direct naar inhoud van Artikel 5 Bedrijf
Plan: Oost-Maarland
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0905.bpoostmaarland-va01

Artikel 5 Bedrijf

5.1 Bestemmingsomschrijving
5.1.1

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het bestaande, ter plaatse reeds gevestigde bedrijf zijnde een koeriersbedrijf en drankenhandel;

en daarbij behorende voorzieningen.

5.1.2

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de dubbelbestemmingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtname van de voorrangsregels uit artikel 28.3.

5.2 Bouwregels
5.2.1 Algemeen

Op de voor 'Bedrijf' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. gebouwen, ten behoeve van de in 5.1 genoemde doeleinden;
  • b. bedrijfswoningen, waarbij ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' het maximum aantal wooneenheden is weergegeven;

en de daarbij behorende bouwwerken geen gebouwen zijnde, welke qua aard en afmetingen bij deze bestemming passen.

5.2.2 Regels met betrekking tot het bouwvlak

Met betrekking tot het bouwvlak gelden de volgende bepalingen:

  • a. Gebouwen mogen uitsluitend in het bouwvlak worden gebouwd.
  • b. Het bouwvlak mag geheel worden bebouwd.
  • c. In of evenwijdig aan de naar de weg gekeerde bouwgrens mag worden gebouwd.
  • d. Indien niet in de zijdelingse erfscheiding wordt gebouwd, mag ten minste 3,00 m uit de erfscheiding worden gebouwd.
  • e. Het gebouw, geen woning zijnde, mag ten hoogste in 1 bouwlaag worden gebouwd.
  • f. De bouwhoogte van de bouwlaag mag ten hoogste 4,50 m bedragen.
  • g. De bedrijfswoning moet voldoen aan het bepaalde in artikel 15.2.2 onder d. t/m f. van deze regels.
5.2.3 Overige regels met betrekking tot bebouwing

Voor het overige geldt dat de bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde ten hoogste 2,60 m mag bedragen.

5.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:

  • a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en werkklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  • c. ter waarborging van de verkeersveiligheid;
  • d. ter waarborging van de sociale veiligheid;
  • e. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding.
5.4 Specifieke gebruiksregels
5.4.1 Gebruik van de grond

Onder verboden gebruik, als bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt ten minste verstaan het gebruik van de gronden voor inrichtingen als bedoeld in artikel 2.4. van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit Milieubeheer, seksinrichtingen en anders dan voor:

  • a. open bedrijfsterreinen;
  • b. opslagdoeleinden tot een hoogte van ten hoogste 2,60 m;
  • c. tuin en/of groenvoorziening;
  • d. parkeervoorzieningen.
5.4.2 Gebruik van opstallen

Onder verboden gebruik, als bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt ten minste verstaan het gebruik van de opstallen voor:

  • a. detailhandel, met uitzondering van goederen die ter plaatse worden vervaardigd, verwerkt, en waarvan de verkoop inherent en ondergeschikt is aan het toegelaten bedrijf;
  • b. horecadoeleinden;
  • c. woondoeleinden, behoudens het bepaalde in 5.2.1, onder b;
  • d. recreatieve doeleinden;
  • e. verkooppunt voor motorbrandstoffen of andere explosiegevaarlijke stoffen;
  • f. inrichtingen als bedoeld in artikel 2.4. van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit Milieubeheer;
  • g. seksinrichtingen.
5.5 Ontheffing van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in 5.1, ten aanzien van de toe te laten bedrijven, met dien verstande dat toegelaten mogen worden:

  • a. bedrijven tot ten hoogste categorie 2 zoals opgenomen in bijlage 1 bij de regels: toegesneden lijst van bedrijfstypen uit de VNG brochure: bedrijven en milieuzonering, alsmede bedrijven die naar het oordeel van burgemeester en wethouders, gehoord de daartoe door de provincie aangewezen perso(o)n(en), qua aard en omvang daarmee gelijk te stellen zijn en mits:
    • 1. het niet betreft inrichtingen als bedoeld in artikel 2.4 van het Inrichtingen- en Vergunningenbesluit Milieubeheer;
    • 2. het bedrijven betreffen die qua omvang en aard passen binnen het ruimtelijk schaalniveau en het karakter van de kern Oost-Maarland;
    • 3. geen afbreuk wordt gedaan aan het karakter van de buurt;
    • 4. geen verstoring van de parkeerbalans wordt teweeggebracht;
    • 5. het woonmilieu niet onevenredig wordt geschaad;
    • 6. bij het verlenen van ontheffing wordt voldaan aan de in Afdeling 3.4 Algemene wet bestuursrecht gegeven procedure.
5.6 Wijzigingsbevoegdheid
5.6.1 Wijzigingsbevoegdheid 'Wonen'

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming te wijzigen in de bestemming 'Wonen', mits:

  • a. de totstandkoming van een goed woonklimaat gegarandeerd kan worden;
  • b. door bodemonderzoek vooraf is vast komen te staan dat er vanuit milieuhygiënisch oogpunt geen bezwaren bestaan tegen realisering van woningbouw ter plekke;
  • c. de woningbouw past binnen de afspraken die gemaakt zijn in het kader van het regionaal volkshuisvestingsbeleid qua aantal en fasering;
  • d. de geluidsbelasting niet hoger is dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of de op basis van de geluidsniveaukaart vastgestelde hogere grenswaarde van 55 dB(A), of indien deze hogere grenswaarde ter plaatse niet is vastgesteld door middel van akoestisch onderzoek aangetoond kan worden dat de waarde van 55 dB(A) niet wordt overschreden;
  • e. het te wijzigen gedeelte van het complex dient binnen de contour, ingevolge de particiële streekplanherziening openruimte- en bufferzone beleid Zuid-Limburg, te zijn gelegen;
  • f. sprake is van straatgericht wonen, waarbij de voorgevel van de woning in de voorgevelrooilijn moet zijn gelegen;
  • g. bij wijziging wordt voldaan aan het bepaalde in artikel 15, waarbij artikel 15.2.2 sub c. niet van toepassing is.
5.6.2 Procedure wijziging

Bij het toepassen van de wijzigingsbevoegdheid van burgemeester en wethouders wordt de procedure in acht genomen zoals vermeld in artikel 3.6, vijfde lid, van de Wet ruimtelijke ordening.