het verleden diende ieder bestemmingsplan door GS te worden goedgekeurd. Onder de Wro is het instrument van de goedkeuring komen te vervallen en heeft dit plaats gemaakt voor algemene regels. Gemeenten dienen deze algemene regels weliswaar in hun bestemmingsplannen te verwerken, maar behouden enige vrijheid in de wijze waarop zij dit doen. Deze algemene regels betreffen alleen onderwerpen met een duidelijk provinciaal c.q. nationaal belang.
Het plangebied is gelegen in het landelijk gebied en aangemerkt als agrarisch gebied. In de provinciale verordening wordt in Hoofdstuk 3, artikel 3 aangegeven dat de te bouwen woningen dienen te passen in het vigerende, door GS vastgesteld Kwalitatief Woonprogramma voor de betreffende regio en de daarin opgenomen regiototaal aan woningen.
De twee te realiseren woningen zijn reeds bestemd in de algehele herziening voor het perceel Schoppenweg 9 te Zieuwent van 9 februari 2010. De algehele nieuwbouw van de traditionele boerderij waarbij splitsing plaatsvindt voegt derhalve geen nieuwe woningen toe zodat wordt voldaan aan het gestelde in de provinciale verordening.
Door Milieutechniek Rouwmaat Groenlo bv is op 6 mei 2009 een verkennend bodemonderzoek verricht ter plaatse van het perceel Schoppenweg 9 te Zieuwent.
Op basis van de onderzoeksresultaten bestaan er geen milieuhygiënische belemmeringen voor de voorgenomen nieuwbouw op de onderzoekslocatie. Ten behoeve van de verwerking van de vrijkomende grond wordt verwezen naar de uitgangspunten van het Besluit bodemkwaliteit. Op basis van de onderzoeksresultaten bestaat er ons inziens op grond van de milieuhygienische kwaliteit van de bodem geen bezwaar voor het toekomstige gebruik van het terrein.
Het onderzoeksrapport met nummer MT.29131 is als bijlage bijgevoegd.
Het waterbeleid van Rijk en provincie is gericht op een veilig en goed bewoonbaar land met gezonde, duurzame watersystemen. Het voorkomen van afwenteling door het hanteren van de drietrapsstrategie "Vasthouden-Bergen-Afvoeren" staat hierbij centraal. Voor de waterkwaliteit is het uitgangspunt "stand still - step forward". Watersysteembenadering en integraal waterbeheer dienen als handvaten voor het benutten van de natuurlijke veerkracht van een watersysteem.
In het "Waterbeheersplan 2007-2010" heeft het waterschap Rijn en IJssel deze beleidsdoelstellingen uitgewerkt en vormgegeven voor zijn waterbeheer. Het waterschap streeft naar schoon water, levend water en functioneel water. Het watersysteem dient optimaal afgestemd te zijn op de ruimtelijke functies van een gebied. Aandachtspunten zijn het verbeteren van waterkwaliteit (terugdringen van oppervlaktewatervervuiling) en het voorkomen van wateroverlast. In zowel landelijk- als stedelijk gebied kunnen ruimtelijke ontwikkelingen een positief maar ook een negatief effect hebben op het watersysteem. In deze waterparagraaf worden de effecten van de ruimtelijke ontwikkeling per waterthema afgewogen.
