direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Kom St. Willebrord, Dorpsstraat 113
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0840.2584K0044-ON01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

Voorliggend rapport betreft het bestemmingsplan "Kom St. Willebrord, Dorpsstraat 113" van de gemeente Rucphen.

1.1 Aanleiding en doel

Op de locatie aan de Dorpsstraat 113 is thans binnen de bestemming 'Dienstverlening' het voormalige kantoor van de Rabobank gevestigd. De initiatiefnemer is voornemens om de bestaande bebouwing te slopen en ter plaatse 34 appartementen te realiseren.

Het initiatief kan niet worden gerealiseerd op basis van het vigerende bestemmingsplan “Kom St. Willebrord”, omdat binnen de bestemming 'Dienstverlening' de bouw van reguliere woningen niet mogelijk is en de gewenste bebouwing buiten het bouwvlak valt. De gemeente Rucphen heeft aangegeven medewerking te willen verlenen aan het initiatief door middel van een herziening van het bestemmingsplan.

Voorliggend bestemmingsplan bevat de toelichting en de regels voor het planologisch mogelijk maken van 34 appartementen op de locatie aan de Dorpsstraat 113 te St. Willebrord. De bestaande nutsvoorziening, gesitueerd binnen het plangebied, zal niet aan verandering onderhevig zijn en wordt derhalve niet beschreven in het plan. Om deze locatie toch positief bestemd te laten zal deze nutsvoorziening in zowel de regels (behorende bij dit plan) als op de verbeelding zichtbaar zijn.

1.2 Ligging en kadastrale begrenzing

Onderstaande afbeelding geeft de topografische situatie weer.

afbeelding "i_NL.IMRO.0840.2584K0044-ON01_0001.jpg"

TOPOGRAFISCHE SITUATIE

Onderstaande afbeelding geeft de kadastrale situatie weer. Tevens is de plangrens van voorliggend bestemmingsplan ingetekend.

afbeelding "i_NL.IMRO.0840.2584K0044-ON01_0002.jpg"

KADASTRALE SITUATIE

De gronden zijn kadastraal bekend gemeente Rucphen, sectie D, nummers 7851 en 874. De oppervlakte van het plangebied bedraagt 4.532 m². De gronden zijn particulier in eigendom.

1.3 Vigerend bestemmingsplan

Ter plaatse van het plangebied vigeert het bestemmingsplan "Kom St. Willebrord", vastgesteld door de gemeenteraad d.d. 8 maart 2023. Onderstaande afbeelding geeft een uitsnede van de vigerende verbeelding. De ligging van het plangebied is aangegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0840.2584K0044-ON01_0003.jpg"

UITSNEDE VERBEELDING VIGEREND BESTEMMINGSPLAN

Ter plaatse van het plangebied gelden de enkelbestemmingen 'Dienstverlening', 'Bedrijf - Nutsvoorziening', 'Tuin' en 'Wonen'. De gronden binnen de bestemming 'Dienstverlening' zijn onder meer bestemd voor dienstverlenende bedrijven; wegen, paden, pleinen, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen en andere voorzieningen ten dienste van de bestemming. De gronden binnen de bestemming 'Bedrijf - Nutsvoorziening' zijn onder meer bestemd voor nutsvoorzieningen. De gronden binnen de bestemming 'Tuin' zijn onder meer bestemd voor tuinen, erven en verhardingen; parkeervoorzieningen, en; water en waterhuishoudkundige voorzieningen. De gronden binnen de bestemming 'Wonen' zijn onder meer bestemd voor wonen, met per woning de huisvesting van één huishouden, en; wegen, paden, pleinen, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen en andere voorzieningen ten dienste van de bestemming.

Binnen de bestemming 'Dienstverlening' is een bouwvlak aanwezig. Binnen dit bouwvlak dienen de hoofdgebouwen gerealiseerd te worden. Binnen dit bouwvlak is de maatvoeringsaanduiding 'maximum bouwhoogte: 10 m, maximum goothoogte: 6 m' opgenomen.

Tevens bevat het plangebied de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 4'. Deze dubbelbestemming verplicht archeologisch onderzoek bij bodemingrepen met een oppervlakte kleiner dan 500 m2 en dieper dan 0,50 meter. Dit staat nader beschreven in paragraaf 5.2.1.

Ten slotte bevat het plangebied de gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone - radar'. Deze gebiedsaanduiding zorgt voor beperkingen omtrent de hoogte van bouwwerken. Er mogen in deze zone geen bouwwerken worden opgericht hoger dan 90 meter.

Conclusie

Het initiatief is niet mogelijk binnen het vigerende bestemmingsplan "Kom St. Willebrord", omdat binnen de bestemming 'Dienstverlening' de bouw van reguliere woningen niet mogelijk is en de gewenste bebouwing niet binnen het vigerende bouwvlak past. Een herziening van het bestemmingsplan is noodzakelijk.

Hoofdstuk 2 Gebiedsanalyse

Dit hoofdstuk geeft een ruimtelijk-functionele analyse van het plangebied.

2.1 Wijdere omgeving

Het plangebied is gelegen in de gemeente Rucphen, een landelijke gemeente in het westen van de provincie Noord-Brabant. De gemeente telt 22.572 inwoners (CBS, 1 april 2019). De gemeente bestaat uit de kernen Rucphen, Sprundel, Schrijf, St. Willebrord en Zegge. Binnen de gemeente Rucphen zijn er veel verschillen in het ruimtelijk structuurbeeld aanwezig; iedere dorpskern heeft zijn eigen karakter.

De kern St. Willebrord is gelegen aan de zuidzijde van de A58. Aan de noordzijde van de kern ligt een spoorlijn, welke de Brabantse stedenrij met elkaar verbindt. De directe omgeving van St. Willebrord heeft een landelijk karakter. Ten westen en oosten van de kern liggen de steden Roosendaal en Etten-Leur. Ten zuiden ligt de kern Sprundel en ten noorden het dorp Hoeven, waar wegen zijn verbonden met de dorpsstraat van St. Willebrord.

2.2 Geschiedenis

De plaats waar nu St. Willebrord is gelegen was oorspronkelijk voornamelijk bedekt met veenlagen, die moerassig en ontoegankelijk waren. Bepalend voor de ontginning en de ontwikkeling van het gebied is de turfwinning geweest. Na 1250 was voor de groeiende stadsbevolking en voor de stedelijke nijverheid steeds meer brandstof aanwezig. Het veen werd afgegraven, gedroogd, in turven gesneden en per boot afgevoerd. Het vervoer gebeurde in speciaal gegraven kanaaltjes, moervaarten genoemd, en vervolgens met grotere schepen over de hoofdkanalen naar de steden. In de omgeving van St. Willebrord waren fijnmazige vaartenstelsels aanwezig. Nadat het veen was weggegraven, bleven de onderliggende zandgronden over. Er ontstond een vestigingspatroon van boerderijzwermen. De wat hogere gronden waren niet overal geschikt als landbouwgrond. Daar waren slechts kleine vruchtbare ‘landbouweilandjes’ gelegen tussen de heidevelden, afgegraven moeren en andere ‘woeste gronden’. St. Willebrord is rondom een dergelijk ‘landbouweilandje’ ontstaan. De heidevelden werden gebuikt voor het weiden van schapen. St. Willebrord is, in vergelijking met andere nabijgelegen nederzettingen, de jongste kern.

'T Heike

Pas rond 1600 vestigden zich op deze plek de eerste bewoners. De heidenederzetting die oorspronkelijk ’t Heike werd genoemd, bestond uit een groep verspreid liggende, kleine boerderijen. Nadat in 1842 een parochie werd gesticht en de naam werd gewijzigd in St. Willebrord, trad een verdichting van de bebouwing op in de directe omgeving van de Sint Willebrorduskerk. Kenmerkend voor de kern St. Willebrord is dat de huidige stedenbouwkundige structuur gedeeltelijk de verkavelingsstructuur van het agrarisch cultuurlandschap weerspiegelt. Bij de naoorlogse uitbreiding van het dorp is de bebouwing langs bestaande (land)wegen geplaatst en heeft uitbreiding voor een belangrijk deel kavelsgewijs plaatsgevonden. Het Processiepark van de Onze Lieve Vrouwekerk vormt het ruimtelijk centrum van het dorp.

Processiepark

Het centrum van de kern St. Willebrord is gelegen ter hoogte van het Processiepark (een Rijksmonument) en omgeving en kent een relatief jonge ontstaansgeschiedenis. De kaart uit 1870 toont een rechthoekig parkje met kloosterschool en de Willibrordus kerk, ter plekke van het huidige gemeenschapshuis de Lanteern. Het betreft een groene enclave te midden van een overwegend agrarisch landschap met verspreid aanwezige bebouwing. In 1885 werd de eerste Lourdesgrot gebouwd. Rond het jaar 1925 is de kerk, naar voorbeeld van de basiliek in Lourdes, en het bijna cirkelvormige processiepark gerealiseerd. Het Processiepark is dan, buiten de kerk, nog volledig onbebouwd. De cirkel takt aan op de Dorpsstraat, die is verdicht tot bebouwingslint. De toegang van het Processiepark is gericht op het westen, de gebedsruimte bevindt zich in het oosten. Rond het jaar 1989 verschijnt er op de historische kaarten bebouwing in het park. Bovendien is het oude klooster gesloopt. In de jaren ’90 verschijnt de bebouwing op de hoek van de Dorpsstraat en de Pastoor Bastiaansensingel. De algemene tendens heeft geleid tot een toenemende verstening en versnippering van het Processiepark. De afgelopen jaren is deze tendens enigszins gewijzigd door steeds meer sloop van bestaande bebouwing. Hieronder valt onder andere verhuziign van de apotheek en de huisarts, waarbij de bebouwing gesloopt is en daarvoor in de plaats groen is teruggekomen.

Om binnen onderhavig planvoornemen de cultuurhistorische waarden te borgen is een cultuurhistorische analyse uitgevoerd. In paragraaf 5.2.2 zal nader op deze analyse worden ingegaan.

2.3 Directe omgeving en plangebied

St. Willebrord, als één van de vijf kernen van gemeente Rucphen, telt 9.025 inwoners. Het onderhavige plangebied is gelegen aan de Dorpsstraat 113, in de kern van het dorp, grenzend aan het Processiepark en de Willibrordus kerk. Aan de noordoostzijde grenst het plangebied aan een woonbestemming. De overige zijden worden begrensd door groen en maatschappelijke bestemmingen.

