direct naar inhoud van Artikel 6 Bedrijf - Agrarisch loonbedrijf
Plan: Oost-Maarland
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0905.bpoostmaarland-va01

Artikel 6 Bedrijf - Agrarisch loonbedrijf

6.1 Bestemmingsomschrijving
6.1.1

De voor 'Bedrijf - Agrarisch loonbedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een agrarisch hulp- en nevenbedrijf in de vorm van een agrarisch loonwerkersbedrijf;

met de daarbij behorende voorzieningen.

6.1.2

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de dubbelbestemmingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtname van de voorrangsregels uit artikel 28.3.

6.2 Bouwregels
6.2.1 Algemeen

Op de voor 'Bedrijf - Agrarisch loonbedrijf' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. gebouwen, geen woning zijnde, ten behoeve van het in 6.1.1 toegestane gebruik;
  • b. één bedrijfswoning met bijgebouwen per bouwperceel;

en de daarbij behorende bouwwerken geen gebouwen zijnde, welke qua aard en afmeting bij deze bestemming passen.

6.2.2 Regels met betrekking tot het bouwvlak

Met betrekking tot het bouwvlak gelden de volgende bepalingen:

  • a. Gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd.
  • b. Het bouwvlak mag geheel worden bebouwd.
  • c. In of evenwijdig aan de naar de weg gekeerde bouwgrens zal worden gebouwd.
  • d. Indien niet in de zijdelingse erfscheiding wordt gebouwd zal ten minste 3,00 m uit de erfscheiding worden gebouwd.
  • e. De goothoogte van gebouwen, geen woning zijnde, mag ten hoogste 3,50 m bedragen.
  • f. De dakhelling mag ten minste 30° en ten hoogste 45° bedragen.
  • g. De bedrijfswoning moet voor het overige voldoen aan het bepaalde in artikel 15.2.2 onder d. t/m f. van deze regels.
6.2.3 Overige regels met betrekking tot bebouwing

De bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde mag ten hoogste 2,40 m bedragen.

6.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:

  • a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en werkklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  • c. ter waarborging van de verkeersveiligheid;
  • d. ter waarborging van de sociale veiligheid;
  • e. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding.
6.4 Specifieke gebruiksregels
6.4.1 Gebruik van de grond

Onder verboden gebruik, als bedoeld in artikel 7.10 Wet ruimtelijke ordening, wordt ten minste verstaan het gebruik van de gronden anders dan voor en/of als:

  • a. open bedrijfsterrein;
  • b. tuin en/of groenvoorzieningen.
6.4.2 Gebruik van opstallen

Onder verboden gebruik, als bedoeld in artikel 7.10 Wet ruimtelijke ordening, wordt ten minste verstaan het gebruik van opstallen voor:

  • a. bedrijfsdoeleinden anders dan een agrarisch loonwerkersbedrijf;
  • b. woondoeleinden, behoudens het bepaalde in 6.2.1 onder b;
  • c. detailhandel met uitzondering van goederen die ter plaatse worden vervaardigd, verwerkt dan wel als verkoop inherent is aan het toegelaten bedrijf;
  • d. groothandel;
  • e. horeca;
  • f. recreatieve doeleinden;
  • g. opslagdoeleinden, anders dan inherent aan het toegelaten gebruik.
6.5 Wijzigingsbevoegdheid
6.5.1 Wijzigingsbevoegdheid 'Wonen'

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Bedrijf - Agrarisch loonbedrijf' te wijzigen in de bestemming 'Wonen', mits:

  • a. de bedrijfsfunctie geheel is komen te vervallen;
  • b. er door de bedrijfsbeëindiging in het plangebied geen nieuw agrarisch loonwerkersbedrijf bijkomt;
  • c. de totstandkoming van een goed woonklimaat gegarandeerd kan worden;
  • d. door bodemonderzoek vooraf is vast komen te staan dat er vanuit milieuhygiënisch oogpunt geen bezwaren bestaan tegen realisering van woningbouw ter plekke;
  • e. de woningbouw past binnen de afspraken die gemaakt zijn in het kader van het regionaal volkshuisvestingsbeleid qua aantal en fasering;
  • f. de geluidsbelasting niet hoger is dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of de op basis van de geluidsniveaukaart vastgestelde hogere grenswaarde van 55 dB(A), of indien deze hogere grenswaarde ter plaatse niet is vastgesteld door middel van akoestisch onderzoek aangetoond kan worden dat de waarde van 55 dB(A) niet wordt overschreden;
  • g. het te wijzigen gedeelte van het complex dient binnen de contour, ingevolge de particiële streekplanherziening openruimte- en bufferzone beleid Zuid-Limburg, te zijn gelegen;
  • h. de woning direct gelegen is aan de openbare weg;
  • i. bij wijziging wordt voldaan aan het bepaalde in artikel 15, waarbij artikel 15.2.2 sub c. niet van toepassing is.
6.5.2 Procedure wijziging

Bij het toepassen van de wijzigingsbevoegdheid van burgemeester en wethouders wordt de procedure in acht genomen zoals vermeld in artikel 3.6, vijfde lid, van de Wet ruimtelijke ordening.