Plan: | Waalwijk, Sint-Clemenskerk |
---|---|
Status: | ontwerp |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0867.BPClemenskerk-ON02 |
Initiatiefnemer is voornemens om de Sint-Clemenskerk en de bijbehorende percelen aan de Loeffstraat te Waalwijk te transformeren naar een gebied met een voornamelijke woon- en woonzorgfunctie.
De Sint-Clemenskerk is een Rijksmonument en zal in gebruik worden genomen ten behoeve van wonen. In de kerk worden 17 middeldure koopappartementen gerealiseerd. De pastorie zal worden gesloopt en herbouwd om ter plaatse 6 middeldure koopappartementen te realiseren.
Het planvoornemen voorziet verder in de realisatie van nieuwbouw van in totaal 66 zorgwoningen. Dit bestemmingsplan voorziet ook in de (directe) mogelijkheid om 14 van deze zorgwoningen om te zetten naar reguliere woningen.
De beoogde transformatie past niet binnen de regeling van het geldende bestemmingsplan. Om deze ontwikkeling toch juridisch-planologisch mogelijk te maken, is onderhavig bestemmingsplan opgesteld.
In een eerdere fase is al een ontwerpbestemmingsplan ter inzage gelegd. Dat bestemmingsplan ging echter uit van een ander programma binnen de kerk en de nieuwbouw. In deze toelichting wordt nader onderbouwd waarom het programma is gewijzigd en een nieuw ontwerpbestemmingsplan in procedure wordt gebracht.
Figuur 1.1: Luchtfoto plangebied en omgeving (bron: ruimtelijkeplannen.nl)
Het plangebied bestaat uit de percelen kadastraal bekend als Gemeente Waalwijk:
De begrenzing van het plangebied is weergegeven in figuur 1.2 en bestaat globaal uit de Loeffstraat aan de noordzijde en de Pastoor van der Zijlestraat aan de westzijde. De begrenzing bestaat aan de oostzijde uit het perceel behorende bij Boerderij de Lunt aan de Loeffstraat 60. De zuidwestzijde van het plangebied wordt begrensd door het perceel behorende bij de woning aan de Pastoor van der Zijlestraat 81. Aan de zuidoostzijde bestaat de begrenzing uit de groenstrook en de waterloop langs het Clemenspad.
Figuur 1.2: Begrenzing plangebied bestaande situatie
Het plangebied is momenteel juridisch-planologisch geregeld in het bestemmingsplan 'Gemengd gebied', vastgesteld op 7 juni 2018. Op basis van dit bestemmingsplan is het plangebied bestemd als 'Gemengd' en als 'Verkeer - Verblijf'.
Ter plaatse van de Sint-Clemenskerk geldt de bestemming 'Gemengd'. Hier zijn (bedrijfs)woningen toegestaan alsmede beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten bij een (bedrijfs)woning.
Daarnaast is ter plaatse van de kerk de aanduiding 'maatschappelijk' opgenomen. Daarmee worden publieksgerichte maatschappelijke voorzieningen (zoals een kerk) specifiek mogelijk gemaakt. Onder maatschappelijke voorzieningen wordt verstaan: "sociaal-medische, sociaal-culturele en levensbeschouwelijke voorzieningen, sportieve recreatie, voorzieningen ten behoeve van de openbare dienstverlening en voorzieningen ten behoeve van onderwijs."
Maar ook zijn ter plaatse van de aanduiding 'maatschappelijk' publieksgerichte voorzieningen zoals een kapperszaak of een makelaarskantoor toegestaan. Ook bedrijven (tot maximaal milieucategorie B) en niet-publieksgerichte voorzieningen (zoals een financieel administratiekantoor of een internetkantoor) zijn op basis van die aanduiding toegestaan.
Tevens is binnen de bestemming 'Gemengd' de aanduiding 'vrijstaand' opgenomen waarmee uitsluitend vrijstaande hoofdmassa's mogelijk zijn gemaakt.
Binnen het plangebied gelden 3 archeologische dubbelbestemmingen: Voor het meest noordelijke deel van het plangebied geldt de dubbelbestemming 'Waarde – Archeologie 2'. Voor het meest zuidelijke deel geldt de dubbelbestemming 'Waarde – Archeologie 3'. Voor het middelste gedeelte geldt de dubbelbestemming 'Waarde – Archeologie 4'.
Tot slot is binnen het plangebied de gebiedsaanduiding 'overige zone - kernlint' van toepassing. Hier gelden specifieke voorwaarden voor de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens van vrijstaande hoofmassa's en het oppervlak van vrijstaande hoofdmassa's.
Figuur 1.3: Uitsnede geldend bestemmingsplan (Bron: ruimtelijkeplannen.nl)
In hoofdstuk 2 wordt het initiatief nader beschreven. Daarbij komt de huidige situatie aan bod en wordt vervolgens ingegaan op de toekomstige situatie. Hoofdstuk 3 schetst het relevante beleidskader voor het plan. Daarbij wordt ingegaan op rijks-, provinciaal- en gemeentelijk beleid. In hoofdstuk 4 worden de omgevingsaspecten behandeld, waaraan de nieuwe ontwikkeling wordt getoetst.
Hoofdstuk 5 beschrijft de juridische aspecten van het plan. In hoofdstuk 6 worden de maatschappelijke en economische uitvoerbaarheid van het plan toegelicht. Tot slot wordt in hoofdstuk 7 inspraak en overleg uiteengezet.
Dit hoofdstuk beschrijft de huidige en gewenste situatie in het plangebied. De gewenste situatie is het uitgangspunt voor het vast te stellen bestemmingsplan.
In Bijlage 1 bij deze toelichting is een uitgebreid en bouwhistorisch onderzoek inclusief een cultuurhistorische analyse van het Rijksmonument Sint-Clemenskerk en haar omgeving opgenomen (Arcadis, 2019). In deze paragraaf is de stedenbouwkundige context van de kerk op basis van dat onderzoek weergegeven.
Het Hollandse Baardwijk was tot 1922 een zelfstandige gemeente. In 1870 waren van de 1479 inwoners slechts 92 protestanten, het overige deel was katholiek. Bewoning concentreerde zich eind 19e eeuw enkel langs de hoofdweg die van oorsprong een achterkade was, het Hoogeind in het oosten tot het Laageind in het westen. Dit is de huidige Loeffstraat en nog altijd de hoofdstraat van het voormalige Baardwijk.
De kerken langs de lintbebouwing van Baardwijk en Waalwijk geven een samenhangend beeld. Op nagenoeg een rechte lijn staan de middeleeuwse kerktoren aan de Winterdijk, de hervormde kerk van Baardwijk (Loeffstraat 50), St. Jan de Doper en Kerk aan de Haven in Waalwijk en de hervormde kerk en (herbestemde) Maria Onbevlekt Ontvangen in Besoyen.
De Sint-Clemenskerk staat aan de Loeffstraat (voormalige Hoogeinde), tussen de Hoefsteeg in het oosten en de Baardwijkse straat (voormalige Akkersteeg) in het westen in. De kerk staat op een slag, een langwerpig perceel haaks op de Loeffstraat uit de periode van de ontginning. De kerk is zodanig ontworpen dat deze past binnen het langgerekte perceel dat ten opzichte van de Loeffstraat iets naar achteren is gelegen.
Aan de achter- en zijkanten van de kerk lagen tuinen en boomgaarden en ten zuiden daarvan lagen de weilanden van de Binnenpolder van Baardwijk. Het was vooral het groene karakter dat overheerste. De kerktoren en toentertijd ook het schip van de kerk waren van verre vanuit de polder zichtbaar. In de huidige situatie is het schip en het groene karakter rondom de kerk alleen nog op lokale schaal zichtbaar en herkenbaar. De kerktoren is daarentegen nog steeds een baken in het landschap en te zien vanaf de hoofdstraat van Baardwijk, de voormalige Buitenpolder van Baardwijk ten noorden van de A59 en de Baardwijkse Overlaat ten oosten van het Zuiderafwateringskanaal.
Aan de oostzijde van de kerk loopt een pad afgescheiden met hoge heggen richting het in 1886 aangelegde kerkhof van de Clemensparochie. Dit kerkhof ligt 100 meter ten zuiden van de tuin van de kerk.
Sint-Clemenskerk
Het plangebied staat vrijwel geheel in het teken van de Sint-Clemenskerk en de daarbij behorende voorzieningen. De Sint-Clemenskerk is gebouwd in 1896-1897. Het is een driebeukige neogotische kruisbasiliek met toren met achtkantige bovenbouw. Het interieur is voornamelijk gepleisterd, was van oorsprong veelkleurig en staat vol van symboliek. De oorspronkelijke lintbebouwing van het dorp Baardwijk is van grote invloed geweest op de totstandkoming van vorm, afmeting en ligging van de kerk.
In eerste instantie was de kerk volledig van de straat afgescheiden: ten opzichte van de weg is de kerk naar achteren op het perceel geplaatst, omdat tot 1914 de woning van mevrouw De kort op hetzelfde perceel direct aan de Loeffstraat stond. De woning is na het overlijden van mevrouw De Kort in 1914 gesloopt. De waterstaatskerk, de oude kerk van de Clemensparochie waar de Sint-Clemenskerk direct naast is gebouwd, was al snel na de voltooiing van de nieuwe kerk gesloopt. Zo ontstond er een bescheiden en aan drie zijden omsloten kerkplein.
In 1962 is het plein zoals het nu voor de kerk ligt aangelegd nadat in 1961 de oude pastorie en oude boerderij aan de Loeffstraat zijn gesloopt (archiefnr. 1170 145). De huidige pastorie is gebouwd op de plek zoals de oorspronkelijke schets heeft aangegeven. De pastorie is gebouwd in ruimtelijke samenhang met de kerk maar wel in andere bouwstijl die past bij de jaren 1960.
In de loop der jaren is de kerk diverse keren aangepast. In de periode van 1984 tot en met 1986 is de kerktoren gerestaureerd en in de jaren '90 is de kerk zelf gerestaureerd. Sinds 2016 is de kerk echter gesloten. Wel is de kapelfunctie tot 2019 behouden gebleven.
Figuur 2.1: Foto Sint-Clemenskerk (bron: NBArchitecten)
De kerk is momenteel niet in gebruik en staat leeg. Ook de pastorie heeft de gebruiksfunctie verloren. De gebouwen zijn nog in goede staat. Op basis van het geldende bestemmingsplan (huidige planologische mogelijkheden) kunnen de gronden en opstallen weer als kerk en/of pastorie gebruikt worden.
Het kerkplein aan de voorzijde wordt vooral gebruikt als parkeerterrein. Het parkeerterrein is in eigendom van de initiatiefnemer en maakt als zodanig ook onderdeel uit van dit bestemmingsplan. Het huidige parkeerterrein omvat 14 parkeerplaatsen en is voorzien van ruime plantvakken en groenstroken.
Ter plaatse wordt over het algemeen geparkeerd door bewoners van de omliggende woningen en bezoekers.
Aan de achterzijde van de kerk is de pastorietuin gelegen. De tuin is direct achter de pastorie ingericht met een vijver, een terras en grind. Ook zijn er enkele waardevolle bomen in de pastorietuin aanwezig (zie ook paragraaf 3.3.6). Aan de achterzijde van de kerk bestaat de tuin voornamelijk uit gazon. Het geheel is door middel van een muur en een haag, groen omzoomd.
Eerder planvoornemen
Er heeft eerder een ontwerpbestemmingsplan ter inzage gelegen. Dat bestemmingsplan voorzag in een programma waarin naast (zorg)woningen ook praktijkruimten, een apotheek en een grand-café zouden worden gerealiseerd.
Op basis van zienswijzen op dat bestemmingsplan maar ook op basis van gesprekken met gezondheidscentra en zorginstellingen is het programma echter aangepast.
Er blijkt uiteindelijk niet voldoende marktruimte voor de realisatie van de praktijkruimten, de apotheek en het Grand-Café. Daarnaast is duidelijk geworden dat de koopappartementen beter in de bestaande kerk en pastorie kunnen worden gerealiseerd en de zorgappartementen in de nieuwbouw. Het plan is daarop aangepast. Hierna wordt nader ingegaan op het aangepaste programma.
Begrip Peil
Ten opzichte van het eerdere ontwerpbestemmingsplan is het begrip "peil" aangepast. Het in dit bestemmingsplan opgenomen begrip voor peil sluit namelijk aan op de standaardbegripsbepaling van de gemeente Waalwijk. Het eerder opgenomen begrip week teveel af van deze standaard. Het nu opgenomen begrip luidt als volgt:
hoogten vanaf het aansluitend afgewerkt terrein, waarbij plaatselijke, niet bij het verdere verloop van het terrein passende, ophogingen of verdiepingen aan de voet van het bouwwerk, anders dan noodzakelijk voor de bouw daarvan, buiten beschouwing blijven.
De bovenkant van de putdeksel in de Loeffstraat wordt daarbij gezien als "afgewerkt terrein". In het eerdere ontwerpbestemmingsplan werd de dorpel van de entree van de kerk als "peil" aangehouden. Deze was gelegen op 3,5 meter ten opzichte van Normaal Amsterdams Peil (hierna: N.A.P.). De bovenkant van de putdeksel in de Loeffstraat is gelegen op 2,75 meter ten opzichte van N.A.P., een verschil van 75 centimeter dus. Dit verschil is terug te zien in de in dit bestemmingsplan opgenomen goot- en bouwhoogten. Ter plaatse van de nieuwbouw (zie ook paragraaf 2.2.4) zijn goot- en bouwhoogten opgenomen van respectievelijk 8,25 en 12,25 meter. In het eerdere ontwerp waren deze hoogten 7,5 en 11,5 meter. Dit verschil heeft dus nadrukkelijk niets te maken met aanpassingen in de hoogte van het bouwplan maar uitsluitend met de aanpassing van het begrip "Peil".
Actueel planvoornemen
Het planvoornemen bestaat uit de transformatie van de bestaande Sint-Clemenskerk in combinatie met de realisatie van nieuwe appartementen op het achterterrein van de kerk. In totaal zijn binnen het plangebied maximaal 89 woon(zorg)eenheden voorzien. Het te ontwikkelen gebied wordt "ClemensStaete" genoemd. De ontwikkeling voorziet in het toekomstbestendig en duurzaam transformeren van de Sint-Clemenskerk, de vervangende nieuwbouw van de pastorie, het oprichten van nieuwbouw en de aanleg van de daarbij behorende voorzieningen zoals parkeerplaatsen. Met deze herontwikkeling blijft het Rijksmonument behouden en beschermd.
Figuur 2.2: CONCEPT stedenbouwkundig ensemble (Bron: NBArchitecten)
De kerk zal uitsluitend inpandig worden verbouwd. Wel zijn er enkele erkers, balkons en bergingen buiten de kerk voorzien. Aan de oostelijke gevel van de toren zullen ramen worden geplaatst daar waar er nu geen zijn.
Een gedeelte van het interieur van de kerk zal worden hergebruikt bij de transformatie. Bij de herinrichting van de kerk ligt de nadruk op de lengterichting van het gebouw. De aandacht wordt bij binnenkomst door de hoofdentree al naar het absis / koor getrokken. De centrale as/zichtlijn van de entree naar het absis / koor wordt, door de situering van de appartementen aan de zijkant, in stand gehouden.
Ook de ruimtewerking van de kap is belangrijk. De ruimte van vloer tot kap blijft dan ook gedeeltelijk beleefbaar.
Figuur 2.3: CONCEPT Plattegronden kerk en pastorie (Bron: Rothuizen, 19 januari 2021)
In de kerk worden in totaal 17 koopappartementen gerealiseerd. In het souterrain worden uitsluitend bergingen gerealiseerd. Op de begane grond worden 8 appartementen gemaakt. Ook op de 1e verdieping worden 8 appartementen gemaakt. Een laatste appartement in de kerk wordt gerealiseerd op de 1e, 2e en 3e verdieping in de toren. Dit wordt dus een appartement bestaande uit 3 verdiepingen.
De oppervlakten van de appartementen variëren van circa 50 m² tot circa 100 m².
De pastorie zal worden gesloopt en op dezelfde locatie worden herbouwd. Daarbij zullen de bestaande goot- en bouwhoogte worden gerespecteerd. Alleen de kapvorm zal wijzigen waardoor een efficiëntere indeling gemaakt kan worden en een volwaardige 2e verdieping kan worden gerealiseerd. De kapvorm van de nieuwe pastorie sluit daarbij aan op de kapvorm van de nieuwbouw (zie paragraaf 2.2.4).
In totaal worden in de nieuwe pastorie 6 appartementen gerealiseerd. 2 op de begane grond, 2 op de 1e verdieping en 2 op de 2e verdieping. De oppervlakten van deze appartementen variëren van circa 50 m² tot circa 75 m². In het souterrain zullen bergingen voor de appartementen worden gerealiseerd. In figuur 2.4 is de plattegrond van de begane grond opgenomen. In figuur 2.5 is een concept-impressie opgenomen van het ontwerp van de nieuwe pastorie in combinatie met de kerk.
Figuur 2.4: CONCEPT indeling begane grond nieuwe pastorie
Figuur 2.5: CONCEPT impressie ontwerp pastorie en kerk
Bij de nieuwbouw op het terrein is het van belang de oorspronkelijke opzet op enigerlei wijze herkenbaar te houden. Het gaat dan met name om het kerkplein met de twee 'wanden', de besloten tuin aan de zuidzijde van de kerk. Nieuwbouw ter plaatse kan uitsluitend plaatsvinden met respect voor de cultuurhistorische waarde van het Rijksmonument Sint-Clemenskerk.
Figuur 2.6: Referentiebeeld beoogde sfeer nieuwbouw kloostercomplex (hier kunnen geen rechten aan ontleend worden) (© Predikherenklooster - Korteknie, Stuhlmacher Architecten)
Figuur 2.7: CONCEPT 3D Artist Impression (aanpassingen kerk niet gevisualiseerd)
(NBArchitecten 9-12-2020)
Figuur 2.8: CONCEPT Beoogde nieuwe situatie (bron: NBArchitecten 18-01-2022)
De nieuwbouw bestaat dan ook uit een in architectuur herkenbaar nieuw ensemble welke zich duidelijk onderscheidt van de Rijksmonumentale Sint-Clemenskerk. Hierdoor blijft het historische karakter van het oorspronkelijke ensemble van kerk en pastorie met binnentuin duidelijk leesbaar. De nieuwbouw oriënteert zich op de binnentuin rondom de Sint-Clemenskerk. De bouwmassa creëert een omsloten openbare binnentuin welke het karakter heeft van een kloostertuin. De ontsluiting van de nieuwbouw bevindt zich tevens in deze binnentuin zodat er altijd reuring is in het binnengebied.
De nieuwbouw krijgt de uitstraling van een kloostercomplex. De bouwmassa's en bouwhoogten sluiten aan bij de omliggende bebouwing. Aangezien er een groot hoogteverschil aanwezig is binnen het plangebied wordt het peil in dit bestemmingsplan vastgelegd op de hoogte van de entree van de kerk. Ten opzichte van die entree wordt de 1e bouwlaag verdiept gerealiseerd. Hierdoor ontstaat ruimte om in totaal 3 bouwlagen met een kap te realiseren en alsnog aansluiting te vinden bij de bouwhoogten in de directe omgeving. De maximale bouwhoogte ten opzichte van het peil (= bovenkant putdeksel Loeffstraat) bedraagt daarmee 12,25 meter. Met de nieuwbouw wordt dus gerefereerd aan een kloostercomplex. Dit komt onder meer tot uiting in de eenduidige goot- en bouwhoogte en repetitie van gevelindelingen.
