Plan: | Heijackerstraat (ong.), Beesel |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | wijzigingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0889.WPHeijackerstraat-VA01 |
Voorliggend rapport betreft het wijzigingsplan "Heijackerstraat (ong.), Beesel" van de gemeente Beesel.
Op de locatie aan de Heijackerstraat (ong.) – perceel A 3411 (gedeeltelijk) – is thans binnen de bestemming 'Groen' een openbaar groenperceel gesitueerd, voorzien van een sportveld en speelgelegenheden. De initiatiefnemer is voornemens om aan de noordoostkant van dit terrein maximaal 20 woningen te realiseren met behoud van het sportveld (verplaatsing) en de speelgelegenheden.
Het initiatief kan niet rechtstreeks worden gerealiseerd op basis van de vigerende bestemmingsplannen ''Bebouwde gebieden Beesel'' en ''Bebouwde gebieden, veegplan 2019'', omdat ter plaatse van de bestemming 'Groen' reguliere woningbouw is uitgesloten. De gemeente Beesel heeft echter aangegeven dit voornemen mogelijk te willen maken door middel van een wijziging van het bestemmingsplan ''Bebouwde gebieden, veegplan 2019'' op basis van artikel 39.5 van het vigerende bestemmingsplan.
Om gebruik te kunnen maken van de wijzigingsbevoegdheid dient een wijzigingsplan te worden opgesteld. Met het voorliggende wijzigingsplan wordt hieraan invulling gegeven.
Onderstaande afbeelding geeft de topografische situatie weer.
TOPOGRAFISCHE SITUATIE
Onderstaande afbeelding geeft de kadastrale situatie weer. Tevens is de plangrens van voorliggend bestemmingsplan ingetekend.
KADASTRALE SITUATIE
De gronden zijn kadastraal bekend gemeente Beesel, sectie A, nummer 3411 (gedeeltelijk). De oppervlakte van het plangebied bedraagt 13.631 m². De gronden zijn gemeentelijk eigendom.
Ter plaatse van het plangebied vigeren de bestemmingsplannen:
Onderstaande afbeelding geeft een uitsnede van de vigerende verbeelding. De ligging van het plangebied is aangegeven.
UITSNEDE VERBEELDING VIGEREND BESTEMMINGSPLAN
Ter plaatse van het plangebied geldt de enkelbestemming 'Groen'. De gronden zijn onder meer bestemd voor plantsoenen, groenstroken; bermen en beplantingen; en speelvoorzieningen;
Tevens bevat het plangebied de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 1' in aanvulling met de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - archeologie - AMK' (gesitueerd op een smalle strook langs de noordwestelijke plangrens). Deze dubbelbestemming verplicht archeologisch onderzoek bij bodemingrepen van bepaalde omvang. Dit staat nader beschreven in paragraaf 5.2.3.
Daarnaast is onderhavig plangebied voorzien van de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied 6. Ter plaatse van deze aanduidingen kan conform artikel 40.6 de bestemming onder andere gewijzigd worden in de bestemming 'Wonen'. Middels dit wijzigingsplan wordt gebruik gemaakt van dit artikel.
Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 39.5 van het vigerende bestemmingsplan bevat een wijzigingsbevoegdheid voor het onder voorwaarden wijzigen van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied 6' naar de bestemming 'Wonen'. Dit artikel is hierna overgenomen.
''39.5 Wetgevingzone - wijzigingsgebied 6
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om ter plaatse van de aanduiding ‘wro-zone – wijzigingsgebied 6’ het bestemmingsplan te wijzigen in de bestemmingen 'Maatschappelijk', 'Wonen', 'Verkeer' en/of 'Groen', met dien verstande dat:
Hieronder wordt het plan aan de voorwaarden getoetst.
ad a. | Middels voorliggend plan zal worden aangesloten bij de regels in de artikelen 14, 22 en 25. Hiermee wordt voldaan aan dit aspect. |
ad b. | Onderhavig planvoornemen is stedenbouwkundig inpasbaar. Dit aspect wordt nader toegelicht in paragraaf 3.1. Hiermee wordt voldaan aan dit aspect. |
ad c. | Onderhavig planvoornemen leidt niet tot onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden. Deze aspecten worden nader toegelicht in hoofdstuk 5. Hiermee wordt voldaan aan dit aspect. |
ad d. | Onderhavig plan leidt niet tot onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat. Dit aspect wordt nader toegelicht in hoofdstuk 5. Hiermee wordt voldaan aan dit aspect. |
ad e. | Onderhavig planvoornemen is passend binnen het RVP of regionale structuurvisie en het gemeentelijk woningbouwprogramma. Dit aspect wordt nader toegelicht in hoofdstuk 4. Hiermee wordt voldaan aan dit aspect. |
Conclusie
Samenvattend kan worden gesteld dat aan alle voorwaarden wordt voldaan.
Dit hoofdstuk geeft een ruimtelijk-functionele analyse van het plangebied. Onderstaande afbeelding en de foto's geven de bestaande toestand van de directe omgeving en het plangebied weer.
DIRECTE OMGEVING
Het plangebied aan de Heijackerstraat is gelegen in de noordoosthoek van de kern Beesel op de overgang tussen de bebouwde kern en het aangrenzende bosgebied met stuifduinen. Het gebied wordt aan de noordzijde begrensd door de Walsbergweg. De Walsbergweg vormt van oudsher een belangrijke route tussen de oude kern van Beesel en Reuver. Ter plaatse van het plangebied bestaat de route uit een asfaltpad die de aangrenzende woningen in de bosrand ontsluit, overgaand in een zandpad op de rand van het bos. De route vervolgt zijn weg door het bos richting de kern Reuver.
Aan de zuidzijde, parallel aan de Walsbergweg, vindt de begrenzing plaats door de Heijackerstraat, overgaand in de Heideakkerweg aan de zuidwestzijde. De Heijackerstraat bestaat uit twee delen, haaks op de Hoogstraat en Walsbergweg een woonstraat met bebouwing uit de jaren '50 met twee-onder-een-kapwoningen, kenmerkend voor de betreffende periode opgetrokken uit de kenmerkende rode baksteen, twee woonlagen met kap. Het andere deel is gelegen parallel aan de open groene zone en de Walsbergweg. De bebouwing bestaat hier uit een grote diversiteit aan vrijstaande en geschakelde woningen uit de jaren negentig. De beeldkwaliteit is individualistisch evenals de bouwhoogte. De woningen bestaan allemaal uit metselwerk en hebben een kap.
De westzijde is begrensd door een besloten boszone, waardoor in de huidige situatie het plangebied bestaat uit een open, maar omsloten geborgen ruimte bestaande uit gras met speelvoorzieningen.
Onderhavig plangebied ligt aan de Heijackerstraat. De Heijackerstraat betreft een woonstraat binnen de kern Beesel. Onderhavig plangebied wordt thans middels één uitrit ontsloten op de Heijackerstraat.
Het plangebied is thans ingericht als een 'groen' perceel voorzien van een speelveld en braakliggend terrein. Daarnaast is aan de oostzijde van het plangebied een bosachtig gebied aanwezig voorzien van o.a. een wadi t.b.v. hemelwaterinfiltratie van de bestaande woonwijk.
In dit hoofdstuk is het initiatief beschreven. Aan de orde komen de bebouwing en functies, verkeer en parkeren, groen en water en duurzame en gezonde leefomgeving. Onderstaande afbeelding geeft het stedenbouwkundig ontwerp van het plangebied weer.
![]() |
STEDENBOUWKUNDIG ONTWERP
Onderhavig planvoornemen betreft de realisatie van maximaal 20 woningen in de omgeving van de Heijackerstraat. In het woningbouwplan moet naast de bouw van een diversiteit aan woningen, ruimte blijven voor het spelen. Vrijstaande woningen, twee-onder-een-kap-woningen en betaalbare rijwoningen voor starters moeten een plek krijgen in het plan. Aandacht voor levensloopbestendigheid is daarbij eveneens een belangrijke opgave. Middels het opgestelde beeldkwaliteitsplan toe te voegen aan de Welstandsnota wordt de gevraagde ruimtelijke kwaliteit die het gebied vraagt juridisch geborgd. Het beeldkwaliteitsplan is opgenomen in bijlage 1.
Voor wat betreft de sfeer is het van groot belang dat de woningen aansluiting vinden op de direct aansluitende omgeving. Dit betekent het aansluiten van de structuur van de Heijackerstraat op de Walsbergweg. Het betreft hier dan ook het doorzetten van de rechtlijnigheid van de woonstraat in overgang tot de bosrand, bestaande uit de betaalbare rijwoningen.
Aan de groene open ruimte van de Heijackerstraat, Walsbergweg wordt de bebouwing informeler gesitueerd. De nieuwbouw, samen met de bestaande woningen, zorgen voor een sterke omarming van de centrale open groene ruimte. De bebouwing bestaat hier uit een voortzetting van individuele wooneenheden, aansluitend aan de bestaande karakteristiek.
De toekomstige plek van het dorpse groenplein met speelvoorzieningen wordt hiermee enigszins losgekoppeld van het aangrenzende bosgebied met zijn eigen karakteristiek. De eenheden bestaan uit vrijstaande woningen en tweekappers.
De zone aan de Walsbergweg bestaat eveneens uit individualistische woningen en vindt zijn aansluiting op de bosrand. Een driesprong op de samenkomst van de wegen Walsbergweg en Heijackerstraat in de overgang naar het bosgebied vormt een herkenbare plek als nieuwe entree vanuit het bospad en de aansluiting op de beide wegen. Onderstaande afbeeldingen laten zowel de structuuropzet als de woontypologieën zien.
![]() |
STRUCTUUROPZET |
![]() |
WOONTYPOLOGIE |
De realisatie van maximaal 20 woningen heeft invloed op de verkeersgeneratie. De digitale publicatie "Toekomstbestendig parkeren'' (CROW) bevat kencijfers voor de verkeersgeneratie van diverse functies. De gemeente Beesel wordt aangeduid als 'niet stedelijk gebied', waarin de locatie van het plangebied binnen de gemeente Beesel tot 'de rest bebouwde kom' behoort.
Om de verkeersgeneratie in de nieuwe situatie van het plangebied te bepalen, worden de woningen aangeduid als 'Koop, huis, vrijstaand', 'Koop, huis, twee-onder-een-kap' en 'Koop, huis, tussen/hoek' (indicatie aan de hand van de huidige verkaveling, andere verkaveling blijft mogelijk). In de tabel hieronder is de berekening van de verkeersgeneratie per etmaal uiteengezet.