Onderstaande afbeelding geeft de bestaande toestand van de directe omgeving en het plangebied weer.

afbeelding "i_NL.IMRO.0840.2584K0044-ON01_0004.png"

DIRECTE OMGEVING (BRON: APTO ARCHITECTS)

Ontsluiting

Onderhavig plangebied wordt momenteel middels één ontsluiting in oostelijke richting ontsloten op de Dorpsstraat.

Groen en water

In aansluiting op het Processiepark kent het plangebied een aantal solitaire bomen. Daarnaast is door overwoekering van het terrein, mede ontstaan door leegstand van het voormalige Rabobankgebouw, een wildgroei van beplanting ontstaan. Deze beplanting kan niet worden gerekend tot structurerend groen.

Hoofdstuk 3 Plan

In dit hoofdstuk is het initiatief beschreven. Aan de orde komen de bebouwing en functies, verkeer en parkeren, groen en water en duurzame en gezonde leefomgeving. Onderstaande afbeeldingen geven het stedenbouwkundig ontwerp weer.

afbeelding "i_NL.IMRO.0840.2584K0044-ON01_0005.png"  
afbeelding "i_NL.IMRO.0840.2584K0044-ON01_0006.png"  

STEDENBOUWKUNDIG ONTWERP (BRON: APTO ARCHITECTS)

3.1 Bebouwing en functies

3.1.1 Algemeen

Onderhavig planvoornemen betreft de realisatie van 34 appartementen op de locatie aan de Dorpsstraat 113, waar het voormalige kantoor van de Rabobank gevestigd is. De initiatiefnemer is voornemens om zich qua doelgroep te richten op gezinnen, senioren en starters.

De positie van de bebouwing is compact gehouden en gepositioneerd zodanig dat er een maximale afstand tot de kerk en het park behouden blijft. Het bouwvolume is opgeknipt in 3 delen die samen een ensemble vormen. De bovenste verdieping is teruggelegd.

Het appartementencomplex, bestaande uit drie volumes, is met elkaar verbonden middels een centrale galerij. Door de volumes te splitsen ontstaat er een open en groen gebied. De volumes worden trapsgewijs lager aan de zijde van het processiepark waardoor het geheel past in het groen en het landschap. Om een levendige mix te maken bestaan de drie volumes uit woningen over twee verdiepingen voor gezinnen en compacte starters- en senioren appartementen op één verdieping. Allen zijn verbonden door een centrale lift en galerijen op elke verdieping. Onderstaande afbeelding geeft een dwarsdoorsnede van het plan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0840.2584K0044-ON01_0007.png"  
afbeelding "i_NL.IMRO.0840.2584K0044-ON01_0008.png"  

DWARSDOORSNEDE PLAN (BRON: APTO ARCHITECTS)

In de doorsnede is zichtbaar hoe de begane grond appartementen het parkeren en voorzieningen als bergingen, fietsparkeren en afvalopslag verbergt voor de buitenwereld. De getrapte verdiepingen komen duidelijk naar het park toe en de topverdieping is teruggelegd om de visuele impact van de topverdieping te beperken. De ambitie is om het nieuwe appartementencomplex te laten dienen als schakel tussen het processiepark en het centrum van het dorp. Hierin staan een drietal aspecten centraal.

Samen aangenaam wonen

Door de woningen zo te ontwerpen dat mensen elkaar ontmoeten en zicht hebben op de openbare ruimte, wordt gestreefd om sociale veiligheid te creëren. Op die manier leert men elkaar kennen en ontstaat een buurtgevoel. Wanneer men ook functies of ruimten deelt geeft dit nog meer betrokkenheid.

Om samen aangenaam te wonen is een prettige gezamenlijk binnengebied van belang. Om dit te bereiken wordt gebruik gemaakt van leefgalerijen die de woningen ontsluiten. Deze leefgalerij ligt rond het gezamenlijke binnengebied dat direct uitzicht biedt en verbonden is met het processiepark en de Willibrorduskerk. Dit binnengebied bestaat uit houten materialen en groene beplanting, die zorgen voor een aangename en gezellige omgeving.

Het bouwvolume heeft een binnenwereld waar sociale interactie tussen bewoners gestimuleerd wordt en waar een veilige en prettige leefomgeving is gecreëerd, zoals op onderstaande afbeelding is weergegeven. Het binnengebied is uitgevoerd in natuurlijke materialen. De galerij is van hout en het groen sluit aan bij het naast gelegen park.

afbeelding "i_NL.IMRO.0840.2584K0044-ON01_0009.png"

WEERGAVE BINNENWERELD (BRON: APTO ARCHITECTS)

Wonen aan het park

De locatie ligt in het groene hart van St. Willebrord en tegen het processiepark aan. De huidige locatie heeft een groen karakter door grote bomen die op de overgang naar het Processiepark staan en de bomenrij langs de Pastoor Bastiaansensingel en de Dorpsstraat. De bebouwing wordt zodanig geplaatst dat een maximaal gedeelte van het kavel groen kan blijven en het kavel gaat versmelten met het park.

Ook is het volume compact en is het parkeren grotendeels geïntegreerd in het bouwvolume, hierdoor is een ruime groene ruimte van meer dan 30 meter breed aan de westzijde behouden die verbonden is met het park. Het getrapte volume opent zich naar het park toe.

Een thuis voor iedereen

Net zoals St. Willebrord zelf, bestaat de doelgroep uit verschillende leeftijdsgroepen en huishoudentypes. Om een weerspiegeling van het dorp te geven wordt ingezet op een mix van verschillende leeftijden. Zo ontstaat er een dynamisch buurtgevoel en is er een thuis voor iedereen.

In het voorstel zijn drie typen appartementen opgenomen voor drie verschillende doelgroepen:

  • 1. gezinswoningen over twee verdiepingen;
  • 2. ruime twee slaapkamer appartementen met een indeling waarbij optimaal van licht en uitzicht genoten kan worden (starters);
  • 3. compacte appartementen op de bovenste verdieping voor ouderen.

De verschillende typen appartementen zijn verdeeld over het bouwvolume. De begane grond en eerste verdieping zijn voor gezinnen. Op de topverdieping liggen de compacte appartementen die ideaal zijn voor senioren en in de tussengelegen verdiepingen zijn de ruime tweekamerappartementen gepositioneerd.

Binnentuin

Het processiepark kenmerkt zich door de open ruimtes met lage begroeiing en gras en het feit dat het park doorwaadbaar is. Deze karakteristieken worden behouden door het introduceren van een opgetilde binnentuin met geïntegreerd parkeren. Dit zorgt voor:

  • Doorwaardbare ruimte tussen de gebouwen voor bewoners en omwonenden naar het park;
  • Geen parkeerveld in het uitzicht voor de bewoners of de bewoners / passanten vanuit de omgeving;
  • Het park wordt doorgetrokken tot aan de straat i.p.v. een gesloten ruimte met auto's.

3.1.2 Specifieke indeling
3.1.2.1 Begane grond

Op de begane grond wordt de straat geactiveerd door het plaatsen van appartementen (type A, B en C) met de entree aan de straat. De typen A en C betreffen éénlaagse appartementen met een oppervlakte van 76 tot 91 m². De (gezins)appartementen (type B) hebben twee verdiepingen (117 m²) met een woonkeuken en huiskamer op de begane grond en twee slaapkamers en woonkamer op de eerste verdieping. Onderstaande afbeelding geeft een weergave van de indeling van de gezinsappartementen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0840.2584K0044-ON01_0010.png"   afbeelding "i_NL.IMRO.0840.2584K0044-ON01_0011.png"  

INDELING GEZINSWONING, WAARVAN DE 2E LAAG OP DE 1E VERDIEPING LIGT (BRON: APTO ARCHITECTS)

Het bouwvolume is zodanig geplaatst dat de bomenrij langs de Pastoor Bastiaansensingel en de Dorpsstraat zullen worden verwijderd. Aan de westzijde van het volume is een ruime groenstructuur voorzien (breedte van circa 30 meter). Deze gronden zullen na afronding overgedragen worden aan de gemeente Rucphen. Hiermee zal deze strook effectief onderdeel gaan uitmaken van het Processiepark. Onderhavig planvoornemen leidt hierin, naast een woningbouwontwikkeling, ook tot de vergroting van het bestaande Processiepark.

Het bezoekersparkeren is buiten aan de noordzijde gepositioneerd. Het parkeren voor de bewoners is in het bouwvolume opgenomen. Hierdoor hebben de bewoners een veilige en droge parkeerplek. Ook zijn hier de bergingen gepositioneerd en de vuilnisopslag. Om een actieve plint naar het openbaar gebied te garanderen zijn er woningen rondom geplaatst die de entree via een houten terras aan de straatzijde en in het park hebben. Op de hoek van de Pastoor Bastiaansensingel en de Dorpsstraat is de hoofd entree gesitueerd waar ook de postbussen staan. De galerij aan de binnenzijde van het blok is ook via de twee trappen te bereiken waardoor er een directe verbinding door het blok ligt naar het park toe. Onderstaande afbeelding geeft een bovenaanzicht (plattegrond) van de begane grond.

afbeelding "i_NL.IMRO.0840.2584K0044-ON01_0012.png"

BOVENAANZICHT BEGANE GROND (BRON: APTO ARCHITECTS)

3.1.2.2 1e en 2e verdieping

Via de twee trappen is het dek op de eerste verdieping verbonden met de straat en het park. Deze binnenwereld is levendig en groen en stimuleert sociale interactie (middels toevallige dan wel geplanden ontmoetingen) tussen de bewoners. Door het dek is het parkeren verborgen in het gebouw. De twee trappen verbindt het dek met de omgeving, maar breekt het volume ook op in een meer menselijke schaal. Op deze verdieping zijn de bovenruimten van de gezinswoningen (type B) aanwezig en de standaard galerijwoningen (type D, E en F).

afbeelding "i_NL.IMRO.0840.2584K0044-ON01_0013.png"

BOVENAANZICHT 1E VERDIEPING (BRON: APTO ARCHITECTS)

De standaard galerijwoningen hebben een oppervlakte tussen de 63 en 91 m². Om de leefgalerij optimaal te activeren is de keuken aan deze galerij geplaatst. De woonkamer is juist naar de buitenzijde gericht richting het park of de straat. Doordat twee zijdes open zijn vloeit er licht door het gehele appartement. Eén slaapkamer is aan de galerij zijde en één aan de tuin of straatzijde.

afbeelding "i_NL.IMRO.0840.2584K0044-ON01_0014.png"

INDELING GALERIJWONING (BRON: APTO ARCHITECTS)

