direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Schoolstraat 15 en 17
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0844.BPSchoolstr15en17-VG01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding en doel

Voorliggend rapport betreft het bestemmingsplan "Schoolstraat 15 en 17" van de gemeente Schijndel.

1.1.1 Aanleiding

Het perceel kadastraal bekend als Gemeente Schijndel, sectie G, nummer 5053 aan de Schoolstraat is thans onbebouwd. Het vigerend bestemmingsplan staat woningbouw niet toe. Voorliggend bestemmingsplan is bedoeld om de bouw van twee woningen op kavels van ca. 1.500 m² mogelijk te maken. De gemeente Schijndel wil – op basis van de Structuurvisie Wijbosch waarin ter plaatse woningbouw in landelijke stijl mogelijk wordt geacht – medewerking verlenen aan een herziening van het bestemmingsplan.

1.1.2 Doel

Het doel van dit bestemmingsplan is het bieden van een actueel bestemmingsplan op basis van de Wet ruimtelijke ordening. Het plan biedt de ruimte voor de gewenste bouwplannen.

1.2 Ligging en kadastrale begrenzing

Onderstaande afbeelding geeft de topografische ligging weer.

afbeelding "i_NL.IMRO.0844.BPSchoolstr15en17-VG01_0001.jpg"

TOPOGRAFISCHE SITUATIE 

Onderstaande afbeelding geeft de kadastrale situatie weer. Tevens is de plangrens van voorliggend bestemmingsplan ingetekend.

afbeelding "i_NL.IMRO.0844.BPSchoolstr15en17-VG01_0002.jpg"

KADASTRALE SITUATIE

De gronden zijn kadastraal bekend gemeente Schijndel, sectie G, nummer 5053 (gedeeltelijk). De oppervlakte van de huidige kavel bedraagt 5.835 m². Het plangebied heeft een oppervlakte van 3.075 m².

1.3 Vigerend bestemmingsplan

Ter plaatse van het plangebied vigeert het bestemmingsplan "Landelijk gebied", vastgesteld door de gemeenteraad d.d. 27 juni 2013. Onderstaande afbeelding geeft een uitsnede van de vigerende verbeelding. De ligging van het plangebied is aangegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0844.BPSchoolstr15en17-VG01_0003.jpg"

UITSNEDE PLANKAART VIGEREND BESTEMMINGSPLAN

De bestemming 'Agrarisch met waarden - Kleinschalig landschap' is van kracht voor onderhavig plan. Daarnaast vigeert de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 3' in het overgrote deel van het plangebied.

Toetsing van het plan aan het vigerende bestemmingsplan

Binnen deze bestemming is het niet toegestaan om woningen te realiseren.

Conclusie

Om de ontwikkeling mogelijk te maken moet een nieuw bestemmingsplan worden vastgesteld.

1.4 Leeswijzer

Dit rapport is voorts als volgt opgebouwd.

  • In hoofdstuk 2 is een gebiedsanalyse van het plangebied en omgeving opgenomen.
  • Daaropvolgend wordt in hoofdstuk 3 het feitelijke (steden)bouwkundig plan beschreven.
  • Hoofdstuk 4 geeft een overzicht van het beleid waaraan het plan moet voldoen.
  • Hoofdstuk 5 vervolgt met de met het plan samenhangende uitvoeringsaspecten milieu, waarden en water.
  • De financiële aspecten komen in hoofdstuk 6 aan bod.
  • Hoofdstuk 7 beschrijft de juridische aspecten (planregels en plankaart).
  • Hoofdstuk 8 tenslotte bevat een rapportage van de resultaten van de procedure.

Hoofdstuk 2 Gebiedsanalyse

Dit hoofdstuk geeft een ruimtelijk-functionele analyse van het plangebied. Achtereenvolgens geschiedenis, wijdere omgeving en directe omgeving en plangebied.

2.1 Geschiedenis

Wijbosch is ontstaan vanuit een middeleeuwse kern die gelegen was op een overgang van hoog en droog naar laag en drassig. Wijbosch ligt direct ten oosten van Schijndel en wordt in het zuiden begrensd door bedrijventerrein Duin.

2.2 Wijdere omgeving

Onderstaande afbeelding geeft de ligging van het plangebied in de wijdere omgeving weer.

afbeelding "i_NL.IMRO.0844.BPSchoolstr15en17-VG01_0004.jpg"

WIJDERE OMGEVING

Ten noorden van de Wijbosscheweg/Eerdsebaan ligt de kern Wijbosch, welke zich kenmerkt door kleinschalige dorpsbebouwing. Het plangebied is gelegen ten zuiden van de Wijbosscheweg. Hier bevinden zich eilanden met grootschalige bebouwing (waaronder verpleeghuis St. Barbara) op een groene drager. Zuidelijk van het plangebied ligt bedrijventerrein Duin.

Tussen het plangebied en bedrijventerrein Duin ligt sinds april 2008 de Nieuwe Eerdsebaan. Om het verkeer door Wijbosch via de Eerdsebaan te verminderen is de doorgaande provinciale weg (N622) verlegd.

De Nieuwe Eerdsebaan is uitgevoerd als tweestrooks gebiedsontsluitingsweg met buiten de bebouwde kom een maximumsnelheid van 80 km/uur. Aan de zijde van het plangebied is een geluidwerende voorziening gerealiseerd in de vorm van schanskorven.

2.3 Directe omgeving en plangebied

Onderstaande afbeelding geeft de bestaande toestand van de directe omgeving en het plangebied weer.

afbeelding "i_NL.IMRO.0844.BPSchoolstr15en17-VG01_0005.jpg"

DIRECTE OMGEVING

2.3.1 Ontsluiting

Het plangebied bevindt zich aan de rand van het dorp Wijbosch, aan de Schoolstraat. Het grootste deel is gelegen buiten de bebouwde kom. Hier geldt nu een maximumsnelheid van 60 km/uur.

afbeelding "i_NL.IMRO.0844.BPSchoolstr15en17-VG01_0006.jpg"

LINKS INRIT FACILITAIR CENTRUM ST. BARBARA, RECHTS SCHOOLSTRAAT MET PLANGEBIED

Voor het gedeelte van de Schoolstraat ten oosten van het plangebied, gelegen tussen het plangebied en de Wijbosscheweg/Eerdsebaan geldt 30 km/uur. Aan dit deel van de Schoolstraat bevindt zich o.a. de inrit naar verpleeghuis St. Barbara, basisschool de Regenboog en de inrit naar het facilitair centrum van verpleeghuis St. Barbara.

2.3.2 Bebouwing en functies

Het plangebied is thans een onbebouwd perceel.

De noordelijke grens van het plangebied wordt gevormd door een aantal (achter)tuinen van woningen aan de Wijbosscheweg. Deze woningen bestaan doorgaans uit één tot twee bouwlagen met kap. Op de erfgrens staat een lage beukenhaag.

afbeelding "i_NL.IMRO.0844.BPSchoolstr15en17-VG01_0007.jpg"

PLANGEBIED RICHTING NOORDELIJKE GRENS MET WONINGEN AAN DE WIJBOSSCHEWEG

Aan de noordwestzijde van het perceel is onlangs het nieuwbouwproject het Monaster gerealiseerd. Dit plan voorziet in zeven rijwoningen, twee twee-onder-een-kappers, een vrijstaande woning en vijf appartementen. Voorliggend bestemmingsplan sluit goed aan op deze herontwikkeling.

De westelijke grens van het plangebied wordt gevormd door een aantal (achter)tuinen met bijgebouwen van woningen aan de Kapeleind. Het betreft hier een langgevelboerderij (Kapeleind 6/6a) uitgevoerd in één laag (rood metselwerk) met zadeldak met wolfseinden (rode dakpannen). Op de erfgrens staat een lage beukenhaag.

afbeelding "i_NL.IMRO.0844.BPSchoolstr15en17-VG01_0008.jpg"

PLANGEBIED RICHTING WESTELIJKE GRENS MET WONINGEN AAN DE KAPELEIND

Aan de zuidwestelijke kant van het plangebied bevindt zich (Schoolstraat 15) een boerderij in één laag (rood metselwerk met donkere gepotdekselde houten delen) met rieten dak.

afbeelding "i_NL.IMRO.0844.BPSchoolstr15en17-VG01_0009.jpg"

PLANGEBIED LANGS ZUIDWESTELIJKE GRENS RICHTING WONINGEN AAN DE KAPELEIND

De zuidoostelijke grens van het plangebied wordt gevormd door de Schoolstraat.

afbeelding "i_NL.IMRO.0844.BPSchoolstr15en17-VG01_0010.jpg"

SCHOOLSTRAAT RICHTING BASISSCHOOL DE REGENBOOG EN FACILITAIR CENTRUM ST. BARBARA

2.3.3 Beplanting

Het perceel is groen ingericht met een gazon met verspreid staande bomen rondom een vijver.

Aan de zijde van de Schoolstraat wordt het plangebied van de straat afgeschermd door een rij jonge beukenbomen. Op de noordelijke en westelijke erfgrenzen met de woningen aan de Wijbosscheweg en Kapeleind staan momenteel lage beukenhagen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0844.BPSchoolstr15en17-VG01_0011.jpg"

TE HANDHAVEN ENTREE NAAR ACHTERTERREIN AAN SCHOOLSTRAAT

2.3.4 Technische infrastructuur

Er is geen Klic-melding uitgevoerd. Er wordt vooralsnog van uitgegaan dat bestaande kabels en leidingen in het wegprofiel zijn opgenomen. Voor de exacte ligging van de kabels en leidingen wordt verwezen naar de leidinggegevens van de diverse leidingbeheerders.

2.4 Conclusies gebiedsanalyse

De gebiedsanalyse leidt tot de volgende relevante punten voor de planontwikkeling.

  • 1. Het thans onbebouwde perceel kan gedeeltelijk worden gebruikt voor de ontwikkeling van twee woonkavels.
  • 2. Qua architectuur, beeldkwaliteit en woningtypologie dient aansluiting te worden gezocht bij de in de omgeving aanwezige bebouwing. De woningen moeten een geleidelijke overgang vormen van het stedelijke gebied naar het buitengebied. De voorkeur gaat daarom uit naar woningen met een landelijk karakter bestaande uit één laag met kap.
  • 3. Kavels dienen direct te worden ontsloten op de bestaande Schoolstraat met behoud van het huidige profiel inclusief bomen en randsloot.
  • 4. De groene entree naar het achterterrein dient behouden te blijven. De bestaande vijver wordt gedempt ten behoeve van de ontwikkeling van de woonkavels. Het achterterrein blijft qua huidige functie onveranderd en blijft daarmee buiten dit plan.

Hoofdstuk 3 Plan

Na voorgaande inventarisatie en analyse volgt in dit hoofdstuk de beschrijving van het feitelijke plan. Achtereenvolgens: randvoorwaarden en uitgangspunten, inrichtingsschets en beeldkwaliteitplan.

3.1 Randvoorwaarden en uitgangspunten

In deze paragraaf zijn de randvoorwaarden en uitgangspunten opgenomen. De randvoorwaarden zijn harde eisen, gebaseerd op regelgeving en het geldende beleid (hoofdstuk 4). De uitgangspunten voor de ruimtelijke ontwikkeling zijn geïnspireerd op de gebiedskenmerken (hoofdstuk 2) en het ambitieniveau voor de ontwikkelingen.

