direct naar inhoud van Artikel 15 Wonen
Plan: Oost-Maarland
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0905.bpoostmaarland-va01

Artikel 15 Wonen

15.1 Bestemmingsomschrijving
15.1.1

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. woningen al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep;
  • b. meergezinswoningen, ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld';
  • c. bed & breakfast-voorziening, ter plaatse van de aanduiding 'bed & breakfast';
  • d. caravanstalling, ter plaatse van de aanduiding 'caravanstalling';
  • e. statische opslag, ter plaatse van de aanduiding 'opslag';
  • f. de instandhouding en/of het herstel van het aanwezige rijksmonument of karakteristieke pand, zoals opgenomen in bijlage 2. bij de regels, mede gelet op de cultuurhistorische, stedenbouwkundige en/of landschappelijke waarde, ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek';

en de daarbij behorende voorzieningen. De gronden zijn niet bestemd voor seksinrichtingen.

15.1.2

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de dubbelbestemmingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtname van de voorrangsregels uit artikel 28.3.

15.2 Bouwregels
15.2.1 Algemeen

Op de voor 'Wonen' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. woningen;
  • b. meergezinswoningen, ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld';
  • c. bijgebouwen;

en de daarbij behorende bouwwerken geen gebouwen zijnde, welke qua aard en afmetingen bij deze bestemming passen.

15.2.2 Regels met betrekking tot het bouwvlak

Met betrekking tot het bouwvlak gelden de volgende bepalingen:

  • a. Het hoofdgebouw moet en bijgebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde mogen in het bouwvlak worden gebouwd.
  • b. Het bouwvlak mag geheel worden bebouwd.
  • c. Per bouwvlak mogen niet meer woningen worden opgericht dan:
    • 1. het aantal woningen dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan, zoals blijkt uit de als bijlage 3 bij deze regels gevoegde lijst met vergunde woningen, die onderdeel uitmaakt van deze regels;
    • 2. het aantal dat is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden;
  • d. In het bouwvlak mag in ten hoogste 2 bouwlagen worden gebouwd, ieder afzonderlijk van ten minste 2,60 m en ten hoogste 3,50 m; ondergeschikte bouwdelen, zoals erkers, luifels en balkons met een oppervlakte van maximaal 5 m2 mogen de naar de weg gekeerde bouwgrens overschrijden met niet meer dan 1,50 m, mits daarmee de bestemmingsgrens of de perceelsgrens die het dichtst aan de zijde van de weg gelegen is, niet wordt overschreden.
  • e. De voorgevelbreedte van de woning zal ten minste 5,00 m bedragen.
  • f. Gebouwen in het bouwvlak zullen met een kap van ten minste 30° en ten hoogste 60° worden afgedekt.
15.2.3 Regels met betrekking tot de aanduiding 'bijgebouwen'

Ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' gelden de volgende bepalingen:

  • a. Ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' mogen uitsluitend bijgebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde worden gebouwd.
  • b. Ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' mag het vlak per bouwperceel tot ten hoogste 40% worden bebouwd, met dien verstande dat het totaaloppervlak aan bijgebouwen per bouwperceel niet meer mag bedragen dan het oppervlak van het bouwvlak behorende bij het betreffende bouwperceel.
  • c. Indien niet in de zijdelingse erfscheiding wordt gebouwd, zal minimaal 2,00 m uit de erfscheiding worden gebouwd.
  • d. Ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' mag in ten hoogste 1 bouwlaag worden gebouwd, waarvan de goothoogte gelijk is aan de bouwhoogte van de 1e bouwlaag van het hoofdgebouw.
  • e. Gebouwen zullen ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' plat of met een kap van ten minste 30° en ten hoogste 60° worden afgedekt.
  • f. In de perceelsgrens mag de bouwhoogte van een bijgebouw, niet hoger zijn dan de bouwhoogte van de 1e bouwlaag van het hoofdgebouw.
  • g. Ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' mag geen afbreuk worden gedaan aan:
    • 1. het oorspronkelijke karakter van de bebouwing;
    • 2. de kwaliteit van het woongenot van de naastgelegen bebouwing;
    • 3. de ruimtelijke dominantie van de bebouwing in het bouwvlak zelf.
15.2.4 Overige regels met betrekking tot bebouwing

Andere bouwwerken, met uitzondering van vergunningsvrije bouwwerken, mogen uitsluitend binnen het bouwvlak en ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' opgericht worden.

