Type plan: projectbesluit
Naam van het plan: Daelweg 4a te Venlo
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.0983.PJB2010024DAELWG4A-VAST

Artikel 3 Bedrijf

3.1 Bestemmingsomschrijving

 
De op de verbeelding voor Bedrijf aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. het uitoefenen van bedrijfsmatige activiteiten die zijn genoemd in bijlage 1 (Lijst van bedrijfsactiviteiten) onder de categorie 2, 3.1 en 3.2, met uitzondering van:
1. geluidzoneringsplichtige inrichtingen;
2. risicovolle inrichtingen;
b. ­­productiegebonden detailhandel, met uitzondering van detailhan­del in voedings- en genotmiddelen;
c. detailhandel in de vorm van autoshowrooms;
d. aan sub a ondergeschikte kantoren;
e. waterhuishoudkundige voorzieningen, alsmede (ondergrondse) waterbergings- en infiltratievoorzieningen;
f. nutsvoorzieningen;
met daaraan ondergeschikt:
h. opslag en uitstalling;
I. wegen en paden;
j. groenvoorzieningen;
k. manoeuvreerruimte;
l. parkeervoorzieningen.

3.2 Bouwregels

 
3.2.1 Algemeen
Voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende bepaling:
a. Het bebouwingspercentage van een bouwperceel mag niet meer bedragen dan op de verbeelding is aangegeven.­­
 
3.2.2 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:
a. De afstand van een gebouw tot een weg mag niet minder dan 5 m bedragen.
b. De afstand van een bedrijfsgebouw tot de zijdelingse en achterste perceelgrenzen, niet zijnde hoekpercelen, mag niet minder dan 5 m bedragen, behoudens bij percelen met beperkte afmetingen in combinatie met gebouwen en bouwwerken tot een hoogte van maximaal 15 m. Onder voorwaarde dat de voorzijde van de gebouwen en de bouwwerken geen gebouw zijnde, van de wegzijde gezien, volledig bereikbaar zijn, gelden hiervoor de volgende afstanden:
1. Bij percelen met een breedte tot 30 m en een diepte tot 50 m mag de afstand tot de achterste perceelsgrens worden verkleind tot 0 m en mag de afstand tot één zijdelingse perceelsgrens worden verkelind tot 0 m. De andere afstand tot de zijdelingse perceelsgrens dient minimaal 3 m te zijn.
c. De goothoogte en de bouwhoogte van een bedrijfsgebouw mag niet meer dan de op de verbeelding aangegeven bouwhoogte bedra­gen.
 
3.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
a. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen.
b. Overkappingen zijn toegestaan binnen het bouwvlak. De bouwhoogte van een overkapping mag niet meer dan 3 m be­dragen, met dien verstande dat er slechts 1 overkapping per bouwperceel mag worden gerealiseerd, de oppervlakte niet meer dan 30 m2 mag bedragen en deze achter de naar de weg gekeer­de gevel wordt opgericht.
c. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 2,5 m bedragen.

3.3 Nadere eisen

 
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:
a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmo­gelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gron­den en bouwwerken;
b. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwa­liteit van de naaste omgeving;
c. ter waarborging van een goede milieusituatie;
d. ter waarborging van de verkeersveiligheid;
e. ter waarborging van de sociale veiligheid;
f. ter waarborging van de brandveiligheid en rampen bestrijding;
g. met betrekking tot de in het kader van waterhuishoudkundige voorzieningen alsmede (ondergrondse) waterbergings- en infiltra­tievoorzieningen te nemen maatregelen ter voorkoming van over­last van hemelwater ten gevolge van nieuw op te richten bebou­wing en/of aan te brengen oppervlakteverharding.
 

3.4 Specifieke gebruiksregels

 
Tot een gebruik strijdig met deze bestemming als bedoeld in artikel 7.10 Wro wordt in elk geval gerekend het gebruik van:
a. opslag en uitstalling vóór de voorgevel van het hoofdgebouw;
b, ondergeschikte kantoren groter dan 1.500 m2.

3.5 Ontheffing van de gebruiksregels

 
a. Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in de bestemmingsomschrijving en bedrijven in de mili­eucategorie 1 toestaan.
b. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen voor het toestaan in de bestemming ?Bedrijven’ van bedrij­vigheid die niet voorkomt in de Lijst van bedrijfsactiviteiten, met dien verstande, dat de bedrijvigheid naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen is met de in de doeleindenomschrijving toegelaten milieucategorieën 2, 3.1 en 3.2.
c. De onder a genoemde ontheffing kunnen slechts worden verleend, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
1. het straat- en bebouwingsbeeld;
2. de milieusituatie;
3. de verkeersveiligheid;
4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.