Randvoorwaarden

  • Meerwaarde: de nieuwe bebouwing zal visueel een belangrijk onderdeel gaan uitmaken van de zuidelijke dorpsrand. Het is daarom essentieel dat deze rand van een goede kwaliteit is en een meerwaarde biedt voor het dorp.
  • Maat en schaal: de ruimtelijke opbouw van het plangebied dient zich qua maat en schaal te voegen in de structuur van het dorp. Op deze locatie wordt gedacht aan langgerekte boerderij-achtige bebouwing, uitgevoerd in één laag met kap, evenwijdig aan de Schoolstraat.

Uitgangspunten

  • Sfeerbeeld: het gewenste sfeerbeeld is woonbebouwing aan de dorpsrand, gebaseerd op de dorpse kwaliteiten van Wijbosch en de landschappelijke kwaliteiten van de omgeving.
  • Eigentijds: de architectuur van het dorp, met name in de gebieden achter de lintbebouwing, is weliswaar overwegend eenvoudig van karakter maar wel behoorlijk divers. Dit biedt ruimte om aan de woningen aan de Schoolstraat een eigentijdse invulling te geven.
  • Hoogwaardige architectuur: om te komen tot een goede woonkwaliteit is het zeer gewenst dat er een hoogwaardige architectuur gerealiseerd wordt.
  • Woonfuncties: het zicht vanuit de locatie naar het buitengebied is bijzonder aantrekkelijk. Het is dan ook wenselijk dat de woonfuncties van de nieuwbouw aan deze zijde gesitueerd worden, teneinde het contact met het landschap te optimaliseren.
  • Informele uitstraling: terreininrichting in Wijbosch heeft doorgaans een informele uitstraling. Deze uitstraling wordt ook doorgezet op de planlocatie.
  • Parkeren: omwille van de toekomstige functie als langzaamverkeersroute is parkeren aan en op de rijbaan van de Schoolstraat ongewenst.

3.2 Inrichtingsschets

De ruimtelijke structuur is nader uitgewerkt op de inrichtingsschets, zoals weergegeven in bijlage 1. Onderscheiden zijn: ruimtelijke kwaliteit, ontsluiting en parkeren, bebouwing en functies, groen en water.

3.2.1 Ontsluiting en parkeren

De twee woningen aan de Schoolstraat worden direct ontsloten vanaf de weg. Het parkeren vindt geheel plaats op eigen terrein. Als ontwerpregel wordt gehanteerd twee parkeerplaatsen per woning op eigen terrein. Om hieraan te voldoen kan het deel van de oprit op eigen terrein dubbelbreed worden uitgevoerd.

Bijgebouwen zijn zelfstandige en ondergeschikte elementen op het perceel.

3.2.2 Bebouwing en functies

Op de meest oostelijk gelegen helft van het huidige perceel komen twee woonkavels met ieder een oppervlakte van circa 1.500 m2. De woningen moeten zich voegen in de zuidelijke dorpsrand van Wijbosch en zullen daarom worden uitgevoerd in één laag met kap. De woningen liggen evenwijdig aan de straat.

Voor de meest westelijk gelegen woning is reeds een bouwplan met welstand besproken en positief ontvangen. Bijlage 2 bij deze toelichting geeft een impressie van deze woning.

3.2.3 Groen en water

Na realisatie van de twee woonkavels blijft ongeveer de helft van het plangebied over. Dit deel blijft de groene inrichting behouden. De huidige groene entree naar dit achterterrein, aan de Schoolstraat, blijft zoveel mogelijk intact. Binnen het plangebied ligt thans een vijver van circa 515 m². De vijver wordt gedempt. Aan de voorzijde (Schoolstraat) ligt een sloot.

Ter plaatse van de inritten naar de kavels worden de berm en sloot onderbroken. De bestaande jonge beuken aan de Schoolstraat blijven behouden. Daar waar de nieuwe inritten ruimte nodig hebben kunnen de bomen verplaatst worden.

Op de zijdelingse en achterste perceelgrenzen van de woonkavels wordt een beukenhaag aangeplant. De voorzijde van de percelen wordt begrensd door de bestaande sloot met aan de straatzijde jonge beuken. Om de woningen in de landelijke omgeving in te passen, kunnen langs de voorzijde van de woningen en langs de inritten lage beukenhagen geplant worden. Een landschappelijke haag van beuk, veldesdoorn of haagbeuk kan de perceelsgrenzen markeren.

Verder krijgen de percelen een tuininrichting met opgaand groen en gazon, een en ander passend bij de woning. De tuinen krijgen een overwegend groene uitstraling. Op de percelen wordt een nieuwe greppel gegraven ten behoeve van de waterberging.

3.3 Beeldkwaliteitplan

In deze paragraaf worden de beeldkwaliteitsrichtlijnen beschreven. Onderstaande richtlijnen zijn bedoeld als inspiratiebron voor de toekomstige kopers. Deze worden bij de verkoop van de kavels aan de kopers meegegeven.

De kwaliteit van een stedenbouwkundige ruimte wordt bepaald door de samenhang tussen de inrichting van enerzijds de openbare ruimte en anderzijds de aangrenzende particuliere percelen. Een kwalitatief goede gemeenschappelijke ruimte is ook winst voor het individu. Een mooi huis in een fraaie straat heeft meerwaarde.

In deze paragraaf worden verschillende richtlijnen benoemd en beschreven die van invloed zijn op de uitstraling van de uiteindelijke woonlocaties. Het betreft richtlijnen gericht op de uitstraling en architectonische kwaliteit van de gebouwen. De gepresenteerde referentiebeelden geven een sfeerimpressie.

Erfafscheidingen

Voor het stedenbouwkundige beeld van een locatie is de beleving van(af) de straat, inclusief het zicht op de individuele percelen en panden bepalend. De relatief grote tuinen (erven) bieden veel ruimte voor groen. Om een groene inrichting te bereiken worden bij voorkeur groene erfafscheidingen gerealiseerd die voor de voorgevel van de woningen beperkt in hoogte zijn (tot circa 1 meter hoog).

Om voldoende parkeerruimte te creëren voor twee auto's op eigen terrein kan het deel van de oprit op eigen terrein dubbelbreed worden uitgevoerd. Daarnaast wordt geadviseerd voor iedere woning een opstelplaats voor afvalcontainers te realiseren om een goede ruimtelijke inpassing ervan te waarborgen.

Bebouwing

De bebouwing voegt zich, op eigentijdse wijze, binnen de karakteristiek van Wijbosch.

Deze karakteristiek wordt onder andere bepaald door:

  • het eenvoudige karakter van de bebouwing (eenvoudige hoofdvormen, kapvormen en materiaalgebruik, voornamelijk baksteen);
  • een beperkte bouwmassa van de woningen van één bouwlaag met een kap.
  • de toepassing van zadel- en mansardedaken;
  • de nokrichting van woningen is hoofdzakelijk parallel aan de Schoolstraat;
  • de woningen zijn met de voorzijde gericht op de Schoolstraat;
  • de woningen zijn individueel vormgegeven. Dit leidt tot een afwisselend beeld qua bebouwing en een informele rooilijn door de verschillende breedtes van de bouwmassa en de afstanden van de bouwmassa tot de openbare ruimte.

Het doorzetten van deze karakteristiek biedt veel vrijheid in architectuur voor de locatie. De bebouwing van het plangebied vormt een nieuwe rand aan het dorp. Om deze rand in overeenstemming te brengen met het omliggende dorpsgebied zijn richtlijnen geformuleerd die hieronder zijn weergegeven.

De woningen worden parallel aan de ontsluiting gebouwd. Bij voorkeur wordt de entree van de woning gerealiseerd in de gevel die is georiënteerd op de ontsluiting. Op deze wijze sluiten de nieuwe woningen aan op de informele rooilijn en bebouwingskarakteristiek.

Voor wat betreft de bouwmassa en de kapvorm zijn eisen gesteld aan de toegelaten goot- en bouwhoogte. Daarnaast is het bestemmingsplan gericht op de realisatie van vrijstaande woningen. Bij voorkeur wordt een zadeldak gerealiseerd. Ook wordt geadviseerd de kapvorm van bijgebouwen aan te laten sluiten bij de kap van het hoofdgebouw. De gebouwen zijn bij voorkeur eenvoudig van opbouw.

Ten aanzien van het materiaalgebruik wordt de voorkeur gegeven aan een natuurlijk ogende gevelafwerking met een materiaaleigen kleur. Hierbij luidt het advies aan te sluiten op het terughoudend materiaalgebruik van de omgeving (voornamelijk baksteen). Er is geen aanleiding om op deze locatie de bebouwing te verbijzonderen. Daarom wordt geadviseerd felle kleuren en opvallende materialen, zoals geglazuurde dakpannen, te vermijden.

Onderstaande afbeeldingen dienen als inspiratiebron voor de architectuur van de woningen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0844.BPSchoolstr15en17-VG01_0012.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0844.BPSchoolstr15en17-VG01_0013.jpg"

REFERENTIEBEELDEN (DIVERSE BRONNEN)

Hoofdstuk 4 Beleid

In dit hoofdstuk wordt het plan getoetst aan het relevante vigerende beleid. Achtereenvolgens komt aan de orde het beleid op:

  • nationaal niveau;
  • provinciaal niveau;
  • gemeentelijk niveau.

4.1 Nationaal niveau

4.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

Op 13 maart 2012 heeft de Minister van Infrastructuur en Milieu de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) vastgesteld. De SVIR geeft een integraal kader voor het ruimtelijk beleid en mobiliteitsbeleid op rijksniveau, en is de 'kapstok' voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties. In de SVIR worden de ambities van het Rijk tot 2040 geschetst, alsmede doelen, belangen en opgaven tot 2028. In de SVIR kiest het Rijk voor minder nationale belangen en eenvoudiger regelgeving.

De reeds ingezette trend om aan de provincies en gemeenten ruimte te laten inzake de ruimtelijke ontwikkelingen wordt versterkt in de SVIR.

De SVIR bevat 13 nationale belangen die worden beschermd middels het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening. Het betreffen:

  • 1. Het Project Mainportontwikkeling Rotterdam
  • 2. Militaire terreinen en objecten
  • 3. De Wadden
  • 4. De kust (inclusief primaire kering)
  • 5. De grote rivieren
  • 6. De Werelderfgoederen
  • 7. Reserveringen uitbreidingen weg en spoor
  • 8. Veiligheid vaarwegen
  • 9. Het netwerk voor elektriciteitsvoorziening
  • 10. De buitendijkse uitbreidingsruimte in het IJsselmeer
  • 11. Bescherming van de (overige) primaire waterkeringen
  • 12. Reservering voor rivierverruiming Maas
  • 13. De Ecologische Hoofdstructuur (EHS)

Voor onderhavig plan zijn geen van de nationale belangen rechtstreeks aan de orde.

4.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

De in de SVIR opgenomen nationale belangen krijgen een wettelijke grondslag in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro).

De werking van het Barro is naar plaats beperkt. Onderhavig plangebied ligt niet binnen een gebied waarbinnen het Barro van toepassing is.

