De op de plankaart voor ´Wonen´ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- wonen, met dien verstande dat er sprake is van grondgebonden woningen;
- bouwwerken van algemeen nut.
Ter plaatse van de op de plankaart aangegeven aanduiding :
- bedrijven (b) tot de milieucategorie zoals nader aangeduid in Bijlage Staat van Bedrijfsactiviteiten en tevens zoals weergegeven op de plankaart met uitzondering van bedrijven als bedoeld in artikel 41 van de Wet geluidhinder jo. artikel 2.4. van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer van de Wet Milieubeheer en met uitzondering van risicovolle inrichtingen;
- woonwagenlocatie (ww);
- religie (re);
- zorg en dienstverlening (z) (zakelijk en persoonlijk),
zijn de voor ´Wonen´ aangewezen gronden mede bestemd voor de daarbij aangegeven functies.
De op de plankaart voor ´Wonen´ aangewezen gronden zijn tevens bestemd voor:
- aan- en uitbouwen en bijgebouwen;
- tuinen en erven;
- bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- parkeer-, stallings- en verkeersvoorzieningen;
- groen- en speelvoorzieningen;
- objecten voor beeldende kunst;
- een beroepsmatige activiteit als een aan huis verbonden beroep.
voor zover deze voorzieningen behoren bij en ondergeschikt zijn aan de onder 16.1.1 en 16.1.2genoemde functies.
- Bestaande bebouwing welke krachtens een bouwvergunning is opgericht en in overeenstemming is met de bestemming volgens dit plan, maar afwijkend van één of meer bebouwingsregels, wordt geacht aan het plan te voldoen. Hieronder wordt tevens vergunde bebouwing verstaan, die nog moet worden opgericht.
- Woningen aan de Reitsehoevenstraat (hoek Alleenhouderstraat) mogen pas worden gebouwd indien de bedrijfsbebouwing op de hoek Alleenhouderstraat/Reitsehoevenstraat is gerealiseerd dan wel gelijktijdig wordt opgericht.
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende algemene regels:
- hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het op de plankaart aangegeven hoofdbebouwingsvlak worden gebouwd, waarbij ondergeschikte delen van een bouwwerk, voor zover gelegen binnen het bestemmingsvlak, het hoofdbebouwingsvlak mogen overschrijden;
- ten minste 40% van de voorgevel van het hoofdgebouw moet in de voorgevelrooilijn worden gebouwd;
- het bebouwingspercentage binnen het hoofdbebouwingsvlak mag 100 bedragen, tenzij anders op de plankaart is aangegeven;
- de maximale bouwhoogte bedraagt 10 m, tenzij op de plankaart een andere bouwhoogte is aangegeven;
- de maximale goothoogte in de voor- en achtergevelrooilijn is gelijk aan de maximale bouwhoogte, tenzij op de plankaart een andere goothoogte is aangegeven. In dat geval geldt tevens de maximale afschuiningshoek zoals aangegeven op plankaart;
- ter plaatse van de aanduiding woonwagens (ww) zijn maximaal acht woonwagenstandplaatsen toegestaan;
- het bouwen van ondergrondse bouwwerken in het hoofdbebouwingsvlak is toegestaan.
Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen gelden de volgende regels:
- aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogen uitsluitend binnen het hoofdbebouwingsvlak en in het bebouwd erf worden gebouwd met dien verstande dat wanneer deze bouwwerken binnen het hoofdbebouwingsvlak worden gebouwd, de afstand tot de (verlengde) voorgevel van het hoofdgebouw minimaal 3 m moet bedragen;
- aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogen uit maximaal 1 bouwlaag bestaan;
- tenzij anders op de plankaart is aangegeven mag de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen in het bebouwd erf niet meer dan bedragen dan:
- 20 m2 indien de oppervlakte van het bebouwd erf 50 m2 of minder bedraagt;
- 40% van het oppervlak van het bebouwd erf met een maximum van 60 m2, indien de oppervlakte van het bebouwd erf meer dan 50 m2 en niet meer dan 500 m2 bedraagt.
