Plan:
Zand 2008
Status:
onherroepelijk
Plantype:
ex art. 10 WRO beheer/ontwikkeling
Artikel 9 Maatschappelijk
9.1 Bestemmingsomschrijving
9.1.1 Functies

De op de plankaart voor ´Maatschappelijk´ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. maatschappelijke instellingen;
  2. bouwwerken van algemeen nut;
  3. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
9.1.2 Aanduidingen

Ter plaatse van de op de plankaart aangegeven aanduiding:

  1. religieuze instellingen (re);
  2. kantoor (k);
  3. dierenpark (dp);
  4. dienstwoning toegestaan (dw);
  5. zorg en dienstverlening (zakelijk en persoonlijk) (z);
  6. binnenrecreatie en -sport (r),

zijn de voor ´Maatschappelijk´ aangewezen gronden mede bestemd voor de daarbij aangegeven functie(s). Ter plaatse van de op de plankaart aangegeven aanduiding detailhandel (dh) op het perceel van de Rooi Pannen gelegen aan de Doctor Ahausstraat 1 zijn de gronden mede bestemd voor detailhandel met een maximum van 4000m² b.v.o. waarvan maximaal 2300m² v.v.o en horeca-activiteiten voorzover deze onlosmakelijk verbonden zijn met, èn deel uitmaken van de scholen, alsmede ten dienste zijn van de onderwijsfunctie.

9.1.3 Bijbehorende voorzieningen

De op de plankaart voor ´Maatschappelijk´ aangewezen gronden zijn tevens bestemd voor:

  1. kantines en restauratieve voorzieningen;
  2. parkeer-, stallings- en verkeersvoorzieningen;
  3. groen- en speelvoorzieningen;
  4. aan-, uitbouwen en bijgebouwen;
  5. tuinen en erven;
  6. objecten voor beeldende kunst;
  7. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  8. algemene voorzieningen t.b.v. medische en paramedische voorzieningen zoals mortuarium, geestelijke voorzieningen, , de huisvesting ten behoeve van verplegend personeel, Ronald MacDonals tehuis e.d.;
  9. uitsluitend ten behoeve van de moskee aan de Wandelboslaan 2 is detailhandel tot een oppervlakte van maximaal 50 m² toegestaan en een overnachtingsmogelijkheid,

voor zover deze behoren bij en ondergeschikt zijn aan de onder 9.1.1 en 9.1.2 genoemde functies.

9.2 Bouwregels
9.2.1 Algemeen

Bestaande bebouwing welke krachtens een bouwvergunning is opgericht en in overeenstemming is met de bestemming volgens dit plan, maar afwijkend van één of meer bebouwingsregels, wordt geacht aan het plan te voldoen. Hieronder wordt tevens vergunde bebouwing verstaan, die nog moet worden opgericht.

9.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  1. ter plaatse van de aanduiding dierenpark (dp) gelden ter plaatse van het bebouwd erf de volgende regels:
    1. de maximum goothoogte bedraagt 3 m;
    2. de maximum bouwhoogte bedraagt 6 m;
    3. de maximale dakhelling bedraagt 45°;
    4. het maximaal bebouwingspercentage bedraagt 10;
  2. voor het overige mogen gebouwen uitsluitend binnen het op de plankaart aangegeven hoofdbebouwingsvlak worden gebouwd, waarbij ondergeschikte delen van een bouwwerk, voor zover gelegen binnen het bestemmingsvlak, het hoofdbebouwingsvlak mogen overschrijden;
  3. het bebouwingspercentage binnen het hoofdbebouwingsvlak mag 100 bedragen, tenzij op de plankaart een ander maximum is aangeduid;
  4. de goot- en/of bouwhoogte binnen het hoofdbebouwingsvlak mag niet meer bedragen dan het op de plankaart aangegeven maximum;
  5. ter plaatse van de aanduiding ´architectonisch accent´ dienen de bestaande goot- en bouwhoogte gehandhaafd te blijven;
  6. het bouwen van ondergrondse bouwwerken is toegestaan.
9.2.3 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen

Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen gelden de volgende regels:

  1. aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogen uitsluitend binnen het hoofdbebouwingsvlak en in het bebouwd erf worden gebouwd;
  2. aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogen uit maximaal één bouwlaag bestaan;
  3. de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen in het bebouwd erf mag niet meer dan bedragen dan 40% van de oppervlakte van het bebouwd erf tenzij anders op de plankaart is aangegeven;
  4. ten aanzien van de hoogte:
    1. de bouwhoogte van aan- en uitbouwen met een platte afdekking mag niet meer bedragen dan de hoogte van de eerste bouwlaag van de hoofdbebouwing vermeerderd met een dakconstructie van maximaal 0,50 m, met een maximale totale hoogte van 4,5 m;
    2. de bouwhoogte van vrijstaande bijgebouwen met een platte afdekking mag ten hoogste 3 m bedragen, tenzij anders op de plankaart is aangegeven;
    3. de goothoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen met een schuine kap mag ten hoogste 3 m bedragen en de bouwhoogte ten hoogste 4,5 m waarbij de afschuiningshoek maximaal 45° mag bedragen, tenzij anders op de plankaart is aangegeven. Deze afschuining geldt niet in die gevallen waarbij op het naastgelegen perceel in de perceelscheiding al een gebouw met een zelfde of hogere hoogte aanwezig is dan wel gelijktijdig wordt opgericht;
9.2.4 Dienstwoningen

Voor het bouwen van dienstwoningen gelden de volgende regels:

  1. een dienstwoning mag uitsluitend worden gebouwd, indien en voor zover de gronden op de plankaart zijn voorzien van de aanduiding ´dienstwoning toegestaan´;
  2. het aantal dienstwoningen mag niet meer dan één per bouwperceel bedragen;
  3. de maximale breedte bedraagt 6 m;
  4. de maximale bouwhoogte bedraagt 10 m;
  5. de afstand tot de openbare weg mag niet meer dan 35 m bedragen.
9.2.5 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij dienstwoningen

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  1. aan- en uitbouwen en bijgebouwen dienen op een afstand van tenminste 2 m van de voorgevelrooilijn van de dienstwoning worden gebouwd;
  2. de gezamenlijke oppervlakte mag niet meer bedragen dan 75 m2;
  3. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 m;
  4. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 4,5 m;
  5. de afstand van vrijstaande bijgebouwen tot de dienstwoning mag niet meer bedragen dan 30 m.
9.2.6 Bouwwerken van algemeen nut

Voor het bouwen van bouwwerken van algemeen nut gelden de volgende regels:

  1. bouwwerken van algemeen nut mogen binnen het gehele bestemmingsvlak worden opgericht;
  2. de maximale hoogte van bouwwerken van algemeen nut bedraagt 3,5 m;
  3. de maximale oppervlakte van bouwwerken van algemeen nut bedraagt 50 m².
9.2.7 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde gelden de volgende regels:

  1. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen, met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen op het onbebouwd erf niet meer dan 1 m mag bedragen;
  2. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag in het hoofdbebouwingsvlak niet meer dan 3 m en in het onbebouwd erf niet meer dan 1 m bedragen.
9.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, met inachtneming van de procedureregels in 30.1nadere eisen te stellen ten aanzien van:

  1. de situering en afmeting van gebouwen, bouwwerken van algemeen nut en bouwwerken geen gebouw zijde ten behoeve van:
    1. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
    2. de verkeersveiligheid;
    3. de sociale veiligheid;
    4. de brandveiligheid;
    5. de milieusituatie;
    6. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
  2. werken ten behoeve van nutsvoorzieningen (waaronder kabels en leidingen), verkeers- en vervoersvoorzieningen en groenvoorzieningen;
9.4 Ontheffing van de bouwregels
9.4.1 Ontheffingsmogelijkheden m.b.t. hoofdbebouwingsvlak

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, met inachtneming van de procedureregels in artikel 30.1 en de ontheffingsvoorwaarden in 9.4.3, ontheffing te verlenen van:

  1. het bepaalde in 9.2.2 onder a voor bouwen buiten het hoofdbebouwingsvlak ten behoeve van entrees, overstekende daken, draagconstructies van de gebouwen, luifels, bouwwerken geen gebouw zijnde, die naar hun aard en bestemming op een onbebouwd erf toelaatbaar zijn en hieraan gelijk te stellen voorzieningen;
  2. het bepaalde in 9.2.2 onder b met betrekking tot het bebouwingspercentage tot een maximum van 100;
  3. bepaalde in 9.2.2 onder c met betrekking tot de maximale goot- en bouwhoogte tot een maximum van 15 m;
  4. het bepaalde in 9.2.7 onder a voor de hoogte en situering van erfafscheidingen in het onbebouwd erf tot een hoogte van maximaal 3 m;
  5. het bepaalde in 9.2.7 onder b voor de hoogte en situering van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tot een hoogte van maximaal 10 m.
9.4.2 Ontheffing t.b.v. bouwen in onbebouwd erf

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met inachtneming van de procedureregels in artikel 30.1 en met de ontheffingsvoorwaarden in 9.4.3, voor het bouwen in het onbebouwd erf ontheffing te verlenen van:

  1. het bepaalde in artikel 9.2.7 onder b, voor de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde, die naar hun aard en bestemming op een onbebouwd erf toelaatbaar zijn, met een maximum van 10 m;
  2. het bepaalde in artikel 9.2.2 onder a, voor balkons van maximaal 1,50 m diepte;
  3. het bepaalde in artikel 9.2.2 onder a, voor trappenhuizen, buitentrappen en liftschachten en hijsinrichtingen;
  4. het bepaalde in artikel 9.2.2 onder a, voor reclametoestellen en draagconstructies voor reclames;
  5. het bepaalde in artikel 9.2.2 onder a, voor overbouwingen ten dienste van de verbinding tussen twee bouwwerken;
  6. het bepaalde in artikel 9.2.2 onder a. voor entrees, aan- en uitbouwen en bijgebouwen tot een maximum van 40% van het onbebouwd erf doch niet meer dan 20 m² per eenheid en een bouwhoogte van maximaal 4,5 m.
9.4.3 Ontheffingsvoorwaarden

De in artikel 9.4.1 genoemde ontheffingen kunnen slechts worden verleend, mits:

  1. dit vanuit het oogpunt van de bedrijfsvoering, de constructie of verschijning van het gebouw of de aard van het bedrijf noodzakelijk is;
  2. de bebouwingskarakteristiek van de straat niet onevenredig wordt geschaad;
  3. gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden beperkt;
  4. de brandveiligheid niet onevenredig wordt aangetast;
  5. de milieusituatie niet onevenredig wordt aangetast;
  6. de sociale veiligheid niet onevenredig wordt aangetast;
  7. de verkeersveiligheid niet onevenredig wordt aangetast;
  8. de ruimtelijke inpasbaarheid is aangetoond;
  9. vanuit stedenbouwkundig oogpunt in beginsel rekening worden gehouden met eventuele zichthoeken vanuit belendende percelen.
9.5 Specifieke gebruiksregels
9.5.1 Gebruiksverbod

Het is verboden de in deze bestemming begrepen gronden en bouwwerken te gebruiken, in gebruik te geven of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met de gegeven bestemming, behoudens ontheffingen die op grond van deze regels zijn verleend.

9.5.2 Strijdig gebruik

Tot een gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld in 9.5.1 strijdig met de bestemming ´Maatschappelijk´, wordt in elk geval gerekend:

  1. het gebruik van gronden en bouwwerken voor bewoning;
  2. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel of bedrijvigheid;
  3. het storten van puin en afvalstoffen, tenzij dit ter realisering en/of handhaving van de bestemming is;
  4. opslag van gerede of ongerede goederen, zoals vaten, kisten bouwmaterialen, werktuigen, machines en onderdelen hiervan, tenzij dit ter realisering en/of handhaving van de bestemming is;
  5. opslag van gebruiksklare of onklare voer- en vaartuigen of onderdelen daarvan;
  6. het plaatsen of geplaatst houden van onderkomens;
  7. het gebruik van gronden en bouwwerken voor zelfstandige kantoren of zelfstandige kantoorruimten.
9.5.3 Ontheffing ten behoeve van dienstwoning

Burgemeester en wethouders verlenen met inachtneming van de procedureregels in artikel 30.1ontheffing van het bepaalde in artikel 9.5.1 voor de vestiging van een dienstwoning met dien verstande dat:

  1. per bouwperceel ten hoogste één dienstwoning is toegestaan;
  2. de hoogte van de gebouwen niet meer mag bedragen dan 10 m;
  3. een dienstwoning slechts gebouwd mag worden op bouwpercelen waarvan de oppervlakte meer dan 5000 m2 bedraagt;
  4. de afstand van de dienstwoning tot de openbare weg nergens meer dan 35 m mag bedragen;
  5. de afstand van de dienstwoning tot de zijdelingse grenzen van het bouwperceel nergens minder dan 5 m mag bedragen;
  6. bij een dienstwoning mogen bijgebouwen en aan-en uitbouwen worden gebouwd met een maximale oppervlakte van 60 m², een maximale goothoogte van 3 meter en een maximale bouwhoogte van 4,50 meter,

mits het bouwen van een dienstwoning uit stedenbouwkundig - en verkeerstechnisch oogpunt en uit milieuoverwegingen geen belemmering vormt.

9.5.4 Ontheffing voor meest doelmatig gebruik

Burgemeester en wethouders verlenen met inachtneming van de procedureregels in artikel 30.1ontheffing van het bepaalde in artikel 9.5.1 indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.