Plan: | De Woerd, Driebergen - Rijsenburg |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1581.DBGDeWoerd-va01 |
Naast het landgoed De Woerd ligt een composteerterrein van de gemeente. Er is besloten om het composteerterrein te sluiten in verband met de overlast die de bewoners van de aangrenzende woonwijk ondervonden van het vrachtverkeer naar het composteerterrein.
Het voormalig composteerterrein ligt nu als een vreemd element in zijn omgeving. De ligging in het centrum van het landgoed, tegenover het erf met de schaapskooi, biedt kansen om het als herkenbaar onderdeel van het landgoed in te richten. Het plan is opgevat om het composteerterrein en een deel van het aangrenzende terrein in te richten als natuur en bij het aangrenzende landgoed te betrekken. Ook is het plan opgevat om een beter beheer van het landgoed mogelijk te maken door een beheerderswoning in de schaapskooi mogelijk te maken en een beheerschuur toe te staan.
Bovenstaande ontwikkelingen zijn op grond van het huidige bestemmingsplan niet mogelijk. Dit bestemmingsplan is dan ook opgesteld om deze ontwikkeling mogelijk te maken.
Landgoed De Woerd en het voormalige composteerterrein maken deel uit van het landelijke gebied dat wordt begrensd door de wijk Hoenderdaal, de Rijsenburgselaan, de Langbroekerdijk/Rijndijk en de A12. Tussen het landgoed en woonwijk Hoenderdaal enerzijds en de A12 anderzijds liggen een golfbaan, kartbaan en sportvelden.
uitsnede plangebied
Binnen het plangebied geldt het bestemmingsplan “Driebergen Buitengebied”. Op grond van dit bestemmingsplan hebben de gronden binnen het plangebied de bestemming “Bedrijven” en de bestemming "Natuur". Op grond van de bestemming “Bedrijven” is op een deel van het terrein composteerterrein toegestaan en op een deel van het terrein waterzuivering d.m.v. een biezenveld. De bestemming "Natuur" is hoofdzakelijk bedoeld voor de instandhouding en ontwikkeling van ter plaatse voorkomende dan wel daaraan eigen landschaps- en natuurwaarden.
De gewenste ontwikkeling van het plangebied tot deels natuur en deels wonen is in strijd met voornoemde bestemmingen.
In hoofdstuk 2 wordt een algemene beschrijving van het plan weergegeven. De huidige ruimtelijke en functionele structuur van het gebied en de eventuele verschillen tussen het geldende planologische regime en de toekomstige manier van bestemmen wordt beschreven.
Hoofdstuk 3 geeft vervolgens het algemene ruimtelijke beleidskader weer. Het overkoepelende beleid op alle bestuursniveaus en welke invloed dit beleid heeft op het plangebied wordt hier beschreven.
Het volgende hoofdstuk (4) geeft de specifieke wet- en regelgeving weer op de verschillende onderdelen. Te denken valt aan beeldkwaliteit, wonen, bedrijven, verkeer, water, etc. Hierin is alleen het voor het plan relevante beleid opgenomen. Het overige beleid wordt niet benoemd.
In hoofdstuk 5 is de juridische uitleg opgenomen van de bestemmingen die in de regels zijn verwoord. Tenslotte geeft hoofdstuk 6 inzicht in de haalbaarheid van het plan. Hier wordt gekeken naar de maatschappelijke en economische uitvoerbaarheid en ook wordt het aspect handhaving besproken.
Het landgoed
Het landgoed manifesteert zich als een stevige groene entiteit in de omgeving, met name zichtbaar vanaf de Rijsenburgselaan. Het meest zuidwestelijke bosgebied grenst aan het oude, natuurlijke watertje De Driebergse Meer. Aan de westkant ligt nog een nat bos en griend, van de hoofdmoot gescheiden door een open weidegebied van het Utrechts Landschap.
Het hart van het landgoed wordt gevormd door de 'schaapskooi' met erf. Dit gedeelte stamt uit het midden van de 19e eeuw en verschijnt op een oude kadasterkaart voor het eerst als "koehok met erf". Het is een historisch belangwekkend bouwwerk waarvan de uitwendige en inwendige structuur nog grotendeels in tact is. Het erf wordt omzoomd met oude eiken.
De schaapskooi
Het voormalige composteerterrein
Het composteerterrein is niet meer in gebruik. Het enige wat nog overgebleven is de verharding, waarop voorheen compost werd opgeslagen. De verharding is inmiddels verwijderd.
Het voormalige composteerterrein
Aangrenzend aan het composteerterrein ligt een waterzuivering in het biezenveld. Het betreft hier een aantal sloten waarin rioolwater gezuiverd wordt op het moment dat sprake is van een overstort. Een deel van dit terrein dat grenst aan het composteerterrein is overgroeid en is momenteel niet in gebruik voor waterzuivering.
Voormalig composteerterrein en deel aangrenzende terrein
Het voormalig composteerterrein en een deel van het aangrenzende terrein wordt ingericht in samenhang met het landgoed. Het composteerterrein en een deel van aangrenzende terrein wordt ingericht als nieuwe natuur met onder meer plaats voor vochtig schraal grasland, waterpoelen en een zone met broekbos / ruigte. Een inrichtingschets is bijgevoegd (bijlage 2).
Schaapskooi en schuur
Het gebied om de schaapskooi behoudt zijn extensieve karakter. Op de overgang naar het open deel van het v.m. composteerterrein worden enkele (hout) hokken afgebroken zodat de landschappelijke relatie wordt hersteld. De 'schaapskooi' blijft in tact en krijgt een functie als beheerderswoning. Op enige afstand komt een schuur ten behoeve van het beheer van het landgoed en het stallen van twee paarden. Ook is voor de schuur ruimte twee auto's te parkeren. Achter de schaapskooi komt een zone waar het houden van paarden wordt toegestaan.
Door de herinrichting van De Woerd, in samenhang met het voormalig composteerterrein en de wijdere omgeving ontstaat een karakteristiek landschappelijk geheel met de uitstraling van een bewoond landgoed. Het thans desolate composteerterrein wordt daar onderdeel van. De relaties met de omgeving winnen aan ecologische en landschappelijke waarde. Het centrum wordt versterkt en het beheer sterker gericht op de ontwikkeling van natuurwaarden. De cultuurhistorische waarde wordt behouden en aangevuld met een bij het landgoed passend woonhuis/beheerderswoning met eigentijds karakter.
De structuurvisie Infrastructuur en Ruimte 2040 (SIVR) , is door het kabinet vastgesteld op 13 maart 2012 De SVIR geeft een totaalbeeld van het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid op rijksniveau. In de structuurvisie schetst het Rijk haar ambities voor Nederland in 2040: een visie hoe Nederland er in 2040 voor moet staan. In de SVIR worden door het Rijk drie hoofddoelen geformuleerd om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig te houden voor de middellange termijn (2028). Die hoofddoelen zijn:
In de SIVR is aangegeven welke nationale belangen (lees rijksbelangen) bij deze drie hoofddoelen aan de orde zijn en daarom waarop het rijk zal sturen. Het gaat o.a. om de volgende nationale belangen:
Een overzicht van alle 13 nationale belangen met toelichting staat in de samenvatting van de SVIR.
Het 'Besluit algemene regels ruimtelijke ordening' (Barro) is op 22 augustus 2011 vastgesteld. Het Barro heeft als doel het borgen van de doorwerking van de nationale belangen uit de SIVR in lokale ruimtelijke besluitvorming, In het Barro is de opdracht voor de provincie opgenomen voor het uitwerken van de thema`s erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde en de ecologische hoofdstructuur. Daarnaast stelt het regels ten aanzien van de inhoud van bestemmingsplannen over een aantal onderwerpen van nationaal belang, onder meer over de grote rivieren, defensie, hoofdwegen en landelijke spoorwegen en erfgoederen van uitzonderlijke universele waarden.
In het Barro zijn geen regels opgenomen voor het onderhavig plangebied.
De Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie (PRS) is op 4 februari 2013 vastgesteld door Provinciale Staten van de provincie Utrecht. De herijking van de PRS is op 12 december 2016 vastgesteld. In de PRS beschrijft de provincie Utrecht haar ruimtelijk beleid voor de periode tot 2028. In de PRS heeft de provincie Utrecht aangegeven dat binnen de provincie ruimte moet zijn voor:
Binnen deze hoofdlijnen zet de Provincie bij het concretiseren van haar ruimtelijk beleid in op twee zaken die prioriteiten hebben. De Provincie wil in de structuurvisieperiode inzetten op binnenstedelijk ontwikkeling en op het verstreken van de kwaliteit van het landelijk gebied. Naar oordeel van de Provincie zullen de twee hiervoor genoemde opgaven het meest bijdragen aan het vergroten van de leefbaarheid van de Provincie. De twee opgaven vormen voor de Provincie de focus waarmee zij de hoofdlijn van het provinciale ruimtelijke beleid willen insteken.
Vanuit de hoofdlijnen en de twee opgaven komen de vier pijlers voor de ruimtelijke ontwikkeling van de Provincie. Die vier pijlers zijn
Beschermen kwaliteiten
Ontwikkeling van de kwaliteiten die de provincie dooraderen is volgens de provincie gewenst, omdat dit bijdraagt aan de aantrekkelijkheid van de provincie. De kwaliteiten die de gehele provincie raken betreffen het landschap, de cultuurhistorie en de natuur. Deze kwaliteiten spelen volgens de provincie altijd een rol bij ontwikkelingen waarbij de provincie streeft naar behoud daarvan. Bescherming van deze kwaliteiten is volgens de provincie noodzakelijk, want ze zijn kwetsbaar en onvervangbaar.
Dynamisch landelijk gebied
De provincie wil de kwaliteit en dynamiek van het landelijk gebied behouden. De functies die bijdragen aan behoud van de openheid, kwaliteit en/of beleefbaarheid van het platteland, zoals landbouw en natuur worden daarbij gekoesterd en een verdere uitwaaiering van stedelijke functies over het landelijk gebied wordt zoveel mogelijk voorkomen.