- 80 m2 indien de oppervlakte van het bebouwd erf meer dan 500 m2 en niet meer dan 1000 m2 bedraagt;
- 100 m2 indien de oppervlakte van het bebouwd erf meer dan 1000 m2 bedraagt;
- ten aanzien van de hoogte:
- de bouwhoogte van aan- en uitbouwen met een platte afdekking mag niet meer bedragen dan de hoogte van de eerste bouwlaag van de hoofdbebouwing vermeerderd met een dakconstructie van maximaal 0,50 m, met een maximale totale hoogte van 4,5 m;
- de bouwhoogte van vrijstaande bijgebouwen met een platte afdekking mag ten hoogste 3 m bedragen, tenzij anders op de plankaart is aangegeven;
- de goothoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen met een schuine kap mag ten hoogste 3 m bedragen en de bouwhoogte ten hoogste 4,5 m waarbij de afschuiningshoek maximaal 45° mag bedragen, tenzij anders op de plankaart is aangegeven. Deze afschuining geldt niet in die gevallen waarbij op het naastgelegen perceel in de perceelscheiding al een gebouw met een zelfde of hogere hoogte aanwezig is dan wel gelijktijdig wordt opgericht.
- indien sprake is van het bouwen van een garage, dient er een minimale opstelruimte van 5 maal 2,5 m voor een garage aanwezig te zijn.
Tenzij anders op de plankaart is aangegeven gelden ter plaatse van de aanduiding garageboxen (g) gelden de volgende regels:
- de maximale bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3 m;
- het maximale bebouwingspercentage is 100.
Voor het bouwen van bouwwerken van algemeen nut gelden de volgende regels:
- bouwwerken van algemeen nut mogen binnen het gehele bestemmingsvlak worden opgericht met uitzondering van de gronden gelegen voor de (verlengde) voorgevelrooilijn;
- de maximale hoogte van bouwwerken van algemeen nut bedraagt 3,5 m;
- de maximale oppervlakte van bouwwerken van algemeen nut bedraagt 50 m².
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde gelden de volgende regels:
- de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen, met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen op het onbebouwd erf niet meer dan 1 m mag bedragen;
- de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag in het hoofdbebouwingsvlak en in het bebouwd erf niet meer dan 3 m en in het onbebouwd erf niet meer dan 1 m bedragen;
- (openlucht) zwembaden, vijvers en daarmee gelijk te stellen bij een tuin behorende voorzieningen mogen uitsluitend in het hoofdbebouwingsvlak en het (on)bebouwd erf worden opgericht, met dien verstande dat de totale oppervlakte niet meer mag bedragen dan 40% van het bebouwd erf en de hoogte niet meer mag bedragen dan 0,5 m.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, met inachtneming van de procedureregels in 30.1nadere eisen te stellen ten aanzien van:
- de situering en afmeting van gebouwen, bouwwerken van algemeen nut en bouwwerken geen gebouw zijnde ten behoeve van:
- een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
- de verkeersveiligheid;
- de sociale veiligheid;
- de brandveiligheid;
- de milieusituatie;
- de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
- parkeergelegenheid op eigen terrein.
- werken ten behoeve van nutsvoorzieningen (waaronder kabels en leidingen), verkeers- en vervoersvoorzieningen en groenvoorzieningen;
- de vorm, de afmetingen en de plaatsing van de derde bouwlaag boven een hoogte van 6 m boven het straatpeil in verband met een goede ruimtelijke afstemming op het overwegend aanwezige straatbeeld.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met inachtneming van de procedureregels in artikel 30.1 en met de ontheffingsvoorwaarden in 16.4.4 voor het bouwen in het hoofdbebouwingsvlak ontheffing te verlenen van:
- de op de plankaart aangegeven goothoogte van hoofdgebouwen in de achtergevelrooilijn, onder voorwaarde dat de goothoogte niet meer mag bedragen dan eenmaal de helft van de afstand tot de tegenoverliggende achtergevelrooilijn in hetzelfde bouwblok, vermeerderd met 1 m, met een maximum van 10 m. Bij het ontbreken van een tegenoverliggende achtergevelrooilijn geldt een maximum van 10 m;
- de op de plankaart aangegeven goothoogte van hoofdgebouwen in de voorgevelrooilijn, onder voorwaarde dat de goothoogte niet meer mag bedragen dan eenmaal de afstand tot de tegenoverliggende voorgevelrooilijn, vermeerderd met 1 m, met een maximum van 10 m. Bij het ontbreken van een tegenoverliggende voorgevelrooilijn geldt een maximum van 10 m.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met inachtneming van de procedureregels in artikel 30.1 en met de ontheffingsvoorwaarden in 16.4.4 voor het bouwen in het onbebouwd erf ontheffing te verlenen van:
- het bepaalde in 16.2.6 sub b, voor de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde, die naar hun aard en bestemming op een onbebouwd erf toelaatbaar zijn, met een maximum van 5 m;
- het bepaalde in 16.2.6 sub b voor vlaggemasten in het onbebouwd erf tot een hoogte van maximaal 10 m.