De voorzijde aan de Loeffstraat gezien, is onderdeel van het historische lint van Baardwijk. Hierdoor is een zorgvuldige inpassing benodigd van de nieuwbouw aan deze zijde. De nieuwbouw is in dezelfde lengterichting als het historische lint geplaatst. De uitstraling en het relatief bescheiden en terugliggend front van de nieuwbouw aan de Loeffstraat is qua bouwmassa maar dus ook ten aanzien van de lengterichting en de uitstraling passend in dit historische lint. De bebouwing in dit historische lint is namelijk ook bescheiden van omvang (bouwmassa, goot- en bouwhoogten) en uitstraling. Een concept-impressie van de voorzijde van de ontwikkeling aan de Loeffstraat is opgenomen in figuur 2.7. Aan de linkerzijde de projectie van de teruggelegen nieuwbouw, in het midden de nieuwe pastorie en rechts de kerk.
Figuur 2.9: CONCEPT impressie voorzijde Loeffstraat
De openbare binnentuin wordt ontsloten vanuit vier verschillende punten waardoor het een alzijdige tuin is, benaderbaar vanuit de openbare wegen rondom de Sint-Clemenskerk. Het oorspronkelijke Clemenspad is opgenomen in de binnentuin, blijft openbaar toegankelijk en loopt, zoals in de bestaande situatie, vanuit de Loeffstraat door richting de Hofstad. Wel bestaat de mogelijkheid om de poorten bij de entrees van de binnentuin, te sluiten indien nodig.
Ondanks het feit dat er ruimtelijk gezien geen verschillen zijn, wordt bij de realisatie van de nieuwbouw onderscheid gemaakt in drie verschillende bouwdelen. Op afbeelding 2.10 is het onderscheid in bouwdelen inzichtelijk gemaakt.
Figuur 2.10: Onderscheid bouwdelen in de nieuwbouw
De grootte van de drie bouwdelen is nagenoeg gelijk. Voor zorgwoningen kan worden volstaan met kleinere oppervlakte dan voor de middeldure koopappartementen. Daardoor is het mogelijk om de programma's van de verschillende bouwdelen met elkaar uit te wisselen. Het is echter de bedoeling om het volgende concrete programma per bouwdeel te realiseren:
Met de 23 koopappartementen in de kerk en de nieuwe pastorie voorziet het totale programma in de realisatie van maximaal 89 (zorg)woningen. Doordat binnen bouwdeel C óf zorgwoningen óf reguliere koopappartementen mogelijk worden gemaakt zijn in de regels van dit bestemmingsplan de maximaal toegestane aantallen vastgelegd:
Om de haalbaarheid van beide scenario's aan te tonen wordt in deze toelichting, daar waar noodzakelijk, ingegaan op de gevolgen van scenario A (met 66 zorgwoningen en 23 koopappartementen) en scenario B (met 52 zorgwoningen en 37 koopappartementen).
Met zorgwoningen worden al dan niet zelfstandige wooneenheden bedoeld voor mensen met een intensieve zorgvraag en hun eventuele partners. Daarbij dient de zorgwoning onderdeel uit te maken van een zorginstelling en hebben de bewoners de beschikking over een centrale keuken en een gemeenschappelijke eet- en woonkamer. Bewoners hebben een zorgcontract met de instelling die in de gebouwen gehuisvest wordt. Met intensieve zorg wordt zorg bedoeld voor mensen met een minimale zorgindicatie van 4VV. Volgens de Wet langdurige zorg onder Verpleging en Verzorging wordt onder 4VV verstaan: "Beschut wonen met intensieve begeleiding en uitgebreide verzorging".
Onder een zorginstelling wordt een instelling verstaan waar interamurale of particuliere zorg wordt verleend.
Voor de ontwikkeling van de Sint Clementskerk in Waalwijk dienen de verkeerskundige gevolgen (parkeren en verkeer) van de ontwikkeling in beeld gebracht te worden. Hiervoor wordt uitgegaan van het volgende programma, zijnde scenario A:
Tabel 1: Programma Scenario A
Functie | eenheid | aantal |
Middeldure koopappartementen Kerk | aantal | 17 |
Middeldure koopappartementen Pastorie | aantal | 6 |
Zorgwoningen Bouwdeel A | aantal | 24 |
Zorgwoningen Bouwdeel B | aantal | 28 |
Zorgwoningen Bouwdeel C | aantal | 14 |
Dit bestemmingsplan maakt het echter ook mogelijk om de 14 zorgwoningen die zijn voorzien in bouwdeel C, in te zetten als reguliere woningen. Om aan te kunnen tonen dat ook in dat scenario geen problemen worden verwacht ten aanzien van de verkeersafwikkeling en de parkeerbalans, worden beide scenario's in deze paragraaf inzichtelijk gemaakt.
Tabel 2: Programma Scenario B
Functie | eenheid | aantal |
Middeldure koopappartementen Kerk | aantal | 17 |
Middeldure koopappartementen Pastorie | aantal | 6 |
Zorgwoningen Bouwdeel A | aantal | 24 |
Zorgwoningen Bouwdeel B | aantal | 28 |
Middeldure koopappartementen Bouwdeel C | aantal | 14 |
Ook is onderzocht welke parkeerbehoefte er bestaat in de bestaande situatie. Daarin is sprake van de functie als kerk en een pastorie woning.
Conform de “Nota parkeernormen Waalwijk 2015” is de parkeerbehoefte van het plan bepaald. Aangezien het een mix van functies betreft is er vanuit gegaan dat parkeerplaatsen dubbel gebruikt kunnen worden. Hiervoor is gebruik gemaakt van de aanwezigheidspercentages zoals vastgelegd in hetzelfde parkeernormenbeleid. Daarnaast zijn de volgende uitgangspunten gehanteerd:
Op basis van de parkeernormen van de gemeente en bovengenoemde uitgangspunten is de parkeerbehoefte berekend voor scenario A. Het maatgevende moment voor de parkeerbehoefte ligt in dat scenario op de zaterdagmiddag. De parkeerbehoefte bedraagt dan 77 parkeerplaatsen.
Figuur 2.7: Parkeerbalans scenario A ontwikkeling Sint-Clemenskerk
Daarnaast is ook de parkeerbehoefte voor scenario B inzichtelijk gemaakt. Zie daarvoor figuur 2.8. Het maatgevende moment ligt in dat scenario op de weekdag avonden. De parkeerbehoefte bedraagt dan 84 parkeerplaatsen.
Figuur 2.8: Parkeerbalans scenario B ontwikkeling Sint-Clemenskerk
Mede op basis van de inspraakreacties, zienswijzen en gesprekken met omwonenden is in beide scenario's ook rekening gehouden met de aanleg van 14 openbare parkeerplaatsen. Deze parkeerplaatsen zijn aanvullend ten opzichte van de parkeerplaatsen, zoals deze moeten worden aangelegd conform de hiervoor opgenomen parkeerbalans. De 77 in scenario A en 84 parkeerplaatsen in scenario B zijn dus inclusief deze 14 parkeerplaatsen.
In dit bestemmingsplan wordt scenario B direct mogelijk gemaakt. Aangetoond moet dan ook worden dat het mogelijk is om 84 parkeerplaatsen te realiseren. Op basis van een maximalisatie van de parkeersituatie ter plaatse, in combinatie met het doorvoeren van eenrichtingsverkeer in de Pastoor van der Zijlestraat, is het mogelijk om binnen het plangebied en de directe omgeving daarvan (binnen de geldende verkeersbestemming), in totaal 84 parkeerplaatsen te realiseren. Dat wordt aangetoond in de concepttekening zoals opgenomen als figuur 2.9.
Figuur 2.9: Nieuwe inrichting met 84 parkeerplaatsen
Binnen het plangebied of aangrenzend aan het plangebied binnen de geldende bestemming 'Verkeer', kunnen dus 84 parkeerplaatsen worden aangelegd. In scenario A zijn 77 parkeerplaatsen benodigd en wordt dus aan de parkeernorm voldaan. Ook in scenario B wordt met de realisatie van 84 parkeerplaatsen aan de parkeernorm voldaan.
Conclusie parkeren
Het planvoornemen kent een maximale parkeerbehoefte van 84 parkeerplaatsen. Aangetoond is dat het binnen het plangebied en in de openbare ruimte daaromheen, voldoende parkeerplaatsen kunnen worden aangelegd om aan de parkeerbehoefte te voldoen. Geconcludeerd kan dan ook worden dat wordt voldaan aan de parkeernorm van de gemeente Waalwijk.
Om de verkeersgeneratie te bepalen wordt uitgegaan van CROW publicatie 381. Per functie wordt hierbij een bandbreedte gegeven voor de verkeersgeneratie voor een gemiddelde weekdag. Daarbij wordt uitgegaan van de ligging van het gebied en de stedelijkheidsgraad van de locatie. De betreffende ontwikkeling ligt in het gebied “rest bebouwde kom” (indeling conform parkeerbeleid gemeente Waalwijk 2015). Op basis van Nota parkeernormen Waalwijk is het gebied gelegen in "Matig stedelijk gebied". Voor het bepalen van de bandbreedte wordt uitgegaan van een worst-case situatie. Dat betekent dat wordt uitgegaan van een verkeersgeneratie aan de bovenkant van de bandbreedte.
Verkeersgeneratie bestaande situatie
In de bestaande situatie is de bebouwing in gebruik als kerk en pastorie. De kerk is inmiddels uit de eredienst onttrokken maar kan, op basis van het geldende bestemmingsplan, direct weer in gebruik worden genomen. Het CROW noch het gemeentelijke beleid geeft inzicht in de verkeersgeneratie van een kerk (religiegebouw). In deze toelichting gaan we dan ook uit van een praktische benadering:
De kerk heeft 200 zitplaatsen. Per zitplaats wordt een parkeernorm van 0,2 gehanteerd. Dat resulteert in 40 parkeerplaatsen die bezet zijn. Met name op zondagen wordt een 100% bezetting verwacht. Op zaterdagen en doordeweekse dagen wordt uitgegaan van 70% bezetting, wat resulteert in 28 parkeerplaatsen. 28 parkeerplaatsen is een aannemelijke maar minimale parkeerbehoefte voor de bestaande situatie waar in deze toelichting vanuit wordt gegaan. De verkeersgeneratie per etmaal bedraagt op basis van deze aannames 56 mvt/etmaal (28 heen, 28 terug).
Verkeersgeneratie ontwikkeling
Ook voor de verkeersgeneratie van de ontwikkeling geldt dat we rekening moeten houden met de mogelijkheid dat de 14 zorgwoningen in bouwdeel C worden ingezet als reguliere woning (appartement). Dat wordt namelijk in dit bestemmingsplan direct mogelijk gemaakt. De verkeersgeneratie voor zowel scenario A als scenario B is dan ook inzichtelijk gemaakt.
Tabel 3: Verkeersgeneratie scenario A
aantal | maximale bandbreedte verkeersgeneratie (weekdag) | omrek | werkdag | ||||
max | totaal max | ||||||
Zorgwoningen Bouwdeel A (verpleeghuis) | 24 | 2,1 | 50,4 | 1,11 | 55,944 | ||
Zorgwoningen Bouwdeel B (verpleeghuis) | 28 | 2,1 | 58,8 | 1,11 | 65,268 | ||
Zorgwoningen Bouwdeel C (verpleeghuis) | 14 | 2,1 | 29,4 | 1,11 | 32,634 | ||
Middeldure koopappartementen Kerk | 17 | 6,0 | 102 | 1,11 | 113,22 | ||
Middeldure koopappartementen Pastorie | 6 | 6,0 | 36 | 1,11 | 39,96 | ||
Totaal | 89 | 276,6 | 307 |
In scenario A genereert de ontwikkeling een gemiddelde weekdagintensiteit van 276,6 mvt/etmaal.
Tabel 4: Verkeersgeneratie scenario B
aantal | maximale bandbreedte verkeersgeneratie (weekdag) | omrek | werkdag | ||||
max | Totaal max | ||||||
Zorgwoningen Bouwdeel A (verpleeghuis) | 24 | 2,1 | 50,4 | 1,11 | 55,944 | ||
Zorgwoningen Bouwdeel B (verpleeghuis) | 28 | 2,1 | 58,8 | 1,11 | 65,268 | ||
Middeldure koopappartementen Bouwdeel C | 14 | 6,0 | 84 | 1,11 | 93,24 | ||
Middeldure koopappartementen Kerk | 17 | 6,0 | 102 | 1,11 | 113,22 | ||
Middeldure koopappartementen Pastorie | 6 | 6,0 | 36 | 1,11 | 39,96 | ||
Totaal | 89 | 331,2 | 367,63 |
In scenario B genereert de ontwikkeling een gemiddelde weekdagintensiteit van 331,2 mvt/etmaal, afgerond 332 mvt/etmaal.
Zoals eerder aangegeven genereert de bestaande functie als kerk ook verkeer. De verkeersgeneratie in de nieuwe situatie mag dan ook gesaldeerd worden met de verkeersgeneratie in de bestaande situatie. Dus is er, ten opzichte van de bestaande situatie sprake van een toename van de verkeersgeneratie met (332 - 56 mvt/etmaal =) 276 mvt/etmaal.
Verderop in deze toelichting wordt de verkeersgeneratie van 332 mvt/etmaal echter als worst-case scenario aangehouden.
Verkeersafwikkeling
De ontwikkeling betreft functies die gedurende de hele week verkeer zullen aantrekken. Normaal gesproken zijn er op werkdagen meer verplaatsingen dan in het weekend. Bij het bepalen van de verkeersafwikkeling dient dan ook gekeken te worden naar de gemiddelde werkdagsituatie. Wanneer er wordt uitgegaan van de eerder berekende weekdagintensiteit wordt het weekend ook meegenomen en is de gemiddelde verkeersintensiteit lager en dat zou een vertekend beeld geven. Om de werkdagintensiteit te bepalen zijn omrekenfactoren gebruikt per functie. Deze zijn afkomstig uit CROW publicaties 381 en 272.
De totale werkdagintensiteit voor de ontwikkeling (scenario B) zonder saldering bedraagt na omrekening 367,63 mvt/etmaal (zie tabel 4).
Verwerkingscapaciteit
Bij het bepalen of de omliggende wegen de verkeersgeneratie van de ontwikkeling kunnen verwerken dient uitsluitend gekeken te worden naar de doordeweekse situatie. Die is namelijk maatgevend omdat het dan het drukst is. Het verrekenen met de verkeersintensiteiten van de voormalige functie van kerk is dan dus niet relevant omdat deze uitsluitend in het weekend verkeer genereert.
De Pastoor van der Zijlestraat zal in de nieuwe situatie een eenrichtingsweg worden in de richting van noord naar zuid.
Vanaf de ontwikkellocatie kan op verschillende manieren van en naar het plangebied worden gereden. Daarvoor zullen veelal de Loeffstraat, ten noorden van het plan en de Pastoor van der Zijlestraat gebruikt worden. Figuur 2.10 geeft een overzicht van de verkeersroutering, uitgangspunt daarbij is dat grofweg de helft van het verkeer in oostelijke richting rijdt en de andere helft in westelijke richting (veelal gebruik makend van de Loeffstraat).
Figuur 2.10: geel gearceerd: gaat op in heersende parkeerbeeld
Te zien is waar het verkeer van de ontwikkeling opgaat in het heersende verkeersbeeld (geel gearceerd). In dit geval ter hoogte van de rotonde met de Groen van Prinstererlaan voor verkeer in westelijke richting en ter hoogte het kruispunt met het Vooreinde voor verkeer in oostelijke richting. Zowel vanaf de rotonde met de Groen van Prinsterenlaan als ter hoogte van het kruispunt met het Vooreinde komt er relatief veel verkeer bij uit de omliggende straten waardoor deze wegen vanaf hier fungeren als verzamelweg en daarmee het verkeer van de ontwikkeling relatief gezien gering is ten opzichte van het totaal aan verkeer.
Verder blijkt uit het BBMA verkeersmodel dat de Loeffstraat in 2030 een intensiteit heeft van 1.900 mvt/etmaal. Van de Pastoor van der Zijlestraat zijn in het BBMA model geen gegevens bekend. Dat betekent dat de intensiteiten hier laag zijn (<500 mvt/etmaal).
De wegen in de omgeving, waaronder de Loeffstraat en de Pastoor van der Zijlestraat, zijn erftoegangswegen. Conform de principes van Duurzaam Veilig zouden deze tot maximaal 6.000 mvt/etmaal moeten kunnen verwerken. De worst-case verkeersgeneratie (werkdag) bedraagt 368 mvt/etmaal wat neerkomt op circa 6 % van de totale capaciteit. Gezien het feit dat de wegen in de omgeving relatief rustig zijn, is er naar verwachting voldoende restcapaciteit op deze wegen om de verkeersgeneratie van de ontwikkeling op te kunnen vangen.
Het aspect verkeer en parkeren staat de ontwikkeling niet in de weg.
Ten behoeve van de transformatie van de Sint Clemenskerk en de directe omgeving zal ook nieuwe bebouwing worden toegevoegd. De betreffende percelen zullen intensiever worden bebouwd. De nieuwe bebouwing heeft daardoor effect op de bezonning van de omgeving. Dit kan ook niet anders in een bestaande bebouwde omgeving.
Er is een bezonningsstudie uitgevoerd om de gevolgen van de nieuwe bebouwing ten aanzien van bezonning inzichtelijk te maken. De bezonningsstudie geeft inzicht in de mogelijke schaduwwerking van de nieuwe gebouwen op de directe omgeving zoals andere bebouwing en het openbaar domein. In deze studie is door NBArchitecten grafisch in beeld gebracht in welke mate de nieuwe bebouwing van invloed is op de bezonning van de in de directe omgeving bestaande woonbebouwing en openbaar gebied.
Voor de bezonningsberekening zijn de volgende drie data van belang:
Voor drie dagen zijn op verschillende tijdstippen bezonningsberekeningen uitgevoerd en in diagrammen verbeeld zodat deze een goede weergave van de werkelijkheid geven.
De tijdstippen tussen 9.00 uur en 17.30 uur (zomer/wintertijd) zijn relevant om de bezonning voldoende in beeld te krijgen.
De schaduwdiagrammen zijn opgenomen in Bijlage 2. Het betreffen de computertekeningen van de bestaande en toekomstige bouwmassa's van het plangebied en omgeving zonder andere elementen zoals beplanting, losse bouwwerken en dergelijke. Wel is rekening gehouden met de verschillen in maaiveldhoogte binnen het plangebied.
Er is geen wet- en regelgeving voor bezonning. De meeste gemeenten hanteren de TNO-norm. TNO kent een 'lichte' en een 'strenge' norm:
Deze normen worden alleen toegepast op gevels die zon kunnen ontvangen. Noordgevels ontvangen immers nooit direct zonlicht.
Op basis van de bezonningsstudie kan worden geconcludeerd dat de nieuwbouw in de ochtend en rond het middaguur met name op het eigen perceel zorgt voor extra schaduw uren. In de namiddag zorgt de nieuwbouw voor extra schaduw op de gevels van de woningen aan de Loeffstraat 54 t/m 58. Deze woningen ontvangen echter in de bestaande situatie reeds schaduw als gevolg van de Sint Clemenskerk. Het pand waarin het kinderdagverblijf/scouting is gevestigd heeft de meeste extra schaduwwerking door de realisatie van de nieuwe bebouwing.
Aangezien zowel de gevels van de woningen aan de Loeffstraat 54 t/m 58 en het pand van het kinderdagverblijf/scouting op het zuiden is gericht, is hier sprake van (veel) meer dan 3 mogelijke bezonningsuren in de periode van 21 januari - 22 november. Daarmee wordt voldaan aan de strenge TNO-norm.
Om de Sint-Clemenskerk duurzaam te kunnen behouden, is het noodzakelijk om ter plaatse te verdichten. Hierdoor zullen in het bestaand stedelijk gebied herontwikkelingsopgaven leiden tot veranderende situaties met betrekking tot de bezonning. In een stedelijke omgeving zal altijd schaduwwerking optreden op omliggende gebouwen en openbare ruimte. Wel is het van belang dat er geen ruimten ontstaan die jaarrond nauwelijks direct zonlicht vangen. In het plan vangen alle omliggende gebouwen en openbare ruimten op verschillende tijdstippen van de dag direct zonlicht. De extra schaduwwerking op de verschillende aangegeven plekken is altijd van relatief korte duur. Dit betekent dat de omliggende gebouwen en openbare ruimten gedurende het hele jaar na deze nieuwe ontwikkeling nog voldoende direct zonlicht krijgen na de ontwikkeling. De nieuwe ontwikkeling heeft dan ook geen onevenredige schaduwwerking op de omgeving tot gevolg. Er wordt ruim voldaan aan de strenge TNO-norm voor de minimale bezonning van de gevels rond het plangebied.
De Nationale Omgevingsvisie, kortweg NOVI, loopt vooruit op de inwerkingtreding van de Omgevingswet en vervangt op rijksniveau de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte.
Uitgangspunt in de nieuwe aanpak is dat ingrepen in de leefomgeving niet los van elkaar plaatsvinden, maar in samenhang. Zo kunnen in gebieden betere, meer geïntegreerde keuzes worden gemaakt.
Aan de hand van een toekomstperspectief op 2050 brengt de NOVI de langetermijnvisie van het Rijk in beeld.
Als alle wensen naast elkaar worden gelegd, ontstaat het volgende beeld. Het kabinet wil een land:
Gemeenten, waterschappen, provincies en het Rijk zijn samen verantwoordelijk voor de fysieke leefomgeving. Sommige belangen en opgaven overstijgen het lokale, regionale en provinciale niveau en vragen om nationale aandacht. Dit noemen we ‘nationale belangen’. Het Rijk heeft voor alle nationale belangen een zogenaamde systeem-verantwoordelijkheid. Voor een aantal belangen is het Rijk zelf eindverantwoordelijk. Maar voor een groot aantal nationale belangen zijn dat de medeoverheden.
De NOVI richt zich op die ontwikkelingen waarin meerdere nationale belangen bij elkaar komen, en keuzes in samenhang moeten worden gemaakt tussen die nationale belangen.
Voor dit project relevante nationale belangen zijn:
De belangrijkste keuzes zijn:
Wonen is voor dit project het meest relevant. Tot 2030 moeten er ongeveer 1 miljoen woningen gebouwd worden. Dit zal grote impact hebben op de ruimtelijke ordening.
Er wordt zoveel mogelijk gebouwd binnen bestaand stedelijk gebied, zodat open ruimtes en groen tussen steden behouden blijft. De nieuwe woningen moeten betaalbaar en goed bereikbaar zijn. Bewoners moeten tevens een prettige, gezonde en veilige leefomgeving ervaren. Dat vergt grote investeringen in openbaar vervoer, veilige fiets- en wandelpaden, meer groen, ontmoetingsruimte en wateropvang in de stad, en goede verbindingen met recreatiegebieden in de nabijheid van de stad. Met deze aanpak van verstedelijking wordt niet alleen het woningaanbod, maar ook de leefomgevingskwaliteit in de stad verbeterd.
Toetsing
Het mogelijk maken van de nieuwe woningen in het bestaand stedelijk gebied van Waalwijk past binnen het rijksbeleid.
Op 1 juli 2017 is de Nieuwe Ladder voor Duurzame Verstedelijking in werking getreden (artikel 3.1.6 lid 2 en 3 Bro). De Ladder is ten opzichte van de voorgaande Ladder vereenvoudigd. De drie treden zijn komen te vervallen en er is een nieuwe bepaling toegevoegd.
Om te bepalen of een planvoornemen Ladderplichtig is, dient getoetst te worden of de voorziene ontwikkeling een nieuwe stedelijke ontwikkeling is. Onder een nieuwe stedelijke ontwikkeling wordt verstaan: ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of ander stedelijke voorzieningen.
Het planvoornemen voorziet in de ontwikkeling van 89 woon(zorg)eenheden. Deze toename is groter dan de drempelwaarde van 12 woningen, waardoor de voorgenomen ontwikkeling gezien moet worden als een stedelijke ontwikkeling die Ladderplichtig is.
Toetsing
Bestaand stedelijk gebied
In artikel 1.1.1 onder h van het Bro is een nadere omschrijving van het begrip bestaand stedelijk gebied vastgelegd. Als bestaand stedelijk gebied wordt aangemerkt: bestaand stedenbouwkundig samenstel van bebouwing ten behoeve van wonen, dienstverlening, bedrijvigheid, detailhandel of horeca, alsmede de daarbij behorende openbare of sociaal culturele voorzieningen, stedelijk groen en infrastructuur. De voorliggende locatie ligt in het bestaand stedelijk gebied. Dit bestemminngsplan voorziet in het mogelijk maken van 2 programma's; óf scenario A, óf scenario B (zie ook paragraaf 2.2).
Programma scenario A
Functie | aantal | |
Middeldure koopappartementen Kerk | 17 | |
Middeldure koopappartementen Pastorie | 6 | |
Zorgwoningen Bouwdeel A | 24 | |
Zorgwoningen Bouwdeel B | 28 | |
Zorgwoningen Bouwdeel C | 14 |
Programma scenario B
Functie | aantal | |
Middeldure koopappartementen Kerk | 17 | |
Middeldure koopappartementen Pastorie | 6 | |
Zorgwoningen Bouwdeel A | 24 | |
Zorgwoningen Bouwdeel B | 28 | |
Middeldure koopappartementen Bouwdeel C | 14 |
Het planvoornemen voorziet dus in de realisatie van in totaal 89 extra woon(zorg)eenheden. Daarbij wordt voorzien in 66 zorgwoningen en 23 middeldure koopappartementen óf in 52 zorgwoningen en 37 middeldure koopappartementen. Beide scenario's zijn op basis van dit bestemmingsplan mogelijk.
Stedelijke ontwikkeling
Het geldende bestemmingsplan is vertrekpunt bij de beoordeling of sprake is van een stedelijke ontwikkeling. In dit geval heeft het gebied een verkeersbestemming en een gemengde bestemming met de functieaanduiding maatschappelijk. Hier zijn sociaal-medische, sociaal-culturele en levensbeschouwelijke voorzieningen, sportieve recreatie, voorzieningen ten behoeve van de openbare dienstverlening en voorzieningen ten behoeve van onderwijs mogelijk. Een apotheek en huisarts vallen hier onder. Het geldende bestemmingsplan maakt geen woningen mogelijk. In dit geval worden in totaal 89 woningen mogelijk gemaakt. Het toevoegen van meer dan 11 woningen wordt gezien als stedelijke ontwikkeling. Daarom is hierna de woningbehoefte beschreven.
Behoefte
Onderzocht dient te worden of er daadwerkelijk behoefte is aan de voorgenomen stedelijke ontwikkeling. Om te bepalen of er een kwantitatieve behoefte is aan het planvoornemen is het “Perspectief op Wonen en Woningbouw Hart van Brabant 2022” geraadpleegd.
Hieruit blijkt dat er voor de korte termijn (2021 t/m 2030) behoefte is aan 21.490 woningen voor de regio Midden-Brabant. De totale plancapaciteit in de regio Midden-Brabant bedraagt 22.824 woningen. Dat is meer dan de provinciale prognose, maar met 106% ten opzichte van de prognose ligt het lager dan de richtlijn van 130% voor de komende 10 jaar. Er is dus nog ruim voldoende ruimte om plannen toe te voegen.
In de regionale programmering is opgenomen dat de gemeente Waalwijk kan voorzien in 2.045 woningen. De bouw van 66 zorgwoningen en 23 middeldure koopappartementen óf in 52 zorgwoningen en 37 middeldure koopappartementen past binnen de benodigde capaciteit voor de regio Midden-Brabant en de gemeente Waalwijk.
In de periode 2021 tot en met 2030 wordt in het woningbouwprogramma van de gemeente Waalwijk reeds voorzien in 1.048 woningen (harde plancapaciteit). Onderhavige locatie is daarin nog niet opgenomen. Het programma biedt echter nog ruimte, waardoor de toevoeging van 66 zorgwoningen en 23 middeldure koopappartementen óf in 52 zorgwoningen en 37 middeldure koopappartementen past binnen de woningbehoefte voor de gemeente Waalwijk.
Kwalitatieve behoefte
Het plan is gedeeltelijk gericht op zorgwonen voor diverse doelgroepen. Daarnaast worden ook reguliere woningen (appartementen) in de kerk (en mogelijk in bouwdeel A) gerealiseerd. Het toevoegen van huisvesting voor deze beide doelgroepen past binnen de uitgangspunten van de gemeentelijke Woonvisie 2020. Hieronder wordt daar nader op ingegaan.
In september 2020 is de Woonvisie 2020 vastgesteld. De eerste stap daarin was de uitvoering van een Kwalitatief woningbehoefte onderzoek in 2018 waaraan bijna 2.500 huishoudens uit Waalwijk hebben meegedaan. De uitkomst van het onderzoek onderstreept het belang van ruimtelijke kwaliteit, duurzaamheid, betaalbaarheid, aandacht voor bijzondere doelgroepen op de woningmarkt, wonen en zorg en flexibiliteit in de woningbouwprogramma's. Ook wordt aandacht gevraagd voor wonen en zorg, gelet op de vergrijzing.
Uit de Woonvisie 2020 blijkt dat er nog steeds sprake is van een woningtekort binnen de gemeente Waalwijk. Bij de invulling van het woonprogramma streeft de gemeente naar voldoende kwalitatief goede en betaalbare woningen voor alle bevolkingsgroepen.
De voor dit plan relevante algemene hoofdlijnen van de visie voor de komende tien jaar zijn:
Het planvoornemen voorziet in de realisatie van koopappartementen binnen bestaand leegstaand vastgoed (met cultuurhististorische waarden). Daarmee wordt concreet invulling gegeven aan een ambitie binnen de Woonvisie 2020 van de gemeente Waalwijk.
Hoofdlijnen voor de invulling van de visie op wonen en zorg voor de komende 10 jaar zijn:
Het initiatief geeft invulling aan de behoefte aan nieuwe woonvormen op het gebied van wonen en zorg. In de kerk en de pastorie worden reguliere koopwoningen gerealiseerd. Mogelijk worden daarnaast ook 14 reguliere appartementen in de nieuwbouw gerealiseerd (bouwdeel C). In eerste instantie wordt echter ingezet op 14 zorgeenheden binnen bouwdeel C. Die zorgeenheden zullen, samen met de zorgeenheden in bouwdelen A en B, een zorgcomplex vormen waar mensen met een zorgindicatie worden gehuisvest. In het zorgcomplex zal 24-uurs zorg aanwezig en de bewoners hebben een zorgcontract met een zorgaanbieder. Daarnaast beschikt het zorgcomplex over gemeenschappelijke ruimten zoals woonkamers en keukens. Nederland vergrijst en met die vergrijzing is er ook een toename van woonruimte voor mensen met een zorgindicatie. Alleen al het aantal mensen met zogenoemde geheugenproblemen zal de komende jaren enorm toenemen. In Nederland leven op dit moment 280.000 mensen met alzheimer (bron: Alzheimer Nederland). Voor Waalwijk geldt dat het aantal mensen met dementie van 870 in 2020 groeit naar 1.700 in 2050 (zie figuur 3.1). Deze mensen moeten gehuisvest worden en passende zorg moet worden aangeboden. Het planvoornemen voorziet in minimaal 55 en maximaal 66 zorgwoningen. Daarmee wordt voorzien in een concrete behoefte aan zorgeenheden, wordt een bijdrage geleverd aan de ambitie om nieuwe woonvormen op het gebied van wonen en zorg aan te bieden én wordt een bijdrage geleverd aan het aanbieden van woningen voor alle inwoners van Waalwijk.
Figuur 3.1: Prognose mensen met dementie
(Bron: Alzheimer Nederland - prognose door ABF Research)
Daarnaast voorziet het planvoornemen in de realisatie van minimaal 23 en maximaal 37 appartementen in de koopsector. Doordat zowel in de kerk als in de nieuwe pastorie en in bouwdeel C liften worden gerealiseerd, zijn deze appartementen ook levensloopbestendig (voor iedereen toegankelijk). Daarmee wordt een bijdrage geleverd aan de ambitie om levensloopbestendige woningen te realiseren. Daarnaast biedt het toevoegen van deze appartementen ouderen de mogelijkheid om door te stromen. Daarmee komen weer woningen vrij voor jongeren en gezinnen.
Het planvoornemen voorziet niet in het toevoegen van sociale huurwoningen. Het planvoornemen voorziet met zowel zorgeenheden als reguliere appartementen reeds in een, ook door de gemeente, gewenste differentiatie aan woningen. De uitgangspunten met betrekking tot het toevoegen van sociale huurwoningen zijn met het vaststellen van de woonvisie verankerd. Dit initiatief is echter opgestart voordat de woonvisie is vastgesteld. De eis om sociale huurwoningen in het programma te verwerken geldt dan ook niet voor dit planvoornemen.
Conclusie woningbehoefte
Er zijn nog onvoldoende harde plannen en er is sprake van een grote woningbehoefte. In de afgelopen tien jaar is veel veranderd. Vooral de groep 75-plussers en mensen met dementie groeit hard. Er is een grote vraag naar gelijkvloerse (levensloopbestendig) woningen. En er is grote behoefte aan nieuwe woonvormen met zorg of begeleid wonen. Het plan geeft daar invulling aan.
In de Omgevingsvisie Noord-Brabant (december 2018) is het provinciaal beleid ten aanzien van de ruimtelijke ontwikkelingen in de provincie Noord-Brabant op hoofdlijnen uiteengezet voor de periode tot 2050. Naast een beeld van het Noord-Brabant van nu is een beeld geschetst van het welvarend, verbonden, klimaatproof en vernieuwend Noord-Brabant van 2050.
De provincie heeft de volgende kernwaarden geformuleerd die leidend zijn:
Naast de basisopgave, werken aan veiligheid, gezondheid en omgevingskwaliteit, worden vier hoofdopgaven onderscheiden die nauw met elkaar samenhangen:
Samen met andere partijen zoals gemeenten en bedrijven wil de provincie uitvoering geven aan projecten die passen binnen deze opgaven. Van belang is dat het in de toekomst ook goed wonen, werken en verblijven blijft. Werken aan een goede omgevingskwaliteit zowel in de bebouwde als in de onbebouwde omgeving is het uitgangspunt.
Toetsing
De beoogde ontwikkeling gaat uit van transformatie van een Rijksmonument. Door deze transformatie kan de kerk in stand worden gehouden. Dankzij de nieuwbouw en de verhuur/verkoop van de nieuwe zorgwoningen en appartementen kan de duurzame renovatie van de kerk bekostigd worden. De realisatie van koopwoningen in de kerk draagt daar vanzelfsprekend ook aan bij. Door de realisatie van de (zorg)woningen kan het monumentale pand in stand worden gehouden, hierdoor is sprake van duurzame instandhouding van een cultuurhistorisch waardevol object.
De locatie is gelegen in bestaand stedelijk gebied. De beoogde woon(zorg)functies passen in dit gebied en zijn van toegevoegde waarde. De kwaliteit van het gebied verbetert en uitbreiding van het stedelijk gebied wordt voorkomen. De kerk wordt op een duurzame en toekomstbestendige manier getransformeerd.
De nieuwe nieuwe woningen en zorgwoningen worden niet aangesloten op het gasnet. In het kader van het creëren van een goed binnenniveau op het gebied van geluid er wordt tevens extra isolatie aangebracht. Met het planvoornemen wordt bovendien vanzelfsprekend aangesloten op de BENG normen.
Uit deze toelichting blijkt dat sprake is van een zorgvuldige belangenafweging en van een duurzame ruimtelijke verstedelijking die past binnen de hoofdlijnen van het provinciaal beleid.
Op basis van het bovenstaande kan geconcludeerd worden dat er sprake is van duurzame verstedelijking uitgaande van meervoudig en zorgvuldig ruimtegebruik. De omgevingskwaliteit verbetert en er wordt een bijdrage geleverd aan de duurzaamheids- en klimaatdoelstellingen van de provincie. De beoogde ontwikkeling is daarmee in overeenstemming met Omgevingsvisie Noord-Brabant.
De Interim omgevingsverordening is vastgesteld door Provinciale Staten op 25 oktober 2019 en vervangt een aantal provinciale verordeningen:
Om straks klaar te zijn als de Omgevingswet in werking treedt, heeft de provincie eerst een Interim omgevingsverordening vastgesteld. Het is een ‘Interim’ omgevingsverordening om zo te benadrukken dat dit een tussenstap is naar de ‘definitieve’ omgevingsverordening gebaseerd op de Omgevingswet.
De Interim omgevingsverordening is gebaseerd op de huidige wetgeving en moet aan de wettelijke bepalingen van die wetgeving voldoen. Dat betekent dat nieuwe mogelijkheden uit de Omgevingswet nog niet zijn verwerkt. Er is wel zo veel als mogelijk aansluiting gezocht bij de Omgevingswet en de voorwaarden voor een omgevingsverordening (bijvoorbeeld bij de opbouw en de digitale vormgeving). Deze Interim omgevingsverordening voegt de bestaande regels over de fysieke leefomgeving zoveel mogelijk samen in één verordening en is beleidsneutraal. Alleen aanpassingen die nodig zijn vanwege de samenvoeging of vanwege al vastgesteld beleid, zoals de omgevingsvisie, worden meegenomen.
In de Interim omgevingsverordening staan regels voor:
Rechtstreeks werkende regels voor burgers en bedrijven
Het gaat hier om regels die naast een eventuele vergunningplicht gelden. Er zijn in de Interim Omgevingsverordening (hierna: IOV) voor de volgende thema’s rechtsreekse regels opgenomen: grondwaterbescherming, grondwateronttrekking, bodemsanering, stortplaatsen, ontgrondingen, varend ontgassen, stiltegebied, wegen, natuur en landbouw. De meeste van deze regels waren eerst opgenomen in de Provinciale milieuverordening, de Verordening wegen, de Verordening ontgrondingen en de Verordening natuurbescherming.
Binnen het plangebied zijn voor het werkingsgebied "Stedelijk gebied" rechtstreekse regels van toepassing.
Figuur 3.4: Kaart "Instructieregels gemeente: Stedelijke ontwikkeling en erfgoed", Interim Omgevingsverordening
Toetsing
Het plangebied is aangeduid als 'Stedelijk gebied'. Het provinciale beleid is er al decennia lang op gericht om stedelijke ontwikkeling in stedelijke concentratiegebieden te bundelen. Het doel daarvan is om voldoende draagvlak voor de steden als economische en culturele motor te creëren en om het dichtslibben van het landelijk gebied tegen te gaan. Op provinciale schaal betekent dit dat het merendeel van de woningbouw, de bedrijventerreinen, voorzieningen en bijbehorende infrastructuur moet plaatsvinden in of aansluitend op de stedelijke concentratiegebieden. Binnen het bestaand stedelijke gebied is de gemeente in het algemeen vrij om te voorzien in stedelijke ontwikkeling.
Regels voor stedelijke ontwikkeling
De regels voor stedelijke ontwikkeling zijn vastgelegd in artikel 3.42 van de IOV:
1. Een bestemmingsplan dat voorziet in de ontwikkeling van een locatie voor wonen, werken of voorzieningen ligt binnen Stedelijk gebied en bevat een onderbouwing dat:
2. Een duurzame stedelijke ontwikkeling voor wonen, werken of voorzieningen:
3. Om zorgvuldig ruimtegebruik te bevorderen op een bedrijventerrein, bevat het bestemmingsplan regels over:
Toetsing aan artikel 3.42
Ad 1a: Voor wat betreft de regionale afspraken wordt verwezen naar paragraaf 3.1.2 (Ladder voor duurzame ontwikkeling). Hierin is met name inzicht verschaft in de ambitie voor het bestaand stedelijk gebied. Dat komt neer op het beschermen van de leefbaarheid in de kernen en eventuele herstructurering aan de hand van de ladder van duurzame verstedelijking. Het planvoornemen voorziet daarin.
