direct naar inhoud van Artikel 6: Bedrijventerrein - 2
Plan: Lelystad - Larserknoop
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0995.083811-VG01

Artikel 6: Bedrijventerrein - 2

6.1. Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijventerrein - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijfsgebouwen ten behoeve van:
    • 1. bedrijven die zijn genoemd in bijlage 2 onder de categorieën 1 tot en met 3.2, ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.2';

bedrijven die zijn genoemd in bijlage 2 onder de categorieën 1 tot en met 3.2 alsmede de bedrijven die zijn genoemd in bijlage 3 onder de categorie 4.1, met uitzondering van de gearceeerde bedrijven, ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 4.1';

met uitzondering van geluidzoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen, vuurwerkbedrijven en/of handel in auto's en motorfietsen;

al dan niet in combinatie met:

  • b. productiegebonden detailhandel, niet zijnde detailhandel in voedings- en genotmiddelen;

en mede bestemd voor:

  • c. het tegengaan van een te hoge geluidsbelasting vanwege het industrielawaai op geluidsgevoelige objecten, ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - industrie';
  • d. het tegengaan van een te hoge geluidsbelasting vanwege het vliegtuiglawaai BKL op geluidsgevoelige objecten, ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - vliegtuiglawaai BKL';

met daaraan ondergeschikt:

  • e. tuinen, erven en terreinen;
  • f. ontsluitingswegen;
  • g. water;
  • h. groenvoorzieningen;

met de daarbijbehorende:

  • i. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

6.2. Bouwregels
6.2.1. Bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van de in lid 6.1 sub a. genoemde gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de gebouwen dienen binnen een bouwvlak te worden gebouwd;
  • b. het bebouwingspercentage van een bouwvlak mag per bouwperceel ten hoogste het ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' aangegeven percentage bedragen;
  • c. de bouwhoogte van een gebouw mag ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' aangegeven hoogte bedragen.
6.2.2. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, binnen een bouwvlak mag ten hoogste 25,00 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, buiten een bouwvlak mag ten hoogste 10,00 m bedragen.

6.3. Ontheffing van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, ontheffing verlenen van:

  • a. het bepaalde in lid 6.2.1 sub c. en toestaan dat de bouwhoogte van een gebouw wordt verhoogd tot ten hoogste 30,00 m, mits:
    • 1. deze ontheffing uitsluitend wordt toegepast ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' waar een bouwhoogte van 20,00 m is toegestaan;
    • 2. advies wordt gevraagd aan Luchtverkeersleiding Nederland omtrent de invloed op de werking van elektronische navigatie-, communicatie en surveillancehulpmiddelen;
  • b. het bepaalde in lid 6.2.1 sub c. en toestaan dat de bouwhoogte van een gebouw wordt verhoogd tot ten hoogste 20,00 m, mits:
    • 1. deze ontheffing uitsluitend wordt toegepast ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' waar een b ouwhoogte van 12,00 m is toegestaan;
    • 2. de ontwikkeling vanuit het aspect externe veiligheid aanvaardbaar is in die zin dat de ontheffing niet leidt tot een verhoging van het groepsrisico.

6.4. Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van gronden en bouwwerken, ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.2', ten behoeve van bedrijven, anders dan bedrijven die zijn genoemd in de bijlage 2 onder de categorieën 1 tot en met 3.2;

het gebruik van gronden en bouwwerken, ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 4.1', ten behoeve van bedrijven, anders dan bedrijven die zijn genoemd in bijlage 2 onder de categorieën 1 tot en met 3.2 of bedrijven die zijn genoemd in bijlage 3 onder categorie 4.1;

  • b. het gebruik van de gebouwen voor kantoor over een bedrijfsvloeroppervlakte van meer dan 30% van de totale bedrijfsvloeroppervlakte per bedrijf;
  • c. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor de uitoefening van detailhandel anders dan productiegebonden detailhandel;
  • d. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van horeca;
  • e. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor de uitoefening van productiegebonden detailhandel zodanig dat de verkoopvloeroppervlakte meer dan 10% van het bedrijfsvloeroppervlakte bedraagt met een maximum van 100 m²;
  • f. het gebruik van het voorterrein voor bedrijfsmatige opslagdoeleinden;
  • g. het gebruik van de gebouwen als bedrijfswoning.

6.5. Ontheffing van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, ontheffing verlenen van:

  • a. het bepaalde in lid 6.4 sub a. en toestaan dat ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.2', tevens bedrijven worden gevestigd die naar aard en de invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm alsmede getoetst aan de aangegeven maatgevende milieuaspecten) gelijk te stellen zijn met bedrijven die zijn genoemd in bijlage 2 onder de categorieën 1 tot en met 3.2, mits:
    • 1. het geen geluidzoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen, vuurwerkbedrijven en/of handel in auto's en motorfietsen betreft;
    • 2. het gaat om bedrijven die niet zijn genoemd in de bijlage, maar die qua milieubelasting gelijkwaardig zijn aan de bedrijven die wel worden genoemd, maar in een individueel geval feitelijk een lagere milieubelasting kunnen hebben;
  • b. het bepaalde in lid 6.4 sub a. en toestaan dat ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 4.1', tevens bedrijven worden gevestigd die naar aard en de invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm alsmede getoetst aan de aangegeven maatgevende milieuaspecten) gelijk te stellen zijn met bedrijven die zijn genoemd in bijlage 2 onder de categorieën 1 tot en met 3.2 of in bijlage 3onder categorie 4.1 , mits:
    • 1. het geen geluidzoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen, vuurwerkbedrijven en/of handel in auto's en motorfietsen betreft;
    • 2. het gaat om bedrijven die niet zijn genoemd in de bijlage, maar die qua milieubelasting gelijkwaardig zijn aan de bedrijven die wel worden genoemd, maar in een individueel geval feitelijk een lagere milieubelasting kunnen hebben;
  • c. het bepaalde in lid 6.4 sub b. en toestaan dat ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - ontheffingsgebied 1' het percentage bedrijfsvloeroppervlakte van de gebouwen dat gebruikt wordt voor kantoor wordt verhoogd, mits:
    • 1. deze ontheffing uitsluitend wordt toegepast ten behoeve van bedrijven die zijn genoemd in bijlage 4;
    • 2. de ontwikkeling vanuit het aspect externe veiligheid aanvaardbaar is in die zin dat de ontheffing niet leidt tot een verhoging van het groepsrisico;
  • d. het bepaalde in lid 6.4 sub d. en toestaan dat de gronden en bouwwerken worden gebruikt ten behoeve van een hotel, mits:
    • 1. deze ontheffing uitsluitend wordt toegepast ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - ontheffingsgebied 2';
    • 2. de ontwikkeling vanuit het aspect externe veiligheid aanvaardbaar is in die zin dat de ontheffing niet leidt tot een verhoging van het groepsrisico;
  • e. het bepaalde in lid 6.4 sub c. en d. en toestaan dat de gronden en bouwwerken worden gebruikt ten behoeve van voorzieningen, in de vorm van horeca, niet zijnde hotels, detailhandel en voorzieningen ten behoeve van congres- en vergaderfaciliteiten mits:
    • 1. deze voorzieningen ondergeschikt zijn aan de in lid 6.1 genoemde functies;
    • 2. de ontwikkeling vanuit het aspect externe veiligheid aanvaardbaar is in die zin dat de ontheffing niet leidt tot een verhoging van het groepsrisico, met dien verstande dat aan dit criterium uitsluitend hoeft te worden getoetst ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - ontheffingsgebied 1'.