Het Barro is niet rechtstreeks van toepassing op het plan.

4.1.3 Besluit ruimtelijke ordening

Het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is van toepassing op het plan. Specifiek aandachtspunt is het bepaalde in artikel 3.1.6, lid 2, waarin de verplichting is opgenomen om in de toelichting op een ruimtelijk besluit voor nieuw te realiseren stedelijke ontwikkelingen bepaalde duurzaamheidsaspecten van het voornemen te motiveren; de ladder voor duurzame verstedelijking. Daarbij moet achtereenvolgens worden aangetoond of er een actuele regionale behoefte is (trede 1), deze behoefte in bestaand stedelijk gebied kan worden opgevangen (trede 2), en - in geval van een ontwikkeling buiten bestaand stedelijk gebied - of de locatie multimodaal is of kan worden ontsloten (trede 3).

Trede 1 - actuele regionale behoefte

Dit aspect van de ladder voor duurzame verstedelijking is door de provincie Noord-Brabant ook vastgelegd in de Verordening Ruimte. In paragraaf 4.2.2 wordt hierop nader ingegaan. Er is sprake van een actuele regionale behoefte.

Trede 2 - bestaand stedelijk gebied

Het plan ligt binnen het zoekgebied voor verstedelijking. In dit gebied is een dergelijke ontwikkeling mogelijk.

Trede 3 - multimodaal ontsloten

Het plangebied ligt direct tegen de kern Wijbosch aan. De twee nieuwe woningen worden via de Schoolstraat ontsloten. Er is sprake van een voldoende multimodale ontsluiting voor het plan.

Conclusie
Het initiatief voldoet aan het Besluit ruimtelijke ordening en aan de ladder voor duurzame verstedelijking.

4.2 Provinciaal niveau

Het provinciale ruimtelijk beleid is vastgelegd in de nota's:

  • Structuurvisie Ruimtelijke Ordening;
  • Verordening ruimte 2014.

Hierna wordt aangegeven hoe dit plan binnen dit beleid past.

4.2.1 Structuurvisie Ruimtelijke Ordening

Op 19 maart 2014 is de Structuurvisie Ruimtelijke Ordening 2010, partiële herziening 2014 in werking getreden. De structuurvisie bevat de hoofdlijnen van het ruimtelijk beleid van het provinciale bestuur op de ontwikkeling van Noord-Brabant.

Onderstaande afbeelding geeft een uitsnede van de plankaart. Het plangebied is aangeduid.

afbeelding "i_NL.IMRO.0844.BPSchoolstr15en17-VG01_0014.jpg"

UITSNEDE PLANKAART STRUCTUURVISIE RUIMTELIJKE ORDENING

Het plangebied ligt binnen de aanduiding 'kernen in het landelijk gebied'.

In de structuurvisie is het volgende opgenomen wat betreft woningbouw in kernen in het landelijk gebied:

“De kernen in het landelijk gebied bouwen voor de eigen woningbehoefte volgens het principe van “migratiesaldo-nul”. Er is ruimte beschikbaar voor specifieke verbeterprojecten van enige omvang. Het gaat om kwalitatieve verbeteringen in bestaand stedelijk gebied zoals het saneren van milieuhinderlijke bedrijvigheid in de kern en het behouden van vrijkomende cultuurhistorisch waardevolle complexen. Regionale afstemming vindt plaats in de regionale agenda´s voor wonen.”

Analyse

Het toevoegen van twee woningen met een landelijke uitstraling op deze locatie past binnen het perspectief van kernen in het landelijk gebied.

Conclusie

Het plan past binnen de provinciale Structuurvisie Ruimtelijke Ordening.

4.2.2 Verordening ruimte 2014

Op 19 maart 2014 is de Verordening ruimte 2014 in werking getreden. Deze Verordening bevat regels ten aanzien van de inhoud van ruimtelijke plannen voor die aspecten waar provinciale of nationale belangen dat met het oog op een goede ruimtelijke ordening noodzakelijk maken.

Onderstaande afbeelding geeft een uitsnede van de kaart stedelijke ontwikkeling van de Verordening ruimte 2014. Het plangebied is aangeduid.

afbeelding "i_NL.IMRO.0844.BPSchoolstr15en17-VG01_0015.jpg"

UITSNEDE VERORDENING RUIMTE 2014 - KAART STEDELIJKE ONTWIKKELING

Het plan ligt binnen het zoekgebied verstedelijking, kern in landelijk gebied. Voor het plan zijn de artikelen 3, 4.3 en 8.2 van toepassing.

Artikel 3 Bevordering ruimtelijke kwaliteit

Bij ontwikkelingen in het buitengebied eist artikel 3 van de Verordening ruimte dat een bijdrage aan de ruimtelijke kwaliteit wordt geleverd. In het Regionaal Ruimtelijk Overleg (RRO) zijn afspraken gemaakt over de manier waarop aan dit beleid invulling kan worden gegeven. Ruimtelijke ontwikkelingen worden in drie categorieën ingedeeld. Bij een categorie 1-ontwikkeling zijn er geen effecten op de omgeving en is geen bijdrage vereist. Bij een categorie 2-ontwikkeling zijn de effecten op de omgeving beperkt. In dit geval moet sprake zijn van een goede landschappelijke inpassing. Een categorie-3 ontwikkeling is de zwaarste categorie. Bij deze categorie moet sprake zijn van een goede landschappelijke inpassing en moet een extra bijdrage aan de kwaliteitsverbetering van het landschap worden geleverd. Deze extra bijdrage kan worden voldaan door het slopen van oude opstallen, het aanplanten van groen op de locatie zelf of door een (financiële) storting in een fonds.

In paragraaf 4.3.4 is nader uitgewerkt hoe de bevordering van de ruimtelijke kwaliteit in dit plan is vormgegeven.

Artikel 4.3 - Nieuwbouw van woningen

De toelichting van het bestemmingsplan dient een verantwoording te bevatten over de wijze waarop de afspraken die gemaakt zijn in het regionaal ruimtelijke overleg (RRO) worden nagekomen en hoe de nieuwe woningen zich verhouden tot die afspraken en tot de harde plancapaciteit voor woningen.

De gemeente Schijndel ligt binnen de regio Uden-Veghel. De regio Uden-Veghel en omgeving heeft ca. 142.000 inwoners. Verwacht wordt dat de bevolking in deze regio pas na 2030 zal krimpen. De woningvoorraad moet tot 2020 met zo'n achtduizend woningen toenemen. Voorliggend initiatief past hier dus in.

In het gemeentelijke volkshuisvestelijke beleid zijn de afspraken uit het RRO verwerkt. Uit paragraaf 4.3.3 volgt dat de woningvoorraad in Schijndel tot 2025 nog moet toenemen. Voor de kern Wijbosch zijn geen specifieke woningaantallen opgenomen. De gemeente wil vraaggestuurd bouwen. Voor een van de twee woningen heeft zich een potentiële koper aangediend.

Artikel 8.2 - Regels voor kwaliteitsverbetering bebouwingsconcentraties

Een bestemmingsplan gelegen in een zoekgebied voor stedelijke ontwikkeling kan de nieuwbouw van een of meer woningen in een bebouwingsconcentratie mogelijk maken, mits sprake is van een goede landschappelijke inpassing, geen aanzet voor stedelijke ontwikkeling wordt gemaakt en geen inbreuk wordt gemaakt op de toepassing van de Ruimte voor Ruimte-regeling. De twee nieuwe kavels liggen aan de rand - in de kernrandzone - van Wijbosch. De landschappelijke inpassing is beschreven in paragraaf 3.2.3 en er wordt geen inbreuk gemaakt op de Ruimte voor Ruimte-regeling. Het initiatief voldoet hiermee aan artikel 8.2.

Conclusie

Het plan past binnen de kaders van de Verordening ruimte 2014.

4.3 Gemeentelijk niveau

4.3.1 Structuurvisie Buitengebied

De gemeente Schijndel heeft in mei 2011 de Structuurvisie Buitengebied opgesteld. Belangrijkste doel van de structuurvisie is de verbetering van de ruimtelijke kwaliteit. Daarnaast is de verbetering van de leefbaarheid een belangrijk nevendoel. Voor het opstellen van de structuurvisie is gebruik gemaakt van diverse provinciale en gemeentelijke beleidsstukken, waaronder de Gebiedsvisie Schijndel van juli 2007.

In de structuurvisie is rekening gehouden met de wens van de provincie om nieuwe economische activiteiten in bebouwingsconcentraties toe te staan indien dit leidt tot een verbetering van de ruimtelijke kwaliteit in brede zin. Daarnaast wil de gemeente Schijndel zelf ook ruimte bieden aan nieuwe bedrijvigheid en economische functies.

In dit kader zijn voor alle bebouwingsconcentraties afzonderlijke analyses en een visie opgesteld. Ook voor de bebouwingsconcentratie waarin onderhavig plangebied ligt (Loosbraak) is de visie in kaart gebracht. Onderstaande afbeelding geeft deze kaart weer. Het plangebied is aangeduid.

afbeelding "i_NL.IMRO.0844.BPSchoolstr15en17-VG01_0016.jpg"

STRUCTUURVISIE BUITENGEBIED, PLANGEBIED LOOSBRAAK

Analyse

Voor deze bebouwingsconcentratie, en voor onderhavige locatie in het bijzonder, is de volgende visie opgesteld:

“In de visie vormt Loosbraak de landschappelijke buffer tussen Wijbosch en het industrieterrein. Het landelijke en groene karakter van dit gebied is in potentie aanwezig, maar wordt door het gebrek aan een duidelijke structuur ondermijnd. In het bebouwingscluster Loosbraak is het van belang om in de toekomst het landelijke karakter van het gebied te versterken.

Inzetten op het versterken van de ruimtelijke structuren en het creëren van duidelijke randen vormt het uitgangspunt. Dit kan door de lintstructuren te versterken d.m.v. constante laanbeplanting. Het accentueren van de brink laat bestaande landschappelijke structuren beter uitkomen. Tenslotte heeft het gebied baat bij groene erfafscheidingen van bedrijfspercelen.

De randen van het gebied kunnen worden versterkt door hier woningbouw toe te staan, terwijl het binnengebied juist opengelaten wordt. Het landelijke karakter van binnengebied kan worden benadrukt door enkele perceelsgrenzen te beplanten met streekeigen soorten. Aan de zuidkant is Loosbraak begrensd door de Nieuwe Eerdsebaan. Het is mogelijk om het lint aan de zuidelijke zijde van de Loosbraak te versterken door woningbouw, mits deze aansluit op de kwaliteiten uit de omgeving.

Loosbraak vormt een echte kernrandzone. Het gebied zal in de toekomst transformeren en krijgt een rol in de buffer van Wijbosch naar het bedrijventerrein. Ruimte voor ruimte woningen kunnen worden gerealiseerd, waarmee de sloop van overtollige stalruimte tevens wordt gestimuleerd. Nieuwe economische dragers moeten passen bij de kwaliteitsimpuls (landschappelijke investering) in de omgeving en passen bij de woon- en uitloopfunctie van het gebied."

Binnen de bebouwingsconcentratie worden langs de Schoolstraat mogelijkheden geboden voor de realisatie van ruimte voor ruimte kavels. De twee geplande woningen zijn qua ruimtelijke uitstraling vergelijkbaar met ruimte voor ruimte woningen.