Slechts in bijzondere situaties en onder voorwaarden zijn ontwikkelingen van niet aan het landelijk gebied gebonden functies volgens de provincie aanvaardbaar. Die situaties hebben veelal betrekking op de herbestemming van bestaande bebouwde erven en op de toevoeging van nieuwe kwaliteit.
Het plan
Met de ontwikkeling van het plangebied wordt het mogelijk om de natuur in de omgeving te versterken en om nieuwe natuur te ontwikkelen. Hiertoe wordt het voormalige composteerterrein ingericht als natuur en worden in de omgeving van het composteerterrein ook maatregelen genomen om onder meer de barrierewerking van het aangrenzende bos te verminderen. Het verdwijnen van het composteerterrein betekent dat het landgoed beter tot zijn recht zal kunnen komen. De cultuurhistorische waarde die de schaapskooi vertegenwoordigt worden gerespecteerd. Door deze een invulling te geven als beheerderswoning wordt geborgd dat het object behouden blijft voor toekomstige generaties en door geen erf en/of voorzieningen in de directe nabijheid van de schaapskooi mogelijk te maken, blijven de cultuurhistorische waarden grotendeels intact. De schaapskooi blijft ook een gemeentelijke monument.
Door het plan wordt geinvesteerd in de kwaliteit van de kernrandzone, door een potentiele overlastgevende bedrijfslocatie op te heffen en die locatie weer in te richten tot natuur.
Conclusie
Het plan past binnen de doelstelling die Provincie zich zelf heeft gesteld om de natuur in de Provincie te versterken. Ook past het plan binnen de wens van de Provincie om de cultuurhistorische kwaliteiten van de landgoederen te verbeteren.
De doorwerking van de PRS wordt verder verzorgd door de Provinciale Ruimtelijke Verordening. Daarin staan de regels waar de gemeenten zich bij het maken van bestemmingsplannen aan moeten houden. In subparagraaf 3.2.2 is een nadere toetsing aan het provinciale beleid opgenomen.
Tegelijk met de PRS is op 4 februari 2013 de Provinciale Ruimtelijke Verordening (PRV) vastgesteld door Provinciale Staten van de provincie Utrecht. De PRV wordt elke vier jaar opnieuw bekeken en eventueel aangepast (herijken). De huidige herijking van de PRV is op 12 december 2016 vastgesteld Voor het plangebied zijn de hierna volgende onderwerpen van belang.
Beschermingszone drinkwaterwinning
Het plangebied maakt deel uit van de beschermingszone drinkwaterwinning. Behoud van de kwaliteit van het drinkwater is essentieel. De duurzame veiligstelling van de drinkwatervoorziening geldt als een dwingende reden van groot openbaar belang. Voorkomen moet worden dat de risico’s op verslechtering van de bronnen toenemen (stand-still).Voor de afweging is het van belang, dat met het waterwinbelang in voldoende mate rekening is gehouden. Omdat het gebruik als composteerterrein van een deel van het plangebied verdwijnt en hiervoor natuur terugkomt, een functie die veel minder nadelige gevolgen heeft voor de grondwaterkwaliteit, wordt op dit punt voldaan aan de PRV.
Cultuurhistorische hoofdstructuur
Het plangebied maakt deel uit van de zone cultuurhistorische hoofdstructuur. Binnen deze zone heeft het plangebied de nadere aanduiding historische buitenplaatszone gekregen. In de historische buitenplaatszone is behoud door ontwikkeling het uitgangspunt. Er is ruimte voor ontwikkelingen gericht op het creëren van economische kostendragers indien deze bijdragen aan het herstel en versterking van de cultuurhistorische waarde van de buitenplaatszone. Hierbij kan gedacht worden aan kleinschalige stedelijke (of stedelijk gelieerde) functies c.q. bebouwing. De cultuurhistorische waarde van de historische buitenplaatszone ligt met name in:
Onderhavig plan omvat het verwijderen van een composteerterrein, een functie die cultuurhistorische niet passend is binnen het landgoed. Ook wordt met het bestemmingsplan een goede nieuwe functie gegeven aan de aanwezige cultuurhistorische waardevolle schaapskooi. Beide ontwikkelingen dragen bij aan het herstel en de versterking van de cultuurhistorische waarde van het landgoed De Woerd. In paragraaf 4.7 Cultuurhistorie wordt nader ingegaan op de cultuurhistorische waarde van het landgoed.
Mobiliteitstoets
Al in een vroegtijdig stadium dient er voor de ruimtelijke ontwikkelingen door middel van een zogenaamde mobiliteitsscan te worden nagegaan of de mobiliteitstoets bij de voorgestane ruimtelijke ontwikkeling noodzakelijk is. De mobiliteitsscan is bedoeld om:
Voor onderhavige ontwikkeling is geen uitgebreid verkeersonderzoek noodzakelijk. De ontwikkeling heeft alleen betrekking op het verbouwen van de schaapskooi tot beheerderswoning, een beheerschuur en ontwikkeling van natuur. De verkeersaantrekkende werking van deze ontwikkelingen is zeer gering. Er zal dan ook geen sprake van zijn dat deze ontwikkelingen verkeerskundige problemen opleveren.
Natuur Netwerk Nederland (NNN)
In ruimtelijke plannen moeten regels worden opgenomen die de wezenlijke kenmerken en waarden van de NNN dienen te beschermen, in stand te houden en te ontwikkelen. Niet elke ingreep in de NN leidt tot een significante aantasting van de wezenlijke kenmerken en waarden. Ingrepen die (eventueel nadat inrichtingsmaatregelen zijn genomen) niet de wezenlijke kenmerken en waarden significant aantasten, zijn toegestaan. Dit geldt ook voor uitbreidingen van geringe omvang van al binnen de NNN bestaande functies.
Bij significante aantasting van waarden en kenmerken moet in ieder geval gedacht worden aan:
Individuele ingrepen zijn onder voorwaarden mogelijk (nee, tenzij). Bij individuele ingrepen gaat het om ontwikkelingen in de NNN op lokaal niveau met een individueel belang en een beperkte invloed op de wezenlijke kenmerken en waarden van een NNN-gebied.
Mitigerende maatregelen zijn bedoeld om de gevolgen van een ingreep voor natuur en landschap ter plekke van de ingreep te verzachten. Te denken valt aan de bouw van wildviaducten, plaatsing van geluidsschermen en verbeteren van de inrichting (ecologisch, land-schappelijk) van en rond het voor de verstorende functie gebruikte terrein. Indien deze maatregelen zeer effectief zijn, is het theoretisch mogelijk dat geen sprake meer is van significante gevolgen. Voor zover mitigerende maatregelen niet volstaan, moeten de gevolgen worden gecompenseerd.
Om inzichtelijk te krijgen wat de consequenties van onderhavige ontwikkeling zijn op de aanwezige natuurwaarden, zijn deze getoetst aan de Wet Natuurbescherming en de NNN. In paragraaf 4.6 Groen, natuur en landschap wordt nader ingegaan welke wijze is omgegaan met de natuur (en aanwezige NNN) in het plangebied.
Kernrandzone
Het plangebied maakt blijkens de PRV onderdeel uit van de kernrandzone van het dorp Driebergen - Rijsenburg. De kernrandzone is volgens de provincie het gedeelte van het landelijk gebied dat direct aansluit aan de rode contour. Deze zone om de Utrechtse kernen is volgens de provincie van grote waarde voor de leefbaarheid van de kern als uitloopgebied en door de hier aanwezige stedelijke functies. De kwaliteiten en mogelijkheden van de kernrandzones vragen volgens de provicnie specifiek gemeentelijk beleid gericht op het behouden en versterken van de ruimtelijke kwaliteit.
Met dit bestemmingsplan wordt de ruimtelijke kwaliteit van de kernrandzone verstrekt, door het composteerterrein te verwijderen en her in te richten als natuur.
Conclusie
Onderhavig bestemmingsplan is niet in strijd met de Provinciale Ruimtelijke Verordening.
De gemeenteraad heeft op 28 januari 2010 de structuurvisie 2030 'Groen dus vitaal' vastgesteld. De gemeente wil met deze visie de 'kwaliteit van de leefomgeving' en de 'groene positie in de regio' van de gemeente behouden en versterken. Deze ambitie zijn in de structuurvisie themagericht en gebiedsgericht uitgewerkt. De thematische uitwerking is gedaan aan de hand van 6 thema's, namelijk:
Themagerichte uitwerking
Hieronder wordt nader aandacht besteed aan de thema's op de schouder van ons erfgoed en leefbare dorpen nu deze thema's binnen het plangebied een rol spelen.
Natuur over de heuvels
De gemeente Utrechtse Heuvelrug is medehoeder van één van de belangrijkste natuurlijke landschappen van Nederland. De belangrijkste opgave die de gemeente binnen dit thema ziet is om een zo robuust mogelijke groene structuur te ontwikkelen voor natuur, cultuurhistorie en landschap die de hele gemeente omvat en doordringt. Onder meer betekent dit dat de versnippering van natuur wordt tegengegaan en de Ecologisch Hoofdstructuur wordt versterkt.
Op de schouders van ons erfgoed
De gemeente zet in op het behouden en geven van betekenis aan de grote rijkdom aan cultuurhistorisch erfgoed die de gemeente kent en op het versterken en toeristisch aantrekkelijk maken van de Stichtse Lustwarande. Blijkens de structuurvisie is het daarbij van belang om zorgvuldig om te gaan met de archeologische waarde en de monumenten die de gemeente rijk is.
Gebiedsgerichte Uitwerking
In de Structuurvisie wordt het Langbroekerweteringgebied aangeduid als een uniek gebied. Er zijn volgens de Structuurvisie grote kansen voor geïntegreerde ontwikkeling van landbouw, natuur, recreatie, cultuurhistorie, wonen, zorg, enzovoort. De gemeente wenst deze kansen ook echt de ruimte geven. Een gebiedsperspectief waarvan natuur, landbouw, cultuurhistorie, wonen, recreatie en zorg duurzaam en samenhangend deel uitmaken is de doelstelling.