Onderdeel | Verkeersgeneratie | Aantal | Totaal |
Koop, huis, vrijstaand | 8,2 per woning | 3 woningen | 24,6 |
Koop, huis, twee-onder-een-kap | 7,8 per woning | 6 woningen | 46,8 |
Koop, huis, tussen/hoek | 7,4 per woning | 11 woningen | 81,4 |
Totaal | 152,8 |
Op basis van bovenstaande tabel kan worden gesteld dat de nieuwe situatie gemiddeld zorgt voor 153 motorvoertuigbewegingen per etmaal.
Conclusie
De verkeersaantrekkende werking van het voorliggende plan bedraagt 153 motorvoertuigbewegingen per etmaal. Dit betekent een relatief geringe toename van het verkeer op de Heijackerstraat. De capaciteit van de Heijackerstraat en omliggende straten is voldoende om het verkeer te kunnen verwerken.
Het voorzien in voldoende parkeerplaatsen is noodzakelijk voor het goed functioneren van het plangebied en voorkomt overlast voor de omgeving. De gemeente Beesel heeft eigen parkeerbeleid vastgesteld in de vorm van de ''Parkeerbijdrageregeling Beesel 2013''. In dit beleid wordt verwezen naar de meest recente CROW-norm. Voor dit planvoornemen zal daarom worden aangesloten bij de digitale publicatie "Toekomstbestendig parkeren'' (CROW). Deze publicatie bevat kencijfers voor het aspect 'parkeren'. De gemeente Beesel wordt aangeduid als 'niet stedelijk gebied', waarin de locatie van het plangebied binnen de gemeente Beesel tot 'de rest bebouwde kom' behoort.
Om het aspect 'parkeren' in de nieuwe situatie van het plangebied te bepalen, worden de woningen aangeduid als 'Koop, huis, vrijstaand', 'Koop, huis, twee-onder-een-kap' en 'Koop, huis, tussen/hoek' (indicatie aan de hand van de huidige verkaveling, andere verkaveling blijft mogelijk). In de tabel hieronder is de berekening van het aspect 'parkeren' uiteengezet.
Onderdeel | Parkeervraag | Aantal | Totaal |
Koop, huis, vrijstaand | 2,3 per woning | 3 woningen | 6,9 |
Koop, huis, twee-onder-een-kap | 2,2 per woning | 6 woningen | 13,2 |
Koop, huis, tussen/hoek | 2,0 per woning | 11 woningen | 22,0 |
Totaal | 42,1 |
Op basis van bovenstaande tabel kan worden gesteld dat de nieuwe situatie ten minste moet voorzien in 43 parkeerplaatsen. Middels voorliggend planvoornemen wordt voorzien in 22 parkeerplaatsen op openbaar terrein voor de rijwoningen, worden de twee-onder-een-kapwoningen voorzien van 2 parkeerplaatsen per woning en de vrijstaande woningen voorzien van 3 parkeerplaatsen per woning. Dit leidt in totaal tot (22 + 12 + 9 =) 43 parkeerplaatsen. Hiermee wordt voldaan aan het aspect 'parkeren'.
Daarnaast is in de regels, behorende bij dit wijzigingsplan, een regeling opgenomen m.b.t. de geldende parkeerregels. Hiermee is juridisch geborgd dat, ook bij een andere verkaveling, aan de parkeernormen wordt voldaan.
De woningen worden voorzien van een individueel ingerichte achtertuin. De nadruk van de erfafscheidingen ligt hierin op groen. Aan de voorzijde van de woningen en eventueel voor een gedeelte aan de zijkant van de woning wanneer deze grenst aan het openbare gebied, wordt de overgang tussen privé en openbaar middels een lage, strakke haag toegepast met een hoogte van circa 60 cm. Aan de zijgevel van de woning achter de voorgevel- en achterzijden, voor zover deze aan de openbare ruimte grenzen, worden door de eigenaren zelf hagen of beplanting toegepast eventueel aangevuld met gaashekwerken met groen of gemetselde muren als voortzetting van de woning. Grove bouwmaterialen als houten schermen, betonschuttingen of B2-blokken zijn niet toegestaan in de presentatie naar het openbaar gebied. De toepassing van inheemse hagen wordt aanbevolen (beukenhaag, haagbeuk, liguster, taxus e.d.). Ook gemengde hagen zijn mogelijk. In de beoogde situatie is oppervlakte water voorzien in de vorm van een wadi in het openbare gebied.
Een duurzame en gezonde leefomgeving is belangrijk voor het goed functioneren van mens en natuur. Bij ruimtelijke ontwikkelingen is het van belang te werken aan instandhouding of verbetering van de kwaliteit van de leefomgeving en moet schade en overlast voorkomen worden. Daarbij moet rekening worden gehouden met toekomstige veranderingen, verwachtingen en onzekerheden; denk daarbij aan klimaatveranderingen, technologische doorbraken en politieke onzekerheid. Goede stedenbouwkundige plannen en bouwplannen geven hieraan een passende invulling. Daarbij wordt onderscheid gemaakt in energietransitie en klimaatbestendigheid.
Nederland heeft de ambitie om in 2050 energieneutraal te zijn en om de uitstoot van CO2 drastisch te verminderen. Om dit te kunnen realiseren zijn grote en kleine veranderingen nodig: de energietransitie. De omschakeling van het gebruik van fossiele brandstoffen naar meer duurzame vormen van energie is de grootste omslag, maar we zullen er ook bewust van moeten zijn dat we anders moeten gaan kijken naar ons energieverbruik. De energietransitie heeft ook een ruimtelijke inslag: het bestaand stedelijk gebied en buitengebied moeten (steden)bouwkundig worden aangepast en nieuwe ontwikkelingen worden toekomstbestendig ontwikkeld.
Het voorliggende plan draagt op de volgende wijzen bij aan de energietransitie:
Klimaatverandering is merkbaar en heeft steeds meer een effect op ons dagelijks leven. De zomers worden langer, heter en droger, en áls er regen valt dan komt die vaak in grote hoeveelheden. De winters worden warmer en natter. Dit heeft effect op het woon- en leefklimaat door hittestress, periodes van droogte en een verandering van de biodiversiteit. Door met het stedenbouwkundig plan en bouwplan rekening te houden met het veranderende klimaat, kan overlast worden voorkomen en is er sprake van een klimaatbestendige ontwikkeling.
Het voorliggende plan voorziet hier op de volgende wijze in:
In dit hoofdstuk wordt het plan getoetst aan het relevante vigerende beleid. Achtereenvolgens komt aan de orde het beleid op:
Vooruitlopend op de inwerkingtreding van de Omgevingswet heeft het Rijk de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) vastgesteld als opvolger van de SVIR. In dit strategisch beleidsdocument schetst de overheid een duurzaam perspectief voor de leefomgeving. Nederland staat de komende jaren voor grote opgaven: de bouw van 1 miljoen nieuwe woningen, duurzame energie opwekken, klimaatverandering, ende overgang naar een circulaire economie vragen meer ruimte dan er beschikbaar is. Daarom moeten er keuzes worden gemaakt om Nederland ook voor toekomstige generaties veilig, gezond en welvarend te houden. In dit licht zijn de NOVI de nationale belangen opnieuw gedefinieerd:
Analyse
Het voorgenomen initiatief is in lijn met de Omgevingsvisie en geeft invulling aan het realiseren van een goede leefomgevingskwaliteit en het waarborgen en bevorderen van een gezonde en veilige fysieke leefomgeving. Bij de planvorming wordt rekening gehouden met de diverse milieuaspecten, landschap, water, natuur en cultuurhistorie, geheel in lijn met de NOVI.
Conclusie
Het initiatief voldoet aan de 'Nationale Omgevingsvisie (NOVI)'.
In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) zijn de nationale belangen die juridische borging vereisten opgenomen. De AMvB Ruimte is gericht op doorwerking van de nationale belangen in bestemmingsplannen. De onderwerpen in het Barro betreffen: Rijksvaarwegen, Project Mainportontwikkeling Rotterdam, Kustfundament, Grote Rivieren, Waddenzee en waddengebied, Defensie, Hoofdwegen en landelijke spoorwegen, Elektriciteitsvoorziening, Buisleidingen van nationaal belang voor vervoer van gevaarlijke stoffen, Natuurnetwerk Nederland, Primaire waterkeringen buiten het kustfundament, IJsselmeergebied (uitbreidingsruimte), Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde en Ruimtereservering parallelle Kaagbaan.
Analyse
Geen van de bovengenoemde belangen is bij de beoogde ontwikkeling in het geding. Het plangebied is buiten het stroomvoerend en/of bergend regime van de Maas gelegen en heeft daardoor geen effect op het nationale belang ‘Grote Rivieren’. Het initiatief is kortom niet in strijd met de beleidsregels zoals deze zijn opgenomen in het Barro.
Conclusie
Het initiatief voldoet aan het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro).
Met het doel de ruimte zorgvuldig en duurzaam te gebruiken, is de Ladder voor Duurzame Verstedelijking opgesteld. Deze is verankerd in artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (versie 1 juli 2017). Bij nieuwe stedelijke ontwikkelingen moet worden aangetoond dat deze voorzien in een behoefte, en moet - in geval van de ontwikkeling buiten bestaand stedelijk gebied plaatsvindt - een motivering worden opgenomen waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.
Nieuwe stedelijke ontwikkeling
Alvorens te toetsen aan de Ladder dient te worden vastgesteld of sprake is van een stedelijke ontwikkeling. Dit begrip is in artikel 1.1.1, eerste lid, aanhef en onder i, Bro. Bro gedefinieerd als ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen. Ten aanzien van de tot dusver gevormde jurisprudentie ten aanzien van het begrip 'stedelijke ontwikkeling' blijkt dat de omvang van de ontwikkeling een rol speelt. Is sprake van een kleinschalige ontwikkeling, dan kan weliswaar sprake zijn van een stedelijke ontwikkeling, maar kan dergelijke ontwikkeling als te kleinschalig worden aangemerkt om te worden aangemerkt als stedelijke ontwikkeling als bedoeld in artikel 1.1.1, eerste lid, aanhef en onder i, Bro. Bro. In de literatuur wordt bij voorziene ontwikkelingen met betrekking tot woningbouw gesproken over een daadwerkelijke ondergrens. Volgens vaste jurisprudentie zijn elf woningen (welke op één dezelfde locatie worden gerealiseerd) het maximale aantal woningen wat door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) als te kleinschalig wordt geacht om als een stedelijke ontwikkeling te kunnen worden gekwalificeerd (ABRvS 18 november 2015, ECLI:NL:RVS:2015:3542, r.o. 8.2.). Het minimale aantal woningen wat gerealiseerd moet worden (op dezelfde locatie) om als stedelijke ontwikkeling te worden gekwalificeerd is aldus twaalf (ABRvS 22 juli 2015, ECLI:NL:RVS:2015:2329, r.o. 6.3).