15.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van het bepaalde in 15.2 ten aanzien van:

  • a. de situering van bouwwerken;
  • b. de omvang van de bouwmogelijkheden in de kap en ter plaatse van het gedeelte van het bouwvlak aansluitend aan de achtergevel.
15.4 Ontheffing van de bouwregels
15.4.1 Ontheffing voor het splitsen van monumentale gebouwen en grote bouwvolumes

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen voor het splitsen van monumentale of karakteristieke gebouwen en grote bouwvolumes in meerdere woningen met dien verstande dat:

  • a. het te splitsen gebouw een inhoud heeft van ten minste 800 m3 binnen het bouwvlak;
  • b. iedere nieuwe woning afzonderlijk een inhoud heeft van ten minste 300 m3 binnen het bouwvlak;
  • c. de bouwmassa niet groter wordt;
  • d. voldaan kan worden aan de parkeernormen;
  • e. de woningbouw past binnen de afspraken die gemaakt zijn in het kader van het regionaal volkshuisvestingsbeleid qua aantal en fasering;
  • f. door bodemonderzoek vooraf is vast komen te staan dat er vanuit milieuhygiënisch oogpunt geen bezwaren bestaan tegen realisering van de woningen ter plekke;
  • g. de geluidsbelasting niet hoger is dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of de op basis van de geluidsniveaukaart vastgestelde hogere grenswaarde van 55 dB(A), of indien deze hogere grenswaarde ter plaatse niet is vastgesteld door middel van aanvullend akoestisch onderzoek kan worden aangetoond dat de waarde van 55 dB(A) niet wordt overschreden, of een verkregen hogere grenswaarde, waarbij in het laatste geval de verblijfsruimten van de woning in overwegende mate aan de geluidsluwe zijde van de woning dienen te worden gesitueerd;
  • h. de totstandkoming van een goed woonklimaat gegarandeerd kan worden;
  • i. bij het verlenen van ontheffing wordt voldaan aan de in Afdeling 3.4 Algemene wet bestuursrecht gegeven procedure.
15.4.2 Ontheffing voor het overschrijden van de zijdelingse bouwgrens

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in 15.2.2, onder a. ten aanzien van het overschrijden van de zijdelingse bouwgrens, met dien verstande dat:

  • a. ten minste 2,00 m uit de zijdelingse erfscheiding zal worden gebouwd;
  • b. de overschrijding van de zijdelingse bouwgrens maximaal 4,00 m mag bedragen;
  • c. bij het verlenen van ontheffing wordt voldaan aan de in Afdeling 3.4 Algemene wet bestuursrecht gegeven procedure.
15.4.3 Ontheffing voor het overschrijden van de naar de weg gekeerde bijgebouwgrens

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in 15.2.3, onder a. ten aanzien van het overschrijden van de naar de weg gekeerde bijgebouwgrens, met dien verstande dat:

  • a. de afstand van gebouwen tot de bestemming 'Verkeer' ten minste 5,00 m zal bedragen;
  • b. gebouwen de lijn, die kan worden getrokken in het verlengde van de naar de weg gekeerde bouwgrens op het naastgelegen perceel, met niet meer dan 3,00 m zullen overschrijden;
  • c. bij het verlenen van ontheffing wordt voldaan aan de in Afdeling 3.4 Algemene wet bestuursrecht gegeven procedure.
15.4.4 Ontheffing voor het overschrijden van de bouwhoogte in de perceelsgrens

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in 15.2.3, onder f. ten aanzien van het overschrijden van de bouwhoogte in de perceelsgrens, met dien verstande, dat:

  • a. de bouwhoogte in de perceelsgrens ten hoogste 6,00 m mag bedragen;
  • b. bij het verlenen van ontheffing wordt voldaan aan de in Afdeling 3.4 Algemene wet bestuursrecht gegeven procedure.
15.5 Specifieke gebruiksregels
15.5.1 Gebruik van de grond

Onder verboden gebruik, als bedoeld in artikel 7.10 Wet ruimtelijke ordening, wordt tenminste verstaan het gebruik van de gronden anders dan voor:

  • a. tuin;
  • b. opslagdoeleinden, ten behoeve van normaal bij de bestemming van de grond behorend gebruik.
15.5.2 Gebruik van opstallen

Onder verboden gebruik, als bedoeld in artikel 7.10 Wet ruimtelijke ordening, wordt ten minste verstaan het gebruik:

  • a. van opstallen voor verblijfsruimte, zoals bedoeld in het bouwbesluit, in geval van vrijstaande bijgebouwen;
  • b. van daken van bijgebouwen als dakterras en/of daktuin, ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen'.
15.5.3 Aan-huis-verbonden beroep