Conclusie

Voorliggend plan voor de bouw van twee woningen past binnen de Structuurvisie Buitengebied.

4.3.2 Structuurvisie Wijbosch

Op 26 mei 2011 heeft de gemeente Schijndel de Structuurvisie Wijbosch vastgesteld. Deze structuurvisie betreft een herijking van het IDOP Wijbosch uit 2006. Onderstaande afbeelding geeft een uitsnede van de plankaart.

afbeelding "i_NL.IMRO.0844.BPSchoolstr15en17-VG01_0017.jpg"

UITSNEDE PLANKAART STRUCTUURVISIE WIJBOSCH

Analyse

In de Structuurvisie Wijbosch wordt onderhavige de planlocatie specifiek beschreven.

"Het noordelijke gedeelte van de Schoolstraat ligt in de kern Wijbosch en heeft een dorps karakter. Richting het zuiden valt de straat binnen het buitengebied en krijgt een steeds landelijkere uitstraling. Het gedeelte van de straat in het buitengebied valt binnen de gebiedsvisie Schijndel (zie hoofdstuk 2), waarin het gebied is aangemerkt als 'bebouwingsconcentratie'. Dit betekent dat er beleidsmatig mogelijkheden bestaan om hier nieuwe woningen te realiseren.

Bij het herijken van het IDOP wordt het gebied tussen Wijbosch en Schijndel aangewezen als bufferzone tussen verstedelijkte zones. Het unieke landschap moet beschermd worden tegen verdere verstening en verrommeling. Daarom wordt afgeweken van de gebiedsvisie, waarin staat dat aan de oostkant van de Schoolstraat woningbouw mogelijk zou zijn. In de herijking wordt nadrukkelijk gekozen om de oostkant dit gebied open te houden als een 'binnenterrein'. van de Loosbraak. De enige plek om woningbouw te overwegen is aan de westzijde van de Schoolstraat grenzend aan de bebouwde kom. De woning moet aansluiten op het landelijke karakter van het buitengebied en vormt vanuit het dorp de entree tot het buitengebied, vandaar dat een landelijke bouwstijl een aandachtspunt is."

Conclusie
Het plan behelst de bouw van twee woningen in landelijke bouwstijl aan de westzijde van de Schoolstraal. Het voldoet dus aan het in de Structuurvisie Wijbosch geformuleerde beleid.

4.3.3 Woonvisie 2013

Het gemeentelijke woningbouwbeleid is vastgelegd in de Woonvisie Schijndel uit 2013. Uitgangspunt voor de gemeente is dat wordt voorzien in de woningbehoefte van Schijndel; zowel in de behoefte aan extra woningen vanwege het groeiend aantal huishoudens als naar de behoefte aan type woningen in verband met de demografische ontwikkelingen.

Op basis van de laatste prognose heeft Schijndel tot 2020 gemiddeld ruim 100 woningen per jaar extra nodig om het groeiend aantal huishoudens te huisvesten.

In de Structuurvisie Ruimte van de gemeente Schijndel worden de mogelijke woningbouwlocaties aangegeven. Allereerst worden woningen binnen de bestaande kom geconcentreerd. Als de bebouwde kom geen ruimte meer biedt, komt onder andere het gebied tussen Schijndel en Wijbosch (Loosbraak) onder voorwaarden voor woningbouw in aanmerking. Het plangebied ligt in het gebied Loosbraak.

Het beleid uit de Woonvisie 2013 is nader uitgewerkt in het "Uitvoeringsprogramma 2014". Gezien de feitelijke migratie van de afgelopen 10 jaar zou voor de periode 2014-2025 voor de gemeente Schijndel een woningbouwbehoefte zijn van 437 woningen.

Conclusie

De woonvisie is opgesteld voor heel Schijndel, er zijn geen specifieke taken of doelstellingen opgesteld voor Wijbosch. De bouw van twee woningen op deze locatie past binnen de Woonvisie 2013.

4.3.4 Kwaliteitsverbetering van het landschap

De provincie Noord-Brabant vereist als compensatie voor bepaalde ontwikkelingen in het buitengebied maatregelen om de ruimtelijke kwaliteit te bevorderen, zoals omschreven in paragraaf 4.2.2.

De gemeente Schijndel heeft dit provinciale beleid nader uitgewerkt in de Nota Kwaliteitsverbetering. De nota legt ondermeer vast hoe de omvang van de benodigde bijdrage aan de kwaliteitsverbetering van het landschap moet worden berekend en welke maatregelen ingezet mogen worden. De gekozen systematiek sluit aan bij de werkwijze van de regiogemeenten uit Noordoost-Brabant.

Deze paragraaf beschrijft van de wijze waarop in dit plan invulling is gegeven aan de kwaliteitsverbetering van het landschap. Aan de orde komen:

  • mate van kwaliteitsverbetering;
  • wijze van kwaliteitsverbetering;
  • zekerstelling kwaliteitsverbetering.
4.3.4.1 Mate van kwaliteitsverbetering

Voorliggend initiatief, "het realiseren van een woning op basis van de regeling 'kwaliteitsverbetering in bebouwingsconcentraties binnen zoekgebied verstedelijking", is in de Nota Kwaliteitsverbeting opgenomen als een zogenaamde categorie 3-ontwikkeling: De benodigde kwaliteitsverbetering bestaat in dit geval uit twee onderdelen:

  • een goede landschappelijke inpassing, en;
  • een extra bijdrage aan de verbetering van de ruimtelijke kwaliteit.

De landschappelijke inpassing moet gebaseerd zijn op de feitelijke 'schoon- en lelijkheden' van de situatie ter plaatse. De extra bijdrage bedraagt 20% van de grondwaardevermeerdering ten gevolge van de bestemmingswijziging.

De grondwaarde van de huidige (agrarische) bestemming bedraagt 5 euro/m2. De grondwaarde van een woonbestemming (tot 500 m2) en van een tuinbestemming (van 500 - 1.000 m2) bedragen respectievelijk 350 en 130 euro/m2. De kavels hebben ieder een oppervlakte van 1.500 m2.

De grondwaarde van een kavel in de huidige situatie bedraagt dus 1.500 x 5 = 7.500 euro. De grondwaarde in de nieuwe situatie bedraagt dus 500 x 350 + 1.000 x 130 = 305.000. De benodigde bijdrage bedraagt dus (305.000 - 7.500) x 20% = 59.500 euro per kavel.

4.3.4.2 Wijze van kwaliteitsverbetering

De benodigde kwaliteitsverbetering wordt op de volgende wijze vormgegeven.

De landschappelijke inpassing is vastgelegd op de inrichtingstekening, zie bijlage 1. De bestaande beplanting wordt zoveel mogelijk behouden. Daarnaast wordt nieuwe, streekeigen beplanting aangebracht.

De extra bijdrage aan de verbetering van de ruimtelijke kwaliteit zal plaatsvinden door middel van een storting in een gemeentelijk fonds. De gemeente Schijndel rekent een vaste afdracht voor nieuwbouwwoningen in Wijbosch. Deze bijdrage is van dezelfde orde grootte als de kosten van een Ruimte voor Ruimte titel en voldoet ruimschoots aan de minimaal benodigde bijdrage van 59.500 euro. Ook voor voorliggende ontwikkeling zal deze afdracht per kavel worden gedaan.

4.3.4.3 Zekerstelling kwaliteitsverbetering

De landschappelijke inpassing en de financiële bijdrage zijn opgenomen in een privaatrechtelijke overeenkomst tussen de gemeente en de initiatiefnemer. Hiermee is (juridisch) verzekerd dat de kwaliteitsverbetering ook feitelijk wordt gerealiseerd.

4.3.5 Groenbeleidsplan

De gemeente Schijndel is een groene gemeente met een sterke relatie met het buitengebied. In februari 2012 is een groenbeleidsplan opgesteld, dat het groenstructuurplan uit 1994 inmiddels heeft vervangen. In compacte en doelgerichte stappen wordt gewerkt naar een duurzame groenstructuur waarbij de actuele (financiële) ontwikkelingen niet uit het oog worden verloren. Het groenbeleidsplan dient als basisdocument voor ontwerpen, aanleggen en beheren van de openbare ruimte. Onderstaande afbeelding geeft een uitsnede van de groenstructuurkaart.

afbeelding "i_NL.IMRO.0844.BPSchoolstr15en17-VG01_0018.jpg"

UITSNEDE GROENSTRUCTUURKAART

Analyse

Het plangebied is gelegen aan de Schoolstraat. In het groenbeleidsplan wordt voor dit deel van de Schoolstraat voorzien in een verbetering van de huidige lijnvormige bomenstructuur. Het groenbeleidsplan gaat over het groen in de openbare ruimte. Voorliggend plan is een ontwikkeling op particuliere grond. Als gevolg van het initiatief zijn er geen ingrepen in het groen in de openbare ruimte voorzien. Wel moet bij het verbeteren van de groenstructuur in de Schoolstraat rekening worden gehouden met beide kavels (en de uitritten in het bijzonder).

Volgens het groenbeleidsplan passen de bestaande rode beuken niet goed in het landschap. De bomen staan in de openbare ruimte en bevinden zich net buiten het plangebied van voorliggend plan.

Conclusie

Voorliggend plan voorziet in de bouw van twee woningen op particuliere kavels. Het groenbeleidsplan gaat over ontwikkelingen in de openbare ruimte en is dus minder relevant voor dit initiatief.

4.4 Conclusies beleidskader

Onderhavige ontwikkeling voldoet aan het rijks-, provinciaal- en gemeentelijk beleid.

Hoofdstuk 5 Uitvoeringsaspecten

In dit hoofdstuk worden de uitvoeringsaspecten beschreven. Achtereenvolgens milieu, waarden, water.

5.1 Milieu

In het kader van de Wet ruimtelijke ordening en de Wet milieubeheer moet een toetsing plaatsvinden aan de relevante milieuaspecten. In deze paragraaf worden deze aspecten afzonderlijk beschreven. Naast bovengenoemde wetten gelden per aspect afzonderlijke wetten en/of besluiten.

5.1.1 Bodemkwaliteit

Er moet inzichtelijk worden gemaakt of bodemverontreiniging de voorgenomen bestemmingswijziging in de weg staat. Hiertoe heeft Agel adviseurs uit Oosterhout een verkennend bodemonderzoek (NEN5740) uitgevoerd: rapport "20110614 d01 2 januari 2012". Het onderzoeksrapport is opgenomen als bijlage 3. De conclusies en aanbevelingen van het onderzoeksrapport zijn hieronder weergegeven.

