Bij het opstellen van een bestemmingsplan dient te worden nagegaan of de aanwezige bodemkwaliteit past bij het huidige of toekomstige gebruik. Het belangrijkste uitgangspunt hierbij is dat aanwezige bodemverontreinigingen geen onaanvaardbaar risico oplevert voor de gebruikers van de bodem en dat de bodemkwaliteit niet verslechtert door grondverzet.
In verband met de voorgenomen toekomstige nieuwbouw ter plaatse van de Reinaartsingel te Maastricht is een milieutechnisch- en verkennend bodemonderzoek uitgevoerd (BKK Bodemadvies BV, Milieutechnisch onderzoek Reinaartsingel te Maastricht, 11207a.BKK, 30 juni 2011). Middels dit onderzoek is inzicht verkregen
in de vrijkomende materiaalstromen (onderliggende funderingslagen/grond). De conclusies van dit onderzoek luiden als volgt.
De bodem is in zowel de bovengrond als de ondergrond gemiddeld over het hele onderzoeksgebied licht verontreinigd met zware metalen, PAK en minerale olie (over de gehele onderzoekslocatie verhogingen t.o.v. de achtergrondwaarden, op één locatie (boorpunt 18) voor PAK in de bovengrond & minerale olie in de ondergrond net boven de Locale Maximale Waarde en zonder overschrijdingen van het Aanvaardbaar Risico Niveau). Daarmee komt deze locatie overeen met de gebiedseigen kwaliteit voor deelgebied ‘Overig’.
Echter de locatie kan dus niet als schoon beschouwd worden. Indien, na ontgraving, de grond elders wordt toegepast dient een onderzoek uitgevoerd te worden conform de voorschriften van het Besluit Bodemkwaliteit.
De grondwaterspiegel ligt dieper dan 5 meter onder het maaiveld, waarmee conform de NEN 5740 het grondwater niet onderzocht hoeft te worden.
Verder kan de locatie als ‘niet-asbest verdacht’ worden beschouwd.
Geconcludeerd kan worden dat er geen milieuhygiënische belemmeringen zijn voor het toekomstige gebruik van deze locatie.