Het plan en de conclusie
De combinatie van natuurontwikkeling en wonen zoals in dit plan wordt voorgestaan is passend binnen de themagerichte en gebiedsgerichte uitwerking uit de Structuurvisie. Natuur en wonen gaan in onderhavig plan goed samen, in de zin dat het in onderhavig geval gaat het om een beheerderswoning en beheerschuur en daarmee beheer van het landgoed wordt verbeterd. Er komt een beheersplan voor het vormalig composteerterrein (in samenhang met een beheersplan voor de Woerd). Het beheerplan wordt opgesteld in samenspraak met de natuurorganisaties maar niet de inrichting op zichzelf.
Welstandsnota
De welstandsnota beschrijft het welstandsbeleid van de gemeente Utrechtse Heuvelrug en dient als toetsingskader voor het welstandsadvies dat noodzakelijk is bij het verlenen van omgevingsvergunningen voor de activiteit "bouwen".
In de welstandsnota is de gemeente Utrechtse Heuvelrug in verschillende deelgebieden opgedeeld. Voor elke deelgebied gelden specifieke welstandscriteria. Het plangebied valt binnen het deelgebied Langbroekerwetering.
Deelgebied Langbroekerwetering
Deelgebied Langbroekerwetering beslaat het buitengebied ten zuiden van de N225. Het is het gebied tussen de Kromme Rijn en het bosgebied van Driebergen-Rijsenburg en Doorn. De Langbroekerwetering is een relatief kleinschalig gebied waar weinig bebouwing voorkomt. Het gebied kent een hoogwaardig natuur- en cultuurlandschap waar open grasland afgewisseld wordt met bospercelen. De eerste bebouwing die hier stond waren de ridderhofsteden. De historie van dit soort bebouwing kan terug gaan tot de 13e eeuw en is zeer waardevol.
Tevens is volgens de welstandsnota het halfopen landschap zeer waardevol met zijn ligging tussen de Heuvelrug en Kromme Rijn en de beplantingen van (voormalige) landgoederen. De afwisseling van open en gesloten ruimten is karakteristiek.
Voor het welstandsbeleid is in dit deelgebied de versterking van de natuurwaarden en de landschappelijke kwaliteiten richtinggevend. Naast de beschermende en conserverende bepalingen van de Monumentenwet kan welstandsbeleid worden ingezet om de sfeer van het zeer afwisselend kleinschalig open landschap te behouden.
Het plan en de conclusie
Bij het verbouwen van de schaapskooi tot beheerderswoning en bouwen van een schuur voldaan dient te worden aan het welstandsbeleid. Overleg met welstand heeft hierover reeds plaatsgevonden.
Mobiliteitstoets uit PRV
De provincie vindt het van belang dat bij alle ruimtelijke ontwikkelingen (wonen, werken en voorzieningen) voor alle verkeersvormen sprake is van een goede en tijdige ontsluiting. De provincie wijst er daarbij op dat nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen een verstorend effect kunnen hebben op het functioneren van het verkeersnetwerk in de directe nabijheid. In dat geval zullen er extra maatregelen nodig om deze verstoring niet op te laten treden.
Om het bovenstaande te bewerkstelligen stelt de provincie bij elke ruimtelijke ontwikkeling een mobiliteitsscan verplicht bij elke voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling. Dit betekent dat in een vroegtijdig stadium (bij voorkeur al in de planvormingsfase) wordt nagegaan of de ontwikkeling leidt tot een verstoring van het functioneren van het verkeersnetwerk. Indien dit het geval is, is op grond van artikel 3.7 PRV het verplicht de zogenaamde mobiliteitstoets te doen.
Gemeentelijke Verkeers- en Vervoersplan (GVVP)
Op 28 januari 2010 heeft de gemeente het gemeentelijk Verkeers- en Vervoersplan vastgesteld (GVVP). IN het GVVP is het gemeentelijke verkeers- en vervoerbeleid opgenomen. Doelstelling van het GVVP is te zorgen voor een duurzaam verkeers- en vervoersysteem met een gezonde en verkeersveilige leefomgeving in een groene, bereikbare, economisch gezonde gemeente. Blijkens het GVVP kunnen in principe nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen van enige omvang nog maar plaatsvinden op goed bereikbare plaatsen. Iedere ruimtelijke ontwikkeling dient dan ook getoetst te worden aan het GVVP.
De gemeente gebruikt op grond van het GVVP bij het bepalen van de verkeersgeneratie en de parkeerbehoefte van nieuwe ruimtelijke ontwikkeling de meest recente versie van de ASVV, dit betreft de ASVV 20121 .
Het plan en de conclusie
De enige ontwikkeling binnen het plan die verkeerstaantrekkende werking heeft is de realisatie van een beheerderswoning binnen het plangebied. Op grond van de ASVV kent een vrijstaande woning in het buitengebied een verkeersgeneratie minimaal 7,8 en maximaal 8,6 verkeersbewegingen. Dit levert voor de bestaande halfverharde ontsluiting geen problemen op.
Parkeren gaat plaats te vinden bij de schuur en niet bij de schaapskooi. Er is hier voldoende ruimte om parkeerplaatsen te realiseren. In de regels van het bestemmingsplan is ook een verplichting opgenomen om hier twee parkeerplaatsen te realiseren en in stand te houden.
Het milieubeleidsplan "Natuurlijk Duurzaam" 2009-2012
Het milieubeleidsplan "Natuurlijk Duurzaam" 2009-2012 is op 24 september 2009 vastgesteld door de Raad. Het beschrijft de duurzaamheidsambities van de gemeente Utrechtse Heuvelrug. In het milieubeleidsplan staan vier pijlers centraal:
Het milieubeleidsplan stelt duurzaamheid voorop. Intern zet de gemeente in op duurzaamheid, maar ook buiten de gemeentelijke organisatie wordt dit gestimuleerd. In 2035 wil de gemeente klimaatneutraal zijn en in 2015 wil de gemeentelijke organisatie energieneutraal zijn. Daarnaast streeft de gemeente naar een gezonde, veilige en duurzame leefomgeving. Hiertoe wil de gemeente de bestaande milieukwaliteit behouden en waar mogelijk verbeteren. Dit betekent dat er ook eisen worden gesteld aan ruimtelijke ontwikkelingen, enerzijds op gebouwniveau en anderzijds op omgevingsniveau. Voor de eisen op gebouwniveau wordt verwezen naar paragraaf 4.3.7.
Op omgevingsniveau past de gemeente gebiedsgericht milieubeleid toe. Hiertoe zijn er voor de gemeente acht gebiedstypen met bijbehorende ambities (milieukwaliteitsprofielen) opgesteld.
Bij ruimtelijke ontwikkelingen worden deze milieukwaliteitsprofielen toegepast. Voor het landgoed De Woerd is het milieukwaliteitsprofiel Landelijk gebied, verweving van functie van toepassing. Een uitgebreide beschrijving van de bijbehorende de ambities is te vinden in het milieubeleidsplan.
De Wet ruimtelijke ordening (Wro) bepaalt dat gemeenten bij het vaststellen van bestemmingsplannen regels stellen voor een goede ruimtelijke ordening. Dit betekent voor de bodem (grond en grondwater) dat de bodemkwaliteit en de voorgenomen bestemming met elkaar in overeenstemming dienen te zijn. Of de bodem een planontwikkeling in de weg staat, wordt middels een historisch onderzoek eventueel aangevuld met een bodemonderzoek bepaald. De resultaten van het historisch onderzoek, het bodemonderzoek en de conclusie met eventuele saneringsadviezen worden in het bestemmingsplan vermeld.
Het plan
Er is door Vink Milieutechnisch Adviesbureau B.V. verkennend en aanvullend bodemonderzoek naar de locatie van de composteerterrein gedaan. De resultaten van dit onderzoek zijn van belang omdat op deze locatie natuur ontwikkeld gaat worden.
Uit het onderzoek blijkt dat uitsluitend voor een klein gedeelte van het terrein de interventiewaarde voor PAK worden overschreden. De interventiewaarde is wettelijk vastgelegd als het gehalte waarbij sprake kan zijn van ernstige verontreiniging, waardoor de bodem niet, of mogelijk niet meer, geschikt is voor elke vorm van bodemgebruik. De interventiewaarden zijn onderbouwd met gegevens over gezondheidsrisico's voor mens, plant en dier. Hierbij is uitgegaan van het Maximaal Toelaatbaar Risiconiveau (MTR): het gehalte waarboven ontoelaatbare effecten voor mens, plant of dier kunnen gaan optreden.
De overschrijding van de interventiewaarde voor PAK heeft niet te maken met de bodem, maar met de halfverharding / onbewerkt bouw- en sloopafval (overwegend baksteen, puin en in mindere mate asfalt) die ligt onder het oude weggetje langs de noordwestzijde van de composteerlocatie. Op het overige deel van het composteerterrein worden geen overschrijding van de interventiewaarde voor PAK aangetroffen. Het bodemonderzoek is opgenomen in Bijlage 3.
Conclusie
De grond, is met uitzondering van de grond onder het weggetje, niet zodanig verontreinigd dat omvorming naar de bestemming "natuur" niet mogelijk is. De weg blijft, vanwege de verontreiniging die er onder ligt, liggen. De weg zal worden bedekt met grond en als onverharde beheerweg gaan dienen. Gezien voorgaande zijn geen belemmering voor de voorgestane natuurontwikkeling.
Bij vaststelling of herziening van een bestemmingsplan is het conform de Wet geluidhinder (Wgh) noodzakelijk dat er aandacht wordt besteed aan de akoestische situatie.
Als een plangebied geheel of gedeeltelijk binnen de onderzoekszone van een verkeersweg, een spoorweg, of een gezoneerd industrieterrein valt, moet bij de voorbereiding van een bestemmingsplan akoestisch onderzoek worden verricht naar de geluidsbelasting op nieuwe woningen of andere geluidsgevoelige bestemmingen (bijvoorbeeld scholen en ziekenhuizen) binnen die geluidszone. Een bestemmingsplan kan pas worden vastgesteld indien de geluidbelasting op nieuwe geluidgevoelige functies voldoet aan de voorkeursgrenswaarden genoemd in de Wgh, of indien een besluit is genomen om hogere waarden vast te stellen. Voor dit laatste geeft de Wgh een maximale ontheffingswaarde. Voordat een hogere waarde kan worden vastgesteld, dienen eerst maatregelen onderzocht te worden om de geluidbelasting terug te dringen.