De galerij en buitentrappen verbinden de woningen (op de 2e verdieping) op de verschillende verdiepingen met elkaar. Aan de zijde van het park en de Willibrorduskerk ligt het gebouw terug vanaf de tweede verdieping waardoor het gebouw zich opent naar het park en deze groene wereld omarmt en naar binnentrekt. Op deze verdieping zijn enkel galerijwoningen (typen D, E, F en G) gesitueerd. Deze appartementen hebben een oppervlakte tussen de 63 en 90 m²).

afbeelding "i_NL.IMRO.0840.2584K0044-ON01_0015.png"

BOVENAANZICHT 2E VERDIEPING (BRON: APTO ARCHITECTS)

3.1.2.3 3e verdieping

De derde verdieping is alleen op de twee delen op de hoek van de Pastoor Bastiaansensingel en de Dorpsstraat gesitueerd. Het volume trapt hierdoor nog meer af richting het park. Om de impact van de gebouwvolumes vanaf de openbare ruimte te reduceren zijn ze langs de straatzijde 1,5 meter teruggelegd. De appartementen zijn zodanig ontworpen dat optimaal van het uitzicht en het balkon genoten kan worden. Deze appartementen (typen F en H) zijn iets compacter en gericht op senioren (oppervlakte tussen de 46 en 69 m²).

afbeelding "i_NL.IMRO.0840.2584K0044-ON01_0016.png"

BOVENAANZICHT 3E VERDIEPING (BRON: APTO ARCHITECTS)

3.1.2.4 Beeldkwaliteitsplan

In het kader van deze ontwikkeling heeft Apto Architects een beeldkwaliteitsplan opgesteld, rapport: ''St. Willebrord; Beeldkwaliteitsplan Dorpsstraat 113'' (20 november 2023). Dit rapport is bijgevoegd als bijlage 1.

In dit beeldkwaliteitsplan wordt ingegaan op de geldende criteria rondom het bouwplan. De volgende thema's worden hierin onderscheiden:

  • Architectuur en orientatie (grenzend aan het processiepark, handhaven bomencollectief, relatie omliggende gebouwen en passend binnen gebouwde context en functie);
  • Bouwmassa (hoge eisen aan architectuur en inpassing, bebouwing als geheel ontworpen, massa en vorm bestaat uit meerdere geschakelde gebouwen en massa sluit aan op korrelgrootte van individuele vrijstaande bebouwing aan de Pastoor Bastiaansensingel);
  • Bouwhoogte (hoogte in maximaal 4 lagen denkbaar);
  • Rooilijn (rooilijn naastgelegen bebouwing is leidend);
  • Bijgebouwen (bebouwing dient als geheel te worden ontworpen zonder vrijstaande bijgebouwen);
  • Materialisatie en kleurgebruik (wenselijk om gevelbeeld in baksteen uit te werken en variatie kan gezocht worden in legrichting, patronen en verschillende type baksteen), en;
  • Erfafscheiding (belangrijk is de overang naar openbare ruimte, voortborduren op profiel van de Dorpsstraat en groene buffer wenselijk om de overgang van wonen naar trottoir zacht te maken).

Nadere detaillering is uitgewerkt in het beeldkwaliteitsplan, bijgevoegd als bijlage 1. Het beeldkwaliteitsplan wordt juridisch geborgd middels een regeling in de regels behorende bij dit bestemmingsplan.

3.2 Verkeer en parkeren

3.2.1 Verkeersgeneratie

De realisatie van 34 woningen (appartementen) heeft invloed op de verkeersgeneratie. De gemeente Rucphen heeft hiertoe de 'Nota Parkeernormen Rucphen 2017' vastgesteld. Deze publicatie bevat kencijfers voor de verkeersgeneratie van diverse functies. De kern St. Willebrord wordt binnen de gemeente Rucphen aangeduid als 'weinig stedelijk gebied', waarin de locatie van het plangebied binnen de kern St. Willebrord tot 'het centrum' behoort.

Om de verkeersgeneratei van de huidige situatie van het plangebied te bepalen, wordt het voormalige kantoor van de Rabobank aangeduid als 'Kantoor met baliefunctie / commerciële dienstverlening'. In de tabel hieronder is de berekening van de verkeersgeneratie per etmaal uiteengezet.

HUIDIGE SITUATIE

Onderdeel   Verkeersgeneratie   Aantal   Totaal  
Kantoor met baliefunctie / commerciële dienstverlening   11,7 per 100 m²   625 m²   73,1  
Totaal       73,1  

Op basis van bovenstaande tabel kan worden gesteld dat de huidige planologische situatie gemiddeld zorgt voor 73 motorvoertuigbewegingen per etmaal.

Om de verkeersgeneratie in de nieuwe situatie van het plangebied te bepalen, worden de woningen aangeduid als 'Koop, etage midden' en 'Koop, etage goedkoop'. In de tabel hieronder is de berekening van de verkeersgeneratie per etmaal uiteengezet.

NIEUWE SITUATIE

Onderdeel   Verkeersgeneratie   Aantal   Totaal  
Koop, etage midden   5,8 per woning   4 woningen   23,2  
Koop, etage goedkoop   5,2 per woning   30 woningen   156,0  
Totaal       179,2  

Op basis van bovenstaande tabel kan worden gesteld dat de nieuwe situatie gemiddeld zorgt voor 179 motorvoertuigbewegingen per etmaal.

Conclusie

De verkeersaantrekkende werking van het voorliggende plan bedraagt 106 motorvoertuigbewegingen per etmaal. Dit betekent een relatief geringe toename van het verkeer op de Dorpsstraat. De capaciteit van de Dorpsstraat en omliggende straten is voldoende om het verkeer te kunnen verwerken.

3.2.2 Parkeren

Het voorzien in voldoende parkeerplaatsen is noodzakelijk voor het goed functioneren van het plangebied en voorkomt overlast voor de omgeving. De gemeente Rucphen heeft hiertoe het bestemmingsplan ''Parapluplan Parkeren en Overgangsrecht Rucphen'' vastgesteld. Binnen dit bestemmingsplan wordt de 'Nota Parkeernormen Rucphen 2017' van toepassing verklaard. De kern St. Willebrord wordt binnen de gemeente Rucphen aangeduid als 'weinig stedelijk gebied', waarin de locatie van het plangebied binnen de kern St. Willebrord tot 'het centrum' behoort.

Om het aspect 'parkeren' in de nieuwe situatie van het plangebied te bepalen, worden de woningen aangeduid als 'Koop, etage midden' en 'Koop, etage goedkoop'. In de tabel hieronder is de berekening van het aspect 'parkeren' uiteengezet.

Onderdeel   Parkeervraag   Aantal   Totaal  
Koop, etage midden   1,4 per woning (inclusief bezoekers)   4 woningen   5,6  
Koop, etage goedkoop   1,3 per woning (inclusief bezoekers)   30 woningen   39,0  
Totaal       44,6  

Op basis van bovenstaande tabel kan worden gesteld dat de nieuwe situatie ten minste moet voorzien in 45 parkeerplaatsen. Middels voorliggend planvoornemen wordt voorzien in 45 parkeerplaatsen op eigen terrein. Hiermee wordt voldaan aan het aspect 'parkeren'. Op onderstaande afbeelding zijn de 45 parkeerplaatsen ingetekend.

afbeelding "i_NL.IMRO.0840.2584K0044-ON01_0017.png"

WEERGAVE PARKEERPLAATSEN (BRON: APTO ARCHITECTS)

3.2.3 Ontsluiting

Onderhavig planvoornemen maakt gebruik van de bestaande ontsluiting op de Dorpsstraat. Middels het planvoornemen zullen planologisch geen extra ontsluitingen worden mogelijk gemaakt.

3.3 Groen en water

De opdrachtgever is voornemens om de gronden ten westen van het appartementencomplex (in lijn met de grens van de balkons) toe te voegen aan het Processiepark. Deze gronden worden hiermee onderdeel van het openbare groen (overdracht aan de gemeente). Daarnaast is de opdrachtgever voornemens om de bomen aan de parkzijden (noord- en westkant) te behouden.

Uit het uitgevoerde Bomen Effecten Analyse (BEA), bijgevoegd als bijlage 2, volgt dat de beoogde (bouw)plannen en bijbehorende werkzaamheden geen negatieve invloed hebben op de te behouden bomen. Ten slotte is de opdrachtgever voornemens om het 'groene dek' (binnentuin behorende bij het appartementencomplex) en de daken (op de locaties zonder terrassen en/of zonnepanelen) groen aan te kleden.

3.4 Duurzame en gezonde leefomgeving

Een duurzame en gezonde leefomgeving is belangrijk voor het goed functioneren van mens en natuur. Bij ruimtelijke ontwikkelingen is het van belang te werken aan instandhouding of verbetering van de kwaliteit van de leefomgeving en moet schade en overlast voorkomen worden. Daarbij moet rekening worden gehouden met toekomstige veranderingen, verwachtingen en onzekerheden; denk daarbij aan klimaatveranderingen, technologische doorbraken en politieke onzekerheid. Goede stedenbouwkundige plannen en bouwplannen geven hieraan een passende invulling. Daarbij wordt onderscheid gemaakt in energietransitie en klimaatbestendigheid.

3.4.1 Energietransitie

Nederland heeft de ambitie om in 2050 energieneutraal te zijn en om de uitstoot van CO2 drastisch te verminderen. Om dit te kunnen realiseren zijn grote en kleine veranderingen nodig: de energietransitie. De omschakeling van het gebruik van fossiele brandstoffen naar meer duurzame vormen van energie is de grootste omslag, maar we zullen er ook bewust van moeten zijn dat we anders moeten gaan kijken naar ons energieverbruik. De energietransitie heeft ook een ruimtelijke inslag: het bestaand stedelijk gebied en buitengebied moeten (steden)bouwkundig worden aangepast en nieuwe ontwikkelingen worden toekomstbestendig ontwikkeld.

Onderhavig plan draagt op de volgende wijzen bij aan de energietransitie:

  • de woningen worden 'aardgasvrij' gebouwd;
  • er wordt gebruikt gemaakt van aardwarmte, warmte-koude opslag, lucht warmte-koude opslag, of andere vormen van duurzame energie;
  • de woningen worden volgens het BENG-principe gebouwd;
  • de woningen worden voorzien van PV-panelen.

3.4.2 Klimaatbestendigheid

Klimaatverandering is merkbaar en heeft steeds meer een effect op ons dagelijks leven. De zomers worden langer, heter en droger, en áls er regen valt dan komt die vaak in grote hoeveelheden. De winters worden warmer en natter. Dit heeft effect op het woon- en leefklimaat door hittestress, periodes van droogte en een verandering van de biodiversiteit. Door met het stedenbouwkundig plan en bouwplan rekening te houden met het veranderende klimaat, kan overlast worden voorkomen en is er sprake van een klimaatbestendige ontwikkeling.

