direct naar inhoud van Toelichting
Plan: 2e herziening 'Glas - Nat'
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0867.bpscglasnatherz002-va01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

Voorliggend rapport betreft het bestemmingsplan "2e herziening 'Glas - Nat'" van de gemeente Waalwijk.

1.1 Aanleiding en doel

Tussen de buurtschappen Capelle en Nieuwe Vaart (beide onderdeel van de bebouwde kom van Sprang-Capelle) ligt een doorgroeigebied (glas)tuinbouw. Het gebied wordt doorsneden door de Wendelnesseweg die een bouwlint vormt. Direct aan de weg staan de bedrijfswoningen en burgerwoningen, met daarachter de kassencomplexen. De woningen nemen het directe zicht op de kassen deels weg.
Het profiel van de Wendelnesseweg bestaat uit een hoofdrijbaan, die de verbindingsweg vormt tussen de buurtschappen en tevens de ontsluiting van de oostelijk gelegen percelen vormt (Wendelnesseweg-Oost), en een ventweg voor de ontsluiting van de westelijk gelegen percelen (Wendelnesseweg-West).

Tussen de adressen Wendelnesseweg-Oost 12 en 18 ligt een thans nog onbebouwd perceel. Op basis van het vigerende bestemmingsplan mag daar een (glas)tuinbouwbedrijf worden gevestigd c.q. uitgebreid en is er ruimte gereserveerd voor waterberging.
De gronden zijn eigendom van de Tuinbouwontwikkelingsmaatschappij (hierna: TOM), die de volgende ontwikkelingen wenst te realiseren:

  • 1. het bouwen van drie woningen aan de Wendelnesseweg-Oost;
  • 2. het vestigen van een nieuw (glas)tuinbouwbedrijf op het achterliggende perceel.

Het vigerende bestemmingsplan biedt reeds de mogelijkheid tot het vestigen van het (glas)tuinbouwbedrijf. Het bouwen van de woningen is thans planologisch-juridisch nog niet mogelijk.

De gemeente Waalwijk heeft aangegeven in te kunnen stemmen met de bouw van de woningen, omdat deze een stedenbouwkundige afscherming kunnen vormen voor het nieuwe glastuinbouwbedrijf. Derhalve is de voorwaarde opgenomen dat de woningen pas worden gebouwd nadat het achterliggende (glas)tuinbouwbedrijf is gerealiseerd.

Voorliggend bestemmingsplan voorziet in de planologisch-juridische regeling voor de bouw van drie woningen aan de Wendelnesseweg-Oost te Sprang-Capelle.

1.2 Ligging en kadastrale begrenzing

Onderstaande afbeelding geeft de topografische situatie weer.

afbeelding "i_NL.IMRO.0867.bpscglasnatherz002-va01_0001.jpg"

TOPOGRAFISCHE SITUATIE

Onderstaande afbeelding geeft de kadastrale situatie weer. Tevens is de plangrens van voorliggend bestemmingsplan ingetekend.

afbeelding "i_NL.IMRO.0867.bpscglasnatherz002-va01_0002.jpg"

KADASTRALE SITUATIE

De gronden zijn kadastraal bekend gemeente Capelle, sectie O, nummers 1049, 1050 (gedeeltelijk), 1051 (ged.) en 1052. De oppervlakte van het plangebied bedraagt 5.750 m². De gronden zijn eigendom van de Tuinbouwontwikkelingsmaatschappij.

1.3 Vigerend bestemmingsplan

Ter plaatse van het plangebied vigeert het bestemmingsplan "Partiële herziening 'Glas - Nat'", vastgesteld door de gemeenteraad op 12 september 2013. Onderstaande afbeelding geeft een uitsnede van de vigerende verbeelding. De ligging van het plangebied is aangegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0867.bpscglasnatherz002-va01_0003.jpg"

UITSNEDE VERBEELDING VIGEREND BESTEMMINGSPLAN

Ter plaatse van het plangebied geldt de bestemming 'Agrarisch - Glastuinbouw', bedoeld voor onder meer "(agrarische) bedrijfsuitoefening uitsluitend ten behoeve van de tuinbouw met bedekte teelt, in kassen en/of hoge tunnels en onbedekte teelt op containervelden of in de volle gronden".

Op basis van het vigerende bestemming kan reeds een (glas)tuinbouwbedrijf met bijbehorende waterberging gevestigd worden. Het bouwen van de woningen is niet mogelijk.

Hoofdstuk 2 Gebiedsanalyse

Tussen de buurtschappen Capelle en Nieuwe Vaart ligt een doorgroeigebied voor (glas)tuinbouw. Onderstaande afbeelding geeft het gebied en zijn omgeving weer.

afbeelding "i_NL.IMRO.0867.bpscglasnatherz002-va01_0004.jpg"

GEBIEDSANALYSE

Het (glas)tuinbouwgebied heeft een oppervlakte van circa 57 hectare. Sinds omstreeks het jaar 2000 is ter plaatse ingespeeld op de ontwikkeling c.q. concentratie van (glas)tuinbouw op een locatie waar van oudsher al meer glastuinbouwbedrijven aanwezig waren. Door verplaatsing van glastuinbouwbedrijven vanuit het omliggende Natura 2000-gebied Langstraat naar het doorgroeigebied is er tevens sprake van versterking van de natuur.

Het (glas)tuinbouwgebied wordt in noord-zuidelijke richting doorsneden door de Wendelnesseweg. Zoals eerder vermeld betreft het een 'dubbele' weg met een hoofdrijbaan en een ventweg. De twee wegdelen worden gescheiden door een brede berm (circa 7 meter) met opgaand groen.

De Wendelnesseweg heeft het karakter van een bebouwingslint. Direct aan de weg staan de (bedrijfs)woningen, zowel vrijstaande als halfvrijstaande woningen in uiteenlopende bouwstijlen. Dat geeft een gemêleerd beeld. De individuele perceelbreedten variëren van 7 tot 50 meter.
Direct achter de (bedrijfs)woningen liggen de glastuinbouwcomplexen met oppervlakten tot circa 6 hectare per bedrijf.

Het plangebied is onderdeel van een onbebouwd perceel met een verkaveling van repen die middels houtsingels gescheiden zijn. Het oorspronkelijke slagenlandschap is hier nog herkenbaar. Het onbebouwde perceel is wigvormig met een breedte van circa 90 meter aan de zijde van de Wendelnesseweg en circa 170 meter aan de oostzijde. De diepte van het perceel bedraagt circa 400 meter. Het plangebied heeft een diepte van circa 70 meter.

Het perceel gelegen achter de nieuwe woonpercelen zal worden ingericht ten behoeve van een tuinbouwbedrijf. Thans is nog niet bekend welke type bedrijf zich zal vestigen: een glastuinbouwbedrijf, een vollegrondstuinbouwbedrijf of ander type. De oppervlakte van het bedrijf bedraagt circa 4,7 hectare.

Het bedrijfsterrein is bereikbaar via een nieuw pad vanaf de Wendelnesseweg, ten zuiden van de nieuwe woonpercelen, met een breedte van circa 8 meter.

Hoofdstuk 3 Plan

In dit hoofdstuk wordt het feitelijke plan beschreven. Bijlage 1 bevat de inrichtingsschets van het plangebied.

3.1 Bouwplan

Het plangebied heeft aan de zijde van de Wendelnesseweg-Oost een breedte van circa 90 meter. Het gedeelte aan de noordzijde (de percelen 1049 en 1052) worden toegevoegd aan het woonperceel Wendelnesseweg-Oost 18. Aan de zuidzijde wordt ruimte gerealiseerd voor een ontsluitingspad naar het achterliggende glastuinbouwbedrijf.

