De op de plankaart voor "Bedrijf" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- bedrijven die zijn genoemd in de "Staat van Bedrijfsactiviteiten" behorende tot de maximale categorie 2, met uitzondering van inrichtingen als bedoeld in art. 41 Wet Geluidhinder juncto artikel 2.4 van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer van de Wet Milieubeheer en met uitzondering van risicovolle inrichtingen;
- de op het tijdstip van ter visie legging van het ontwerp van dit bestemmingsplan bestaande bedrijven die vallen in een hogere dan de in het bestemmingsvlak maximaal toelaatbaar geachte milieucategorie, voor zover deze in werking zijn met de vereiste (milieu)vergunningen en/of bedrijven die zijn opgenomen in het Overzicht bedrijven met afwijkende milieucategorie;
opslagen en installaties uit het onderdeel "Opslagen en Installaties" van de Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn toegestaan, voorzover de feitelijke afstand van de opslagen voor geur, stof, geluid en gevaar overeenkomt met die in de tabel ten opzichte van woningen van derden;
- bouwwerken van algemeen nut.
De op de plankaart voor "Bedrijf" aangewezen gronden zijn tevens bestemd voor:
- kantines en restauratieve voorzieningen;
- kantoorruimten, zijnde maximaal 20% van het bedrijfsvloeroppervlakte per bouwperceel;
- bouwwerken, geen gebouw zijnde;
- parkeer-, stallings- en verkeersvoorzieningen;
voor zover deze behoren bij en ondergeschikt zijn aan de onder 4.1.1 genoemde functies.
Bestaande bebouwing welke krachtens een bouwvergunning is opgericht en in overeenstemming is met de bestemming volgens dit plan, maar afwijkend van één of meer bebouwingsvoorschriften, wordt geacht aan het plan te voldoen. Hieronder wordt tevens vergunde bebouwing verstaan, die nog moet worden opgericht.
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende algemene bepalingen:
- gebouwen mogen uitsluitend binnen het op de plankaart aangegeven hoofdbebouwingsvlak worden gebouwd, waarbij ondergeschikte delen van een bouwwerk, voor zover gelegen binnen het bestemmingsvlak, het hoofdbebouwingsvlak mogen overschrijden;
- het bebouwingspercentage binnen het hoofdbebouwingsvlak mag per bouwperceel niet meer bedragen dan het op de plankaart aangegeven maximum;
- de bouw- en/of goothoogte mag niet meer bedragen dan het op de plankaart aangegeven maximum;
- het bouwen van ondergrondse bouwwerken is toegestaan.
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde gelden de volgende bepalingen:
- de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 3 meter bedragen, met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen op het onbebouwd erf niet meer dan 2 meter mag bedragen;
- de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag in het hoofdbebouwingsvlak niet meer dan 5 meter en op het onbebouwd erf niet meer dan 2 meter bedragen.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, met inachtneming van de procedurevoorschriften in Procedureregels ontheffing en nadere eisen nadere eisen te stellen ten aanzien van:
- de situering en afmeting van gebouwen, bouwwerken van algemeen nut en bouwwerken geen gebouw zijnde ten behoeve van:
- een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
- de verkeersveiligheid;
- de sociale veiligheid;
- de brandveiligheid;
- de milieusituatie;
- de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
- werken ten behoeve van nutsvoorzieningen (waaronder kabels en leidingen), verkeers- en vervoersvoorzieningen en groenvoorzieningen;
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met inachtneming van de procedureregels in artikel 30.1 en de vrijstellingsvoorwaarden in 4.4.2 vrijstelling te verlenen van:
- het bepaalde in artikel 4.2.2 onder a voor bouwen buiten het hoofdbebouwingsvlak ten behoeve van entrees, overstekende daken, draagconstructies van de gebouwen, luifels, (draagconstructies van) reclame en hieraan gelijk te stellen voorzieningen;
- het bepaalde in 4.2.3 onder a voor de hoogte en situering van erfafscheidingen in het onbebouwd erf tot een hoogte van maximaal 3 meter.