Voor wegen die deel (gaan) uitmaken van een 30 km-gebied geldt dat akoestisch onderzoek in principe niet uitgevoerd hoeft te worden op grond van de Wgh. In het kader van een goede ruimtelijke ordening kan het in sommige gevallen, zoals bij drukke 30 km wegen, toch nodig zijn om de akoestische situatie in kaart te brengen, om te beoordelen of het een goede locatie is voor een geluidgevoelige functie.
Het plan
De in de schaapskooi te realiseren beheerderswoning ligt niet in een geluidszone van een nabijgelegen weg. De A12 ligt op een afstand van circa 800 meter en daarmee niet binnen de geluidszone van de A12. Deze zone is op grond van de Wgh 400 meter breed. De dichtstbijzijnde weg in de nabijgelegen woonwijk is de Faunalaan en ligt op circa 400 meter. Dit betreft een 30 km/h weg zonder geluidszone.
In de nabijheid is geen industrieterrein met geluidscontour aanwezig en is geen spoorlijn aanwezig. Mogelijk geluidsoverlast van deze bronnen in binnen het plangebied dan ook niet aan de orde.
Relatie tot het milieubeleidsplan
Er is beoordeeld of het plan voldoet aan de ambities uit het milieubeleidsplan. In onderstaande tabel is dit uitgewerkt.
Gebiedstype | Landelijk gebied verweving van functies' | ||
Situatie plangebied | Wettelijk kader | Gemeentelijk beleid, ambitie | |
Geluid - wegverkeer | <43 dB | 48 dB | 43 dB |
Uit bovenstaande tabel blijkt dat niet voldaan wordt aan de ambities van het milieubeleidsplan als het gaat om geluid vanwege het wegverkeer. Dit komt doordat de A12 in de nabijheid van het plangebied ligt.
Conclusie
De nieuwe woning komt niet te staan binnen de geluidszone van een weg. Bovendien zijn geen spoorlijn of zwaar industrieterrein in de buurt aanwezig. Toetsing aan de Wgh is derhalve niet noodzakelijk. Geluid vormt daarmee geen belemmering voor de ontwikkeling
Wet Luchtkwaliteit
In de Wet milieubeheer (Wm) zijn kwaliteitseisen voor de buitenlucht opgenomen. Titel 5.2 Wm 'Luchtkwaliteitseisen' wordt kortweg aangeduid als de Wet luchtkwaliteit. Het doel van de wet is om mens en milieu bescherming te bieden tegen de negatieve effecten van luchtverontreiniging. Voor de gezondheid van de mens is een goede luchtkwaliteit van groot belang. Daarom zijn in de Wet milieubeheer grenswaarden opgenomen voor een aantal stoffen die als verontreiniging in de lucht voorkomen. In de praktijk richt de aandacht zich vooral op de stoffen stikstofdioxide en fijnstof. Van deze stoffen komen in Nederland concentraties voor die in de buurt van de grenswaarde liggen. Voor de overige stoffen genoemd in de Wet milieubeheer komen de concentraties niet in de buurt van de grenswaarde. De Wet luchtkwaliteit maakt onderscheid tussen grote en kleine ruimtelijke projecten. Een project is klein als het slechts in geringe mate, ofwel niet in betekenende mate (NIBM), leidt tot een verslechtering van de luchtkwaliteit. De grens ligt bij een verslechtering van maximaal 3% van de grenswaarden voor de luchtkwaliteit.
De regeling NIBM, geeft voor een aantal categorieën van projecten een - getalsmatige - invulling aan de NIBM-grens. Het gaat onder meer om woningbouw- en kantoorprojecten en enkele soorten van inrichtingen (bijv. emplacementen, kassen en andere landbouwinrichtingen). NIBM projecten kunnen - juridisch gezien - zonder toetsing aan de grenswaarden voor wat betreft het aspect luchtkwaliteit uitgevoerd worden. Uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening moet wel worden bekeken of het realiseren van het plan met betrekking tot de luchtkwaliteit op die locatie gewenst is. Daarbij speelt de mate van blootstelling aan de luchtverontreiniging een rol. Ook de gevoeligheid van bepaalde groepen mensen voor luchtverontreiniging kan daarbij worden afgewogen. Hierbij gaat het niet alleen om de toekomstige gebruikers van de locatie maar ook om de personen in de omgeving daarvan, bijvoorbeeld om de bewoners en/of kinderen in een school/kinderdagverblijf aan de gebiedsontsluitende wegen.
Het plan
Op grond van de regeling NIBM is nog sprake van een NIBM-project bij realisatie van 1500 nieuwe woningen met één ontsluitingsweg of 3000 woningen met twee ontsluitingswegen. Het project betreft de realisatie van één beheerderswoning en kan daarmee aangemerkt worden als NIBM project.
Milieubeleidsplan
Er is beoordeeld of het plan voldoet aan de ambities uit het milieubeleidsplan. In onderstaande tabel is dit uitgewerkt.
Gebiedstype Landelijk gebied verweving van functies' | |||
Luchtkwaliteit | Situatie plangebied | Wettelijk kader | Gemeentelijk beleid, ambitie |
-Stikstofdioxide NO2 [µg/m3] | 20-22 | 40 | 18-22 |
Fijnstof -PM10 [µ g/m3 | 21-22 | 31,3 | 20-21 |
De concentraties aan stikstofdioxide en fijnstof voldoen in het plangebied wel aan het wettelijk kader maar niet aan de ambitiekwaliteit van de gemeente. De oorzaak is de hoge achtergrondconcentratie in het gebied. Voor concentraties van zeer fijnstof (PM2,5) in de lucht is geen ambitie het gemeentelijke beleid opgenomen, omdat de grenswaarden over deze concentraties dateren van na het gemeentelijke beleid. Er wordt ter hoogte van het plangebied, blijkt uit de Monitoringstool van het Rijk, wel voldaan aan de wettelijke grenswaarden.
Conclusie
Het plan draagt niet in betekende mate bij aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Bovendien voldoen de achtergrondwaarden aan de grenswaarden uit de Wet luchtkwaliteit. De luchtkwaliteit vormt dus geen belemmering voor de ontwikkeling. De ambitiewaarden worden niet behaald, dit komt door de nabijheid van de A12.
De Wet ruimtelijke ordening (Wro) bepaalt dat overheden bij het vaststellen van bestemmingsplannen moeten aantonen dat sprake is van een goede ruimtelijke ordening (Wro artikel 3.1 lid 1). Onderdeel hiervan is het zorgen voor een goede milieuzonering: de overheid dient er op toe te zien dat er voldoende afstand in acht wordt genomen tussen enerzijds functies die hinder of gevaar veroorzaken (bijvoorbeeld bedrijven), en anderzijds functies die daar last van hebben (bijvoorbeeld woningen). Die afstand moet ook weer niet onnodig groot zijn, omwille van een efficiënt ruimtegebruik.
Indien nieuwe milieugevoelige bestemmingen, zoals woningen of scholen, mogelijk worden gemaakt in de nabijheid van bestaande bedrijven dan dient de geluidsruimte die het bedrijf heeft op basis van een algemene maatregel van bestuur (AMvB), of zoals vastgelegd in de omgevingsvergunning, te worden gerespecteerd. Bij het toestaan van nieuwe bedrijven of andere functies dient rekening gehouden te worden met de milieuruimte die in de toekomst nodig is. Hierbij kunnen de richtlijnen in de VNG-handreiking 'Bedrijven en milieuzonering' editie 2009 gehanteerd worden om de afstand te bepalen tussen woningen en de verschillende bedrijfscategorieën. Deze handreiking beveelt per standaard bedrijfstype een afstand aan tot woningen of andere 'kwetsbare' functies. De afstand hangt onder meer af van de aard van de omgeving: een rustige woonwijk verdient een hoger beschermingsniveau dan een gebied waar al enige hinder is van bedrijven of infrastructuur (gemengd gebied).
Het plan
De in de schaapskooi te realiseren beheerderswoning betreft een gevoelige functie die mogelijk bedrijven in de omgeving kan beperken. Hierbij dient aandacht besteed te worden aan onder meer de ten noorden van het plangebied aan De Woerd 7 gelegen kartbaan. De grootste richtafstand (voor geluid) voor een kartbaan is volgens de VNG-brochure afhankelijk van de bedrijfsuren:
Volgens de bedrijfsinformatie op de internetwebsite is de kartbaan geopend op dinsdag t/m zondag van 10.00 tot 18.00 uur. Dit is meer dan 8 uren per week, zodat rekening gehouden moet worden met een richtafstand van 1.000 meter. De afstand tussen de geprojecteerde woning en de kartbaan bedraagt circa 420 meter, zodat niet wordt voldaan aan voornoemde richtafstand. Uit geluidsonderzoek gedaan door Caubergen-Huygen Raadgevende ingenieurs uit 2010 (Bijlage 4) blijkt echter dat de kartbaan geen problemen oplevert voor realisatie van de woning. Uit het onderzoek blijkt dat ter plaatse van de woningen op de Meerkoet het langetijd gemiddelde beoordelingsniveau 40 dB(A) betreft en het maximale geluidsniveau 50 dB(A) betreft. Deze woningen liggen op een afstand van circa 260 meter van de kartbaan. Omdat de nieuwe beheerderswoning op grotere afstand ligt, kan er van worden uitgegaan dat het geluidsproductie van de kartbaan onder de waarden die VNG-brochure voorschrijft. Die waarde betreffen 45 dB(A) voor het langetijd gemiddelde beoordelingsniveau en 65 dB(A) voor de maximale geluidsbelasting.