Betekenis voor het plangebied
Voorliggend plan voorziet in de realisatie van maximaal 20 woningen op de locatie waar in het vigerende bestemmingsplan de bestemming 'Groen' geldt. Dit betekent dat deze locatie nog niet als woningbouwlocatie is bestemd en in totaal 0 woningen mogelijk zijn. Dit betekent een toename van 20 extra wooneenheden. Het planvoornemen valt onder de definitie van 'stedelijke ontwikkeling'.
Verantwoording
Het plangebied heeft in het vigerende bestemmingsplan de bestemming 'Groen'. Desalniettemin wordt het plangebied omringd door stedelijke functies (bestemming 'Wonen'). Dit betekent dat het plangebied een stedelijke functie heeft. Gezien het voorgaande is dus sprake van een ligging ‘binnen bestaand stedelijk gebied’ en is een verder motivering op dit punt niet nodig.
Kwantitatieve behoefte
Het initiatief 'Heijackerstraat', waarbij maximaal 20 woningen worden gerealiseerd, voorziet in een kwantitatieve behoefte:
De komende jaren neemt het aantal inwoners in de gemeente Beesel eerst toe en vervolgens af terwijl het aantal inwoners in de regio Noord-Limburg nog toeneemt. Het aantal huishoudens in de gemeente én regio neemt de komende jaren sterker toe dan het aantal inwoners (huishoudensverdunning, groei eenpersoonshuishoudens, vergrijzing).
Op basis van de huishoudensprognose (7,2 % in de periode 2021-2035; bron CBS) zal er in de gemeente Beesel op korte termijn een licht groeiende woningbehoefte zijn van circa 230 woningen tot 2030. Vanaf 2020 zijn er 101 woningen gerealiseerd in de gemeente Beesel. Dit betekent dat er nog een resterende behoefte is van 129 woningen. Het initiatief 'Heijackerstraat' kan in deze kwantitatieve woningbehoefte voorzien.
Woningen kunnen alleen worden toegevoegd wanneer ze een toevoeging van kwaliteit meebrengen. De woningen dienen hiermee aan te sluiten op de knelpunten van de woningmarkt (zie hierna onder Kwalitatieve behoefte).
Kwalitatieve behoefte
Het initiatief 'Heijackerstraat', waarbij levensloopbestendige en traditionele eengezinswoningen worden gerealiseerd, voorziet in een kwalitatief woningbehoefte:
Op regionaal en lokaal niveau bestaat een groeiende behoefte aan nultredenwoningen en appartementen. Het merendeel van de woningen in het initiatief bestaat uit levensloopbestendige woningen (met badkamer en slaapkamer op de begane grond), waarmee het initiatief inspeelt op deze kwalitatieve behoefte. Bovendien draagt het realiseren van levensloopbestendige woningen voor ouderen bij aan de doorstroming op de woningmarkt.
Uit de woonvisie volgt dat op een deel van de woonpercelen (vrijstaande kavels en tweekappers) voldoende ruimte aanwezig is om de woningen levensloopbestendig te kunnen realiseren. Daarnaast biedt het planvoornemen voldoende ruimte om te voorzien in het duurdere segment. Kortom sluit het initiatief aan bij het aspect 'duurzame, levensloopbestendige en toekomstbestendige woningvoorraad' en het aspect 'doorstroming'.
Geen onaanvaardbare effecten
Het is niet de verwachting dat er als gevolg van het realiseren van woningen aan de Heijackerstraat te Beesel onaanvaardbare effecten zullen optreden. De woningbehoefte is immers dusdanig groot dat ook na het realiseren van het planinitiatief behoefte blijft bestaan voor het realiseren van nieuwe woningen. Daarnaast draagt het realiseren van woningen bij aan het creëren van een levendig woon- en leefklimaat in dit deel van Beesel, waarbij een binnenstedelijke locatie wordt ingezet voor woningbouw.
Conclusie
Het initiatief voldoet aan het Besluit ruimtelijke ordening voor wat betreft het aspect Ladder voor Duurzame Verstedelijking.
Het provinciale ruimtelijk beleid is vastgelegd in de nota's:
Het plan wordt aan deze nota's getoetst.
Met de komst en invoering van de Omgevingswet dient elke provincie haar eigen provinciale omgevingsvisie op te stellen.
Op 1 oktober 2021 heeft de provincie Limburg de Provinciale Omgevingsvisie Limburg (POVI) vastgesteld: ‘de Provinciale omgevingsvisie Limburg’. Dit document is een lange termijnvisie, met als doelstelling invulling geven aan hoe de provincie Limburg in de periode 2030-2050 op een integrale en toekomstbestendige manier kan doorontwikkelen. De Provinciale Omgevingsvisie Limburg vervangt het huidige ‘Provinciaal Omgevingsplan Limburg’ (POL2014).
De omgevingsvisie is dynamisch en flexibel, aangezien dit mogelijkheden biedt om het document te actualiseren met het oog op toekomstige veranderingen.
Daarnaast wordt een omgevingsverordening uitgewerkt om het beleid juridisch te verankeren. De inwerkingtreding van de nieuwe Omgevingsverordening is gelijk aan de inwerkingtreding van de Omgevingswet. Tot die tijd blijft de huidige Omgevingsverordening van kracht.
In de POVI Limburg is een aantal hoofdopgaven te onderscheiden, namelijk:
Deze opgaven, die Limburg-breed spelen, dienen met inachtneming van de specifieke eigenschappen die Limburg bezit op een integrale en toekomstbestendige manier te worden geïmplementeerd. Participatie tussen de overheid, de markt en de inwoners van Limburg is hierbij een belangrijk uitgangspunt. In de Provinciale omgevingsvisie Limburg wordt vervolgens een toekomstbeeld van 2030-2050 geschetst.
De POVI Limburg bestaat uit twee delen;
Wonen en leefomgeving
De POVI houdt vast aan een dynamisch en flexibel woonbeleid, de woonbehoeften van de Limburger zijn daarbij leidend. Verder liggen hierin ook mogelijkheden bij te dragen aan klimaat-, energie-, en duurzaamheidsdoelstellingen. Vanuit de wetgeving is de rol van de provincie op dit terrein beperkt. Daarom opereert de provincie, met betrekking tot dit thema, vanuit een agenderende, stimulerende, meesturende en verbindende rol. De POVI is hierbij een op hoofdlijnen richtinggevend kader. Aangezien de toekomst onderhevig zal zijn aan veranderingen, en elke specifieke regio voor een andere aanpak vraagt zijn meer gerichte uitwerkingen in provinciale, regionale en/of gemeentelijke programma’s, agenda’s en instrumenten noodzakelijk.
Wonen
Op het gebied van wonen wordt er specifiek gekeken naar welke behoeften er zijn. De grootste opgave op korte- en middellange termijn zit in het toekomstgeschikt maken van de verouderde en nietcourante bestaande woningvoorraad. Uitgangspunten zijn dat deze woningen in eerste instantie levensloopbestendig dienen te worden gemaakt, en daarna ook verduurzaamd. Getalsmatig zijn er voldoende woningen, kwalitatief gezien zijn dit echter niet overal de juiste woningen en de juiste plannen.
Woonkwaliteit is niet alleen afhankelijk van de woning zelf. Omstandigheden die hier ook op van toepassing zijn, zijn bijvoorbeeld sociaaleconomische omstandigheden, gezondheid, leefbaarheid, het voorzieningenniveau, de bereikbaarheid en een veilige omgeving. De aandacht ligt bij het ontwikkelen van gemengde wijken, die bij kunnen dragen aan een sterk sociaal weefsel en verkleinen op die manier kloven in de samenleving. Ook belangrijk zijn natuur- en klimatologische eigenschappen van een woongebied. Groen, schone lucht, het tegengaan van hittestress en voorzieningen om wateroverlast (zowel overstromingen als droogtes) tegen te gaan dragen daarmee bij aan de omgevingskwaliteit.
Analyse
Voorliggend plan voorziet in de realisatie van maximaal 20 woningen een op locatie binnen de bebouwde kom van Beesel. De locatie is thans in het vigerende bestemmingsplan, middels een wijzigingsbevoegheid, aangewezen als woningbouwlocatie. Middels het initiatief wordt voorzien in een diversiteit aan woningen (tevens gericht op levensloobestendig wonen). Mede gelet op de regionale en gemeentelijke beleidskaders past het onderhavige initiatief binnen de Provinciale Omgevingsvisie Limburg.
Conclusie
Het initiatief is passend binnen de POVI.
Op 17 december 2021 heeft het college van Gedeputeerde State de Omgevingsverordening Limburg (2021) vastgesteld. Met de komst van de Omgevingswet is een nieuwe omgevingsverordening nodig die past binnen de kaders en het instrumentarium van de Omgevingswet.
De omgevingsverordening heeft van 7 juni tot en met 19 juli 2021 voor eenieder ter inzage gelegen en is op 17 december 2021 door Provinciale Staten vastgesteld. De omgevingsverordening zal tegelijkertijd met de nieuwe Omgevingswet in werking treden.
Hoewel de Omgevingsverordening Limburg (2021) hoofdzakelijk een beleidsneutrale omzetting van de Omgevingsverordening Limburg 2014 is, staan er enkele nieuwe of inhoudelijk aanmerkelijk gewijzigde onderwerpen in. Het gaat hier om instructieregels aan gemeenten op het gebied van wonen, zonne-energie, na-ijlende effecten van de steenkoolwinning en huisvestingsnormen voor internationale werknemers.
De provincie Limburg heeft op 12 december 2014 ook de Omgevingsverordening Limburg 2014 vastgesteld. Hierin staan de regels die nodig zijn om het omgevingsbeleid van het POL2014 juridische binding te geven. Onderstaand zijn de relevante passages voor het plangebied opgenomen.
Volgens de kaart ‘Wonen, werken en recreëren’ ligt het besluitgebied in zijn geheel binnen het gebied ‘Landelijke kern’. In artikel 12.1 ‘instructieregels nieuwe planvoorraad wonen’, van de Omgevingsverordening Limburg 2021, wordt gesteld dat nieuwe plannen dienen te voldoen aan de van toepassing zijnde inhoudelijke thema’s zoals opgenomen in de provinciale omgevingsvisie (POVI). De gemeente Beesel heeft een regionale structuurvisie vastgesteld in de vorm van de 'Regionale Woonvisie Noord-Limburg 2020-2024'. In paragraaf 4.3.1 wordt hier nader op ingegaan.
