direct naar inhoud van Regels
Plan: Waalwijk, Sint-Clemenskerk
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0867.BPClemenskerk-ON02

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan

het bestemmingsplan 'Waalwijk, Sint-Clemenskerk' met identificatienummer NL.IMRO.0867.BPClemenskerk-ON02 van de gemeente Waalwijk;

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 aangebouwd bijbehorend bouwwerk

bijbehorend bouwwerk dat met de hoofdmassa verbonden is;

1.6 achtererfgebied

erf achter de lijn die het hoofdgebouw doorkruist op 1 m achter de voorkant en van daaruit evenwijdig loopt met het aangrenzend openbaar toegankelijk gebied, zonder het hoofdgebouw opnieuw te doorkruisen of in het erf achter het hoofdgebouw te komen;

1.7 achterkant

gevel aan de achterzijde van een gebouw, tegenover de voorkant;

1.8 bebouwing
  • a. één of meer gebouwen en/of;
  • b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
1.9 bebouwingsgebied

Achtererfgebied alsmede de grond onder het hoofdgebouw, uitgezonderd de grond onder het oorspronkelijk hoofdgebouw, waarbij onderscheid wordt gemaakt in de volgende typen:

  • a. bebouwingsgebied hoofdmassa: gedeelte van het bebouwingsgebied waar de hoofdmassa mag komen;
  • b. overig bebouwingsgebied: gedeelte van het bebouwingsgebied waar geen hoofdmassa mag komen;
1.10 bebouwingspercentage

een op de verbeelding, dan wel in de regels aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van een bouwperceel, bouwvlak of bestemmingsvlak aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd;

1.11 bed & breakfast

een aan de woonfunctie ondergeschikte vorm van extensieve verblijfsrecreatie gericht op het bieden van de mogelijkheid tot overnachting en het serveren van ontbijt. Onder een bed & breakfastvoorziening wordt niet verstaan overnachting, noodzakelijk in verband met het verrichtten van tijdelijke of seizoensgebonden werkzaamheden en/of permanente kamerverhuur. Degene die de bed & breakfast voorziening biedt, is tevens de gebruiker van de (bedrijfs)woning;

1.12 bedrijf

het bedrijfsmatig verrichten van werkzaamheden en/of diensten, waaronder begrepen internetbedrijven en internet afhaalpunten.

1.13 bedrijfsmatige activiteiten (bij wonen)

uitoefening van een bedrijf en/of dienstverlening in of bij een woning waarbij de omvang in de activiteiten zodanig is, dat de activiteiten in een woning en de daarbij behorende bijbehorende bouwwerken met behoud van de woonfunctie kunnen worden uitgeoefend. Degene die de bedrijfsmatige activiteiten uitvoert, is tevens de gebruiker van de (bedrijfs)woning;

1.14 bergbezinkvoorziening

ondergrondse ruimte waarin tijdens zware regenval afvalwater tijdelijk wordt opgeslagen;

1.15 beroepsmatige activiteiten (bij wonen)

het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende gebouwen, met behoud van de woonfunctie, kan worden uitgeoefend. Degene die de beroepsmatige activiteiten uitvoert, is tevens de gebruiker van de (bedrijfs)woning;

1.16 bestaand

bestaand zoals op moment van de inwerkingtreding van dit plan:

  • a. legaal bestaat, in uitvoering is of in gebruik mag worden genomen krachtens een geldige omgevingsvergunning;
  • b. aantoonbaar vanaf 1955 aanwezig is;

Het kan dan bijvoorbeeld gaan om het bestaand aantal woningen, bestaand bouwwerk, bestaand gebruik, de bestaande situatie (gebruik en gebouwen) en de bestaande maatvoering van bouwwerken;

1.17 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

1.18 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.19 Bevi-bedrijven

bedrijven zoals bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen, zoals dit geldt op het tijdstip van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan;

1.20 bijbehorend bouwwerk

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;

1.21 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

1.22 bouwgrens

een op de verbeelding aangegeven lijn, die de grens vormt van een bouwvlak;

1.23 bouwlaag

een horizontaal doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren en plafonds is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van ruimtes onder peil en zolder;

1.24 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop krachtens het plan een zelfstandige bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.25 bouwvlak

een op de verbeelding aangegeven vlak, waarmee de gronden zijn aangeduid waarop gebouwen en bouwwerken geen gebouw zijnde, zijn toegelaten;

1.26 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.27 buitenterras

een opstelling van tafels en stoelen op de openbare weg zonder bijkomende bouwwerken die de open structuur verstoren; permanent gebouwde voorziening zoals een winterras worden nadrukkelijk niet onder een buitenterras begrepen;

1.28 categorie A-, B-, C-bedrijf

bedrijf met activiteiten welke voorkomen in de staat van bedrijfsactiviteiten voor gebieden met functiemenging welke voldoen aan de volgende kenmerken:

  • kleinschalige, meest ambachtelijke bedrijvigheid en/of dienstverlening;
  • productie en/of laad- en loswerkzaamheden vinden alleen in de dagperiode plaats;
  • de activiteiten (inclusief opslag) geschieden hoofdzakelijk inpandig;

Onderscheid wordt gemaakt in de volgende categorieën:

A. categorie A-bedrijf:

bedrijf met activiteiten die zodanig weinig milieubelastend voor hun omgeving zijn, dat deze aanpandig aan woningen - in gebieden met functiemenging - kunnen worden uitgevoerd. De eisen uit het Bouwbesluit voor scheiding tussen wonen en bedrijven zijn daarbij toereikend.

B. categorie B-bedrijf:

bedrijf met activiteiten die in een gemengd gebied kunnen worden uitgeoefend, echter met een zodanige milieubelasting voor hun omgeving dat zij bouwkundig afgescheiden van woningen en andere gevoelige functies dienen plaats te vinden.

C. categorie C-bedrijf:

bedrijf met activiteiten uit categorie B waarbij vanwege de relatief grotere verkeersaantrekkende werking een ontsluiting op een verzamelweg is aangewezen;

1.29 cultuurhistorisch waardevolle bebouwing
  • a. rijksmonumenten;
  • b. gemeentelijke monumenten;
  • c. cultuurhistorisch waardevolle boerderijen;
1.30 cultuurhistorische waardevolle boerderij

één gebouw, bestaande uit een (voormalige) agrarische bedrijfswoning met direct aangebouwde (voormalige) agrarische bedrijfsruimte(n), dat voldoet aan de volgende kenmerken:

  • in gebruik (geweest) als agrarisch bedrijf met bedrijfswoning;
  • maximaal bestaande uit 2 samengestelde delen;
  • gebouwd vóór 1972;
  • voldoende uiterlijke kenmerken van een boerderij zijn nog aanwezig;
1.31 dak

iedere bovenbeëindiging van een gebouw;