De afstanden tussen het plangebied en overige bedrijfsmatige activiteiten zoals Sportcentrum Hoenderdaal, en diverse bedrijven en kantoren ten noorden van Hoendersteeg zijn groter zijn dan de voor die activiteiten in acht te nemen maximale richtafstanden. Deze activiteiten vormen dan ook geen belemmering voor de te realiseren woning.
Externe veiligheid heeft betrekking op de gevaren die mensen lopen als gevolg van aanwezigheid in de directe omgeving van een ongeval waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken. Er kan onderscheid worden gemaakt tussen inrichtingen (bedrijven) waar gevaarlijke stoffen worden bewaard en/of bewerkt, transportroutes waarlangs gevaarlijke stoffen worden vervoerd en ondergrondse buisleidingen. De aan deze activiteiten verbonden risico's moeten tot een aanvaardbaar niveau beperkt blijven.
Het wettelijk kader voor risicobedrijven is vastgelegd in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (BEVI) en de bijbehorende Regeling externe veiligheid inrichtingen (REVI). Voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over het spoor en de weg geldt de Wet vervoer gevaarlijke stoffen en het daarbij behorende besluit. Voor ondergrondse buisleidingen is het wettelijk kader vastgelegd in het Besluit Externe veiligheid buisleidingen (Bevb).
Bij de beoordeling van de externe veiligheidssituatie zijn twee begrippen van belang, namelijk het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het plaatsgebonden risico is het risico uitgedrukt als de kans per jaar, dat een persoon die onafgebroken en onbeschermd op een plaats zou verblijven, verblijft overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval binnen die inrichting of bij de transport-as, waarbij een gevaarlijke stof betrokken is. Het groepsrisico zijn de cumulatieve kansen dat per jaar dat een groep van 10, 100 of 1000 personen overlijdt als rechtstreeks gevolg van hun aanwezigheid in het invloedsgebied in het invloedsgebied van een inrichting of een transport-as en een ongewoon voorval binnen die inrichting of bij een transport-as, waarbij een gevaarlijke stof betrokken is
Plaatsgebonden risico
Het PR kent een grenswaarde van 10-6 per jaar. De kans per jaar, dat een persoon die onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven, verblijft overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval binnen die inrichting of bij de transport-as, waarbij een gevaarlijke stof betrokken is, mag dus niet groter zijn dan 1 op een miljoen. Binnen de PR 10-6 contour mogen geen kwetsbare objecten aanwezig zijn. Voor beperkt kwetsbare objecten geldt deze waarde als richtwaarde en in nieuwe situaties moet in beginsel ook aan deze waarde worden voldaan.
Verantwoordingsplicht groepsrisico
Het groepsrisico is een maat voor de maatschappelijke ontwrichting in situaties waarin zich een ramp met gevaarlijke stoffen voordoet. De verantwoordingsplicht is erop gericht om een weloverwogen afweging te maken over de risico's in relatie tot de (ruimtelijke) ontwikkelingen in het plangebied. Het groepsrisico (GR) is een maat voor de maatschappelijke ontwrichting als gevolg van een calamiteit met gevaarlijke stoffen.
Rondom een risicobron wordt een invloedsgebied gedefinieerd, waarbinnen grenzen worden gesteld aan het maximaal aanvaardbare aantal slachtoffers, de z.g. oriënterende waarde (OW). Dit is een richtwaarde, waarvan het bevoegd gezag, mits afdoende gemotiveerd, kan afwijken. Deze verantwoordingsplicht geldt voor elke toename van het GR, ook als de OW niet wordt overschreden. In de verantwoording van het groepsrisico worden onderwerpen behandeld die van belang zijn bij het maken van een afweging over het risico en de ruimtelijke situatie. Het groepsrisico wordt kwantitatief beoordeeld. Daarnaast komen ook planologische aspecten aan de orde en de mogelijkheden tot rampenbestrijding.
Het plan
De in de nabijheid gelegen A12 betreft een transportroute van gevaarlijke stoffen. Uit het rapport Basisnet Weg2 blijkt dat de 10-7 contour van de A12 op 84 meter van het middelpunt van de weg ligt. Het plangebied en de beheerderswoning liggen op circa 800 meter van de A12 en er wordt derhalve voldaan aan de wettelijke grenswaarde van het plaatsgebonden risico. In de rapportage van het Basisnet weg is aangegeven dat het groepsrisico langs het betrokken gedeelte van de Rijksweg A12 lager is dan 0,1 maal de oriëntatiewaarde.
In de nabijheid van het plangebied is geen andere transportroute (leiding en spoorlijn) van gevaarlijke stoffen aanwezig. Ook is geen inrichting (zogenaamde Bevi-inrichting) waarbinnen gevaarlijke stoffen aanwezig zijn in de buurt.
Milieubeleidsplan
Er is beoordeeld of het plan voldoet aan de ambities uit het milieubeleidsplan. In onderstaande tabel is dit uitgewerkt.
Gebiedstype Landelijk gebied verweving van functies' | |||
Externe veiligheid | Situatie plangebied | Wettelijk kader | Gemeentelijk beleid, ambitie |
Plaatsgebonden risico | 1 * 10-6 | <1 * 10-8 | 1 * 10-8 |
Groepsrisico | < 0,1 OW | n.v.t. | < 0,1 OW |
Er wordt voldaan aan het wettelijke grenswaarde voor het plaatsgebonden risico. Er wordt ook voldaan aan de ambities op uit het milieubeleidsplan. Voor het groepsrisico bestaat wettelijk gezien alleen een verantwoordingsplicht, binnen bepaalde afstand van een risicobron. Er wordt voldaan aan de ambities uit het gemeentelijke milieubeleidsplan.
Conclusie
Externe veiligheid vormt geen belemmering voor de ontwikkeling.
Wettelijk kader sinds april 2013
De wettelijke eisen aan nieuwbouw van woningen staan in het bouwbesluit. De volgende eisen worden gesteld bij nieuwbouw en/of verbouwingen:
Milieuprestatie Gebouw (MPG)
Er geldt vanuit het Bouwbesluit de verplichting om bij de aanvraag omgevingsvergunning Bouwen een berekening aan te leveren van de Milieuprestatie van een gebouw. De verplichting geldt voor alle woningen, woongebouwen en kantoorgebouwen met nevenfuncties groter dan 100 m2.
Duurzaam bouwen beleid
De Gemeente Utrechtse Heuvelrug heeft haar duurzaam bouwen beleid verwoord in het milieubeleidsplan “Natuurlijk Duurzaam”. Voor nieuwbouw streeft de gemeente een 25% scherpere EPC na dan wettelijk verplicht is. Per 1 januari 2011 streeft zij voor woningen dus naar een EPC = 0,45. Daarnaast wordt gestreefd naar een minimale gemiddelde GPR Gebouw score van 7.
Conclusie
Ook bij verbouw van de schaapskooi tot woning wordt gestreefd naar een EPC van 0,45 en een GPR gebouw score van 7.
In het plangebied zijn geen kabels en leidingen aanwezig. Op dit onderwerp wordt dan ook niet nader ingegaan.
Waterbeheerplan 'Waterkoers 2016-2021'
Het Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden heeft haar ambities en langetermijn visie vastgelegd in het waterbeheerplan Waterkoers 2016-2021. De Waterkoers is een koersdocument om te sturen op hoofdlijnen met als overkoepelende doel: samen werken aan een veilige, gezonde en prettige leefomgeving. In de Waterkoers wordt op een niet-planmatige manier over het waterschapswerk gesproken. Waterschapswerk is hierbij breder dan enkel beheer van water.
Water is een belangrijke pijler van een veilige, gezonde en prettige leefomgeving. Vanuit die achtergrond werkt Hoogheemraadschap de Stichtse Rijnlanden samen met de ruimtelijke ordening aan bescherming tegen overstromingen, een gezond grond- en oppervlaktewatersysteem en het zuiveren van afvalwater. Voor ruimtelijke ontwikkelingen geldt het principe van ruimtelijke adaptatie (zie navolgend).
Het minimale uitgangspunt voor planontwikkelingen is dat het plan hydrologisch neutraal moet worden ontwikkeld met als doel geen gevolgen voor de waterveiligheid, het gronden oppervlaktewater en de waterkwaliteit en ecologie. Daarmee wordt geborgd dat de ontwikkeling van het gebied met betrekking tot wateraspecten duurzaam is.
Waterplan Heuvelrug
In februari 2007 heeft de gemeente het Waterplan Heuvelrug vastgesteld. In dit plan wordt het beleid voor het beheer van het stedelijk water in de gemeente beschreven. Er wordt inzicht gegeven in welke maatregelen voor het watersysteem op korte termijn mogelijk zijn, en welke maatregelen noodzakelijk en verplicht zijn om een ecologisch, gezond en veilig functionerend watersysteem te krijgen. Doel van de maatregelen is te komen tot een gezond en veerkrachtig watersysteem. Ook wordt in het plan aandacht besteed aan de gebruiks- en belevingswaarde van het water . De gemeente zet blijkens het plan in op:
Convenant afkoppelen op de Heuvelrug
De Utrechtse Heuvelrug biedt goede mogelijkheden voor het infiltreren van hemelwater. De heuvelrug herbergt echter een groot grondwaterreservoir, die een belangrijke rol speelt voor de drinkwaterwinning. De provincie Utrecht stelt daarom strenge eisen aan de kwaliteit van het te infiltreren regenwater. In januari 2010 is daarom door de Provincie Utrecht, Hoogheemraadschap de Stichtse Rijnlanden, Waterschap Vallei en Eem, Vitens en een groot aantal gemeenten op de Heuvelrug een convenant ondertekend, waarin de randvoorwaarden voor het afkoppelen (het niet afvoeren van het hemelwater via het riool) op de Heuvelrug zijn opgenomen. Volgens dit convenant mag:
Verbreed gemeentelijk Rioleringsplan 2012-2015 (GRP)
Het GRP is de integrale visie van de gemeente op grondwater, regenwater en stedelijk afvalwater. De gemeente kiest blijkens het plan bewust voor een integraal en duurzaam watersysteem in een uniek, maar kwetsbaar gebied, passend bij ons groene en vitale imago. Hiertoe heeft de gemeente een aantal doelen geformuleerd met betrekking tot grondwater, regenwater en stedelijk afvalwater.