Ad 1b:
Het planvoornemen voorziet in het hergebruik van een reeds bestaand gebouw en is daarmee een goed voorbeeld van een duurzame ontwikkeling. Door de nieuwbouw en transformatie kan het monumentale pand in stand worden gehouden. Uit deze toelichting zal verder blijken dat sprake is van een zorgvuldige belangenafweging en van een duurzame ruimtelijke verstedelijking die past binnen de hoofdlijnen van het provinciaal beleid.
Ad 2a: Uit hoofdstuk 4 van deze toelichting blijkt dat het planvoornemen bijdraagt aan een goede omgevingskwaliteit met een veilige en gezonde leefomgeving.
Ad 2b: Het plangebied bestaat uit een verouderd stedelijk gebied. Dit gebied wordt met het planvoornemen kwalitatief geoptimaliseerd door nieuwe functies toe te voegen en nieuwbouw te realiseren die past in de omgeving. Met de nieuwe functies en nieuwbouw wordt de duurzame instandhouding van een rijksmonument gewaarborgd.
Ad 2c: Binnen het plangebied zijn mogelijkheden voor de productie van duurzame energie zeer beperkt. Bij uitwerking van het bouwplan wordt onderzocht of er mogelijkheden bestaan om zonnepanelen op de daken van de nieuwbouw te realiseren.
Ad 2d: Zie ook paragraaf 4.3. In het kader van het planvoornemen worden mogelijkheden onderzocht voor de realisatie van een wadi, groene daken of een andere vorm van vertraagde afvoer van hemelwater. In de regels van dit bestemmingsplan is een voorwaardelijke verplichting opgenomen (zie 3.2.6 onder b). Daarmee wordt zeker gesteld dat er een waterbergingsvoorziening wordt gerealiseerd waarbij de capaciteit minimaal 60 mm per m² extra verharding moet zijn. Daarmee wordt voldaan aan het waterschapsbeleid alsmede het beleid uit de IOV.
Ad 2e: De verkeersgeneratie en parkeerbehoefte is in dit bestemmingsplan uitgebreid onderzocht, zie ook paragraaf 2.3. Daaruit kan worden geconcludeerd dat er voldoende parkeerplaatsen worden gerealiseerde en het extra verkeer goed en veilig kan worden afgewikkeld. Deelmobiliteit is binnen dit plan en binnen het beleid van de gemeente Waalwijk niet meegenomen. Indien in de praktijk blijkt dat er minder parkeerplaatsen noodzakelijk zijn, zullen parkeerplaatsen worden omgezet naar groenvoorzieningen en/of ruimte voor extra waterbuffercapaciteit.
Ad 2f: Het planvoornemen voorziet in de actuele behoefte aan (zorg)woningen. Zie ook paragraaf 3.1.2. Een eerder initiatief binnen dit plangebied voorzag in de realisatie van praktijkruimten, een apotheek en een grand-café. Dat programma is vanwege signalen vanuit de markt echter aangepast. Er blijkt meer behoefte aan koopwoningen (in de kerk) en zorgwoningen (in de nieuwbouw). Daarmee is tevens voldoende aangetoond dat het planvoornemen bijdraagt aan een duurzame concurrerende economie, natuurlijk met namen ten aanzien van de woningmarkt.
Ad 3: De realisatie van een bedrijventerrein is niet van toepassing.
De 'Strategische visie Waalwijk 2020 - De Schakel van Midden Brabant' (vastgesteld januari 2010) bevat de strategische hoofdlijnen voor besluitvorming, beleid en projecten tot 2020. De gemeente Waalwijk streeft er naar te fungeren als een stedelijk knooppunt dat met zijn krachtige economische functie en karakteristieke kernen en omgeving een vitale schakel is in de regionale netwerken van Midden Brabant. Om dit te bereiken kiest de gemeente voor duurzaamheid en duurzame successen. Hierbij staan de volgende thema's centraal:
Toetsing
De ontwikkeling betreft de transformatie van een Rijksmonument ten behoeve van woningen. Rondom dit monument worden ook nieuwbouw zorgwoningen gerealiseerd. De transformatie en nieuwbouw wordt vormgegeven met respect en behoud van de cultuurhistorische waarden. De beoogde bouwmassa's reageren op de omgeving en de bestaande bouwhoogte van de kerk. De invulling wordt daarmee optimaal stedenbouwkundig en ruimtelijk ingepast. Bovendien vergroot de ontwikkeling de diversiteit en kwaliteit van de woningvoorraad en draagt hiermee bij aan de centrale thema’s van de Strategische visie Waalwijk 2020.
De structuurvisie is vastgesteld in februari 2016. De basis voor deze structuurvisie is de strategische visie (2010) en de in grote lijnen opgestelde structuurvisie uit 2013. Het doel van deze structuurvisie is een samenhangend ruimtelijk beleid met een uitgewerkte visie voor 2025 en die de ambities weergeeft voor 2035. De integrale structuurvisiekaart is weergegeven in figuur 3.5. De ambitie van de gemeente is hierbij als volgt geformuleerd: Waalwijk is een stedelijk knooppunt in de regionale netwerken van Midden-Brabant, met lokaal een krachtige economische functie en karakteristieke kernen in een unieke landschappelijke omgeving. De visies waar in de structuurvisie op wordt gestuurd zijn:
Door deze ambities heen loopt het thema duurzaamheid. Hierbij wordt ingegaan op duurzaamheid in het algemeen, milieu, energie, erfgoed en sociaal. Tenslotte zijn, om de juiste keuze voor 2025 te maken, de volgende principes geformuleerd:
Figuur 3.5: Structuurvisie Waalwijk 2025 (Bron: Gemeente Waalwijk, 2016)
Vanuit de leidende principes zijn speerpunten van beleid opgesteld. Uit de speerpunten volgen inhoudelijke projecten en werkzaamheden waarbij de gemeente procesmatig kiest voor een bepaalde rol. De structuurvisie is opgebouwd uit drie delen. Deel A gaat in op het beleid op hoofdlijnen, deel B betreft de onderbouwing van de visie en deel C is de uitvoeringsparagraaf. De ambities zijn gevisualiseerd in de visiekaart.
Het thema duurzaamheid loopt als een ‘ladder’ integraal door alle ambities heen en is daarom apart uitgewerkt in de structuurvisie. Aan deze ‘duurzaamheidsladder’ zijn ook een aantal specifieke onderwerpen gekoppeld: milieu, energie, erfgoed en sociaal. Duurzaamheid is voor de gemeente een algemeen leidend principe. De gemeente beschouwd het als haar plicht om de ontwikkeling van de huidige generatie te bevorderen, maar daarbij de ontwikkeling van de generaties na ons niet te belemmeren door de impact van onze huidige activiteiten en keuzes.
De structurele veranderingen in de samenleving, met name de bevolkingssamenstelling maar ook klimaatveranderingen zorgen ervoor dat het nodig is de bestaande woongebieden onder de loep te nemen en waar nodig vraaggericht te herstructureren. De komende jaren wordt voor Waalwijk nog een lichte groei voorspeld. Op termijn wijzen de demografische ontwikkelingen echter ook voor Waalwijk op krimp. Bij herstructurering ligt de nadruk op kwaliteit in plaats van kwantiteit met bijzondere aandacht voor speciale groepen. Kwaliteit van wonen is variatie, keuzevrijheid en een prettige woonomgeving. Vraaggericht wil zeggen dat sprake moet zijn van bouwen voor de échte vraag in de markt, welke blijkt uit (regionaal) onderzoek. Essentieel daarbij is de afstemming van kwalitatieve en kwantitatieve woningbouwprogramma’s in overleg met de regiogemeenten en de provincie Noord-Brabant. Vraaggericht betekent ook ‘voor iedereen een thuis’. Groepen die specifieke aandacht vragen zijn:
Voor de woningvoorraad kan herstructurering betekenen aanpassing van bestaande (woon)gebouwen of inbreidingslocaties met als resultaat een gerichte ontwikkeling van de woningvoorraad voor de volgende doelgroepen:
Toetsing
Het plangebied is gelegen in een op de visiekaart aangeduid kleinstedelijk woonmilieu. Op hoofdlijnen richt het woonbeleid zich in deze gebieden op het waarborgen van diversiteit in de woonomgeving met kleinstedelijke en dorpse kernen afgestemd op de regionale en lokale behoefte. De leefbaarheid in alle woongebieden dient te worden beschermd. Bestaande woongebieden moeten derhalve afhankelijk van de vraag worden geherstructureerd volgens de principes van de ladder voor duurzame verstedelijking.
Voorliggend bestemmingsplan sluit nadrukkelijk aan op het beleid zoals vertaald in de structuurvisie. Het planvoornemen voorziet in de transformatie en herstructurering van de Sint-Clemenskerk en haar directe omgeving. Daarnaast voorziet het planvoornemen in de realisatie van levensloopbestendige appartementen die ook geschikt zijn voor mensen met een zorgbehoefte. Dit kan extramurele- of intramurele zorg zijn. Ook is het mogelijk om mensen met een geheugenprobleem hier te huisvesten.
Aanvullend op de beleidsuitgangspunten is in de structuurvisie de duurzaamheidsladder geïntroduceerd door de gemeente Waalwijk. Om het belang dat de gemeente hecht aan het aspect duurzaamheid beter te benadrukken en te concretiseren dient bij ruimtelijke ontwikkelingen vooraf te worden voldaan aan principes van de duurzaamheidsladder. Deze houden in dat:
Bij onderhavig ontwikkelingsplan worden de woningen energieneutraal ontwikkeld. De exacte maatregelen worden in goed overleg afgestemd tussen ontwikkelaar en bewoners. Voor aanvang van de bouw van de woningen zijn de concrete maatregelen uitgewerkt. Er wordt voldaan aan de ladder voor duurzame verstedelijking zoals reeds is beschreven in paragraaf 3.1. Met de transformatie van de kerk is nadrukkelijk sprake van het behoud van ruimtelijke kwaliteit. De nieuwbouw wordt ingepast met respect voor de aanwezige cultuurhistorische waarden en voorziet daarmee in een verbetering van de ruimtelijke kwaliteit.
In 6.1 wordt ingegaan op de economische uitvoerbaarheid van het planvoornemen. Hiermee wordt voldaan aan de aanvullende principes zoals geformuleerd in de duurzaamheidsladder.
De Woonvisie 2020 is door de gemeenteraad van Waalwijk d.d. 17 september 2020 vastgesteld. De toetsing aan de Woonvisie is, in het kader van het aantonen van zowel de kwalitatieve als kwantitatieve behoefte, al opgenomen in paragraaf 3.1.2.
Er is, ook binnen de gemeente Waalwijk, nog steeds sprake van een woningtekort. Bij de invulling van het woonprogramma streeft de gemeente naar voldoende kwalitatief goede en betaalbare woningen voor alle bevolkingsgroepen. Het initiatief geeft invulling aan de behoefte aan nieuwe woonvormen op het gebied van wonen en zorg.
Met uitzondering van het toevoegen van sociale huurwoningen, voldoet het planvoornemen aan de Woonvisie en draagt het bij aan de ambities van de gemeente Waalwijk. Het planvoornemen dateert van voor de vaststelling van de Woonvisie. De eis om sociale huurwoningen in het programma op te nemen, is dan ook niet van toepassing op dit planvoornemen.
Deze nota is bedoeld om de Waalwijkse inwoners, architecten en andere opdrachtgevers te informeren over criteria die de gemeente hanteert bij de welstandsbeoordeling van bouwplannen. De welstandstoets is opgebouwd uit twee onderdelen: het welstandsniveau en de welstandscriteria.
Het welstandsniveau bepaalt hoe streng of hoe soepel er getoetst wordt. De welstandscriteria bepalen op welke onderdelen een bouwplan getoetst wordt. Op basis van gebiedskenmerken en waarden worden er twee welstandsniveaus onderscheiden. Voor gebieden die bijzondere waarden hebben of een grotere bijdrage leveren aan de beleving van het ruimtelijke beeld geldt dat ze welstandsplichtig zijn. Voor gebieden die weinig invloed hebben op de publieke beleving van het ruimtelijk beeld, wordt een welstandsvrij regime ingevoerd. Voor het grootste deel van de gemeente Waalwijk geldt dit welstandsvrije regime.
De hierna volgende gebieden zijn als welstandsplichtig aangemerkt:
Volledig welstandsvrije gebieden betreft het grootste gedeelte van het grondgebied van de gemeente Waalwijk. Een aanvraag voor een omgevingsvergunning binnen deze gebieden wordt niet getoetst aan welstandscriteria.
Toetsing
Figuur 3.6: Uitsnede Welstandskaart gemeente Waalwijk
Het plangebied is gedeeltelijk gelegen binnen het welstandsgebied "Stedelijke en Dorpse linten". De waarde van deze linten is vooral gelegen in het afwisselende beeld van de gegroeide structuur met variërende bebouwing aan overwegend stenige straten. Diverse panden zijn door hun vorm en positie cultuurhistorisch waardevol. Het beleid is gericht op het behoud van de cultuurhistorisch waardevolle ruimtelijke structuur en beeldkwaliteit.
De Sint-Clemenskerk maakt onderdeel uit van de cultuurhistorisch waardevolle panden in de dorpslint van Waalwijk. Het betreft hier ook een Rijksmonument. Het planvoornemen is ontstaan uit de behoefte om deze kerk in stand te houden. Met de transformatie worden geen uitpandige aanpassingen gerealiseerd. Het planvoornemen sluit dan ook nadrukkelijk aan op het welstandsbeleid.
De nieuwe appartementen zijn (grotendeels) gelegen in een welstandsvrij gebied. In principe worden deze appartementen niet getoetst aan het welstandsbeleid. Er is echter een duidelijke relatie tussen de transformatie van de kerk en de nieuwbouw. Door de realisatie van de nieuwbouw is het (financieel) mogelijk de kerk te transformeren en duurzaam en toekomstbestendig in stand te houden. Bovendien wordt de nieuwbouw gerealiseerd aansluitend op en met respect voor het Rijksmonument.
De groenbeleidsvisie 'Groen Leeft!' vormt een duidelijke visie en kaders voor het openbaar groen. Het vormt de basis voor alle andere beleids- en beheervisies op het gebied van groen. De groenbeleidsvisie is een uitwerking van de groenstrategie. De groenstrategie is een vertaling van alle groene ambities uit de Strategische visie Waalwijk 2025, het Coalitieprogramma "Samen duurzaam vooruit!", de Structuurvisie en de Duurzaamheidsvisie.
Speerpunten binnen de woonwijken zijn:
Toetsing
In het plangebied zijn geen groene hoofdstructuren aanwezig. Het plangebied grenst ten zuidwesten aan de bestaande groene hoofdstructuur en de waterloop langs het Clemenspad. De bestaande groenstructuren worden conform het gemeentelijk beleid in stand gehouden.
In de groenbeleidsvisie "Groen Leeft" is opgenomen dat in 2030 een toename van 10 % groen gerealiseerd moet zijn. Voor bomen betekent dit een toename in de waarden die bomen leveren. In het boombeleid ligt dan ook de nadruk op het handhaven van bestaande bomen en uitgangspunten voor het toepassen van nieuwe bomen.
Het boombeleidsplan gaat over de bomen die in eigendom zijn van de gemeente Waalwijk, zowel binnen als buiten de bebouwde kom. De groenbeleidsvisie "Groen Leeft!" (paragraaf 3.3.5) en het groenbeleidsplan (2017) zijn hierbij de kaders.
Toetsing
Aan de voorzijde van de kerk zijn enkele bomen in eigendom van de gemeente aanwezig. Deze bomen zijn echter niet aangeduid als waardevol.
Bomen van derden en private partijen zijn kapvergunningvrij uitgezonderd de waardevolle bomen die zijn opgenomen op de waardevolle bomenkaart.
Figuur 3.7: Waardevolle bomen binnen plangebied (bron: gemeente Waalwijk)
Binnen het plangebied zijn enkele waardevolle bomen, in eigendom van initiatiefnemer, aanwezig. Twee van de waardevolle bomen in de pastorietuin zullen worden gekapt om de nieuwbouw mogelijk te maken. De overige bomen blijven hier gehandhaafd.
De boom op het perceel 1769 staat in figuur 3.7 foutief ingetekend. Deze boom staat eigenlijk op het perceel van de naastgelegen scouting. Voor (onder andere) deze boom is een zogenoemde Boom Effect Analyse (hierna: BEA) uitgevoerd. De rapportage van deze BEA is opgenomen in Bijlage 3 van deze toelichting. Voor deze boom geldt dat er sprake is van onvoldoende boomkwaliteit door de hoge leeftijd voor de soort (circa 60jaar), de verminderde blad/knopbezetting en de aanwezigheid van saprofyten zwammen op de ingezonken stamvoet. Dit kan duiden op verborgen gebreken, in dit kader wordt geadviseerd een nader technisch onderzoek (voorts NTO) uit te voeren. Bij uitwerking van het plan zal een dergelijk onderzoek dan ook worden uitgevoerd. Dit heeft verder geen invloed op de haalbaarheid van dit bestemmingsplan.
De BEA is echter ook uitgevoerd voor 27 andere bomen in en rond het plangebied. Direct ten noorden van de Sint-Clemenskerk is het kerkplein te vinden met parkeerplaatsen en beuken (Fagus sylvatica) in ruime groeiplaatsen. De Sint-Clemenskerk wordt aan de westzijde geflankeerd door een bomenrij, bestaande uit haagbeuken (Carpinus betulus 'Fastigiata'). De haagbeuken staan langs de Pastoor van der Zijlestraat. Aan de overzijde van de Pastoor van der Zijlestraat staan enkele jonge beuken, een halfwas Hollandse linde (Tilia x europaea) en twee gewone essen (Fraxinus excelsior) binnen de invloedssfeer van de ontwikkeling. Direct ten zuiden van de Sint-Clemenskerk is de pastorietuin te vinden. Dit betreft extensief grasland met daarop een waardevolle boomgroep van omvangrijke Amerikaanse eiken (Quercus rubra). Ten oosten van de Sint-Clemenskerk bevindt zich op het naast gelegen perceel een gebouw van de scouting. Dit perceel kenmerkt zich door intensief grasveld en de aanwezigheid van een ruwe berk (Betula pendula), die als waardevol staat geregistreerd. Direct ten zuiden van het scouting gebouw is het bijgebouw "De ontmoeting" gesitueerd. Dit gebouw is omkaderd door een haag van laurierkersen. In de haag staan twee sierkersen (Prunus avium), direct ten westen van het bij gebouw "De ontmoeting".
In totaal zijn er in de BEA 28 bomen geïnventariseerd, hiervan verkeren 24 bomen in een goede conditie of redelijke conditie. Deze 24 bomen hebben een toekomstverwachting van meer dan 15 jaar. Van de 28 bomen hebben 3 bomen een verminderde toekomstverwachting van 10-15 jaar. 1 boom heeft een toekomstverwachting van 5-10 jaar.
In Tabel 5 is de boombalans te vinden voor de bomen in de invloedssfeer van het project. Zonder het nemen van specifieke maatregelen zijn 11 bomen duurzaam te handhaven. 9 bomen kunnen niet duurzaam gehandhaafd worden door het nieuwe ruimtelijke beslag. Door middel van verplanting kunnen 8 bomen potentieel behouden blijven, voor een sluitend verplantbaarheidsadvies is een volledig verplantbaarheidsonderzoek benodigd.