Voorts worden drie nieuwe woonpercelen gecreëerd, met oppervlakten van circa 1.600 tot 1.700 m². Op elk perceel wordt een vrijstaande woning gerealiseerd, waarvan de goothoogte niet meer dan 4 meter mag bedragen en de bouwhoogte niet meer dan 9 meter. De woningen moeten voorzien zijn van een kap. Er is thans nog geen ontwerp van de woningen beschikbaar.

Per woning is maximaal 70 m² aan bijgebouwen toegestaan, waarvan de goothoogte maximaal 3 meter en de bouwhoogte maximaal 4,5 meter mag bedragen.

3.2 Verkeer en parkeren

3.2.1 Ontsluiting

De woningen worden via afzonderlijke inritten op de Wendelnesseweg-Oost ontsloten. De Wendelnesseweg heeft de functie van gebiedsontsluitingsweg. Het aanleggen van nieuwe inritten is verkeerskundig aanvaardbaar.

De inritten worden zodanig gesitueerd dat de bestaande bomen langs de weg kunnen worden behouden.

3.2.2 Verkeersaantrekkende werking

De CROW Kennisbank bevat kencijfers voor de verkeersaantrekkende werking van woningen. Het kencijfer voor vrijstaande koopwoningen (niet stedelijk, rest bebouwde kom) bedraagt 8,2 motorvoertuigbewegingen per etmaal. De drie nieuwe woningen leiden tot circa 25 verkeersbewegingen per etmaal op de Wendelnesseweg-Oost. De weg heeft hiervoor voldoende capaciteit.

3.2.3 Parkeren

Basis voor het benodigde aantal parkeerplaatsen zijn de parkeernormen uit de "Nota Parkeernormen Waalwijk 2015".

Voor vrijstaande woningen, gelegen in de bebouwde kom van Sprang-Capelle, geldt een parkeernorm van 2 parkeerplaatsen per woning. Deze moeten op het eigen terrein worden aangelegd. Hiervoor is voldoende ruimte op de individuele woonpercelen.

De aanleg van voldoende parkeerplaatsen is als voorwaardelijke verplichting opgenomen in de planregels.

3.3 Groen en water

Als gevolg van het plan zullen de bestaande groenstructuren binnen het plangebied worden verwijderd. Hiervoor is reeds een omgevingsvergunning verleend. De bomen langs de Wendelnesseweg worden behouden.

Na de bouw van de woningen zal erfbeplanting worden aangebracht.

Met betrekking tot de landschappelijke inpassing van het (glas)tuinbouwbedrijf zal de situatie ten opzichte van de beoogde situatie volgens het plan Glas-Nat niet veranderen. Het initiatief heeft geen invloed op het beoogde ruimtelijk beeld van de omgeving.

Hoofdstuk 4 Beleid

In dit hoofdstuk wordt het plan getoetst aan het relevante vigerende beleid. Achtereenvolgens komt aan de orde het beleid op:

  • nationaal niveau;
  • provinciaal niveau;
  • gemeentelijk niveau.

4.1 Nationaal niveau

4.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

In 2012 heeft de Minister van Infrastructuur en Milieu de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) ondertekend. De SVIR geeft een integraal kader voor het ruimtelijk beleid en mobiliteitsbeleid op rijksniveau, en is de 'kapstok' voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties. In de SVIR worden de ambities van het Rijk tot 2040 geschetst, alsmede doelen, belangen en opgaven tot 2028. In de SVIR kiest het Rijk voor minder nationale belangen en eenvoudiger regelgeving.

De reeds ingezette trend om aan de provincies en gemeenten ruimte te laten inzake de ruimtelijke ontwikkelingen wordt versterkt in de SVIR.

De SVIR bevat 13 nationale belangen die worden beschermd middels het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). Het gaat onder meer om militaire objecten en terreinen, de grote rivieren en de ecologische hoofdstructuur.

Voor onderhavig plan zijn geen van de nationale belangen aan de orde en nadere toetsing aan het Barro is niet nodig.

4.1.2 Besluit ruimtelijke ordening

Het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is van toepassing op het plan. Specifiek aandachtspunt is het bepaalde in artikel 3.1.6, lid 2, waarin de verplichting is opgenomen om in de toelichting op een ruimtelijk besluit voor nieuw te realiseren stedelijke ontwikkelingen bepaalde duurzaamheidsaspecten van het voornemen te motiveren: de ladder voor duurzame verstedelijking.

Projecten die minder dan negen woningen bevatten worden op basis van jurisprudentie (ABRvS 24 december 2014, ECLI:NL:RVS:2014:4720) niet als stedelijke ontwikkeling gezien. Een nadere toetsing aan de ladder voor duurzame verstedelijking is derhalve niet nodig.

Conclusie
Het initiatief voldoet aan het Besluit ruimtelijke ordening. De ladder voor duurzame verstedelijking is niet van toepassing op het plan.

4.2 Provinciaal niveau

Het provinciale ruimtelijk beleid is vastgelegd in de nota's:

  • Structuurvisie Ruimtelijke Ordening;
  • Verordening ruimte 2014.

Het plan wordt aan deze twee nota's getoetst.

4.2.1 Structuurvisie Ruimtelijke Ordening

Op 19 maart 2014 is de Structuurvisie Ruimtelijke Ordening 2010, partiële herziening 2014 in werking getreden. De structuurvisie bevat de hoofdlijnen van het ruimtelijk beleid van het provinciale bestuur op de ontwikkeling van Noord-Brabant.

Analyse

Het bebouwingslint Wendelnesseweg is onderdeel van een 'kern in het landelijk gebied'. Conform het structuurvisiebeleid moeten deze kernen voorzien in de lokale verstedelijkingsbehoefte voor wonen, werken en voorzieningen. Hierbij moet zoveel mogelijk gezocht worden naar locaties binnen het bestaande ruimtebeslag van de betreffende kern.

Het omliggende (glas)tuinbouwgebied behoort tot de 'groenblauwe mantel'. Conform het structuurvisiebeleid is het wenselijk de positie van de agrarische sector binnen de groenblauwe mantel te behouden of te bevorderen.

De drie woningen betreffen een vorm van inbreiding. De lokale behoefte is aangetoond in het gemeentelijke woningbouwbeleid, zie paragraaf 4.3.2.

Conclusie
Het plan past binnen c.q. is niet in strijd met de Structuurvisie Ruimtelijke Ordening.

4.2.2 Verordening ruimte 2014

De Verordening ruimte 2014 (geconsolideerde versie per 1 januari 2017) stelt regels aan de inhoud van ruimtelijke plannen voor die aspecten waar provinciale of nationale belangen dat met het oog op een goede ruimtelijke ordening noodzakelijk maken.

De Verordening maakt onderscheid in structuren en aanduidingen. De structuren zijn provinciedekkend. Afhankelijk van de waarden in of kenmerken van een gebied gelden er één of meerdere aanduidingen.

Onderstaande afbeelding geeft een uitsnede van de kaart 'Structuren' weer.

afbeelding "i_NL.IMRO.0867.bpscglasnatherz002-va01_0005.jpg"

UITSNEDE KAART STRUCTUREN - VERORDENING RUIMTE 2014

Het gedeelte van het plangebied direct grenzend aan de Wendelnesseweg ligt in de structuur 'bestaand stedelijk gebied'. Het overige deel van het plangebied behoort tot de structuur 'groenblauwe mantel'.

Daarnaast zijn de aanduidingen aan de orde:

  • aardkundig waardevol gebied;
  • cultuurhistorisch vlak;
  • doorgroeigebied glastuinbouw.

Voorts gelden algemene regels ten aanzien van de bevordering van de ruimtelijke kwaliteit.