Milieubeschermingsgebieden
Volgens de kaarten bij de Omgevingsverordening is het plangebied voor een klein deel gelegen binnen het ‘Natuurnetwerk’. Een omgevingsplan dat van toepassing is op deze locaties laat geen nieuwe activiteiten of wijziging van bestaande activiteiten toe als deze:
Analyse
De voorliggende ontwikkeling voorziet niet in hetgeen hier boven is genoemd. Daarnaast krijgt dit deel van het plangebied de bestemming 'Groen' zonder bouwmogelijkheden. Vanuit de ligging van het plangebied binnen het Natuurnetwerk zijn er daarom geen belemmeringen. Voor het overige is het plangebied niet gelegen binnen overige milieubeschermingsgebieden. De voorgenomen ontwikkeling past dan ook binnen het provinciaal beleid.
Conclusie
Vanuit de Omgevingsverordening Limburg 2014 bestaan er geen belemmeringen voor de voorliggende ontwikkeling. Wat betreft het thema woningbouw wordt verwezen naar paragraaf 4.3.1.
In de Regionale woonvisie geven de gemeenten Beesel, Bergen, Gennep, Horst aan de Maas, Mook en Middelaar, Venlo, Venray en Peel en Maas richting aan de regionale woningmarkt. Een van de centrale opgaven is de kwalitatieve mismatch tussen de (toekomstige) woningbehoefte en de bestaande woningvoorraad. Daarover staat aangegeven:
Aanvullend wordt tevens het volgende benoemd:
Analyse
Voorliggend plan voorziet in de realisatie van maximaal 20 woningen op een locatie binnen de bebouwde kom van Beesel. Binnen deze ontwikkeling is voldoende ruimte voor de veranderende (kwalitatieve) behoefte, zoals levensloopbestendige woningen en woningen in het duurdere segment (tevens benoemd in de gemeentelijke woonvisie). In de regionale woonvisie Noord-Limburg 2020-2024 is vastgelegd dat nieuwe initiatieven bestaande uit meer dan 10 woningen regionaal afgestemd moeten worden. Het voorliggende woningbouwplan aan de Heijackerstraat met meer dan 10 woningen is op 30 juni 2022 regionaal afgestemd en positief beoordeeld. Deze ontwikkeling is dan ook passend binnen de Regionale Woonvisie Noord-Limburg. 2020-2024.
Conclusie
Het project past binnen het beleid van de Regionale Woonvisie Noord-Limburg 2020-2024.
Op 12 september 2011 heeft de gemeenteraad van Beesel de ‘Structuurvisie Beesel’ vastgesteld. De structuurvisie Beesel geeft een strategische en duurzame ruimtelijke visie op de ontwikkeling van het hele grondgebied van de gemeente met een horizon van 20 jaar. De gemeente geeft hierin niet alleen aan wat ontwikkeld gaat worden, maar ook hoe dit ontwikkeld gaat worden. De structuurvisie vormt het toetsingskader voor de beoordeling van nieuwe plannen en initiatieven.
Wat betreft wonen heeft de gemeente Beesel haar woonbeleid verwoord in de Woonvisie 2016-2022, herijking 2019. Inbreiding heeft daarbij de voorkeur op uitbreiding. Ontwikkelingen in de kern Beesel worden zo veel mogelijk in samenspraak met het dorp aangegaan om zo goed aan de vraag te kunnen voldoen. In de Toekomstvisie 2030 wordt de gemeente gezien als een ideale en onderscheidende woongemeente. Kwaliteit van de woonomgeving en natuurlijke omgeving staan hierbij voorop. Ook moet het dorpse karakter van de bebouwing en omgeving behouden blijven. Er moet divers gebouwd worden, zodat alle doelgroepen (starters, gezinnen met jonge kinderen en senioren) een plaats kunnen krijgen.
Specifiek voor de kern Beesel wordt als kans genoemd het inspelen op recreatie en toerisme door het versterken van het cultuurhistorisch karakter en ook op plannen voor rivierverruiming langs de Maas, zodat eventuele verhoging van de waterkeringen minimaal kan zijn. Wat betreft wonen zijn de volgende ontwikkelingsrichtingen genoemd voor de kern:
Analyse
Volgens de kaart bij de structuurvisie ligt het plangebied binnen de aanduiding 'uitbreiding wonen' (zie onderstaande afbeelding). Gelet op de ligging in een woongebied is de beoogde ontwikkeling functioneel passend. Onderhavig initiatief betreft de ontwikkeling van maximaal 20 woningen. Het planvoornemen is een voorbeeld van een kleinschalige inbreiding, waarbij in lijn met de huidige vraag naar woningen, wordt voorzien in de realisatie van woningen ten behoeve van diverse doelgroepen (senioren, starters en doorstromers). Hiermee wordt aangesloten bij de speerpunten als het bieden van ruimte aan een passende woningbehoefte. De voorgenomen ontwikkeling past kortom binnen de beleidskaders zoals deze in de Structuurvisie Beesel geschetst zijn.
UITSNEDE STRUCTUURVISIE BEESEL 2011
Conclusie
Het project past binnen het beleid van de Structuurvisie Beesel 2011.
In 2016 heeft de gemeenteraad van Beesel de Woonvisie 2016-2022 vastgesteld. Deze gemeentelijke woonvisie geeft een beeld van de opgaven voor de komende jaren met een doorkijk naar 2030. Het gemeentelijk woonbeleid is voornamelijk gericht op verduurzaming van de bestaande woningvoorraad, het op peil houden van het draagvlak voor voorzieningen ten behoeve van de leefbaarheid en aantrekkelijkheid van kernen en het zorgen voor geschikte woningen voor alle doelgroepen.
In 2019 heeft een herijking van de woonvisie plaatsgevonden op basis van een woningmarktanalyse, die eveneens in 2019 is uitgevoerd. De hoofdlijnen van deze herijking zijn als volgt.
Analyse
Onderhavig planvoornemen betreft de realisatie van maximaal 20 woningen. Op een deel van de woonpercelen (vrijstaande kavels en tweekappers) is voldoende ruimte aanwezig om de woningen levensloopbestendig te kunnen realiseren. Daarnaast biedt het planvoornemen voldoende ruimte om te voorzien in het duurdere segment. Kortom sluit het initiatief aan bij het aspect 'duurzame, levensloopbestendige en toekomstbestendige woningvoorraad' en het aspect 'doorstroming'.
Conclusie
Deze ontwikkeling is niet in strijd met de gemeentelijke Woonvisie.
Na jaren van crisis (economisch, maar zeker ook qua woningmarkt) maakt de woningmarkt al jaren een flinke groei door. De huizenprijzen stijgen, het aantal verkopen neemt toe, net als het aantal woningbouwverzoeken. Op dit moment is er behoefte aan woningen, maar op de langere termijn zal de behoefte volgens de prognose stagneren. Dit vraagt van de gemeente om zorgvuldige afwegingen te maken bij nieuwe initiatieven. Daarbij gaat het erom dat plannen tegemoet komen aan de woonbehoefte binnen de gemeente en de regio, maar ook dat plannen bijdragen aan de gemeentelijke volkshuisvestelijke ambities.
De gemeente heeft derhalve een afwegingskader voor woningbouwverzoeken vastgesteld. Het afwegingskader is bedoeld om nieuwe woningbouwontwikkelingen te kunnen sturen en is een middel om te komen tot een goede beoordeling van woningbouwverzoeken. Het afwegingskader is vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders op 22 juni 2021.
Het kader wordt toegepast bij (ver)bouwplannen waarbij woningen worden toegevoegd aan de bestaande woningvoorraad welke niet rechtstreeks of via een binnenplanse vrijstelling zijn toegestaan in het bestemmingsplan.
De gemeente streeft naar de juiste woning, op de juiste plek, voor de juiste doelgroep en op het juiste moment beschikbaar. Dit streven komt voort uit de Woonvisie 2016-2022. Op basis van deze vier pijlers zijn afwegingskaders opgesteld waaraan een woningbouwverzoek getoetst kan worden.
Analyse
De ontwikkeling is gelegen binnen de 'Landelijke kern', zoals aangeduid volgens de Omgevingsverordening Limburg 2021. Het planvoornemen is een voorbeeld van een inbreiding, waarbij in lijn met de huidige vraag naar woningen, wordt voorzien in de realisatie van maximaal 20 woningen ten behoeve van diverse doelgroepen. Hiermee wordt aangesloten bij de speerpunten als het bieden van ruimte aan een passende woningbehoefte.
Conclusie
Het planvoornemen is passend binnen het 'Afwegingskader woningbouwverzoeken'.
Voor de kern Beesel heeft de gemeente in samenwerking met de werkgroep wonen van het kernoverleg Beesel en woningcorporatie Nester een concept uitvoeringsprogramma wonen opgesteld. Hierin zijn de kansrijke locaties in beeld gebracht en geprioriteerd.
Er is een grote behoefte aan levensloopbestendige woningen en woningen voor 1-2 persoonshuishoudens. ln de kern Beesel is op korte termijn ook behoefte aan "tweekappers" voor jonge stellen. Dit blijkt onder andere uit een door het kernoverleg Beesel uitgevoerde enquête. Door een divers woningaanbod kan bovendien dé doorstroming gestimuleerd worden. Door levensloopbestendige woningen te programmeren en de realisatie van enkele vrijstaande woningen door particulieren komen bestaande woningen vrij voor starters en jonge stellen.
Op korte termijn 2021-2023 creëert de gemeente mogelijkheden voor de toevoeging van circa 34-49 woningen in de koop- en huursector. De focus voor de midden lange termijn (2024-2030) ligt vooral op levensloopbestendigheid, in alle maten en prijsklassen, koop en huur. lnbreidings- en herstructureringslocaties in de kern dichtbij de voorzieningen hebben hierbij de voorkeur.
Analyse
Onderhavig planvoornemen betreft de realisatie van maximaal 20 woningen op de locatie aan de Heijackerstraat te Beesel. Deze locatie is beschreven in het 'Uitvoeringsprogramma wonen' van de gemeente. Op deze locatie is ruimte voor levensloopbestendige woningen en koopwoningen uit verschillende prijsklassen.
Conclusie
Het planvoornemen is passend binnen het 'Uitvoeringsprogramma wonen'.
Bij het toevoegen van stedelijke functies, waaronder woningbouw, geldt het algemene uitgangspunt van inbreiding voor uitbreiding. Dit houdt in dat deze functies in beginsel binnen de bestaande dorpskernen een plek dienen te krijgen. Als dat niet mogelijk is, wordt geopteerd voor een locatie direct aansluitend aan de bestaande kern.
Bij de afweging van de haalbaarheid van ruimtelijke ontwikkelingen is voldoende ruimtelijke kwaliteit, voldoende ruimte voor klimaatadaptatie en een aantrekkelijke, gezonde en veilige leefomgeving van groot belang. Per ontwikkeling wordt bekeken op welke manier deze zaken gewaarborgd kunnen blijven. Indien binnen de gemeente wordt gekozen om een bestaande groene ruimte binnen de dorpskern in te zetten voor een andere ruimtevragende functie, worden kwalitatieve maatregelen ingezet om de kwaliteit van zowel de nieuwe functie als de eventuele overgebleven groene ruimte te optimaliseren. Hierbij wordt o.a. beschouwd of er voldoende ruimte gereserveerd is en blijft voor groen, water en klimaatadaptatie. Door kwalitatief verantwoord gebruik van de bestaande ruimte in de kernen wordt de ruimteclaim voor deze functies elders (bijv. in het buitengebied) zoveel mogelijk beperkt.
Analyse
In het voorliggende plangebied aan de Heijackerstraat wordt woningbouw mogelijk gemaakt in een groene omgeving. De bestaande natuurlijke en landschappelijke kwaliteiten in het gebied en de directe omgeving worden hierbij niet aangetast. Ook na realisatie van dit project blijft dit gebied een zeer groene omgeving, waarin klimaatadaptatie eenvoudig ingepast wordt. Gezien de omringende bossen en voldoende groene ruimte in het plangebied zelf en omgeving, is hittestress geen belemmering op deze locatie. In het overgebleven groene deel van het plangebied wordt waterberging gerealiseerd in combinatie met een kwalitatief hoogwaardige groen- en speelvoorziening. Hiermee is sprake van een zorgvuldige omgang met de groene ruimte binnen de kern Beesel en meer specifiek binnen dit plangebied.
Conclusie
Het planvoornemen is passend binnen het 'Omgang met groene ruimte binnen kernen'.
In dit hoofdstuk worden de uitvoeringsaspecten beschreven. Achtereenvolgens komen aan de orde:
Conform het bepaalde in artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening moet een toetsing plaatsvinden van de voorgenomen ontwikkelingen aan de relevante milieuaspecten, teneinde het toekomstige gebruik af te stemmen op de omgeving. In deze paragraaf worden de milieuaspecten afzonderlijk beschreven.
Uitgangspunt is dat de bodemkwaliteit geen onaanvaardbaar risico oplevert voor de gebruikers van de bodem. Bij een ruimtelijke ontwikkeling moet worden beoordeeld of de bodemkwaliteit past bij deze nieuwe functie.
Om de huidige bodemkwaliteit inzichtelijk te maken heeft Kragten een vooronderzoek bodem uitgevoerd: rapport "Heijackerstraat te Beesel; Bodemonderzoek conform NEN5725" (8 juli 2022, MIL22.050). Het onderzoeksrapport is bijgevoegd als bijlage 2.
Kragten concludeert dat:
Onderzoekslocatie algemeen
Met het uitgevoerde bodem-vooronderzoek conform NEN 5725 zijn (met uitzondering van het uiterst oostelijke deel van de onderzoeklocatie) geen aanwijzingen gevonden voor de aanwezigheid van (noemenswaardige) chemische verontreiniging. In de grond kunnen evenwel diffuus verspreide, licht verhoogde gehalten aan zware metalen worden verwacht en in het grondwater kunnen regionaal verhoogde achtergrondgehalten worden aangetroffen. Grond- of grondwater-verontreinigingen van lokale aard worden op de locatie niet verwacht.
Op basis van het uitgevoerde vooronderzoek is het voor de wijzigingsplanprocedure voldoende aannemelijk dat de kwaliteit van de bodem van de onderzoekslocatie voldoet (of met redelijke inspanning voldoende kan worden gemaakt) voor het toekomstige gebruik voor wonen. Voor de wijzigingsplanprocedure is derhalve geen aanvullend bodemonderzoek noodzakelijk.
Verdachte locatie PAK-verontreiniging
Op het uiterst oostelijke deel van de onderzoekslocatie is met eerder onderzoek (in 2018) in de bovengrond een sterke verontreiniging met PAK aangetoond. Voor zover niet aangetoond kan worden dat de verontreiniging destijds is gesaneerd, wordt aanbevolen om het betreffende terreingedeelte (direct naast het perceel Heijackerstraat 24) als verdachte locatie nader te onderzoeken teneinde de mate en omvang van de PAK-verontreiniging vast te stellen. Op basis van de mate en omvang kan de ernst van de verontreiniging en de eventuele noodzaak voor bodemsanering worden vastgesteld (dit is zonder nader onderzoek niet mogelijk).
Asbestonderzoek
De grond van de onderzoekslocatie is grotendeels onverdacht ten aanzien van verontreiniging met asbest. Voor asbest-onverdachte locaties is het uitvoeren van verkennend onderzoek naar asbest in de bodem (conform NEN 5707) niet nodig. Ingeval echter met het veldwerk voor het verkennend (chemisch) bodemonderzoek (conform NEN 5740) onverhoopt toch asbestverdachte materialen in de grond worden aangetroffen, dan is (verkennend of nader) onderzoek naar asbest alsnog noodzakelijk.
Het aspect bodemkwaliteit vormt geen planologische belemmering voor het plan.
Om te voorkomen dat als gevolg van het plan voorzienbare hinder en gevaar door milieubelastende activiteiten optreden moet worden getoetst of:
Basis voor deze toetsing vormt de handreiking "Bedrijven en milieuzonering" (VNG, Den Haag, 2009), waarin richtafstanden zijn opgenomen voor diverse bedrijfstypen.
Invloed plan op de omgeving
Het plan betreft woningbouw. Er is derhalve geen sprake van milieutechnische uitstraling op de omgeving.
Invloed omliggende inrichtingen op plan
Hieronder staat een overzicht van de bedrijven in de directe omgeving, de SBI-code, de milieucategorie en de bijbehorende richtafstand, alsmede de werkelijke afstand tot het dichtstbijzijnde milieugevoelige object binnen het plangebied.
bedrijf | SBI-code | categorie | richtafstand | werkelijke afstand |
Hoogstraat 23: autogarage | 451 | 2 | 30 meter | 200 meter |
Industrieterrein Maasveld | - | 3.2 | 100 meter | 390 meter |
Er liggen geen milieugevoelige onderdelen van het plan binnen de richtafstanden van de omliggende bedrijven. Het plan vormt geen belemmering voor de omliggende bedrijven.
Het aspect bedrijven en milieuzonering vormt geen planologische belemmering voor het plan.
Bij het mogelijk maken van nieuwe gevoelige functies is het aspect externe veiligheid van belang. Dit heeft betrekking op inrichtingen, buisleidingen en transportroutes waar een ongeval met gevaarlijke stoffen kan plaatsvinden, met fatale gevolgen voor personen die geen directe relatie hebben tot de risicovolle activiteit.
Het kader voor het beoordelen van externe veiligheid bestaat met name uit:
In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt daarnaast getoetst aan de van toepassing zijnde veiligheidsafstanden uit onder meer het Activiteitenbesluit en het Besluiten algemene regels ruimtelijke ordening.
Kernbegrippen
In het beoordelingskader staan twee kernbegrippen centraal:
Verantwoordingsplicht groepsrisico
Met het invullen van de verantwoordingsplicht wordt antwoord gegeven op de vraag in hoeverre eventuele externe veiligheidsrisico's in het plangebied worden geaccepteerd en welke maatregelen getroffen zijn om het risico zoveel mogelijk te beperken. Het invullen van de verantwoordingsplicht is een taak van het bevoegd gezag (veelal de gemeente), waardoor het externe veiligheidsaspect wordt meegewogen bij het maken van ruimtelijke keuzes. Deze verantwoording is kwalitatief en bevat verschillende onderdelen die aan bod kunnen of moeten komen. In onderstaand overzicht (volgend uit de Handreiking verantwoordingsplicht groepsrisico) zijn de onderdelen van de verantwoording nader uitgewerkt en toegelicht.
Bron | Wanneer en opzet verantwoording groepsrisico |
Inrichtingen (Bevi) | Altijd wanneer er binnen een invloedsgebied een ruimtelijk besluit wordt genomen. |
Buisleidingen (Bevb) | Altijd wanneer er binnen een invloedsgebied een ruimtelijk besluit wordt genomen. Er kan echter worden volstaan met een beperkte verantwoording wanneer: 1) het groepsrisico lager is dan 0,1 keer de oriëntatiewaarde, of 2) de toename minder is dan 10% en de oriënterende waarde niet wordt overschreden, of 3) personen zich buiten de 100% letaliteitgrens bevinden. Bij een beperkte verantwoording hoeven alleen zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid beschouwd te worden. |
Transportroutes (Bevt) | Altijd wanneer er binnen een invloedsgebied een ruimtelijk besluit wordt genomen. Er kan echter worden volstaan met een beperkte verantwoording wanneer: 1) het groepsrisico lager is dan 0,1 keer de oriëntatiewaarde, of 2) de toename minder is dan 10% en de oriënterende waarde niet wordt overschreden, of 3) personen zich buiten de 200 meter-zone bevinden. Bij een beperkte verantwoording hoeven alleen zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid beschouwd te worden. |
Door het uitwerken van de verantwoordingsplicht neemt het bevoegd gezag de verantwoordelijkheid voor het 'restrisico' dat overblijft nadat benodigde de veiligheidsverhogende maatregelen genomen zijn.
Inrichtingen
Er liggen geen Bevi-inrichtingen op korte afstand van het plangebied.
Buisleidingen
Er liggen geen buisleiding die onder het Bevb vallen op korte afstand van het plangebied.
Transportroutes
Er liggen geen transportroutes die onder het Bevt vallen op korte afstand van het plangebied.
Het aspect externe veiligheid vormt geen planologische belemmering voor het plan.
Bij ruimtelijke ontwikkelingen nabij agrarische bedrijven is het aspect geurhinder van belang. Er moet worden aangetoond dat het plan geen belemmering vormt voor agrarische bedrijven en dat sprake is van een goed woon- en leefklimaat ter plaatse van het plan.
Het plan omvat nieuwe geurgevoelige objecten. Voor de in de bebouwde kom gelegen (toekomstige) geurgevoelige objecten geldt een vaste afstand van ten minste 100 meter. Daarnaast gelden geurcontouren voor agrarische bedrijven waarvoor de vaste afstand niet geldt. De beoogde ontwikkeling ligt niet binnen een geurcontour van een agrarisch bedrijf. Een nadere toetsing aan het aspect geurhinder veehouderijen is niet aan de orde.
Het aspect geurhinder veehouderijen vormt geen planologische belemmering voor het plan.
Ruimtelijke ontwikkelingen moeten voldoen aan de regelgeving inzake geluidhinder. In de Wet geluidhinder (Wgh) wordt onderscheid gemaakt in verkeerslawaai en industrielawaai. In de Wgh zijn normen voor maximaal toelaatbare geluidsbelasting op (de gevels van) geluidgevoelige objecten vastgelegd.
