direct naar inhoud van Artikel 4 Bedrijventerrein – 1
Plan: Bedrijventerreinen
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0905.bpbedrijventerrein-va01

Artikel 4 Bedrijventerrein – 1

4.1 Bestemmingsomschrijving
4.1.1

De voor 'Bedrijventerrein – 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. ter plaatse reeds bestaande bedrijven, welke aanwezig zijn op het moment dat het bestemmingsplan in werking treedt;
  • b. bedrijven die zijn opgenomen in 'bijlage 1. bij de regels: toegesneden lijst van bedrijfstypen', met uitzondering van:
    • 1. in het kader van de Wet geluidhinder zoneringsplichtige inrichtingen;
    • 2. risicovolle inrichtingen zoals bedoeld in het 'Besluit externe veiligheid inrichtingen';
    • 3. detailhandel in volumineuze goederen, perifere detailhandel en bouwmarkt;
    • 4. tuincentrum, behoudens ter plaatse van de aanduiding 'tuincentrum';
    • 5. bedrijven in de levensmiddelenindustrie, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf uitgesloten - levensmiddelenindustrie';

en met dien verstanden dat de volgende milieuzonering in acht wordt genomen:

ter plaatse van de aanduiding:   zijn de volgende categorieën bedrijven, zoals opgenomen in 'bijlage 1. bij de regels: toegesneden lijst van bedrijfstypen', toegestaan:  
'bedrijf tot en met
categorie 3.1'  
categorie 2 tot en met 3.1
 
'bedrijf tot en met
categorie 3.2'  
categorie 2 tot en met 3.2
 
'bedrijf tot en met
categorie 4.1'  
categorie 2 tot en met 4.1
 
'bedrijf tot en met
categorie 4.2'  
categorie 2 tot en met 4.2  
  • c. een oppervlakte per bouwperceel van maximaal 5000 m2, ter plaatse van de aanduiding 'maximum oppervlakte';
  • d. caravanstalling, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'caravanstalling';
  • e. een museum, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'museum';
  • f. een zendmast, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'zend-/ontvangstinstallatie';
  • g. kantoren, als ondergeschikt onderdeel van het bedrijf, dan wel als onderdeel van een bedrijfsverzamelgebouw;
  • h. detailhandel naast de bedrijfsfunctie, uitsluitend overeenkomstig de als bijlage 2. bij de regels opgenomen lijst van aanwezige detailhandel en in omvang zoals aanwezig op het moment dat het bestemmingsplan in werking treedt;

met de daarbij behorende:

  • i. bedrijfswoningen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
  • j. ontsluitingswegen en voorzieningen ter ontsluiting van de bedrijven;
  • k. parkeervoorzieningen;
  • l. groenvoorzieningen, waaronder begrepen tuinen en erven;
  • m. infiltratie- en bergingsvoorzieningen, inclusief benodigde voorzieningen voor voorbehandeling en risicobeperking in verband met het te infiltreren en/of te bergen water.
4.1.2

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de dubbelbestemming(en):

zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtname van de voorrangsregels uit artikel 22.3.

4.2 Bouwregels
4.2.1 Algemeen

Op de voor 'Bedrijventerrein – 1' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. gebouwen, geen woningen zijnde, ten behoeve van de onder 4.1 genoemde doeleinden;
  • b. één bedrijfswoning per bouwperceel, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning',

en de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die qua aard en afmetingen bij deze bestemming passen.