In het GRP heeft de gemeente o.a. de volgende doelen geformuleerd:
Voor het hemelwater heeft de gemeente de ambitie geformuleerd om zoveel mogelijk van dit hemelwater vast te houden op de plek waar het valt. Dit betekent dat daar waar het mogelijk is het hemelwater moeten worden afgekoppeld van de riolering en lokaal in het milieu (bodem of oppervlaktewater) moet worden gebracht. Dit gaat verdroging van gebieden tegen en is beter voor het milieu, omdat hierdoor overstorten van rioolwater op het oppervlaktewater worden voorkomen en de werking van rioolwaterzuiveringsinstallatie (RWZI) verbetert (een RWZI werkt beter als rioolwater minder vemengd is met regenwater).
In de bestaande situatie is het gehele terrein verhard. In de nieuwe situatie zal deze verharding worden verwijderd. Hierdoor verdwijnt er een oppervlakte van circa 6100 m2 aan verharding. In de nieuwe situatie komt alleen ten behoeve van het oprichten van een beheerschuur nieuwe verharding terug. Er is hierdoor sprake van een flinke afname van de verharding. Dit is positief voor de waterhuishouding in het gebied.
Bij de verbouw van de schaapskooi tot woning en bouw van de beheerschuur zal ervoor worden zorg gedragen dat niet gebruikt gemaakt wordt van uitlogende materialen (zink, koper of iets dergelijks). Bovendien dient het hemelwater afgekoppeld te worden en niet via het vuilwaterriool te worden afgevoerd.
Indien het hemelwater wordt afgekoppeld en bij de verbouw van de schaapskooi en bouw van de beheerschuuur geen uitlogende materialen worden gebruikt, levert de ontwikkeling een verbetering van de ter plaatse aanwezige waterhuishouding op.
Wet natuurbescherming
Per 1 januari 2017 is de Wet natuurbescherming (Wnb) in werking getreden. Deze wet vervangt de Natuurbeschermingswet 1998 , de Flora- en faunawet en de Boswet. Met de Wet natuurbescherming wordt gepoogd om een eind te maken aan de discussies over de implementatie van de Europese richtlijnen. De wet beoogt één integraal en vereenvoudigd kader voor Natuurbescherming te introduceren.
Het nieuwe stelsel neemt de Europese regelgeving als uitgangspunt en beoogt qua systematiek dicht tegen de formuleringen uit de richtlijnen aan te kruipen. De wet valt, als het gaat om beschermingsregimes, uiteen in een regime voor gebiedbescherming en een voor soortenbescherming.
Gebiedsbescherming
De gebiedbescherming binnen de Wnb ziet alleen op de bescherming van de zogenaamde Natura 2000-gebieden en niet meer voor op de op grond van de oude wet aangewezen beschermde Natuurmonumenten, voor zover deze niet deels dan wel geheel vallen binnen een Natura 2000-gebied.
Voor ruimtelijke ontwikkelingen binnen de Natura 2000-gebieden en tevens voor ontwikkelingen daarbuiten die van invloed kunnen zijn (door 'externe werking') op die beschermde natuurgebieden, gelden restricties. Voor activiteiten of projecten die schadelijk zijn voor de beschermde natuur geldt op grond van de Wet een vergunningplicht. Middels een 'habitattoets' dient te worden onderzocht of een activiteit significante negatieve effecten op de instandhoudingsdoelstellingen voor Natura 2000-gebieden veroorzaakt.
Ten tijde van de vaststelling van het bestemmingsplan moet al duidelijk zijn of de ontwikkelingsmogelijkheden die in het plan worden opgenomen niet leiden tot een aantasting van de natuurlijke kenmerken van de betrokken Natura 2000-gebieden.
Soortenbescherming
Het in de wet opgenomen beschermingsregime voor soorten valt uiteen in drie afzonderlijke regimes, die elkaar deels overlappen. Het gaat om de volgende regimes:
Er wordt vanuit gegaan dat jurisprudentie van de afdeling die onder de Flora- en faunawet bestond, ook van toepassing is op het nieuwe wettelijke stesel. Dit betekent dat een bestemmingsplan alleen kan worden vastgesteld, als is aangetoond dat de verbodsbepalingen uit de Wnb ter bescherming van bepaalde soorten niet aan de weg staat aan de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan. Voorgaande kan door middel van ecologisch onderzoek worden aangetoond.
Natuur Netwerk Nederland
Natuur Netwerk Nederland (NNN) is een robuust, samenhangend netwerk van natuurgebieden en verbindingen daartussen op nationaal niveau. Natura 2000, een Europees netwerk van beschermde natuurgebieden, maakt onderdeel uit van die NNN. Zowel het Rijk als de Provincie wensen de NNN te behouden en verder te ontwikkelen. In de Provinciaal Ruimtelijke Verordening (PRV) is dan ook een beschermingsregime (het zogenaamde nee, tenzij regime) voor de NNN opgenomen. Op grond van de PRV mogen binnen de NNN geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen voordoen die een significant negatief effect hebben op de wezenlijke waarden en kenmerken van de NNN.
In de nabijheid van het plangebied ligt geen Natura-2000 gebied dat beschermd is op grond van de Natuurbeschermingswet. Verdere toetsing aan voornoemde wet is dan ook niet noodzakelijk. Wel dient getoetst te worden of het in gebruik nemen van de schaapskooi als woning en realisatie van de schuur nadelige gevolgen heeft voor de aanwezige natuur. Enerzijds is dit noodzakelijk om te beoordelen of voldaan wordt aan de Wet natuurbescherming, anderzijds is dit noodzakelijk om te beoordelen of de verbouw van de schaapskooi tot woning geen significante gevolgen heeft voor de NNN. De schaapskooi en schuur liggen namelijk in de NNN.
Door het adviesbureau AFO is een onderzoek in het kader van de Flora- en faunawet en het EHS-beleid uitgevoerd voor de beoogde ontwikkeling. Hieronder zijn de resultaten uit dit onderzoek, dat als Bijlage 5 is toegevoegd, kort verwoord.
Aangetroffen beschermde flora & fauna
Ringslang kan overal op het terrein verwacht worden, maar met name in de randzones van het composteerterrein is aanwezigheid mogelijk. Het verrichte veldonderzoek heeft ook aangetoond dat in de directe nabijheid van de Schaapskooi paarterritoria van de Ruige dwergvleermuis aanwezig zijn. Beschermde flora werd tijdens veldbezoek echter niet aangetroffen op de locaties waar fysieke ingrepen zouden plaatsvinden.
In eerste instantie werd de Das aangetroffen in het meest noordelijke deel van het Landgoed Woerd. Recent werd een burcht door dassen ingenomen die op ca. 200 meter afstand van de Schaapskooi ligt, en deze werd door twee dassen bewoond.
Verstoring & mitigerende maatregelen
Bij het zonder meer ten uitvoer brengen van de plannen is overtreding van de wet een reële mogelijkheid gelet op het voorkomen van soorten met een strikt beschermingsregime.
Met gerichte mitigerende maatregelen voor vleermuizen, zoals het in geschikte seizoenen uitvoeren van ingrepen die verstorend kunnen zijn, is te voorkomens dat overtreding van de wet zal optreden. Hiervoor dient tijdig en bij de seizoensplanning van de ingrepen een ecologisch werkprotocol te worden opgesteld.
Wat betreft de das die zich recent op de Woerd gevestigd heeft is het een voordeel dat menselijke activiteiten in de schaapskooi (recreatief gebruik als jachthuis) reeds aanwezig waren voor zijn komst. Het gebruik van de schaapskooi wordt intensiever en er komt een schuur. Hierdoor kan enige inperking van leefgebied optreden, maar dit leidt zeker niet tot situaties waarbij het gebied ongeschikt wordt voor de das.
Natuur Netwerk Nederland
De planontwikkeling heeft zowel positieve als negatieve effecten op de natuurwaarden en wezenlijke kenmerken van de NNN. Zoals uit voorafgaande beschouwing duidelijk werd gaan er negatieve effecten uit van de voorgenomen verandering van het gebruik van het gebouw de schaapskooi, dit als gevolg van de functieverandering van recreatief gebruik naar permanente woonfunctie. Deze negatieve effecten leiden zeker niet tot significant negatieve effecten voor de NN> Ze doen geen afbreuk aan de gunstige staat van instandhouding van soorten. Wellicht kan voor enkele individuen van soorten enige inperking van leefgebied optreden, maar dit leidt zeker niet tot situaties waarbij het duurzaam voortbestaan van soorten, zowel lokaal als regionaal, in gevaar komt. In onderstaande tabel zijn de zes toetsingsaspecten zoals die door de provincie Utrecht gehanteerd worden vermeld, met daarbij een beoordeling.
Conclusie
Zowel de ligging van het terrein in de NNN als de aanwezigheid van soorten die een strikte bescherming kennen binnen de Wet natuurbescherming leveren geen beperkingen op voor de gewenste ontwikkelingen.
De nota Erfgoed in het Groen is op 4 april 2011 vastgesteld door de Gemeenteraad. De nota Erfgoed in het Groen beschrijft het algemene gemeentelijke beleid op het gebied van cultuurhistorie, monumenten en archeologie.
Hoofddoel van de nota is om een beleidskader te geven voor het behoud, de versterking en de ontwikkeling van het waardevolle erfgoed van de gemeente Utrechtse Heuvelrug, dit ten behoeve van huidige en toekomstige generaties. Cultuurhistorisch erfgoed wordt niet gezien als een decor, maar als een kans voor verbetering van onze leefomgeving èn economische ontwikkeling. Door een actief en enthousiasmerend beleid wordt het draagvlak voor behoud van het erfgoed onder eigenaren, inwoners en bezoekers bevorderd. Daarnaast beoogt deze nota integrale samenhang tussen de verschillende facetten van het cultuurhistorisch erfgoed, en tussen dit beleidsveld en andere beleidsvelden (o.a. ruimtelijke ordening, natuur en landschap, recreatie en toerisme, economie). Op grond van de nota is het uitgangspunt dat bij ruimtelijke planvorming cultuurhistorie vroegtijdig wordt meegenomen.