- het bepaalde in 4.2.3 onder b voor de hoogte en situering van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tot een hoogte van maximaal 10 meter zowel binnen het hoofdbebouwingsvlak als binnen het onbebouwd erf voor bouwwerken, geen gebouw zijnde die naar hun aard en bestemming op een onbebouwd erf toelaatbaar zijn.
De in artikel 4.4.1 genoemde vrijstellingen kunnen slechts worden verleend, mits:
- dit vanuit het oogpunt van de bedrijfsvoering, de bedrijfspresentatie, de constructie of verschijning van het gebouw of de aard van het bedrijf noodzakelijk is;
- de bebouwingskarakteristiek van de straat niet onevenredig wordt geschaad;
- gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden beperkt;
- de brandveiligheid niet onevenredig wordt aangetast;
- de milieusituatie niet onevenredig wordt aangetast;
- de sociale veiligheid niet onevenredig wordt aangetast;
- de verkeersveiligheid niet onevenredig wordt aangetast;
- de ruimtelijke inpasbaarheid is aangetoond.
Het is verboden de in deze bestemming begrepen gronden en bouwwerken te gebruiken, in gebruik te geven of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met de gegeven bestemming, behoudens vrijstellingen die op grond van deze voorschriften zijn verleend.
Tot een gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld in 4.5.1, strijdig met de bestemming "Bedrijf", wordt in ieder geval gerekend:
- het gebruik van gronden en bouwwerken voor bewoning;
- het gebruik van gronden en bouwwerken anders dan genoemd in artikel 4.1;
- het gebruik van gronden en bouwwerken voor zelfstandige kantoren of zelfstandige kantoorruimten, anders dan bedoeld in 4.1.2 sub b;
- het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, anders dan bedoeld in artikel 4.1.2 sub c;
- voor de uitoefening van enige tak van handel inclusief detailhandel, nijverheid en dienstverlening anders dan volgens het bepaalde in lid 1;
- het splitsen van een dienstwoning in twee of meer zelfstandige woonruimten;
- het storten van puin en afvalstoffen, tenzij deze ter realisering en/of handhaving van de bestemming is;
- opslag van gerede of ongerede goederen, zoals vaten, kisten bouwmaterialen, werktuigen, machines en onderdelen hiervan, tenzij deze ter realisering en/of handhaving van de bestemming dient;
- opslag van gebruiksklare of onklare voer- en vaartuigen of onderdelen daarvan, tenzij deze ter handhaving van de bestemming dient;
- het plaatsen of geplaatst houden van onderkomens.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met inachtneming van de procedureregels in artikel 30.1 vrijstelling te verlenen van:
het bepaalde in artikel 4.1 sub a voor het de uitoefening van een bedrijf of een activiteit die niet voorkomt in de tot het plan behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten " maar die naar aard en invloed op de omgeving overeenkomt met de toegelaten milieucategorieën;
- het bepaalde in artikel 4.1 sub a voor de uitoefening van een bedrijf of activiteit die in de Staat van Bedrijfsactiviteiten is vermeld in een categorie die niet is toegestaan op het betreffende perceel, in geval door of namens de aanvrager of andere betrokkenen aannemelijk wordt gemaakt dat het bedrijf of de activiteit naar aard en invloed op de omgeving vergelijkbaar is met de toegestane milieucategorieën.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met inachtneming van de procedureregels in artikel Procedureregels ontheffing en nadere eisen vrijstelling te verlenen van het bepaalde in artikel 4.1voor de vestiging van een autowasplaats, mits:
- de verkeersdoorstroming op de openbare weg niet gehinderd wordt;
- de verkeersveiligheid niet wordt aangetast;
- het stedenbouwkundige beeld niet onevenredig wordt aangetast.
Naar vorige |
Niveau omhoog
Naar boven Inhoudsopgave |
Naar volgende |