Thema | Toetsvraag | Relevant |
HOOFDTHEMA'S | ||
Veiligheid |
1. Ligt in of nabij het plangebied een primaire of regionale waterkering? 2. Ligt in of nabij het plangebied een kade? |
Nee Nee |
Riolering en Afvalwater-keten | 1. Is er toename van het afvalwater (DWA)? 2. Ligt in het plangebied een persleiding van WRIJ? 3. Ligt in of nabij het plangebied een RWZI van het waterschap? |
Nee Nee Nee |
Wateroverlast (oppervlakte-water) |
1. Is er sprake van toename van het verhard oppervlak? 2. Zijn er kansen voor het afkoppelen van bestaand verhard oppervlak? 3. In of nabij het plangebied bevinden zich natte en laag gelegen gebieden, beekdalen, overstromingsvlaktes? |
Nee Nee Nee |
Grondwater- overlast |
1. Is in het plangebied sprake van slecht doorlatende lagen in de ondergrond? 2. Bevindt het plangebied zich in de invloedzone van de Rijn of IJssel? 3. Is in het plangebied sprake van kwel? 4. Beoogt het plan dempen van slootjes of andere wateren? |
Nee Nee Nee |
Oppervlakte- waterkwaliteit |
1. Wordt vanuit het plangebied water op oppervlaktewater geloosd? 2. Ligt in of nabij het plangebied een HEN of SED water? 3. Ligt het plangebied geheel of gedeeltelijk in een Strategisch actiegebied? |
Nee Nee |
Grondwater-kwaliteit | 1. Ligt het plangebied in de beschermingszone van een drinkwateronttrekking? | Nee |
Volksgezond-heid |
1. In of nabij het plangebied bevinden zich overstorten uit het gemengde of verbeterde gescheiden stelsel? 2. Bevinden zich, of komen er functies, in of nabij het plangebied die milieuhygiënische of verdrinkingsrisico's met zich meebrengen (zwemmen, spelen, tuinen aan water)? |
Nee |
Verdroging | 1. Bevindt het plangebied zich in of nabij beschermingszones voor natte natuur? | Nee |
Natte natuur | 1. Bevindt het plangebied zich in of nabij een natte EVZ? 2. Bevindt het plangebied zich in of nabij beschermingszones voor natte natuur? |
Nee Nee |
Inrichting en beheer | 1. Bevinden zich in of nabij het plangebied wateren die in eigendom of beheer zijn bij het waterschap? 2. Heeft het plan herinrichting van watergangen tot doel? |
Nee Nee |
AANDACHTSTHEMA'S | ||
Recreatie | 1. Bevinden zich in het plangebied watergangen en/of gronden in beheer van het waterschap waar actief recreatief medegebruik mogelijk wordt? | Nee |
Cultuurhistorie | 1. Zijn er cultuurhistorische waterobjecten in het plangebied aanwezig? | Nee |
Er zijn geen hoofd- of aandachtsthema's, welke met 'ja' zijn ingevuld, die extra aandacht behoeven. De waterhuishouding in het plangebied behoeft geen verdere toetsing.
De Flora- en faunawet legt een plannenmaker een zorgplicht op. Hierdoor heeft de initiatiefnemer opdracht gegeven aan Ecochore natuurtechniek om een quickscan flora en fauna-onderzoek uit te voeren. Uit het onderzoek wordt het volgende geconcludeerd.
Binnen de meest te verwachten soortgroepen zijn geen negatieve effecten voor beschermde dieren en planten te verwachten waardoor voor deze groepen geen nader onderzoek of ontheffingen in het kader van de Flora- en faunawet noodzakelijk zijn.
Uit het rapport blijkt dat de huidige woning diverse potentieel geschikte verblijfplaatsen bevat voor vleermuizen. Gezien de verschillende potentieel geschikte invliegopeningen is het niet uit te sluiten dat er vleermuisverblijfplaatsen op de locatie aanwezig zijn. Indien een verblijfplaats wordt vastgesteld, dient er een ontheffing te worden aangevraagd bij Dienst Regelingen van het Ministerie van LNV. Voor het verwijderen van een verblijf moeten compenserende maatregelen getroffen worden.
Het onderzoeksrapport met nummer 09184 is als bijlage bijgevoegd.
Ingevolge de archeologische beleidskaart, behorende bij het RAAP rapport 1757 'Archeologische monumentenzorg in de gemeente Oost Gelre', is op te maken dat het plangebied is gelegen in het gebied aangegeven als AWV categorie 6 (gebieden met een hoge archeologische verwachting) waarbij bodemingrepen dieper dan bouw voor of bekende bodemverstoring moet worden vermeden. Indien behoud niet mogelijk is, dan moet bij bodemingrepen dieper dan 30 cm -Mv en groter dan 100 m2vroegtijdig een inventariserend archeologisch onderzoek plaatsvinden.