Bestaand stedelijk gebied
De drie nieuwe woningen worden gerealiseerd binnen het bestaand stedelijk gebied. Conform artikel 4.3 van de Verordening geldt dat nieuwe woningen moeten passen binnen de afspraken als gemaakt in het regionaal ruimtelijk overleg (RRO).
De nieuwe woningen passen binnen het gemeentelijke woningebouwprogramma (zie paragraaf 4.3.2) dat in het RRO aan de orde is geweest. Hiermee wordt aan de voorwaarde van de Verordening voldaan.

Groenblauwe mantel
Een deel van de tuinen bij de nieuwe woningen wordt in de 'Groenblauwe mantel' aangelegd. Deze delen zijn in voorliggend bestemmingsplan in de bestemming 'Tuin' vervat.

Aardkundig waardevol gebied
Het plangebied is onderdeel van het aardkundig waardevolle gebied 'Binnenpolder Capelle'. Conform artikel 21 van de Verordening mogen ontwikkelingen binnen deze gebieden niet tot aantasting van de aardkundige waarden leiden.
Paragraaf 5.2.1 bevat een nadere beschrijving van dit gebied. Daaruit volgt dat geen sprake is van verdere aantasting van de aardkundige waarden ten opzichte van de huidige planologische situatie.

Cultuurhistorisch vlak
Het plangebied ligt deels in het cultuurhistorisch vlak 'Binnenpolder van Capelle - oostelijk deel'. In artikel 22 van de Verordening is opgenomen dat ruimtelijke ontwikkelingen moeten bijdragen aan het behoud of de versterking van de cultuurhistorische waarden in het gebied.
Een nadere beschrijving van het gebied is opgenomen in paragraaf 5.2.3. Daaruit volgt dat het plan geen verdere aantasting van de cultuurhistorische waarden vormt.

Doorgroeigebied glastuinbouw
Het plangebied ligt in een gebied waar middels deze aanduiding beperkingen gelden voor de vestiging van glastuinbouwbedrijven. Onderhavig plan omvat geen glastuinbouw, waardoor niet aan deze regels getoetst hoeft te worden.

Bevordering ruimtelijke kwaliteit
Conform artikel 3 van de Verordening moet een ruimtelijk plan bijdragen aan de bevordering van de ruimtelijke kwaliteit. Er wordt daarbij onderscheid gemaakt in zorgvuldig ruimtegebruik en kwaliteitsverbetering van het landschap

Voorliggend plan voorziet op de volgende wijzen in zorgvuldig ruimtegebruik:

  • 1. De nieuwe woningen worden binnen het bestaand stedelijk gebied gerealiseerd, waarbij voldaan wordt aan de ladder voor duurzame verstedelijking.
  • 2. Het plan voorziet in een compact cluster van gebouwen aan de zijde van de Wendelnesseweg.

Aan de kwaliteitsverbetering van het landschap liggen de volgende beweegredenen ten grondslag:

  • 1. De nieuwe woningen worden binnen bestaand stedelijk gebied gerealiseerd. De Verordening stelt geen eisen aan kwaliteitsverbetering van het landschap.
  • 2. De nieuwe woonpercelen vormen een visuele afscherming van het achterliggende (glas)tuinbouwbedrijf. Hiermee wordt uitvoering gegeven aan de "Werkafspraken kwaliteitsverbetering landschap Hart van Brabant" en de eerdere beleidsuitgangspunten van het plan "GlasNat".

Het plan draagt in voldoende mate bij aan de bevordering van de ruimtelijke kwaliteit.

Conclusie
Het plan voldoet aan de regels van de provinciale Verordening ruimte.

4.3 Gemeentelijk niveau

4.3.1 Structuurvisie Waalwijk 2025

Op 4 februari 2016 heeft de gemeente de Structuurvisie Waalwijk 2025 vastgesteld.

Ten aanzien van glastuinbouw is in de Structuurvisie opgenomen dat binnen de gemeente twee gebieden zijn aangewezen voor de versterking van de landbouw in de vorm van glastuinbouw. Het gebied Glasnat is hier één van.
Het plan is onderdeel van een verdere ontwikkeling van het Glasnat-gebied en past derhalve in het structuurvisiebeleid.

In het uitvoeringsprogramma van de Structuurvisie Waalwijk 2025 (deel C) is bepaald dat de gemeente ook voor ruimtelijke ontwikkeling in bestaand stedelijk gebied een bijdrage vraagt voor kwaliteitsverbetering. Hierbij wordt aangesloten bij de regionale 'Werkafspraken Kwaliteitsverbetering Landschap' in het kader van de Verordening Ruimte. Met dien verstande dat de bijdrage wordt gekoppeld aan een ruimtelijke ontwikkeling in het bestaand stedelijk gebied niet alleen besteed kan worden aan verbetering van de kwaliteit van natuur, landschap en/of cultuurhistorie maar ook aan andere kwaliteitsverbeteringen in de fysieke leefomgeving. Bovendien is geen bijdrage nodig indien het plan op zichzelf voorziet in een evenredige maatschappelijke en/of landschappelijke bijdrage aan de fysieke leefomgeving, bijvoorbeeld de opheffing van een milieuhygiënisch knelpunt en/of sociale woningbouw. Indien kwaliteitsverbetering op het perceel zelf, in de direct omgeving of elders niet meteen mogelijk is, wordt een fondsbijdrage gedaan.

In voorliggend geval is gekozen voor een fondsbijdrage, die is vastgelegd in een anterieure overeenkomst.

Conclusie
Het plan past binnen c.q. is niet in strijde met de Structuurvisie Waalwijk 2025.

4.3.2 Woningbouwbeleid

Het gemeentelijke woningbouwbeleid is vastgelegd in:

  • de Woonvisie 2010-2019;
  • het Woningbouwprogramma.
4.3.2.1 Woonvisie 2010-2019

Op 2 juli 2009 heeft de gemeenteraad de Woonvisie 2010-2019 vastgesteld. De woonvisie is het vertrekpunt voor het woningbouwprogramma dat weer de basis vormt voor afspraken met ontwikkelende partijen.
In de visie pleit de gemeente voor behoud en versterking van het karakter van de gemeente Waalwijk, onder meer in kernen met een eigen karakter. Daarin past 'gerichte verdichting', maar altijd in combinatie met versterking van de kwaliteit van de woonomgeving.

Het plan omvat de bouw van drie woningen als verdichting van het bebouwingslint Wendelnesseweg. De woningen hebben mede tot doel de visuele afscherming van het achterliggende (glas)tuinbouwbedrijf waardoor de kwaliteit van het gebied behouden blijft.
De woonvisie bevat geen specifiek beleid voor het bebouwingslint waarvan het plangebied onderdeel uitmaakt.

Conclusie
Het plan past in c.q. is niet in strijd met de Woonvisie 2010-2019.

4.3.2.2 Woningbouwprogramma

Het woningbouwprogramma voor de gemeente Waalwijk is vastgelegd in het Regionaal Woonagenda Hart van Brabant. Daaruit volgt dat er in de gemeente Waalwijk behoefte is aan in totaal 2370 nieuwe woningen. Op 1 januari 2015 was er in de gemeente een harde plancapaciteit (in vastgestelde bestemmingsplannen) van 755 woningen. Voor de overige woningen (1615) is er nog geen volledige zekerheid, omdat er nog procedures lopen of geheel geen ontwikkeling bekend is. Het woningbouwprogramma biedt derhalve voldoende ruimte voor de bouw van drie nieuwe woningen.

Conclusie
Het plan past in het gemeentelijke woningbouwprogramma.

4.3.3 Regeling Kwaliteitsverbetering van het landschap

Naar aanleiding van het uitgangspunt ten aanzien van het leveren van een kwaliteitsverbetering van het landschap, zoals opgenomen in artikel 3.2 van de Verordening ruimte 2014 (zie paragraaf 4.2.2) en zijn er regionale afspraken gemaakt, vastgelegd in het document "Werkafspraken kwaliteitsverbetering landschap Hart van Brabant".

