11.1 Bestemmingsomschrijving
11.1.1
De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
a. horecabedrijf, alsmede zaalaccommodaties ten behoeve van sociale en culturele doeleinden;
-
b. wonen;
-
c. de instandhouding en/of het herstel van het aanwezige rijksmonument of karakteristieke pand, zoals opgenomen in bijlage 2. bij de regels, mede gelet op de cultuurhistorische, stedenbouwkundige en/of landschappelijke waarde, ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek';
met de daarbij behorende voorzieningen. De gronden zijn niet bestemd voor seksinrichtingen.
11.1.2
Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de dubbelbestemmingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtname van de voorrangsregels uit artikel 28.3.
11.2 Bouwregels
11.2.1 Algemeen
Op de voor 'Horeca' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:
-
a. gebouwen, geen woningen zijnde, ten behoeve van de in 11.1 genoemde doeleinden;
-
b. één (bedrijfs)woning;
-
c. bijgebouwen;
en de daarbij behorende bouwwerken geen gebouwen zijnde, welke qua aard en afmetingen bij deze bestemming passen.
11.2.2 Regels met betrekking tot het bouwvlak
Met betrekking tot het bouwvlak gelden de volgende bepalingen:
-
a. Het hoofdgebouw moet en bijgebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde mogen in het bouwvlak worden gebouwd.
-
b. Het bouwvlak mag geheel worden bebouwd.
-
c. De voorgevel zal in of evenwijdig aan de naar de weg gekeerde bouwgrens worden gebouwd.
-
d. Indien niet in de zijdelingse erfscheiding wordt gebouwd, zal ten minste 2,00 m uit de erfscheiding worden gebouwd.
-
e. In het bouwvlak mag in ten hoogste 2 bouwlagen worden gebouwd.
-
f. Iedere afzonderlijke bouwlaag zal ten minste 2,60 m en mag ten hoogste 3,50 m bedragen.
-
g. De voorgevelbreedte zal ten minste 5,00 m bedragen.
-
h. Het gebouw zal met een kap van ten minste 30º en ten hoogste 60º worden afgedekt.
-
i. De (bedrijfs)woning moet voldoen aan het bepaalde in artikel 15.2.2 onder d. t/m f. van deze regels.
11.2.3 Regels met betrekking tot de aanduiding 'bijgebouwen'
Ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' gelden de volgende bepalingen:
-
a. Ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' mogen uitsluitend bijgebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde worden gebouwd.
-
b. Ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' mag het vlak per bouwperceel tot ten hoogste 40% worden bebouwd, met dien verstande dat het totaaloppervlak aan bijgebouwen per bouwperceel niet meer mag bedragen dan het oppervlak van het bouwvlak behorende bij het betreffende perceel.
-
c. Indien niet in de zijdelingse erfscheiding wordt gebouwd, zal minimaal 2,00 m uit de erfscheiding worden gebouwd.
-
d. Ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' mag in ten hoogste 1 bouwlaag worden gebouwd, waarvan de goothoogte gelijk is aan de bouwhoogte van de 1e bouwlaag van het hoofdgebouw.
-
e. Gebouwen zullen ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' plat of met een kap van ten minste 30° en ten hoogste 60° worden afgedekt.
-
f. Ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' mag geen afbreuk worden gedaan aan:
-
1. het oorspronkelijke karakter van de bebouwing;
-
2. de kwaliteit van het woongenot van de naastgelegen bebouwing;
-
3. de ruimtelijke dominantie van de bebouwing in het bouwvlak zelf.
11.2.4 Overige regels met betrekking tot bebouwing
Voor het overige geldt dat de bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde ten hoogste 2,60 m mag bedragen.
11.4 Ontheffing van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in 11.2.2 onder h. ten aanzien van de wijze van afdekken van gebouwen, met dien verstande, dat:
-
a. het gebouw ook plat afgedekt mag worden;
-
b. bij het verlenen van ontheffing wordt voldaan aan de in Afdeling 3.4 Algemene wet bestuursrecht gegeven procedure.
11.5 Specifieke gebruiksregels
11.5.1 Gebruik van de grond
Onder verboden gebruik, als bedoeld in artikel 7.10 Wet ruimtelijke ordening, wordt ten minste verstaan het gebruik van de gronden anders dan voor:
-
a. tuin en/of groenvoorzieningen;
-
b. parkeervoorzieningen;
-
c. opslagdoeleinden, ten behoeve van normaal bij de bestemming van de grond behorend gebruik.
11.5.2 Gebruik van opstallen
Onder verboden gebruik, als bedoeld in artikel 7.10 Wet ruimtelijke ordening, wordt ten minste verstaan het gebruik:
-
a. van opstallen voor ambachtelijke en/of industriële doeleinden;
-
b. van opstallen voor detailhandel, met uitzondering van goederen die ter plaatse worden vervaardigd, verwerkt, dan wel waarvan de verkoop inherent is aan het toegelaten bedrijf;
-
c. van opstallen voor een groothandel;
-
d. van opstallen voor aan horeca verwante bedrijvigheid en/of zaalaccommodatie voor commerciële detailhandelsdoeleinden, ook al zijn die beperkt tot één dag (dit ter bestrijding van vliegende winkels), anders dan bedoeld als in 11.1;
-
e. van opstallen voor een seksinrichting;
-
f. van daken van bijgebouwen als dakterras en/of daktuin, ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen'.