De grond onder de boerderij is in het verleden reeds verstoord geweest door de bouw van de boerderij. Een archeologisch onderzoek heeft hier dan ook geen meerwaarde.
Met behulp van de Standaardrekenmethode I van het Reken- en meetvoorschrift geluidhinder 2006 is indicatief bepaald wat de geluidsbelasting op de te bouwen woningen afkomstig van het wegverkeer zal zijn.
Voor de Schoppenweg zijn geen verkeersgegevens beschikbaar, zodat een inschatting is gemaakt van de verkeersintensiteit. Aan de Schoppenweg zijn naast een aantal agrarische bedrijven, burgerwoningen gelegen. De Schoppenweg is geen doorgaande weg.
Uitgegaan is van 400 motorvoertuigen per etmaal (in 2019).
Uit de indicatieve berekening blijkt dat de geluidsbelasting op de gevel van de te realiseren boerderij op 4,5 meter hoogte 48 dB(A) bedraagt. Deze waarde is exclusief de aftrek van 2 dB ex. artikel 110g Wet geluidhinder. Het wegverkeerslawaai is op basis van deze indicatieve berekening geen belemmering voor de realisatie van de boerderij met twee wooneenheden. De berekening is bijgevoegd.
De luchtkwaliteit is afhankelijk van de mate van verontreiniging door diverse luchtverontreinigende stoffen waarbij de voornaamste bronnen van luchtverontreiniging het wegverkeer, industriële bedrijven en de landbouw zijn.
Vanuit Europese richtlijnen wordt aangegeven welke luchtkwaliteitsnormen voor deze stoffen gelden. In Nederland zijn deze richtlijnen sinds 15 november 2007 geïmplementeerd in de Wet milieubeheer middels een wetswijziging van hoofdstuk 5 (milieukwaliteitseisen) titel 5.2 Luchtkwaliteitseisen, beter bekend als de Wet Luchtkwaliteit.
Artikel 5.16 lid 1 en 2 van de Wet milieubeheer geven aan dat bestuursorganen bevoegdheden of wettelijke voorschriften, waarvan de uitoefening of toepassing gevolgen kan hebben voor de luchtkwaliteit uit kunnen oefenen dan wel toepassen, hetzij:
De hierboven aangegeven grenswaarden uit bijlage 2 zijn voor de luchtverontreinigende stoffen zwaveldioxide (SO2), stikstofdioxide (NO2), lood, koolmonoxide (CO), fijn stof (PM10), en benzeen (C6H6) en worden in de hieronder staande tabel aangegeven
Stof | Grenswaarde |
SO2 | 350 ìg/ m³ als uurgemiddelde concentratie, waarbij geldt dat deze maximaal 24 maal per kalenderjaar mag worden overschreden |
125 ìg/ m³ als 24 uurgemiddelde concentratie, waarbij geldt dat deze maximaal 3 maal per kalenderjaar mag worden overschreden | |
NO2 | 200 ìg/ m³ als uurgemiddelde concentratie, waarbij geldt dat deze maximaal 18 maal per kalenderjaar mag worden overschreden |
40 ìg/ m³ als jaargemiddelde concentratie, uiterlijk op 1 januari 2010 | |
PM10 | 40 ìg/ m³ als jaargemiddelde concentratie |
50 ìg/ m³ als 24 uurgemiddelde concentratie, waarbij geldt dat deze maximaal 35 maal per kalenderjaar mag worden overschreden | |
Lood | 0,5 ìg/ m³ als jaargemiddelde concentratie |
CO | 10.000 ìg/ m³ als 8 uursgemiddelde concentratie |
C6H6 | 10 ìg/ m³ tot 1-1-2010 en 5 ìg/ m³ na 1-1-2010 als jaargemiddelde concentratie |
Het Besluit niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)
Dit Besluit NIBM, legt vast wanneer een project niet in betekenende mate bijdraagt aan de concentratie van een bepaalde stof. Dat is het geval wanneer aannemelijk is dat het project een toename van de concentratie van fijn stof (PM10) of stikstofdioxide (NO2) veroorzaakt die niet meer bedraagt dan 3% van de jaargemiddelde concentratie van die stof. Dit komt overeen met een toename van maximaal 1,2 microgram/m3 voor zowel PM10 als NO2. De systematiek voor het bepalen of een project NIBM is vóór en na de vaststelling van het NSL dezelfde en voor het grootste gedeelte geregeld in de regeling niet in betekende mate (luchtkwaliteitseisen).
De Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)
Deze Ministeriële Regeling, verder aan te duiden als de Regeling NIBM, geeft voor een aantal categorieën van projecten een - getalsmatige - invulling aan de NIBM-grens. Het gaat ondermeer om woningbouw- en kantoorprojecten en enkele soorten van inrichtingen (bijv. emplacementen, kassen en andere landbouwinrichtingen). Als een project binnen de - getalsmatige - begrenzing van de Regeling NIBM valt, dan is geen verdere toetsing aan de 3% grens en de grenswaarden nodig en kan doorgaan zonder dat extra maatregelen worden genomen.
Voor woningbouw is het huidige 3% criterium 1500 woningen (netto) bij minimaal 1 ontsluitingsweg en 3000 woningen bij minimaal 2 ontsluitingswegen met een gelijkmatige verkeersverdeling.
De nieuwbouw van de voormalige boerderij aan de Schoppenweg 9 in Zieuwent maakt geen extra woningen mogelijk, ten opzichte van wat het bestemmingsplan reeds toelaat. Hierdoor is het aannemelijk gemaakt dat de nieuwbouw niet in betekenende mate bijdraagt aan de concentratie in de buitenlucht van een stof waarvoor in bijlage 2 een grenswaarde is opgenomen.
Conclusie:
Er is geen sprake van ontoelaatbare luchtverontreiniging als gevolg van de nieuwbouw van de voormalige boerderij aan de Schoppenweg 9 te Zieuwent.
De Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) vormt het toetsingskader bij vergunningverlening voor geur veroorzaakt door dierenverblijven van veehouderijen. Indirect heeft de Wgv consequenties voor de ruimtelijk ordening, dit wordt wel de omgekeerde werking genoemd. Voor het beoordelen van ruimtelijke plannen moet een toets op de 'omgekeerde werking' van de Wgv worden uitgevoerd. De 'Handreiking Wgv paragraaf 3.4, Beoordeling ro-plannen, (SenterNovem, d.d. 23-05-2007)' beschrijft de wijze waarop dit moet gebeuren.
Wet geurhinder en veehouderij (Wgv)
De nieuwbouw van de voormalige boerderij op het adres Schoppenweg 9 te Zieuwent vormt, op dit moment, géén belemmering voor de omliggende agrarische bedrijven, aangezien gebouwd wordt in samenhang met geheel of gedeeltelijk buiten werking stellen van de veehouderij én in samenhang met de sloop van de bedrijfsgebouwen die onderdeel hebben uitgemaakt van de veehouderij.
Uit een uitspraak d.d. 26 juli 2006 van de afd. Bestuursrechtspraak van de RvS (AY5076, Raad van State, 200509410/1) en het rapport 'Bouwen binnen stankcirkels' (www.Infomil.nl) blijkt dat de bouw van een woning binnen de stankcirkel van een veehouderij kan worden toegestaan indien de voorziene woning geen verdergaande beperking voor de uitbreidingsmogelijkheden van het bedrijf tot gevolg heeft dan de reeds bestaande beperkingen die andere woningen binnen de stankcirkel al met zich brengen.
Op grond van artikel 14.2 van de Wet geurhinder en veehouderij geldt voor ruimte-voor-ruimte woningen en daarmee vergelijkbare geurgevoelige objecten een afwijkend toetsingskader. Indien op een kavel dat na 19 maart 2000 in gebruik was als veehouderij en indien wordt gebouwd in samenhang met geheel of gedeeltelijk buiten werking stellen van de veehouderij én in samenhang met de sloop van de bedrijfsgebouwen die onderdeel hebben uitgemaakt van de veehouderij geldt voor deze woningen alleen een minimumafstand tussen het emissiepunt van een dierverblijf en de gevel van het geurgevoelig object van 50 meter (buiten de bebouwde kom).