- het bepaalde in 16.2.2 sub a, voor bouwwerken ten behoeve van gevelrenovatie met een maximum van 0.10 m;
- het bepaalde in 16.2.3 sub a, voor ondergrondse bouwwerken, zoals kelders en kelderingangen mits de bovenzijde daarvan niet hoger gelegen is dan het straatpeil;
- het bepaalde in 16.2.3 voor erkers, met dien verstande dat:
- op de begane grond:
- de breedte maximaal 2/3 deel van de breedte van de voorgevel bedraagt,
- de diepte maximaal 1,50 m bedraagt,
- de hoogte één bouwlaag of maximaal 3 m betreft;
- de uitbouw transparant moet worden uitgevoerd;
- op de perceelscheiding dan wel op maximaal 2 m uit de perceelscheiding sprake kan zijn van een ondoorzichtige wand;
- op de begane grond:
- het bepaalde in 16.2.6 sub a, voor balkons van maximaal 1,50 m diep;
- het bepaalde in 16.2.3 voor entrees, aan- en uitbouwen en bijgebouwen, met in achtneming van het bepaalde in de parkeernormen, tot een maximum van 40% van het onbebouwd erf doch niet meer dan 5 m² en een bouwhoogte van maximaal 3 m, daar waar op de plankaart de aanduiding ´bebouwing toegestaan 1´ voorkomt;
- de in 16.2.6 sub a opgenomen maximum hoogte van erfafscheidingen bij bijzondere in stedenbouwkundig opzicht afwijkende situaties met een maximum van 2 m.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met inachtneming van de procedureregels in artikel 30.1 en met de ontheffingsvoorwaarden in 16.4.4 voor het bouwen in het bebouwd erf ontheffing te verlenen van:
- het bepaalde in 16.2.3 voor het bouwen van afhankelijke woonruimte ten behoeve van mantelzorg met inachtneming van het bepaalde in artikel 16.5.3.met dien verstande dat 15 m2aaneengesloten onbebouwd terrein op het bouwperceel aanwezig blijft met een maximum van:
- 80 m2 mits de oppervlakte van het bebouwd erf kleiner is dan 500 m2;
- 100 m2 mits de oppervlakte van het bebouwd erf groter is dan 500 m2 en indien de volledige woonfunctie (woon-/eetkamer, keuken, badkamer, slaapkamer) op de begane grond wordt gesitueerd;
- het bepaalde in 16.2.6 sub b voor de opgenomen maximum hoogte voor overige bouwwerken, geen gebouw zijnde, tot een maximum van 5 m hoogte, voor antennes die van de voet af gemeten een hoogte hebben van meer dan 5 m, respectievelijk antennes, voor zover gelegen achter een woning of een ander gebouw, met een doorsnede groter dan 2 m en een hoogte van meer dan 3 m, gemeten vanaf het aansluitend terrein;
- de in 16.4.2 onder b, c, en e genoemde Ontheffingsbevoegdheden zijn van overeenkomstige toepassing in het bebouwd erf.
- het bepaalde in 16.2.3sub e ten behoeve van de minimale opstelruimte van 5 x 2,5 m vóór de garage mits de parkeerruimte elders op het eigen terrein wordt gerealiseerd.