Tabel 5: bomenbalans met te handhaven bomen in de directe invloedssfeer van het project.
Voor de ontwikkeling is het van belang dat tijdens de uitvoering en in de nieuwe situatie sprake is van een goede omgevingssituatie. Deze omgevingstoets gaat in op de relevante milieuaspecten (bodem, water, milieuzonering en externe veiligheid) en om andere sectorale regelgeving (bijvoorbeeld archeologie en cultuurhistorie, ecologie). Hierna wordt ingegaan op de milieuaspecten. Voor enkele aspecten is onderzoek uitgevoerd. Opgemerkt dient te worden dat een aantal onderliggende onderzoeken is opgesteld op het moment dat er nog sprake was van een ander schetsontwerp. Dit heeft echter geen consequenties voor de resultaten van die betreffende onderzoeken.
In onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van het omgevingsvergunning planmer-plichtig, projectmer-plichtig of mer-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Daarnaast dient het bevoegd gezag bij de betreffende activiteiten die niet aan de bijbehorende drempelwaarden voldoen, na te gaan of sprake kan zijn van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen de kenmerken en plaats van de projecten en de kenmerken van potentiële effecten.
De onderhavige ontwikkeling is qua aard en omvang zodanig dat de drempelwaarden In onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. niet worden overschreden. Indien een activiteit onder de drempelwaarden blijft, dient alsnog een vormvrije m.e.r.-beoordeling uitgevoerd te worden, waarbij onderzocht dient te worden of de activiteit belangrijke nadelige gevolgen heeft voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling.
Een belangrijke categorie die onder deze regeling valt zijn de stedelijke ontwikkelingsprojecten. Dit project valt daar ook onder. In dat kader is een vormvrije mer-beoordelingsnotitie opgesteld.
De vormvrije mer-beoordelingsnotitie is opgesteld en is als separate bijlage bij het bestemmingsplan gevoegd. Uit de informatie in de notitie blijkt dat het plangebied niet ligt in kwetsbaar gebied en/of gebied met een beschermde status. De aard en omvang van het plan leiden niet tot belangrijke nadelige milieugevolgen. Door rekening te houden met de mitigerende maatregelen is het doorlopen van een volledige m.e.r.-procedure niet noodzakelijk.
Op grond van het Bro dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening te worden gehouden met de bodemkwaliteit in het plangebied. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie. In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt voor de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Voor een nieuw geval van bodemverontreiniging geldt, in tegenstelling tot oude gevallen (voor 1987), dat niet functiegericht maar in beginsel volledig moet worden gesaneerd.
Het Bouwstoffenbesluit en het Besluit Bodemkwaliteit stellen verder regels hoe om te gaan met vrijkomende grond- en materiaalstromen en hoe deze toe te passen.
Op 28 augustus 2012 door het college van burgemeester en wethouders de gemeentelijke bodemkwaliteitskaart vastgesteld. Op basis van die bodemkwaliteitskaart zijn de verschillende delen van Waalwijk in zones ingedeeld en is de bodem geclassifficeerd.
Het plangebied valt conform de gemeentelijke bodemkwaliteitskaart binnen zone 3 waar voornamelijke bebouwing van voor 1945 aanwezig is. De bodem heeft hier de kwaliteitsklasse "Wonen". Op basis van de kwaliteitskaart is de bodem hier derhalve geschikt voor de functie wonen.
Bij het voorgenomen gebruik in het plangebied is ter plaatse van de Sint-Clemenskerk ook niet direct sprake van een transformatie naar een bodemgevoeliger gebruik. De bestemming is reeds 'Gemengd' en het bestaande gebruik als kerk is al (deels) gevoelig voor bodemverontreinigingen. Het toekomstige gebruik is niet of nauwelijks extra gevoelig. Bovendien is wonen binnen deze bestemming al toegestaan. De bestemming zal hier ook 'Gemengd' blijven. Hierdoor is onderzoek naar de bodemkwaliteit ter plaatse van de kerk niet noodzakelijk in het kader van de te doorlopen planologische procedure.
Ten oosten en zuiden van de Sint-Clemenskerk wordt ook nieuwbouw gerealiseerd op locaties waar momenteel geen bebouwing aanwezig is. Op basis van het geldende bestemmingsplan zijn hier geen woongebouwen toegestaan. In het kader van de omgevingsvergunning voor het bouwen zal ter plaatse een bodemonderzoek moeten worden uitgevoerd. Dat onderzoek moet bevestigen dat de gronden, conform de bodemkwaliteitskaart van Waalwijk, inderdaad geschikt zijn voor wonen. In dat kader dient een Verkennend bodemonderzoek te worden uitgevoerd. De resultaten van het onderzoek moeten bekend zijn ten tijden van de aanvraag voor de omgevingsvergunning voor het bouwen.
De bodemkwaliteit vormt geen belemmering voor dit bestemmingsplan.
Waterbeheer en watertoets
Het watertoetsproces is een belangrijk instrument om het waterbelang in ruimtelijke plan en besluiten te waarborgen. Het gaat daarbij om alle waterhuishoudkundige aspecten, waaronder veiligheid, wateroverlast, watertekort, waterkwaliteit en verdroging, en om alle wateren: rijkswateren, regionale wateren en grondwater. Het is niet een toets achteraf, maar een proces dat de initiatiefnemer van een ruimtelijk plan en de waterbeheerder in een zo vroeg mogelijk stadium met elkaar in gesprek brengt. Bij het tot stand komen van deze paragraaf wordt overleg gevoerd met de waterbeheerder. De opmerkingen van de waterbeheerder worden vervolgens verwerkt in deze waterparagraaf.
Beleid duurzaam stedelijk waterbeheer
Op verschillende bestuursniveaus zijn de afgelopen jaren beleidsnota's verschenen aangaande de waterhuishouding, allen met als doel een duurzaam waterbeheer (kwalitatief en kwantitatief). Deze paragraaf geeft een overzicht van de voor het plangebied relevante nota's, waarbij het beleid van het waterschap en de gemeente nader wordt behandeld.
Europa:
Nationaal:
Provinciaal:
Waterschapsbeleid
Het waterschap Brabantse Delta is verantwoordelijk voor het waterbeheer (waterkwantiteits en - kwaliteitsbeheer) in het plangebied. Het waterschap heeft de grondslag van haar beleid opgenomen in het Waterbeheerplan 2016-2021. Het plan beschrijft de hoofdlijnen van het beheer van het water- en zuiveringssysteem voor de periode 2016-2021. Nieuwe accenten in het Waterbeheerplan zijn: de versterking van de primaire en regionale keringen, inzet op waterbewustwording van watergebruikers, helder zijn over de beperkingen en mogelijkheden die er vanuit het watersysteem zijn voor de gebruiksfuncties, een meer integrale, gebiedsgerichte uitvoeringsstrategie en dynamisch waterbeheer.
Het waterschap hanteert bij nieuwe ontwikkelingen het principe van waterneutraal bouwen, waarbij gestreefd wordt naar het behoud of herstel van de 'natuurlijke' waterhuishoudkundige situatie. Vanwege dit principe wordt bij uitbreiding van verhard oppervlak voor de omgang met hemelwater uitgegaan van de voorkeursvolgorde infiltreren, bergen, afvoeren. Beleid hierover is vastgelegd in de 'Hydrologische uitgangspunten bij de Keurregels voor afvoeren van hemelwater, Brabantse waterschappen'.
Op waterhuishoudkundige ingrepen is de Keur waterschap Brabantse Delta 2015 van toepassing. De Keur is een waterschapsverordening die gebods- en verbodsbepalingen bevat met betrekking tot ingrepen die consequenties hebben voor de waterhuishouding en het waterbeheer. Zo is het onder andere verboden zonder vergunning van het dagelijks bestuur te lozen op het oppervlaktewater bij een uitbreiding van het verhard oppervlak groter of gelijk aan 500 m². Indien door de ontwikkeling het verhard oppervlak met meer dan 500 m² toeneemt, eist het waterschap compensatie voor de uitbreiding van verharding. Bij het dimensioneren van retentie-/infiltratievoorzieningen dient rekening te worden gehouden met neerslaghoeveelheden met een herhalingstijd van 1 tot 100 jaar. Aangezien de retentiebehoefte het grootst is bij T = 100 is deze waarde maatgevend.
Het gebruik van uitlogende (bouw)materialen zoals lood, koper, zink en zacht PVC wordt ten zeerste afgeraden in verband met de negatieve gevolgen voor de waterkwaliteit. Deze stoffen kunnen zich ophopen in het water(bodem)systeem en hebben hierdoor een zeer nadelige invloed op de water(bodem)kwaliteit en ecologie.
Integraal Waterplan Waalwijk
Het Integraal Waterplan Waalwijk (hierna: IWW) 2021-2024 is de opvolger van het Gemeentelijk Rioleringsplan (GRP) 2016-2020 en omvat de beleidsvoornemens en maatregelen voor het Waalwijkse rioolstelsel. Omdat de interactie met het oppervlaktewater sterk is toegenomen, is het oppervlaktewater toegevoegd aan de scope van dit beleidsplan.
Klimaatadaptatie is daarbij een actueel thema. Daarnaast blijft een deugdelijke afvoer van vuilwater cruciaal voor een gezonde samenleving. Samen met een sterke structuur van oppervlaktewater zijn dit dragers van de leefkwaliteit in de gemeente Waalwijk. De opgave die gepaard gaat met klimaatadaptatie kan de gemeente niet uitvoeren zonder hulp van bewoners en bedrijven. Conform de wetgeving stelt dit IWW dat iedere perceeleigenaar in beginsel verantwoordelijk is voor de verwerking van het regenwater dat op zijn/haar perceel valt. Bij nieuwbouw en aanbouw vraagt de gemeente om 60 mm (6 liter/m²) berging te maken over de extra verharding.
Het plangebied bestaat momenteel uit een kerk en pastorie. Een gedeelte van het plangebied is onverhard.
Bodem en grondwater
Het plangebied maakt geen deel uit van een waterwingebied of een grondwaterbeschermingsgebied. Vanwege de ligging in de bebouwde kom is het plangebied niet gekarteerd op de Bodemkaart van Nederland. Ten zuiden van het plangebied bestaat de grond uit enkeerdgronden; fijn zand.
Binnen het plangebied zijn twee peilbuizen geplaatst waar de hoogte van het grondwater wordt gemonitord. Op basis van de gegevens over het gehele jaar 2021 wordt geconcludeerd dat het grondwater altijd dieper dan 60 centimeter ten opzichte van Normaal Amsterdams Peil (hierna: N.A.P.) ligt en gemiddeld op circa 85 centimeter ten opzichte van N.A.P. (zie ook figuur 4.1).
Figuur 4.1: Hoogte grondwaterstand 2021 (bron: Inpijn Blokpoel ingenieurs)
Waterkwantiteit
Binnen het plangebied is geen oppervlaktewater aanwezig. Het plangebied ligt ook niet binnen de kern- en/of beschermingszone van een waterkering. In 4.2 is een uitsnede te zien van het plangebied in relatie tot de informatie beschikbaar via de Watertoets Viewer van het waterschap Brabantse Delta.
Figuur 4.2: Watertoets Viewer Waterschap Brabantse Delta met globale ligging plangebied in rood
Watersysteemkwaliteit en ecologie
Binnen het plangebied of in de nabije omgeving liggen geen oppervlaktewaterlichamen die zijn aangewezen vanuit de Kaderrichtlijn Water. Er bevinden zich ook geen natte ecologische verbindingszone zoals opgenomen in het (provinciale) Natuurnetwerk Nederland binnen of in de nabijheid van het plangebied.
Afvalwaterketen en riolering
Het bestaande gebouw is aangesloten op het gemeentelijk gemengd rioolstelsel.
Het plan is om de huidige kerk en pastorie te herontwikkelen en daarnaast in totaal 66 nieuwe woon(zorg)appartementen te realiseren. De kerk zal alleen intern verbouwd worden ten behoeve van de realisatie van in totaal 17 appartementen. De pastorie zal worden gesloopt en op dezelfde plek worden herbouwd ten behoeve van de realisatie van 6 appartementen.
Waterkwantiteit
In de toekomstige situatie zullen alleen de nieuwe woon(zorg)appartementen voor extra verharding zorgen. Uitgangspunt is dat de hemelwaterafvoer van de kerk en de pastorie gehandhaafd blijft.
Op dit moment is de locatie van de beoogde nieuwbouw onverhard. Het waterschap Brabantse Delta stelt sinds begin 2021 als eis dat de toename in verharding gecompenseerd dient te worden mits deze toename meer dan 500 m2 bedraagt. Het nieuwe dakoppervlak bedraagt circa 1.500 m² en overschrijdt daarmee de grens. Op basis van het beleid van het waterschap moet er dan ook gecompenseerd worden. Conform het recent vastgestelde "Integraal Waterplan Waalwijk" dient er 60mm hemelwater op het eigen terrein verwerkt/geborgen te worden. In het kader van het planvoornemen worden aan de oostzijde van het plangebied infiltratiekratten gerealiseerd met een overstort naar het sierwater aan de zuidzijde van het plangebied. Voor het planvoornemen is minimaal 90 m³ (1.500 x 0,06) nodig. Aan de oostzijde van het plangebied (ten oosten van de nieuwbouw) is een gebied van circa 270 m² beschikbaar voor de realisatie van infiltratiekratten. In verband met de hoogste grondwaterstand van 60 centimeter ten opzichte van N.A.P., is het mogelijk om infiltratiekratten met een hoogte van 60 centimeter te realiseren. Daarmee kan een capaciteit van 162 m³ worden gerealiseerd en kan voldaan worden aan de berging van minimaal 60 mm hemelwater op eigen terrein. Aangezien er voldoende extra berging kan worden gerealiseerd, wordt mogelijk ook (een deel van) de bestaande bebouwing afgekoppeld en op de infiltratiekratten aangesloten.
In de regels van dit bestemmingsplan is een voorwaardelijke verplichting opgenomen (zie 3.2.6 onder b). Daarmee wordt zeker gesteld dat er een waterbergingsvoorziening wordt gerealiseerd waarbij de capaciteit minimaal 60 mm per m² extra verharding moet zijn. Daarmee wordt geborgd dat voldaan wordt aan het Integraal Waterplan Waalwijk.
Watersysteemkwaliteit en ecologie
Ter voorkoming van diffuse verontreinigingen van water en bodem is het van belang om duurzame, niet-uitloogbare materialen te gebruiken, zowel gedurende de bouw- als de gebruiksfase.
Veiligheid en waterkeringen
De voorgenomen ontwikkeling heeft geen negatieve invloed op de waterveiligheid in de omgeving.
Afvalwaterketen en riolering
Conform de Leidraad Riolering en vigerend waterschapsbeleid is het voor nieuwbouw gewenst een gescheiden rioleringsstelsel aan te leggen zodat schoon hemelwater niet bij een rioolzuiveringsinstallatie terecht komt. Afvalwater wordt aangesloten op de bestaande gemeentelijke riolering. Voor hemelwater wordt de volgende voorkeursvolgorde aangehouden:
Het afvalwater van de voorgenomen nieuwbouw wordt, evenals het afvalwater van de bestaande bebouwing, aangesloten op het bestaand gemengd rioolstelsel.
De ontwikkeling heeft geen negatieve gevolgen voor het waterhuishoudkundige systeem ter plaatse. Het waterschap heeft bovendien op 6 juli 2020 een positief wateradvies zonder voorbehoud gegeven.
Watercompensatie is noodzakelijk vanuit waterschaps- en gemeentelijk beleid. In dat kader wordt onderzocht of de realisatie van een wadi, groene daken of een andere vorm van vertraagde afvoer van hemelwater mogelijk is. In dit bestemmingsplan is in dat kader voorzien in een voorwaardelijke verplichting.
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de aanwezigheid van bedrijven in de omgeving van milieugevoelige functies zoals woningen:
Om in de bestemmingsregeling de belangenafweging tussen bedrijvigheid en nieuwe woningen in voldoende mate mee te nemen, wordt in dit plan gebruikgemaakt van de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (editie 2009). In deze publicatie is een lijst opgenomen waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten zijn gerangschikt naar mate van milieubelasting. Voor elke bedrijfsactiviteit is de maximale richtafstand ten opzichte van milieugevoelige functies aangegeven op grond waarvan de categorie-indeling heeft plaatsgevonden. De richtafstanden gelden ten opzichte van het omgevingstype 'rustige woonwijk'. Milieuzonering beperkt zich tot de milieuaspecten met een ruimtelijke dimensie: geluid, geur, gevaar en stof.
In de beoogde situatie worden appartementen mogelijk gemaakt. Hiermee wordt een milieugevoelige functie en milieuhinderlijke functies opgericht en moet worden getoetst aan de richtafstanden zoals vermeld in de VNG-brochure. In het gebied zijn voornamelijk woningen en bedrijvigheid gevestigd, waardoor de omgeving getypeerd kan worden als 'gemengd gebied'.
Milieugevoelige functies (woningen)
In tabel 6 is een inventarisering van omliggende bedrijven te vinden met daarbij de hoofdactiviteit, richtafstand en de afstand tot het plangebied. Uit de tabel blijkt dat aan de richtafstanden tot de nieuwe woningen wordt voldaan, met uitzondering van de aan te houden afstand tot de scouting. Ten opzichte van de overige bedrijven is sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat en de bedrijven worden niet in hun bedrijfsvoering beperkt. Zij kunnen blijven voldoen aan de voorschriften uit het Activiteitenbesluit milieubeheer.
