direct naar inhoud van Artikel 4 Agrarisch met waarden
Plan: Oost-Maarland
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0905.bpoostmaarland-va01

Artikel 4 Agrarisch met waarden

4.1 Bestemmingsomschrijving
4.1.1

De voor 'Agrarisch met waarden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. duurzaam grondgebonden agrarisch gebruik, zulks met uitsluiting van intensieve veehouderij en glastuinbouw;
  • b. herstel, behoud en ontwikkeling van de aanwezige natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische en archeologische waarden;
  • c. de bescherming van aangrenzend natuurgebied, zogenaamde buffering;
  • d. extensief recreatief medegebruik;
  • e. de ontsluiting van de afzonderlijke percelen;
  • f. bergings- en infiltratievoorzieningen met bijbehorende bodemfilters.
4.1.2

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de dubbelbestemmingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtname van de voorrangsregels uit artikel 28.3.

4.2 Bouwregels
4.2.1 Algemeen

Op de voor 'Agrarisch met waarden' aangewezen gronden mag niet worden gebouwd.

4.3 Ontheffing van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in 4.2.1, ten aanzien van bouwwerken, geen woning zijnde, ten behoeve van het extensief recreatief medegebruik van gronden, zoals behorende bij zit- en schuilgelegenheid en picknickplaatsen, met dien verstande, dat:

  • a. de oppervlakte per voorziening ten hoogste 10 m² per 2 ha mag bedragen;
  • b. de goothoogte ten hoogste 2,60 m mag bedragen;
  • c. bouwwerken voorzien van een dak met een kap zullen worden afgedekt, waarvan de dakhelling ten minste 30º zal en ten hoogste 45º mag bedragen;
  • d. bij het verlenen van ontheffing wordt voldaan aan de in Afdeling 3.4 Algemene wet bestuursrecht gegeven procedure.
4.4 Specifieke gebruiksregels
4.4.1 Gebruik van de grond

Onder verboden gebruik als bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt ten minste verstaan het gebruik van de gronden voor:

  • a. en/of als standplaats of ligplaats voor onderkomens en/of kampeermiddelen;
  • b. sport-, wedstrijd- of speelterreinen, parkeerterreinen, buitenmaneges, lig- en speelweiden;
  • c. het beproeven van voertuigen, voor de beoefening van de motorsport, voor het houden van wedstrijden met motorrijtuigen, motoren of (brom)fietsen;
  • d. het racen of crossen met motorrijtuigen, motoren of (brom)fietsen;
  • e. militaire oefeningen met uitzondering van marsoefeningen, waarbij geen gebruik wordt gemaakt van voertuigen;
  • f. en/of als staanplaats voor wagens, geschikt en bestemd voor de uitoefening van handel;
  • g. het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden, ten behoeve van doeleinden als omschreven in dit lid, onder a. t/m f.;
  • h. opslagdoeleinden, zoals het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van puin, vuil of andere vaste of vloeibare afvalstoffen.
4.5 Ontheffing van de gebruiksregels
4.5.1 Ontheffing militaire oefeningen

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in 4.4.1, onder e. ten aanzien van het houden van militaire oefeningen, voor zover daarmee de agrarische belangen en de belangen van natuur en landschap niet onevenredig geschaad worden of kunnen worden.

4.5.2 Procedure ontheffing

Bij het verlenen van ontheffing dient voldaan te worden aan de in Afdeling 3.4 Algemene wet bestuursrecht gegeven procedure.

4.6 Aanlegvergunning
4.6.1 Verbodsbepaling

Het is verboden op of in de voor 'Agrarisch met waarden' aangewezen gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de navolgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen of verharden van wegen, paden of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het ontginnen, bodem verlagen of afgraven, het ophogen, egaliseren, behoudens de aanleg van drinkpoelen;
  • c. het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur, tenzij zulks noodzakelijk is voor of verband houdt met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden;
  • d. het vellen en/of rooien van houtgewas, of het verrichten van werkzaamheden, welke de dood of ernstige beschadigingen van houtgewas ten gevolge kunnen hebben behoudens bij wijze van verzorging van de aanwezige houtopstanden;
  • e. het bebossen van gronden, die op het tijdstip van het van kracht worden van het plan niet als bos konden worden aangemerkt.
4.6.2 Normaal onderhoud en gebruik

Het in 4.6.1 bepaalde is niet van toepassing voor:

  • a. werkzaamheden, normale onderhoudswerkzaamheden zijnde;
  • b. werken of werkzaamheden van ondergeschikte betekenis;
  • c. werken of werkzaamheden binnen het kader van het normale bodemgebruik;
  • d. werken of werkzaamheden welke op het tijdstip van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn dan wel krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde bouwvergunning, ontheffing of anderszins mogen worden uitgevoerd.
4.6.3 Toelaatbaarheid

De werken of werkzaamheden als bedoeld in 4.6.1 zijn slechts toelaatbaar, indien door die werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct hetzij indirect te verwachten gevolgen de in de 4.1 genoemde waarden, belangen en doeleinden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast dan wel de mogelijkheden voor het herstel van de eerstbedoelde waarden niet wezenlijk worden of kunnen worden verkleind.

4.6.4 Procedure aanlegvergunning

Burgemeester en wethouders volgen bij het verlenen van een aanlegvergunning de in artikel 3.18 Wet ruimtelijke ordening gegeven procedure.