Ontheffingen als bedoeld onder 16.4.1, 16.4.2 en 16.4.3 worden slechts verleend indien:
- de bebouwingskarakteristiek van de straat niet onevenredig wordt geschaad;
- gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast;
- de brandveiligheid niet onevenredig wordt aangetast;
- de milieusituatie niet onevenredig wordt aangetast
- de sociale veiligheid niet onevenredig wordt aangetast;
- de verkeersveiligheid niet onevenredig wordt aangetast;
- de ruimtelijke inpasbaarheid is aangetoond;
- vanuit stedenbouwkundig oogpunt in beginsel rekening wordt gehouden met eventuele zichthoeken vanuit belendende percelen.
Het is verboden de in deze bestemming begrepen gronden en bouwwerken te gebruiken, in gebruik te geven of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met de gegeven bestemming, behoudens ontheffingen die op grond van deze regels zijn verleend.
Tot een gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld in artikel 16.5.1, strijdig met de bestemming ´Wonen´, wordt in ieder geval gerekend:
- het gebruik van (vrijstaande) bijgebouwen, waaronder garageboxen als zelfstandige woning en als afhankelijke woonruimte;
- de uitoefening van enige tak van handel, nijverheid of dienstverlening daaronder begrepen een ambachtelijk of industrieel bedrijf, met uitzondering van uitoefening van beroepsmatigeactiviteiten als bedoeld in 16.1.3 sub g;
- het splitsen van een (grondgebonden) woning in twee of meer zelfstandige woonruimten.
- het storten van puin en afvalstoffen, tenzij dit ter realisering en/of handhaving van de bestemming dient;
- opslag van gerede of ongerede goederen, zoals vaten, kisten bouwmaterialen, werktuigen, machines en onderdelen hiervan, tenzij deze ter realisering en/of handhaving van de bestemming is;
- opslag van gebruiksklare of onklare voer- en vaartuigen of onderdelen daarvan;
- het plaatsen of geplaatst houden van onderkomens.
- het gebruik van gronden en bouwwerken voor zelfstandige kantoren of zelfstandige kantoorruimten;
- voor de uitoefening van enige tak van handel inclusief detailhandel, nijverheid en dienstverlening anders dan volgens het bepaalde in 16.1.
Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van de procedureregels in artikel 30.1ontheffing verlenen van het bepaalde in 16.5.1 ten behoeve van het tijdelijk in gebruik nemen van een (vrijstaand) bijgebouw als afhankelijke woonruimte, mits:
- een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg;
- er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonende en bedrijven;
- de maximale oppervlakte welke in aanmerking komt voor afhankelijke woonruimte 80 m² bedraagt. In uitzonderlijke gevallen kan deze worden vergroot tot 100 m2 mits de oppervlakte van het bebouwd erf groter is dan 500 m2 en indien de volledige woonfunctie (woon-/eetkamer, keuken, badkamer, slaapkamer) op de begane grond wordt gesitueerd;
Burgemeester en wethouders kunnen met inachtneming van de procedureregels in artikel 30.1ontheffing verlenen van het bepaalde in 16.5.1 ten behoeve van de uitoefening van bedrijfsmatigeactiviteiten zoals genoemd in milieucategorie 1 en 2 van de lijst van bedrijfsactiviteiten zoals opgenomen in de bij de regels behorende Bijlage Staat van Bedrijfsactiviteiten, in de woning en/of bijgebouw(en) met dien verstande dat:
- de bedrijfsuitoefening in zijn uiterlijke verschijningsvorm ondergeschikt is aan de woning en de woonomgeving.
- geen Ontheffing wordt verleend voor het uitoefenen van bedrijvigheid welke onder de werking van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer (Stb. 1993, 50) valt, tenzij het betreffende gebruik door middel van het stellen van voorwaarden wel verantwoord is;
- geen sprake is van ontoelaatbare publieks- of verkeersaantrekking, mede in verband met eventueel reeds in de directe omgeving aanwezige beroepsvestigingen;
- op geen enkele andere wijze overlast wordt veroorzaakt.