Onderhavig plan voorziet hier op de volgende wijze in:

  • waterberging op eigen terrein;
  • zo min mogelijk verharding;
  • aantrekkelijk verblijfsklimaat voor de gebruikers, gebiedseigen planten en dieren;
  • groen / bomen aanleggen ten behoeve van opname van stikstof en CO2, het vast houden van water en het tegengaan van hittestress.

Hoofdstuk 4 Beleid

In dit hoofdstuk wordt het plan getoetst aan het relevante vigerende beleid. Achtereenvolgens komt aan de orde het beleid op:

  • nationaal niveau;
  • provinciaal niveau;
  • gemeentelijk niveau.

4.1 Nationaal niveau

4.1.1 Nationale omgevingsvisie (NOVI)

Vooruitlopend op de inwerkingtreding van de Omgevingswet heeft het Rijk de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) vastgesteld als opvolger van de SVIR. In dit strategisch beleidsdocument schetst de overheid een duurzaam perspectief voor de leefomgeving. Nederland staat de komende jaren voor grote opgaven: de bouw van 1 miljoen nieuwe woningen, duurzame energie opwekken, klimaatverandering, en de overgang naar een circulaire economie vragen meer ruimte dan er beschikbaar is. Daarom moeten er keuzes worden gemaakt om Nederland ook voor toekomstige generaties veilig, gezond en welvarend te houden. In dit licht zijn de NOVI de nationale belangen opnieuw gedefinieerd:

  • 1. Bevorderen van een duurzame ontwikkeling van Nederland als geheel en van alle onderdelen van de fysieke leefomgeving;
  • 2. Realiseren van een goede leefomgevingskwaliteit;
  • 3. Waarborgen en versterken van grensoverschrijdende en internationale relaties;
  • 4. Waarborgen en bevorderen van een gezonde en veilige fysieke leefomgeving;
  • 5. Zorg dragen voor een woningvoorraad die aansluit op de woonbehoeften;
  • 6. Waarborgen en realiseren van een veilig robuust en duurzaam mobiliteitssysteem;
  • 7. In stand houden en ontwikkelen van de hoofdinfrastructuur voor mobiliteit;
  • 8. Waarborgen van een goede toegankelijkheid van de leefomgeving;
  • 9. Zorg dragen voor nationale veiligheid en ruimte bieden voor militaire activiteiten;
  • 10. Beperken van klimaatverandering;
  • 11. Realiseren van een betrouwbare, betaalbare en veilige energievoorziening die in 2050 CO2-arm is en de daarbij benodigde infrastructuur;
  • 12. Waarborgen van de hoofdinfrastructuur voor transport van stoffen via (buis)leidingen;
  • 13. Realiseren van een toekomstbestendige circulaire economie;
  • 14. Waarborgen van de waterveiligheid en de klimaatbestendigheid (inclusief vitale infrastructuur voor water en mobiliteit);
  • 15. Waarborgen van een goede waterkwaliteit, duurzame drinkwatervoorziening en voldoendebeschikbaarheid van zoetwater;
  • 16. Waarborgen en versterken van een aantrekkelijk ruimtelijk-economisch vestigingsklimaat;
  • 17. Realiseren en behouden van een kwalitatief hoogwaardige digitale connectiviteit;
  • 18. Ontwikkelen van een duurzame voedsel- en agroproductie;
  • 19. Behouden en versterken van cultureel erfgoed en landschappelijke en natuurlijke kwaliteiten van (inter)nationaal belang;
  • 20. Verbeteren en beschermen van natuur en biodiversiteit;
  • 21. Ontwikkelen van een duurzame visserij.

Analyse

Het voorgenomen initiatief is in lijn met de Omgevingsvisie en geeft invulling aan het realiseren van een goede leefomgevingskwaliteit en het waarborgen en bevorderen van een gezonde en veilige fysieke leefomgeving. Bij de planvorming wordt rekening gehouden met de diverse milieuaspecten, landschap, water, natuur en cultuurhistorie, geheel in lijn met de NOVI.

Conclusie
Het initiatief voldoet aan de 'Nationale Omgevingsvisie (NOVI)'.

4.1.2 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) geeft een integraal kader voor het ruimtelijk beleid en mobiliteitsbeleid op rijksniveau, en is de 'kapstok' voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties. In de SVIR worden de ambities van het Rijk tot 2040 geschetst, alsmede doelen, belangen en opgaven tot 2028. In de SVIR kiest het Rijk voor minder nationale belangen en eenvoudiger regelgeving.

De reeds ingezette trend om aan de provincies en gemeenten ruimte te laten inzake de ruimtelijke ontwikkelingen wordt versterkt in de SVIR.

De SVIR bevat 13 nationale belangen die worden beschermd middels het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening. Het gaat onder meer om militaire objecten en terreinen, de grote rivieren en het Natuurnetwerk Nederland. Voor onderhavig plan zijn geen van de nationale belangen aan de orde.

4.1.3 Beleid en ministeriële regeling algemene regels ruimtelijke ordening (Barro, Rarro), 2012

Het Rijk heeft in de hiervoor genoemde SVIR vastgesteld dat voor een beperkt aantal onderwerpen de bevoegdheid om algemene regels te stellen zou moeten worden ingezet. De SVIR bepaalt welke kaderstellende uitspraken zodanig zijn geformuleerd dat deze bedoeld zijn om beperkingen te stellen aan de ruimtelijke besluitvormingsmogelijkheden op provinciaal en gemeentelijk niveau. Ten aanzien daarvan is een borging door middel van normstelling, gebaseerd op de Wet ruimtelijke ordening, gewenst. Die uitspraken onderscheiden zich in die zin dat van de provincies en de gemeenten wordt gevraagd om de inhoud daarvan te laten doorwerken in de ruimtelijke besluitvorming. Zij zijn dus concreet normstellend bedoeld en worden geacht direct of indirect door te werken tot op het niveau van de lokale besluitvorming, zoals de vaststelling van bestemmings- en wijzigingsplannen.

Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) bevestigt in juridische zin die kaderstellende uitspraken. Op 30 december 2011 is het Barro in werking getreden met daarin een regeling voor een beperkt aantal onderwerpen. Op 1 oktober 2012 is het besluit aangevuld met regels voor de andere beleidskaders uit de SVIR en tevens uit het Nationaal Waterplan en het Derde Structuurschema Elektriciteitsvoorziening. Door de nationale belangen vooraf in bestemmingsplannen te borgen, wordt met het Barro bijgedragen aan versnelling van de besluitvorming bij ruimtelijke ontwikkelingen en vermindering van de bestuurlijke drukte. Een aantal onderwerpen is geregeld in de bij het Barro behorende Regeling algemene regels ruimtelijke ordening (Rarro).

Analyse

Voorliggend plangebied is gelegen binnen het radarverstoringsgebied van radarstation Herwijnen en het radarstation op vliegbasis Woensdrecht. Rondom deze radarstations mogen geen bestemmingen opgenomen worden die het oprichten van bouwwerken mogelijk maken die door hun hoogte onaanvaardbare gevolgen kunnen hebben voor de werking van de radar. In het radarverstoringsgebied van Herwijnen is de maximale hoogte van windturbines gesteld op 90 meter ten opzichte van NAP. De maximale toegestane hoogte van bouwwerken in het radarverstoringsgebied van radarstation Woensdrecht bedraagt 113 meter boven N.A.P. In het onderhavige plan wordt geen bebouwing mogelijk gemaakt boven de genoemde hoogtes. Het initiatief heeft daarmee geen gevolgen voor het radarstation.

Voor het plangebied geldt verder dat er regels zijn opgenomen inzake de uitoefening van het vliegverkeer vanaf luchthaven Breda International Airport. De aanduiding 'luchtvaartverkeerzone - 3' zoals opgenomen in dit bestemmingsplan komt hieruit voort en stelt beperkingen aan de hoogtematen ter plaatse van het plangebied: de bouwhoogte mag maximaal circa 54,14 meter bedragen. De beoogde situatie ziet echter niet toe op dergelijke hoogtes zoals begrensd. Het is dus niet van invloed op onderhavig planvoornemen. Met het onderhavige bestemmingsplan is de gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone - obstakelbeheerzone' opgenomen ter bescherming van de obstakelbeheerzone.

Voor het overige zijn er ten aanzien van het onderhavige plan geen regels uit het Barro en de Rarro van toepassing, aangezien er bij onderhavige ontwikkeling geen nationale belangen of nationaal aangewezen gebieden zijn gemoeid.

Conclusie

Geconcludeerd kan worden dat onderhavige ontwikkeling passend is binnen de regels zoals gesteld in het Barro en de Rarro.

4.1.4 Besluit ruimtelijke ordening: Ladder voor Duurzame Verstedelijking

Met het doel de ruimte zorgvuldig en duurzaam te gebruiken, is de Ladder voor Duurzame Verstedelijking opgesteld. Deze is verankerd in artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (versie 1 juli 2017). Bij nieuwe stedelijke ontwikkelingen moet worden aangetoond dat deze voorzien in een behoefte, en moet - in geval van de ontwikkeling buiten bestaand stedelijk gebied plaatsvindt - een motivering worden opgenomen waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.


Nieuwe stedelijke ontwikkeling

Alvorens te toetsen aan de Ladder dient te worden vastgesteld of sprake is van een stedelijke ontwikkeling. Dit begrip is in artikel 1.1.1, eerste lid, aanhef en onder i, Bro. Bro gedefinieerd als ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen. Ten aanzien van de tot dusver gevormde jurisprudentie ten aanzien van het begrip 'stedelijke ontwikkeling' blijkt dat de omvang van de ontwikkeling een rol speelt. Is sprake van een kleinschalige ontwikkeling, dan kan weliswaar sprake zijn van een stedelijke ontwikkeling, maar kan dergelijke ontwikkeling als te kleinschalig worden aangemerkt om te worden aangemerkt als stedelijke ontwikkeling als bedoeld in artikel 1.1.1, eerste lid, aanhef en onder i, Bro. Bro. In de literatuur wordt bij voorziene ontwikkelingen met betrekking tot woningbouw gesproken over een daadwerkelijke ondergrens. Volgens vaste jurisprudentie zijn elf woningen (welke op één dezelfde locatie worden gerealiseerd) het maximale aantal woningen wat door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) als te kleinschalig wordt geacht om als een stedelijke ontwikkeling te kunnen worden gekwalificeerd (ABRvS 18 november 2015, ECLI:NL:RVS:2015:3542, r.o. 8.2.). Het minimale aantal woningen wat gerealiseerd moet worden (op dezelfde locatie) om als stedelijke ontwikkeling te worden gekwalificeerd is aldus twaalf (ABRvS 22 juli 2015, ECLI:NL:RVS:2015:2329, r.o. 6.3).