"Conclusies

  • 1. In de bovengrond zijn geen overschrijdingen van de achtergrondwaarden gemeten;
  • 2. In de ondergrond zijn plaatselijk licht verhoogde gehalten aan kobalt en nikkel gemeten. De gemeten gehalten van de overige geanalyseerde parameters zijn kleiner dan de achtergrondwaarden;
  • 3. In het grondwater zijn licht verhoogde concentraties aan barium en nikkel aangetoond. Een sterk verhoogd gehalte aan lood is middels herbemonstering niet bevestigd;
  • 4. De verhoogde concentratie aan zware metalen is naar alle waarschijnlijkheid het gevolg van diffuse van (semi-)natuurlijke oorsprong verhoogde achtergrondwaarde. De betreffende metalen worden in Noord-Brabant vaker zonder aanwijsbare bron in het grondwater aangetoond. De oorzaak voor het aantreffen van een sterke loodverontreiniging wordt mogelijkerwijs veroorzaakt door verstoring van het grondwater door het plaatsen van de peilbuis;
  • 5. De resultaten van het onderzoek vormen geen belemmering voor de voorgenomen bouwactiviteiten van de lcoatie. Op basis van de resultaten van het verkennend onderzoek is er redelijkerwijs geen aanleiding tot het verrichten van een nader bodemonderzoek of het nemen van sanerende maatregelen. De in het grondwater aangetoonde overschrijding van de streefwaarde heeft waarschijnlijk een natuurlijke oorsprong.

Aanbevelingen

Indien bij de voorgenomen bouwactiviteiten grond van de locatie vrijkomt, dient er rekening te worden gehouden met beperkingen ten aanzien van hergebruik en afzet van de grond. [...]"

Algemene conclusie

De bodemkundige situatie vormt geen planologische belemmering voor het plan.

5.1.2 Milieuzonering
5.1.2.1 Inleiding

Om te voorkomen dat als gevolg van het plan voorzienbare hinder en gevaar door milieubelastende activiteiten optreden moet worden getoetst of:

  • de voorgenomen ontwikkeling van invloed is op omliggende milieugevoelige objecten (woningen etc.) c.q. of de voorgenomen ontwikkeling een belemmering vormt voor de bedrijfsvoering van omliggende inrichtingen;
  • bestaande milieubelastende inrichtingen (bedrijven) van invloed zijn op de voorgenomen ontwikkeling.

Basis voor deze toetsing vormt de handreiking “Bedrijven en milieuzonering” (VNG, Den Haag, 2009), waarin richtafstanden zijn opgenomen voor diverse bedrijfstypen.

In de handreiking wordt onderscheid gemaakt tussen twee omgevingstypen: een rustige woonwijk en gemengd gebied. In een gemengd gebied mag een kleinere richtafstand dan in een rustige woonwijk worden aangehouden. De richtafstanden mogen dan met één 'afstandstap' worden teruggebracht.

5.1.2.2 Analyse

Omgevingstype
Gezien de ligging grenzend aan zowel een rustige woonwijk als een rustig buitengebied wordt onderhavig plan aangemerkt als 'rustig buitengebied'.

Invloed plan op de omgeving
Het plan betreft de toevoeging van twee woningen. Een woning is geen milieubelastend object. De voorgenomen ontwikkeling is daarmee niet van invloed op omliggende woningen.

Invloed omliggende inrichtingen op plan
Hieronder staat een overzicht van de bedrijven en inrichtingen in de directe omgeving, de SBI-code, de milieucategorie en de bijbehorende richtafstand, alsmede de werkelijke afstand tot het dichtstbijzijnde milieugevoelige object binnen het plangebied.

adres   bedrijf   SBI-code 2008   richtafstand (m)   werkelijke afstand (m)  
Kapeleind 6-6A   recreatie / theater   9004   30   27  
Eerdsebaan 1   zorginstelling St. Barbara   871-1   30   15  
Schoolstraat 2   basisschool De Regenboog   852, 8531   30   17  

In de verbeelding van dit bestemmingsplan is een gevellijn opgenomen waarachter de woningen gebouwd mogen worden. Daarnaast geldt dat de hoofdgebouwen op een afstand van tenminste 5 meter uit de bestemmingsgrens gebouwd dienen te worden.

De relevante richtafstanden zijn weergegeven op onderstaande afbeelding.

afbeelding "i_NL.IMRO.0844.BPSchoolstr15en17-VG01_0019.jpg"

MILIEUZONERING

Kapeleind 6-6A
Het plangebied ligt voor een klein deel binnen de richtafstand van het adres Kapeleind 6-6A. Omdat de woningen op een afstand van minimaal 5 meter uit de bestemmingsgrens gebouwd mogen worden, kan de woning niet binnen de richtafstand worden gebouwd. Hiermee is aangetoond dat aan deze richtafstand wordt voldaan.

Eerdsebaan 1 (zorginstelling St. Barbara)
De gevellijn waarachter de woningen gebouwd mogen worden ligt op een afstand van 15 meter tot de inrichting van de zorginstelling St. Barbara. Een zorginstelling heeft een richtafstand van 30 meter voor geluid en 10 meter voor geur. De bestemmingsvlakken van de woningen liggen deels binnen de richtafstand van 30 meter voor geluid. Een nadere beschouwing van het aspect geluid is dus vereist. Het westelijke deel van de inrichting betreft het facilitaire dienstencentrum van de Stichting Verenigde Zorgcentra Schijndel. Hier worden maaltijden bereidt voor meerdere zorgcentra in de gemeente Schijndel. De enige geluidsproducerende activiteiten zijn voertuigbewegingen in de dag- en nachtperiode en laad- en losactiviteiten in de dagperiode.

Op 7 mei 2013 is de omgevingsvergunning voor het woningbouwplan "Wijbosscheweg 107-109" verleend. Op grond van deze vergunning zijn zeven rijwoningen gerealiseerd langs de Schoolstraat. Deze woningen liggen op een afstand van circa 13 meter tot de inrichting van St. Barbara. In het kader van een goede ruimtelijke ordening is voor dat plan door Cauberg-Huygen een akoestisch onderzoek uitgevoerd: "Nieuwbouwplan Wijbosscheweg te Wijbosch; Facilitair dienstencentrum St. Verenigde Zorgcentra Schijndel" (20 februari 2013, nr. 20111675-14). Dit rapport is opgenomen als bijlage 4.

De inrichting moet voldoen aan de normen van het Activiteitenbesluit. In het onderzoek staat dat de basisschool De Regenboog, vanwege de openingstijden en ligging, maatgevend is voor de bedrijfsvoering van de zorginstelling. De zeven woningen aan de Schoolstraat liggen immers op een grotere afstand. Verder gaat het onderzoek er vanuit dat wanneer aan de normen van het Activiteitenbesluit wordt voldaan, er tevens sprake zal zijn van een goed woon- en leefklimaat ter plaatse van deze zeven woningen. De twee nieuwe woningen van voorliggend bestemmingsplan liggen op grotere afstand van de inrichting van de zeven reeds gerealiseerde woningen aan de Schoolstraat. Op grond hiervan wordt geconcludeerd dat, in de dagperiode, de nieuwe woningen geen belemmering vormen voor de bedrijfsvoering van St. Barbara en dat ter plaatse van de nieuwe woningen sprake is van een goed woon- en leefklimaat.

In de nachtperiode is de geluidemmisie van de inrichting op de gevels van de woningen echter maatgevend voor het woon- en leefklimaat bij de woningen. Het onderzoek toont aan dat op de gevels van de woning Schoolstraat 13 het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau 33 dB(A) bedraagt en dat dit ruim onder de norm van 35 dB(A) is. De twee woningen in voorliggend plan liggen echter op een grotere afstand (15 meter) dan de woning Schoolstraat 13 (13 meter) van de inrichting. Er kan geconcludeerd worden dat op de gevels van de nieuwe woningen geen sprake zal zijn van een geluidsbelasting in de nachtperiode van meer dan 35 dB(A).

Dat leidt tot de conclusie dat er ook in de nachtperiode sprake is van een goed woon- en leefklimaat ter plaatse van de twee woningen en dat de (bedrijfs-)activiteiten van de inrichting niet onevenredig gehinderd worden.

Schoolstraat 2 (basisschool de Regenboog)
De gevellijn waarachter de woningen gebouwd mogen worden ligt op een afstand van 17 meter tot de inrichting van de basisschool De Regenboog. Dit is binnen de richtafstand van 30 meter.

Op 7 mei 2013 is de omgevingsvergunning voor het woningbouwplan "Wijbosscheweg 107-109" verleend. Op grond hiervan zijn (onder andere) zeven rijwoningen langs de Schoolstraat gerealiseerd. Deze woningen liggen op een afstand van circa 12 meter tot de inrichting van basisschool De Regenboog. In het kader van een goede ruimtelijke ordening is voor dat plan door Cauberg-Huygen een akoestisch onderzoek uitgevoerd: "Nieuwbouwplan Wijbosscheweg te Wijbosch; Basisschool De Regenboog" (29 januari 2013, nr. 20111675-13). Dit rapport is opgenomen als bijlage 5.

De in dit onderzoek gehanteerde uitgangspunten zijn eveneens van toepassing op voorliggend bestemmingsplan. De basisschool wordt alleen tijdens de dagperiode gebruikt. Uit het onderzoek blijkt dat het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau op de gevels van de woning Schoolstraat 13 - dit is de woning die het dichtst bij het plangebied ligt - maximaal 26 dB(A) bedraagt en dat dit ruim onder de norm van 45 dB(A) ligt. Het maximale geluidniveau op de woning van Schoolstraat 13 bedraagt maximaal 41 dB(A) wat ruim onder de norm van 65 dB(A) is. Door de grotere afstand van de geplande woningen tot de basisschool, kan geconcludeerd worden dat het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau en het maximale geluidniveau op de gevels van de nieuwe woningen niet meer zal bedragen dan respectievelijk 45 dB(A) en een van meer dan 65 dB(A).

Op grond hiervan wordt geconcludeerd dat ter plaatse van de twee nieuwe woningen sprake is van een goed woon- en leefklimaat en dat de school niet belemmerd wordt in haar bedrijfsvoering.

5.1.2.3 Conclusie

Het aspect milieuzonering vormt geen belemmering voor het plan.

5.1.3 Externe veiligheid
5.1.3.1 Inleiding

Externe veiligheid heeft betrekking op locaties waar een ongeval met gevaarlijke stoffen kan plaatsvinden, waardoor personen die geen directe relatie hebben tot de risicovolle activiteit om het leven zouden kunnen komen. Bij een ruimtelijke ontwikkeling moet worden aangetoond dat geen nieuwe kwetsbare objecten binnen de plaatsgebonden risicocontour van 10-6 per jaar worden gerealiseerd en moet een eventuele toename van het groepsrisico verantwoord worden.

5.1.3.2 Analyse

Voorliggend plan betreft de realisatie van twee woningen. Een woning is een beperkt kwetsbaar object zoals omschreven in het Bevi.

Onderstaande afbeelding geeft een uitsnede van de provinciale Risicokaart, waarop onder meer de risico’s in het kader van de externe veiligheid staan weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0844.BPSchoolstr15en17-VG01_0020.jpg"

UITSNEDE RISICOKAART

Het plangebied en de omgeving zijn onderzocht op de aanwezigheid van de mogelijke risicobronnen.

Inrichtingen

Op een afstand van 750 m van het plangebied ligt een risicovolle inrichting. De inrichting produceert reinigingsmiddelen en is gevestigd aan de Duinweg 4a te Schijndel.

Uit het rapport van Agel adviseurs 'Milieuzonering bedrijven en externe veiligheid plangebied Klaverwei te Wijbosch', d.d. 4 maart 2010, volgt dat de PR-contour van de inrichting geheel binnen de perceelgrenzen ligt. De GR-contour ligt geheel beneden de oriënterende waarde. De inrichting vormt geen belemmering voor de planontwikkeling.