Het plan omvat nieuwe geluidgevoelige objecten.
Verkeerslawaai
Het plangebied ligt niet binnen de onderzoekszones van wegen. Er is geen akoestisch onderzoek nodig.
Industrielawaai
Het plangebied ligt niet binnen een geluidszone van een gezoneerd industrieterrein. Er is geen akoestisch onderzoek nodig.
Het aspect geluid vormt geen planologische belemmering voor het plan.
Om personen tegen de gevolgen van luchtverontreiniging te beschermen zijn in de Wet milieubeheer normen opgenomen voor bepaalde stoffen. Bij de beoordeling van het aspect luchtkwaliteit moet enerzijds aangetoond worden dat een ruimtelijke ontwikkeling niet leidt tot een (significante) overschrijding van de luchtkwaliteitsnormen en anderzijds dat ter plaatse van het plangebied sprake is van een goed woon- en leefklimaat.
Effecten plan op luchtkwaliteit
In de "Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)" zijn categorieën van gevallen genoemd die niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie van fijnstof in de buitenlucht. Zo is een project met maximaal 1.500 woningen (netto) bij minimaal 1 ontsluitingsweg één van de genoemde gevallen. Onderhavig plan omvat de realisatie van 20 woningen en betreft daarmee een project dat niet in betekenende mate bijdraagt aan de concentratie van fijnstof in de buitenlucht. Er is geen nader onderzoek nodig.
Goed woon- en leefklimaat
Het plan ligt niet in de nabijheid van zware industrie, (een concentratie van meerdere) intensieve veehouderijen of drukke vaarwegen. Voor de beoordeling van het woon- en leefklimaat wordt alleen gekeken naar luchtverontreiniging van verkeer op wegen in de omgeving.
In de Wet milieubeheer zijn voor een groot aantal stoffen grenswaarden opgenomen, maar uit onderzoek blijkt dat langs wegen alleen overschrijdingen van de grenswaarden voor fijnstof (PM10) en stikstofdioxide (NO2) kunnen optreden. Voor de overige stoffen waarvoor grenswaarden zijn opgenomen in de Wm treden naar verwachting nergens langs het Nederlandse wegennet overschrijdingen van deze grenswaarden op.
De monitoringstool die in het kader van het NSL (Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit) is opgesteld, geeft de volgende jaargemiddelden voor de relevante stoffen ter plaatse van het meest relevante meetpunt 'Rijksweg, Beesel; 75932'.
Categorie | Grenswaarde | 2020 | 2030 | |
jaargemiddelde concentratie NO2 | 40 µg/m³ | 14,2 | 9,9 | |
jaargemiddelde concentratie PM10 | 40 µg/m³ | 15,1 | 12,8 | |
jaargemiddelde concentratie PM2.5 | 25 µg/m³ | 8,6 | 6,8 | |
overschrijdingsdagen per jaar- gemiddelde concentratie PM10 | 35 | 6,0 | 6,0 |
Uit de resultaten van de Monitoringstool blijkt dat aan alle grenswaarden wordt voldaan. Er is daarmee sprake van een goed woon- en leefklimaat ter plaatse van het plangebied.
Het aspect luchtkwaliteit vormt geen planologische belemmering voor het plan.
Het aspect volksgezondheid heeft de laatste jaren meer aandacht gekregen bij het opstellen van bestemmingsplannen. Aangetoond moet worden dat een ruimtelijke ontwikkeling geen negatief effect heeft op de volksgezondheid.
Een beoordeling van de effecten op de volksgezondheid doet zich met name voor de ontwikkeling van of in de buurt van veehouderijen, boom- en fruitteelt en hoogspanningsverbindingen. In deze paragraaf wordt het plan aan deze aspecten getoetst.
Bij het beoordelen van de effecten van veehouderijen op de volksgezondheid wordt onderscheid gemaakt in endotoxinen en geitenhouderijen. De Handreiking veehouderij en volksgezondheid 2.0 - die bedoeld is bij de nieuwvestiging of verandering van veehouderijen - biedt een stappenplan dat ook deels geschikt is voor de beoordeling van nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen in de omgeving van veehouderijen.
Endotoxinen
Endotoxinen zijn bouwstenen van bepaalde bacteriën die een giftig effect op de mens kunnen hebben en tot gezondheidsklachten kunnen leiden. Endotoxinen komen vaak voor in fijnstof van intensieve veehouderijen. Conform stap 5 van het stappenplan moet de ligging van het initiatief ten opzichte van veehouderijen worden beoordeeld. Bij een afstand van meer dan 1 kilometer tot pluimveehouderijen en van meer dan 250 meter tot overige veehouderijen (behoudens geitenhouderijen) is er geen gevaar voor de volksgezondheid als gevolg van endotoxinen. Het Bestand Veehouderijbedrijven biedt de benodigde gegevens van de veehouderijen.
Analyse
Het project omvat nieuwe, milieugevoelige objecten. In een straal van 1000 meter rondom het projectgebied zijn geen pluimveeveehouderijen actief. Bovendien liggen er geen overige veehouderijen binnen 250 meter van het projectgebied. Er hoeft geen nadere beoordeling van het aspect endotoxinen plaats te vinden. Er is sprake van een gezonde leefomgeving ten aanzien van endotoxinen.
Geitenhouderijen
Uit onderzoek is gebleken dat omwonenden in een straal van 2 km rondom geitenhouderijen met meer dan 100 geiten een verhoogde kans hebben op longontsteking. Bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen in de omgeving van geitenhouderijen moet beoordeeld worden of er een effect is op de volksgezondheid.
Analyse
Het plan omvat nieuwe, milieugevoelige objecten. In een straal van 2 km rondom het plangebied zijn echter geen geitenhouderijen met meer dan 100 geiten actief. Er hoeft geen nadere beoordeling van het aspect geitenhouderijen plaats te vinden. Er is sprake van een gezonde leefomgeving ten aanzien van geitenhouderijen.
Bij boom- en fruitteelt worden vaak gewasbeschermingsmiddelen gebruikt. Deze middelen kunnen een gevaar opleveren voor de volksgezondheid. Als gevolg van de wind kunnen gewasbeschermingsmiddelen verwaaien. Dit wordt drift genoemd. Om te voorkomen dat derden als gevolg van drift in aanraking komen met gewasbeschermingsmiddelen wordt een spuitzone van 50 meter gehanteerd.
Analyse
Het project leidt tot het toevoegen van maximaal 20 woningen waar personen gedurende langere tijd verblijven. Binnen 50 meter rondom het projectgebied zijn geen kwekerijen aanwezig of kunnen kwekerijen worden ontwikkeld. Geconcludeerd wordt dat er geen rekening gehouden hoeft te worden met spuitzones als gevolg van boom- en fruitteelt.
De magnetische velden in de buurt van hoogspanningsverbindingen kunnen invloed hebben op de gezondheid. Het beleid van de Rijksoverheid is erop gericht om zoveel als redelijkerwijs mogelijk is, te vermijden dat er nieuwe situaties ontstaan waarbij kinderen langdurig verblijven in het gebied rondom bovengrondse hoogspanningsverbindingen waarbinnen het jaargemiddelde magneetveld hoger is dan 0,4 microtesla.
Analyse
Het project leidt tot het toevoegen van maximaal 20 woningen waar kinderen gedurende langere tijd verblijven. Desalniettemin wordt opgemerkt dat er sprake is van een zeer grote afstand tot hoogspanningsverbindingen, namelijk ruim 1.700 meter, en dat het schadelijke magneetveld zich tot maximaal enkele honderden meters van de hoogspanningsverbinding uitstrekt. Er is geen nader onderzoek nodig.
Het aspect volksgezondheid vormt geen planologische belemmering voor het plan.
Het instrument milieueffectrapportage (m.e.r.) is ontwikkeld om het milieubelang volwaardig in de besluitvorming te betrekken. In de bijlage bij het Besluit milieueffectrapportage zijn de activiteiten genoemd waarvoor een m.e.r.-plicht of een m.e.r.-beoordelingsplicht geldt, of waarvoor een vormvrije m.e.r.-beoordeling nodig is.
Het plan valt onder de activiteit 11.2 'de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject met inbegrip van de bouw van winkelcentra of parkeerterreinen' zoals genoemd in de bijlage D van het Besluit milieueffectrapportage, maar overschrijdt niet de daarin genoemde drempelwaarde. Het plan is niet m.e.r.(-beoordelings)plichtig, maar er heeft wel een vormvrije m.e.r.-beoordeling plaatsgevonden. De beoordeling is opgenomen als bijlage 3.
Er heeft een vormvrije m.e.r.-beoordeling plaatsgevonden. Het plan heeft geen belangrijke nadelige milieugevolgen.
Conform het bepaalde in artikel 3.1.6 Bro moet bij ruimtelijke ontwikkelingen rekening gehouden worden met de in de grond aanwezige dan wel te verwachten archeologische monumenten.
Onderhavig planvoornemen kent de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 1'. Conform deze dubbelbestemming dient er een archeologisch onderzoek plaats te vinden wanneer de grond dieper dan 40 centimeter over een oppervlakte van 500 m² wordt geroerd. In afwijking van dit gegeven geldt ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - archeologie - AMK' en binnen een straal van 50 m rondom deze aanduiding dat:
Het voornemen betreft de realisatie van maximaal 20 woningen. De gronden binnen het plangebied worden hiermee geroerd. Het uitvoeren van een archeologisch onderzoek is hiermee noodzakelijk. Om te vast te stellen of er historische resten in de bodem ter plaatse van het plangebied aanwezig zijn heeft Aeres Milieu uit Roermond een archeologisch bureau- en booronderzoek uitgevoerd: rapport ''Archeologisch bureau- en verkennend veldonderzoek door middel van boringen Heijackerstraat (ong.) te Beesel (gemeente Beesel)'' (22 juli 2022, 2214-5656). Het rapport is als bijlage 4 bijgevoegd.
Aeres Milieu concludeert dat op basis van het aangetroffen bodemprofiel er twee potentiële archeologische niveaus aangetroffen zijn. Het eerste niveau is op circa 30 tot 130 centimeter onder maaiveld aangetroffen in de top van de rivierduinafzettingen. Dit niveau wordt direct onder de A-horizont (Ap- en/of Aa-horizont) verwacht. Recente diepere bodemverstoringen zijn met uitzondering van boringen 1, 2 en 9 niet aangetroffen. Het tweede niveau komt voor vanaf 130 centimeter onder maaiveld, in de top van de oever- of beddingafzettingen. Op basis van de aangetroffen bodemopbouw kan de hoge verwachting voor het aantreffen van archeologische resten vanaf het laat-paleolithicum - vroege middeleeuwen gehandhaafd blijven en de lage verwachting voor de periode midden-paleolithicum worden bijgesteld naar middelhoog. Voor de periode late middeleeuwen - nieuwe tijd blijft de lage verwachting gehandhaafd.