1.32 dakkapel

opbouw op een schuin dak en/of op een deel van de gevel met een verticaal raamkozijn en voorzien van zijwanden en een dak;

1.33 daknok

hoogste punt van een schuin dak;

1.34 dakopbouw

een toevoeging aan het hoofdgebouw door het verhogen van de nok of bovenste dakrand van het dak die het silhouet van het oorspronkelijke dak verandert;

1.35 dakvoet

laagste punt van een schuin dak;

1.36 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending (anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsmatige activiteit). Daaronder mede begrepen internetwinkels en mede begrepen bedrijvigheid, voor zover dat in verband staat met en essentieel onderdeel is van de verkoop van de goederen, zoals bijvoorbeeld onderhoud, reparatie en installatie, alsmede opslag van de te verkopen goederen;

1.37 dienstverlening
  • het verlenen van economisch - maatschappelijke diensten aan derden, onder dienstverlenende bedrijven of dienstverlenende instellingen zijn in ieder geval begrepen kapperszaken, schoonheidsinstituten, fotostudio's en naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen, evenwel met uitzondering van internethandel, een garagebedrijf en een seksinrichting;
  • de bedrijfsmatige uitoefening van administratieve werkzaamheden zoals (internet)kantoren en werkzaamheden die verband houden met het doen functioneren van (semi)overheidsinstellingen, het bankwezen, en naar de aard daarmee gelijk te stellen instellingen;

Onderscheid wordt gemaakt in de volgende typen:

  • a. publieksgerichte dienstverlening: dienstverlening met publieksaantrekkende werking, waaronder in ieder geval een kapperszaak, makelaarskantoor;
  • b. niet-publieksgerichte dienstverlening: dienstverlening zonder publieksaantrekkende werking, waar onder in ieder geval een financieel administratiekantoor, internetkantoor;
1.38 dove gevel
  • a. een bouwkundige constructie of delen daarvan waarin geen te openen delen aanwezig zijn, met een in NEN 5077 bedoelde karakteristieke geluidwering die ten minste gelijk is aan het verschil tussen de geluidsbelasting van die constructie en 33 dB onderscheidenlijk 35 dB(A), alsmede,
  • b. een bouwkundige constructie waarin alleen bij uitzondering te openen delen aanwezig zijn, mits deze niet direct grenzen aan een geluidsgevoelige ruimte (functie);
1.39 duurzaam beëindigd

een activiteit wordt meer dan 3 jaar niet uitgevoerd, of zoveel korter als is overeengekomen;

1.40 eerste bouwlaag

de bouwlaag op de begane grond;

1.41 erf

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voor zover dit plan deze inrichting niet verbiedt;

1.42 erotisch getinte vermaaksfunctie

een vermaaksfunctie, welke is gericht op het doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van (porno)-erotische aard, waaronder begrepen een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal;

1.43 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.44 geluidzoneringsplichtige inrichting

een inrichting waarbij als gevolg van de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een zone moet worden vastgesteld;

1.45 gestapelde woningen

woningen waarbij sprake is van twee of meer woningen geheel of gedeeltelijk boven elkaar;

1.46 gestapelde hoofdmassa

hoofdmassa waarbij sprake is van twee of meer zelfstandig functionerende eenheden geheel of gedeeltelijk boven elkaar;

1.47 gevellijn

de op de verbeelding aangegeven lijn die niet door gebouwen mag worden overschreden, behoudens krachtens de regels toegelaten afwijkingen;

1.48 hogere grenswaarde

een maximale waarde voor de geluidbelasting, die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder, c.q. het Besluit grenswaarden binnen zones rond industrieterreinen, het Besluit grenswaarden binnen zones langs wegen en/of het Besluit geluidhinder spoorwegen;

1.49 hoofdgebouw

gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

1.50 hoofdmassa

het hoofd(woon)gebouw exclusief architectonisch ondergeschikte delen die door de uiterlijke verschijningsvorm onderscheiden kunnen worden van dit hoofd(woon)gebouw;

1.51 hoofdwoongebouw

een gebouw, exclusief aangebouwde bijbehorende bouwwerken met een woonfunctie, dat door zijn ligging, constructie en/of afmeting onderdeel uitmaakt van een bedrijf en als belangrijkste woongebouw wordt aangemerkt, en dat bedoeld is voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting een functionele binding heeft met de bedrijfsactiviteiten die het desbetreffende bedrijf uitoefent;

1.52 horeca

het bedrijfsmatig verstrekken van dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse en/of het bedrijfsmatig logies verstrekken, één en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie. De volgende indeling in typen horeca wordt gehanteerd:

  • a. lichte horeca:
    • 1. aan de detailhandelsfunctie verwante horeca zoals: automatiek, broodjeszaak, cafetaria, croissanterie, koffiebar, lunchroom, snackbar, tearoom, traiteur, bezorg- en/of afhaalservice.
    • 2. overige lichte horeca zoals hotel, restaurant al dan niet met bezorg- en/of afhaalservice (o.a. pizza, chinees, fastfood restaurants);
  • b. middelzware horeca:

bedrijven die normaal gesproken ook delen van de nacht geopend zijn en die daardoor aanzienlijke hinder voor omwonenden kunnen veroorzaken zoals: bar, bierhuis, biljartcentrum, café, coffeeshop, proeflokaal, shoarma/grillroom, zalenverhuur (zonder regulier gebruik ten behoeve van feesten en muziek/dansevenementen);

  • c. zware horeca:

bedrijven die voor een goed functioneren ook 's-nachts geopend zijn en die tevens een groot aantal bezoekers aantrekken en daardoor grote hinder voor de omgeving met zich mee kunnen brengen zoals: discotheek, nachtclub, partycentrum. Regulier gebruik ten behoeve van feesten en muziek-/dansevenementen;

1.53 huishouden

een alleenstaande, dan wel twee of meer personen die een duurzame gemeenschappelijke huishouding voeren;

1.54 intensieve zorg

zorg voor mensen met een minimale zorgindicatie van “4VV: Beschut wonen met intensieve begeleiding en uitgebreide verzorging”, zoals bedoeld in de Wet langdurige zorg onder Verpleging en Verzorging (VV);

1.55 internethandel

handel via internet waarbij onderscheid wordt gemaakt in de volgende typen:

  • a. internetkantoor:

internethandel zonder fysieke bezoekmogelijkheid, zonder opslag- en verzendfunctie en waar alleen elektronische transacties tot stand komen. Dit type valt onder dienstverlening en is vergelijkbaar met een niet-publieksgerichte dienstverlening zoals een kantoor;

  • b. internetbedrijf:

internethandel zonder fysieke bezoekmogelijkheid en met opslag- en verzendfunctie. Dit type valt onder bedrijf;

  • c. internetafhaalpunt:

internethandel met fysieke bezoekmogelijkheid en zonder uitstalling ten verkoop. Dit type valt onder bedrijf;