Betekenis voor het plangebied 

Toepassing van de 'ladder voor duurzame verstedelijking' houdt een antwoord op de volgende rechtsvragen in. Indien een rechtsvraag positief kan worden beantwoord, dient de 'ladder' verder te worden doorlopen. Indien een rechtsvraag negatief wordt beantwoord, dan is de 'ladder' niet (verder) van toepassing dan wel kan niet aan de 'ladder voor duurzame verstedelijking' worden voldaan.

  • a. Voorziet het onderhavige besluit in een stedelijke ontwikkeling?
  • b. Voorziet het onderhavige besluit in een nieuwe stedelijke ontwikkeling?
  • c. Is er sprake van een behoefte aan de voorziene ontwikkeling?
  • d. Is de voorziene ontwikkeling gelegen buiten bestaand stedelijk gebied?
  • e. Is het mogelijk om de voorziene ontwikkeling binnen bestaand stedelijk gebied te realiseren?

  • a. Voorziet het onderhavige besluit in een stedelijke ontwikkeling?

Uit de 'overzichtsuitspraak' van de ABRvS blijkt dat wanneer een ruimtelijk besluit voorziet in méér dan 11 woningen die gelet op hun onderlinge afstand als één woningbouwlocatie zijn aan te merken, deze ontwikkeling in beginsel als een stedelijke ontwikkeling dient te worden aangemerkt. Ten aanzien van andere vormen van gebruik van gronden dan ten behoeve van het wonen geldt dat indien het ruimtelijk besluit voorziet in een terrein met een ruimtebeslag van meer dan 500 m² of in een gebouw met een bruto-oppervlakte groter dan 500 m², deze ontwikkeling in beginsel als een stedelijke ontwikkeling dient te worden aangemerkt.

Voorliggend plan voorziet in de realisatie van in totaal 34 woningen (appartemten), ter plaatse van het voormalige kantoor van de Rabobank binnen de bestemming 'Dienstverlening'. Aangezien het plangebied de bestemming 'Dienstverlening' heeft, zijn er nog geen reguliere burgerwoningen voorzien en betreft voorliggende ontwikkeling een toename van 34 woningen. Het planvoornemen valt onder de definitie van een 'stedelijke ontwikkeling'.

  • b. Voorziet het onderhavige besluit in een nieuwe stedelijke ontwikkeling?

Uit de ‘overzichtsuitspraak’ van de ABRvS blijkt dat van een ‘nieuwe’ stedelijke ontwikkeling kan worden gesproken als uit een onderling samenhangende beoordeling van het ruimtelijke besluit, in vergelijking met het voorgaande planologische regime, blijkt dat sprake is van een functiewijziging en dat sprake is van een groter planologisch beslag op de ruimte.

Het plangebied heeft de bestemming ‘Dienstverlening'. Gronden met deze bestemming zijn met name bedoeld voor de uitoefening van dienstverlenende activiteiten. Burgerbewoning is ter plaatse niet toegestaan. Het onderhavige ruimtelijk besluit maakt ter plaatse van het plangebied de bouw van maximaal 34 woningen mogelijk. Gelet hierop is sprake van een functiewijziging en vindt tevens een vergroting van het planologisch beslag op de ruimte plaats. De ‘ladder voor duurzame verstedelijking’ moet verder worden doorlopen.

  • c. Is er sprake van een behoefte aan de voorziene ontwikkeling?

Uit de 'overzichtsuitspraak' van de ABRvS blijkt dat, indien sprake is van een 'nieuwe stedelijke ontwikkeling', de behoefte aan de nieuwe stedelijke ontwikkeling in het ruimtelijk besluit dient te worden beschreven. Het kan hierbij zowel gaan om een kwantitatieve behoefte als een kwalitatieve behoefte. De beschrijving van de behoefte dient te worden gebaseerd op voldoende actuele, concrete en zo mogelijk cijfermatige gegevens. Het is niet in strijd met art. 3.1.6, lid 2 Bro als voor de onderbouwing van de behoefte in het ruimtelijk besluit wordt verwezen naar een of meer onderzoeksrapporten of beleidsdocumenten.

Uit jurisprudentie blijkt dat de actuele behoefte aan woningen kan worden onderbouwd met gebruikmaking van regionale woningbouwafspraken (o.m. 25 oktober 2017, ECLI:NL:RVS:2017:2908, r.o. 10.2).

Brabantse Agenda Wonen

Gedeputeerde Staten van de provincie Noord-Brabant hebben op 19 september 2017 de Brabantse Agenda Wonen vastgesteld. Dit is een agenda op hoofdlijnen, waarvan de actielijnen en richtinggevende principes de leidraad vormen voor de regionale samenwerking tussen gemeenten. Hierin zijn de volgende vier actielijnen vastgesteld:

  • accent op duurzame verstedelijking;
  • meer nadruk op de bestaande woningvoorraad;
  • inzetten op een vraaggericht, flexibel planaanbod met ruimte voor nieuwe woonvormen;
  • versterken van de regionale samenwerking en vernieuwen van regionale woningbouwafspraken.

Als richtinggevende principes hierbij zijn benoemd:

  • optimaal inzetten op inbreiden, herstructureren en transformeren;
  • ruim baan voor 'goede' woningbouwplannen;
  • woningvoorraad verduurzamen en geschikt maken voor mensen met zorgvraag;
  • vraaggericht planaanbod, oog voor nieuwe en tijdelijke woonvormen;
  • realisme en flexibiliteit in planning en programmering;
  • versterken van de samenwerking op regionale woningmarkt.

De provincie Noord-Brabant verlegt hiermee het accent van een kwantitatieve insteek naar een meer integrale, ruimtelijke en kwalitatieve aanpak van thema's rond bouwen en wonen. Hierbij wordt aangesloten op het regionale schaalniveau waarop de woningmarkt functioneert en waarbinnen het leeuwendeel van de verhuisbewegingen tussen gemeenten plaatsvindt. Door uit te gaan van het (sub-)regionale schaalniveau kan beter worden aangesloten op de ruimtelijke schaal, waarop veel van de ontwikkelingen op de regionale woningmarkt zich doorgaans afspelen. De driejaarlijkse actualisatie van de provinciale bevolkings- en woningbehoefteprognose wordt als richtinggevend kader beschouwd waarlangs de regionale en gemeentelijke woningbouwontwikkelingen (jaarlijks) worden gemonitord.

De samenwerkende gemeenten in West-Brabant hebben samen met de provincie een 'regionaal perspectief op bouwen en wonen' uitgewerkt en op 13 december 2017 vastgesteld, welke is herijkt op 5 december 2018. Hiermee is een gezamenlijke, gedeelde en steeds actuele visie op de toekomstige (ruimtelijke) ontwikkelingen op de regionale woningmarkt ontstaan. De focus van de gemeenten ligt hierin op het optimaal benutten van het bestaand stedelijk gebied door middel van zorgvuldig ruimtegebruik.

Met onderhavig plan wordt voorzien in woningbouw binnen het bestaand stedelijk gebied waarmee zorgvuldig ruimtegebruik wordt bewerkstelligd. Met een herontwikkeling binnen het plangebied wordt voorzien in de sloop van incourante en leegstaande bebouwing. Verdere verloedering wordt daarmee voorkomen en het gebied krijgt een nieuwe kwaliteitsimpuls. De nieuwe woningen kunnen bovendien levensloopbestendig functioneren. Het planvoornemen volgt daarmee de richtinggevende principes uit de Brabantse Agenda Wonen.

Perspectief op wonen en woningbouw West-Brabant West 2019

Uit de regionale woningbouwafspraken, gemaakt in het document 'Perspectief op wonen en woningbouw West-Brabant West 2019' volgt dat vanuit zorgvuldig ruimtegebruik in de regio primair ingezet wordt op het bestaand stedelijk gebied en de kansen voor transformatie en herbestemming. In dit document geeft de gemeente Rucphen aan dat 60% van de woningbouwplannen binnen de gemeente op inbreidingslocaties is gelegen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0840.2584K0044-ON01_0018.png"

De prognose inzake de woningbouwbehoefte toont dat er tot aan 2028 behoefte is aan de bouw van minimaal 365 en maximaal 525 woningen. Er bestaat in de woningbouwprogrammering een harde plancapaciteit van 295 woningen. Binnen de woningbouwprogrammering bestaat voldoende ruimte om te voorzien in de toevoeging van 34 woningen in onderhavig plangebied. Derhalve past het plan binnen de regionale afspraken.

Met onderhavig initiatief wordt voorzien in 34 gestapelde woningen, passend binnen de kwantitatieve behoefte aan woningen in St. Willebrord. Met een bruto vloeroppervlakte tussen de 46 en 117 m² zijn de beoogde woningen geschikt voor kleine huishoudens, hetgeen passend is binnen de dalende trent van woningbezetting. De woningen zijn vanwege het gelijksvloers programma levensloopbestendig te bewonen, hetgeen past binnen de sterke vergrijzing waar ook Rucphen mee te maken heeft. Dit blijkt ook uit de Woonvisie gemeente Rucphen 2020 - 2024, nader uiteengezet in paragraaf 4.3.2. Het plan is daarmee ook passend in de kwalitatieve behoefte aan woningen in St. Willebrord.

  • d. Is de voorziene ontwikkeling gelegen buiten bestaand stedelijk gebied?

Uit de wetstekst en de ‘overzichtsuitspraak’ van de ABRvS blijkt dat indien de ‘nieuwe stedelijke ontwikkeling’ buiten ‘bestaand stedelijk gebied’ is gelegen, de verantwoording in het ruimtelijke besluit een motivering dient te bevatten waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien. Het onderhavige plangebied is gelegen binnen het ‘bestaand stedelijk gebied’ van St. Willebrord.

Conclusie
Het initiatief voldoet aan het Besluit ruimtelijke ordening voor wat betreft het aspect Ladder voor Duurzame Verstedelijking.

4.2 Provinciaal niveau

Het provinciale ruimtelijk beleid is vastgelegd in de nota's:

  • Omgevingsvisie Noord-Brabant;
  • Interim Omgevingsverordening Noord-Brabant.

Het plan wordt aan deze nota's getoetst.