De graafwerkzaamheden bij de voorgenomen planontwikkeling kunnen een negatieve impact hebben op het verwachte aanwezige archeologische niveau. Op basis van de bodemkundige gesteldheid kunnen vanaf circa 30 centimeter beneden maaiveld archeologische resten aanwezig zijn. Op basis hiervan wordt voor het plangebied een vervolgonderzoek geadviseerd. Dit vervolgonderzoek vindt bij voorkeur in de vorm van een proefsleuvenonderzoek plaats. Hiervoor dient voorafgaand een Programma van Eisen (PvE) ter toetsing te worden voorgelegd te worden aan de bevoegde overheid (gemeente Beesel).
Middels behoudt van de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 1' wordt juridisch geborgen dat bodemverstorende activiteiten enkel plaats kunnen vinden na archeologische vrijgave van de grond.
Ondanks een zorgvuldig onderzoek kan nooit volledig worden uitgesloten dat er tijdens werkzaamheden archeologische sporen of resten worden aangetroffen. Conform artikel 5.10 van de Erfgoedwet dient hiervan melding te worden gemaakt bij de Minister.
Het aspect archeologie vormt geen planologische belemmering voor het plan.
Conform het bepaalde in artikel 3.1.6 Bro moet bij ruimtelijke ontwikkelingen rekening gehouden worden met de aanwezige cultuurhistorische waarden.
Binnen het plangebied zijn geen cultuurhistorisch waardevolle elementen aanwezig. Het plan tast geen waardevolle elementen aan.
Het aspect cultuurhistorie vormt geen planologische belemmering voor het plan.
Ten behoeve van de bescherming van natuurwaarden geldt de Wet natuurbescherming. De daarin opgenomen bescherming omvat de onderdelen:
Gebiedsbescherming
Natura 2000
Het plangebied ligt niet binnen een beschermd gebied, zoals opgenomen in Natura 2000. Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied 'Swalmdal' ligt op circa 3 kilometer afstand. Het planvoornemen is gedeeltelijk gelegen binnen het 'Natuurnetwerk', opgenomen in de Omgevingsverordening Limburg 2021.
Ook bij ontwikkelingen buiten natuurgebieden moet het effect worden beoordeeld, de zogenaamde 'externe werking'. Gezien de afstand tot omliggende Natura 2000-gebieden en gelet op de omvang van de voorgenomen activiteiten kan voor de meeste externe effecten (zoals b.v. geluid) een negatief effect op voorhand worden uitgesloten. Enige uitzondering hierop betreft de kans op verzuring en/of vermesting als gevolg van stikstofdepositie. Conform de Wet natuurbescherming mag de stikstofdepositie namelijk niet toenemen. Er geldt dan ook een grenswaarde van 0,00 mol/hectare/jaar.
Om de effecten van onderhavig plan op de omliggende Natura 2000-gebieden te bepalen is een stikstofdepositie-onderzoek uitgevoerd. Het onderzoeksrapport is als bijlage 5 bijgevoegd. Uit het onderzoek volgt dat wordt voldaan aan de genoemde grenswaarde. Er is dan ook geen ontheffing in het kader van de Wet natuurbescherming nodig.
Natuur Netwerk Nederland
Het meest noordoostelijk deel van het plangebied (circa 250 m²) maakt deel uit van het Limburgs Natuurnetwerk (LNN, voorheen bekend als de goudgroene natuurzone), de provinciale vertaling van het Natuurnetwerk Nederland. Deze blijven behouden en krijgen een groenbestemming. Er is derhalve geen sprake van vernietiging (oppervlakteverlies) van provinciaal beschermd gebied. Mogelijk treedt lokaal wel verstoring (door geluid of licht) op, maar deze externe werking geeft geen aanleiding tot compensatie.
Soortenbescherming
Om een indruk te verkrijgen van de (mogelijk) aanwezige beschermde planten- en diersoorten binnen het onderzoeksgebied heeft Kragten een verkennend flora- en fauna onderzoek uitgevoerd: rapport 'Heijackerstraat, Beesel; Verkennend flora- en faunaonderzoek ik het kader van de Wet natuurbescherming' (16 februari 2023, 20230216-BSL073-RAP-FnF-2.0). Het onderzoeksrapport is bijgevoegd als bijlage 6.
Kragten concludeert dat:
Jaarrond beschermde nesten - nader controle nesten
In de bosschage in het noordoostelijk deel van het plangebied, kon tijdens het veldbezoek niet vastgesteld worden of er grotere nesten aanwezig zijn in de te kappen bomen. Middels een nader veldbezoek in het bladerloze seizoen dient vastgesteld te worden of er nesten aanwezig zijn in de bomen van de bosschage.
Algemene broedvogels – rekening houden met broedseizoen
Het kappen van de bomen in de bosschage en verdwijnen van begroeiing binnen het plangebied leidt mogelijk tot negatieve effecten op broedvogels, zoals het doden of verwonden van vogels (Wnb artikel 3.1.1.) en het vernielen van nesten of eieren (Wnb artikel 3.1.2.). Het is hiernaast tevens mogelijk dat als gevolg van de werkzaamheden vogels verstoord worden (Wnb artikel 3.1.4.). Doordat de staat van instandhouding van de te verwachten vogels binnen de deelgebieden gunstig is, als gevolg van een grote hoeveelheid geschikt leefgebied in de omgeving, leidt het verstoren van vogels niet tot een overtreding van de Wet natuurbescherming.
In gebruik zijnde nesten zijn streng beschermd en mogen daarom niet worden vernield ten behoeve van ruimtelijke ontwikkelingen. Hiervoor is geen ontheffing van de Wet natuurbescherming mogelijk. Er dient daarom voorkomen te worden dat nesten van vogels vernield worden bij de werkzaamheden binnen het plangebied. Er dient derhalve gerooid te worden buiten het broedseizoen. Het broedseizoen duurt globaal van half maart tot half juli, afhankelijk van de weersomstandigheden en de betreffende vogelsoort.
Indien niet mogelijk is om te werken buiten het broedseizoen, kan middels een broedvogelschouw onderzocht worden of in gebruik zijnde nesten aanwezig zijn in de aanwezige vegetatie. Indien nesten afwezig zijn, kunnen de bomen en/of terreinen vrijgegeven worden voor de kap/graafwerkzaamheden.
Vleermuizen – nader soortenonderzoek en voorkom lichtverstoring
Rondom het plangebied zijn bomen en bosranden aanwezig die mogelijk als foerageergebied/vliegroute kunnen fungeren. Om vast te stellen of de bosschages, bosranden en/of bomen (rijen) binnen en rondom het onderzoeksgebied mogelijk fungeren als essentiële vliegroutes en/of foerageergebied dient middels een nader soortenonderzoek vastgesteld te worden of dit werkelijk zo is.
Indien er tijdens de werkzaamheden verlichting wordt gebruikt, dient voorkomen te worden dat de verlichting uitstraalt richting de naastgelegen bomen en bosranden, waardoor lichthinder kan plaatsvinden op de beschermde functies van de vleermuizen in de bomen/bosschages in en rondom het plangebied. De werkzaamheden worden daarom bij voorkeur tussen zonsopkomst en zonsondergang uitgevoerd of verlichting dient op zijn minst zo gepositioneerd te worden dat geen sprake is van een aanvullende verlichting van de omliggende structuren. In de toekomstige situatie dient ook rekening gehouden te worden dat er geen aanvullende lichtverstoring optreedt van deze structuren. Eventueel kan gewerkt worden met vleermuisvriendelijke verlichting langs deze structuren. Indien dit niet mogelijk is, dient middels een nader vleermuizenonderzoek in kaart gebracht te worden in hoeverre deze structuren van essentieel belang zijn voor vleermuizen.
Eekhoorn - controle bomen in de bosschage en evt. werken in vrijgestelde periode
De bosschage binnen het plangebied vormt met de aanwezige bomen geschikt leefgebied voor de eekhoorn. In aanloop naar de werkzaamheden dient een controle plaats te vinden op de aanwezigheid van eekhoornnesten in de bomen binnen de invloedssfeer van werkzaamheden. Samen met het nadere veldbezoek jaarrond beschermde nesten kan dit gecombineerd worden uitgevoerd in het bladerloze seizoen. Als eekhoornnesten aanwezig zijn dient er ter plaatse van deze nesten en de directe omgeving gewerkt te worden in de vrijgestelde periode van de eekhoorn (maart - april en juli tot en met november). Indien dit niet mogelijk is, is een ontheffing van de Wnb voor het verstoren en/of vernietigen van het eekhoornnest noodzakelijk.
Amfibieën – voorkomen vestiging rugstreeppad middels opstellen werkprotocol
De rugstreeppad kan zwervend voorkomen binnen het plangebied. Wanneer in het plangebied ten gevolge van de werkzaamheden nieuwe wateren ontstaan (bijvoorbeeld braakliggende grond met tijdelijke plassen en poelen en door insporing van banden), dan kunnen deze in zeer korte tijd door rugstreeppadden gebruikt worden als voortplantingswater. Dergelijke poelen dienen derhalve voorkomen te worden. Om een effect op de rugstreeppad te voorkomen wordt geadviseerd een werkprotocol op te stellen voor de werkzaamheden, waarin beschreven wordt op welke wijze dit voorkomen wordt.
Algemeen voorkomende soorten – rekening houden met zorgplicht
De deelgebieden zijn geschikt als leefgebied voor algemeen voorkomende soorten, zoals konijn, ree, haas, vos, bunzing, wezel en algemene muis- en amfibieënsoorten. De omgeving van de deelgebieden biedt ruim voldoende alternatief leefgebied tijdens de werkzaamheden ter behoud van een gunstige staat van instandhouding van de algemene amfibie- en zoogdiersoorten. Permanente negatieve effecten als gevolg van de werkzaamheden worden niet verwacht op de algemene amfibie- en zoogdiersoorten. De werkzaamheden zelf hebben mogelijk wel een negatief effect op individuen van voorkomende soorten. Individuen worden mogelijk gedood (Wnb artikel 3.10.a.) of vaste rust- en verblijfplaatsen worden mogelijk vernield (Wnb artikel 3.10.b.).
De mogelijk voorkomende amfibie- en zoogdiersoorten zijn in de provinciale verordening van de provincie Limburg vrijgesteld van ontheffing voor het vernielen van vaste rust- en verblijfplaatsen. Het doden van individuen van deze soorten blijft verboden, maar het vangen daarentegen is wel vrijgesteld van ontheffing.