  • d. internetwinkel:

internethandel met fysieke bezoekmogelijkheid en met uitstalling ten verkoop. Dit type valt onder detailhandel;

1.56 kamerverhuur

de verhuur van een deel van al dan niet zelfstandige woonruimte ten behoeve van (langdurige) bewoning door personen voor welke inschrijving in de Basisregistratie personen (BRP) noodzakelijk is en die geen duurzame gemeenschappelijke huishouding voeren;

1.57 kruisingsvlak

het gemeenschappelijk vlak, door de elkaar kruisende openbare wegen gevormd, bij het fictief doortrekken van de rijbaankanten;

1.58 maatschappelijke voorzieningen

sociaal-medische, sociaal-culturele en levensbeschouwelijke voorzieningen, sportieve recreatie, voorzieningen ten behoeve van de openbare dienstverlening en voorzieningen ten behoeve van onderwijs. Onderscheid wordt gemaakt in de volgende typen:

  • a. publieksgerichte maatschappelijke voorziening:

maatschappelijke voorziening met publieksaantrekkende werking, waaronder in ieder geval een school, gemeentehuis;

  • b. niet-publieksgerichte maatschappelijke voorziening:

maatschappelijke voorzieningen zonder publieksaantrekkende werking, waaronder in ieder geval een kleinschalig gezinsvervangend tehuis, niet zijnde kamerverhuur, sociaal-medische, sociaal-culturele en levensbeschouwelijke voorzieningen, sportieve recreatie, voorzieningen ten behoeve van de openbare dienstverlening en voorzieningen ten behoeve van onderwijs.

1.59 niet-publieksgerichte voorziening

voorziening zonder publieksaantrekkende werking waarbij onderscheid wordt gemaakt in de volgende typen:

  • a. niet-publieksgerichte dienstverlening: zie onder dienstverlening, type b;
  • b. niet-publieksgerichte maatschappelijke voorziening: zie onder maatschappelijke voorziening, type b;
1.60 nutsvoorzieningen

voorzieningen ten behoeve van algemeen nut in ruime zin zoals: voorzieningen / installaties ten behoeve van gas, water en elektriciteit, signaalverdeling, telecommunicatieverkeer, waterzuivering, waterbeheersing, waterhuishouding, vuil- en afvalverwerking, compostering, wijkverwarming, milieuvoorzieningen en dergelijke;

1.61 ondergronds bouwen

bouwen onder peil;

1.62 open opslag

het opslaan, of opgeslagen houden van voorwerpen, stoffen of producten en andere materialen op de onbebouwde gronden van (bedrijfs)percelen, daaronder mede begrepen de uitstalling ten verkoop, verhuur en dergelijke;

1.63 openbaar toegankelijk gebied

Openbare weg, alsmede pleinen, parken, plantsoenen, openbaar vaarwater en ander openbaar gebied dat voor publiek algemeen toegankelijk is, met uitzondering van wegen uitsluitend bedoeld voor de ontsluiting van percelen door langzaam verkeer;

1.64 openbare weg

alle voor het openbaar verkeer openstaande wegen of paden met inbegrip van de daarin liggende bruggen en duikers en de tot die wegen behorende paden en bermen of zijkanten;

1.65 overig gebouw voor bedrijf of voorziening

gebouw in gebruik voor een bedrijf en/of voorziening (dienstverlening, maatschappelijk, horeca, detailhandel) niet zijnde de hoofdmassa in de gevellijn of een bijbehorend bouwwerk;

1.66 overkapping met een open constructie

Een bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke overdekte ruimte vormt, met maximaal twee wanden die al dan niet tot de constructie zelf behoren. In de zin van dit bestemmingsplan is dit begrip gelijk aan een gebouw;

1.67 onzelfstandige woonruimte

woonruimte welke geen eigen toegang heeft en welke niet door een huishouden kan worden bewoond, zonder dat dit daarbij afhankelijk is van wezenlijke voorzieningen buiten die woonruimte, waarbij keuken, toilet, badkamer en douche als wezenlijke voorzieningen worden aangemerkt;

1.68 peil

hoogten vanaf het aansluitend afgewerkt terrein, waarbij plaatselijke, niet bij het verdere verloop van het terrein passende, ophogingen of verdiepingen aan de voet van het bouwwerk, anders dan noodzakelijk voor de bouw daarvan, buiten beschouwing blijven;

1.69 perceelsgrens

grens van het bouwperceel;

1.70 prostitutie

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

1.71 seksinrichting

de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden.

Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.72 stedelijke ontwikkeling

ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of haventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen;

1.73 verzamelweg

weg die gericht is op het verzamelen en verdelen van het verkeer in de wijken (inclusief het centrum) en bedrijventerreinen, sluit aan op de hoofdwegen, 30 of 50 km/ uur;

1.74 voorerfgebied

erf dat geen onderdeel is van het achtererfgebied;

1.75 voorkant van de hoofdmassa

de zijde van het boven peil gelegen gedeelte van een gebouw (c.q. hoofdmassa) welke is gericht op het openbaar toegankelijk gebied en die bovendien het beloop van de gevellijn volgt of, indien daarvan geen of ten dele sprake is en/of sprake is van meerdere gevellijnen, wordt bepaald op basis van de ruimtelijke uitstraling, waaronder de uiterlijke verschijningsvorm en de situering;

1.76 voorste grens van het bouwvlak

de grens van het bouwvlak die is gericht naar de weg en waarop de hoofdmassa is georiënteerd;

1.77 voorziening

Een voorziening bestaat uit een of meer van de volgende functies:

  • a. detailhandel;
  • b. dienstverlening;
  • c. horeca;
  • d. maatschappelijke voorziening;
1.78 vrijstaand bijbehorend bouwwerk

bijbehorend bouwwerk dat vrijstaat van de hoofdmassa en aangebouwde aangebouwde bijbehorende bouwwerken en overige gebouwen;

1.79 vrijstaande hoofdmassa

hoofdmassa welke vrij van de zijdelingse perceelsgrenzen staat;

1.80 woning

een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;

1.81 zijkant (hoofdmassa)

gevel of gemeenschappelijke scheidsmuur van een gebouw (c.q. hoofdmassa), niet zijnde voor- of achtergevel.

1.82 zorginstelling

Instelling waar intramurale of particuliere zorg wordt verleend;

1.83 zorgwoning

al dan niet zelfstandige wooneenheid voor mensen met een intensieve zorgvraag en hun eventuele partners. Daarbij dient de zorgwoning onderdeel uit te maken van een zorginstelling en hebben de bewoners de beschikking over een centrale keuken en een gemeenschappelijke eet- en woonkamer. Bewoners hebben een zorgcontract met de instelling die in de gebouwen gehuisvest wordt.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 afstand tot de bestemmingsgrens

de kortste afstand van enig punt van een bouwwerk tot de bestemmingsgrens;

2.2 afstand tot de (zijdelingse) perceelsgrens

de kortste afstand van enig punt van een bouwwerk tot de (zijdelingse) perceelsgrens (perceelsscheiding van het bouwperceel);

2.3 afstand tussen gebouwen op hetzelfde bouwperceel

de kortste afstand tussen de buitenwerkse gevelvlakken van de gebouwen. In het geval dat geen sprake is van buitenwerkse gevelvlakken (en/of gemeenschappelijke scheidingsmuren): de kortste tussen de denkbeeldige lijnen vanuit de neerwaartse projectie van het dak, 1 m boven peil;

2.4 breedte bouwperceel

tussen de zijdelingse perceelsscheidingen van het bouwperceel in de naar de zijde van het openbaar toegankelijke gebied gekeerde bestemmingsgrens;

2.5 breedte, diepte, oppervlakte van een bouwwerk
  • a. tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het peil;
  • b. in geval van een ondergronds bouwwerk: tussen de buitenwerkse gevelvlakken (en/of het hart van gemeenschappelijke scheidingsmuren) 0,5 m onder peil;
  • c. in geval dat geen sprake is van buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van scheidingsmuren: tussen de denkbeeldige lijnen vanuit de neerwaartse projectie van het dak, op het peil;

2.6 breedte hoofdmassa

evenwijdig aan de gevellijn die (mede) bepalend is voor het vaststellen van de voorkant van de hoofdmassa en is gelegen tussen de twee zijkanten van de hoofdmassa;

2.7 bruto-vloeroppervlak van een gebouw

gemeten (op alle bouwlagen) op vloerniveau langs de buitenomtrek van de opgaande scheidingsconstructies of indien de binnenruimte van het gebouw grenst aan de binnenruimte van een ander gebouw: tot het hart van de desbetreffende scheidingsconstructies;

2.8 dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.9 diepte hoofdmassa
  • a. indien de voorkant hoofdmassa (gedeeltelijk) is gelegen in de gevellijn: loodrecht tussen de achterkant van de hoofdmassa en de gevellijn die bepalend is voor het vaststellen van de voorkant van de hoofdmassa;
  • b. indien de voorkant hoofdmassa niet is gelegen in de gevellijn en ook niet gedeeltelijk: loodrecht tussen de achterkant van de hoofdmassa en het punt van de voorkant hoofdmassa welke het dichtst is gelegen bij de gevellijn die bepalend is voor het vaststellen van de voorkant van de hoofdmassa;

2.10 goothoogte van een bouwwerk
  • a. vanaf de horizontale snijlijn van gevelvlak en dakvlak tot aan het peil;
  • b. bij een mansardekap wordt de goothoogte gemeten vanaf de snijlijn, niet zijnde de noklijn, van dakvlakken tot aan het peil;
  • c. bij een dakopbouw wordt de daarbij behorende goothoogte buiten beschouwing gelaten;

2.11 hoogte bouwlaag

bovenkant vloer tot bovenkant vloer of ingeval van een gebouw met een plat dak van bovenkant vloer tot bovenkant dak;

2.12 (bouw)hoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een bouwwerk met uitzondering van kleine bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.13 inhoud van een bouwwerk

tussen de bovenzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van gemeenschappelijke scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.14 nokhoogte van een bouwwerk

vanaf de horizontale snijlijn van twee hellende dakvlakken tot aan het peil;

2.15 verticale diepte

vanaf onderkant vloer van het ondergronds bouwwerk tot aan het peil;

2.16 uitzonderingen

bij de toepassing van het bepaalde in dit artikel ten aanzien van het bouwen geldt de volgende uitzondering:

ondergeschikte bouwdelen zoals als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken worden buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw- c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 m bedraagt. Dakopbouwen, dakkapellen en erkers worden als niet ondergeschikt aangemerkt.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Gemengd

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen of zorgwonen in de hoofdmassa en de aangebouwde bijbehorende bouwwerken, met dien verstande dat:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' het aantal (zorg)woningen niet meer mag bedragen dan het aangegeven aantal, met dien verstande dat:
      • het aantal zorgwoningen maximaal 66 mag bedragen;
      • het aantal woningen maximaal 37 mag bedragen, uitsluitend indien voldaan wordt aan artikel 11.1;
  • b. beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten bij een woning, op een maximum van 50 m² brutovloeroppervlak van de hoofdmassa of bijbehorend bouwwerk per woning, met in achtneming van lid 3.5.2;

Overige bijbehorende voorzieningen en bouwwerken met de bij a tot en met b behorende:

  • c. parkeervoorzieningen, met dien verstande dat voldaan wordt aan Artikel 11.1, waarbij het bestaande gebruik in de bestaande omvang en functietype is toegelaten;
  • d. bijbehorende bouwwerken;
  • e. onderdoorgangen;
  • f. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • g. tuinen, erven en verhardingen;
  • h. ontsluitingswegen en -paden ten behoeve van aangrenzende bestemmingen;
  • i. nutsvoorzieningen;
  • j. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Algemene bouwregels

Voor het bouwen van bouwwerken gelden in zijn algemeenheid de volgende regels:

  • a. Voor zover bestaande bouwwerken afwijken van de regels in lid 3.2.1, onder b en lid 3.2.2 tot en met 3.2.5 wordt de bestaande plaats en bestaande contour van de afwijking geacht te zijn bestemd.
  • b. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd met in acht neming van de bouwregels in lid 3.2.

3.2.2 Hoofdmassa

Voor het bouwen van de hoofdmassa welke (deels) in of parallel aan de gevellijn is gelegen, gelden de volgende regels:

  • a. het bouwen van hoofdmassa's is alleen toegestaan binnen het bouwvlak, met uitzondering van bestaande hoofdmassa's;
  • b. alleen gestapelde woningen worden gebouwd, met uitzondering van bestaande gebouwen;
  • c. de goothoogte van de hoofdmassa mag niet meer bedragen dan:
    • 1. de goothoogte van de voorkant hoofdmassa in de bestaande situatie vermeerderd met 1 m, met dien verstande dat de goothoogte ten minste 4 m mag bedragen;
    • 2. indien in de bestaande situatie geen sprake is van een goothoogte: de hoogte zoals is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m)';
  • d. de bouwhoogte van de hoofdmassa mag niet meer bedragen dan:
    • 1. de bouwhoogte in de bestaande situatie vermeerderd met 1 m, met dien verstande dat de bouwhoogte ten minste 4 m mag bedragen;
    • 2. indien in de bestaande situatie geen sprake is van een bouwhoogte: de hoogte zoals is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte';
  • e. dakkapellen zijn toegestaan mits voldaan wordt aan het volgende:
    • 1. de onderzijde meer dan 0,5 m en minder dan 1 m boven de dakvoet, gemeten vanaf de voet van de dakkapel niet hoger dan 1,75 m;
    • 2. de bovenzijde meer dan 0,5 m onder de daknok;
    • 3. de zijkanten meer dan 0,5 m van de zijkanten van het dakvlak;
    • 4. in afwijking van lid 2 mag, indien de voorkant van de dakkapel gelijk ligt met de gevel waarin de dakkapel gebouwd wordt, de breedte maximaal 30% bedragen van de voorkant waarin de dakkapel gebouwd wordt;
  • f. dakopbouwen zijn toegestaan mits:
    • 1. voldaan wordt aan de maximaal voorgeschreven bouwhoogte;
    • 2. de afstand van de voorkant van de dakopbouw tot de voorkant van de gevel waarin de dakopbouw gebouwd wordt minimaal 1 m bedraagt.

3.2.3 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken, niet zijnde hoofdmassa, gelden de volgende regels:

  • a. bijbehorende bouwwerken, dienen achter de voorgevellijn en in het bouwvlak te worden geplaatst;
  • b. de totale diepte van de hoofdmassa met de daaraan aangebouwde bijbehorende bouwwerken, te meten vanaf de voorkant van de hoofdmassa, mag gezamenlijk maximaal 22 m bedragen;
  • c. de oppervlakte van bijbehorende bouwwerken in het bebouwingsgebied hoofdmassa, waar geen hoofdmassa aanwezig is, bedraagt maximaal de volledige oppervlakte van het bebouwingsgebied hoofdmassa;
  • d. de oppervlakte van bijbehorende bouwwerken in het overig bebouwingsgebied bedraagt niet meer dan:
    • 1. in geval van een bebouwingsgebied kleiner dan of gelijk aan 100 m2: 50% van het bebouwingsgebied;
    • 2. in geval van een bebouwingsgebied groter dan 100 m2 en kleiner dan of gelijk aan 300 m2: 50 m2, vermeerderd met 20% van het deel van het bebouwingsgebied dat groter is dan 100 m2;
    • 3. in geval van een bebouwingsgebied groter dan 300 m2: 90 m2, vermeerderd met 10% van het deel van het bebouwingsgebied dat groter is dan 300 m2, tot een maximum van in totaal 200 m2;

verminderd met de oppervlakte van aangebouwde bijbehorende bouwwerken zoals bedoeld onder lid i en vermeerderd met de oppervlakte van aangebouwde bijbehorende bouwwerken zoals bedoeld in lid j;

  • e. in geval van een gestapelde hoofdmassa geldt in afwijking van lid c tot en met d dat de totale oppervlakte van bijbehorende bouwwerken in het bebouwingsgebied per hoofdmassa maximaal 20% van het bebouwingsgebied mag bedragen met een maximum van 500 m²;
  • f. voor de hoogte en het dak geldt het volgende:
    • 1. de goothoogte van bijbehorende bouwwerken mag maximaal 3,1 m bedragen of ingeval van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk waarbij de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw hoger is dan 3,1 m, maximaal 0,25 m boven de hoogte van die eerste bouwlaag maar in geen geval hoger dan 4 m;
    • 2. de nokhoogte van bijbehorende bouwwerken mag maximaal 5 m bedragen;
    • 3. in afwijking van sub 2 is ook een platte afdekking toegelaten, mits de denkbeeldige nok bij het doortrekken van de dakvlakken maximaal 5 m bedraagt;
    • 4. de dakhelling van een aangebouwd bijbehorende bouwwerk mag maximaal gelijk zijn aan de dakhelling van het dakvlak van de hoofdmassa waaraan wordt bijgebouwd;
    • 5. de dakhelling van een vrijstaande bijbehorende bouwwerk mag ten hoogste gelijk zijn aan de steilste dakhelling van de hoofdmassa;
  • g. in afwijking van lid a mogen bijbehorende bouwwerken buiten het bouwvlak en/of vóór de gevellijn worden gebouwd aan de zijkant hoofdmassa waarbij:
    • 1. grenzend aan zowel de voorkant als zijkant van het bouwperceel geen sprake is van een bestemming 'Verkeer - Ontsluiting';
    • 2. de afstand tot (het verlengde van) de gevellijn van de voorkant hoofdmassa tenminste 1 meter bedraagt;
    • 3. de afstand tot het kruisingsvlak tenminste 5 meter bedraagt;
    • 4. voldaan wordt aan de maatvoering van het bepaalde in lid b t/m f;
  • h. in afwijking van lid a mogen aangebouwde bijbehorende bouwwerken vóór de gevellijn worden gebouwd aan de voorkant hoofdmassa en/of aan de zijkant hoofdmassa waarbij:
    • 1. per gevel maximaal één aangebouwd bijbehorend bouwwerk mag worden gebouwd;
    • 2. de maximale breedte maximaal 3/5 deel per gevel bedraagt met een maximum van 4 m, waarbij maximaal 1 m niet direct aan de hoofdmassa grenst;
    • 3. in aanvulling op lid 1 en 2 per gevel één overkapping met een open constructie mag worden gebouwd met een maximale breedte van 2 m;
    • 4. de diepte maximaal 1 m is;
    • 5. de bouwhoogte maximaal 0, 25 m hoger is dan de hoogte van de eerste bouwlaag van de hoofdmassa, met een maximale bouwhoogte van 4 m.
  • i. in afwijking van lid a mogen nutsvoorzieningen buiten het bouwvlak worden gebouwd waarbij:
    • 1. de maximale oppervlakte 15 m² bedraagt;
    • 2. de goothoogte maximaal 3 meter bedraagt;
    • 3. de bouwhoogte maximaal 5 meter bedraagt.
  • j. dakkapellen zijn toegestaan mits voldaan wordt aan het volgende:
    • 1. voorzien van een plat dak;
    • 2. gemeten vanaf de voet van de dakkapel niet hoger dan 1,75 m;
    • 3. de onderzijde meer dan 0,5 m en minder dan 1 m boven de dakvoet;
    • 4. de bovenzijde meer dan 0,5 m onder de daknok;
    • 5. de zijkanten meer dan 0,5 m van de zijkanten van het dakvlak;
    • 6. maximaal één dakkapel per bijbehorend bouwwerk met een maximale breedte van 30% van de gevelbreedte van de zijde waarop de dakkapel is georiënteerd.

3.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. op de gronden achter de voorkant van de hoofdmassa mag de hoogte maximaal 2,2 m bedragen;
  • b. op de gronden vóór de voorkant van de hoofdmassa mag de hoogte maximaal 1 m bedragen;
  • c. in afwijking van lid b mag op de gronden buiten het bouwvlak of vóór de voorkant van de hoofdmassa aan de zijkant hoofdmassa de hoogte maximaal 2,2 m bedragen, mits:
    • 1. grenzend aan zowel de voorkant als zijkant van het bouwperceel geen sprake is van een bestemming 'Verkeer' of 'Verkeer - Verblijf';
    • 2. de afstand tot (het verlengde van) de gevellijn van de voorkant hoofdmassa ten minste 1 m bedraagt;
    • 3. de afstand tot het kruisingsvlak ten minste 5 m bedraagt.