Tabel 6 Overzicht bedrijven in de omgeving van het plangebied
Bedrijf |
Adres |
Hoofdactiviteit |
Richtafstand in gemengd gebied in meters | Afstand tot plangebied in meters |
1st Nails | Loeffstraat 42, 5142 ES Waalwijk | Schoonheidsverzorging, pedicures en manicures | 0 | 56 |
Assink Totaalbouw | Loeffstraat 66, 5142 ES Waalwijk | Bouwtimmeren | 30 | 89 |
Borrelcafé De Tijd B.V. | Loeffstraat 62, 5142 ES Waalwijk | Cafés | 0 | 38 |
Brokken Dienstverlening | Loeffstraat 42, 5142 ES Waalwijk | Overige gespecialiseerde werkzaamheden in de bouw (rest) | 10 | 36 |
BSO Lunt | Loeffstraat 60, 5142 ES Waalwijk | Kinderopvang en peuterspeelzaalwerk | 10 | 19 |
Icametoslay | Past van der Zijlestraat 79, 5142 NB Waalwijk | Schrijven en overige scheppende kunst | 10 | 19 |
Groenmens | Loeffstraat 68, 5142 ES Waalwijk | Algemene burgerlijke en utiliteitsbouw | 30 | 76 |
Haarmode Luc | Loeffstraat 54c, 5142 ES Waalwijk | Haarverzorging | 0 | 6 |
H.F.T. Holding B.V. | Loeffstraat 109, 5142 EP Waalwijk | Holdings (geen financiële) | 0 | 70 |
Klem ongediertebestrijding | Loeffstraat 44, 5142 ES Waalwijk | Overige reiniging | 30 | 35 |
Kuijsten Timmerwerken V.O.F. | Loeffstraat 79, 5142 EP Waalwijk | Bouwtimmeren | 30 | 41 |
Maria's Haarstudio | Loeffstraat 42, 5142 ES Waalwijk | Haarverzorging | 0 | 56 |
Mele Beheer B.V. | Loeffstraat 62, 5142 ES Waalwijk | Financiële holdings | 0 | 38 |
Movere Ontstoppingen | Loeffstraat 54, 5142 ES Waalwijk | Loodgieters- en fitterswerk; installatie van sanitair | 10 | 25 |
Movere Beheer Limited | Loeffstraat 54, 5142 ES Waalwijk | Beleggingsinstellingen met beperkte toetreding | 0 | 25 |
Rood raakt je | Loeffstraat 107, 5142 EP Waalwijk | Schoonheidsverzorging, pedicures en manicures | 0 | 74 |
Sativi Onroerend Goed B.V. | Loeffstraat 62, 5142 ES Waalwijk | Financiële holdings | 0 | 38 |
Scouting AZG | Loeffstraat 60, 5142 ES Waalwijk |
Scouting | 10 | 1,5 |
TheBeatStation | Loeffstraat 111, 5142 EP Waalwijk | Studiebegeleiding, vorming en onderwijs (rest) | 10 | 80 |
Tweewielservice Jan Kivits B.V. | Loeffstraat 81, 5142 EP Waalwijk | Beleggingsinstellingen met beperkte toetreding | 0 | 41 |
European Fashion Team | Loeffstraat 109, 5142 EP Waalwijk | Groothandel in bovenkleding | 10 | 69 |
Van Midde Holding B.V. | Loeffstraat 56, 5142 ES Waalwijk | Holdings (geen financiële) | 0 | 23 |
Radical-innovations C.V. | Past van der Zijlestraat 79, 5142 NB Waalwijk | Organisatie-adviesbureaus | 0 | 19 |
B&B de Loeff | Loeffstraat 46, 5142 ES Waalwijk | Hotels (geen hotel-restaurants), pensions en conferentie-oorden | 0 | 27 |
Stichting Verenigingsgebouw De Ouwe Toren | Loeffstraat 107, 5142 EP Waalwijk | Overig maatschappelijk advies, gemeenschapshuizen en samenwerkingsorganen op het gebied van welzijn | 10 | 76 |
Vereniging van Eigenaars Appartementengebouw Loeffstraat 58 en 58a te Waalwijk | Loeffstraat 58a, 5142 ES Waalwijk | Overige belangenbehartiging (rest) | 0 | 25 |
Bridgeclub Waalwijk | Torenstraat 1, 5142 ET Waalwijk | Denksport | 0 | 125 |
Aan de richtafstand van 10 meter, vanaf de inrichtingsgrens van de scouting/kinderdagverblijf aan de Loeffstraat 60 tot de gevels van de nieuwbouw, wordt niet voldaan. Derhalve is een akoestisch onderzoek omgevingslawaai uitgevoerd om enerzijds aan te tonen dat ter plaatse van de nieuwe geluidgevoelige objecten een goed woon- en leefklimaat is gewaarborgd en anderzijds dat zowel de scoutingvereniging als het kinderdagverblijf niet belemmerd worden in hun functioneren. Het akoestisch onderzoek omgevingslawaai is opgenomen in Bijlage 5 bij deze toelichting.
Uit het onderzoek kunnen de volgende conclusies worden getrokken:
Met inachtneming van het vorenstaande kan worden gesteld dat ter plaatse van de nieuwe appartementen een akoestisch goed woon- en leefklimaat gewaarborgd is (na toepassing van voornoemde maatregel). Voor wat betreft het aspect omgevingslawaai zijn er derhalve geen bezwaren de beoogde juridisch-planologische procedure door te voeren.
Als gevolg van de beoogde ontwikkeling worden geen bedrijven in hun functioneren belemmerd en ter plaatse van het plangebied is sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.
Met inachtneming van het vorenstaande kan worden gesteld dat ter plaatse van de nieuwe appartementen een akoestisch goed woon- en leefklimaat gewaarborgd is (na toepassing van voornoemde maatregel).
De geluidshinder wordt berekend aan de hand van de Europese dosismaat Lden (L day-evening-night). Deze dosismaat wordt weergegeven in dB. Deze waarde vertegenwoordigt het gemiddelde geluidsniveau over een etmaal.
Binnen de geluidszone van een gezoneerde (spoor)weg dient de geluidsbelasting aan de gevel van nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen aan bepaalde wettelijke normen te voldoen. Volgens artikel 74 van de Wet geluidhinder (hierna: Wgh) is de breedte van een geluidszone afhankelijk van het aantal rijstroken en de ligging van de weg (stedelijk of buitenstedelijk) of het type spoor.
Binnen het plangebied worden woningen gerealiseerd. Volgens de Wet geluidhinder (Wgh) zijn de nieuwe woningen geluidsgevoelige functie(s) en dient akoestisch onderzoek te worden uitgevoerd als het plangebied ligt binnen de onderzoekszone van een (spoor)weg (met uitzondering van woonerven en 30 km/h-gebieden).
De beoogde nieuwe geluidsgevoelige functie wordt gerealiseerd binnen de onderzoekszones van de A59. Langs deze weg zijn in het geluidregister geluidproductieplafonds opgenomen.
Figuur 4.2: uitsnede kaart geluidregister met geluidproductieplafonds ter plaatse van het plangebied
Op basis hiervan is de inschatting dat de geluidbelasting op de planlocatie hoger is dan de richtwaarde en mogelijk ook hoger dan de maximale grenswaarde (hogere waarde). In dat kader is een akoestisch onderzoek uitgevoerd. Het akoestisch onderzoek is opgenomen in Bijlage 6 bij deze toelichting.
Voor wegverkeerslawaai is het plan gelegen binnen de geluidzone van de Rijksweg A59. Het plan is tevens gelegen aan de 30 km/uur wegen Loeffstraat en Pastoor van der Zijlestraat. Conform opgave van de gemeente Waalwijk is de Pastoor van Zijlestraat akoestisch niet relevant.
Resultaten:
Voor de Rijksweg A59 geldt dat de geluidbelasting de voorkeursgrenswaarde op een groot aantal toetspunten overschrijdt. De maximale ontheffingswaarde van 53 dB wordt overschreden ter plaatse van een gedeelte van de 2e en ter plaatse van de 3e verdieping van de noordgevel van de kerk en ter plaatse van de 3e verdieping van een gedeelte van de westgevel van de Clemenskerk.
Een overschrijding van de maximale ontheffingswaarde wordt in principe niet toegestaan door de Wgh. Om toch woningbouw te kunnen realiseren is het mogelijk de geveldelen ter plaatse van deze toetspunten als zogenoemde "Dove Gevel" uit te voeren. Dat betekent dat er geen te openen delen (ramen en deuren) in de betreffende gevels zijn toegestaan, met uitzondering van eventuele incidenteel te openen delen (zoals een verhuisraam), mits deze delen niet direct grenzen aan een geluidgevoelige ruimte. Het is echter ook verplicht dat woningen kunnen worden gelucht, dat noemt men spuiventilatie. Aangezien draaiende delen voor de vereiste spuiventilatie noodzakelijk zijn, moet daar in de indeling/plattegronden van nieuw in te richten bebouwing rekening mee gehouden te worden.
Bij de uitwerking van het bouwplan moet hier dus rekening mee worden gehouden. Voor enkele gevels geldt dat deze gedeeltelijk "doof" moeten worden uitgevoerd. Bijvoorbeeld alleen de eerste en tweede verdieping. In bijlage 5 van het akoestisch onderzoek is per verdieping aangegeven welke gevels geluisluw zijn of waar een dove gevel gerealiseerd moet worden.
Voor andere toetspunten geldt ook dat de geluidsbelasting te hoog is maar daarvoor wordt een zogenoemde beschikking hogere waarde aangevraagd als het niet mogelijk is om geluidbeperkende maatregelen te treffen. Dat kunnen maatregelen zijn aan de bron (dus aan het wegverkeer) of aan de overdacht (het contact met de weg of geluidwering). Soms is het niet mogelijk om geluidbeperkende maatregelen te treffen omdat de ruimte dat niet toelaat, omdat dit te kostbaar is of omdat het stedenbouwkundig en/of ruimtelijk niet gewenst is.
Het aanleggen van een geluidwal of geluidscherm bijvoorbeeld (overdrachtsmaatregelen), gericht op het terugbrengen van de geluidbelasting ten gevolge van het wegverkeer tot de voorkeursgrenswaarde, is in dit geval niet wenselijk omdat dit te duur is en het niet past binnen de stedenbouwkundige structuur ter plaatse.
Het is ook niet mogelijk om de afstand tussen de geluidsbron (de A59) en de ontvanger (nieuwe appartementen) te vergroten aangezien het hier gaat om bestaande bebouwing en een bestaande locatie alsmede een bestaande Rijksweg. Het verleggen van de A59 staat financieel gezien niet in verhouding tot de realisatie van maximaal 89 nieuwe woningen.
Voor het toepassen van stiller wegdek (bronmaatregel) geldt dat deze maatregel niet realistisch is, gezien de Rijksweg A59 al voorzien is van een geluidreducerend wegdek.
In het akoestisch onderzoek is ook rekening gehouden met het document "Hogere waarde beleid Wet geluidhinder" d.d. 6 april 2010 van de gemeente Waalwijk. Conform dit beleidsstuk kan pas een hogere waarde worden verleend als voldaan wordt aan de hoofdcriteria uit de Wgh en aan minimaal een van de in het beleidsstuk genoemde subcriteria.
Aangezien er enerzijds appartementen worden gerealiseerd binnen de bestaande kerk en de nieuwe pastorie en anderzijds nieuwe woon(zorg)eenheden in een nieuw gebouw ter plaatse van een open plek tussen aanwezige bebouwing, wordt voor alle appartementen voldaan aan een van de gestelde subcriteria uit het gemeentelijk geluidbeleid.
Een andere eis is dat elk appartement voorzien moet zijn van ten minste één geluidluwe gevel. Daarnaast dienen de appartementen te worden voorzien van ten minste een geluidluwe gevel. Ter plaatse van een geluidluwe gevel is de geluidbelasting niet hoger dan de voorkeursgrenswaarde van 48dB. Met andere woorden: er is ten minste een verblijfsruimte waar een raam open gezet kan worden zonder dat het geluid van verkeer (of industrie) overheersend binnendringt. Bij vervangende nieuwbouw mag de geluidbelasting ter plaatse van een geluidsluwe gevel 5 dB boven de voorkeurswaarde zijn, dus maximaal 53 dB.
Hierna wordt aangegeven waar en/of hoe voldaan kan worden aan de eis om te voorzien in ten minste één geluidsluwe gevel. Hierbij wordt nogmaals verwezen naar de plattegronden die zijn opgenomen in bijlage 5 van het akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai.
Ter plaatse van de appartementen in het kerkgebouw en pastorie:
Ter plaatse van de appartementen in de nieuwbouw:
Het geluidbeleid van de gemeente Waalwijk stelt dat indien de woningen beschikken over een buitenruimte, dat deze bij voorkeur is gelegen aan de geluidluwe zijde van de bebouwing. Hierbij mag het geluidniveau niet meer dan 5 dB hoger zijn dan bij een geluidluwe gevel. Om een buitenruimte te laten voldoen aan voornoemde eis kan gebruik worden gemaakt van een gemeenschappelijke buitenruimte.
Aangezien in onderhavige situatie sprake is van een procedure hogere waarde, is voor de appartementen, voordat een omgevingsvergunning voor het bouwen wordt ingediend, een aanvullend onderzoek nodig ter bepaling van de geluidwering van de gevels.
In dit bestemmingsplan is de realisatie van dove gevels (of andere maatregelen) ter plaatse van de betreffende gevels vastgelegd door middel van een voorwaardelijke verplichting. Bij toetsing van de omgevingsvergunning voor het bouwen zal worden beoordeeld of het woon- en leefklimaat kan worden geborgd doordat aanvullend akoestisch onderzoek is uitgevoerd, dove gevels zijn toegepast, andere maatregelen zijn getroffen en/of een hogere waarde procedure is doorlopen. Zie ook artikel 3.2.6 van de regels. Door middel van het akoestisch onderzoek dat hierboven is samengevat blijkt dat het technisch mogelijk is om een goed woon- en leefklimaat te realiseren. Daarmee is dit bestemmingsplan akoestisch gezien haalbaar en uitvoerbaar.
Gecumuleerde geluidbelasting
In bijlage 7 van het akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai zijn gecumuleerde geluidniveaus op de verschillende toetspunten berekend. Overigens moet worden opgemerkt dat de rekenresultaten in die bijlage zijn opgenomen zonder de wettelijk toegestane aftrek (artikel 110g Wgh. Voor de A59 kan dat 2, 3 of 4 dB zijn, afhankelijk van de geluidbelasting).
Op enkele toetspunten is sprake van geluidniveaus onder de voorkeursgrenswaarde van 48 dB (exclusief aftrek). Daar waar de geluidbelasting hoger is dan 48 dB, of hoger dan 53 dB bij vervangende nieuwbouw, worden bovenstaande maatregelen als voorwaardelijke verplichting in de regels van dit bestemmingsplan geborgd. Daarmee is aangetoond en geborgd dat het mogelijk is om ter plaatse een goed woon- en leefklimaat te realiseren. Het geluidklimaat ter plaatse wordt dan ook aanvaardbaar geacht.
In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een ruimtelijk onderbouwing uit het oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens rekening gehouden met de luchtkwaliteit.
Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer. Dit onderdeel van de Wet milieubeheer (Wm) bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in tabel 7 weergegeven.
Tabel 7 Grenswaarden maatgevende stoffen Wet milieubeheer
Stof | Toetsing van | Grenswaarde |
stikstofdioxide (NO2) | jaargemiddelde concentratie | 40 µg/m³ |
fijn stof (PM10) | jaargemiddelde concentratie | 40 µg/m³ |
24-uurgemiddelde concentratie | max. 35 keer p.j. meer dan 50 µg / m³ | |
fijn stof (PM2,5) | jaargemiddelde concentratie | 25 µg /m³ |
Op grond van artikel 5.16 van de Wm kunnen bestuursorganen bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit onder andere uitoefenen indien de bevoegdheden/ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarden of de bevoegdheden/ontwikkelingen niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht.
Besluit niet in betekenende mate
In dit Besluit niet in betekenende mate is bepaald in welke gevallen een project vanwege de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Hierbij worden 2 situaties onderscheiden:
In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een ruimtelijk onderbouwing uit het oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens rekening gehouden met de luchtkwaliteit.
Door de beoogde ontwikkeling is er sprake van een toename van verkeer van 332 mvt/etmaal (weekdaggemiddelde). Worst-case wordt daarbij dus geen rekening gehouden met saldering van het aantal verkeersbewegingen in de bestaande situatie (zie ook paragraaf 2.3.2). In de NIBM-tool (versie 06-04-2021) is 2023 als jaar van planrealisatie aangehouden. Uit de berekening blijkt dat deze verkeerstoename zorgt voor een toename van het gehalte stikstof in de lucht van 0,39 µg /m³ en van fijnstof van 0,07 µg /m³ (figuur 4.3). Beide toenames zijn onder 1,2 µg /m³ en bovendien is in de berekening uitgegaan van 10% vrachtverkeer. In werkelijkheid zal dit aandeel veel minder, maximaal 2%, zijn.
Figuur 4.3: Resultaten NIBM-tool (versie 06-04-2021) voor het jaar 2023
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is een indicatie van de huidige luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied gegeven. Dit is gedaan aan de hand van de NSL-monitoringstool 2019 (http://www.nsl-monitoring.nl/viewer/) die bij het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit hoort. De dichtstbijzijnde maatgevende weg betreft de Loeffstraat, direct ten noordwesten van het plangebied. Uit de NSL-monitoringstool blijkt dat voor de prognose in 2020 de jaargemiddelde concentraties stikstofdioxide en fijn stof langs deze weg ruimschoots onder de grenswaarden lagen, zie tabel 8.
Tabel 8: Prognose concentratie 2020
Prognose 2020 | NO2 in µg/m³ | PM10 in µg/m³ | PM2.5 in µg/m³ |
Totale concentratie | 14,69 | 16,555 | 9,412 |
Aantal overschrijdingsdagen | / | 6 |
In tabel 8 zijn de prognoses voor stikstofdioxide (NO2), fijnstof (PM10) en fijn stof (PM2.5) voor 2020 opgenomen. De grenswaarden zoals opgenomen in tabel 7 worden, ook na realisatie van het planvoornemen, nergens overschreden. Hierdoor is er ter plaatste van het plangebied sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.
Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling in het plangebied. Ter plaatse van het plangebied is er sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.
Goede ruimtelijke ordening betekent dat er een integrale afweging plaatsvindt van alle belangen die effect hebben op de kwaliteit van de ruimte. Een van die belangen is de cultuurhistorie. Per 1 januari 2012 is in het kader van de modernisering van de monumentenzorg (MOMO) in het Besluit ruimtelijke ordening van het rijk opgenomen dat gemeenten bij het maken van bestemmingsplannen rekening moeten houden met cultuurhistorische waarden.
Hiertoe dient middels bestudering van kaarten bepaald te worden of binnen (de invloedsfeer van het plangebied) Rijksmonumenten (historische gebouwen, sluizen, tuinbeelden en grafstenen), Archeologische Rijksmonumenten, Werelderfgoederen en beschermde stads- en dorpsgezichten aanwezig zijn. Ook het voorkomen van gebieden met landschappelijke waarden en beschermde natuurgebieden (Natura 2000-gebieden, Wetlands, Beschermde Natuurmonumenten, Nationale Parken, Nationale Landschappen en de Ecologische Hoofdstructuur dient bepaald te worden.
Het planvoornemen voorziet in de transformatie van een Rijksmonument. In het kader van de ontwikkeling is een cultuurhistorisch onderzoek uitgevoerd. Dit onderzoek is opgenomen als bijlage bij het bouwhistorisch onderzoek dat is opgenomen in Bijlage 1 bij deze toelichting.
Het cultuurhistorisch onderzoek van de Sint-Clemenskerk in het voormalige Baardwijk, nu Waalwijk, bestaat uit een bouwhistorisch opname gericht op het object en een onderzoek gericht op het object in haar context en de zeldzaamheid van dit gebouwtype. Het bouwhistorisch onderzoek vormt een aanvulling daarop.
De bouwhistorische opname en cultuurhistorische waardenstelling vormen gezamenlijk een kader voor de omgang met het rijksmonument. Daarnaast is advies opgenomen voor integratie van monumentale waarden ten behoeve van het aankomende herbestemmingsontwerp.
Behoud van de verschijningsvorm staat boven alle andere waarden. De verschijningsvorm is belangrijk vanwege onder andere de stedenbouwkundige waarden, inpassing van het gebouw op het kavel, de grootte van de kerk en de identiteit van Baardwijk. Een duurzame en op de monumentale waarde afgestemde herbestemming moeten de historische context behouden en laten herleven voor komende generaties. Een monument zonder functie is een monument zonder toekomst. Aanpassingen zijn zeker niet onmogelijk. Aangezien in dit geval een Rijksmonument wordt getransformeerd, zal in dat kader een afzonderlijke omgevingsvergunning moeten worden verleend.
Het planvoornemen voorziet in de instandhouding van een Rijksmonument en sluit daarmee aan op het overheidsbeleid.
Verdrag van Malta
In 1992 ondertekende Nederland mede het zogenaamde Verdrag van Valletta (Malta). Dit verdrag heeft als doel de bescherming van het archeologisch erfgoed van Europa te bevorderen. In Nederland heeft dit geleid tot een herziening van de Monumentenwet 1988 alsmede een aanvulling op of wijziging van bepaalde artikelen in enkele andere wetten. Deze wijzigingswet is beter bekend als de Wet op de Archeologische Monumentenzorg (WAMZ), die op 1 september 2007 van kracht werd.