Door middel van zorgvuldig handelen tijdens de uitvoering van de werkzaamheden kan daarom een overtreding van de Wet natuurbescherming voorkomen worden. Dit houdt in dat aangetroffen individuen van de soort verjaagd dienen te worden of gevangen en vrijgelaten dienen te worden in het aanliggend gebied, buiten invloedsfeer van de werkzaamheden.
Steenmarter – werken buiten vrijgestelde periode, indien niet mogelijk, nader soortgericht onderzoek
De mogelijk voorkomende steenmarter is in de provinciale verordening van de provincie Limburg vrijgesteld van ontheffing voor het vernielen van vaste rust- en verblijfplaatsen in de periode 15 augustus t/m februari. Het doden van individuen van deze soorten blijft verboden, maar het vangen daarentegen is wel vrijgesteld van ontheffing. Voor werkzaamheden binnen de bosschage en buiten de vrijgestelde periode van de steenmarter kan zonder nader soortgericht onderzoek op voorhand niet worden gesteld dat wanneer verblijfplaatsen worden vernield in de bosschage, er geen overtreding van de Wet natuurbescherming optreedt. Buiten de vrijgestelde periode werken is nader soortgericht onderzoek.
Tot slot wordt opgemerkt dat de zorgplicht als genoemd in artikel 1.11 van de Wet natuurbescherming te allen tijde van toepassing is.
Bescherming van houtopstanden
Het plan omvat niet het kappen van bomen buiten de bebouwde kom of in een houtopstand van meer dan 10 are, of het kappen van een bomenrij van meer dan 20 bomen. Er is derhalve geen herplantplicht conform artikel 4.3 van de Wet natuurbescherming.
Het aspect natuurwaarden vormt geen planologische belemmering voor het plan, mits:
In de regels behorende bij dit wijzigingsplan is een voorwaardelijke verplichting opgenomen om deze zaken juridisch te borgen.
Het plangebied ligt binnen het beheergebied van Waterschap Limburg. De watertoets is het hele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten. Het doel van de watertoets is dat de waterbelangen evenwichtig worden meegewogen bij de totstandkoming van een plan. Deze waterparagraaf is een onderdeel van de watertoets. De waterparagraaf beschrijft zowel de huidige als toekomstige waterhuishoudkundige situatie (oppervlaktewater, grondwater, hemelwater en afvalwater).
Relevante beleidsstukken op het gebied van water zijn het Waterbeheerprogramma 2022-2027 van Waterschap Limburg, de provinciale omgevingsvisie, het Provinciaal Waterplan, het Nationaal Waterplan, WB21, Nationaal Bestuursakkoord Water en de Europese Kaderrichtlijn Water. Belangrijkste gezamenlijke punt uit deze beleidsstukken is dat water een belangrijk sturend element is in de ruimtelijke ordening.
De bekende drietrapsstrategieën zijn leidend:
De opgave ten aanzien van het regionale water is het komen tot robuuste en natuurlijk functionerende en veerkrachtige watersystemen. Dit om risico’s tot wateroverlast en watertekort verminderen en ook bij klimaatverandering beheersbaar en maatschappelijk acceptabel te blijven. Er dient te worden voldaan aan de regionale normering voor wateroverlast. Daarnaast is het ontwikkelen van regionale, gebiedsgerichte adaptiestrategieën en het treffen van effectieve maatregelen de opgave voor het omgaan met huidige en toekomstige watertekorten. Een belangrijke voorwaarde hierbij is de beschikbaarheid van voldoende water en de juiste kwaliteit. Op deze manier zijn problemen op het gebied van watertekort in tijden van schaarste beheersbaar en maatschappelijke acceptabel.
Een van de doelen van de provincie is om wateroverlast en watertekorten in het regionale watersysteem te beperken door meer ruimte voor water beschikbaar te stellen, de sponswerking te versterken en te anticiperen op de gevolgen van de klimaatverandering.
In het Waterbeheerprogramma van waterschap Limburg is uitgewerkt wat de doelen zijn voor de komende planperiode en hoe deze bereikt moeten worden. Het gaat hierbij gaat het om:
Waterneutraal plannen en bouwen
Door het waterschap wordt geadviseerd om zoveel mogelijk waterneutraal te plannen en bouwen. Regenwater van nieuwe (en het liefst ook bestaande) daken en verharding wordt zo veel mogelijk opgevangen op eigen terrein. Uitgangspunt daarbij is hergebruik of infiltreren in de bodem.
Door Kragten is een watertoets opgesteld waarin de bestaande en nieuwe situatie met betrekking tot het vuil- en regenwater is opgenomen, rapport: ''Watertoets; Wijzigingsplan Heijackerstraat, Beesel'' (19 juli 2022, BSL073). De notitie is als bijlage 7 bij deze toelichting opgenomen.
Aan de hand van luchtfoto's en obliekfoto's is het huidige verhard oppervlak in beeld gebracht. Bijna het gehele terrein bestaat momenteel uit onverhard oppervlak, met enkel een gebouw en een deel van de speeltoestellen dat verhard is. Dit houdt in dat er circa 410 m2 aan verhard oppervlak ligt.
Aan de hand van het ontwerp het toekomstig verhard oppervlak van de ontwikkeling is vastgesteld. In het ontwerp zijn de groengebieden en de waterberging al aangegeven. De bebouwing heeft een verhard oppervlak van circa 985 m2. Verder is het terrein verhard met onder andere parkeerplaatsen en wegen, verharding in de tuinen, en verharding rondom de speeltoestellen. Dit alles heeft een verhard oppervlak van circa (2400 + 595 + 30 =) 3.025 m2. In totaal bedraagt het verharde oppervlak in de toekomstige situatie circa 4.010 m2.
Door de ontwikkeling er een toename van verhard oppervlak is van circa 3.600 m2. Daar er in het projectgebied geen watergangen van het waterschap in de nabije omgeving liggen, dient er een overstortconstructie te worden voorzien op het gemeentelijk rioolstelsel of het openbare terrein. Daarom dient de eis van de gemeente gevolgd te worden. Volgens het beleid van Gemeente Beesel is een berging van 60 mm/24 uur per m2 aan toename van verhard oppervlak vereist. Dit komt neer op een berging van circa 216 m3.
Verder is in de huidige situatie een wadi aanwezig. De capaciteit hiervan moet worden teruggebracht in de nieuwe hemelwatervoorzieningen, samen met de benodigde bergings-/infiltratiecapaciteit voor het nieuwe woongebied (216 m3). Hier zal in de uitvoering invulling aan worden gegeven.
Er wordt vanuit gegaan dat het water in de infiltratievoorzieningen voornamelijk via de wanden infiltreert. In de loop van de tijd gaat de bodem namelijk dicht zitten door bezinksel en afzettingen in de bodem van de voorziening. Uit het infiltratieonderzoek komt naar voren dat de horizontale doorlatendheid van de bodem ter plekke van het projectgebied goed tot zeer goed is. Voor infiltratievoorzieningen dient een doorlatendheid van 4,8 m/d aangehouden te worden. Wanneer dit wordt vermenigvuldigd met het wandoppervlak kan bepaald worden hoeveel water iedere voorziening per dag door infiltratie kan afvoeren.
Voor het geval de bergingsinhoud ter plaatse van de voorzieningen overbelast raakt (om welke reden dan ook) dient een overstortmogelijkheid (escape) te worden voorzien. Op de perceelsgrens moet het water vrijelijk kunnen overstorten naar het openbare gebied zonder daarbij overlast te veroorzaken.
Het aspect water vormt geen planologische belemmering voor het plan.
In dit hoofdstuk wordt de haalbaarheid van dit wijzigingsplan aangetoond. Een wijzigingsplan moet zowel in financieel als in maatschappelijk opzicht haalbaar zijn.
De gronden zijn eigendom van de gemeente. Een grondexploitatie is derhalve niet noodzakelijk. Het kostenverhaal vindt plaats via het geldende gemeentelijke beleid benoemd in de Structuurvisie Beesel. Conform tabel 7.2 in het kwaliteitsmenu opgenomen in de Structuurvisie Beesel (2007-2011) is dit 5 euro per m² plangebied.
Uit de gemeentelijke grondexploitatie volgt dat voldoende middelen aanwezig zijn om de voorgenomen ontwikkeling te kunnen realiseren. De financiële uitvoerbaarheid van het plan is hiermee aangetoond.
Het ontwerpwijzigingsplan ‘Heijackerstraat (ong.), Beesel’ is conform artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening in vooroverleg gezonden naar de betreffende personen en instanties. Daarnaast doorloopt het plan de procedure van artikel 3.8 en verder van de Wet ruimtelijke ordening. De resultaten van deze procedures zijn hieronder opgenomen.
In het kader van het wettelijk vooroverleg is een vooroverlegreactie ontvangen van de Provincie Limburg. Hieronder is deze vooroverlegreactie puntsgewijs samengevat, waarbij voor elk onderdeel is aangegeven op welke wijze deze in het wijzigingsplan is verwerkt:
De aanpassing naar aanleiding van deze vooroverlegreactie zijn als ambtshalve wijzigingen in het wijzigingsplan verwerkt.
Daarnaast heeft het ontwerpwijzigingsplan gedurende een periode van 6 weken (1 december 2022 - 11 januari 2023) voor eenieder ter inzage gelegen. In deze periode zijn er twee zienswijzen ingediend. De ingediende zienswijzen zijn op onderdelen (deels) gehonoreerd, maar leiden niet tot aanpassingen in het wijzigingsplan. Het overzicht van ambtshalve wijzigingen in het wijzigingsplan is opgenomen in bijlage 9.
Het college van burgemeeser en wethouders heeft het wijzigingsplan op 7 maart 2023 gewijzigd vastgesteld.
De initiatiefnemer heeft nadrukkelijk contact gezocht met de omgeving en heeft hen geïnformeerd over voorliggend initiatief. In bijlage 8 is in een chronologische volgorde beschreven op welke manier de omgeving betrokken is bij de planvorming.
In dit hoofdstuk is de opzet van het wijzigingsplan opgenomen.
Voorliggend wijzigingsplan is het resultaat van het toepassen van de wijzigingsbevoegdheid ex artikel 3.6 Wro, zoals die is opgenomen in het bestemmingsplan "Bebouwde gebieden, veegplan 2019" (NL.IMRO.0889.BPbebgebveeg2019-VA01), vastgesteld op 16 december 2019. Bij het opstellen van een wijzigingsplan dient het college van burgemeester en wethouders zich te houden aan de door de raad vastgestelde regels.
Het plan omvat de realisatie van maximaal 20 woningen. In de planregels worden de planregels van het vigerende bestemmingsplan van toepassing verklaard.