3.2.5 Ondergronds bouwen

Voor ondergronds bouwen gelden de volgende regels:

  • a. ondergronds bouwen is alleen toegestaan achter de voorkant van de hoofdmassa;
  • b. de oppervlakte van ondergrondse gebouwen bedraagt maximaal het toegestane oppervlak voor hoofdmassa en bijbehorende bouwwerken op basis van lid 3.2.2;
  • c. de verticale diepte van het ondergrondse bouwwerk mag maximaal 3,5 m bedragen.

3.2.6 Specifieke bouwregels
  • a. Het bouwen en/of gebruiken van (zorg)woningen is uitsluitend toegestaan indien:
    • 1. de gevels op basis van de akoestische onderzoeken, met kenmerken 2004/246/DJ-01, versie F, d.d. 16-03-2022 en 2010/124/RV-01, d.d. 08-12-2020, worden uitgevoerd als dove gevel, tenzij via aanvullend akoestisch onderzoek is aangetoond dat, al dan niet door afschermende bebouwing of geluidwerende voorzieningen, de geluidbelasting op de gevel lager of gelijk is aan: 
      • de voorkeursgrenswaarde uit de Wet geluidhinder of;
      • de voor deze gevels vastgestelde hogere waarde zoals opgenomen in bijlage PM Besluit hogere grenswaarde bij deze regels.
    • 2. in aanvulling op het bepaalde in lid 1. moet de woning voorzien zijn van minimaal één geluidluwe gevel:
      • indien er sprake is van een toepassing van een dove gevel, of;
      • indien uit de vastgestelde hogere waarde zoals opgenomen in Bijlage 2 Besluit hogere grenswaarde blijkt dat de voorkeursgrenswaarde op één of meerdere gevels wordt overschreden, of;
      • indien sprake is van vervangende nieuwbouw en uit de vastgestelde hogere waarde, zoals opgenomen in Bijlage 2 Besluit hogere grenswaarde, blijkt dat de voorkeursgrenswaarde op één of meerdere gevels met meer dan 5 dB wordt overschreden;
  • b. het oprichten van bebouwing is uitsluitend toegestaan indien wordt voorzien in een waterbergingsvoorziening van voldoende omvang, waarbij de capaciteit van de waterbergingsvoorziening als volgt wordt berekend:
    • 1. minimaal 60mm per m² verharding voor de toename in verharding ten opzichte van de bestaande situatie.
3.3 Nadere eisen

Het college van Waalwijk kan nadere eisen stellen aan bebouwing (plaats en afmetingen) ten behoeve van:

  • a. een verantwoorde stedenbouwkundige inpassing en ter waarborging van de stedenbouwkundige waarden van de omgeving;
  • b. het voorkomen van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken, onder andere met het oog op de bezonning, lichtuitstraling en de privacy;
  • c. het bevorderen van de verkeers-, sociale en brandveiligheid.
3.4 Afwijken van de bouwregels
3.4.1 Algemene voorwaarden voor afwijken

In de hierna volgende artikelen wordt waar relevant verwezen naar één of meerdere van de volgende voorwaarden, waarbij door het beoogde bouwen:

  • a. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. geen onaanvaardbare situatie ontstaat met betrekking tot milieuhygiënische kwaliteit, waterhuishouding en externe veiligheid;
  • c. geen nadelige beïnvloeding ontstaat van de normale afwikkeling van het verkeer en de feitelijke verkeerssituatie;
  • d. voldaan wordt aan lid 11.1;
  • e. geen onevenredige afbreuk mag worden gedaan aan het karakter van de omgeving.

3.4.2 Hoofdmassa
  • a. Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.2.2 onder c voor het toestaan van een kleinere afstand van de hoofdmassa tot de zijdelingse perceelsgrens, mits:
    • 1. in de bestaande situatie sprake is van een kleinere afstand tot de perceelsgrens dan is toegestaan, te meten vanaf de voorkant en aanwezig over minimaal 50% van de diepte van de hoofdmassa;
    • 2. voldaan wordt aan de voorwaarden van lid 3.4.1 onder a;
  • b. Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.2.2 onder f sub 1 voor het toestaan van een grotere diepte van de hoofdmassa, mits:
    • 1. maximaal 22 m diep;
    • 2. voldaan wordt aan de voorwaarden van lid 3.4.1 onder a tot en met d;
  • c. Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.2.2 onder g voor het toestaan van een grotere breedte van de hoofdmassa, mits:
    • 1. voldaan wordt aan lid 3.2.2 onder c (afstand tot zijdelingse perceelsgrens);
    • 2. voldaan wordt aan de voorwaarden van lid 3.4.1 onder a tot en met d.

3.5 Specifieke gebruiksregels
3.5.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend het gebruik van:

  • a. de hoofdmassa ten behoeve van beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten op meer dan 50 m² van het bruto-vloeroppervlak;
  • b. vrijstaande bijbehorende bouwwerken ten behoeve van wonen;
  • c. gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;
  • d. gronden voor (zorg)woningen en voorzieningen zoals opgenomen onder 3.1 die niet voldoen aan lid 11.1.
  • e. het in gebruik nemen van gebouwen voor de stalling van vee ten behoeve van een veehouderij, welke op 21 september 2013 niet legaal in gebruik waren of mochten worden genomen krachtens een vergunning, voor de stalling van vee;
  • f. gebruik dat vergunning plichtig is krachtens de Wet natuurbescherming.

3.5.2 Beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten bij een woning

De uitoefening van een beroeps- of bedrijfsmatige activiteit bij een woning, zoals bedoeld in lid 3.1 onder b, is uitsluitend toegestaan op een maximum van 50 m² brutovloeroppervlak per (bedrijfs)woning mits:

  • a. de woonfunctie in overwegende mate behouden blijft waarbij minimaal 50% van de brutovloeroppervlakte van de hoofdmassa voor de woonfunctie behouden blijft,
  • b. het gebruik de woonfunctie ondersteunt, dat wil zeggen dat degene die de activiteiten in het hoofdgebouw en/of bijbehorend bouwwerk uitvoert, tevens de bewoner van de (zorg)woning is.
  • c. de activiteiten plaatsvinden in de hoofdmassa en/of bijbehorende bouwwerken, niet zijnde een overkapping met een open constructie, en geen sprake is van open opslag;
  • d. in geval van bedrijfsmatige activiteiten, de activiteiten passen in de tabel in Bijlage 1 Toegelaten bedrijven, kolom 'beroep/bedrijf aan huis, 50 m²' of indien zij niet voorkomen in Bijlage 1, naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn;
  • e. het geen uitoefening van detailhandel betreft met uitzondering van beperkte detailhandel als niet-zelfstandige en ondergeschikte activiteit rechtstreeks voortvloeiend uit de beroeps- of bedrijfsmatige activiteit;
  • f. het geen horeca, geluidzoneringsplichtige inrichtingen en inrichtingen zoals bedoeld in artikel 2, lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen milieubeheer (BEVI) betreft.
  • g. geen nadelige beïnvloeding ontstaat van de normale afwikkeling van het verkeer en de feitelijke verkeerssituatie en wordt voldaan aan Artikel 26 Parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden.