4.2.2 Regels met betrekking tot gebouwen
  • a. Gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd.
  • b. Bedrijfswoningen met bijbehorende bijgebouwen mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' worden gebouwd.
  • c. Ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' is het maximaal toegestane percentage dat aan bebouwing per bouwperceel mag worden opgericht aangegeven, onder de voorwaarde dat in voldoende mate in de parkeerbehoefte wordt voorzien op eigen terrein, overeenkomstig de normering in artikel 22.2.2.
  • d. De afstand van gebouwen tot de perceelsgrenzen van de afzonderlijke bouwpercelen zal, voor zover niet in de perceelsgrens wordt gebouwd, ten minste 4,00 meter bedragen. Daarbij mag ten hoogste aan één zijde in de zijdelingse perceelsgrens worden gebouwd.
  • e. De maximale bouwhoogte van gebouwen is ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte' aangegeven of mag maximaal de bestaande bouwhoogte op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan bedragen indien deze hoger is.
  • f. Gebouwen mogen plat of met een kap, waarvan de dakhelling ligt tussen de 15° en 50°, worden afgedekt.
  • g. Bedrijfswoningen, mogen zowel inpandig als (half)vrijstaand worden gebouwd onder de voorwaarden dat bij (half)vrijstaande woningen de goothoogte maximaal 7,00 meter en de bouwhoogte maximaal 10,00 meter mag bedragen.
  • h. De inhoud van een bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 800 m3.
  • i. Ondergronds bouwen is onder bebouwing toegestaan, mits daarbij niet behoeft te worden voorzien in een toegang van buitenaf, ten behoeve van het zelfstandig functioneren van de ruimte.
4.2.3 Regels met betrekking tot bouwwerken geen gebouwen zijnde
  • a. Bouwwerken geen gebouwen zijnde, mogen uitsluitend binnen het bouwvlak gebouwd worden, met uitzondering van:
    • 1. terreinafscheidingen, welke binnen het gehele bestemmingsvlak mogen worden gebouwd;
    • 2. reclame-uitingen, welke uitsluitend buiten een afstand van 3,00 meter van de bestemmingsgrens mogen worden gebouwd;
    • 3. vlaggenmasten en banieren.
  • b. De bouwhoogte mag maximaal 10,00 meter bedragen, met uitzondering van:
    • 1. terreinafscheidingen, waarvan de bouwhoogte maximaal 3,00 meter mag bedragen;
    • 2. reclame-uitingen, waarvan de bouwhoogte buiten het bouwvlak maximaal 5,00 meter mag bedragen;
    • 3. vlaggenmasten en banieren, waarvan de bouwhoogte maximaal 6,00 meter mag bedragen.
  • c. Ter plaatse van de aanduiding 'zend-/ ontvangstinstallatie' mag de bouwhoogte van de zendmast maximaal 40,00 meter bedragen.
4.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:

  • a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en werkklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de parkeermogelijkheden in de naaste omgeving.
  • c. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  • d. ter waarborging van de verkeersveiligheid;
  • e. ter waarborging van de sociale veiligheid;
  • f. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding.
4.4 Ontheffing van de bouwregels
4.4.1 Ontheffing voor het verkleinen van de afstand tot de zijdelingse bouwperceelsgrens

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in 4.2.2 onder d. voor het verkleinen van de afstand van de zijgevel tot de zijdelingse bouwperceelgrens onder de volgende voorwaarden:

  • a. het woon- en leefmilieu wordt niet onevenredig aangetast;
  • b. het straat- en bebouwingsbeeld wordt niet onevenredig aangetast;
  • c. de verkeersveiligheid wordt niet aangetast;
  • d. voor zover niet in de zijdelingse bouwperceelgrens wordt gebouwd, wordt een minimale afstand van één meter aangehouden tot de zijdelingse bouwperceelgrens.
4.4.2 Ontheffing van de maximale bouwhoogte gebouwen

Burgemeester en wethouders kunnen uitsluitend voor bedrijventerrein Eijsden ontheffing verlenen van het bepaalde in artikel 4.2.2 onder e., en een bouwhoogte voor gebouwen van maximaal 10,00 meter toestaan, onder de voorwaarde dat de aard van de bedrijfsuitoefening en/of technische gegevenheden dit vereisen.

4.4.3 Ontheffing van de maximale bouwhoogte bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in artikel 4.2.3onder b., ten behoeve van het toepassen van een grotere bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, onder de volgende voorwaarden:

  • a. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 4,00 meter meer bedragen dan de op grond van de onderliggende bestemming toegelaten bouwhoogte, met uitzondering van terreinafscheidingen waarvan de bouwhoogte maximaal 2,00 meter meer mag bedragen dan de op grond van de onderliggende bestemming toegelaten bouwhoogte.
4.4.4 Ontheffing voor masten t.b.v. telecommunicatie en alarmering

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen voor masten t.b.v. telecommunicatie en alarmering, met dien verstande dat deze ten hoogste 30,00 meter mogen bedragen mits:

  • a. deze passen binnen het stedenbouwkundig beeld ter plaatse;
  • b. andere waarden en belangen niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad;
  • c. door (historisch) bodemonderzoek vooraf is vast komen te staan dat er vanuit milieuhygiënisch oogpunt geen bezwaren bestaan.
4.5 Specifieke gebruiksregels
4.5.1 Specifieke gebruiksregels van de gronden

Onder verboden gebruik als bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt tenminste verstaan gebruik van de grond voor:

  • a. risicovolle inrichtingen vallende onder het 'Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen' (BEVI);
  • b. zoneringsplichtige inrichtingen zoals bedoeld in de Wet geluidhinder, uitgezonderd bestaande zoneringsplichtige inrichtingen;
  • c. bedrijven als bedoeld in artikel 2.4 van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer;
  • d. opslag van goederen en materialen buiten het bouwvlak;
  • e. inname van afvalstoffen, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - inname afvalstoffen'.
4.5.2 Specifieke gebruiksregels van de opstallen

Onder verboden gebruik als bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt tenminste verstaan het gebruik van de opstallen voor:

  • a. het gebruik als zelfstandig kantoor, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding 'kantoor';
  • b. detailhandel, het verbod geldt niet ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - vuurwerk' op 29, 30 en 31 december, met dien verstande dat als een van deze dagen een zondag is het verbod eveneens op die zondag geldt, in welk geval het verbod om vuurwerk ter beschikking te stellen dan niet geldt op 28 december;
  • c. detailhandel in volumineuze goederen, perifere detailhandel en bouwmarkt;
  • d. tuincentrum, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding 'tuincentrum';
  • e. horeca;
  • f. recreatieve doeleinden;
  • g. wonen, behoudens in een bedrijfswoning;
  • h. permanente of tijdelijke bewoning van bijgebouwen;
  • i. opslagdoeleinden, anders dan in verband met het toegelaten gebruik, waarbij in ieder geval als strijdig gebruik wordt aangemerkt: brand- en explosiegevaarlijke opslag, waaronder opslagruimte voor vuurwerk uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - vuurwerkopslag'. Ter plaatse van deze aanduiding is de opslag van vuurwerk toegestaan tot een maximum van 10.000 kg, andere brand- en explosiegevaarlijke opslag is niet toegestaan.
4.6 Ontheffing van de gebruiksregels
4.6.1 Ontheffing voor het toestaan van bedrijven uit een hogere categorie

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in 4.1, ten behoeve van het toelaten van bedrijven uit een hogere categorie dan ter plaatse is toegestaan, onder de volgende voorwaarden:

  • a. per milieuzone is slechts ontheffing mogelijk voor bedrijven uit de volgende categorieën:
    ter plaatse van de aanduiding:   zijn de volgende categorieën bedrijven, zoals opgenomen in 'bijlage 1. bij de regels: toegesneden lijst van bedrijfstypen', toegestaan:  
    'bedrijf tot en met
    categorie 3.1'  
    categorie 3.2  
    'bedrijf tot en met
    categorie 3.2'  
    categorie 4.1  
    'bedrijf tot en met
    categorie 4.1'  
    categorie 4.2  
  • b. bij de bedrijven worden afdoende fysieke maatregelen genomen, in de vorm van voorzieningen met een afdoende afschermende werking en/of wordt een aangepaste bedrijfsvoering gevoerd, opdat sprake blijft van een afdoende omgevingsafstemming. De zwaarte van de maatregelen neemt daarbij toe naargelang het verschil tussen de categorie, waartoe het bedrijf behoort en de bij de zone behorende hoogste categorie groter wordt.
4.6.2 Ontheffing qua milieueffecten gelijk te stellen bedrijven

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in artikel 4.1, ten behoeve van het toelaten van een bedrijfsactiviteit die niet voorkomt in de van deze regels deeluitmakende bijlage 1: 'toegesneden lijst van de bedrijfstypen', maar naar haar aard en invloed op de omgeving kan worden gelijk gesteld met een krachtens artikel 4.1 ter plaatse toegelaten milieucategorie bedrijfsactiviteiten.

4.6.3 Ontheffing voor het toestaan van productiegebonden detailhandel

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in 4.5.2 onder b. voor het toestaan van productiegebonden detailhandel, onder de volgende voorwaarden:

  • a. Het betreft een nevenactiviteit van een ter plaatse gevestigde onderneming, niet zijnde handel in voeding- en genotmiddelen;
  • b. de vestiging geen onevenredige toename van de verkeersbeweging tot gevolg heeft en in de parkeerbehoefte wordt voorzien op eigen terrein, overeenkomstig de normering in artikel 22.2.2;
  • c. de verkeersveiligheid niet onevenredig wordt aangetast;
  • d. waarden en belangen van derden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad.
4.6.4 Ontheffing voor het toestaan van detailhandel in volumineuze goederen

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in 4.5.2 onder c. voor het toestaan van detailhandel in volumineuze goederen, onder de volgende voorwaarden:

  • a. de vestiging geen onevenredige toename van de verkeersbeweging tot gevolg heeft en in de parkeerbehoefte wordt voorzien op eigen terrein, overeenkomstig de normering in artikel 22.2.2;
  • b. de verkeersveiligheid niet onevenredig wordt aangetast;
  • c. waarden en belangen van derden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad.
4.6.5 Ontheffing voor het toestaan van een grotere oppervlakte per bouwperceel

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in 4.1.1 onder c. voor het toestaan van een grotere oppervlakte per bouwperceel, onder de volgende voorwaarden:

  • a. de maximale oppervlakte per bouwperceel niet meer bedraagt dan 7000 m2;
  • b. de vestiging geen onevenredige toename van de verkeersbeweging tot gevolg heeft en in de parkeerbehoefte wordt voorzien op eigen terrein, overeenkomstig de normering in artikel 22.2.2;
  • c. de verkeersveiligheid niet onevenredig wordt aangetast;
  • d. waarden en belangen van derden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad.