direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Heistraat naast nr. 198 te Sprang-Capelle 2023
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0867.bpSC23heistraat198-va01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding en doel

De eigenaar van het perceel naast Heistraat 198 te Sprang-Capelle (gemeente Waalwijk) heeft het voornemen op het perceel een woning te realiseren. Omdat dit niet mogelijk is op basis van het vigerende bestemmingsplan, wordt deze ontwikkeling door middel van onderhavige partiële bestemmingsplanherziening planologisch en juridisch mogelijk gemaakt.

In 2016 is een procedure afgerond voor het bestemmingsplan 'Heistraat naast nummer 198 te Sprang-Capelle', waarmee een bouwmogelijkheid voor een woning aan deze locatie is toegekend. Per abuis is deze mogelijkheid niet verwerkt in bestemmingsplan Gemengd Gebied. Recent heeft de eigenaar het vervolg in gang gezet om het plan uit te werken om op deze locatie een woning te kunnen bouwen. Daarbij is deze omissie van het bestemmingsplan aan het licht gekomen. De huidige bestemming 'Gemengd Gebied' staat ter plaatse van het plangebied alleen bestaande woningen toe. Dit bestemmingsplan heeft als doel het herstellen van de bestemming Wonen op het perceel naast Heistraat 198 te Sprang-Capelle, welke in het bestemmingsplan van 2016 wel was toegekend, zodat de initiatiefnemer daar alsnog een woning kan bouwen.

1.2 Plangebied

Het plangebied ligt aan de Heistraat te Sprang-Capelle. Het perceel is kadastraal bekend als gemeente Capelle, sectie E, nummer 2583. De locatie wordt aan de zuidzijde begrensd door de Heistraat. Aan de westzijde wordt het plangebied begrenst door bestaande woningen met oplopende huisnummers. Aan de oostzijde wordt het plangebied begrenst door Heistraat 198, het kavel van dit adres begrenst ook de noordzijde van het plangebied. Op onderstaande afbeeldingen is de globale ligging van het plangebied weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0867.bpSC23heistraat198-va01_0001.png"

Globale ligging van Heistraat 198 (Bron: Google Earth)

afbeelding "i_NL.IMRO.0867.bpSC23heistraat198-va01_0002.png"

Plangebied in Sprang-Capelle (Bron: Google Maps)

1.3 Geldende bestemmingsplannen

Op het plangebied is het bestemmingsplan 'Gemengd Gebied' van toepassing. Het plangebied heeft de bestemming 'Gemengd'. Daarnaast heeft het de locatie de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2'. Het plangebied ligt in verschillende gebiedsaanduidingen: 'Gebiedsaanduiding: overige zone - dorpslint', 'Gebiedsaanduiding: overige zone - heistraat' en 'Gebiedsaanduiding: overige zone - kernen in landelijk gebied'.

Voor het plangebied is in 2016 al eerder een bestemmingsplan vastgesteld. Bij de vaststelling van het bestemmingsplan 'Gemengd Gebied', op 24 februari 2021, is dit bestemmingsplan echter niet verwerkt. Gezien het feit dat er geen mogelijkheid tot het bouwen van een nieuwe woning voor het betreffende plangebied is opgenomen past de beoogde ontwikkeling niet in het geldende bestemmingsplan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0867.bpSC23heistraat198-va01_0003.png"

Geldend bestemmingsplan (Bron: Ruimtelijke plannen)

1.4 Proces en leeswijzer

Dit bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding (plankaart) met bijbehorende planregels en toelichting. De planregels en de verbeelding vormen de juridische bindende elementen van het bestemmingsplan. De toelichting bestaat uit een planbeschrijving met bijlagen waarin relevante onderzoeksresultaten zijn opgenomen en de resultaten van het overleg ex artikel 3.1.1 Bro en de inspraak.

Na dit inleidende hoofdstuk volgt Hoofdstuk 2 ‘Bestaande situatie’. Dit gaat in op de beschrijving van de huidige situatie van het plangebied en directe omgeving. In Hoofdstuk 3 wordt het beleidskader dat van belang is voor de voorgestane ontwikkeling uiteengezet. Hoofdstuk 4geeft een beschrijving van de planologische aspecten. Voor diverse ruimtelijke aspecten wordt aangegeven wat de effecten van het project zijn. In Hoofdstuk 5wordt een toelichting gegeven van het juridische aspect, waarna in Hoofdstuk 6 afgesloten wordt met een beschrijving van de uitvoerbaarheid.

Hoofdstuk 2 Bestaande en toekomstige situatie

2.1 Huidige situatie

Het plangebied is gesitueerd aan de Heistraat (tussen nr. 198 en nr. 202) te Sprang-Capelle. Het plangebied ligt ten westen van de kern Vrijhoeve-Capelle, aan de lintbebouwing tussen Nieuwe Vaart, Vrijhoeve en Sprang. Deze lintbebouwing wordt gevormd door de Kerkstraat, Van der Duinstraat, Raadhuisstraat en Heistraat. De bebouwing aan de Heistraat is overwegend éénlaags en vrijstaand dat van oorsprong een agrarisch karakter had. Ten zuiden, oosten en westen van het plangebied is bebouwing gesitueerd, ten noorden van het plangebied zijn de gronden onbebouwd, deze zijn in gebruik door agrariërs.

Het plangebied betreft een onbebouwd perceel en wordt gebruikt als tuin bij de woning op het perceel aan Heistraat 198. Dit deel van de tuin bestaat uit een gedeelte met opgaande vegetatie (struiken en enkele bomen), welke de tuin omzoomd langs de zuidzijde (straatkant) en de westzijde. De rest van dit deel van de tuin bestaat uit gazon en enige verharding in de vorm van een oude stenen waterput. Een hoog opgaande, oude kersenboom bevindt zich aan de achterzijde van het plangebied. Daarnaast bestaat de achterzijde van het plangebied uit verharding (bestrating langs de huidige bebouwing) en een naar het noorden toe doorlopende tuin. Ten westen van het plangebied is een vrijstaande woning gesitueerd.

2.2 Toekomstige situatie

De ontwikkeling die met dit bestemmingsplan mogelijk wordt gemaakt, betreft de realisatie van een woning op het aangrezende perceel van Heistraat 198 te Sprang-Capelle, wat nu nog in gebruik is als tuin bij Heistraat 198.

Bedrijvigheid in combinatie met wonen is een gegeven in Sprang, het is een gemengd gebied. Vanuit het oogpunt om deze menging van wonen en werken in stand te houden is het voorstelbaar dat ruimte wordt geboden aan de realisatie van een woning. Dit dient te gebeuren op een functioneel en ruimtelijk verantwoorde manier. Dit is in dit bestemmingsplan aangetoond. Daarnaast dient het bouwplan ruimtelijk en stedenbouwkundig te passen in zijn omgeving. Ook dit is in dit bestemmingsplan aangetoond.

Op het perceel aan de Heistraat wordt één vrijstaande woning gerealiseerd. De woning bestaat uit één of anderhalve laag met kap. De goothoogte van de woning is maximaal 4 meter, de nokhoogte is maximaal 9 meter. De ontsluiting van het terrein vindt plaats via de Heistraat. In de bestaande situatie is reeds een inrit aanwezig ten behoeve van de bestaande woning op het perceel. Met de inrichting van het perceel wordt geen extra inrit toegevoegd, beide woningen maken gebruik van de bestaande inrit.

Hoofdstuk 3 Beleid

3.1 Rijksbeleid

3.1.1 Nationale Omgevingsvisie (NOVI, 2020)

De Nationale Omgevingsvisie (NOVI) biedt een duurzaam perspectief voor de Nederlandse leefomgeving. Hiermee moet ingespeeld worden op de grote uitdagingen die te wachten staan. De NOVI biedt een kader, geeft richting en maakt keuzes waar dat kan. Tegelijkertijd is er ruimte voor regionaal maatwerk en gebiedsgerichte uitwerking. Omdat de verantwoordelijkheid voor het omgevingsbeleid voor een groot deel bij provincies, gemeenten en waterschappen ligt, kunnen inhoudelijke keuzes in veel gevallen het beste op regionaal niveau worden gemaakt. Met de NOVI zet de Rijksoverheid een proces in gang waarmee keuzes voor onze leefomgeving sneller en beter gemaakt kunnen worden. Aan de hand van een toekomstperspectief op 2050 brengt de NOVI de langetermijnvisie in beeld. In de NOVI benoemt het Rijk 21 nationale belangen voor het omgevingsbeleid, inclusief de opgaven en de rol van het Rijk in het realiseren van deze opgaven. Deze opgaven komen samen in vier prioriteiten:

  • Ruimte voor klimaatadaptatie en energietransitie.
  • Duurzaam economisch groeipotentieel.
  • Sterke en gezonde steden en regio's.
  • Toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied.

De druk op de fysieke leefomgeving in Nederland is zo groot, dat belangen soms botsen. Het streven vanuit de NOVI is om combinaties te maken en win-win situaties te creëren. In sommige gevallen moeten belangen worden afgewogen en scherper keuzes worden gemaakt. Hiertoe gebruikt de NOVI drie afwegingsprincipes:

  • Combinaties van functies gaan voor enkelvoudige functies: In het verleden is scheiding van functies vaak te rigide gehanteerd. Met de NOVI wordt gezocht naar maximale combinatiemogelijkheden tussen functies, gericht op een efficiënt en zorgvuldig gebruik van de ruimte.
  • Kenmerken en identiteit van een gebied staan centraal: wat de optimale balans is tussen bescherming en ontwikkeling, tussen concurrentiekracht en leefbaarheid, verschilt van gebied tot gebied. Sommige opgaven en belangen wegen in het ene gebied zwaarder dan in het andere.
  • Afwentelen wordt voorkomen: het is van belang dat de leefomgeving zoveel mogelijk voorziet in mogelijkheden en behoeften van de huidige generatie van inwoners zonder dat dit ten koste gaat van die van toekomstige generaties.

Toepassing plangebied
De ontwikkeling die met dit bestemmingsplan mogelijk gemaakt wordt, betreft de realisatie van een woning op een inbreidingslocatie. Dit heeft geen nationaal belang. Het plangebied ligt niet in een gebied met specifiek relevant beleid omtrent de beoogde ontwikkeling. Het rijksbeleid vormt geen belemmering voor de voorgestane ontwikkeling.

Conclusie
Dit bestemmingsplan is niet in strijd met de Nationale Omgevingsvisie.

3.1.2 Duurzaamheidsladder (artikel 3.1.6 lid 2 Bro)

Per 1 oktober 2012 is in artikel 3.1.6 een lid 2 ingevoegd waarin een motiveringsplicht is opgenomen voor nieuwe stedelijke ontwikkelingen in bestemmingsplannen. In de toelichting van het bestemmingsplan moet hiervoor een verantwoording plaatsvinden aan de hand van een drietal opeenvolgende treden (de “ladder duurzame verstedelijking”). De eerste trede in deze ladder is een beschrijving dat de voorgenomen stedelijke ontwikkeling voorziet in een actuele regionale behoefte. Hierbij kan het gaan om zowel kwantitatieve als kwalitatieve aspecten. De beide vervolgstappen uit de genoemde ladder hebben betrekking op vraag of de ontwikkeling in bestaand stedelijk gebied ingepast kan worden en als dat niet mogelijk is op andere locaties, die vooral goed ontsloten moeten zijn.

Toepassing plangebied
Gelet op de kleinschalige woningbouw die het plan mogelijk maakt (één woning), voorziet het plan niet in een woningbouwlocatie als bedoeld in artikel 1.1.1, eerste lid, aanhef en onder i, van het Bro. De in het plan voorziene ontwikkeling kan dan ook niet worden aangemerkt als een stedelijke ontwikkeling als bedoeld in deze bepaling van het Bro, zodat artikel 3.1.6, tweede lid, van het Bro niet van toepassing is. Van een stedelijke ontwikkeling is bij woningbouw pas sprake wanneer er 11 of meer woningen worden gerealiseerd. Voor wat betreft de behoefte wordt verwezen naar het provinciale en gemeentelijke beleid (paragraaf 3.2 Provinciaal beleid en paragraaf 3.3 Beleid gemeente)

Conclusie
Dit bestemmingsplan hoeft niet getoetst te worden aan de duurzaamheidsladder. De Ladder voor Duurzame Verstedelijking vormt geen belemmering voor dit bestemmingsplan

3.2 Provinciaal beleid

3.2.1 De Brabantse Omgevingsvisie 'De kwaliteit van Brabant'

De Brabantse Omgevingsvisie 'De kwaliteit van Brabant' is met ingang van 14 december 2018 in werking getreden. De omgevingsvisie formuleert de ambitie: hoe moet de Brabantse leefomgeving er in 2050 uitzien? En daarbij stellen stelt de omgevingsvisie mobiliserende tussendoelen: wat wil de provincie in 2030 voor elkaar hebben om die ambitie te verwezenlijken? Om Noord-Brabant in de toekomst welvarend, verbonden en klimaat-proof te laten zijn, onderscheidt de provincie vier hoofdopgaven die nauw met elkaar samenhangen en die op elkaar inwerken:

  • Werken aan de Brabantse energietransitie;
  • Werken aan een klimaatproof Brabant;
  • Werken aan de slimme netwerkstad;
  • Werken aan een concurrerende, duurzame economie.

Toepassing plangebied
De ontwikkeling die met onderhavig bestemmingsplan mogelijk wordt gemaakt, betreft de realisatie van één woning op een perceel in een kern (Sprang-Capelle) in het stedelijk gebied. De karakteristiek van het lint blijft intact en er is sprake van het verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit in het gebied. Daarnaast is er met de voorgestane ontwikkeling sprake van herstructurering en daarmee van zorgvuldig ruimtegebruik.

Conclusie
De Brabantse Omgevingsvisie 'De kwalitieit van Brabant' vormt geen belemmering voor dit bestemmingsplan.

3.2.2 Interim Omgevingsverordening Noord-Brabant

Op 25 oktober 2019 is de Interim omgevingsverordening voor de provincie Noord-Brabant vastgesteld. Deze is sinds deze vaststelling enkele keren geactualiseerd waarvan de laatste actualisatie op 21 maart 2023 heeft plaatsgevonden. Dit is een stap om te komen tot een definitieve omgevingsverordening. In deze Interim omgevingsverordening worden bestaande regels uit een aantal verschillende verordeningen samengevoegd. In de Interim omgevingsverordening staan zowel regels voor burgers en bedrijven – de rechtstreeks werkende regels voor activiteiten – als voor bestuursorganen van de overheid – de instructieregels. De Interim omgevingsverordening vervangt de Provinciale milieuverordening, Verordening natuurbescherming, Verordening Ontgrondingen, Verordening ruimte, Verordening water en de Verordening wegen.

Toepassing plangebied
Volgens de Omgevingsverordening dient sprake te zijn van zorgvuldig ruimtegebruik. Dit houdt in onder andere dat de toedeling van functies in beginsel plaatsvindt binnen bestaand ruimtebeslag voor bebouwing. Het plangebied valt in de huidige situatie uit de toon, vanwege de dicht begroeide tuin die grenst aan de straat. De bouw van een woning op deze past beter in het gevelpatroon van de Heistraat dan het aangezicht van de tuin. Bij de ontwikkeling van de woning wordt de ruimte langs de Heistraat beter gebruikt dan bij de huidige situatie. Derhalve is sprake van zorgvuldig ruimtegebruik. Een ontwikkeling moet verder passen binnen de regionale afspraken en moet duurzaam zijn. De planlocatie bestaat op dit moment uit tuin. In deze tijd van woningnood wordt door de beoogde ontwikkeling zorgvuldig gebruik gemaakt van de bestaande ruimte. Dit is een duurzame ontwikkeling die past in stedelijk gebied.

Conclusie
De beoogde ontwikkeling is niet in strijd met de Interim Omgevingsverordening Noord-Brabant.

3.3 Gemeentelijk beleid

3.3.1 Structuurvisie Waalwijk 2025

Op 4 februari 2016 heeft de raad van Waalwijk de Structuurvisie Waalwijk 2025 vastgesteld op grond van artikel 2.1 van de Wet ruimtelijke Ordening. Doel van de structuurvisie Waalwijk 2025 is een samenhangend ruimtelijk beleid formuleren op hoofdlijnen dat de ambities weergeeft voor 2035 en een visie uitwerkt voor 2025. Op onderstaande afbeelding is een uitsnede van de structuurvisiekaart weergegeven met daarop het plangebied lila omlijnd.

Met de structuurvisie wil de gemeente aangeven op welke wijze Waalwijk een bijdrage levert aan de ambities van de regio als vitale schakel. Tegelijk toont Waalwijk hoe het zich binnen de regio onderscheidt door lokale kwaliteiten. Essentieel is de structuurvisie voor de posititebepaling om de verantwoordelijkeheden en belangen van Waalwijk goed te kunnen inbrengen in de samenwerking op lokale, (sub)regionale en provinciale schaal.

Om de juiste keuzes voor 2025 te maken heeft de gemeente een aantal leidende principes geformuleerd:

  • Waarden van de ondergrond behouden en versterken. Bij behoud is het zaak bedreigingen te voorkomen door bescherming van waarden en het reserveren van ruimte. Voor versterking kiest de gemeente ervoor deze alleen bij belangrijke projecten actief (mee) te ontwikkelen en in andere gevallen kansen vanuit de samenleving te benutten.
  • Bereikbaarheid netwerk optimaliseren. In veel gevallen gaan we projecten op dit vlak actief (mee) te ontwikkelen. Bij overige projecten om het netwerk te verbeteren heeft de gemeente een voorkeur voor het benutten van kansen.
  • Vraaggericht functies versterken met kwaliteit. Bij bestaande ontwikkelingen maken we het gekozen proces af maar wel (markt)vraaggericht. Als het gaat om nieuwe ontwikkelingen kiezen we belangrijke (sleutel)projecten die we actief (mee) ontwikkelen. Voor andere nieuwe ontwikkelingen is het zaak kansen te benutten die zich voordoen vanuit de samenleving, ook al betekent dat een getemporiseerde, fasegewijze ontwikkeling. Tot slot is het van belang om op daarvoor geschikte locaties ruimte te reserveren in de nabijheid van het bestaande netwerk van weg en water voor mogelijke toekomstige ontwikkelingen op het gebied van wonen, werken en voorzieningen. Dit is om bedreiging van de ambities op de lange termijn te voorkomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0867.bpSC23heistraat198-va01_0004.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0867.bpSC23heistraat198-va01_0005.png" afbeelding "i_NL.IMRO.0867.bpSC23heistraat198-va01_0006.png"

Toepassing plangebied
Het plangebied aan de Heistraat in Sprang-Capelle is op de structuurvisiekaart aangemerkt als bestaande bebouwing. De Heistraat wordt beoogd als een gemengd woongebied. De ontwikkeling van de woning is niet in strijd met deze functie.

Conclusie
Dit bestemmingsplan is niet in strijd met de gemeentelijke structuurvisie van Waalwijk.

Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten

4.1 Bodem

Toetsingskader
Bij iedere ruimtelijke ontwikkeling is het van belang om te weten of de bodemkwaliteit geschikt is voor de beoogde bestemming. De eisen die worden gesteld aan de bodemkwaliteit en de noodzaak tot het uitvoeren van een bodemonderzoek staan vermeld in onder meer de Wet bodembescherming, het Besluit bodemkwaliteit, de Woningwet en het Bouwbesluit. Uitgangspunt is dat de bodemkwaliteit geen gezondheidsrisico oplevert voor de gebruikers van de bodem. Ook mag de bodemkwaliteit niet verslechteren door bijvoorbeeld grondverzet.

Onderzoek
Er heeft dan ook een verkennend bodemonderzoek plaatsgevonden. Het bodemonderzoek is te vinden in Bijlage 1 Op basis van het bodemonderzoek kan voor de onderzoekslocatie het volgende worden geconcludeerd:

  • In de bovengrond is alleen het gehalte aan lood in geringe mate boven de AW 2000 aangetroffen. Deze lichte overschrijding vormt in het geheel geen belemmering voor de bestemming wonen;
  • In de ondergrond zijn alle parameters uit het standaardpakket in gehalten beneden de AW 2000 aangetroffen;
  • In het grondwater zijn de gehalten aan cadmium, zink, koper en barium boven de streefwaarden aangetroffen. Deze lichte verhogingen hebben geen consequenties.

Conclusie
Op grond van de resultaten van het onderzoek vormt de bodemkwaliteit geen belemmering voor de voorgenomen nieuwbouw van een woning.

4.2 Cultuurhistorie en archeologie

De Monumentenwet 1988 is per 1 juli 2016 vervallen. Een deel van de wet is op deze datum overgegaan naar de Erfgoedwet. Het deel dat betrekking heeft op de besluitvorming in de fysieke leefomgeving gaat over naar de Omgevingswet, wanneer deze naar verwachting in 2022 in werking treedt. Vooruitlopend op de datum van ingang van de Omgevingswet zijn deze artikelen te vinden in het Overgangsrecht in de Erfgoedwet, waar ze ongewijzigd van toepassing blijven zolang de Omgevingswet nog niet van kracht is.

4.2.1 Archeologie

De verwachtingswaarde voor het plangebied in het kader van archeologie is hoog. Dit is zichtbaar op onderstaande verwachtingenkaart van de gemeente Waalwijk. Zodoende is het uitvoeren van een archeologisch onderzoek noodzakelijk. Dit onderzoek is uitgevoerd en te vinden in Bijlage 2.

afbeelding "i_NL.IMRO.0867.bpSC23heistraat198-va01_0007.png"

Uitsnede Archeologische verwachtingenkaart gemeente Waalwijk (Bron: planviewer)

Op basis van het uitgevoerde verkennend onderzoek kan worden gesteld dat de boringen een verstoorde bodem weergeven. De verstoring reikt in ieder geval 45 tot 95 cm-mv. De verstoringen reiken tot in de C-horizont. Deze resultaten wijzen uit dat het archeologische niveau is verstoord als gevolg van recente (20ste eeuw) bodemingrepen. Deze verstoringen hebben als gevolg dat de mogelijke aanwezige archeologische resten niet meer in-situ aanwezig zullen zijn. Verder archeologisch onderzoek is niet noodzakelijk.

4.2.2 Cultuurhistorie

Het plangebied is gesitueerd aan de Heistraat. Deze straat behoort tot het bebouwingslint tussen Nieuwe Vaart, Vrijhoeve en Sprang. Deze lintbebouwing is een tussen Waalwijk en Waspik gesitueerde opvallend langgerekte zuidoost-noordwest georiënteerde lintbebouwing en is gelegen langs de as Kerkstraat, v.d. Duinstraat, Raadhuisstraat en Heistraat en een gedeelte van de parallel hieraan lopende Zuid-Hollandse Dijk. De bebouwing heeft van oorsprong voornamelijk een agrarisch karakter. De overwegend éénlaagse bebouwing wordt gekenmerkt door de karakteristiek van de Langstraat en is gesitueerd op een smal, diep perceel, met de nokrichting in een lichte hoek op de straat.

Op de cultuurhistorische waardenkaart is het hierboven beschreven lint aangewezen als van zeer hoge historische stedenbouwkundige waarde. De voorgestane ontwikkeling van de woning geen afbreuk aan dit cultuurhistorisch waardevolle bebouwingslint.

4.2.3 Conclusie

Vanuit Cultuurhistorisch en archeologisch oogpunt zijn geen belemmeringen geconstateerd voor dit bestemmingsplan.

4.3 Water

Beleidskader
Europese Kaderrichtlijn Water (KRW)
Sinds 2000 is de Kaderrichtlijn Water van kracht. De Kaderrichtlijn Water (KRW) is een Europese richtlijn en heeft tot doel de ecologische en chemische waterkwaliteit te verbeteren. De Kaderrichtlijn water (KRW) moet ervoor zorgen dat de kwaliteit van het oppervlakte- en grondwater in 2015 op orde is.

Binnen de KRW worden twee soorten doelstellingen onderscheiden:

  • Ecologische doelstellingen. Dit betreft de levensvormen (planten, dieren) die men terug wil hebben in en rond het water;
  • Chemische doelstellingen. Deze geven aan welke chemische stoffen in het water mogen voorkomen en in welke hoeveelheid.

De KRW gaat uit van standstil: de ecologische en chemische toestand van het grond- en oppervlaktewater mag vanaf 2000 niet verslechteren. Andere belangrijke uitgangspunten uit de KRW zijn een brongerichte aanpak en “de vervuiler betaalt”.

Waterbeheer 21e eeuw (WB21)
Om voldoende aandacht voor de waterkwantiteit, maar ook de waterkwaliteit in ruimtelijke plannen te garanderen is de watertoets in het leven geroepen. Doel van de watertoets is het eerder en explicieter in het planproces betrekken van water. Hiertoe hebben rijk, provincies, gemeenten en waterschappen een Bestuurlijke notitie Waterbeleid in de 21e eeuw en een Handreiking watertoets ondertekend. In het kort betekent dit dat ten behoeve van de waterkwantiteit het principe: vasthouden, bergen en afvoeren dient te worden gehanteerd, en voor de waterkwaliteit: scheiden, schoon houden en schoon maken.

Het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW)
In de aard en omvang van de nationale waterproblematiek doen zich structurele veranderingen voor. Klimaatveranderingen, zeespiegelstijging, bodemdaling en verstedelijking maken een nieuwe aanpak in het waterbeleid noodzakelijk. In februari 2001 sloten daarom Rijk, Interprovinciaal Overleg, Unie van Waterschappen en Vereniging van Nederlandse Gemeenten de Startovereenkomst Waterbeleid 21e eeuw. Daarmee werd de eerste stap gezet in het tot stand brengen van de noodzakelijke gemeenschappelijke aanpak. Twee jaar later werden de resultaten van die samenwerking en van voortschrijdende kennis en inzicht neergelegd in dit Nationaal Bestuursakkoord Water, hierna te noemen NBW.

Nationaal Waterplan
Het Rijk werkt aan een opvolger van de vierde Nota Waterhuishouding: het Nationaal Waterplan (NWP). In het NWP wordt uitgegaan van de strategie die bestaat uit:

  • Meebewegen met natuurlijke processen waar het kan, weerstand bieden waar het moet en kansen voor welvaart en welzijn benutten;
  • Met een adaptieve aanpak anticiperen op de toekomstige ontwikkelingen;
  • Betrokkenheid van alle relevante partijen, zowel publiek als privaat, bij zowel het definiëren van de opgaven als het vinden van oplossingen.

Het Nationaal Waterplan beschrijft de hoofdlijnen van het nationale waterbeleid. Op basis van de Wet ruimtelijke ordening heeft het Nationaal Waterplan voor de ruimtelijke aspecten de status van structuurvisie. Belangrijke onderdelen van het Nationaal Waterplan zijn het nieuwe beleid op het gebied van waterveiligheid, het beleid voor het IJsselmeergebied, het Noordzeebeleid en de Stroomgebiedbeheerplannen op grond van de KRW.

Waterwet
De Waterwet regelt het beheer van oppervlaktewater en grondwater, en verbetert ook de samenhang tussen waterbeleid en ruimtelijke ordening. De Waterwet vervangt de bestaande wetten voor het waterbeheer in Nederland:

  • Wet op de waterhuishouding;
  • Wet op de waterkering;
  • Grondwaterwet;
  • Wet verontreiniging oppervlaktewateren;
  • Wet verontreiniging zeewater;
  • Wet droogmakerijen en indijkingen (Wet van 14 juli 1904);
  • Wet beheer rijkswaterstaatswerken (het zogenaamde 'natte gedeelte');
  • Waterstaatswet 1900.

Ook verhuist de saneringsregeling voor waterbodems van de Wet bodembescherming naar de Waterwet (dit gebeurt via de Invoeringswet). Naast de Waterwet blijft de Waterschapswet als organieke wet voor de waterschappen bestaan. Met de Waterwet kunnen Rijk, waterschappen, provincies en gemeenten wateroverlast, waterschaarste en waterverontreiniging nog beter tegengaan. Ook voorziet de wet in het toekennen van functies voor het gebruik van water zoals scheepvaart, drinkwatervoorziening, landbouw, industrie en recreatie. Afhankelijk van de functie worden eisen gesteld aan de kwaliteit en de inrichting van het watersysteem.

Een belangrijk gevolg van de Waterwet is dat de huidige vergunningstelsels uit de afzonderlijke waterbeheerwetten worden gebundeld: zes vergunningen uit de bestaande 'waterbeheerwetten' gaan op in één watervergunning. Voor de gebruiker betekent dit vooral minder administratieve handelingen en voor het bevoegde gezag betekent het dat de vergunning aan álle aspecten van het waterbeheer moet worden getoetst.

Onderzoek
Het plangebied ligt ten westen van de kern Vrijhoeve-Capelle, aan de lintbebouwing tussen Nieuwe Vaart, Vrijhoeve en Sprang. Zowel ten noorden als ten zuiden van de lintbebouwing vindt een overgang plaats naar landelijk gebied. De bodem in het plangebied bestaat uit hoge bruine enkeerdgronden, welke gekenmerkt wordt door matig humeus siltig fijn zand. Binnen de grenzen van het plangebied is geen oppervlaktewater aanwezig. Nabij het plangebied is echter wel oppervlaktewater aanwezig in de vorm van sloten.

Riolering
De huidige bebouwing op het perceel is voor zowel de afvoer van vuilwater als hemelwater aangesloten op de gemeentelijke riolering langs de Heistraat.

Grondwaterbescherming
Het plangebied is niet gelegen in een waterwingebied, grondwaterbeschermingsgebied, of boringsvrije zone, alwaar de Provinciale Milieuverordening van de provincie Noord-Brabant van toepassing is.

Water en natuur
Het plangebied is gelegen aan de rand van het stedelijk gebied van Sprang- Capelle. In het aangrenzende buitengebied is op meerdere plaatsen gebiedsbescherming van toepassing. Ten noorden van het plangebied zijn groenblauwe mantel, EHS en het Natura 2000-gebied Langstraat gelegen. Het initiatief ondervindt geen belemmering, net zoals het initiatief geen negatief effect heeft op deze gebieden.

In het kader van het voorgenomen ruimtelijke plan wordt het bestaande verharde oppervlak op het perceel uitgebreid met circa 300 m². Bij nieuwbouw dient conform de bouwverordening vuilwater en hemelwater gescheiden te worden afgevoerd. Het zoveel mogelijk afkoppelen van hemelwater is eveneens een beleidsstreven van het waterschap Brabantse Delta, alsook de gemeente Waalwijk. Het waterschap Brabantse Delta hanteert het uitgangspunt dat bij ruimtelijke ontwikkelingen, kleiner dan 2.000 m² geen compenserende waterberging noodzakelijk is. Onderhavig initiatief betreft een uitbreiding met circa 300 m², waardoor compensatie niet aan de orde is.

Het hemelwater afkomstig van het toegenomen verhard oppervlak mag naar bestaand oppervlaktewater of naar het rioolstelsel worden afgevoerd. Op vrijwillige basis is de aanleg van een voorziening toegestaan, mits daarbij in voldoende mate met de omgeving rekening gehouden wordt en geen wateroverlast op eigen terrein of bij derden ontstaat. Aan de achterzijde van het plangebied bevindt zich de achtertuin van de woning. Daar is ruimtelijk gezien de mogelijkheid om een bergings-/ infiltratievoorziening te realiseren. Hemelwater kan vertraagd infiltreren in de ondergrond. Bij voorkeur wordt hemelwater vanaf daken oppervlakkig (molgoten) naar de voorziening geleid. Om verontreinigen te voorkomen mogen geen uitlogende bouwmaterialen gebruikt worden.

De vuilwaterafvoer kan worden aangesloten op het bestaande vuilwaterriool op het perceel, of apart worden aangeboden op de perceelsgrens. Het rioolstelsel in de Heistraat en omgeving maakt deel uit van het bemalingsgebied ‘Korte Heistraat’. Het afvalwater wordt onder vrij verval via het riool getransporteerd naar het gemaal van waterschap Brabantse Delta (gelegen in de Korte Heistraat, gebied Vrijhoeve). Vanaf hier wordt het verpompt naar de zuivering in Kaatsheuvel. De technische kwaliteit van de riolering aan de Heistraat is voldoende. Gezien de doelstelling kan worden opgemerkt dat de afvoercapaciteit van dit stelsel overal toereikend is. Er zijn derhalve geen capaciteitsproblemen te verwachten.

Conclusie
Onderhavig plan betreft de realisatie van een woning. De toename van het verharde oppervlak is kleiner dan 2.000 m² waardoor compensatie niet aan de orde is.

4.4 Natuur

De bescherming van de natuur is in Nederland vastgelegd in de Natuurbeschermingswet. Deze wetten vormen een uitwerking van de Europese Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn. Daarnaast vindt beleidsmatig gebiedsbescherming plaats door middel van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS), die is geïntroduceerd in het ‘Natuurbeleidsplan’ (1990) van het Rijk en op provinciaal niveau in de Verordening Ruimte (Noord- Brabant) is vastgelegd.

De Natuurbeschermingswet heeft betrekking op de Europees beschermde Natura 2000-gebieden en de Beschermde natuurmonumenten. De Vogelrichtlijn Habitatrichtlijngebieden worden in Nederland gecombineerd als Natura 2000-gebieden aangewezen. Als er naar aanleiding van projecten, plannen en activiteiten mogelijkerwijs significante effecten optreden, dienen deze vooraf in kaart gebracht en beoordeeld te worden. Projecten, plannen en activiteiten die mogelijk een negatief effect hebben op de beschermde natuur in een Natura 2000-gebied (of Beschermd Natuurmonument) zijn vergunningsplichtig.

De Wnb heeft ook betrekking op alle in Nederland in het wild voorkomende zoogdieren, (trek)vogels, reptielen en amfibieën, op een aantal vissen, libellen en vlinders, op enkele bijzondere en min of meer zeldzame ongewervelde diersoorten (uit de groepen kevers, mieren, schelp- en schaaldieren) en op een honderdtal vaatplanten. Voor alle soorten geldt een zorgplicht. Dat betekent dat o.a. opzettelijke verstoring niet is toegestaan. Treden er effecten op dan dient er gekeken te worden of er passende maatregelen getroffen kunnen worden om de functionaliteit van de voortplantings- en/of vaste rust- en verblijfplaats te garanderen.

Provinciaal beleid
De provinciale groenstructuur, bestaande uit de EHS en Groenblauwe Mantel, is ruimtelijk in de Verordening Ruimte vastgelegd. De EHS is een robuust netwerk van natuurgebieden en tussenliggende verbindingszones. Dit netwerk bestaat uit bestaande natuurgebieden, nieuw aan te leggen natuur en verbindingszones tussen de gebieden. Ook de beheersgebieden voor agrarisch natuurbeheer behoren tot de EHS. De feitelijke beleidsmatige gebiedsbescherming vind plaats middels de uitwerking van het provinciaal beleid in de gemeentelijke bestemmingsplannen.

4.4.1 Soortenbescherming

Er is een verkennend natuuronderzoek uitgevoerd om een beoordeling te maken van de effecten die het plan zal hebben op beschermde natuurwaarden. Hieronder wordt enkel de conclusie van dit onderzoek weergegeven. De volledige rapportage is opgenomen in dit bestemmingsplan als Bijlage 3.

Algemeen beschermde grondgebonden zoogdieren
Het plangebied vormt geschikt habitat voor enkele algemeen beschermde grondgebonden zoogdieren vzoals de mol, egel of konijn. Voor deze soorten geldt een algemene vrijstelling van de Wet natuurbescherming bij ruimtelijke ontwikkelingen. Wel geldt hiervoor de zorgplicht.

Vleermuizen
Het plangebied vormt onderdeel van het foerageergebied van vleermuizen. Met het verwijderen van een enkele boom en een paar struiken ten behoeve van de toekomstige ontwikkeling is een negatief effect op het foerageergebied van vleermuizen verwaarloosbaar. Er is daarbij ook geen sprake van verlies van voor vleermuizen essentieel foerageergebied. Negatieve effecten voor vleermuizen zijn uitgesloten. Een negatief effect op eventueel aanwezige vaste verblijfplaatsen van vleermuizen in naastgelegen bebouwing door eventueel gebruik van nachtelijke verlichting tijdens werkzaamheden, kan voorkomen worden door uitstraling van licht te beperken tot enkel het plangebied. Negatieve effecten op vaste verblijfplaatsen van vleermuizen zijn dan uitgesloten.

Broedende vogels
Binnen het plangebied zijn broedende vogels te verwachten. Over het algemeen zijn nesten van de meeste soorten vogels uitsluitend beschermd gedurende de periode dat deze nesten in gebruik zijn, dat wil zeggen de broed- en nestperiode. Het is in de praktijk niet mogelijk om een ontheffing te verkrijgen voor het verwijderen of verstoren van deze nesten in deze periode. Door de werkzaamheden (verwijderen van vegetatie) buiten de broedperiode (half maart- half juli) uit te voeren, wordt het risico op overtreding van de Wet natuurbescherming voor deze vogelsoorten sterk verminderd. Indien werkzaamheden tijdens het broedseizoen plaatsvinden dient de uitvoeringslocatie vooraf en tijdens de werkzaamheden ongeschikt gemaakt te zijn voor broedende vogels. Dit kan door het kort maaien en houden van de aanwezige vegetatie voorafgaand en tijdens het broedseizoen. Hierbij zal vlak voorafgaand aan de werkzaamheden alsnog aanwezige vegetatie gecontroleerd moeten worden op de aanwezigheid van broedende vogels.

Huismus
Het plangebied vormt onderdeel van het foerageergebied van huismus, een vogelsoort waarvan de nesten en het leefgebied jaarrond beschermd zijn. Vaste verblijfplaatsen zullen niet aangetast worden en in de toekomstige inrichting blijft voldoende foerageergebied voorhanden. Negatieve effecten zijn uitgesloten. Het strekt tot aanbeveling om in het ontwerp van de toekomstige woning rekening te houden met huismus, bijv. door het voorzien van de woning met vogelvides die geschikt zijn voor huismus.

Amfibieën
Binnen het plangebied zijn zwervende exemplaren van algemeen beschermde soorten amfibieën te verwachten. Voor deze soorten geldt een algemene vrijstelling van de Wet natuurbescherming bij ruimtelijke ontwikkelingen. Wel geldt hiervoor de zorgplicht. In het kader van de algemene zorgplicht is het noodzakelijk om voldoende zorg te dragen voor de aanwezige individuen. Dit houdt in dat al het redelijkerwijs mogelijke gedaan dient te worden om het doden van individuen te voorkomen. In het kader van de algemene zorgplicht zijn geen specifieke maatregelen nodig voor grondgebonden zoogdieren en amfibieën.

4.4.2 Gebiedsbescherming

Voor de gebiedsbescherming zijn in het kader van de Europese richtlijnen in Nederland speciale beschermingszones aangewezen met een hoge wettelijke bescherming. Hiervoor zijn Natura 2000-gebieden opgenomen. Het Natura 2000-netwerk bestaat uit gebieden die zijn aangwezen onder de Vogelrichtlijn en aangemeld onder de Habitatrichtlijn. Beide Europese richtlijnen zijn belangrijke instrumenten om de Europese biodiversiteit te waarborgen. Alle vogel- of habitatrichlijnsgebieden zijn geselecteerd op grond van het voorkomen van soorten en habitattypen die vanuit Europees oogpunt bescherming nodig hebben.

Ter bescherming van deze gebieden is de stikstofdepositie berekend. De effecten in het kader van stikstof, van dit initiatief op omliggende Natura 2000-gebieden zijn berekend met behulp van het programma AERIUS. In bijlage Bijlage 4 is de stikstofberekening opgenomen. Uit de berekening blijkt dat het initiatief geen negatieve effecten heeft op omliggende stikstofgevoelige Natura 2000-gebieden.

4.4.3 Conclusie

In het kader van ecologie zijn geen belemmeringen geconstateerd voor dit bestemmingsplan.

4.5 Verkeer en parkeren

4.5.1 Verkeer

De ontsluiting van het terrein vindt plaats via de Heistraat. In de bestaande situatie is reeds een inrit aanwezig ten behoeve van de bestaande woning op het perceel. Met de inrichting van het perceel zal geen extra inrit toegevoegd worden, beide woningen zullen gebruik maken van de bestaande inrit. Op basis van de gegevens van het CROW wordt uitgegaan van een toename van maximaal 9 verkeersbewegingen per etmaal. De capaciteit van de Heistraat is zodanig dat het de extra verkeersbewegingen ten gevolge van de ontwikkeling van de woning goed kan verwerken.

4.5.2 Parkeren

Elke initiatiefnemer van een bouwplan is verantwoordelijk voor het realiseren van een eigen parkeeroplossing op eigen terrein. Voor een woning geldt een parkeernorm van twee. Ten behoeve van de woning is voldoende ruimte op eigen terrein voor twee parkeerplaatsen aanwezig, daarmee wordt voldaan

aan de parkeernorm voor deze woning.

4.5.3 Conclusie

Voor wat betreft het aspect 'verkeer en parkeren' zijn geen belemmeringen geconstateerd voor het bestemmingsplan.

4.6 Luchtkwaliteit

Toetsingskader
De hoofdlijnen voor regelgeving rondom luchtkwaliteitseisen staan beschreven in de Wet milieubeheer (hoofdstuk 5 Wm). Bij de start van nieuwe bouwprojecten moet onderzocht worden of het effect van een nieuw initiatief relevant is voor de luchtkwaliteit. Er is geen relevantie als aannemelijk kan worden gemaakt, dat de luchtkwaliteit “niet in betekenende mate” aangetast wordt. Daartoe is een algemene maatregel van bestuur ‘Niet in betekenende mate’ (Besluit NIBM) en een ministeriële regeling NIBM (Regeling NIBM) vastgesteld waarin de uitvoeringsregels vastgelegd zijn die betrekking hebben op het begrip

NIBM.

In de Regeling NIBM is een lijst met categorieën van gevallen (inrichtingen, kantoor- en woningbouwlocaties) opgenomen die niet in betekende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. Deze gevallen kunnen zonder toetsing aan de grenswaarden voor het aspect luchtkwaliteit uitgevoerd worden. Ook als het bevoegd gezag op een andere wijze, bijvoorbeeld door berekeningen, aannemelijk kan maken dat het geplande project NIBM bijdraagt, kan toetsing van de luchtkwaliteit achterwege blijven.

Onderzoek
De in dit bestemmingsplan opgenomen ontwikkeling valt onder de in de regeling NIBM opgenomen lijst met categorieën van gevallen. Dat betekent, dat een luchtkwaliteitonderzoek niet noodzakelijk is. Uit onderstaande nibm-berekening blijkt hetzelfde, de luchtkwaliteit wordt in niet betekenende mate door dit initiatief aangepast.

afbeelding "i_NL.IMRO.0867.bpSC23heistraat198-va01_0008.png"

Conclusie
Wat betreft luchtkwaliteit is er geen belemmering voor de voorgestane ontwikkeling.

4.7 Geluid

Toetsingskader
In de Wet geluidhinder (Wgh) is vastgesteld dat, indien in het plangebied geluidgevoelige functies (zoals woningen) zijn voorzien binnen de invloedssfeer van (weg)verkeerslawaai, akoestisch onderzoek uitgevoerd dient te worden bij vaststelling of herziening van het bestemmingsplan. Dit geldt voor alle straten en wegen, met uitzondering van:

  • wegen die in een als ‘woonerf’ aangeduid gebied liggen;
  • wegen waarvoor een maximumsnelheid van 30 km/uur geldt.

Onderzoek
Het plangebied is gelegen binnen de geluidzone van de Heistraat, waardoor een akoestisch onderzoek noodzakelijk is. Dit onderzoek is dan ook uitgevoerd en opgenomen bij dit bestemmingsplan in Bijlage 5.

Uit de resultaten van het onderzoek blijkt dat de voorkeursgrenswaarde van 48 dB wordt overschreden. De maximale grenswaarde van 68 dB wordt niet overschreden. De geluidluwe gevel bevindt zich aan de noordgevel. Bronmaatregelen kunnen voor een kleine verlaging van de gevelbelasting zorgen (3 dB). De verlaging is echter dusdanig weinig dat de kosten hiervan te hoog zijn. Daarnaast blijft de woning een boven de voorkeursgrenswaarde gevelbelasting houden. Voor wat betreft overdrachtsmaatregelen geldt dat het een doorgaande weg betreft waarbij afschermende maatregelen niet mogelijk zijn. Gemeente Waalwijk heeft daarom een hogere waarde voor de woning vastgesteld.

Conclusie
Het aspect 'geluid' vormt geen belemmering voor de uitvoer van dit bestemmingsplan.

4.8 Milieuzonering

Toetsingskader
Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stellen zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Om te komen tot een verantwoorde, ruimtelijk relevante toetsing in milieuhygiënisch opzicht van bedrijfsvestigingen, wordt gebruik gemaakt van de zogenaamde milieuzonering. Hieronder wordt verstaan het aanbrengen van een voldoende ruimtelijke scheiding tussen enerzijds milieubelastende bedrijven of inrichtingen en anderzijds milieugevoelige functies als wonen en recreëren. Daarnaast is de milieuwetgeving van toepassing.

Bij de milieuzonering wordt gebruik gemaakt van de door de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) opgestelde Lijst van Bedrijven.3 Hierin wordt per bedrijfssoort aangegeven welke milieu-invloed (in de vorm van geur, stof, geluid en gevaar) hiervan kan uitgaan en welke afstand hierbij (minimaal) in acht genomen moet worden. Hierbij onderscheidt de VNG diverse omgevingstypen. Het achterliggende idee is dat de gevoeligheid van een gebied voor bepaalde hinder afhankelijk is van het omgevingstype. De door de VNG aangegeven afstanden betreffen een rustige woonwijk. De mate van milieuhinder bepaalt in welke van de zes milieucategorieën een bedrijfssoort is ingedeeld. Daarbij omvat categorie 1 de lichtste en categorie 6 de zwaarste vormen van bedrijvigheid. In principe is bedrijvigheid behorende tot de categorie 1 goed te mengen met de functie wonen, dit geldt in de meeste gevallen ook voor de categorie 2-bedrijven. Het is wenselijk om de bedrijvigheid in de categorie 3 te clusteren en een zonering in acht te nemen. Vanaf categorie 4 is menging met milieugevoelige functies niet mogelijk.

Onderzoek
Zoals reeds eerder gesteld is de lintbebouwing aan de Heistraat te karakteriseren als een gemengd gebied. Er zijn zowel woningen als bedrijven in het gebied gesitueerd. De volgende bedrijven en voorzieningen zijn rondom het plangebied gelegen:

afbeelding "i_NL.IMRO.0867.bpSC23heistraat198-va01_0009.png"

Aangezien voldaan wordt aan de richtafstanden van de Lijst van bedrijfsactiviteiten en er reeds woningen op kortere afstand van de aanwezige bedrijven zijn gesitueerd, vormt de realisatie van de woning naast Heistraat 198 geen belemmering voor de bestaande bedrijven. De ontwikkeling vindt niet plaats in een milieuzone van een omliggend bedrijf.

Conclusie
Het aspect 'Bedrijven en milieuzonering' vormt geen belemmering voor dit bestemmingsplan

4.9 Externe veiligheid

Het beleid voor externe veiligheid is gericht op het beperken en beheersen van risico’s voor de omgeving vanwege handelingen met gevaarlijke stoffen. De handelingen kunnen zowel betrekking hebben op het gebruik, de opslag en de productie, als op het transport van gevaarlijke stoffen. Uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), het Besluit buisleidingen externe veiligheid (Bevb) en de richtlijnen voor vervoer gevaarlijke stoffen vloeit de verplichting voort om in ruimtelijke plannen in te gaan op de risico’s in het plangebied ten gevolge van handelingen met gevaarlijke stoffen. De risico’s dienen te worden beoordeeld op twee maatstaven, te weten het plaatsgebonden risico en het groepsrisico.

Plaatsgebonden risico
Het plaatsgebonden risico beschrijft de kans per jaar dat een onbeschermd individu komt te overlijden door een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het plaatsgebonden risico wordt uitgedrukt in risicocontouren rondom de risicobron (bedrijf, weg, spoorlijn etc.).