Het verbod om de voor 'Wonen' bestemde gronden en opstallen te gebruiken als beroepsmatige werk- en/of opslagruimte is niet van toepassing op het gebruik van ruimten binnen de woning of in de bijgebouwen ten behoeve van de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep, voor zover dit gebruik ondergeschikt blijft aan de woonfunctie en mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. ten minste 50% van het verblijfsgebied met woonfunctie van de woning gehandhaafd blijft alsmede bij woningen met een verblijfsgebied van minder dan 240 m² een verblijfsgebied met woonfunctie van 100 m² behouden blijft;
  • b. degene die de activiteiten uitvoert, dient tevens de bewoner van de woning te zijn;
  • c. dit gebruik mag geen ernstige of onevenredige hinder opleveren voor het woonmilieu en geen afbreuk doen aan het woonkarakter van de omgeving;
  • d. de ruimtelijke uitstraling is in overeenstemming met de woonfunctie;
  • e. de parkeerbalans in de directe woonomgeving niet onevenredig nadelig wordt of kan worden beïnvloed en geen extra verkeersmaatregelen noodzakelijk zijn;
  • f. er is geen sprake van een grote verkeersaantrekkende werking. De aanwezige infrastructuur moet hierop berekend zijn;
  • g. er mag geen detailhandel plaatsvinden.
15.6 Ontheffing van de gebruiksregels
15.6.1 Ontheffing voor het uitoefenen van een consumentverzorgend ambachtelijk bedrijf

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen voor het uitoefenen van een consumentverzorgend ambachtelijk bedrijf in de woning en/of bijgebouwen, met dien verstande dat:

  • a. ten hoogste 30% van de vloeroppervlakte mag worden gebruikt, behoudens ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek', zoals opgenomen in bijlage 2 van de regels, waar het bouwvlak geheel mag worden gebruikt en waarbij de woonfunctie in overwegende mate gehandhaafd blijft;
  • b. de parkeerbalans in de directe woonomgeving niet onevenredig nadelig wordt of kan worden beïnvloed en geen extra verkeersmaatregelen noodzakelijk worden;
  • c. geen onevenredige nadelige gevolgen voor het woonmilieu ontstaan of kunnen ontstaan;
  • d. er geen zelfstandige vorm van detailhandel ontstaat, met uitzondering van beperkte verkoop van ondergeschikte betekenis en inherent aan de betreffende activiteit;
  • e. bij het verlenen van ontheffing wordt voldaan aan de in Afdeling 3.4 Algemene wet bestuursrecht gegeven procedure.
15.7 Wijzigingsbevoegdheid
15.7.1 Wijziging voor het oprichten van een woning

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone – wijzigingsgebied' het plan te wijzigen ten behoeve van het realiseren woningbouw, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. Maximaal mag 1 grondgebonden woning worden gerealiseerd.
  • b. De nieuw op te richten woning voldoet aan het bepaalde in artikel 15.2, waarbij artikel 15.2.2 sub c. niet van toepassing is.
  • c. De totstandkoming van een goed woonklimaat kan gegarandeerd worden.
  • d. Door bodemonderzoek vooraf is vast komen te staan dat er vanuit milieuhygiënisch oogpunt geen bezwaren bestaan tegen realisering van woningbouw ter plekke.
  • e. De woningbouw past binnen de afspraken die gemaakt zijn in het kader van het regionaal volkshuisvestingsbeleid qua aantal en fasering.
  • f. De geluidsbelasting niet hoger is dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of de op basis van de geluidsniveaukaart vastgestelde hogere grenswaarde van 55 dB(A), of indien deze hogere grenswaarde ter plaatse niet is vastgesteld door middel van akoestisch onderzoek aangetoond kan worden dat de waarde van 55 dB(A) niet wordt overschreden.
  • g. Uit onderzoek naar de ter plaatse eventueel voorkomende archeologische waarden blijkt, dat deze geen beletsel of beperkingen vormen voor de realisering van woningbouw, tenzij met deze beperkingen bij de bouw rekening wordt gehouden.
  • h. De effecten op de waterhuishouding in beeld zijn gebracht (watertoets).
15.7.2 Procedure wijziging

Bij het toepassen van de wijzigingsbevoegdheid van burgemeester en wethouders wordt de procedure in acht genomen zoals vermeld in artikel 3.6, vijfde lid, van de Wet ruimtelijke ordening.