De belangrijkste artikelen uit het Verdrag van Malta die in de Nederlandse wetgeving zijn overgenomen, zijn dat het archeologisch erfgoed zoveel mogelijk ter plekke (in situ) dient te worden behouden (artikel 4), dat het archeologisch erfgoed deel uitmaakt van de belangenafweging in het kader van ruimtelijke ordening (artikel 5) en het 'veroorzakersprincipe' (artikel 6). Het veroorzakersprincipe betekent dat de verstoorder verantwoordelijk is voor het vroegtijdig (laten) uitvoeren van noodzakelijk archeologisch (voor)onderzoek en de financiering daarvan.
Bestemmingsplan
In de Nederlandse wetgeving wordt aan artikel 5 uit het Verdrag van Malta invulling gegeven door middel van artikelen 38, 39 en 40 uit de Monumentenwet. In deze artikelen is bepaald dat het archeologisch erfgoed beschermd dient te worden middels het bestemmingsplan. Gemeenten moeten bij het vaststellen van bestemmingsplannen rekening houden met de eventuele aanwezigheid van archeologische waarden. Hieronder vallen zowel reeds bekende archeologisch waardevolle gebieden als gebieden waarvoor een (verhoogde) archeologische verwachting geldt. Deze waarden krijgen een archeologische (mede)bestemming, die wordt vermeld in de toelichting van het bestemmingsplan, wordt begrensd in de verbeelding (plankaart) en wordt voorzien van regels die gekoppeld zijn aan een vergunningstelsel.
In artikel 41a van de Monumentenwet is bepaald dat artikelen 39, 40 en 41, eerste lid, niet van toepassing zijn op plangebieden met een oppervlakte kleiner dan 100 m². Bij projecten die deze oppervlakte overschrijden dient het archeologisch belang altijd te worden meegewogen in de belangenafweging. Gemeenten kunnen van deze grens afwijken, mits de redenen hiervoor goed onderbouwd kunnen worden.
Erfgoedverordening 2016
Op 15 december 2016 is de gewijzigde 'Erfgoedverordening 2016' voor de gemeente Waalwijk vastgesteld. De erfgoedverordening vormt de juridische basis voor de regels van de Erfgoedkaart Archeologie. De archeologische beleidskaart is, voor de locatie van het projectgebied, opgenomen in figuur 4.2. Het doel van deze kaart is om bij ruimtelijke ontwikkelingen aan te geven waar en op welke manier archeologisch onderzoek noodzakelijk is bij het ruimtelijk proces.
De archeologische beleidskaart van de gemeente is een archeologisch verwachtingsmodel, waaraan grenzen zijn gekoppeld tot waar voorgenomen bodemingrepen worden vrijgesteld van de verplichting tot archeologisch onderzoek. Omdat er sprake is van een gedifferentieerde archeologische verwachting, is er ook sprake van gedifferentieerde vrijstellingszones. Volgens de archeologische beleidskaart gelden voor het plangebied drie verschillende verwachtingswaardes voor het aantreffen van archeologische resten.
Figuur 4.4: uitsnede archeologische beleidskaart gemeente Waalwijk
(bron: archeologisch onderzoek Econsultancy).
De archeologische verwachting is op basis van de beleidskaart verwerkt in het geldende bestemmingsplan. Ter plaatse van het plangebied geldt voor het meest noordelijke deel van het plangebied de dubbelbestemming 'Waarde – Archeologie 2'. Hier zijn echter geen bodemingrepen voorzien. Voor het meest zuidelijke deel geldt de dubbelbestemming 'Waarde – Archeologie 3'. Hier geldt een onderzoeksplicht voor bodemingrepen met een oppervlakte vanaf 500 m² en dieper dan 50 cm. Ter plaatse zijn bodemingrepen voorzien met een oppervlak groter dan 500 m². Voor het middelste gedeelte geldt de dubbelbestemming 'Waarde – Archeologie 4' met een onderzoeksplicht vanaf 5.000 m². Ter plaatse zijn echter geen bodemingrepen voorzien met een dergelijke oppervlakte.
Aangezien er binnen de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 3' bodemingrepen zijn voorzien met een oppervlakte groter dan 500 m², is archeologisch onderzoek uitgevoerd. In dat onderzoek is overigens het gehele plangebied betrokken.
Het onderzoeksrapport is opgenomen in Bijlage 7 bij deze toelichting. Uit het onderzoek kan het volgende geconcludeerd worden.
In het zuidelijke deel van het plangebied waar het bodemprofiel is verstoord dan wel door de relatief natte omstandigheden ongeschikt was voor bewoning kan worden geconcludeerd dat archeologische waarden niet meer in situ worden verwacht. Op grond van de resultaten van het bureau- en veldonderzoek wordt geadviseerd om dit deel van het plangebied vrij te geven (zie figuur 4.5).
Voor het noordelijke deel van het plangebied waar nog archeologische waarden uit de Late-Middeleeuwen en Nieuwe tijd worden verwacht, wordt geadviseerd een dubbelbestemming archeologie waarbij de mogelijke archeologische waarden in situ worden bewaard op te nemen. Hiertoe zijn beschermende regels in het bestemmingsplan te worden opgenomen (zie figuur 4.5).
Figuur 4.5: resultaten van het booronderzoek (bron: Econsultancy)
Behoud van eventueel aanwezige archeologische waarden is mogelijk op basis van het huidige bouwplan, waarbij geen grondroerende activiteiten in het noordelijke deel van het plangebied voorzien zijn. Mochten er in de toekomst alsnog bouwactiviteiten in het noordelijke deel van het plangebied worden gerealiseerd dan is vervolgonderzoek noodzakelijk. Het vervolgonderzoek kan het dan het beste worden uitgevoerd in de vorm van een karterend en waarderend proefsleuvenonderzoek. Bij een proefsleuvenonderzoek dienen verspreid over het plangebied sleuven gegraven te worden met als doel om eventuele archeologische waarden te karteren en waarderen. Voor dit onderzoek dient een door de bevoegde overheid goedgekeurd Programma van Eisen te zijn opgesteld waarin is vastgelegd waaraan het onderzoek moet voldoen.
Er wordt in het archeologisch onderzoek geconcludeerd dat het aspect archeologie de uitvoering van de ontwikkeling niet belemmert. Voor het noordelijke gedeelte wordt een dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie - 2' opgenomen. Ter plaatse van die gronden die binnen het plangebied van dit bestemmingsplan vallen maar niet zijn onderzocht, zullen de geldende dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie' worden overgenomen. Hier zijn echter in het kader van deze ontwikkeling geen bodemingrepen voorzien.
Met de Wet natuurbescherming (Wnb) zijn alle bepalingen met betrekking tot de bescherming van natuurgebieden en dier- en plantensoorten samengebracht in één wet. De Wnb implementeert diverse Europeesrechtelijke regelgeving, zoals de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn in de Nederlandse wetgeving.
Gebiedsbescherming
Bescherming van natuurgebieden wordt gewaarborgd door de Wet natuurbescherming en de Wet Ruimtelijke Ordening (Wro). Natura 2000-gebieden worden beschermd door de Wnb en het Natuurnetwerk Nederland (NNN) wordt beschermd door de Wro.
Natura-2000 gebieden
De Minister van Economische Zaken (EZ) wijst gebieden aan die deel uitmaken van het Europese netwerk van natuurgebieden: Natura 2000. Een dergelijk besluit bevat de instandhoudingsdoelstellingen voor de leefgebieden van vogelsoorten (Vogelrichtlijn) en de instandhoudingsdoelstellingen voor de natuurlijke habitats en habitats van soorten (Habitatrichtlijn).
Een bestemmingsplan die afzonderlijk of in combinatie met andere plannen of projecten significante gevolgen kan hebben voor een Natura 2000-gebied, kan uitsluitend vastgesteld worden indien uit een passende beoordeling of voortoets de zekerheid is verkregen dat het plan, onderscheidenlijk het project de natuurlijke kenmerken van het gebied niet zal aantasten. Indien deze zekerheid niet is verkregen, kan het plan worden vastgesteld, indien wordt voldaan aan de volgende drie voorwaarden:
De bescherming van deze gebieden heeft externe werking, zodat ook ingrepen die buiten deze gebieden plaatsvinden verstoring kunnen veroorzaken en moeten worden getoetst op het effect van de ingreep op soorten en habitats.
Natuurnetwerk Nederland (NNN)
Gebieden die deel uitmaken van het Natuurnetwerk Nederland (NNN) worden aangewezen in de provinciale verordening. Voor dit soort gebieden geldt het 'nee, tenzij' principe, wat inhoudt dat binnen deze gebieden in beginsel geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogen plaatsvinden.
Soortenbescherming
In de Wnb wordt een onderscheid gemaakt tussen:
De Wnb bevat onder andere verbodsbepalingen ten aanzien van het opzettelijk vernielen of beschadigen van nesten, eieren en rustplaatsen van vogels als bedoeld in artikel 1 van de Vogelrichtlijn. Gedeputeerde Staten (hierna: GS) kunnen hiervan ontheffing verlenen en bij verordening kunnen Provinciale Staten (hierna: PS) vrijstelling verlenen van dit verbod. De voorwaarden waaraan voldaan moet worden om ontheffing of vrijstelling te kunnen verlenen zijn opgenomen in de Wnb en vloeien direct voort uit de Vogelrichtlijn. Verder is het verboden in het wild levende dieren van soorten, genoemd in bijlage IV, onderdeel a, bij de Habitatrichtlijn, bijlage II bij het Verdrag van Bern of bijlage I bij het Verdrag van Bonn, in hun natuurlijk verspreidingsgebied opzettelijk te doden of te vangen of te verstoren. GS kunnen hiervan ontheffing verlenen en bij verordening kunnen PS vrijstelling verlenen van dit verbod. De gronden voor verlening van ontheffing of vrijstelling zijn opgenomen in de Wnb en vloeien direct voort uit de Habitatrichtlijn.
Ten slotte is een verbodsbepaling opgenomen voor overige soorten. Deze soorten zijn opgenomen in de bijlage onder de onderdelen A en B bij de Wnb. De provincie kan ontheffing verlenen van deze verboden. Verder kan bij provinciale verordening vrijstelling worden verleend van de verboden. De noodzaak tot ontheffing of vrijstelling kan hierbij ook verband houden met handelingen in het kader van de ruimtelijke inrichting of ontwikkeling van gebieden.
Bij de voorbereiding van de ruimtelijke onderbouwing moet worden onderzocht of de Wet natuurbescherming de uitvoering van het plan niet in de weg staat. Dit is het geval wanneer de uitvoering tot ingrepen noodzaakt waarvan moet worden aangenomen dat daarvoor geen vergunning of ontheffing ingevolge de wet zal kunnen worden verkregen.
Uitwerking Verordening uitvoering Wet natuurbescherming Noord-Brabant
In de provincie Noord-Brabant wordt vrijstelling verleend voor het weiden van vee, voor het op of in de bodem brengen van meststoffen en voor agrarische beregening uit grondwater. In het kader van de ruimtelijke inrichting of ontwikkeling van gebieden, daaronder begrepen het daarop volgende gebruik van het ingerichte of ontwikkelde gebied, bestendig beheer of onderhoud in de landbouw of bosbouw, bestendig beheer of onderhoud aan vaarwegen, watergangen, waterkeringen, waterstaatswerken, oevers, vliegvelden, wegen, spoorwegen of bermen, of natuurbeheer, of bestendig beheer of onderhoud van de landschappelijke kwaliteiten van een bepaald gebied worden vrijstellingen verleend ten aanzien van de soorten genoemd in bijlage 3 bij deze verordening. Het betreft aardmuis, bastaardkikker, bosmuis, bruine kikker, dwergmuis, dwergspitsmuis, egel, gewone bosspitsmuis, gewone pad, haas, huisspitsmuis, kleine watersalamander, konijn, meerkikker, ondergrondse woelmuis, ree, rosse woelmuis, tweekleurige bosspitsmuis, veldmuis, vos, wild zwijn en woelrat. Ten aanzien van de bunzing, hermelijn en wezel wordt in hetzelfde kader een tijdelijke vrijstelling verleend tot 1 oktober 2017.
Gebiedsbescherming
Het plangebied is geen onderdeel van een natuur- of groengebied met een beschermde status, zoals Natura 2000. Het dichtstbijzijnde stikstofgevoelige Natura 2000-gebied Loonse en Drunense Duinen & Leemkuilen ligt op circa 2 kilometer en circa 3,5 kilometer van Natura 2000-gebied Langstraat. Het plangebied maakt ook geen deel uit van het Natuurnetwerk Nederland. Het dichtstbijzijnde onderdeel van het NNN bevindt zich op een afstand van circa 582 meter (figuur 4.6).
Figuur 4.6: Ligging plangebied (rood omcirkeld) t.o.v. beschermde natuurgebieden (bron: Provincie Noord-Brabant)
Vanwege de afstand zijn directe effecten zoals areaalverlies, versnippering, verandering van de waterhuishouding en verstoring op voorhand uitgesloten. Door de ruime afstand wordt ook de kans klein geacht dat het planvoornemen invloed heeft op Natura 2000-gebied wat betreft stikstof. Om dit te onderzoeken is een Aerius-berekening uitgevoerd voor de gebruiksfase.
De noodzaak om Aeriusberekeningen uit te voeren voor de aanlegfase is per 1 juli 2021 namelijk komen te vervallen door de inwerkingtreding van het Besluit stikstofreductie en natuurverbetering (Bsn). Voor de aanlegfase is daarmee namelijk generiek ontheffing verleend. Voor de aanlegfase geldt een vrijstelling vanuit de Wet stikstofreductie en natuurverbetering. Dit is nader onderbouwd in de stikstof memo, zie bijlage 8.
Deze vrijstelling geldt niet voor de gebruiksfase, hiervoor is een berekening uitgevoerd.
De resultaten van de stikstofberekening voor de gebruiksfase zijn opgenomen in bijlage 9 bij deze toelichting. Deze berekening gaat uit van 332 mvt/etmaal, de verkeersgeneratie van de maximale planologische invulling conform scenario B (zie ook paragraaf 2.3.2). Uit de berekening blijkt dat er in de gebruiksfase geen toename is van stikstofdepositie hoger dan 0,00 mol/ha/jr. Op basis van de berekening zijn significante negatieve effecten op Natura 2000-gebied in de gebruiksfase uitgesloten. De ontwikkeling is derhalve uitvoerbaar in het kader van de Wet natuurbescherming.
Soortenbescherming
Ten behoeve van het planvoornemen is in april 2020 een quickscan flora en fauna uitgevoerd. De onderzoeksrapportage is opgenomen in Bijlage 10 bij deze toelichting.
De aanwezigheid van geschikt habitat op de onderzoekslocatie voor de verschillende soorten en soortgroepen is weergegeven in tabel 9. In de tabel is samengevat of de voorgenomen ingreep mogelijk verstorend kan werken en wat de consequenties zijn voor eventuele vervolgstappen, zoals soortgericht nader onderzoek of vergunningtrajecten. In de tabel is weergegeven of maatregelen noodzakelijk zijn om overtreding van de Wet natuurbescherming voor bepaalde soortgroepen te voorkomen. De aanwezigheid van geschikt habitat op de onderzoekslocatie voor de verschillende soorten en soortgroepen is weergegeven in tabel I. In de tabel is samengevat of de voorgenomen ingreep mogelijk verstorend kan werken en wat de consequenties zijn voor eventuele vervolgstappen, zoals soortgericht nader onderzoek of vergunningtrajecten. In de tabel is weergegeven of maatregelen noodzakelijk zijn om overtreding van de Wet natuurbescherming voor bepaalde soortgroepen te voorkomen.
Tabel 9: Overzicht geschiktheid onderzoekslocatie voor soortgroepen en te nemen vervolgstappen
Ten tijde van het uitvoeren van de quickscan flora en fauna en het opstellen van de rapportage was nog niet bekend dat de pastorie wordt gesloopt en dat herbouwd zal worden. Op basis van de quickscan wordt geconcludeerd dat de mogelijkheid bestaat dat vleermuisverblijven worden vernietigd of ongeschikt worden gemaakt. Daarmee kan ook de functie als voortplantingsplaats verloren gaan. Voordat de sloop van de pastorie plaatsvindt zal aanvullend onderzoek moeten plaatsvinden. Als voorwaardelijke verplichting is in de regels van dit bestemmingsplan (zie artikel 3.5.3 van de regels) dan ook opgenomen dat de sloop van bouwwerken pas is toegestaan indien:
De herontwikkeling gaat echter gepaard met enkele voorzieningen ten gunste van beschermde soorten waardoor er geen sprake is van een netto verlies aan geschikt leefgebied, voortplantingsplaatsen of rustplaats voor beschermde soorten. De volgende adviezen worden uitgewerkt in een zogenoemd ecologisch protocol dat onderdeel uit zal maken van de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen (en waarmee voldaan kan worden aan de voorwaardelijke verplichting):
Huismus
Ten behoeve van de huismus wordt geadviseerd om bij de inrichting van de groene delen in de nieuwe situatie aandacht te geven aan de habitatseisen van de huismus:
Slechtvalk
De slechtvalk maakt naar verwachting op dit moment geen gebruik van de kerktoren als nestlocatie. Deze mogelijkheid is er echter wel. De hoogte is zeer gunstig, ook de ligging van de kerk ten opzichte van de polder, foerageergebieden, is gunstig. Geadviseerd wordt om:
Gierzwaluw
De gierzwaluw maakt naar verwachting op dit moment geen gebruik van het kerkgebouw als nestlocatie. Deze mogelijkheid is er echter wel, wanneer deze de juiste nestlocaties aangeboden krijgt. De nestkasten voor gierzwaluw zijn relatief klein en kunnen mogelijk geïntegreerd worden in de huidige constructie.
Vleermuizen
Het kerkgebouw is van binnen reeds geschikt als verblijfplaats voor vleermuizen. Vleermuizen kunnen de zolder en spits waarschijnlijk echter nauwelijks tot niet bereiken door de afwezigheid van geschikte in- en uitvliegmogelijkheden. Door op de onderzoekslocatie de functie van voortplantingsplaats en rustplaats te creëren in het kerkgebouw, kan op voorhand worden gesteld dat wanneer de sloop van het bijgebouw en de sloop van de pastorie leiden tot een verlies aan voortplantingsplaatsen en rustplaatsen, de onderzoekslocatie als geheel zijn functie als voortplantingsplaats en rustplaats voor vleermuizen niet zal verliezen. Hiervoor zijn een aantal richtlijnen van belang:
Bij realisatie van het planvoornemen worden de hierboven genoemde richtlijnen nageleefd. Er is dan ook geen sprake van een conflict met de Wnb en het planvoornemen is uitvoerbaar. Wel zal dus voor de sloop van de pastorie een voorwaardelijke verplichting worden opgenomen waarmee een conflict met de Wnb wordt uitgesloten.
Bij de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen zal een ecologisch werkprotocol worden meegestuurd. Daarin zullen details (die later in het proces duidelijker worden) worden opgenomen. Ook zullen daarin gedragscodes worden verwerkt voor de gebruiksfase.
De voorgenomen ontwikkeling leidt niet tot negatieve effecten op beschermde natuurgebieden of beschermde soorten. Het planvoornemen zal voldoen aan de richtlijnen zoals beschreven in paragraaf 4.9.2. Doordat die richtlijnen worden nageleefd is er geen conflict met de Wet natuurbescherming. Voordat de pastorie gesloopt kan worden, dient nader onderzoek naar vleermuizen te worden uitgevoerd. Indien er vleermuisverblijven aanwezig zijn, zullen mitigerende maatregelen moeten worden getroffen en zal een ontheffing in het kader van de Wnb moeten worden aangevraagd. Dit is als voorwaardelijke verplichting opgenomen in de regels van dit bestemmingsplan.
Het aspect ecologie vormt dan ook geen belemmering voor de uitvoering van het project.
Voor planologisch relevante kabels en leidingen geldt in het algemeen een belemmeringenzone waarmee in de ontwikkeling van een plangebied rekening moet worden gehouden.
