direct naar inhoud van Artikel 9 Gemengd - Vrijkomende agrarische bebouwing
Plan: Oost-Maarland
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0905.bpoostmaarland-va01

Artikel 9 Gemengd - Vrijkomende agrarische bebouwing

9.1 Bestemmingsomschrijving
9.1.1

De voor 'Gemengd - Vrijkomende agrarische bebouwing' aangewezen gronden zijn bestemd voor een doelmatig hergebruik van vrijgekomen (agrarische) bedrijfsgebouwen, met de daarbij behorende voorzieningen, ten behoeve van:

  • a. wonen en in samenhang daarmee wellness, daaronder niet begrepen seksinrichtingen;
  • b. bewerken en/of verkopen van in de directe omgeving geproduceerde agrarische producten;
  • c. dagrecreatie in de vorm van het bieden van dagarrangementen en/of excursies;
  • d. educatieve, culturele en artistieke activiteiten, waaronder begrepen het houden van congressen, seminars, trainingen, cursussen en exposities;
  • e. beroep, praktijk en kantoor aan huis;
  • f. consumentverzorgende en ambachtelijke en daarmee qua aard, omvang en milieueffecten vergelijkbare (bedrijfs)activiteiten;
  • g. agrarische activiteiten van ondergeschikte betekenis;
  • h. statische opslag, ter plaatse van de aanduiding 'opslag';
  • i. horeca ondergeschikt aan de hiervoor genoemde mogelijke hoofdgebruiksvorm(en), zoals in de vorm van een kantine, restaurant, terras en daarmee vergelijkbare voorzieningen. De omvang van de horecavoorziening is afgestemd op de behoefte voortkomend uit de gebruikers van de hoofdgebruiksvorm(en). Echter ook medegebruik door passanten is toegestaan. Het is niet toegestaan het horecagedeelte op enig moment af te splitsen en als zelfstandige vorm van horeca onafhankelijk van de hoofdgebruiksvorm(en) voort te zetten. Ook is het niet toegestaan de ondergeschikte horeca nog langer uit te oefenen op het moment dat de hoofdgebruiksvorm(en) zijn komen te vervallen of niet langer van toepassing zijn;

waarbij er qua aard of omvang geen sprake mag zijn van zodanig gebruik dat:

    • 1. aantasting plaatsvindt van de kernkwaliteiten van het Nationaal Landschap, zoals opgenomen in de Nota Ruimte;
    • 2. de omgevingseffecten per saldo ten opzichte van het voormalige (agrarische) gebruik toenemen;
    • 3. verkeersoverlast ontstaat, waardoor het treffen van infrastructurele maatregelen noodzakelijk wordt;
    • 4. de leefbaarheid in de vorm van de woon- en verblijfskwaliteit in de directe omgeving wordt aangetast.
  • j. de instandhouding en/of het herstel van het aanwezige rijksmonument of karakteristieke pand, zoals opgenomen in bijlage 2. bij de regels, mede gelet op de cultuurhistorische, stedenbouwkundige en/of landschappelijke waarde, ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek'.

9.1.2

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de dubbelbestemmingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtname van de voorrangsregels uit artikel 28.3.

9.2 Bouwregels
9.2.1 Algemeen

Op de voor 'Gemengd - Vrijkomende agrarische bebouwing' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd

  • a. gebouwen ten behoeve van het in 9.1 toegestane gebruik;

en de daarbij behorende bouwwerken geen gebouwen zijnde, welke qua aard en afmeting bij deze bestemming passen.

9.2.2 Regels met betrekking tot het bouwvlak
  • a. Gebouwen mogen uitsluitend in het bouwvlak worden gebouwd.
  • b. Het bouwvlak mag geheel worden gebouwd.
  • c. Per vrijkomend agrarisch bebouwingscomplex mogen ten hoogste 2 (bedrijfs)woningen inclusief de bestaande bedrijfswoning worden gebouwd binnen de bestaande bebouwing, mits geen sprake is van milieuhygiënische belemmeringen of met noodzakelijk (milieu)onderzoek is aangetoond dat het plan alsnog uitvoerbaar is.
  • d. Per vrijkomend agrarisch bebouwingscomplex mogen ten hoogste 5 vakantieappartementen worden gebouwd binnen de bestaande bebouwing, mits deze niet binnen een spuitcirkel zijn gelegen.
  • e. De goothoogte van gebouwen, geen woning zijnde, mag ten hoogste 6.50 m bedragen.
  • f. De dakhelling mag ten hoogste 60° bedragen.
  • g. De (bedrijfs)woning moet voldoen aan het bepaalde in artikel 15.2.2 onder d. t/m f. van deze regels.
  • h. Het vloeroppervlak van een vakantieappartement, inclusief daartoe behorende bijgebouwen mag ten minste 50 m² zal en ten hoogste 100 m² bedragen.
  • i. Het vloeroppervlak van gebouwen in gebruik voor horeca ondergeschikt aan de hoofdgebruiks-vorm(en) mag ten hoogste 50 m² bedragen.
  • j. De bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde mag ten hoogste 4,00 m bedragen, met uitzondering van de bouwhoogte van erfafscheidingen, die ten hoogste 2.50 m mag bedragen.
  • k. Voor zover bestaande maten en hellingen afwijken van de regels in a tot en met j., mogen de bestaande maten en hellingen gehandhaafd worden.
9.3 Nadere eisen
9.3.1

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van:

  • a. de situering, de oppervlakte, de goot- en/of bouwhoogte van bebouwing;
  • b. de aard, bouwhoogte en de situering van erfafscheidingen;
  • c. voorzieningen ter voorkoming van hemelwaterproblematiek in verband met de nieuwe bebouwing;

een en ander op basis van een landschappelijk inpassingsplan (en/of stedenbouwkundig ontwerp) en indachtig de regels zoals deze gesteld zijn in de POL-uitwerking BOM+.

9.3.2

De in 9.3.1 genoemde nadere eisen mogen uitsluitend worden gesteld:

  • a. indien dit noodzakelijk is voor een verantwoorde stedenbouwkundige, cultuurhistorische en landschappelijke inpassing;
  • b. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de omliggende waarden;
  • c. in verband met maatwerk ten aanzien van het bouwperceel en de verbetering van de gebiedskwaliteit.
9.4 Specifieke gebruiksregels
9.4.1 Gebruik van de grond

Onder verboden gebruik als bedoeld in artikel 7.10 Wet ruimtelijke ordening, wordt tenminste verstaan het gebruik van de grond voor en/of als:

  • a. standplaats of ligplaats voor onderkomens en/of kampeermiddelen;
  • b. staanplaats voor wagens, geschikt en bestemd voor de uitoefening van handel;
  • c. het opslaan van mest(stoffen), waaronder het opslaan van mest in mestzakken;
  • d. opslag, anders dan inherent aan het toegelaten gebruik tot een hoogte van ten hoogste 2.60 m.

9.4.2 Gebruik van opstallen

Onder verboden gebruik als bedoeld in artikel 7.10 Wet ruimtelijke ordening wordt ten minste verstaan het gebruik van opstallen voor:

  • a. detailhandel, anders dan het verkopen of leveren van goederen die ter plaatse worden vervaardigd, ver- of bewerkt als ondergeschikt en niet zelfstandig onderdeel van het toegelaten gebruik;
  • b. opslagdoeleinden, anders dan inherent aan het toegelaten gebruik.