Groepsrisico
Het groepsrisico beschrijft de kans dat een groep van 10 of meer personen gelijktijdig komt te overlijden ten gevolge van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het groepsrisico geeft een indicatie van de maatschappelijke ontwrichting in geval van een ramp. Het groepsrisico wordt uitgedrukt in een grafiek, waarin de kans op overlijden van een bepaalde groep (bijvoorbeeld 10, 100 of 1000 personen) wordt afgezet tegen de kans daarop. Voor het groepsrisico geldt de oriëntatiewaarde als ijkpunt in de verantwoording (géén norm).

Voor elke verandering van het groepsrisico (af- of toename) in het invloedsgebied moet verantwoording worden afgelegd, over de wijze waarop de toelaatbaarheid van deze verandering in de besluitvorming is betrokken. Samen met de hoogte van het groepsrisico moeten andere kwalitatieve aspecten worden meegewogen in de beoordeling van het groepsrisico. Onder deze aspecten vallen zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid. Onderdeel van deze verantwoording is overleg met (advies vragen aan) de regionale brandweer.

(Beperkt) kwetsbare objecten
Er moet getoetst worden aan het Bevi, het Bevb en de richtlijnen voor vervoer gevaarlijke stoffen wanneer bij een ontwikkeling (beperkt) kwetsbare objecten worden toegestaan. (Beperkt) kwetsbare objecten zijn o.a. woningen, scholen, ziekenhuizen, hotels, restaurants.

Risicovolle activiteiten
In het kader van het plan moet bekeken worden of er in of in de nabijheid van het plan sprake is van risicovolle activiteiten (zoals Bevi-bedrijven, BRZObedrijven en transportroutes) of dat risicovolle activiteiten worden toegestaan.

Beleid externe veiligheid gemeente Waalwijk
De gemeente Waalwijk heeft op 5 juni 2008 een Beleidsvisie Externe Veiligheid vastgesteld waarin zij aangeeft welke risico’s de raad acceptabel vindt en op welke manier zij deze risico’s wil beheersen. De ambitie van de gemeente Waalwijk is in de beleidsvisie als volgt omschreven:

De gemeente Waalwijk wil zorgen voor een blijvend maatschappelijk aanvaardbare risicosituatie voor burgers in relatie tot activiteiten met gevaarlijke stoffen in de omgeving. De acceptatie van risico’s wordt gestuurd door:

  • de ambitie om een veilige woonomgeving te creëren voor de inwoners;
  • de ambitie om vanuit een economisch en sociaal perspectief bedrijven voldoende kansen te bieden om zich in Waalwijk te vestigen, een gezonde bedrijfsvoering te ontwikkelen en werkgelegenheid te creëren.

Deze ambitie is voor verschillende gebiedstypen verder uitgewerkt:

  • woonwijken;
  • buitengebied;
  • bedrijventerrein Haven en Haven Zeven;
  • Overige bedrijventerreinen;
  • Gemengd gebied.

Het plangebied ligt in gebiedstype Gemengd gebied. De ambitie ten aanzien van Gemengd gebied kan als volgt worden samengevat: De gemeente streeft er naar om geen nieuwe kwetsbare objecten met verminderd zelfredzame personen, zoals kinderen, bejaarden en gehandicapten toe te laten binnen het invloedsgebied van risicovolle inrichtingen. In de bestaande situatie wordt bij objecten met verminderd zelfredzame personen binnen het invloedsgebied extra aandacht besteed aan risicocommunicatie.

De gemeente Waalwijk heeft met betrekking tot het niet toelaten van nieuwe kwetsbare objecten met verminderd zelfredzamen op 26 april 2012 een aanvullend beleid vastgesteld. Dergelijke objecten zijn nog altijd minder gewenst in een invloedsgebied, echter aan nieuwvestiging kan worden meegewerkt als aan gestelde randvoorwaarden wordt voldaan. Voor de volledige ambities voor Gemengd gebied en de andere gebieden wordt verwezen naar het Beleid Externe Veiligheid van de gemeente Waalwijk en de aanvulling hierop.

Onderzoek
De te ontwikkelen woning is een kwetsbaar object en is zodoende getoetst aan het Bevi en de wet- en regelgeving voor het vervoer van gevaarlijke stoffen.

Transport gevaarlijke stoffen
Er bevinden zich geen transportroutes van gevaarlijke stoffen in de omgeving van het plangebied. Het aspect transport gevaarlijke stoffen zorgt dan ook niet voor belemmeringen voor de voorgestane ontwikkeling.

Buisleidingen
Volgens de risicokaart van de provincie Noord-Brabant is in de omgeving van het plangebied een buisleiding aanwezig. Dit betreft een buisleiding van Gasunie. De buisleiding bevindt zich op een afstand van circa 140 meter van het plangebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0867.bpSC23heistraat198-va01_0010.png"

Uitsnede risicokaart met plangebied in zwart kader (Bron: Atlas Leefomgeving)

Uit een uitgevoerde risicoberekening (deze is als Bijlage 6 bij dit bestemmingsplan gevoegd) dat voor deze aardgasleiding het maximale groepsrisico ten opzicht van de oriënterende waarde (OW) kleiner is dan 0,1xOW. Voor deze leiding is dan ook geen sprake van een groepsrisicoaandachtspunt. Aanvullend op de uitgevoerde risicoberekening is een zogenaamde gevoeligheidsanalyse uitgevoerd voor de leiding. Bij deze berekeningen is binnen het invloedsgebied van de buisleiding gevarieerd met personendichtheden, variërend van 50 tot 1.000 p/ha. Uit deze gevoeligheidsanalyse blijkt dat het groepsrisico zelfs bij een personendichtheid van 250 p/ha niet boven de 0.1xOW komt te liggen. Op basis van deze gevoeligheidsanalyse kan worden gesteld dat de ligging van de leiding geen belemmering vormt voor de ontwikkeling.

Verantwoording groepsrisico
Het Bevi verplicht de gemeente het groepsrisico te verantwoorden van ieder ruimtelijk besluit dat de gemeente in het invloedsgebied neemt. Geadviseerd wordt om de volgende maatregelen te treffen:

  • bij gebruik van mechanische ventilatie toepassen van een afsluitbare mechanische ventilatie. Deze mechanische ventilatie moet centraal of met een noodknop uit te zetten zijn;
  • actief communiceren met de burgers over de risico’s en de mogelijk te nemen maatregelen.
  • Bovenstaande maatregelen worden getroffen.

Voor een goede bestrijdbaarheid is het noodzakelijk dat de volgende onderdelen in orde zijn:

  • de opkomsttijd; er wordt in dit geval voldaan aan de norm;
  • waarschuwings- en alarmeringsinstallatie; het plangebied ligt binnen de bebouwde kom van de kern Waalwijk waardoor de dekking voldoende is;
  • bluswatervoorziening; in de omgeving van het plangebied is voldoende bluswater aangebracht;
  • bereikbaarheid hulpverleningsdiensten; de bereikbaarheid afdoende.

De zelfredzaamheid van de aanwezigen in het plangebied is voldoende. Er zijn voldoende schuilmogelijkheden en vluchtroutes aanwezig.

Risicovolle bedrijven
Volgens de risicokaart zijn in de directe omgeving van het plangebied geen bedrijven gevestigd die gevaarlijke stoffen transporteren of opslaan. De volgende bedrijven zijn echter wel relevant om te benoemen.

Stahl Europe B.V.
Aan Sluisweg 10 in Waalwijk is het bedrijf Stahl Europe B.V.

Plaatsgebonden risico
Aangezien het plangebied zich op een afstand van meer dan 200 meter van de inrichting Stahl bevindt, ligt het plangebied niet in de plaatsgebonden risicocontour 10-6 van de inrichting.

Groepsrisico
Een groot deel van de gemeente, waaronder ook het plangebied, is gelegen in het invloedsgebied van deze inrichting. Met de voorgestane ontwikkeling (de realisatie van één woning) neemt de personendichtheid in het plangebied niet significant toe.