4.2.1 Omgevingsvisie Noord-Brabant

De Omgevingsvisie Noord-Brabant 'De Kwaliteit van Brabant, Visie op de Brabantse leefomgeving', is vastgesteld door Provinciale Staten op 14 december 2018. Aan de hand van de omgevingsvisie geven Provinciale Staten aan wat de belangrijkste ambities voor de fysieke leefomgeving voor de komende jaren zijn. De Omgevingsvisie geldt als opvolger van de strategische elementen van eerdere provinciale plannen, zoals de structuurvisie, het verkeers-en vervoersplan, het milieu-en waterplan en de natuurvisie.

In de aankomende Omgevingswet staan de waarden veiligheid, gezondheid en duurzame omgevingskwaliteit centraal. De Brabantse Omgevingsvisie voegt daar ambities aan toe voor vier hoofdopgaven: de energietransitie, een klimaatproof Brabant, Brabant als slimme netwerkstad en een concurrerende, duurzame economie. Voor elk van deze opgaven geeft de Omgevingsvisie aan wat de ambities op lange termijn zijn, te weten wat is er nodig om Brabant in 2050 een gezonde, veilige en prettige leefomgeving te laten zijn. Ook is een concreet tussendoel geformuleerd voor het jaar 2030, om zo te kijken wat in dat jaar minimaal bereikt moet zijn om het lange termijndoel te kunnen halen. De Omgevingsvisie geeft ook aan op welke nieuwe manieren de provincie met betrokkenen wil samenwerken aan omgevingsvraagstukken en welke waarden daarbij centraal staan.

Analyse

Met de Omgevingsvisie Noord-Brabant kiest de provincie ervoor om haar rol te veranderen. Waar zij eerst concreet richting en sturing gaf aan de hand van min of meer concrete regels en uitgangspunten gaat het nu meer om het beoordelen van initiatieven in ruimer verband en gericht op het behalen van doelen voor de leefomgeving waarbij een belangrijke rol voor de gemeente is weggelegd. Hiermee kiest de provincie een blikveld dat enigszins boven het huidige initiatief uit stijgt. Het voorliggend initiatief is passend binnen de omgeving en zorgt voor een kwalitatieve verdichting van het bestaand stedelijk gebied. Dit past binnen de uitgangspunten van de Omgevingsvisie.

Conclusie

De beoogde ontwikkeling is relatief kleinschalig en betreft een inbreidingslocatie in het bestaand stedelijk gebied van St. Willebrord. Het voornemen past binnen de kernwaarden zoals door de provincie Noord-Brabant zijn geformuleerd in haar Omgevingsvisie.

4.2.2 Interim Omgevingsverordening Noord-Brabant

De Interim Omgevingsverordening (geconsolideerde versie 1 augustus 2023) bevat de provinciale regels en randvoorwaarden met een bindende werking over de fysieke leefomgeving. Deze vloeien voort uit de in de Omgevingsvisie genoemde doelen. De Interim Omgevingsverordening is opgesteld naar de gedachtegang van de nieuwe Omgevingswet die naar verwachting op 1 januari 2024 in werking zal treden.

De Interim omgevingsverordening (IOV) heeft een opbouw naar de verschillende doelgroepen. Voor onderhavig plan zijn in beginsel uitsluitend de in hoofdstuk 3 opgenomen "Instructieregels aan gemeenten" aan de orde. De afdelingen in dat hoofdstuk zijn als volgt te onderscheiden (waarbij de volgorde is omgekeerd ten behoeve van vergroting van de toepasbaarheid):

  • afdelingen 3.5 tot en met 3.7: de toedeling van functies;
  • afdelingen 3.2 tot en met 3.4: de bescherming van gebiedskenmerken;
  • afdeling 3.1: de basisprincipes voor een evenwichtige toedeling van functies.

4.2.2.1 De toedeling van functies

Het plangebied is onderdeel van het stedelijke gebied van St. Willebrord. Conform artikel 3.42, eerste lid IOV is de ontwikkeling van een locatie voor wonen binnen een stedelijk gebied mogelijk, mits:

  • a. de ontwikkeling past binnen de regionale afspraken, en;
  • b. het een duurzame ontwikkeling is.

Analyse

Onderhavige ontwikkeling betreft de realisatie van 34 woningen (appartementen) in het bestaand stedelijk gebied van St. Willebrord. De nieuwbouw van woningen is toegestaan binnen het Stedelijk gebied als bepaald in artikel 3.42 IOV, mits passend binnen de woningbouwafspraken zoals deze op regionaal niveau zijn bepaald en mits de beoogde nieuwbouw zich verhoudt tot de beschikbare harde plancapaciteit voor woningbouw. Regionale afstemming met betrekking tot het woningbouwprogramma is nader getoetst in paragraaf 4.3.2.

Onderhavige ontwikkeling betreft voorts een ‘duurzame stedelijke ontwikkeling’: de ontwikkeling bevordert zorgvuldig ruimtegebruik door gebruikmaking van een inbreidingslocatie. Tevens bevordert het plan een gezonde leefomgeving door woningen te realiseren binnen de kern van St. Willebrord, alwaar voorzieningen per fiets te bereiken zijn. Tot slot wordt de mogelijkheid tot productie en gebruik van duurzame energie niet belemmerd. Bij de verdere planuitwerking en het ontwerp van de woningen zal bekeken worden hoe aan de doelstellingen voor energie, klimaatadaptie en hittestress concreet bijgedragen kan worden.

Voor alle nieuwbouw, zowel woningbouw als utiliteitsbouw, geldt dat de vergunningaanvragen vanaf 1 januari 2021 moeten voldoen aan de eisen voor Bijna Energieneutrale Gebouwen (BENG). Die eisen vloeien voort uit het Energieakkoord voor duurzame groei en uit de Europese Energy Performance of Buildings Directive (EPBD). Het uitgangspunt van de ontwikkeling is dat woningen energieneutraal, gasloos en onderhoudsarm worden geproduceerd. De ambitie van dit plan is om zoveel mogelijk duurzame systemen in de woningen te implementeren en zo klimaat bestendig te bouwen. Daarbij kan worden gedacht aan een warmtepompsysteem, ventilatiesysteem en zonnepanelen. Een warmtepomp verwarmt de woningen en zorgt voor warm water om te douchen. Een door CO² sensoren gestuurde ventilatie meet hoeveel lucht er moet worden aan- en afgevoerd. Door dit slimme systeem gaat er geen energie verloren aan het verwarmen van overtollige lucht. De energiemonitor geeft continu aan hoeveel energie er verbruikt én opwekt wordt.

Conclusie

Onderhavig initiatief voldoet aan de voorwaarden die gesteld worden in artikel 3.42 IOV.

4.2.2.2 De bescherming van gebiedskenmerken

Ter plaatse van het plangebied gelden de volgende gebiedskenmerken:

  • Stalderingsgebied;
  • Beperkingen veehouderij;
  • Norm wateroverlast Stedelijk gebied.

Stalderingsgebied en Beperkingen veehouderij

Het plan omvat hiermee geen realisatie van nieuwe veehouderijen en is geheel in lijn met hetgeen omschreven in artikel 3.51 en 3.52 van de Interim Omgevingsverordening Noord-Brabant.

Norm wateroverlast Stedelijk gebied

Met het oog op de bergings- en afvoercapaciteit waarop regionale wateren moeten zijn ingericht, geldt (conform artikel 4.2 IOV binnen Stedelijk gebied, als norm een overstromingskans van:

  • 1/100 per jaar voor gebieden die in een ruimtelijk plan bestemd zijn voor de doeleinden bebouwing, hoofdinfrastructuur en spoorwegen;
  • 1/10 per jaar voor overige gebieden.

De norm, bedoeld in het eerste lid, betreft een inspanningsverplichting.

Onderhavig planvoornemen voldoet aan de gestelde inspanningsverplichting.

4.2.2.3 De basisprincipes voor een evenwichtige toedeling van functies

De voor het plan relevante basisprincipes voor een evenwichtige toedeling van

functies zijn:

  • zorgplicht voor een goede omgevingskwaliteit;
  • kwaliteitsverbetering van het landschap.

Zorgplicht voor een goede omgevingskwaliteit
Om te komen tot een goede omgevingskwaliteit moet rekening gehouden worden met zorgvuldig ruimtegebruik, de waarden in het gebied (toepassing lagenbenadering) en meerwaardecreatie.

Er is sprake van zorgvuldig ruimtegebruik, omdat het plan een functieverandering van een bestaand bouwperceel betreft. Verouderde bebouwing wordt verwijderd. Er is daarmee sprake van een compact bouwperceel.

Er heeft een zorgvuldige situering van gebouwen plaatsgevonden binnen het bestaande bouwperceel, waarbij rekening is gehouden met en uitgegaan van de bestaande stedenbouwkundige, landschappelijke en natuurlijke waarden. Daarnaast worden nieuwe landschapselementen toegevoegd, gebaseerd op de lagenbenadering.
De meerwaarde wordt gecreëerd door:

  • het wegnemen van leegstaande, verouderde bebouwing;
  • het realiseren van kwalitatief hoogstaande woningen;
  • het realiseren van landschapselementen, die bijdragen aan het landschapstype én de ecologie.

Kwaliteitsverbetering landschap
Conform artikel 3.9 IOV moeten ruimtelijke ontwikkelingen in landelijk gebied gepaard gaan met een kwaliteitsverbetering van het landschap. Onderhavig plan betreft echter een ontwikkeling in stedelijk gebied. Er is geen kwaliteitsverbetering van het landschap nodig.

4.2.2.4 Conclusie

Het plan voldoet aan de regels van de Interim Omgevingsverordening.

4.3 Gemeentelijk niveau

4.3.1 Omgevingsvisie Rucphen

Op 8 december 2022 is door de gemeenteraad de Omgevinsgvisie Rucphen vastgesteld. De omgevingsvisie van de gemeente Rucphen is een strategisch document dat de lange termijnvisie voor de fysieke leefomgeving van de gemeente beschrijft. Het doel van de omgevingsvisie is het creëren van een duurzame, leefbare en aantrekkelijke gemeente voor huidige en toekomstige generaties.

De visie van Rucphen is gebaseerd op vier centrale thema's:

  • Groen en landschap;
  • Wonen en voorzieningen;
  • Economie en werkgelegenheid, en;
  • Bereikbaarheid en verkeer.

Binnen elk thema worden specifieke doelstellingen en ambities geformuleerd. De omgevingsvisie van Rucphen vormt het kader voor toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen, projecten en beleidsbeslissingen in de gemeente. Het is een leidraad voor een duurzame en evenwichtige groei, waarbij rekening wordt gehouden met de belangen van inwoners, ondernemers en het milieu.

Groen en landschap

Op het gebied van groen en landschap streeft Rucphen naar behoud en versterking van het groene karakter en de landschappelijke kwaliteiten van de gemeente. Er wordt ingezet op het behouden en ontwikkelen van groene gebieden, het bevorderen van biodiversiteit en het waarborgen van een goede waterkwaliteit.