Het plan
In het kader van de ontwikkelingen is cultuurhistorische verkenning gedaan naar de geschiedenis van het Landgoed De Woerd. Dit onderzoek is als Bijlage 6 opgenomen. Uit dit onderzoek blijkt dat De Woerd al langdurig een zelfstandige eenheid vormt, verbonden aan landgoed Beverweerd. De strook waarin het voormalige composteerterrein ligt, behoorde ook tot deze eenheid. Het eerste bouwwerk op dit terrein verschijnt in 1856: een veehouderswoning aan Langbroekerdijk 1. Het tweede bouwwerk, bekend als de 'schaapskooi' wordt in 1885 door het kadaster opgemeten. De bouw van dit pand kan in relatie hebben gestaan met een eerdere veehouderswoning, hoewel het kadaster beide gebouwen niet gelijktijdig registreert. Ook kan de bouw in relatie staan tot de bouw van boerderij Champ, Aubert aan de Hoendersteeg in 1852, waarmee Van Heeckeren een aaneengesloten agrarisch gebied verkreeg met twee boerderijen. Een datering midden 19e eeuw is echter het meest aannemelijk.
Het agrarisch gebruik zal zich aan het einde van de 19e eeuw steeds meer hebben toegelegd op de veeteelt, zoals gebruikelijk in die tijd en blijkt uit de kadastrale registratie van 'bouw- en weiland' in plaats van enkel 'bouwland'. De inrichting van het terrein en het gebruik van de kooi of schuur is nauw verbonden met dit agrarisch gebruik.
Het gebouw op De Woerd heeft vanaf het begin een erf of werkgebied rondom gekend, dat - zoals blijkt uit de kadastrale kaart - met name aan de zuid-oostzijde lag. De noordwestzijde is georiënteerd op het veld. Dit werkgebied werd begrensd door een rij eiken, die thans nog aanwezig is. Deze eiken zijn mogelijk aangeplant om te dienen voor schaduw, (toekomstig) productiehout, windvang, bliksemafleiding en of voedsel voor het vee. Deze situering van het gebouw op het erf voor De Woerd is kenmerkend en nog gaaf herkenbaar aanwezig.
Blijkens de cultuurhistorische verkenning levert de huidige invulling van het gebouw in cultuurhistorisch opzicht geen positieve bijdrage aan de afleesbaarheid van het voormalig gebruik. De situatie biedt daarom volop kansen voor een nieuwe eigentijdse en transparante invulling, waarbij de oorspronkelijke ruimtewerking van het interieur hersteld of herkenbaar gemaakt kan worden. Dit vereist een bouwplan dat met inventiviteit en creativiteit de verschillende onderdelen kan transformeren naar een nieuwe functionaliteit. Herstel van (een deel van) de zoldervloer ter hoogte van de ankerbalken kan daarbij voor noodzakelijke extra ruimte zorgen. Daarbij is verder van belang dat het gebouw zich van alle zijden gelijkwaardig presenteert en de relaties met het omliggende landschap goed worden benut, o.a. door een minimum aan voorzieningen, opstallen e.d. op het erf.
In het plan is rekening gehouden met de cultuurhistorische waarden. Onder meer wordt om de overgang naar het open deel van het voormalige composteerterrein te benadrukken enkele (hout) hokken afgebroken. Ook wordt uitsluitend de schaapskooi als woning bestemd en niet de gronden eromheen. Oprichten van schuttingen, bijgebouwen en terrassen is daardoor niet mogelijk. Parkeren is om de vrije ligging van de schaapskooi te behouden voorzien bij de schuur en niet bij de schaapskooi.
Conclusie
Bij de ruimtelijke planvorming is cultuurhistorie vroegtijdig meegenomen. Daarbij is bij inrichting van het gebied zorgvuldig omgegaan met de cultuurhistorisch waardevolle schaapskooi. Het bestemmingsplan voldoet hiermee aan de Nota Erfgoed in het Groen.
In deze nota wordt beschreven hoe de schaapskooien, die kenmerkend zijn voor de gemeente en die getuigen van een belangrijk onderdeel van de geschiedenis van de Utrechtse Heuvelrug, behouden kunnen blijven, zodat ook toekomstige generaties inwoners en bezoekers nog lang kunnen genieten van deze karakteristieke gebouwen. Voor het behoud van schaapskooien is het van groot belang dat de gebouwen een goede functie hebben. Voor de schaapskooien waar dat nog niet het geval is, zal vroeg of laat dan ook herbestemming aan de orde zijn. Het doel van de beleidsnota is een kader te bieden op basis waarvan de gemeente aan de herbestemming van schaapskooien kan meewerken
Blijkens de nota dient men zorgvuldig om te gaan met het geven van een nieuwe bestemming aan een schaapskooi. Herbestemming kan ingrijpende gevolgen hebben, vooral bij de schaapskooien die solitair in het veld liggen. De kenmerkende vrije ligging in het veld wordt bijvoorbeeld teniet gedaan door erfaanleg rondom het gebouw. Door de aanleg van een schutting, een tuin, een terras of bijgebouwen gaat die vrije ligging, een essentieel cultuurhistorisch kenmerk van de schaapskooi, verloren. Ze horen niet bij de schaapskooi als gebouwtype en doen daarmee dus sterke afbreuk aan de cultuurhistorische waarde van het gebouw. Uitgangspunt moet blijkens de nota dan ook zijn dat voor deze vrij in het veld gelegen schaapskooien een functie wordt gekozen die zo weinig mogelijk ingrijpt in het uiterlijk van de kooi en het omringende erf. In de nota is de volgende tabel opgenomen met daarin de herbestemmingsmogelijkheden van schaapskooien.
Uit de tabel blijkt dat het geven van een woonfunctie aan een schaapskooi alleen mogelijk is onder voorwaarden en alleen bij schaapskooien die op een erf staan.
Het plan
De binnen het plangebied aanwezig schaapskooi betreft een solitair gelegen schaapskooi aan het einde van een lange onverharde toegangsweg, en aan drie zijden omgeven door een rij eiken. Deze bijzondere ligging staat het niet toe de schaapskooi te gebruiken als woning. Woongebruik levert eigenlijk een te grote aantasting van de bijzondere ligging op. Voor deze vorm van gebruik zijn namelijk in de regel voorzieningen noodzakelijk, zoals een terras en parkeerplaatsen die de bijzondere ligging aantasten. In onderhavig geval wordt echter een uitzondering gemaakt, omdat:
Ook worden nog de volgende voorwaarden gesteld, mede om te borgen dat slechts sprake zal zijn van een geringe aantasting van de cultuurhistorische waarde van de schaapskooi:
Conclusie
Het gebruik van de schaapskooi past binnen niet binnen de Nota Schaapskooien. Het wordt wenselijk geacht om in dit specifieke geval af te wijken van dit beleid.
Erfgoedwet
De Monumentenwet 1988 is op 1 juli 2016 overgegaan in de Erfgoedwet. De Erfgoedwet bundelt de bestaande wet- en regelgeving voor behoud en beheer van het cultureel erfgoed in Nederland. Bovendien zijn aan de Erfgoedwet een aantal nieuwe bepalingen toegevoegd. Het beschermingsniveau zoals deze in de oude wetten en regelingen gold, blijft gehandhaafd. Het behoud en beheer van het Nederlandse erfgoed was geregeld in zes verschillende wetten en een regeling. Waarin roerend, onroerend en archeologisch erfgoed allemaal hun eigen specifieke definities, procedures en beschermingsmaatregelen hadden.
In de Erfgoedwet is vastgelegd hoe met ons erfgoed wordt omgegaan, wie welke verantwoordelijkheden daarbij heeft en hoe het toezicht daarop wordt uitgeoefend. Overbodige regels zijn geschrapt en de verantwoordelijkheid voor de bescherming van het cultureel erfgoed ligt waar mogelijk bij het erfgoedveld zelf. Onderdelen van de Monumentenwet die de fysieke leefomgeving betreffen, worden overgeheveld naar de Omgevingswet die in 2019 van kracht wordt. Voor deze onderdelen is een overgangsregeling in de Erfgoedwet opgenomen voor de periode 2016-2019. Het gaat daarbij om de volgende zaken:
Beleidskaart Archeologie en de Monumentenverordening
In april 2013 is door de gemeenteraad een nieuwe Beleidskaart Archeologie vastgesteld. Op de kaart is de gemeente opgedeeld in verschillende archeologisch waardevolle gebieden. Er is gekozen voor vijf typen archeologie-gebieden waarin verschillende regels voor bescherming van archeologisch erfgoed gelden. De archeologische waarden die bijdragen aan de identiteit en het karakter van onze gemeente zijn daarbij het belangrijkst.
De regels voor het beschermen van archeologische waarden zijn naast op de Beleidskaart Archeologie te vinden in de Monumentverordening 2010.
Op grond van de Beleidskaart Archeologie (zie onderstaande afbeelding) kent het plangebied verschillende verwachtingswaarden voor archeologische resten. Om deze waarde te beschermen zullen in het bestemmingsplan verschillende dubbelbestemming "Waarde - Archeologie " opgenomen worden.
Uitsnede Beleidskaart Archeologie
Conclusie
Met het opnemen van de archeologische dubbelbestemmingen is de bescherming van archeologische waarden geborgd. Voor grondwerkzaamheden dieper dan 30 cm en met een bepaalde oppervlakte, zal een omgevingsvergunning noodzakelijk en dient aanvullende archeologisch onderzoek uitgevoerd te worden.
Dit bestemmingsplan bestaat uit geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1581.bpDBGDeWoerd-va01 met de bijbehorende regels (en bijlagen) en een toelichting hierop. Het GML-bestand (simpel gezegd; de kaart) en de bijbehorende regels vormen samen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan. Deze beide planonderdelen dienen in onderlinge samenhang te worden bezien en toegepast. In het GML-bestand zijn de bestemmingen aangewezen. Aan deze bestemmingen zijn bouwregels en regels over het gebruik gekoppeld.