3.5.3 Voorwaardelijke verplichting

Het slopen van bouwwerken binnen het plangebied is enkel toegestaan:

  • a. nadat ecologisch vervolgonderzoek is verricht zoals volgt uit de Quickscan Wet Natuurbescherming d.d. 14 april 2020, rapportnummer 12415.001 van Econsultancy;
  • b. eventuele uit dit vervolgonderzoek volgende maatregelen en/of benodigde ontheffingen of vergunningen zijn uitgevoerd en/of verkregen.
3.6 Afwijken van de gebruiksregels
3.6.1 Algemene voorwaarden voor afwijken

In lid 3.6 wordt waar relevant verwezen naar één of meerdere van de volgende voorwaarden, waarbij door het beoogde gebruik:

  • a. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. geen onaanvaardbare situatie ontstaat met betrekking tot milieuhygiënische kwaliteit, waterhuishouding en externe veiligheid;
  • c. geen nadelige beïnvloeding ontstaat van de normale afwikkeling van het verkeer en de feitelijke verkeerssituatie;
  • d. voldaan wordt aan artikel lid 11.1;
  • e. geen onevenredige afbreuk mag worden gedaan aan het karakter van de omgeving;
  • f. bij een combinatie van activiteiten:
    • 1. de totale oppervlakte beperkt blijft tot de maximale maat van de activiteit welke de meeste ruimte in beslag mag nemen;
    • 2. per toegestane activiteit de daarvoor toegestane maximale oppervlakte niet wordt overschreden.

Artikel 4 Groen

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen;
  • b. erven en verhardingen;
  • c. paden ten behoeve van aangrenzende bestemmingen;
  • d. wandelpaden;
  • e. nutsvoorzieningen;
  • f. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
4.2 Bouwregels

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen of bouwwerken, geen gebouwen worden gebouwd met uitzondering van nutsvoorzieningen waarbij:

  • a. de maximale oppervlakte 15 m² bedraagt;
  • b. de goothoogte maximaal 3 meter bedraagt;
  • c. de bouwhoogte maximaal 5 meter bedraagt.
4.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend het gebruik van:

  • a. gronden ten behoeve van open opslag;
  • b. gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting.
  • c. gebruik dat vergunning plichtig is krachtens het bepaalde in artikel 19d Natuurbeschermingswet 1998, zoals dit luidt ten tijde van de vaststelling van dit bestemmingsplan, niet zijnde:
  • d. het bestaande gebruik overeenkomstig de Natuurbeschermingswet 1998;
  • e. het gebruik dat vergund is op basis van artikel 19d van de Natuurbeschermingswet 1998;
  • f. gronden ten behoeve van parkeren.

Artikel 5 Verkeer - Verblijf

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Verblijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. woonstraten en pleinen;
  • b. voet- en rijwielpaden;
  • c. parkeervoorzieningen;
  • d. groenvoorzieningen;
  • e. speelvoorzieningen;

met aan het bepaalde onder a tot en met d ondergeschikte:

  • f. tuinen;
  • g. bergbezinkvoorzieningen;

met de bij lid a tot en met g behorende:

  • h. bijbehorende bouwwerken;
  • i. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder kunstwerken en geluidwerende voorzieningen;
  • j. tuinen, erven en verhardingen;
  • k. nutsvoorzieningen, waaronder bergbezinkvoorzieningen;
  • l. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • m. het houden van kortdurende incidentele evenementen en 'standplaatsen voor ambulante handel of dienstverlening'.

5.2 Bouwregels
5.2.1 Algemene bouwregels

Voor het bouwen van bouwwerken gelden in zijn algemeenheid de volgende regels:

  • a. voor zover bestaande bouwwerken afwijken van de regels in lid 5.2.2 en 5.2.3 wordt de bestaande plaats en bestaande contour van de afwijking geacht te zijn bestemd.

5.2.2 Bouwen van gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd met uitzondering van nutsvoorzieningen waarbij:

  • a. de maximale oppervlakte 15 m² bedraagt;
  • b. de goothoogte maximaal 3 meter bedraagt;
  • c. de bouwhoogte maximaal 5 meter bedraagt.

5.2.3 Bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van palen, masten en portalen voor geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer mag niet meer bedragen dan 12 m;
  • b. de bouwhoogte van andere overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m;
  • c. de verticale diepte mag niet meer bedragen dan 3,5 m.

5.3 Nadere eisen

Het college van Waalwijk kan nadere eisen stellen aan bebouwing (plaats en afmetingen) ten behoeve van:

  • a. een verantwoorde stedenbouwkundige inpassing en ter waarborging van de stedenbouwkundige waarden van de omgeving;
  • b. het voorkomen van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken, onder andere met het oog op de bezonning, lichtuitstraling en de privacy;
  • c. het bevorderen van de verkeers-, sociale en brandveiligheid.

5.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend het gebruik van:

  • a. gronden ten behoeve van open opslag;
  • b. gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting.
  • c. gebruik dat vergunning plichtig is krachtens het bepaalde in artikel 19d Natuurbeschermingswet 1998, zoals dit luidt ten tijde van de vaststelling van dit bestemmingsplan, niet zijnde:
  • d. het bestaande gebruik overeenkomstig de Natuurbeschermingswet 1998;
  • e. het gebruik dat vergund is op basis van artikel 19d van de Natuurbeschermingswet 1998;
  • f. gronden en bouwwerken ten behoeve van activiteiten en evenementen welke niet binnen de bestemmingsomschrijving passen, behalve incidentele en/of kortstondige activiteiten en evenementen die naar schaal en omvang geen onevenredige afbreuk doen aan de bij de bestemmingen omschreven doeleinden van het betreffende perceel en de omliggende gronden.

5.5 Afwijken van de gebruiksregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 5.1 voor het medegebruik van de openbare ruimte voor een buitenterras op voorwaarde dat hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de verblijfsfunctie van het (voetgangers)gebied en voldaan wordt aan de regeling 'Nadere regels voor terrassen 2013'. Indien deze nadere regels gedurende de planperiode worden gewijzigd, wordt rekening gehouden met de wijziging.

Artikel 6 Waarde - Archeologie 2

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de te verwachten archeologische waarden van de gronden.