In het plangebied en in de directe nabijheid van het plangebied liggen geen hogedruk aardgasleidingen, rioolwatertransportleidingen, drinkwatertransportleidingen, of hoogspanningsleidingtracé. Planologische relevante kabels en leidingen vormen daarom geen belemmering voor de vaststelling van dit plan.
Onder het bestaande pad (het Sint Clemenspad richting het kerkhof ten zuiden van het plangebied) is een kabel gelegen ten behoeve van de openbare verlichting. Dit betreft geen planologisch relevante kabel. Wel dient in de uitwerking van het planvoornemen rekening te worden gehouden met deze kabel.
De positie en de afmetingen van de voor deze ontwikkeling noodzakelijke trafo dient daarnaast ook nog afgestemd te worden met verschillende gemeentelijke disciplines. De realisatie van een trafo is in de regels van dit bestemmingsplan in ieder geval mogelijk gemaakt.
Er zijn geen kabels en leidingen in of nabij het plangebied gelegen die planologische bescherming behoeven. Dit aspect vormt dan ook geen belemmering voor de planontwikkeling.
Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk:
Voor zowel bedrijvigheid als vervoer van gevaarlijke stoffen zijn twee aspecten van belang, te weten het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon dodelijk wordt getroffen door een ongeval, indien hij zich onafgebroken (dat wil zeggen 24 uur per dag gedurende het hele jaar) en onbeschermd op een bepaalde plaats zou bevinden. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting dan wel infrastructuur. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als direct gevolg van een ongeval waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn. De norm voor het GR is een oriëntatiewaarde. het bevoegd gezag heeft een verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde overschrijdt.
Risicovolle inrichtingen
Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (hierna: Bevi) geeft een wettelijke grondslag aan het externe veiligheidsbeleid rondom risicovolle inrichtingen. Het doel van het besluit is de risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld vanwege risicovolle inrichtingen tot een aanvaardbaar minimum te beperken. Op basis van het Bevi geldt voor het PR een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten. Beide liggen op een niveau van 10-6 per jaar. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet aan deze normen worden voldaan, ongeacht of het een bestaande of nieuwe situatie betreft.
Het Bevi bevat geen grenswaarde voor het groepsrisico (GR). Wel geldt op basis van het Bevi een verantwoordingsplicht ten aanzien van het GR in het invloedsgebied rondom de inrichting. De in het externe veiligheidsbeleid gehanteerde norm voor het GR geldt daarbij als oriëntatiewaarde. Deze verantwoordingsplicht geldt zowel in bestaande als in nieuwe situaties.
Vervoer van gevaarlijke stoffen
Per 1 april 2015 is het Besluit externe veiligheid transportroutes (BEVT) en de regeling Basisnet in werking getreden. Het BEVT vormt de wet- en regelgeving, en de concrete uitwerking volgt in het Basisnet. Het Basisnet beoogt voor de lange termijn (2020, met uitloop naar 2040) duidelijkheid te bieden over het maximale aantal transporten van, en de bijbehorende maximale risico's die het transport van gevaarlijke stoffen mag veroorzaken. Het Basisnet is onderverdeeld in drie onderdelen: Basisnet Spoor, Basisnet Weg en Basisnet Water. Het BEVT en het bijbehorende Basisnet maakt bij het PR onderscheid in bestaande en nieuwe situaties. Voor bestaande situaties geldt een grenswaarde voor het PR van 10-5 per jaar ter plaatse van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten en een streefwaarde van 10-6 per jaar. Voor nieuwe situaties geldt de 10-6 waarde als grenswaarde voor kwetsbare objecten, en als richtwaarde bij beperkt kwetsbare objecten. In het Basisnet Weg en het Basisnet Water zijn veiligheidsafstanden (PR 10-6 contour) opgenomen vanaf het midden van de transportroute.
Tevens worden in het Basisnet de plasbrandaandachtsgebieden benoemd voor transportroutes. Het Basisnet vermeldt dat op een afstand van 200 m vanaf de rand van het tracé in principe geen beperkingen hoeven te worden gesteld aan het ruimtegebruik. Er geldt een oriënterende waarde voor het groepsrisico en onder voorwaarden een verantwoordingsplicht tot 200 m binnen de transportroute.
Figuur 4.7: Uitsnede professionele risicokaart met globale ligging plangebied in rood
Overeenkomstig de professionele risicokaart waarin relevante risicobronnen getoond worden, vindt er in de directe omgeving geen transport van gevaarlijke stoffen plaats via het spoor, het water of door buisleidingen.
Ten westen van het plangebied is een LPG-tankstation gevestigd. Het plangebied valt niet in invloedsgebied of de effectafstanden. Het LPG-tankstation vormt geen belemmering voor de ontwikkeling.
Wel valt het plangebied in het invloedsgebied van risicovolle inrichtingen Regionaal Overslag Centrum Waalwijk B.V., Stahl Europe B.V. en DSM NeoResins BV. Voor deze inrichtingen is een QRA uitgevoerd om het groepsrisico te bepalen, deze zijn in de professionele risicokaart te vinden. Hieruit blijkt dat voor de inrichtingen geldt dat het groepsrisico onder de oriëntatiewaarde is gelegen. Omdat heel Waalwijk in het invloedsgebied van de drie inrichtingen valt, zorgt de toevoeging van de ontwikkeling niet voor een relevante bijdrage aan het groepsrisico, aangezien dit slechts een klein percentage extra aanwezige personen betreft. Wel moet vanwege de ligging in het invloedsgebied in een beknopte verantwoording worden ingegaan op de bestrijdbaarheid, bereikbaarheid en zelfredzaamheid.
Daarnaast bevindt de A59 zich op een afstand van circa 201 meter van het plangebied waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd. Het invloedsgebied van de A59 wordt bepaald door de stofcategorie LT2 en bedraagt 880 meter. Omdat de beoogde ontwikkeling voor het wegtraject op meer dan 200 meter afstand ligt, hoeven volgens het Basisnet in principe geen beperkingen te worden gesteld aan het ruimtegebruik ter plaatse van het plangebied. Desalniettemin is vanwege de ligging binnen het invloedsgebied een beknopte verantwoording noodzakelijk. Ook is in het kader van het ontwerpbestemmingsplan advies aan de veiligheidsregio gevraagd ten behoeve van de zelfredzaamheid van aanwezige personen.
Bestrijdbaarheid en bereikbaarheid
Voor zowel de bereikbaarheid en bestrijdbaarheid van 'dagelijkse incidenten', zoals brand of wateroverlast, als voor calamiteiten op het gebied van externe veiligheid, is het van belang dat de bereikbaarheid voor de hulpdiensten en de aanwezigheid van voldoende bluswatervoorzieningen voldoende geborgd zijn. In de nieuwe (zorg)woningen zal voorzien worden in voldoende blusmiddelen conform de geldende eisen.
De bestrijdbaarheid is afhankelijk van de inzetbaarheid van hulpverleningsdiensten. De brandweer moet in staat zijn om hun taken goed uit te kunnen voeren om daarmee verdere escalatie van een incident te voorkomen. Hierbij kan gedacht worden aan het voldoende/adequaat aanwezig zijn van aanvalswegen en bluswatervoorzieningen. Het plangebied wordt ontsloten via de Loeffstraat. Deze weg sluit aan op het verdere wegennetwerk van Waalwijk. Het wegennetwerk biedt vluchtmogelijkheden in verschillende richtingen, waardoor altijd van de bron af kan worden gevlucht. De bestrijdbaarheid is door het aanwezige gedegen netwerk goed te noemen. Dit hangt ook samen met de opkomsttijd.
Alle gebouwen binnen het plangebied zijn goed bereikbaar in het kader van brandbestrijding. De binnentuin kan met de brandweerwagen bereikt worden via de Pastoor van der Zijlestraat. Vanuit de binnentuin kan eventuele brand ter plaatse van de nieuwbouw en aan de oostzijde van de kerk worden bestreden. Vanaf de Loeffstraat en de Pastoor van der Zijlestraat kan brand aan de westzijde en noordzijde van de kerk en de pastorie worden bestreden. Er is voldoende bluswater aanwezig. Er kan gebruik worden gemaakt van het sierwater ten zuidoosten van het plangebied.
De brandweerzorgnorm is een aanbevolen opkomsttijd die afhankelijk is van het soort object en de risico's voor de aanwezige personen. De opkomsttijd bestaat uit een optelsom van de uitruktijd en de aanrijdtijd. De uitruktijd betreft de tijd die men heeft vanaf het alarmeren totdat men gereed is om te vertrekken naar het plaats incident. De uitruktijd voor een beroepskorps ligt lager dan die van een vrijwillig korps, omdat de beroepsmedewerkers zich in de directe nabijheid van de kazerne bevinden. De streefwaarde voor een beroepskorps is 1,0 minuut en voor een vrijwillige organisatie circa 3,5 minuten. De aanrijdtijd betreft de zuivere rijtijd. Het plangebied bevindt zich binnen de normtijd op grond van artikel 3.2.1. Besluit veiligheidregio's dat voorschrijft dat een basisbrandweereenheid een opkomsttijd heeft van 6 minuten voor gebouwen met een woonfunctie voor verminderd zelfredzamen.
Zelfredzaamheid
In de toekomstige situatie zullen woon(zorg)appartementen gerealiseerd worden. De aanwezige kinderen en ouderen, met name in de zorgwoningen, worden gezien als verminderd zelfredzame personen. De mogelijkheden voor zelfredzaamheid bestaan globaal uit schuilen en ontvluchten. Als gevolg van een incident met toxische stoffen over de weg en bij risicovolle inrichtingen geldt dat een toxische wolk zich snel kan ontwikkelen en verplaatsen. Dit effect is vaak niet zichtbaar. Zelfredzaamheid in deze scenario's is alleen mogelijk als er tijdig alarmering plaatsvindt en gebouwen geschikt zijn om enkele uren te schuilen. Denk hierbij aan het sluiten van ramen en deuren en met name het uitschakelen van (mechanische) ventilatiesystemen. De nieuwe gebouwen zullen daaraan voldoen. Hiermee worden de aanwezigen beschermd tegen de blootstelling aan toxische gassen. Daarnaast worden, in het kader van effectieve zelfredzaamheid, de gebruikers van de objecten door risico communicatie geïnstrueerd over de risico's en de mogelijke maatregelen die zij kunnen nemen. Ook het personeel wordt geïnformeerd over de verschillende risico's bij een incident. De alarmering van de aanwezigen wordt momenteel nog gerealiseerd middels het waarschuwings- en alarmeringssysteem (WAS). Dit systeem wordt de komende jaren uitgefaseerd. Het waarschuwingssysteem wordt vervangen door een totaal pakket aan alarmeringsmiddelen, waaronder de calamiteitenzenders, de sirenes, crisis.nl, NL-Alert en het gebruik van sociale media. Het planvoornemen zal daar op aansluiten waardoor de veiligheid van minder zelfredzame personen wordt gewaarborgd.
Het plangebied ligt binnen het invloedsgebied van de A59 waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd en risicovolle inrichtingen Regionaal Overslag Centrum Waalwijk B.V., Stahl Europe B.V. en DSM NeoResins BV. Uit de beknopte verantwoording blijkt dat de zelfredzaamheid, bestrijdbaarheid en bereikbaarheid van het plangebied als voldoende worden beschouwd. Verder zijn in de directe omgeving van het plangebied geen risicovolle bronnen aanwezig. Het aspect externe veiligheid vormt dan ook geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.
Het bestemmingsplan voldoet aan alle vereisten die zijn opgenomen in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Inherent hieraan is de toepassing van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP). De SVBP maakt het mogelijk om bestemmingsplannen te maken die op vergelijkbare wijze zijn opgebouwd en op dezelfde manier worden verbeeld. de SVBP is toegespitst op de regels die voorschrijven hoe bestemmingsplannen volgens de Wro en het Bro gemaakt moeten worden. De SVBP geeft bindende standaarden voor de opbouw en de verbeelding van het bestemmingsplan, zowel digitaal als analoog. De regels van dit bestemmingsplan zijn opgesteld volgens deze standaarden, met inachtneming van de aanpassingen die voortvloeien uit de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo).
Het bestemmingsplan regelt de gebruiks- en bebouwingsbepalingen van de gronden in het plangebied. De juridische regeling is vervat in een verbeelding en bijbehorende regels. Op de verbeelding zijn de verschillende bestemmingen vastgelegd, in de regels (per bestemming) de bouw- en gebruiksmogelijkheden.
Het Bro bepaalt dat een bestemmingsplan vergezeld gaat van een toelichting. Deze toelichting heeft echter geen juridische status, maar is wel belangrijks als het gaat om de onderbouwing van hetgeen in het bestemmingsplan is geregeld.
De gronden zijn voorzien van de bestemming ‘Gemengd’. De wijze van bestemmen sluit aan op de nieuwe planregels van bestemmingsplan 'Gemengd Gebied'. Het planvoornemen ziet op een specifieke ontwikkeling waarin zowel reguliere woningen als zorgwoningen mogelijk worden gemaakt. Aangezien er dus twee functies mogelijk worden gemaakt, is ervoor gekozen de ontwikkeling van de nieuwbouw en de woningen in de kerk mogelijk te maken binnen de bestemming 'Gemengd'. In dat kader zijn ook diverse specifieke aanduidingen opgenomen. Deze zien naast functieaanduidingen ook op bouwaanduidingen waarmee de verschillende bouwmassa's worden vastgelegd met de nodige flexibiliteit.
Ook zijn er in de regels voorwaardelijke verplichtingen opgenomen ten aanzien van de realisatie van voldoende waterbergingscapaciteit, maatregelen ten aanzien van akoestiek en het uitvoeren van ecologische vervolgonderzoek voordat de pastorie wordt gesloopt.
De bestemming 'Groen' is opgenomen ter plaatse van de openbare binnentuin van het nieuwe kloostercomplex. Hiermee wordt de beoogde groene invulling mogelijk gemaakt en wordt voorkomen dat hier bebouwing wordt opgericht.
Het kerkplein en een strook langs de Pastoor van der Zijlestraat zijn bestemd als 'Verkeer - Verblijf'. Deze bestemming is overgenomen van het geldende bestemmingsplan en voorziet in het mogelijk maken van onder andere het noodzakelijk aantal parkeerplaatsen ten behoeve van het planvoornemen.
Op basis van de uitkomst van het archeologisch onderzoek (zie paragraaf 4.8.2) zijn binnen dit bestemmingsplan de volgende dubbelbestemmingen opgenomen om eventueel aanwezige archeologische waarden te beschermen:
Voor de uitvoerbaarheid van het plan is het van belang te weten of het economisch uitvoerbaar is. De economische uitvoerbaarheid wordt enerzijds bepaald door de exploitatie van het plan (financiële haalbaarheid) en anderzijds door de wijze van kostenverhaal van de gemeente (grondexploitatie).
Het bestemmingsplan vormt het toetsingskader voor een particuliere ontwikkeling. Het project richt zich op een marktsegment waar momenteel vraag naar is. De kosten worden gedekt uit de opbrengst van de verhuur en verkoop van de woon(zorg)appartementen. Hiermee kan het bestemmingsplan financieel haalbaar worden geacht.
Doel van de in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) opgenomen grondexploitatieregeling is het bieden van ruimere mogelijkheden voor het kostenverhaal en het creëren van meer sturingsmogelijkheden. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen de publiekrechtelijke weg via een exploitatieplan en de privaatrechtelijke weg in de vorm van overeenkomsten. In het geval van een exploitatieplan kan de gemeente eisen en regels stellen voor de desbetreffende gronden, (woning)bouwcategorieën en fasering. Bij de privaatrechtelijke weg worden dergelijke afspraken in een (anterieure) overeenkomst vastgelegd.
De ontwikkeling die in dit bestemmingsplan centraal staat is als 'bouwplan' aangemerkt.
Voor dit plan is een anterieure overeenkomst opgesteld, waarmee de kosten anderszins zijn verzekerd. Hierin zijn ook afspraken gemaakt ten aanzien van planschade. Eventuele planschade zal afgewenteld worden op de initiatiefnemer.
Initiatiefnemer wil naast de te doorlopen procedure van de benodigde herziening van het bestemmingsplan, de omgeving en stakeholders actief informeren en bevragen over de plannen voor de Sint-Clemenskerk en directe omgeving. Daartoe heeft initiatiefnemer een plan van aanpak participatie opgesteld.
Het plan van aanpak participatie voorziet in de volgende opzet, deze acties zijn reeds uitgevoerd:
Intussen heeft de initiatiefnemer mede naar aanleiding van de gesprekken met omwonenden en eigenaren van aangrenzende percelen en de ingekomen inspraakreacties het project op verschillende onderdelen aangepast en verder uitgewerkt.
Op 12 december 2020 heeft wederom een inloopsessie plaatsgevonden. Tijdens deze bijeenkomst heeft initiatiefnemer laten zien wat er wel of niet in het plan is aangepast als gevolg van de gesprekken en de ingekomen inspraakreacties.
Op basis van gesprekken met beoogd exploitanten, de Ruimtelijke kwaliteitscommissie (RKC) en omwonenden is het programma aangepast. Dat heeft ertoe geleid dat er een nieuw ontwerpbestemmingsplan ter inzage zal worden gelegd (zie ook paragraaf 7.3).
In het kader van de inspraak en vooroverleg is het voorontwerpbestemmingsplan gedurende zes weken ter inzage gelegd. Het voorontwerp-bestemmingsplan 'Waalwijk, Sint Clemenskerk' heeft in het kader van de inspraak met ingang van 25 juni 2020 gedurende zes weken ter inzage gelegen. Een ieder is gedurende deze termijn in de gelegenheid gesteld een reactie op het voorontwerp–bestemmingsplan in te dienen.
Binnen de termijn van terinzagelegging zijn er door 31 personen veelal gelijkluidende inspraakreacties ingediend bij het college. Daarnaast is er een adviesreactie ontvangen van het Waterschap Brabantse Delta. De Nota inspraak en vooroverleg is opgenomen in Bijlage 11 bij deze toelichting. In de nota zijn de inspraak- en adviesreacties samengevat en naar (hoofd)onderwerp weergegeven en worden deze van gemeentewege beantwoord.
Het eerste ontwerpbestemmingsplan heeft gedurende zes weken ter inzage gelegen van 14 januari 2021 tot en met 25 februari. Tijdens deze periode zijn 7 zienswijzen ingediend. De zienswijzen zijn echter niet beantwoord vanwege wijzigingen in het planvoornemen.
Er is namelijk aanleiding geweest om het programma voor de ontwikkeling te wijzigen. Er blijkt niet voldoende markt voor de realisatie van de praktijkruimten, de apotheek en het Grand-Café. Daarnaast is duidelijk geworden dat de koopappartementen beter in de bestaande kerk en pastorie kunnen worden gerealiseerd en de zorgappartementen in de nieuwbouw. Het plan is daarop aangepast. Vervolgens is ervoor gekozen een nieuw ontwerpbestemmingsplan ter inzage te leggen. Daarin is daar waar mogelijk en relevant, rekening worden gehouden met de eerder indiende zienswijzen.
Dit ontwerpbestemmingsplan zal wederom gedurende zes weken ter inzage liggen. Tijdens deze periode wordt een ieder in de gelegenheid gesteld om een zienswijze in te dienen (artikel 3.8 Wro). De uitkomsten hiervan kunnen nieuwe niet voorziene uitgangspunten voor het bestemmingsplan geven.
Het bestemmingsplan wordt vervolgens, al dan niet gewijzigd, vastgesteld. Het besluit tot vaststelling wordt gepubliceerd en het bestemmingsplan ligt zes weken ter inzage. Tijdens die periode bestaat de mogelijkheid beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State in te dienen tegen het besluit en het plan.