Voor het bepalen van de benodigde investering is de categorie-indeling van ruimtelijke ontwikkelingen buiten bestaand stedelijk gebied van toepassing:

  • categorie 1 - geen ruimtelijke impact: geen tegenprestatie nodig;
  • categorie 2 - beperkte impact: landschappelijke inpassing volstaat;
  • categorie 3 - grote impact: landschappelijk inpassing én berekende kwaliteitsverbetering van het landschap, tezamen tenminste 20% van de waardevermeerdering van de grond bedragende.

Onderhavig is in principe een categorie 3-ontwikkeling. Deze paragraaf bevat een beschrijving van de wijze van kwaliteitsverbetering van het landschap in relatie tot voorliggend bestemmingsplan. Aan de orde komen:

  • mate van kwaliteitsverbetering;
  • wijze van kwaliteitsverbetering (fysieke prestatie);
  • zekerstelling kwaliteitsverbetering (juridische verankering).
4.3.3.1 Mate van kwaliteitsverbetering

De basisinspanning voor de kwaliteitsverbetering bedraagt zoals aangegeven 20% van de waardevermeerdering van de grond. Daarbij wordt een vergelijking gemaakt tussen de waarde van de grond op basis van het vigerende bestemmingsplan en de waarde op basis van het nieuwe bestemmingsplan, uitgedrukt in euro's.
De gemeente Waalwijk heeft hiervoor een vaste m²-prijs vastgesteld voor de diverse functies, zogenaamde 'forfaitaire bedragen'.

In onderstaande schema's is de waardebepaling van de grond voor de bestaande en nieuwe situatie weergegeven. Uit de Werkafspraken volgt dat bij een uitbreiding van de bestemming 'Wonen' (al of niet in combinatie met de bestemming 'Tuin') tot 1.500 m² de regels inzake kwaliteitsverbetering niet van toepassing zijn of worden geacht. Uitgaande van de inrichtingsschets gaat het in dit geval om 'uitbreidingen' van respectievelijk 1.685, 1.600 en 1.670 m². De gezamenlijke uitbreiding boven de 1500 m² (per kavel) is dan ook 455 m².

WAARDE GROND BESTAANDE SITUATIE

categorie   omvang   eenheidsprijs   waarde  
glastuinbouw   455 m²   € 25,00/m²   € 11.375,00  
totaal       € 11.375,00  

WAARDE GROND NIEUWE SITUATIE

categorie   omvang   eenheidsprijs   waarde  
wonen:*        
- perceel 0-1000 m²   0 m²   n.v.t.   -  
- perceel 1000-2000 m²   455 m²   € 27,50/m²   € 12.512,50  
totaal       € 12.512,50  

* De waardebepaling van een woonperceel is gestaffeld.

Mate van kwaliteitsverbetering
Zoals vermeld moet 20% van de waardevermeerdering van de grond worden ingezet voor de landschappelijke kwaliteitsverbetering, ofwel 20% x (12.512,50 - 11.375,00) = € 277,50.

Omdat dit bedrag ruim lager is dan € 1.000 wordt volstaan met een landschappelijke inpassing.

4.3.3.2 Wijze van kwaliteitsverbetering (fysieke prestatie)

De landschappelijke inpassing van de woonpercelen zal bestaan uit een haag van liguster (Ligustrum ovalifolium) of haagbeuk (Carpinus betulus) op de rand van de sloot op de achterste perceelgrens. Deze bladhoudende beplanting zal voor een jaarronde afscherming zorgen, zowel tussen woonperceel en nieuwe glastuinbouw, als glastuinbouwlocatie en woonpercelen.

4.3.3.3 Zekerstelling kwaliteitsverbetering (juridische verankering)

De verplichting tot aanleg van de landschappelijke inpassing is middels een voorwaardelijke verplichting vastgelegd in de planregels en is voorts in de anterieure overeenkomst tussen gemeente en initiatiefnemer opgenomen.

Hoofdstuk 5 Uitvoeringsaspecten

In dit hoofdstuk worden de uitvoeringsaspecten beschreven. Achtereenvolgens komen aan de orde:

  • 1. milieu;
  • 2. waarden;
  • 3. waterhuishouding.

5.1 Milieu

Conform het bepaalde in artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening moet een toetsing plaatsvinden van de voorgenomen ontwikkelingen aan de relevante milieuaspecten, teneinde het toekomstige gebruik af te stemmen op de omgeving. In deze paragraaf worden de milieuaspecten afzonderlijk beschreven.

5.1.1 Bodemkwaliteit
5.1.1.1 Inleiding

Uitgangspunt is dat de bodemkwaliteit geen onaanvaardbaar risico oplevert voor de gebruikers van de bodem. Bij een ruimtelijke ontwikkeling moet worden beoordeeld of de bodemkwaliteit past bij deze nieuwe functie.

5.1.1.2 Analyse

Om de huidige bodemkwaliteit inzichtelijk te maken heeft Grond-, Gewas- en Milieulaboratorium Zeeuws-Vlaanderen uit Graauw een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd: rapport "Verkennend bodemonderzoek Wendelnesseweg Oost 18 te Sprang-Capelle" (30 oktober 2007, nr. 07A1054). Het onderzoeksrapport is bijgevoegd als bijlage 2. Het onderzoeksbureau concludeert dat er op basis van de onderzoeksresultaten geen risico's voor de volksgezondheid en het milieu aanwezig zijn en dat er geen vervolgonderzoek of maatregelen nodig zijn.

Hoewel het uitgevoerde onderzoek ouder is dan vijf jaar, is het nog steeds actueel voor de bestemmingsplanprocedure omdat sinds het onderzoek geen bodemverontreinigende activiteiten hebben plaatsgevonden. Te zijner tijd zal voorafgaand aan het bouwen van de woningen een nieuw onderzoek worden uitgevoerd.

5.1.1.3 Conclusie

Het aspect bodemkwaliteit vormt geen planologische belemmering voor het plan.

5.1.2 Bedrijven en milieuzonering
5.1.2.1 Inleiding

Om te voorkomen dat als gevolg van het plan voorzienbare hinder en gevaar door milieubelastende activiteiten optreden moet worden getoetst of:

  • ter plaatse van de nieuwe en de bestaande geluidgevoelige bestemmingen geen ontoelaatbare geluidhinder ontstaat door de activiteiten van het beoogde glastuinbouwbedrijf;
  • de bedrijfsvoering van het beoogde glastuinbouwbedrijf niet ontoelaatbaar gehinderd zal worden door de komst van de nieuwe woningen en de aanwezigheid van de bestaande woningen.
5.1.2.2 Analyse

DPA Cauberg-Huygen uit Son heeft een akoestisch onderzoek uitgevoerd waarbij de hiervoor genoemde onderzoeksvragen zijn beoordeeld: rapport "Akoestisch onderzoek Wendelnesseweg-oost in Sprang-Capelle Industrielawaai" (25 november 2015, nr. 20151285-03). Het onderzoeksrapport is als bijlage 3 bijgevoegd.

