direct naar inhoud van Artikel 3 Agrarisch met waarden - Landschappelijke waarden
Plan: Moorsel 3 Lierop
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0847.BP02012017-VS01

Artikel 3 Agrarisch met waarden - Landschappelijke waarden

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch met waarden - Landschappelijke waarden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. al dan niet bedrijfsmatig agrarisch grondgebruik inclusief tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen;
  • b. behoud, herstel en/of ontwikkeling van de aanwezige landschapswaarden en in het bijzonder de aanwezige cultuurhistorische waarden;

en in het bijzonder:

  • c. extensief recreatief medegebruik;
  • d. groenvoorzieningen;
  • e. water en waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen en waterpartijen, alsmede (ondergrondse) waterbergings- en infiltratievoorzieningen.

3.2 Bouwregels

Op of in de in 3.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd ten dienste van de in de bestemmingsomschrijving omschreven bestemming. De hoogte mag maximaal 2,5 meter zijn. Niet toegestaan zijn overkappingen, permanente teeltondersteunende voorzieningen, mest- en voerplaten, (sleuf-)silo’s, mestopslagsilo’s en vergelijkbare voorzieningen.

3.3 Specifieke gebruiksregels

Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met de bestemming wordt in ieder geval verstaan het in gebruik nemen of het laten gebruiken van gronden en bouwwerken voor een doel of op een wijze, die in strijd is met de in dit plan daaraan gegeven bestemming en/of:

  • a. het aanleggen van mest- of waterbassins van folie;
  • b. het gebruik van gronden, gebouwen, bouwwerken en onderkomens voor erotische dienstverlening;
  • c. het gebruik van gronden en/of opstallen voor doeleinden van opslag, stort of lozing;
  • d. het gebruik van gronden en/of opstallen voor doeleinden van handel, detailhandel of bedrijf;
  • e. het gebruik van gronden en/of opstallen voor dag- of verblijfsrecreatie;
  • f. het gebruik van opstallen voor bewoning;
  • g. het beplanten van gronden met opgaande agrarische gewassen;
  • h. het aanleggen en/of verharden van wegen of paden dan wel het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen:
    • 1. voor zover groter dan 1.250 m² als het veepaden op huiskavels betreft;
    • 2. voor zover groter dan 200 m² als het overige verhardingen betreft;
  • i. het gebruik van gronden voor kuilvoeropslag en of sleufsilo's;
  • j. het gebruik van gronden voor permanente teeltondersteunende voorzieningen.

3.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
  • a. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
    • 1. het verlagen, vergraven, ophogen of egaliseren van de bodem;
    • 2. het diepploegen, diepwoelen of het uitvoeren van andere ingrepen in de bodem, allen dieper dan 0,50 meter, waaronder ook begrepen de aanleg van leidingen;
    • 3. het graven, dempen dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten en greppels;
    • 4. het verwijderen van landschapselementen;
    • 5. het verwijderen van onverharde wegen of paden;
    • 6. het beplanten van gronden met opgaand houtgewas ten behoeve van tuinbouw of agrarische houtteelt (alleen voor zo ver aangeduid met cultuurhistorisch/ archeologisch waardevol);
    • 7. het aanleggen en of verharden van wegen of paden dan wel het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen voor zo ver groter dan 200 m²;
  • b. Een omgevingsvergunning als hiervoor aangegeven is niet vereist voor:
    • 1. werken of werkzaamheden die vallen onder het normale onderhoud en beheer van de gronden overeenkomstig de bestemming dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;
    • 2. werken of werkzaamheden die reeds in uitvoering zijn dan wel op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan nog mogen worden uitgevoerd op basis van een eerder verleende vergunning;
  • c. De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de waarden die in de bestemmingsomschrijving zijn genoemd.

3.5 Wijzigingsbevoegdheid
3.5.1 Wijziging in bestemming 'Groen', 'Natuur' of 'Water' (ontwikkeling landschapselement of nieuwe natuur)

De bestemming 'Agrarisch met waarden - Landschappelijke waarden' kan gewijzigd worden in de bestemming ‘Groen’, ‘Natuur’ of ‘Water’ of een combinatie van deze ten behoeve van de ontwikkeling van nieuwe natuur- en/of landschapselementen. Hierbij geldt de randvoorwaarde dat er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan andere belangen, zoals agrarische belangen.