Transport gevaarlijke stoffen

In de omgeving van het plangebied liggen geen transportroutes over weg, water en spoor. Dit aspect vormt geen belemmering voor het plan.

Buisleidingen

Ten noorden van het plangebied ligt op een afstand van 775 m een buisleiding. Deze afstand is zo groot dat de buisleiding geen belemmering vormt voor de voorgenomen ontwikkeling.

Het plan ligt derhalve niet binnen een risicocontour voor het plaatsgebonden risico of binnen een gebied waar het groepsrisico dient te worden verantwoord.

5.1.3.3 Conclusie

Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor het plan.

5.1.4 Geurhinder veehouderijen

Bij ruimtelijke ontwikkelingen nabij agrarische bedrijven is het aspect geurhinder van belang. Er moet worden aangetoond dat het plan geen belemmering vormt voor agrarische bedrijven en dat sprake is van een goed woon- en leefklimaat ter plaatse van het plan.

Hiertoe heeft Agel adviseurs uit Oosterhout een onderzoek geur veehouderijen uitgevoerd: rapport "20110614 d01 16 januari 2012". Het onderzoeksrapport is opgenomen als bijlage 6. De conclusies van het onderzoeksrapport zijn hieronder weergegeven.

"Conclusies

  • 1. Ter plaatse van de randen van het plangebied voldoen de omliggende veehouderijen ruimschoots aan de ter plaatse geldende geurnorm van 3 OuE/m3;
  • 2. De omliggende veehouderijen worden als gevolg van de realisering van geurgevoelige objecten binnen het plangebied niet (aanvullend) in hun uitbreidingsmogelijkheden beperkt;
  • 3. De voorgrondbelasting ter plaatse van de planlocatie is kleiner dan 3 OuE/m3, waardoor het woon- en leefklimaat als goed is te typeren met 5 tot 10% geurgehinderden."

Algemene conclusie
De voorgenomen ontwikkeling voldoet aan de Wet geurhinder en veehouderij.

5.1.5 Luchtkwaliteit
5.1.5.1 Inleiding

Om personen tegen de gevolgen van luchtverontreiniging te beschermen zijn in de Wet milieubeheer normen opgenomen voor bepaalde stoffen. Bij de beoordeling van het aspect luchtkwaliteit moet enerzijds aangetoond worden dat een ruimtelijke ontwikkeling niet leidt tot een (significante) overschrijding van de luchtkwaliteitsnormen en anderzijds dat ter plaatse van het plangebied sprake is van een goed woon- en leefklimaat.

5.1.5.2 Analyse

Effecten plan op luchtkwaliteit

De (negatieve) effecten van onderhavig plan op de luchtkwaliteit zijn onderzocht met behulp van de NIBM-rekentool (versie 8-6-2011) . Aan de hand van de toename van het aantal verkeersbewegingen is beoordeeld of het plan al of niet in betekenende mate bijdraagt aan de concentratie van genoemde stoffen in de lucht. De voorgenomen ontwikkeling omvat de bouw van twee woningen. Het aantal extra verkeersbewegingen wordt geraamd op 2 x 2 = 4. Voor de berekening van de luchtkwaliteit wordt uitgegaan van 10 extra verkeersbewegingen voor de woningen. Het resultaat is weergegeven in onderstaande tabel. Hieruit volgt dat de ontwikkeling 'niet in betekenende mate' bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit.

afbeelding "i_NL.IMRO.0844.BPSchoolstr15en17-VG01_0021.png"

Uit de berekening volgt dat het plan niet in betekenende mate bijdraagt aan de concentratie van stoffen in de lucht.

Goed woon- en leefklimaat

In de Wet milieubeheer zijn voor een groot aantal stoffen grenswaarden opgenomen. Uit onderzoek is echter gebleken dat langs wegen alleen overschrijdingen van de grenswaarden voor fijnstof (PM10) en stikstofdioxide (NO2) kunnen optreden. Voor de overige stoffen waarvoor grenswaarden zijn opgenomen in de Wm treden naar verwachting nergens langs het Nederlandse wegennet overschrijdingen van deze grenswaarden op. Voor de beoordeling van de luchtkwaliteit zijn daarom alleen de de volgende grenswaarden van toepassing:

  • 60 µg/m3 jaargemiddelde concentratie NO2 tot 2015;
  • 40 µg/m3 jaargemiddelde concentratie NO2 vanaf 2015;
  • 40 µg/m3 jaargemiddelde concentratie PM10;
  • 35 overschrijdingsdagen per jaar van de gemiddelde concentratie PM10.

Het plan ligt niet in de nabijheid van zware industrie, (een concentratie van meerdere) intensieve veehouderijen of drukke vaarwegen. Voor de beoordeling van de luchtkwaliteit wordt alleen gekeken naar luchtverontreiniging van verkeer op wegen in de omgeving.

In het kader van het NSL (Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit) is door diverse bronbeheerders zoals gemeenten, provincies en Rijkswaterstaat de Monitoringstool ingevoerd. Uit de resultaten van de Monitoringstool blijkt dat in de omgeving van deze locatie in de jaren 2012, 2015 en 2020 aan bovengenoemde grenswaarden (jaargemiddelde en overschrijdingsdagen) voor PM10 en NO2 wordt voldaan. Op basis hiervan wordt geconcludeerd dat sprake is van een goed woon- en leefklimaat.

5.1.5.3 Conclusie

Het aspect luchtkwaliteit vormt geen planologische belemmering voor het plan.

5.1.6 Verkeerslawaai
5.1.6.1 Inleiding

Ruimtelijke ontwikkelingen moeten voldoen aan de regelgeving inzake geluidhinder. In de Wet geluidhinder (Wgh) wordt onderscheid gemaakt in verkeerslawaai en industrielawaai. In de Wgh zijn normen voor maximaal toelaatbare geluidsbelasting op de (gevels van) geluidgevoelige objecten vastgelegd.

5.1.6.2 Analyse

Het plangebied ligt niet binnen de onderzoekszone van de Nieuwe Eerdsebaan. Het bouwvlak van deze ontwikkeling ligt op 230 meter van de Nieuwe Eerdsebaan, waar een zonebreedte van 200 meter geldt.

Het plangebied ligt wel binnen de onderzoekszones van de Eerdsebaan/Wijbosscheweg (50 km/uur) en de Schoolstraat (30 km/uur nabij de basisschool, 60 km/uur, buiten de bebouwde kom).

In het kader van de Wet geluidhinder is derhalve een geluidsonderzoek verplicht.

Agel Adviseurs uit Oosterhout heeft een akoestisch onderzoek naar het wegverkeerslawaai uitgevoerd: rapport "Akoestisch onderzoek wegverkeer, Bestemmingsplan Schoolstraat (ong) Wijbosch" (14 juli 2014, nr. 20110614). Het onderzoeksrapport is opgenomen als bijlage 7.

Uit de rekenresultaten van het onderzoek blijkt dat de geluidbelasting ter plaatse van het plangebied als gevolg van het wegverkeer op de Eerdsebaan, de Wijbosscheweg en de Schoolstraat maximaal 36 dB respectievelijk 40 dB en 41 dB bedraagt. Hiermee wordt voldaan aan de ten hoogste toelaatbare geluidbelasting van 48 dB.

De kwaliteit van de akoestische omgeving kan worden geclassificeerd als goed. Daarnaast blijkt dat er geen aanvullende gevelmaatregelen nodig zullen zijn.

5.1.6.3 Conclusie

Het aspect verkeerslawaai vormt geen belemmering voor het plan.

5.1.7 Milieueffectrapportage
5.1.7.1 Inleiding

Het instrument milieueffectrapportage (m.e.r.) is ontwikkeld om het milieubelang volwaardig in de besluitvorming te betrekken. In de bijlage bij het Besluit milieueffectrapportage zijn de gevallen opgenomen waarvoor een m.e.r.-plicht of een m.e.r.-beoordelingsplicht geldt. Alle andere vormen van ontwikkeling zijn in principe niet m.e.r.-(beoordelings)plichtig, maar er kan hiervoor wel een nadere motivering vereist zijn.

5.1.7.2 Analyse

Het plan valt onder de activiteit D11.2 woningbouw zoals genoemd in de bijlage Besluit milieueffectrapportage. Maar aangezien de omvang van het plan ruim onder de drempelwaarde van 2000 woningen voor m.e.r.-beoordelingsplichtige activiteiten ligt en gezien de resultaten van de in hoofdstuk 5 uitgevoerde milieu-analyse, kan zonder nader onderzoek worden geconcludeerd dat het plan geen significante nadelige milieugevolgen heeft. Een nadere motivering is niet noodzakelijk.

5.1.7.3 Conclusie

Het plan is niet m.e.r.(-beoordelings)plichtig. Het plan heeft geen belangrijke nadelige milieugevolgen.

5.2 Waarden

5.2.1 Archeologie en cultuurhistorie

Onderstaande afbeelding geeft een uitsnede van de Cultuurhistorische Waardenkaart van de provincie Noord-Brabant weer. Het plangebied is hierop aangeduid.

afbeelding "i_NL.IMRO.0844.BPSchoolstr15en17-VG01_0022.jpg"

UITSNEDE CULTUURHISTORISCHE WAARDENKAART

5.2.1.1 Archeologie

Het plangebied ligt in een gebied met de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 3' in het bestemmingsplan Landelijk gebied.

Binnen deze bestemming geldt een onderzoeksplicht indien de bodemingreep groter is dan 250 m² en dieper dan 0,3 meter ten opzichte van maaiveld. Het bouwplan heeft voorts een oppervlakte van meer dan 250 m². De bodemverstorende werkzaamheden zijn dieper dan 0,3 meter. Een archeologisch onderzoek is derhalve vereist.

Ten zuidwesten van het plangebied bevindt zich bovendien reeds een archeologische vindplaats. Het betreft hier de locatie van een voormalig laat middeleeuwse kapel.

Onderzoeks- en adviesbureau BAAC bv uit 's-Hertogenbosch heeft een archeologisch onderzoek uitgevoerd: rapport "V-11.0411 - november 2011". Het onderzoeksrapport is opgenomen als bijlage 8. De conclusies en aanbevelingen zijn terug te vinden in het onderzoeksrapport.

Naar aanleiding van het rapport van BAAC heeft de gemeente op 22 mei 2012 een definitief "Selectieadvies archeologische monumentenzorg" opgesteld. Dit selectieadvies is opgenomen als bijlage 9. De conclusie uit dit selectieadvies is hieronder weergegeven.

"Naar aanleiding van het selectieadvies is diverse malen contact geweest met de eigenaar/projectontwikkelaar van de planlocatie. Tevens heeft mevr. E.A. Besselsen namens de gemeente de locatie bezocht. Volgens de eigenaar is het plangebied in het verleden ge(diep)ploegd en opgehoogd. Bij de aanleg van de vijver in 2000 hebben ook bodemverstorende activiteiten plaatsgevonden. Deze bodemingrepen kunnen echter niet met documenten en/of het booronderzoek worden bevestigd.