Het onderzoeksbureau concludeert het volgende:

Ter plaatse van de nieuwe woningen ten westen van het beoogde bedrijf wordt niet voldaan aan de VNG-richtafstand. Uit een nader onderzoek met een rekenmodel blijkt het volgende (samengevat):

  • 1. Ter plaatse van de nieuwe woningen voldoen de berekende langtijdgemiddelde beoordelingsniveaus in de dag-, avond- en nachtperiode aan de richtwaarden van de VNG-publicatie voor een gemengd gebied.
  • 2. Het berekende maximale geluidniveau is in de dagperiode hoger dan de VNG-richtwaarde voor een gemengd gebied; in de avond- en nachtperiode voldoen de berekende maximale geluidniveaus wel aan de richtwaarde voor een gemengd gebied. De overschrijding van het maximale geluidniveau in de dagperiode kan veroorzaakt worden door een beperkt aantal voertuigen die langs de nieuwe woning aan de zuidzijde van het plan rijden. Dit betekent dat de mogelijke overlast beperkt is. De overschrijding in de dagperiode kan voorkomen worden door de realisatie van een tuinmuur. Dit betekent dat ter plaatse van de nieuwe woningen geen ontoelaatbare hinder zal ontstaan door de komst van het nieuwe glastuinbouwbedrijf.
  • 3. Uit de toetsing aan de grenswaarden van het Activiteitenbesluit blijkt dat ter plaatse van de bestaande en de nieuwe woningen de berekende langtijdgemiddelde beoordelingsniveaus en maximale geluidniveaus in de dag-, avond- en nachtperiode voldoen aan de grenswaarden van het Activiteitenbesluit. Het beoogde glastuinbouwbedrijf wordt niet ontoelaatbaar gehinderd door de aanwezigheid van de bestaande woningen of de komst van de nieuwe woningen.
  • 4. Ter plaatse van de nieuwe woningen is volgens de systematiek van de Circulaire indirecte hinder geen sprake van indirecte hinder.

Om verzekerd te zijn dat de tuinmuur daadwerkelijk gerealiseerd wordt is in de planregels een voorwaardelijke verplichting opgenomen, gekoppeld aan het gebruik van de meest zuidelijk woning.

Samenvattend kan worden geconcludeerd dat er sprake is van een goede ruimtelijke ordening.

5.1.2.3 Conclusie

Het aspect bedrijven en milieuzonering vormt geen planologische belemmering voor het plan.

5.1.3 Externe veiligheid
5.1.3.1 Inleiding

Bij het mogelijk maken van nieuwe gevoelige functies is het aspect externe veiligheid van belang. Dit heeft betrekking op inrichtingen, buisleidingen en transportroutes waar een ongeval met gevaarlijke stoffen kan plaatsvinden, met fatale gevolgen voor personen die geen directe relatie hebben tot de risicovolle activiteit.

5.1.3.2 Analyse

Het plan omvat nieuwe kwetsbare objecten. De Risicokaart Nederland geeft een overzicht van de ligging van risicovolle activiteiten (inrichtingen, buisleidingen en transportroutes). Daaruit volgt dat in de omgeving van het plan geen risicovolle activiteiten worden uitgevoerd. Een nadere toetsing aan het aspect externe veiligheid is niet aan de orde.

5.1.3.3 Conclusie

Het aspect externe veiligheid vormt geen planologische belemmering voor het plan.

5.1.4 Geurhinder veehouderijen
5.1.4.1 Inleiding

Bij ruimtelijke ontwikkelingen nabij agrarische bedrijven is het aspect geurhinder van belang. Er moet worden aangetoond dat het plan geen belemmering vormt voor agrarische bedrijven en dat sprake is van een goed woon- en leefklimaat ter plaatse van het plan.

5.1.4.2 Analyse

De drie woningen betreffen nieuwe geurgevoelige objecten. In de omgeving van het plangebied liggen echter geen veehouderijen. Het is aannemelijk dat er sprake is van een goed woon- en leefklimaat ten aanzien van het aspect geurhinder veehouderijen.

5.1.4.3 Conclusie

Het aspect geurhinder veehouderijen vormt geen planologische belemmering voor het plan.

5.1.5 Geluid
5.1.5.1 Inleiding

Ruimtelijke ontwikkelingen moeten voldoen aan de regelgeving inzake geluidhinder. In de Wet geluidhinder (Wgh) wordt onderscheid gemaakt in verkeerslawaai en industrielawaai. In de Wgh zijn normen voor maximaal toelaatbare geluidsbelasting op (de gevels van) geluidgevoelige objecten vastgelegd.

5.1.5.2 Analyse

Het plan omvat nieuwe geluidgevoelige objecten. Het plangebied ligt binnen de onderzoekszone van de Wendelnesseweg-Oost en -West. Om de gevelbelasting van de nieuwe woningen inzichtelijk te maken heeft DPA Cauberg-Huygen uit Son een akoestisch onderzoek uitgevoerd: rapport "Akoestisch onderzoek Wendelnesseweg-Oost wegverkeerslawaai " (25 november 2015, nr. 20151285-02 ). Het onderzoeksrapport is als bijlage 4 bijgevoegd.

Het onderzoeksbureau concludeert dat uit de rekenresultaten van het onderzoek blijkt dat in de beoordelingspunten de voorkeursgrenswaarde wordt overschreden ten gevolge van het wegverkeer op de Wendelnesseweg-Oost, maar dat de maximaal te ontheffen grenswaarde niet wordt overschreden.

Parallel aan de bestemmingsplanprocedure zal een procedure tot vaststelling van hogere grenswaarde geluid worden doorlopen.

5.1.5.3 Conclusie

Het aspect geluid vormt geen planologische belemmering voor het plan.

5.1.6 Luchtkwaliteit
5.1.6.1 Inleiding

Om personen tegen de gevolgen van luchtverontreiniging te beschermen zijn in de Wet milieubeheer normen opgenomen voor bepaalde stoffen. Bij de beoordeling van het aspect luchtkwaliteit moet enerzijds aangetoond worden dat een ruimtelijke ontwikkeling niet leidt tot een (significante) overschrijding van de luchtkwaliteitsnormen en anderzijds dat ter plaatse van het plangebied sprake is van een goed woon- en leefklimaat.

5.1.6.2 Analyse

Effecten plan op luchtkwaliteit
In de "Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)" zijn categorieën van gevallen genoemd die niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie van fijnstof in de buitenlucht. Zo is een project met maximaal 1.500 woningen (netto) bij minimaal 1 ontsluitingsweg één van de genoemde gevallen.

Onderhavig plan omvat drie woningen en betreft daarmee een project dat niet in betekenende mate bijdraagt aan de concentratie van fijnstof in de buitenlucht. Er is geen nader onderzoek nodig.

Goed woon- en leefklimaat

De nieuwe woningen liggen op grote afstand van een autosnelweg of andere weg met een zeer hoge intensiteit. Er is daarmee sprake van een goed woon- en leefklimaat ten aanzien van het aspect luchtkwaliteit.

5.1.6.3 Conclusie

Het aspect luchtkwaliteit vormt geen planologische belemmering voor het plan.

5.1.7 Milieueffectrapportage
5.1.7.1 Inleiding

Het instrument milieueffectrapportage (m.e.r.) is ontwikkeld om het milieubelang volwaardig in de besluitvorming te betrekken. In de bijlage bij het Besluit milieueffectrapportage zijn de gevallen opgenomen waarvoor een m.e.r.-plicht of een m.e.r.-beoordelingsplicht geldt. Alle andere vormen van ontwikkeling zijn in principe niet m.e.r.-(beoordelings)plichtig, maar er kan hiervoor wel een nadere motivering vereist zijn.

5.1.7.2 Analyse

Het plan valt onder de activiteit D11.2 "de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject met inbegrip van de bouw van winkelcentra of parkeerterreinen" zoals genoemd in de bijlage Besluit milieueffectrapportage. Omdat de omvang van het plan ruimschoots onder de drempelwaarde van 2000 woningen voor m.e.r.-beoordelingsplichtige activiteiten blijft en gelet op de resultaten van de hiervoor reeds uitgevoerde milieuanalyse, kan zonder nader onderzoek worden geconcludeerd dat het plan geen significant nadelige milieugevolgen heeft. Een nadere motivering is niet noodzakelijk.

5.1.7.3 Conclusie

Het plan is niet m.e.r.(-beoordelings)plichtig. Het plan heeft geen belangrijke nadelige milieugevolgen.