Voor dieren waarvoor bij ministeriële regeling geen geuremissiefactoren zijn vastgesteld (o.a. melkvee > 2 jaar en jongvee < 2 jaar), geldt ingevolge de Wet geurhinder en veehouderij de afstanden van ten minste 50 meter buiten de bebouwde kom, gemeten tussen de veehouderij en een geurgevoelig object.
In onderhavige geval wordt daar ruimschoots aan de afstandseis voldaan.
Verordening geurhinder en veehouderij met bijbehorende Gebiedsvisie Oost Gelre (1-11-2007)
In de gemeente Oost Gelre is de Verordening geurhinder en veehouderij met bijbehorende Gebiedsvisie Oost Gelre (1-11-2007) opgesteld. De geursituatie van de veehouderijen in Oost Gelre zijn in deze gebiedsvisie betrokken. Op basis hiervan heeft de gemeente afwegingen gemaakt en de voorkeur gegeven aan o.a. een hogere norm rond de kernen van Groenlo, Lievelde en Vragender (respectievelijk, 5 ouE/m3, 7 ouE/m3 en 7 ouE/m3 ). Hiermee is voldaan aan de eis van de Wgv om rekening te houden met de huidige en te verwachten geursituatie in het gebied.
In de Gebiedsvisie Oost Gelre is aangegeven dat uit de uitgevoerde berekeningen van de achtergrondwaarden blijkt dat het leefklimaat in en rondom de kernen van Oost Gelre als redelijk tot goed kan worden bestempeld.
Uit de verordening blijkt dat in de directe nabijheid geen intensieve veehouderij is gelegen (mede gezien het feit dat het bedrijf aan Schoppenweg 9 ook voornemens is haar activiteiten te beëindigen).
Conclusie
Volgens de uitgangspunten van de Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) vormt, op dit moment, de nieuwbouw van de voormalige boerderij op de locatie Schoppenweg 9 te Zieuwent géén belemmeringen voor de omliggende agrarische bedrijven.
Het bouwplan en de bijbehorende procedures worden door de verzoeker bekostigd. Het plan is financieel haalbaar.
Met het voorliggende plan wordt de nieuwbouw van de voormalige boerderij met twee woonenheden mogelijk gemaakt. Met de eigenaar van het perceel heeft de gemeente Oost Gelre een overeenkomst gesloten waarmee het kostenverhaal gedekt is. De kosten voor de gemeente liggen zowiezo onder de drempelwaardes zoals bepaald in de Besluit ruimtelijk ordening, waardoor er geen exploitaiteplanplicht is.
Voor het plan wordt de uitgebreide procedure doorlopen zoals bepaald in de Wet Algemene bepalingen omgevingsrecht. Dit betekent dat de ontwerp projectafwijking voor een periode van zes weken ter inzage wordt gelegd. Een ieder kan gedurende deze periode een zienswijze indienen. Het ontwerp heeft op grond van artikel 3.8 van de Wet ruimtelijke ordening gedurende zes weken ter inzage gelegen van 10 juni 2011 tot en met 21 juli 2011. Gedurende deze termijn zijn er geen zienswijzen ingekomen.
In artikel 6.18 van het Besluit Omgevingsrecht is voor de projectafwijking (artikel 2.12. eerste lid a, onder 3) overeenkomstig artikel 3.1.1. van het Besluit ruimtelijke ordening van toepassing. Op grond van artikel 3.1.1 van het Besluit op de ruimtelijke ordening dient bij de voorbereiding van een projectafwijking overleg te worden gevoerd met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn. Het plan is in het kader van artikel 3.1.1. vooroverleg dan ook voorgelegd aan het waterschap en de provincie. Het waterschap heeft bij schrijven van 11 mei 2011 laten weten te kunnen instemmen met het plan. De provincie heeft bij schrijven van 9 mei 2011 aangegeven geen reden te zien om advies uit te brengen.