- voldoende is of kan worden voorzien in parkeergelegenheid voor werknemers en bezoekers;
- geen detailhandel plaatsvindt, anders dan in ter plaatse vervaardigde goederen.
- maximaal 40% van het vloeroppervlak van de woning en de daarbij behorende bijgebouwen ten behoeve van beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten in gebruik mag zijn, met een maximum van 80 m2.
Burgemeester en wethouders zijn, met inachtneming van de procedureregels in 30.1 bevoegd ontheffing te verlenen van het plan ten behoeve van de vestiging van een kantoor(functie) tot maximaal 700 m² bruto vloeroppervlak in grote woonpanden / woningen gelegen binnen een bestemmingsvlak waarbinnen de vestiging van de functie kantoren niet is toegestaan, mits aan de navolgende voorwaarden wordt voldaan:
- het woonpanden /-percelen betreft die zijn gelegen aan en georiënteerd en ontsloten zijn op de Ringbaan-West;
- het woonpanden betreft met een vloeroppervlak van tenminste 300 m² bruto vloeroppervlak;
- de parkeerbehoefte op eigen terrein kan worden opgelost.
Burgemeester en wethouders trekken de ontheffing, verleend op grond van 16.5.3 in, indien de bij het verlenen van de Ontheffing bestaande noodzaak vanuit een oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig is.
- Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming ´Wonen´ wijzigen, zodanig dat een aanduiding ´horeca (h)´ wordt toegevoegd, in de navolgende gevallen:
- ten behoeve van een horeca 1 of 2 inrichting op gronden die gelegen zijn aan én georiënteerd zijn op wegen die in Bijlage Plankaart B. Lijnstructuur horeca zijn aangeduid als ´lijnstructuur horeca´, met dien verstande dat:
- voor inrichtingen in hoofdzaak gericht op het verstrekken van alcoholhoudende dranken het plan slechts kan worden gewijzigd indien zich binnen een straal van 250 m van het beoogde vestigingspunt geen dergelijke horeca-inrichtingen 1, 2 of 3 bevinden;
- voor inrichtingen in hoofdzaak gericht op het verstrekken van maaltijden het plan alleen kan worden gewijzigd indien zich binnen een straal van 250 m van het beoogde vestigingspunt niet meer dan 2 dergelijke horeca-inrichtingen 1, 2 of 3 bevinden;
- ten behoeve van een horeca 1 inrichting op gronden die niet gelegen zijn langs wegen die in Bijlage Plankaart B. Lijnstructuur horeca zijn aangeduid als ´lijnstructuur horeca´, indien zich binnen een straal van 500 m van het beoogde vestigingspunt geen horeca-inrichtingen 1, 2 of 3 bevinden.
- ten behoeve van een horeca 1 of 2 inrichting op gronden die gelegen zijn aan én georiënteerd zijn op wegen die in Bijlage Plankaart B. Lijnstructuur horeca zijn aangeduid als ´lijnstructuur horeca´, met dien verstande dat:
- Burgemeester en wethouders verklaren op de gewijzigde bestemming de regels van het plan van overeenkomstige toepassing.
- Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming ´Wonen (W)´ wijzigen in de bestemming ´Wonen - Gestapeld (W-S)´, na afweging van de specifieke locale situatie waarbij de volgende aspecten in ogenschouw moeten worden genomen:
- stedenbouwkundig beeld/inpassing t.o.v. de directe omgeving;
- verkeersaantrekkende werking in relatie tot voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein waarbij parkeren onder het gebouw onder straatpeil niveau moet plaats vinden;
- verkeersveiligheid;
- toetsing aan het vastgestelde volkshuisvestingsbeleid op het moment van wijziging.
- toetsing aan de Wet Geluidhinder;
- toetsing aan diverse milieuaspecten waaronder milieuvergunningen van in de omgeving aanwezige bedrijvigheid.
- Burgemeester en wethouders verklaren op de gewijzigde bestemming de regels van het plan van overeenkomstige toepassing.
Naar vorige |
Niveau omhoog
Naar boven Inhoudsopgave |
Naar volgende |