5.2 Waarden

5.2.1 Aardkunde
5.2.1.1 Inleiding

Aardkundige waarden geven inzicht in de natuurlijke ontstaanswijze van het gebied en zijn onvervangbaar. Hoewel deze waarden geen afzonderlijke wettelijke bescherming kennen, is het behoud ervan van belang. De provincie Noord-Brabant heeft hiertoe de bescherming van aardkundige waardevolle gebied opgenomen in de Verordening ruimte 2014.

5.2.1.2 Analyse

Het plangebied is onderdeel van het aardkundig waardevolle gebied "Binnenpolder Capelle". Het betreft een historisch veenontginningsgebied dat sinds zijn ontstaan niet meer overstroomd is, waardoor er geen kleidek is afgezet en het oorspronkelijke landschap met zijn percelering bewaard is gebleven. Binnen het plangebied is de historische percelering nog goed herkenbaar.

Het plan is onderdeel van het grotere project Glasnat, dat inhoudt dat glastuinbouwbedrijven zijn gesaneerd, of verplaatst vanuit het omringende (aardkundig) waardevolle gebied naar het doorgroeigebied (glas)tuinbouw. Hoewel daardoor binnen het doorgroeigebied aardkundige waarden verloren gaan, is er in groter verband sprake van een verbetering omdat elders een grotere samenhang aan aardkundige waarden in tact blijft of is hersteld.

Tot slot wordt opgemerkt dat zich in het plangebied op basis van het vigerende bestemmingsplan een (glas)tuinbouwbedrijf met waterbergingsvoorziening mag vestigen, met een aantasting van aardkundige waarden ter plaatse. Het thans voorliggende plan vormt geen extra aantasting.

5.2.1.3 Conclusie

Het aspect aardkunde vormt geen planologische belemmering voor het plan.

5.2.2 Archeologie
5.2.2.1 Inleiding

Conform het bepaalde in artikel 38a van de Monumentenwet 1988 moet bij ruimtelijke ontwikkelingen rekening gehouden worden met de in de grond aanwezige dan wel te verwachten archeologische monumenten.

5.2.2.2 Analyse

In het kader van de Monumentenwet 1988 heeft de gemeente Waalwijk de Erfgoedverordening 2011 vastgesteld. Deze verordening gaat vergezeld van een Erfgoedkaart, waarvan onderstaande afbeelding een uitsnede geeft.

afbeelding "i_NL.IMRO.0867.bpscglasnatherz002-va01_0006.jpg"

UITSNEDE ERFGOEDKAART WAALWIJK

Ter plaatse van het plangebied geldt een hoge archeologische verwachtingswaarde, met een onderzoeksplicht voor bodemingrepen met een diepte van meer dan 50 cm over een oppervlakte van meer dan 500 m².

In het kader van de voorbereiding van het bestemmingsplan 'Glas - Nat' heeft BAAC in 2001 een archeologisch onderzoek uitgevoerd in het gehele doorgroeigebied (glas)tuinbouw. Hierbij zijn geen indicatoren gevonden voor het aantreffen van een archeologische 'nederzetting'. Het aangetroffen bodemtype (lage enkeerdgronden) geeft aanleiding een lage archeologische verwachtingswaarde aan het gebied toe te kennen. Het uitvoeren van een aanvullend archeologisch onderzoek is niet nodig.

5.2.2.3 Conclusie

Het aspect archeologie vormt geen planologische belemmering voor het plan.

5.2.3 Cultuurhistorie
5.2.3.1 Inleiding

Conform het bepaalde in artikel 3.1.6 Bro moet bij ruimtelijke ontwikkelingen rekening gehouden worden met de aanwezige cultuurhistorische waarden.

5.2.3.2 Analyse

Het volledige doorgroeigebied (glas)tuinbouw ligt in het cultuurhistorische vlak "Binnenpolder van Capelle". Het betreft een relatief gaaf veenontginningslandschap waarin sporen van zowel de oorspronkelijke ontginning, als de secundaire ontginningen en turfwinning bewaard zijn gebleven.

Vergelijkbaar met de aardkundige waarden leidt het totale project Glasnat in groter verband tot een verbetering van het cultuurhistorische vlak, omdat elders waarden over een groter gebied in tact blijven of kunnen worden hersteld.
Bovendien geldt ook hier dat het thans voorliggende plan niet tot verdere verstoring leidt dan het vigerende bestemmingsplan.

5.2.3.3 Conclusie

Het aspect cultuurhistorie vormt geen planologische belemmering voor het plan.

5.2.4 Natuurwaarden
5.2.4.1 Inleiding

Ten behoeve van de bescherming van zeldzame of kwetsbare planten en dieren zijn twee wetten van toepassing:

  • de Natuurbeschermingswet 1998, deze beschermt waardevolle natuurgebieden;
  • de Flora- en faunawet, die een soortenbescherming bevat.
5.2.4.2 Analyse

Gebiedsbescherming
Het plangebied ligt niet binnen een beschermd gebied, zoals opgenomen in Natura 2000 en de ecologische hoofdstructuur, maar wel op korte afstand van het Natura 2000-gebied Langstraat. Ook bij ontwikkelingen buiten natuurgebieden moet het effect worden beoordeeld, de zogenaamde 'externe werking'. Het gaat dan met name om de stikstofdepositie. Hiervoor geldt het Programma Aanpak Stikstof (PAS).

Het PAS verbindt economische ontwikkeling met het op termijn realiseren van de instandhoudingsdoelstellingen van de voor stikstof gevoelige Natura 2000-gebieden. Om achteruitgang te voorkomen, is per gebied een 'plafond' aan stikstofbelasting en de bijbehorende ontwikkelingsruimte bepaald. Met behulp van de Aerius Calculator kan worden berekend welke stikstofdepositie een ontwikkeling tot gevolg heeft en of er voldoende ontwikkelingsruimte beschikbaar is.

Hoewel de feitelijke beoordeling van de stikstofdepositie plaatsvindt in het kader van de aanvraag om omgevingsvergunning, is als toets voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan alvast een indicatieve berekening uitgevoerd. De resultaten hiervan zijn opgenomen in bijlage 5. Daaruit valt het volgende te concluderen:

  • Binnen een straal van 10 kilometer vanaf het plangebied liggen twee Natura 2000-gebieden: "Langstraat" en "Loonse en Drunense Duinen & Leemkuilen"
  • De stikstofdepositie op beide gebieden bedraagt minder dan 0,05 mol/ha/jaar voor meldingsplichtige activiteiten. Er is geen vergunning of melding nodig.

Soortenbescherming
In het plangebied kan een groot aantal beschermde soorten worden verwacht, zoals (broed)vogels, kleine zoogdieren, amfibieën, vissen en mogelijk ook insecten en planten. Naast vogels komen vermoedelijk ook andere streng beschermde soorten voor. Met name de aanwezige waterlopen, oevers e.d. vormen geschikte habitats voor bijvoorbeeld moeras- en waterplanten en amfibieën.

Ingrepen in het plangebied, zoals die in voorliggend bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt, leiden tot het verdwijnen van leef- en foerageergebied en zullen naar verwachting in een aantal gevallen ontheffingsplichtig zijn. Voor beschermde vogels is in principe nooit een ontheffing mogelijk, maar kan een strijdigheid met de wet meestal eenvoudig worden voorkomen door het uitvoeren van werkzaamheden buiten de broedtijd (circa half maart tot half juli). Dit betekent dat beschermde vogels geen belemmering voor het bestemmingsplan vormen.

Voor andere streng beschermde soorten is wel een ontheffing mogelijk, mits sprake is van een zwaarwegend maatschappelijk belang en alternatieven ontbreken. Het maatschappelijk belang moet worden gezien in relatie met het totale plan Glasnat waarbij, naast gunstige effecten voor de glastuinbouw, vooral in breder verband gunstige effecten optreden op de natuur, de hydrologie en het milieu.