Inmiddels zijn de details van de bouwplannen bekend. Aan de Schoolstraat worden twee woningen gerealiseerd met in totaal een oppervlakte van 3.000 m2. Hiervoor wordt de grond eerst opgehoogd. Het vloerpeil van de woningen is gepland op + 9.65m NAP. De funderingsbalken komen circa 80 cm onder dit niveau op + 8.85m NAP. Het maaiveld is ten tijde van het archeologische booronderzoek ter plaatse op + 8,90-9,03 m NAP gemeten. Dit betekent dat de geplande bodemingrepen alleen in de geroerde grond plaatsvinden en niet tot 50 cm onder het huidige maaiveld reiken. De geplande bodemingrepen kunnen tot genoemde diepte doorgang vinden zonder dat archeologisch vervolgonderzoek nodig is. De eventueel aanwezige archeologische resten worden met de voorgestelde planontwikkeling niet bedreigd.

Voordat de bouw kan plaatsvinden, dienen bomen verplaatst te worden. Hierbij kunnen mogelijk aanwezige archeologische resten worden aangetast. De omvang van de mogelijke verstoring valt binnen de vrijstellingsgrenzen.

Omdat onduidelijkheid bestaat over de ondergrond van de locatie en de al dan niet plaatsgevonden werkzaamheden adviseert de gemeente dat bij het uitgraven van de bomen en bij het aanleggen van de bouwput voor de fundering een archeoloog aanwezig is. In dit geval kan hiervoor een plaatselijke amateurarcheoloog worden gevraagd.

Bij het aantreffen van archeologische resten tijdens de werkzaamheden is men wettelijk verplicht deze zo spoedig mogelijk te melden aan de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed en de gemeente Schijndel." 

Conclusie
Archeologisch vervolgonderzoek is niet noodzakelijk indien de bodem niet dieper dan 0,5 meter onder het huidige maaiveld wordt verstoord. De voorgenomen ontwikkeling voldoet hieraan. Wel wordt in de regels een dubbelbestemming opgenomen die de archeologische verwachtingswaarde beschermt.

5.2.1.2 Cultuurhistorie

Binnen het plangebied liggen geen rijksmonumenten. De bescherming van monumenten is bovendien voldoende verzekerd via de Monumentenwet 1988. Derhalve is geen aanleiding nadere regels in voorliggend bestemmingsplan op te nemen.

Conclusie
Er worden geen cultuurhistorische waarden aangetast.

5.2.2 Flora en fauna
5.2.2.1 Inleiding

Bij ruimtelijke ontwikkelingen moeten de effecten op de natuur in beeld worden gebracht en indien nodig beschermende maatregelen worden getroffen.

Vanuit Europa is de bescherming van soorten en gebieden geregeld in de Europese Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn. In Nederland is de natuurwetgeving verankerd in de Flora- en faunawet en de Natuurbeschermingswet 1998. De Flora- en faunawet is gericht op het beschermen van soorten. De Natuurbeschermingswet gaat o.a. over de bescherming van specifieke natuurgebieden.

5.2.2.2 Analyse

Agel Adviseurs uit Oosterhout heeft een quickscan flora en fauna uitgevoerd: rapport "20110614-00 D01 23 december 2011". Het onderzoeksrapport is opgenomen als bijlage 10. De conclusies en aanbevelingen zijn terug te vinden in deze rapportage.

Aanbevolen wordt om kap- en sloopwerkzaamheden uit te voeren buiten het broedseizoen van vogels. Voor kap- en sloopwerkzaamheden is een omgevingsvergunning verplicht. Bij de beoordeling van deze vergunningen zal worden getoetst dat de werkzaamheden buiten het broedseizoen zullen plaatsvinden. Hiermee is (juridisch) zeker gesteld dat aan de aanbeveling wordt voldaan.

Tevens wordt aanbevolen de werkzaamheden in de waterpartij buiten de kwetsbare periode van amfibieën uit te voeren. Hiervoor is echter geen omgevingsvergunning of ontheffing/compensatie van de Flora en faunawet vereist. Dit valt onder de zorgplicht.

5.2.2.3 Conclusie

Het plan voldoet aan de natuurwetgeving. Een ontheffing van de Natuurbeschermingswet 1998 of Flora- en faunawet is niet nodig.

5.3 Waterparagraaf

De watertoets is het hele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten. Het doel van de watertoets is dat de waterbelangen evenwichtig worden meegewogen bij de totstandkoming van een plan. Deze waterparagraaf is een onderdeel van de watertoets.

De waterparagraaf betreft een beschrijving van de waterhuishoudkundige situatie (oppervlaktewater, grondwater, hemelwater en afvalwater) in de huidige en toekomstige situatie.

5.3.1 Bronnen

Voor het opstellen van deze waterparagraaf zijn de volgende bronnen gehanteerd: Waterplan Schijndel (2008, Gemeente Schijndel, Waterschap Aa en Maas, Waterschap de Dommel, Provincie Noord Brabant);

5.3.2 Watersysteem
5.3.2.1 Bodem

Bodemopbouw
De bodemopbouw voor het plangebied bestaat uit: sterk lemig zeer fijn tot matig fijn zand. (bron: Vereenvoudigde bodemkaart (4) Waterplan Schijndel 2007).

Infiltratiecapaciteit
Het plangebied is aangeduid als ongeschikt voor infiltratie (bron: Infiltratiekansenkaart (10) Waterplan Schijndel 2007). De waterdoorlatendheid van de bodem (k-waarde) wordt daarom geschat op 0,1 m/dag.

5.3.2.2 Oppervlaktewater

Binnen de huidige kavel is een vijver van ca. 515 m2 aanwezig. Deze zal aan de oostzijde met ca. 13 meter worden ingekort tot ca. 365 m2. Aan de voorzijde (Schoolstraat) bevindt zich een sloot. Deze loopt in de oostelijke hoek richting achterzijde van de percelen aan de Wijbosscheweg (kavels 2949, 2953, 2954 en 2955).

5.3.2.3 Grondwater

De gemiddeld hoogste grondwaterstand (GHG) binnen het plangebied bedraagt ca. 0,5 m-mv (bron: GHG kaart (7) Waterplan Schijndel 2007).

5.3.2.4 Keur-/attentie-/grondwaterbeschermingsgebieden

In de omgeving van het plangebied liggen geen keur-/attentie-/grondwaterbeschermings-/natuur-/etc. gebieden.

5.3.3 Hemelwater

5.3.3.1 Verhard oppervlak

Onderstaande tabel geeft een overzicht van het verhard oppervlak (bebouwing en bestrating) in de huidige en nieuwe situatie.

In de eerste kolom staat het type verharding. In de tweede kolom staat het verhard oppervlak van de bestaande situatie. De laatste kolom geeft het verhard oppervlak van de nieuwe situatie.

omschrijving   bestaand   nieuw      
bebouwing   0   m2   2x175   m2          
bestrating   0   m2   2x100   m2          
totaal   0   m2   550   m2          

De totale toename van de verharding is 550 m2.

5.3.3.1 Berekening bergingscapaciteit

Met behulp van de HNO-tool van het waterschap is de benodigde bergingscapaciteit berekend. De resultaten van de berekening (inclusief invoerparameters) zijn weergegeven in bijlage 11.

De benodigde berging bedraagt voor T=10+10% 26 m3. Tevens moet verantwoord worden hoe met het hemelwater wordt omgegaan bij T=100+10%. De benodigde berging hiervoor is 9 m3.

5.3.3.2 Ontwerp bergingsvoorziening

Bij het ontwerp van de bergingsvoorziening zijn de volgende afwegingsstappen gehanteerd:

  • 1. hergebruik;
  • 2. infiltratie;
  • 3. buffering;
  • 4. afvoer.

Hergebruik van regenwater is niet aan de orde. Al het hemelwater wordt in principe binnen het plangebied opgevangen en geïnfiltreerd. Per kavel wordt een greppel aangelegd met een lengte van 26 meter en een doorsnede van 0,5 m², zoals weergegeven in onderstaande afbeelding. Deze greppel heeft een capaciteit van 13 m3. Dit is voldoende om een bui van T=10+10% te bergen. De nieuwe verharde oppervlakken worden aangesloten op deze nieuwe greppels.

afbeelding "i_NL.IMRO.0844.BPSchoolstr15en17-VG01_0023.jpg"

Het hemelwater van een bui van T=100+10% kan het vrije veld in lopen, zonder dat dit overlast veroorzaakt voor de omgeving. Aan de noord en oostzijde ligt een greppel. Aan de zuidzijde ligt een (gemeentelijke) sloot. En aan de westzijde staat geen bebouwing.

Indien gewenst kunnen de gebruikers tevens kiezen voor infiltratiekratten. Deze moeten dan een bergingscapaciteit van 13 m3 hebben.

5.3.4 Afvalwater

Uitgangspunt is dat het vuile afvalwater en het schone hemelwater worden gescheiden. Het vuile afvalwater zal op de bestaande riolering in de Schoolstraat geloosd worden. Voor de aansluiting op de riolering dient een aanvraag rioolaansluiting ingediend te worden.

5.3.5 Waterkwaliteit

Er zijn geen bijzondere maatregelen genomen om vervuiling van het oppervlaktewater te voorkomen. Overeenkomstig de eis van het waterschap worden geen uitlogende materialen toegepast.

5.3.6 Beleid
5.3.6.1 Overheid

Het nationale, provinciale en gemeentelijke waterbeleid is beschreven in:

  • het Nationaal Waterplan;
    Dit plan geeft op hoofdlijnen aan welk beleid het Rijk in de periode 2009 - 2015 voert om te komen tot een duurzaam waterbeheer. Het Nationaal Waterplan richt zich op bescherming tegen overstromingen, voldoende en schoon water en diverse vormen van gebruik van water. Op basis van de Wet ruimtelijke ordening heeft het Nationaal Waterplan voor de ruimtelijke aspecten de status van structuurvisie.
  • het Provinciaal Waterplan Noord-Brabant 2010-2015;
    Dit plan bevat het strategische waterbeleid van de provincie Noord-Brabant voor de periode 2010-1015. Naast beleidskader is het Provinciaal Waterplan ook toetsingskader voor de taakuitoefening van lagere overheden op het gebied van water. Bovendien dient het plan als structuurvisie voor het aspect water op grond van de nieuwe Wet ruimtelijke ordening.
  • Waterplan Schijndel 2008;
    Dit plan geeft vorm en inhoud aan de activiteiten in het kader van duurzaam waterbeheer van watersysteem en -keten in zowel het landelijke als het stedelijke gebied van de gemeente Schijndel.
5.3.6.2 Waterschap Aa en Maas

Onderhavig plangebied ligt binnen het beheergebied van het Waterschap Aa en Maas. Het waterschapsbeleid is onder meer beschreven in:

  • Het Waterbeheerplan 2010 - 2015;
    Dit plan maakt inzichtelijk wat het waterschap de komende jaren gaat doen. Het doel is om het watersysteem en de afvalwaterketen op orde te houden. Het beheer van water door het waterschap bepaalt mede dat mensen en dieren in Noordoost Brabant leven in een veilige, schone en prettige omgeving.
  • de beleidsnota ‘Uitgangspunten watertoets waterschap Aa en Maas’.
    De beleidsnota bevat acht uitgangspunten waaraan het plan moet voldoen. Toetsing aan deze punten vindt hieronder plaats.