Verantwoording groepsrisico
Het Bevi verplicht de gemeente het groepsrisico te verantwoorden van ieder ruimtelijk besluit dat de gemeente in het invloedsgebied neemt. De regionale brandweer heeft een standaard advies opgesteld voor kleine ruimtelijke ontwikkelingen in het invloedsgebied van Stahl. Dit advies is bij dit bestemmingsplan gevoegd als Bijlage 7. Geadviseerd wordt om de volgende maatregelen te treffen:

  • bij gebruik van mechanische ventilatie toepassen van een afsluitbare mechanische ventilatie;
  • extra aandacht besteden aan detaillering van gevels, ramen en kozijnen zodat deze goed luchtdicht zijn uitgevoerd;
  • actief communiceren met de burgers en inrichtinghouders over de risico’s en de mogelijk te nemen maatregelen.

Bovenstaande maatregelen worden getroffen. Voor een goede bestrijdbaarheid is het noodzakelijk dat de volgende onderdelen in orde zijn:

  • de opkomsttijd; er wordt in dit geval voldaan aan de norm;
  • waarschuwings- en alarmeringsinstallatie; het plangebied ligt binnen de bebouwde kom van de kern Waalwijk waardoor de dekking voldoende is;
  • bluswatervoorziening; in de omgeving va het plangebied is voldoende bluswater aangebracht;
  • bereikbaarheid hulpverleningsdiensten; de bereikbaarheid afdoende.

De zelfredzaamheid van de aanwezigen in het plangebied is voldoende, gezien de tabel in het advies van de brandweer. Het betreft namelijk een woning.

Conclusie
Externe veiligheid vormt geen belemmering voor het bestemmingsplan.

4.10 Kabels en leidingen

De kabels en leidingen zijn gelegen in openbaar gebied en leveren geen belemmeringen op.

Hoofdstuk 5 Juridische toelichting

5.1 Inleiding

Het bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding en regels en gaat vergezeld van een toelichting. De verbeelding heeft de functie van visualisering van de bestemmingen. Op de verbeelding wordt de bestemming weergegeven. De verbeelding vormt, samen met de regels, het juridisch bindende deel van het bestemmingsplan. De regels bevatten het juridische instrumentarium voor het regelen van het gebruik van de gronden, bepalingen omtrent de toegelaten bebouwing, regelingen betreffende het gebruik van op te richten bouwwerken. De toelichting heeft geen bindende werking; de toelichting maakt juridisch ook geen onderdeel uit van het bestemmingsplan, maar heeft wel een belangrijke functie bij de weergave en onderbouwing van het plan en ook bij de uitleg van bepaalde bestemmingen en regels.

5.2 Algemene toelichting verbeelding

Op de verbeelding is de bestemming ‘Wonen’ opgenomen. De bestemming is afgeleid uit het gebruik (de gewenste functie). De bestemming ‘Wonen’ is toegekend aan gronden waarop wonen de hoofdfunctie is. De bestemming vormt het zogenaamde casco van het plan, waarvan in beginsel niet mag worden afgeweken.

5.3 Algemene toelichting regels

De planregels regelen hoe de betreffende gronden mogen worden gebruikt en bebouwd. Echter blijven de huidige regels, met uitzondering van een aanvulling op artikel 17.2.2 sub c, ongewijzigd vandaar dat de planregels geen onderdeel uitmaken van dit bestemmingsplan. De regels van het bestemmingsplan Gemengd Gebied NL.IMRO.0867.bpWWgemengdgebied-VA03 worden van toepassing verklaard op het plangebied.

Naar aanleiding van een binnengekomen zienswijze worden de regels voor wat betreft de aan te houden minimale afstanden tot de zijdelinge perceelsgrenzen van de te realiseren woning in het plangebied aangevuld. De afstand van de hoofdmassa tot de zijdelingse perceelsgrens van het bouwperceel van de vrijstaande woning ter plaatse van Heistraat naast 198 dient in totaal tot beide perceelsgrenzen 6 m, met een minimum van 1,5 m aan de oostzijde van het perceel en een minimum van 3,0 m aan de westzijde van het perceel te bedragen. Deze bepaling is opgenomen in de regels en geldt aanvullend op hetgeen in de bestemming Wonen van bestemmingsplan Gemengd Gebied is bepaald.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Economische uitvoerbaarheid

Kostenverhaal
Uitgangspunt voor de beoogde ontwikkelingen is dat deze voor de gemeente budgetneutraal worden ontwikkeld. Op grond van artikel 6.12 lid 1 Wet ruimtelijke ordening (Wro) in samenhang met artikel 6.12 lid 4 Wro is de gemeenteraad van Waalwijk verplicht om de kosten te verhalen en een exploitatieplan vast te stellen gelijktijdig met het besluit (het bestemmingsplan) waarop het exploitatieplan betrekking heeft. Niet in alle gevallen is de gemeenteraad verplicht een exploitatieplan vast te stellen.

De uitvoering van de in dit bestemmingsplan mogelijk gemaakte ontwikkeling is in handen van één ontwikkelende partij. De gemeentelijke kosten die door de gemeente verhaald kunnen worden bedragen minder dan € 10.000,-. Op grond van artikel 6.12, lid 2 van de Wet ruimtelijke ordening behoeft daardoor voor dit bestemmingsplan geen exploitatieplan te worden vastgesteld. Er wordt door de gemeente Waalwijk een planschadeovereenkomst gesloten met de initiatiefnemer.

Financiële haalbaarheid
Gebleken is dat de ontwikkelaar over voldoende middelen beschikt om de woning te kunnen realiseren. Wanneer de kosten en opbrengsten naast elkaar worden gelegd is er sprake van een positief saldo. Verder is gebleken dat er geen onvoorziene hoge kosten zijn te verwachten. Ook is er geen sprake van onzekere financiële bijdragen van anderen. De financieel-economische haalbaarheid is hiermee in voldoende mate aangetoond.

6.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

De procedures voor vaststelling van een bestemmingsplan zijn door de wetgever geregeld. Aangegeven is dat tussen gemeente en verschillende instanties waar nodig overleg over het plan moet worden gevoerd alvorens een ontwerpplan ter visie gelegd kan worden. Daarnaast is er de gelegenheid om in het voortraject belanghebbenden te laten inspreken conform de gemeentelijke verordening. Pas daarna wordt de wettelijke procedure met betrekking tot vaststelling van het bestemmingsplan opgestart (artikel 3.8 Wro).

Inspraak
De Wro bevat geen procedurevoorschriften met betrekking tot de inspraak, en is in Wro zelf niet verplicht gesteld. Dat neemt niet weg dat het de gemeente vrij staat toch inspraak te verlenen bijvoorbeeld op grond van de gemeentelijke inspraakverordening. In relatie daarmee bepaalt artikel 150 van de Gemeentewet onder meer dat in een gemeentelijke inspraakverordening moet worden geregeld op welke wijze bovenbedoelde personen en rechtspersonen hun mening kenbaar kunnen maken. Voor het onderhavige bestemmingsplan heeft gezien de zeer geringe ingreep geen inspraak plaatsgevonden.

Overleg
Het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.1.1) geeft aan dat burgemeester en wethouders bij de voorbereiding van een bestemmingsplan overleg voeren met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn.

Ontwerp
Het ontwerpbestemmingsplan wordt gedurende zes weken ter inzage gelegd, gedurende welke periode door een ieder zienswijzen kunnen worden ingediend. De inzageperiode heeft niet geleid tot zienswijzen. Het plan gaat ongewijzigd de vaststellingsprocedure in.

Vaststellingsprocedure
De vaststellingsprocedure van het bestemmingsplan zal plaatsvinden volgens de artikelen 3.7 t/m 3.9 van de Wet ruimtelijke ordening. Het bestemmingsplan wordt in dit kader ter visie gelegd gedurende een periode van zes weken. Gedurende deze periode kan een ieder zijn zienswijzen tegen het plan kenbaar maken. Het plan zal daarna, al dan niet gewijzigd, ter vaststelling worden aangeboden aan de gemeenteraad.

Beroep
Na vaststelling wordt het bestemmingsplan voor de tweede maal zes weken ter visie gelegd. Gedurende deze periode kunnen belanghebbenden tegen het vaststellingsbesluit beroep instellen bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State. Indien geen beroep wordt ingesteld, is het plan na deze beroepstermijn onherroepelijk en treedt het plan in werking.