Er mag worden verwacht dat eventuele ontheffingen in een later stadium kunnen worden verleend. Overigens dient in dat kader nog nader onderzocht te worden welke soorten concreet aanwezig zijn en welke maatregelen kunnen worden genomen om negatieve effecten op deze soorten te voorkomen en te compenseren. Algemene beschermde soorten (anders dan vogels), waarvan de duurzame instandhouding niet in het geding is, vormen geen belemmering voor het bestemmingsplan.

5.2.4.3 Conclusie

Het aspect flora en fauna vormt geen planologische belemmering voor het plan.

5.3 Waterparagraaf

5.3.1 Inleiding

De watertoets is het hele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten. Het doel van de watertoets is dat de waterbelangen evenwichtig worden meegewogen bij de totstandkoming van een plan. Deze waterparagraaf is een onderdeel van de watertoets. De waterparagraaf beschrijft zowel de huidige als toekomstige waterhuishoudkundige situatie (oppervlaktewater, grondwater, hemelwater en afvalwater).

5.3.2 Beleid

In deze paragraaf is het relevante vigerende beleid opgenomen.

5.3.2.1 Nationaal niveau
  • Het Nationaal Waterplan
    Dit plan geeft op hoofdlijnen aan welk beleid het Rijk in de periode 2009-2015 voert om te komen tot een duurzaam waterbeheer. Het Nationaal Waterplan richt zich op bescherming tegen overstromingen, voldoende en schoon water en diverse vormen van gebruik van water. Op basis van de Wet ruimtelijke ordening heeft het Nationaal Waterplan voor de ruimtelijke aspecten de status van structuurvisie.
5.3.2.2 Provinciaal niveau
  • Het Provinciaal Waterplan Noord-Brabant 2010-2015
    Dit plan bevat het strategische waterbeleid van de provincie Noord-Brabant voor de periode 2010-2015. Naast beleidskader is het Provinciaal Waterplan ook toetsingskader voor de taakuitoefening van lagere overheden op het gebied van water. Bovendien dient het plan als structuurvisie voor het aspect water op grond van de Wet ruimtelijke ordening.
5.3.2.3 Waterschap Brabantse Delta

Onderhavig plangebied ligt binnen het beheergebied van het Waterschap Brabantse Delta. Het waterschapsbeleid is onder meer beschreven in:

  • Het Waterbeheerplan 2010-2015
  • Brabant Keur
    Voor de beheergebieden van de waterschappen Aa en Maas, Brabantse Delta en De Dommel geldt dezelfde keur: Brabant Keur. De keur bevat regels ter bescherming van de waterwerken die nodig zijn voor een goed waterbeheer (kwantiteit) en voor de bescherming van het gebied tegen hoog water.
    Bij veel projecten is sprake van een toename van het verharde oppervlak. Hieromtrent is in de Algemene regels bij de keur het volgende opgenomen:
    • 1. Bij een toename van het verharde oppervlak van minder dan 2000 m² stelt het waterschap geen nadere eisen aan de verwerking van het hemelwater. Hiervoor geldt het gemeentelijke beleid.
    • 2. Bij een toename van het verharde oppervlak van meer dan 2000 m² maar minder dan 10.000 m² moeten compenserende maatregelen ten aanzien van de verwerking van het hemelwater worden getroffen conform de rekenregel:
      benodigde compensatie (in m³) =
      toename verhard oppervlak (in m²) x gevoeligheidsfactor x 0,06 (in m)  
    • 3. Bij een toename van het verhard oppervlak van meer dan 10.000 m² is een watervergunning nodig.
  • Beleidsregel hydraulische randvoorwaarden 2009
    In de Beleidsregel 'hydraulische randvoorwaarden 2009' worden de kaders en normen voor de watertoets gegeven. De uitgangspunten ten aanzien van het hemelwaterbeleid worden beschreven. Met behulp van de afvoernormen kan de benodigde waterberging en/of retentievoorziening worden berekend. De voorkeursvolgorde voor de te treffen compenserende maatregel betreft:
    • 1. infiltreren;
    • 2. retentie aanleggen binnen plangebied;
    • 3. retentie aanleggen buiten plangebied;
    • 4. berging zoeken in bestaand plangebied.
5.3.3 Bestaand watersysteem
5.3.3.1 Oppervlaktewater

Op de randen van het plangebied liggen enkele afwateringssloten, die uitkomen op de wetering ten oosten van het plangebied. Binnen het plangebied liggen delen van enkele greppels.

5.3.3.2 Grondwater

De gemiddeld hoogste grondwaterstand (GHG) binnen het plangebied bedraagt minder dan 0,4 m -mv (bron: bodemkaart). Er is daarmee sprake van een relatief hoge grondwaterstand.

5.3.3.3 Waterschapsbelangen

Het plangebied ligt niet in of nabij een gebied waarin waterschapsbelangen een rol spelen, zoals waterkering, waterberging of waterwinning.

5.3.4 Effecten plan op de waterhuishouding

De nieuwbouw van drie woningen heeft effect op de waterhuishouding, enerzijds door het dempen van enkele watergangen, anderzijds door de toename van het verharde oppervlak.

Dempen watergangen
In en direct buiten het plangebied liggen een aantal waterlopen van diverse categorieën, zoals blijkt uit onderstaande afbeelding.

afbeelding "i_NL.IMRO.0867.bpscglasnatherz002-va01_0007.jpg"

WATERGANGEN IN EN OM HET PLANGEBIED

Binnen het plangebied liggen drie (delen van) C-watergangen. Ten behoeve van onderhavig plan en voor de vestiging van het (glas)tuinbouwbedrijf op het aangrenzende perceel worden deze watergangen gedempt. Conform de Keur van het waterschap is compensatie van het bergend vermogen vereist, binnen het peilbesluitgebied waar het plangebied onderdeel van is (in casu peilbesluitgebied ON63-De Dullaard West). Deze compensatie zal plaatsvinden ter plaatse van de bestemming 'Water' in het vigerende bestemmingsplan "Partiële herziening 'Glas - Nat'". Hiervoor heeft Waterschap Brabantse Delta op 1 december 2016 reeds een watervergunning verleend. Het is derhalve niet nodig hiervoor in voorliggend bestemmingsplan nog regels op te nemen.

Toename verhard oppervlak
De bouw van de woningen leidt tot een toename van verharding (bebouwing en terreinverharding) met een oppervlakte van circa 1000 m². Daarvoor is conform de genoemde rekenregel 60 m³ waterberging nodig.

Het schone hemelwater vanaf deze verhardingen mag niet op het riool worden geloosd, maar zal worden afgevoerd naar een nieuwe watergang die de achtergrens van de nieuwe woonpercelen vormt. De watergang heeft een lengte van 72 meter. De breedte bedraagt 7 meter, gemeten vanaf de insteken van beide zijden. Het onderhoud kan daarmee aan één zijde plaatsvinden; via het onderhoudspad aan de oostzijde. De taluds van de watergang bedragen 1:1.

Hoewel het bestaande maaiveld aan beide zijde van de watergang enigszins wordt opgehoogd (maximaal ongeveer 10 cm) is er voor de berekening uitgegaan van een waterbergende schijf van 40 cm (de afstand tussen het huidige maaiveld en de GHG).

De inhoud van de waterbergende schijf bedraagt ((7-0,4)*0,4*72=) 190 m³. Hiermee wordt ruimschoots aan de compensatieopgave voldaan.

Omdat er sprake is van een veengebied zal het water niet goed in de bodem infiltreren. Door het water in de nieuwe watergang middels een pijp vertraagd af te voeren op de watergang ten zuiden van het plangebied, wordt de watergang opnieuw beschikbaar voor berging van hemelwater.

5.3.5 Afvalwater

Uitgangspunt is dat het vuile afvalwater en het schone hemelwater worden gescheiden.