De toelichting heeft geen rechtskracht, maar vormt niettemin een belangrijk onderdeel van het plan. De toelichting van dit bestemmingsplan geeft een weergave van de beweegredenen, de onderzoeksresultaten en de beleidsuitgangspunten die aan het bestemmingsplan ten grondslag liggen. Tot slot is de toelichting van wezenlijk belang voor een juiste interpretatie en toepassing van het bestemmingsplan.
In het GML-bestand hebben alle gronden met hun bebouwing binnen het plangebied een bestemming gekregen. Binnen een bestemming kunnen nadere soorten aanduidingen zijn opgenomen. Deze aanduidingen hebben alleen een juridische betekenis als in de regels in combinatie met het GML-bestand aan de betreffende aanduiding een gevolg wordt verbonden. Een aantal aanduidingen heeft juridisch gezien geen betekenis en is uitsluitend opgenomen ten behoeve van de leesbaarheid van de verbeelding. In de legenda zijn deze als "verklaringen" aangegeven (bijvoorbeeld kadastrale gegevens).
De regels van het bestemmingsplan zijn ondergebracht in vier hoofdstukken:
Regels in verband met de bestemmingen
De bestemmingsregels kennen allemaal dezelfde opbouw:
In het plangebied zijn drie bestemmingen weergegeven. Daarnaast kent het plangebied meedere dubbelbestemmingen. Hieronder volgt een beschouwing van deze bestemmingen.
De bestemming Natuur wordt gebruikt voor gebieden waar landschappelijke en natuurwaarden van belang zijn. Deze bestemming is bedoeld om deze waarden in stand te houden, te herstellen of te ontwikkelen. De betreffende gebieden hebben een groene uitstraling met landschaps- en/of natuurwaarden.
De binnen de bestemming Natuur te realiseren schuur heeft een bouwvlak en de aanduiding opslag gekregen. In de regels is vervolgens geborgd dat de schuur alleen ten behoeve van het stallen van twee paarden en het beheer van het landgoed gebruikt mag worden. Parkeren is uitsluitend toegestaan ter hoogte van de schuur. Dit is geregeld d.m.v. het opnemen van de aanduiding parkeerterrein ter hoogte van de schuur. Binnen de bestemming Natuur is ook een aanduiding opgenomen waar binnen het landgoed paarden mogen worden gehouden. Om dit mogelijk te maken zijn wel de grenzen van het plangebied opgerekt en zijn alle gronden die het landgoed omvatten in het plan opgenomen.
Afwijken bouwen overkappingen ten dienste van de bestemming
Middels een afwijkingsbevoegdheid kan het bouwen van niet voor bewoning bestemde gebouwen en overkappingen ten dienste van de bestemming Natuur, mits de noodzaak van de bebouwing is aangetoond. Het kan hier bijvoorbeeld gaan om een overkapping of schuurtje voor onderhoudsmaterialen, etc.
Omgevingsvergunning ter bescherming landschappelijke waarden
Om te voorkomen dat de landschappelijke en natuurwaarden onevenredig worden aangetast is een verbod opgenomen om zonder omgevingsvergunning een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden uit te voeren. Deze werkzaamheden hebben dan betrekking op het mogelijk aantasten of veranderen van natuur- en landschapselementen.
Binnen de bestemming Wonen is uitsluitend één beheerderswoning toegestaan. Het bestemmingsvlak Wonen betreft alleen de schaapskooi. Bouwen van bijbehorende bouwwerken geen gebouw zijnde en overige bouwwerken is dus niet mogelijk. Ook is inrichting van de gronden rondom de schaapskooi als erf dus niet mogelijk. Deze gronden hebben namelijk de bestemming Natuur gekregen.
De bestemming Water is bedoeld voor watergangen en waterpartijen, waterhuishouding, instandhouding en ontwikkeling van ter plaatse voorkomende dan wel daaraan eigen landschaps- en natuurwaarden, extensieve openluchtrecreatie en waterverkeer. Hierbij behoren ook de bij deze bestemming behorende groenvoorzieningen, paden, kaden, voorzieningen ten behoeve van flora en fauna, zoals faunapassages, kunstwerken, nutsvoorzieningen.
Binnen deze bestemming mogen geen gebouwen worden gebouwd. Enkel overige bouwwerken zijn toegestaan met een maximale bouwhoogte van 3 meter.
De bestemmingsplanregeling bevat naast de bovengenoemde bestemmingen ook meerdere dubbelbestemmingen. Dubbelbestemmingen vallen als het ware over 'onderliggende' (enkel)bestemmingen heen en houden beperkingen en aanvullingen in voor de bouw- en gebruiksmogelijkheden van die bestemmingen. Dubbelbestemmingen dienen een specifiek ruimtelijk belang dat middels de dubbelbestemming beschermd wordt.
Ter bescherming van de mogelijk in het gebied aanwezige archeologische waarden zijn verschillende dubbelbestemming "Waarde - Archeologie opgenomen. Het betreft hier zones met een verschillende archeologische verwachting.
In het artikel zijn uitzonderingen opgenomen voor situaties waarbij geen omgevingsvergunning hoeft te worden aangevraagd en archeologisch onderzoek niet nodig is. Deze uitzonderingen zijn opgesomd in het artikel en hieronder vallen onder andere zaken die het normale onderhoud en/of gebruik betreffen.
De dubbelbestemming Waarde - Ecologie is bedoeld om de landschaps- en natuurwaarden van de gronden in stand te houden en te beschermen. Deze bestemming geldt naast de onderliggende (enkel) bestemming en is van toepassing op gebieden die binnen de NNN vallen. Naast de geldende bouwregels van de enkelbestemming mogen overige bouwwerken ten dienste van de bestemming Waarde - Ecologie worden gebouwd met een maximale hoogte van 3 meter. Tevens zijn burgemeester en wethouders bevoegd om nadere eisen te stellen aan de situering van de bouwwerken die volgens de andere bestemmingen mogen worden gebouwd. Dit om onevenredige aantasting van de belangen van de landschaps- en natuurwaarden te voorkomen.
De dubbelbestemming Waarde – Cultuurhistorie is bedoeld om de aanwezige cultuurhistorische waarden ter plaatse van de schaapskooi en de cultuurhistorische waarden van de schaapskooi zelf te beschermen. De dubbelbestemming bevat daartoe een sloopverbod.
Op een heel klein deel van het landgoed zijn ook aardkundige waarden aanwezig. Het betreft een gebied met oeverwal en/of oude rivierbedding van de Kromme Rijn. Ter bescherming van deze aardkundige waarden is een gebiedsaanduiding opgenomen en zijn hieraan regels verbonden.
Er is sprake van een bouwplan conform artikel 6.2.1. Besluit ruimtelijke ordening, waarvoor op basis van artikel 6.12 Wet ruimtelijke ordening een exploitatieplan dient te worden vastgesteld. Het opstellen van een exploitatieplan is dus niet noodzakelijk.
De kosten voor verbouw van de schaapskooi tot beheerderwoning, bouwen van de beheerschuur en het verwijderen van de verharding en de realisatie van de aanwezige natuur zijn volledig voor de landgoedeigenaar.
Artikel 3.1.1. Bro overleg
Op grond van artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) pleegt de gemeente bij de voorbereiding van een bestemmingsplan overleg met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van provincie en rijk die betrokken zijn bij de zorg voor ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn. Het voorontwerpbestemmingsplan is op grond van het voorgaande dan ook voorgelegd aan de Provincie Utrecht en het Hoogheemraadschap Stichtse Rijnlanden. Van de Provincie is een vooroverlegreactie ontvangen. Deze reactie is van antwoord voorzien in de bij dit bestemmingsplan gevoegde nota van beantwoording vooroverleg- en inspraakreacties (bijlage 6).
Inspraaktraject
Het voorontwerpbestemmingsplan is bekendgemaakt en eenieder heeft de kans gekregen om een inspraakreactie over het plan in te dienen. Er zijn gedurende die periode 11 inspraakreacties ingediend. Deze reacties zijn van antwoord voorzien in de bij dit bestemmingsplan gevoegde nota van beantwoording vooroverleg- en inspraakreacties (bijlage 6).
Zienswijzenfase
Overeenkomstig afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht heeft het ontwerpbestemmingsplan met ingang van 17 november 2017 voor zes weken ter inzage gelegen. Gedurende de periode van terinzagelegging kon eenieder zienswijzen indienen. Er zijn gedurende die periode 8 zienswijzen ontvangen. In bijgevoede nota van beantwoording (bijlage 8) zijn deze van antwoord voorzien.
Het bestemmingsplan is het juridische instrument om te bepalen welke ruimte voor welke bouw- en gebruiksactiviteiten aangewend mag worden. Het handhavingsbeleid is erop gericht dat deze regels ook worden nageleefd. Een bestemmingsplan bindt zowel burgers als de gemeente en is dan ook de basis voor handhaving en handhavingsbeleid. Handhaving is van cruciaal belang om de in het plan opgenomen ruimtelijke kwaliteiten ook op langere termijn daadwerkelijk te kunnen 'vasthouden'. Daarnaast is handhaving van belang uit een oogpunt van rechtszekerheid: alle grondeigenaren en gebruikers dienen door de gemeente op eenzelfde manier aan het plan gehouden te worden.
Met deze oogmerken is in dit bestemmingsplan gestreefd naar een zo groot mogelijke eenvoud van de regels – binnen de beperkingen en regels die de milieuwetgeving met zich meebrengt. Hoe groter de eenvoud (en daarmee de toegankelijkheid en leesbaarheid), hoe groter de mogelijkheden om in de praktijk toe te zien op de naleving van het bestemmingsplan. Ook geldt: hoe minder 'knellend' de regels zijn, hoe kleiner de kans dat het daarmee wat minder nauw wordt genomen. In de praktijk worden op de lange duur vaak alleen die regels gerespecteerd, waar betrokkenen de noodzaak en de redelijkheid van inzien.