Wateroverlastvrij bestemmen
Bij locatiekeuze van nieuwe ontwikkelingen moet worden gezocht naar plekken 'die hoog en droog genoeg' zijn. Onderhavig plangebied ligt ca. 9,5 meter boven NAP (bron: www.ahn.nl). Dit komt overeen met hetgeen in het Waterplan Schijndel staat vermeld (bron: Maaiveldhoogten kaart (2) Waterplan Schijndel 2007).

De gemiddeld hoogste grondwaterstand (GHG) binnen het plangebied bedraagt ca. 50 cm t.o.v. mv (bron: GHG kaart (7) Waterplan Schijndel 2007). Het betreft een relatief droog gebied. Geconcludeerd wordt dat het plan 'hoog en droog genoeg' is om aan de Nationaal Bestuursakkoord Water te voldoen.

Hydrologisch neutraal ontwikkelen
In het beleid van het waterschap is opgenomen dat moet worden gestreefd naar een hydrologisch neutrale situatie. Hiermee wordt bedoeld dat het hemelwater het gebied niet sneller mag verlaten dan dat het geval is vóór aanvang van de in dit plan opgenomen ontwikkelingen.

Voorkomen van vervuiling
Hiervoor zijn geen bijzondere maatregelen genomen. Overeenkomstig de eis van het waterschap worden geen uitlogende materialen toegepast.

Gescheiden houden van schoon en vuil water
Alleen het vuile water wordt via de riolering afgevoerd naar de rioolwaterzuivering. Het schone hemelwater wordt binnen het plangebied gehouden (en alleen indien nodig vertraagd afgevoerd via het oppervlaktewater).

Doorlopen van de afwegingsstappen: “hergebruik-infiltratie-buffering-afvoer”

In paragraaf 5.3.3.2 is het ontwerp van de infiltratievoorziening beschreven. Het ontwerp is gemaakt aan de hand van de afwegingsstappen: hergebruik, infilrtatie, buffering, afvoer.

Meervoudig ruimtegebruik

Door bij de inrichting van een plangebied ruimte voor verschillende functies te gebruiken, wordt er efficiënter omgegaan met de beschikbare ruimte. In voorliggend plan is er geen sprake van meervoudig ruimtegebruik.

Water als kans
Water in de vorm van vijvers, waterpartijen, al dan niet droogvallende sloten en dergelijke, kan een hoge belevingswaarde - en dus een toegevoegde waarde voor het plangebied - hebben. De bestaande vijver in het resterende deel van het plangebied wordt gedempt, maar de sloten aan de straatzijde blijven gehandhaafd.

Waterschapsbelangen
De waterschapsbelangen zijn gecheckt door middel van de online watertoets. Op onderhavig plan zijn geen belangen van toepassing.

5.3.7 Conclusie

Aan alle beleidsuitgangspunten van het waterschap wordt voldaan.

  • 1. Het vuile water wordt op het gemeentelijke rioolstelsel geloosd.
  • 2. Doordat het schone hemelwater ter plaatse wordt geïnfiltreerd, verlaat het water na realisatie van het plan het plangebied niet sneller dan thans het geval is. Hiermee is sprake van hydrologisch neutraal ontwikkelen.
  • 3. Er worden geen uitlogende materialen toegepast.
  • 4. De nieuwe verharde oppervlakken worden aangesloten op de nieuwe greppels.

Hoofdstuk 6 Financiële aspecten

6.1 Economische uitvoerbaarheid

Het plan betreft een particulier initiatief op eigen terrein, waarvan alle kosten en risico's voor rekening van de initiatiefnemer komen. Dat geldt ook voor mogelijke planschadevergoedingen waaromtrent een verhaalsovereenkomst met de gemeente is gesloten.

De gemeente is op grond van het bepaalde in afdeling 6.4 van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) verplicht een exploitatieplan vast te stellen. De initiatiefnemer en de gemeente hebben een overeenkomst afgesloten om het verhaal van kosten anderszins te verzekeren en inrichtingseisen vast te leggen. Hiermee wordt voldaan aan de voorwaarde uit artikel 6.12 lid 2 Wro en kan van het vaststellen van een exploitatieplan worden afgezien.

Het plan wordt economisch uitvoerbaar geacht.

6.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Het plan is informeel met de meeste omwonenden besproken. Daarbij staat reeds drie jaar een te koop bord op het perceel, dus de omgeving is op de hoogte van de plannen.

Hoofdstuk 7 Juridische aspecten

7.1 Algemeen

In dit hoofdstuk wordt toegelicht op welke wijze het plan juridisch is vertaald. Deze juridische vertaling is bindend.

Het bestemmingsplan bestaat uit:

  • de toelichting;
  • de planregels;
  • de verbeelding.

De toelichting heeft geen juridisch bindende werking. De toelichting heeft wel een belangrijke functie voor de onderbouwing van het plan en ook bij de verklaring van de bestemmingen en planregels, en in het bijzonder ten aanzien van de regels inzake nadere eisen en afwijkingen.

De planregels vormen de juridische regels voor gebruik van de gronden, de toegelaten bebouwing en het gebruik van aanwezige en/of op te richten bouwwerken.

De verbeelding geeft de geografische ligging van de bestemmingen en aanduidingen weer. De verbeelding vormt samen met de planregels het juridisch bindende deel van het bestemmingsplan.

Het bestemmingsplan voldoet aan de Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2012.

7.2 Afstemming met andere regelgeving

7.2.1 Welstandsnota

Bouwplannen worden niet alleen getoetst aan de paragraaf beeldkwaliteit en de regels van dit bestemmingsplan ten aanzien van:

  • gebruik, omvang en situering van gebouwen;
  • gebruik, omvang en situering van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen;
  • gebruik, omvang en situering van bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

maar worden daarnaast, voor zover van toepassing per geldend welstandsniveau, getoetst aan het gemeentelijk welstandsbeleid ten aanzien van:

  • aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen;
  • dakkapellen;
  • gevelwijzigingen;
  • erfafscheidingen;
  • reclame.

7.3 Planregels

De indeling van de planregels is als volgt.

Hoofdstuk 1 INLEIDENDE REGELS

Hoofdstuk 2 BESTEMMINGSREGELS

Hoofdstuk 3 ALGEMENE REGELS

Hoofdstuk 4 OVERGANGS- EN SLOTREGELS

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Begrippen (artikel 1 )
In dit artikel zijn de begrippen die in de planregels worden gehanteerd gedefinieerd. Bij de toetsing aan het bestemmingsplan moet worden uitgegaan van de in dit artikel aan de betreffende begrippen toegekende betekenis.

Wijze van meten (artikel 2 )
In dit artikel is aangegeven hoe de hoogte en andere maten, die bij het bouwen in acht genomen dienen te worden, gemeten moeten worden.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

De standaard opbouw van de bestemmingsregels conform de SVBP2012 betreft:

  • Bestemmingsomschrijving
  • Bouwregels
  • Nadere eisen
  • Afwijken van de bouwregels
  • Specifieke gebruiksregels
  • Afwijken van de gebruiksregels
  • Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
  • Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
  • Wijzigingsbevoegdheid

Per bestemming kunnen onderdelen, voor zover niet relevant, ontbreken.

In voorliggend bestemmingsplan zijn de volgende bestemmingen opgenomen:

Wonen (artikel 3)
De bestemming Wonen ligt over het gehele bestemmingsplan en bestaat uit twee bestemmingsvlakken. De bouwregels binnen deze bestemming maken de bouw van twee vrijstaande woningen mogelijk.

Waarde - Archeologie (artikel 4)
De bestemming Waarde - Archeologie waarborgt het behoud en de bescherming van de in de grond aanwezige of te verwachten archeologische waarden. In dit artikel zijn bouwregels opgenomen alsmede een omgevingsvergunningstelsel voor vergunningplichtige werken en werkzaamheden. Tevens is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om de dubbelbestemming aan te passen of te verwijderen.

In het vigerend bestemmingsplan geldt de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 3' waarbij een onderzoeksplicht is voor bodemverstorende werken en werkzaamheden met een oppervlakte van 250 m² en een diepte van meer dan 0,3 meter onder maaiveld. Uit archeologisch onderzoek is gebleken dat tot een diepte van 0,5 meter onder maaiveld geen archeologische waarden te verwachten zijn. De diepte in de regels is dan ook aangepast naar 0,5 meter onder maaiveld in plaats van 0,3 meter.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Anti-dubbeltelregel (artikel 5 )
In dit artikel is bepaald dat gronden, die al eens als berekeningsgrondslag voor bouwen hebben gediend, niet nogmaals als zodanig kunnen dienen.

Algemene afwijkingsregels (artikel 6 )
In dit artikel is een aantal algemene afwijkingsmogelijkheden opgenomen. Deze afwijkingen betreffen onder meer het overschrijden van de maximaal toegestane maten, afmetingen en percentages.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Overgangsrecht (artikel 7 )
Voor volgens de regels afwijkende bestaande bebouwing is voor de omvang, het onderhoud en de herbouw een overgangsregel opgenomen.
Het gebruik van de bebouwing daarentegen wordt indien mogelijk positief bestemd of indien noodzakelijk door handhaving aan de gebruiksregels van de betreffende bestemming aangepast.

Slotregel (artikel 8 )
Hier wordt vermeld onder welke naam de regels van dit bestemmingsplan kunnen worden aangehaald.

Hoofdstuk 8 Procedure

Het bestemmingsplan doorloopt de gebruikelijke procedure. De voorziene procedurestappen zijn:

  • 1. Terinzagelegging ontwerpbestemmingsplan
  • 2. Vaststelling door gemeenteraad
  • 3. Terinzagelegging vastgesteld bestemmingsplan

8.1 Terinzagelegging ontwerpbestemmingsplan

Het ontwerpbestemmingsplan "Schoolstraat 15 en 17" heeft met ingang van 3 oktober 2014 gedurende zes weken ter inzage gelegen.

Gedurende deze periode is één (pro forma) zienswijze ingekomen. Later is deze zienswijze ingetrokken.

8.2 Vaststelling door gemeenteraad

Op 18 december 2014 heeft de gemeenteraad het bestemmingsplan "Schoolstraat 15 en 17" gewijzigd vastgesteld.

De wijziging betreft het toegestane volume van de westelijk gelegen woning. Tijdens de ter inzage periode is namelijk geconstateerd dat de ingediende omgevingsvergunning voor het bouwen niet in overeenstemming was met het ontwerpbestemmingsplan. In het bestemmingsplan werd een woning van 750 m³ toegestaan, terwijl in de omgevingsvergunning een woning van bijna 900 m³ was opgenomen.

Het toestaan van woningen groter dan 750 m³ is in de Schijndelse praktijk niet gebruikelijk, maar niet onmogelijk. Initiatiefnemer en gemeente hebben afgesproken dat in ruil voor een extra (investering in de) kwaliteitsverbetering van het buitengebied in dit geval alsnog een inhoud van 900 m³ op te nemen in het bestemmingsplan (voor één van beide woningen). Het één en ander conform de uitgangspunten van de Nota Kwaliteitsverbetering die op 6 november 2014 door de gemeenteraad is vastgesteld.