6.2 Bouwregels
6.2.1 Bouwen van gebouwen
  • a. Voor het bouwen overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen dient de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen, voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan 100 m² en dieper dan 30 cm onder het maaiveld, een rapport te overleggen waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld.
  • b. Indien uit het in sub a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen of kunnen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:
    • 1. De verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden.
    • 2. De verplichting tot het doen van opgravingen;
    • 3. De verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.
  • c. Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid a indien de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld.
6.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde of van werkzaamheden
6.3.1 Werken en werkzaamheden

Het is binnen deze bestemming verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het aanleggen de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

het uitvoeren van grondbewerkingen op meer dan 100 m² en dieper dan 30 cm onder het maaiveld, met uitzondering van het vervangen van bestaande drainage en bestaande leidingen.

6.3.2 Uitzonderingen

Het in lid 6.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;
  • b. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende omgevingsvergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het inwerkingtreden worden van dit plan.

6.3.3 Toelaatbaarheid

De in lid 6.3.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.

Alvorens over de aanvraag wordt beslist, dient de aanvrager een rapport te overleggen waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld.

6.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen ten behoeve van het verwijderen van de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2' indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond, dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, dan wel er niet langer archeologische begeleiding of zorg nodig is.

Artikel 7 Waarde - Archeologie 3

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de te verwachten archeologische waarden van de gronden.

7.2 Bouwregels
7.2.1 Bouwen van gebouwen
  • a. Voor het bouwen overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen dient de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen, voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan 500 m² en dieper dan 50 cm onder het maaiveld, een rapport te overleggen waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld.
  • b. Indien uit het in sub a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen of kunnen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:
    • 1. De verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden.
    • 2. De verplichting tot het doen van opgravingen;
    • 3. De verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.
  • c. Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid a indien de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld.
7.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde of van werkzaamheden
7.3.1 Werken en werkzaamheden

Het is binnen deze bestemming verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het aanleggen de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  • a. het uitvoeren van grondbewerkingen op meer dan 500 m² en dieper dan 50 cm onder het maaiveld, met uitzondering van het vervangen van bestaande drainage en bestaande leidingen.

7.3.2 Uitzonderingen

Het in lid 7.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;
  • b. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende omgevingsvergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het inwerkingtreden worden van dit plan.

7.3.3 Toelaatbaarheid
  • a. De in lid 7.3.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.
  • b. Alvorens over de aanvraag wordt beslist, dient de aanvrager een rapport te overleggen waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld.
  • c. Een rapport is niet noodzakelijk indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld. Deze informatie wordt dan als een rapport beschouwd.
7.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen ten behoeve van het verwijderen van de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 3' indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond, dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, dan wel er niet langer archeologische begeleiding of zorg nodig is.

Artikel 8 Waarde - Archeologie 4

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 4' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de te verwachten archeologische waarden van de gronden.

8.2 Bouwregels
8.2.1 Bouwen van gebouwen
  • a. Voor het bouwen overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen dient de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen, voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan 5000 m² en dieper dan 50 cm onder maaiveld, een rapport te overleggen waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld.
  • b. Indien uit het in sub a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen of kunnen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:
    • 1. De verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden.
    • 2. De verplichting tot het doen van opgravingen.
    • 3. De verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.
  • c. Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid a indien de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld.
8.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde of van werkzaamheden
8.3.1 Werken en werkzaamheden

Het is binnen deze bestemming verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het aanleggen de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  • a. het uitvoeren van grondbewerkingen op meer dan 5000 m² en dieper dan 50 cm onder het maaiveld, met uitzondering van het vervangen van bestaande drainage en bestaande leidingen.

8.3.2 Uitzonderingen

Het in lid 8.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;
  • b. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende omgevingsvergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het inwerkingtreden worden van dit plan.

8.3.3 Toelaatbaarheid
  • a. De in lid 8.3.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.
  • b. Alvorens over de aanvraag wordt beslist, dient de aanvrager een rapport te overleggen waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld.
  • c. Een rapport is niet noodzakelijk indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld. Deze informatie wordt dan als een rapport beschouwd.
8.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen ten behoeve van het verwijderen van de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 4' indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond, dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, dan wel er niet langer archeologische begeleiding of zorg nodig is.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 9 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 10 Algemene aanduidingsregels

10.1 Overige zone - kernlint

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - kernlint':

  • a. gelden de regels zoals opgenomen in lid 3.2.2.

Artikel 11 Overige regels

11.1 Parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden
  • a. Bij een gebruiksverandering of de verlening van een omgevingsvergunning voor bouwen moet, indien de omvang of de bestemming van een gebouw daartoe aanleiding geeft, ten behoeve van het parkeren of stallen van auto's, (motor)fietsen of andere voertuigen in voldoende mate ruimte zijn aangebracht in, op of onder het gebouw, dan wel op of onder het bijbehorend bouwperceel, waarbij de volgende voorwaarden van toepassing zijn:
    • 1. Voor de bepaling van het aantal parkeerplaatsen voor auto's betekent 'in voldoende mate' dat wordt voldaan aan de normen in de beleidsregels die zijn neergelegd in een gemeentelijke parkeernota. Indien deze beleidsregels gedurende de planperiode worden gewijzigd, wordt rekening gehouden met de wijziging.
  • b. De onder a. bedoelde ruimte voor het parkeren van auto's moet afmetingen hebben die zijn afgestemd op gangbare personenauto's. Aan deze eis wordt geacht te zijn voldaan:
    • 1. indien de afmetingen van bedoelde parkeerruimten ten minste 1,80 m bij 5,00 m en ten hoogste 3,25 m bij 6,00 m bedragen;
    • 2. indien de afmetingen van een gereserveerde parkeerruimte voor een gehandicapte - voor zover die ruimte niet in de lengterichting aan een trottoir grenst - ten minste 3,50 m bij 5,00 m bedragen.
    • 3. indien door de situering van de parkeerplaatsen geen onaanvaardbare situatie ontstaat met betrekking tot milieuhygiënische kwaliteit, waterhuishouding en externe veiligheid op aangrenzende gronden;
  • c. Indien de bestemming van een gebouw aanleiding geeft tot een te verwachten behoefte aan ruimte voor het laden of lossen van goederen, moet in deze behoefte in voldoende mate zijn voorzien aan, in of onder dat gebouw, dan wel op of onder het bijbehorend bouwperceel.
  • d. Een gebruiksverandering, dan wel de verlening van een omgevingsvergunning voor bouwen is toegelaten , in afwijking van het bepaalde onder a of b, indien het voldoen aan die bepalingen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 12 Overgangsrecht

12.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van bepaalde onder a. een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a. met maximaal 10 %.
  • c. Het bepaalde onder a. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
12.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld onder a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Het bepaalde onder a. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 13 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan 'Waalwijk, Sint-Clemenskerk'.