Het vuile afvalwater zal op de bestaande riolering in de Wendelnesseweg geloosd worden.

5.3.6 Waterkwaliteit

Er zijn geen bijzondere maatregelen genomen om vervuiling van het oppervlaktewater te voorkomen. Overeenkomstig de eis van het waterschap worden in principe geen uitlogende materialen toegepast.

Hoofdstuk 6 Economische uitvoerbaarheid

De economische uitvoerbaarheid van een ruimtelijke ontwikkeling betreft twee aspecten. Ten eerste moet het realiteitsgehalte van de plannen worden aangetoond: is er behoefte aan de voorgenomen ontwikkeling. Ten tweede moet de financiële uitvoerbaarheid worden onderbouwd. Dat wil zeggen, zijn alle kosten die de gemeente moet maken ten behoeve van het initiatief gedekt.

6.1 Behoefte

De drie nieuwe woningen passen in het gemeentelijke woningbouwprogramma. Dat toont de behoefte aan voor nieuwe woningen in Sprang-Capelle.

6.2 Financiële uitvoerbaarheid

Kostenverhaal
Artikel 6.12 lid 1 Wro verplicht de gemeente een exploitatieplan vast te stellen voor gronden waarop bepaalde bouwactiviteiten zijn voorgenomen, tenzij het kostenverhaal 'anderszins verzekerd' is (artikel 6.12 lid 2a Wro).

In artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) zijn de bouwactiviteiten genoemd waarvoor het vaststellen van een exploitatieplan verplicht is. De in voorliggend bestemmingsplan opgenomen ontwikkelingen behoren tot deze in het Bro genoemde bouwactiviteiten. Op basis van artikel 6.12 lid 2a Wro is het vaststellen van een exploitatieplan echter niet verplicht, omdat de gemeente en grondeigenaar een (anterieure) overeenkomst hebben gesloten, waarin afspraken zijn gemaakt over het kostenverhaal. Het kostenverhaal is derhalve 'anderszins verzekerd'. Het opstellen van een exploitatieplan is niet vereist.

Gemeentelijke grondexploitatie
De gemeente heeft geen gronden binnen het plangebied in eigendom. Alle kosten en risico's van de planontwikkeling, -voorbereiding en -uitvoering zijn voor rekening van de initiatiefnemer. De gemeentelijke grondexploitatie wordt dus niet belast door voorliggend ruimtelijk plan. De financiële uitvoerbaarheid van het plan is hiermee aangetoond.

6.3 Conclusie

Het plan is economisch uitvoerbaar. De behoefte is aangetoond en de financiële uitvoerbaarheid van het plan is gewaarborgd.

Hoofdstuk 7 Juridische aspecten

7.1 Algemeen

In dit hoofdstuk wordt toegelicht op welke wijze het plan juridisch is vertaald. Deze juridische vertaling is bindend.

Het bestemmingsplan bestaat uit:

  • de toelichting;
  • de planregels;
  • de verbeelding.

De toelichting heeft geen juridisch bindende werking. De toelichting heeft wel een belangrijke functie voor de onderbouwing van het plan en ook bij de verklaring van de bestemmingen en planregels, en in het bijzonder ten aanzien van de regels inzake nadere eisen en afwijkingen.
De planregels vormen de juridische regels voor gebruik van de gronden, de toegelaten bebouwing en het gebruik van aanwezige en/of op te richten bouwwerken.
De verbeelding geeft de geografische ligging van de bestemmingen en aanduidingen weer. De verbeelding vormt samen met de planregels het juridisch bindende deel van het bestemmingsplan.

Het bestemmingsplan voldoet aan de Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2012.

7.2 Planregels

De indeling van de planregels is als volgt.

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Hoofdstuk 4 Overgangsregels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Begrippen (artikel 1)
In dit artikel zijn de begrippen die in de planregels worden gehanteerd gedefinieerd. Bij de toetsing aan het bestemmingsplan moet worden uitgegaan van de in dit artikel aan de betreffende begrippen toegekende betekenis.

Wijze van meten (artikel 2)
In dit artikel is aangegeven hoe de hoogte en andere maten, die bij het bouwen in acht genomen dienen te worden, gemeten moeten worden.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Tuin (artikel 3 )
De gedeelten van de tuinen bij de nieuwe woningen die buiten het bestaand stedelijk gebied liggen, zijn in de bestemming Tuin vervat. Behoudens erf- en terreinafscheidingen mag ter plaatse niet worden gebouwd.

Wonen (artikel 4)
De voor Wonen aangewezen gronden zijn bestemd voor wonen en parkeervoorzieningen. Er zijn maximaal drie nieuwe woningen toegestaan. De bouwregels bevatten een voorwaardelijke verplichting inhoudende dat de omgevingsvergunning voor het bouwen van een woning pas mag worden verleend nadat het tuinbouwbedrijf in bedrijf is genomen.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Anti-dubbeltelregel (artikel 5)
In dit artikel is bepaald dat gronden, die al eens als berekeningsgrondslag voor bouwen hebben gediend, niet nogmaals als zodanig kunnen dienen.

Algemene bouwregels (artikel 6)
Dit artikel bevat regels ten aanzien van ondergeschikte bouwdelen. Dit artikel bevat tevens de verplichting tot het voorzien in voldoende parkeergelegenheid, waarbij een verwijzing is opgenomen naar het relevante beleidsdocument.

Algemene gebruiksregels (artikel 7 )
In dit artikel is nader omschreven welke vormen van gebruik in ieder geval als strijdig met het bestemmingsplan worden aangemerkt, waaronder het gebruik van bouwwerken en terreinen zonder voldoende parkeergelegenheid.

Algemene afwijkingsregels (artikel 8)
In dit artikel is een aantal algemene afwijkingsmogelijkheden opgenomen. Deze afwijkingen betreffen onder meer het overschrijden van de maximaal toegestane maten, afmetingen en percentages.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Overgangsrecht (artikel 9)
Voor volgens de regels afwijkende bestaande bebouwing is voor de omvang, het onderhoud en de herbouw een overgangsregel opgenomen. Dit artikel bevat tevens een overgangsregel ten aanzien van het voortzetten van bestaand gebruik dat in strijd met het bestemmingsplan is.

Slotregel (artikel 10)
Hier wordt vermeld onder welke naam de regels van dit bestemmingsplan kunnen worden aangehaald.

Hoofdstuk 8 Procedure

Het bestemmingsplan doorloopt de gebruikelijke procedure op grond van artikel 3.9a Wro. De voorziene procedurestappen zijn:

  • 1. Inspraak
  • 2. Overleg ex artikel 3.1.1 Bro
  • 3. Terinzagelegging ontwerpbestemmingsplan
  • 4. Vaststelling door gemeenteraad
  • 5. Terinzagelegging vastgesteld bestemmingsplan

8.1 Inspraak

Op grond van de gemeentelijke inspraakverordening heeft het voorontwerpbestemmingsplan vanaf 6 april 2017 tot en met 17 mei 2017 ter inzage gelegen. Op 12 april 2017 heeft een inspraakavond plaatsgevonden. Er zijn geen inspraakreacties ingekomen.

8.2 Overleg ex artikel 3.1.1 Bro

In het kader van het overleg ex artikel 3.1.1 Bro is het voorontwerpbestemmingsplan toegezonden aan de betrokken instanties. De ingekomen reacties van de Provincie Noord-Brabant en Waterschap Brabantse Delta zijn in voorliggend bestemmingsplan verwerkt.

8.3 Terinzagelegging ontwerpbestemmingsplan

Op grond van artikel 3.8 Wro heeft het ontwerpbestemmingsplan vanaf 1 juni 2017 tot en met 12 juli 2017 ter inzage gelegen. Het verslag van de terinzagelegging en de beantwoording van de ingekomen zienswijzen is opgenomen als bijlage 6.