Wonen en voorzieningen

Wat betreft wonen en voorzieningen wil Rucphen een gevarieerd en kwalitatief hoogwaardig woonaanbod realiseren, passend bij de behoeften van de inwoners. Daarnaast wordt er gestreefd naar voldoende voorzieningen op het gebied van onderwijs, zorg, sport en cultuur, zodat de leefbaarheid in de gemeente wordt vergroot.

Economie en werkgelegenheid

Op het gebied van economie en werkgelegenheid zet Rucphen in op het versterken van de lokale economie en het behouden en creëren van werkgelegenheid. Hierbij wordt onder andere ingezet op het faciliteren van ondernemerschap, het stimuleren van innovatie en het bevorderen van duurzame economische ontwikkelingen.

Bereikbaarheid en verkeer

Rucphen streeft naar een goed bereikbare gemeente, zowel over de weg als met het openbaar vervoer en de fiets. Er wordt ingezet op het verbeteren van de verkeersveiligheid en het stimuleren van duurzame vervoerswijzen.

Analyse

Onderhavig planvoornemen betreft de realisatie van 34 appartementen op de locatie aan de Dorpsstraat 113, waar het voormalige kantoor van de Rabobank gevestigd is. Dit planvoornemen sluit hierin hoofdzakelijk aan bij de uitgangspunten van 'Groen en landschap' en 'Wonen en voorzieningen'. Middels dit planvoornemen wordt de locatie groen ingericht (zie paragraaf 3.3), waarbij een gedeelte van het plangebied onderdeel gaat uitmaken van het Processiepark. Daarnaast leidt onderhavig planvoornemen voor kwalitatief hoogwaardige woningen, die passend zijn binnen de behoefte van de inwoners (zie tevens paragraaf 4.3.2).

Conclusie

De beoogde bouw van woningen is passend binnen de gemeentelijke omgevingsvisie.

4.3.2 Woonvisie gemeente Rucphen 2020 - 2024

In de Woonvisie 2020 - 2024 van de gemeente Rucphen wordt de actuele informatie over de woningmarkt vertaald naar speerpunten voor het gemeentelijk beleid. Hierbij gaat het onder andere om ruimtelijke ordening, woningbouwplanning, transformatie, grond(prijs)beleid, betaalbaarheid, kwaliteit, duurzaamheid, woonruimteverdeling (beschikbaarheid / doelgroepen), wonen, leefbaarheid en zorg etc. Het uiteindelijke doel is hiermee vitale gemeenschappen en een aantrekkelijk woon- en leefklimaat te behouden en te versterken in de vijf kernen van de gemeente Rucphen.

Het aantal inwoners van de gemeente Rucphen groeit nog beperkt verder, met een ontgroening aan de onderkant en een sterke vergrijzing aan de bovenzijde. Met name door de afname van de gemiddelde woningbezetting, is er dus een behoefte om het aantal woningen uit te breiden. Door de sterke vergrijzing zal een groot deel van de toe te voegen woningen wel levensloopbestendig moeten worden gerealiseerd. Daarnaast dient er aandacht te zijn voor met name starterswoningen, om starters/jongeren kansen te bieden in de dorpen binnen de gemeente Rucphen.

In de woonvisie wordt er van uitgegaan dat voor de komende 5 jaar een behoefte bestaat aan 500 nieuwe woningen. Achterblijvende nieuwbouw in de afgelopen jaren door de economische crisis en momenteel juist een verhitte koopmarkt leiden tot een behoefte aan 50-100 nieuwbouwwoningen per jaar. Benadrukt wordt een behoefte aan goedkope en middeldure koopwoningen tot € 300.000,-.

De te realiseren 500 nieuwbouwwoningen van 2020-2024 in de gemeente Rucphen zijn gedifferentieerd naar kern en naar woningtype. Dit zijn de ambities per kern, vraag en aanbod bepalen uiteindelijk de concrete invulling per kern. Voor de kern St. Willebrord is de woningbouwambitie gesteld op in totaal 130 woningen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0840.2584K0044-ON01_0019.png"

Analyse

Met onderhavig initiatief wordt voorzien in 34 gestapelde woningen, passend binnen de kwantitatieve behoefte aan woningen in St. Willebrord. Met een bruto vloeroppervlakte tussen de 46 en 117 m² zijn de beoogde woningen geschikt voor kleine huishoudens, hetgeen passend is binnen de dalende trent van woningbezetting. De woningen zijn vanwege het gelijksvloers programma levensloopbestendig te bewonen, hetgeen past binnen de sterke vergrijzing waar ook Rucphen mee te maken heeft.

Conclusie

Onderhavig initiatief is passend binnen de woonvisie van de gemeente Rucphen.

4.3.3 Groenbeleid en groenbeheerplan

Op 2 februari 2022 heeft de gemeenteraad heet groenbeleidsplan ‘Groen R | Groenbeleid gemeente Rucphen’ en groenbeheerplan ‘Groene Vingers | Groenbeheer gemeente Rucphen’ vastgesteld.

Met het groenbeleid ‘Groen R’ en het groenbeheerplan ‘Groene Vingers’ wordt het groen binnen de gemeente, zowel in de dorpen als in het buitengebied, gewaardeerd en geborgd. Rupchen streeft de komende jaren naar een duurzame ontwikkeling van het groen. De aspecten gebruiks-. belevings-, en toekomstwaarde zijn hierbij drie bepalende pijlers. Uitgangspunten hierbij zijn het behouden en versterken van de groenstructuur, het vergroten van de biodiversiteit en het klimaatadaptief maken van de gemeente. Met het groenbeleid en groenbeheerplan wordt een principekader voor de ambities en toekomstige ontwikkelingen gegeven. Daarnaast biedt het kaders voor aanplant, beheer en onderhoud.

In 2009 en 2010 zijn respectievelijk de 'Visie Groenbeleid' en het 'Groenstructuurplan' vastgesteld. Waar de 'Visie Groenbeleid' focust op het beheer en onderhoud van de openbare ruimte gaat het Groenstructuurplan in op de ruimtelijke kwaliteit van het groen. De laatste jaren heeft de gemeente een aanzienlijke ontwikkeling doorgemaakt op het gebied van duurzaamheid, klimaat en biodiversiteit. Hiermee wordt aangesloten bij de landelijke standaard. Daarnaast is de gemeente zich ook bewust van een ander gebruik van de openbare ruimte

Met dit raadsbesluit worden eerdere beleidsstukken geactualiseerd en wordt aangesloten bij de 'Toekomstvisie Puur Rucphen'. In het groenbeleid wordt ook aandacht besteed aan de versterking van landschapselementen, de bomenstrategie en de biodiversiteit.

De gemeente streeft naar méér, beter en bereikbaarder groen en heeft richtlijnen opgesteld voor klimaatbestendig groen. Het principe is dat er genoeg en gevarieerd groen voor iedereen is, dat dat groen bijdraagt aan verschillende opgaven, dat er natuurinclusief wordt aangelegd en beheerd én dat alles samen gebeurt.

Groene Vingers is een levend document dat de komende vier jaar uitgroeit tot een groenbeheerplan waarin werkprocessen en datagestuurd werken de basis vormen voor cyclische processen. Hiermee wordt en blijft de groene openbare ruimte op het vastgestelde beeldkwaliteitsniveau onderhouden. Samen met Groen R en BOOM zorgt Groene Vingers voor de groene uitgangspunten bij integrale projecten en ruimtelijke ontwikkelingen.

Analyse en conclusie

In de nota is opgenomen dat er per woning 75 m² groene openbare ruimte komt. Met de gemeente is hierover afstemming gezocht. Aangezien hier sprake is van toevoeging van woningen binnen een bestaand bouwperceel, aan een bestaande weg en in het bestaande lint (met daarbij een beperkt wegprofiel) is er geen ruimte om invulling te geven aan de 75 m² groen per woning. Wel is de opdrachtgever voornemens om de gronden ten westen van het appartementencomplex (in lijn met de grens van de balkons) toe te voegen aan het Processiepark. Deze gronden worden hiermee onderdeel van het openbare groen (overdracht aan de gemeente). Daarnaast is de opdrachtgever voornemens om de bomen aan de parkzijden (noord- en westkant) te behouden. Uit het uitgevoerde Bomen Effecten Analyse (BEA), bijgevoegd als bijlage 2, volgt dat de beoogde (bouw)plannen en bijbehorende werkzaamheden geen negatieve invloed hebben op de bomen. Ten slotte is de opdrachtgever voornemens om het 'groene dek' (binnentuin behorende bij het appartementencomplex) en de daken (op de locaties zonder terrassen en/of zonnepanelen) groen aan te kleden.

4.3.4 Nota uiterlijk van bouwwerken

De gemeenteraad heeft op 18 september 2019 de ‘Nota uiterlijk van bouwwerken Rucphen 2019’ vastgesteld. Per 1 oktober 2019 is welstandstoetsing voor nagenoeg de gehele gemeente afgeschaft. In de nota is opgenomen dat enkel nog voor rijksmonumenten, cultuurhistorische waardevolle panden en Leisuregebied Binnentuin welstandsregels gelden. Daarnaast is een excessenregeling van kracht zodat tegen excessen opgetreden kan worden. Met het nieuwe beleid krijgen inwoners en bedrijven ruimte om zelf invulling te geven aan hun bouwwerken (kwaliteit).

Analyse en conclusie

Bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen zal worden getoetst of welstandsregels van toepassing zijn. Voor voorliggend plan zijn geen welstandsregels van toepassing. In het kader van deze ontwikkeling heeft Apto Architects een beeldkwaliteitsplan opgesteld, rapport: ''St. Willebrord; Beeldkwaliteitsplan Dorpsstraat 113'' (20 november 2023). Dit rapport is bijgevoegd als bijlage 1. In paragraaf 3.1 is dit beeldkwaliteitsplan toegelicht.

4.3.5 Visie Duurzaamheid 2019-2030

De gemeente Rucphen heeft de Visie Duurzaamheid 2019-2030' vastgesteld. Dit document biedt het kader voor het duurzaamheidsbeleid van gemeente Rucphen. Het is tot stand gekomen met inbreng inwoners, ondernemers, maatschappelijke instellingen, de gemeenteraad en andere betrokkenen vanuit de gemeente en diverse afdelingen van de gemeente. Achterliggende gedachte is om duurzaamheid niet te zien als een geïsoleerd beleidsterrein maar op te pakken als een integrale opgave binnen de gemeentelijke organisatie en de samenleving. De Visie Duurzaamheid is de basis voor de Duurzaamheidsagenda met daarin opgenomen een meerjarenprogramma en een jaarlijks uitvoeringsplan.

Bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen wordt nadrukkelijk ingezet op meer groen en ruimte voor water. Dit versterkt de ruimtelijke kwaliteit van de gemeente als aantrekkelijke woongemeente. Daarnaast zorgt meer groen voor een betere leefbaarheid en gezondheid in de kernen. Door voorafgaand aan ruimtelijke ontwikkelingen nadrukkelijker te sturen op voldoende groen en water is het mogelijk om deze ambitie waar te maken.

Analyse en conclusie

In de Visie Duurzaamheid is onder andere opgenomen dat wordt gestreefd om bij nieuwbouwplannen te voorzien in 75 m² openbaar groen per nieuwe woning. Dit uitgangspunt is niet één op één toe te passen bij (kleinschalige) stedelijke inbreidingslocaties. Per plan wordt bekeken hoe aan de doelstelling invulling gegeven kan worden.

Aangezien hier sprake is van toevoeging van woningen binnen een bestaand bouwperceel, aan een bestaande weg en in het bestaande lint (met daarbij een beperkt wegprofiel) is er geen ruimte om invulling te geven aan de 75 m² groen per woning. Wel is de opdrachtgever voornemens om de gronden ten westen van het appartementencomplex (in lijn met de grens van de balkons) toe te voegen aan het Processiepark. Deze gronden worden hiermee onderdeel van het openbare groen (overdracht aan de gemeente). Daarnaast is de opdrachtgever voornemens om de bomen aan de parkzijden (noord- en westkant) te behouden. Uit het uitgevoerde Bomen Effecten Analyse (BEA), bijgevoegd als bijlage 2, volgt dat de beoogde (bouw)plannen en bijbehorende werkzaamheden geen negatieve invloed hebben op de bomen. Ten slotte is de opdrachtgever voornemens om het 'groene dek' (binnentuin behorende bij het appartementencomplex) en de daken (op de locaties zonder terrassen en/of zonnepanelen) groen aan te kleden.

Daarmee is ter plaatse tot een maatwerkoplossing gekomen, indachtig de Visie Duurzaamheid. Met de sloop van de in onbruik geraakte bebouwing en de nieuwbouw vindt tevens een plaatselijke kwaliteitsverbetering van de openbare ruimte plaats.

4.3.6 Klimaatbestendig Rucphen

Klimaatbestendig Rucphen is een initiatief dat gericht is op het aanpassen van de gemeente Rucphen aan de gevolgen van klimaatverandering. Het Klimaatbestendig Rucphen omvat de volgende aspecten:

  • Bewustwording en kennis: Het initiatief heeft tot doel bewustwording te creëren over klimaatverandering en de mogelijke gevolgen daarvan voor Rucphen. Het biedt ook kennis en informatie over de specifieke uitdagingen en maatregelen die nodig zijn om de gemeente klimaatbestendig te maken.
  • Waterbeheer: Klimaatverandering brengt hevige regenval met zich mee, waardoor wateroverlast kan ontstaan. Klimaatbestendig Rucphen richt zich op het verbeteren van het waterbeheer in de gemeente. Dit omvat maatregelen zoals het vergroten van de waterbergingscapaciteit, het aanleggen van groene daken en het verminderen van verharding om regenwater beter op te vangen.
  • Hittebestrijding: Als gevolg van klimaatverandering worden hittegolven frequenter en intenser. Klimaatbestendig Rucphen streeft ernaar om hitte in de gemeente te verminderen door het vergroenen van de leefomgeving, bijvoorbeeld door meer bomen en groenstroken aan te leggen. Daarnaast worden bewoners gestimuleerd om maatregelen te nemen, zoals het aanleggen van groene tuinen en het gebruik van zonwering.
  • Duurzame energie en CO2-reductie: Klimaatbestendig Rucphen heeft ook aandacht voor het verminderen van de CO2-uitstoot en het bevorderen van duurzame energie. Dit omvat het stimuleren van energiebesparing in woningen en bedrijven, het bevorderen van duurzame energieopwekking, zoals zonne-energie, en het verminderen van het gebruik van fossiele brandstoffen.
  • Samenwerking en participatie: Klimaatbestendig Rucphen benadrukt het belang van samenwerking en participatie van alle betrokken partijen, zoals inwoners, bedrijven en maatschappelijke organisaties. Het betrekken van de gemeenschap bij het ontwikkelen en uitvoeren van klimaatbestendige maatregelen is essentieel om een breed draagvlak te creëren en gezamenlijk succes te bereiken.

Klimaatbestendig Rucphen is een holistische benadering van klimaatverandering, waarbij de focus ligt op het aanpassen van de gemeente aan de nieuwe klimaatomstandigheden en het bevorderen van een duurzame toekomst voor Rucphen en haar inwoners.

Analyse en conclusie

Onderhavig planvoornemen betreft de realisatie van 34 appartementen op de locatie aan de Dorpsstraat 113, waar het voormalige kantoor van de Rabobank gevestigd is. Middels dit planvoornemen wordt voldaan aan de noodzakelijke waterberging (tevens juridisch geborgd in de regels behorende bij dit bestemmingsplan), leidt tot een verbetering van de hittebestrijding (onder andere een groen dak en vergroting van het Processiepark en leidt tot een verdere verduurzaming van de energie en CO2-reductie (middels de realisatie van gasloze appartementen). Hiermee wordt voldaan aan 'Klimaatbestendig Rucphen'.

Hoofdstuk 5 Uitvoeringsaspecten

In dit hoofdstuk worden de uitvoeringsaspecten beschreven. Achtereenvolgens komen aan de orde:

  • 1. milieu;
  • 2. waarden;
  • 3. waterhuishouding.

5.1 Milieu

Conform het bepaalde in artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening moet een toetsing plaatsvinden van de voorgenomen ontwikkelingen aan de relevante milieuaspecten, teneinde het toekomstige gebruik af te stemmen op de omgeving. In deze paragraaf worden de milieuaspecten afzonderlijk beschreven.

5.1.1 Bodemkwaliteit
5.1.1.1 Inleiding

Uitgangspunt is dat de bodemkwaliteit geen onaanvaardbaar risico oplevert voor de gebruikers van de bodem. Bij een ruimtelijke ontwikkeling moet worden beoordeeld of de bodemkwaliteit past bij deze nieuwe functie.

5.1.1.2 Analyse

Om de huidige bodemkwaliteit inzichtelijk te maken heeft Kragten een vooronderzoek bodem uitgevoerd: rapport "Dorpsstraat 113 te St. Willebrord" (30 januari 2023, MIL 23.009). Het onderzoeksrapport is bijgevoegd als bijlage 3.

Kragten concludeert dat op basis van de resultaten van het bodemvooronderzoek er vanuit milieuhygiënisch oogpunt geen belemmering is voor de herziening van het bestemmingsplan.

Vanwege de bouw en sloop van een voorgaand pand, in een periode met veelvuldig asbest gebruik, is het terrein ter plaatse van deze bebouwing verdacht ten aanzien van asbest. Om met enige zekerheid uit te sluiten dat er asbest aanwezig is, adviseren wij om na de sloop van het huidige pand een verkennend asbestonderzoek uit te voeren op de locatie.

5.1.1.3 Conclusie

Het aspect bodemkwaliteit vormt geen planologische belemmering voor het plan.

5.1.2 Bedrijven en milieuzonering
5.1.2.1 Inleiding

Om te voorkomen dat als gevolg van het plan voorzienbare hinder en gevaar door milieubelastende activiteiten optreden moet worden getoetst of:

  • de voorgenomen ontwikkeling van invloed is op omliggende milieugevoelige objecten (woningen etc.) en of de voorgenomen ontwikkeling een belemmering vormt voor de bedrijfsvoering van omliggende inrichtingen;
  • bestaande milieubelastende inrichtingen (bedrijven) van invloed zijn op de voorgenomen ontwikkeling.

Basis voor deze toetsing vormt de handreiking "Bedrijven en milieuzonering" (VNG, Den Haag, 2009), waarin richtafstanden zijn opgenomen voor diverse bedrijfstypen.

5.1.2.2 Analyse

Omgevingstype

Het omgevingstype van voorliggend plangebied is een gemengd gebied. In de omgeving is sprake van matige tot sterke functiemenging.

Invloed plan op de omgeving
Het plan betreft woningbouw. Er is derhalve geen sprake van milieutechnische uitstraling op de omgeving.

Invloed omliggende inrichtingen op plan
Om het aspect 'bedrijven en milieuzonering' in kaart te brengen heeft Kragten een quickscan bedrijven en milieuzonering uitgevoerd: rapport ''Bedrijven en milieuzonering; Dorpsstraat 113 St. Willebrord'' (8 mei 2023, 20230508-RUC003-RAP-BMZ 1.0). Het onderzoeksrapport is bijgevoegd als bijlage 4.

Kragten concludeert dat middels de uitgevoerde beoordeling inzichtelijk is gemaakt met welke richtafstanden bij de invulling van het plan rekening moet worden gehouden. De omgeving van het plangebied is getypeerd als 'gemengd gebied'.

Uit de uitgevoerde beoordeling blijkt dat de woningen niet gelegen zijn binnen de richtafstand van gronden met relevante bestemmingen nabij het plangebied. Er is sprake van voldoende ruimtelijke scheiding.

5.1.2.3 Conclusie

Het aspect bedrijven en milieuzonering vormt geen planologische belemmering voor het plan.

5.1.3 Externe veiligheid
5.1.3.1 Inleiding

Bij het mogelijk maken van nieuwe gevoelige functies is het aspect externe veiligheid van belang. Dit heeft betrekking op inrichtingen, buisleidingen en transportroutes waar een ongeval met gevaarlijke stoffen kan plaatsvinden, met fatale gevolgen voor personen die geen directe relatie hebben tot de risicovolle activiteit.

5.1.3.2 Beoordelingskader

Het kader voor het beoordelen van externe veiligheid bestaat met name uit:

  • Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi);
  • Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb);
  • Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt).

In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt daarnaast getoetst aan de van toepassing zijnde veiligheidsafstanden uit onder meer het Activiteitenbesluit en het Besluiten algemene regels ruimtelijke ordening.

Kernbegrippen
In het beoordelingskader staan twee kernbegrippen centraal:

  • Plaatsgebonden risico:
    Het plaatsgebonden risico geeft de kans, op een bepaalde plaats, van overlijden ten gevolge van een ongeval bij een risicovolle activiteit. Het plaatsgebonden risico kan op een kaart worden weergegeven met zogeheten risicocontouren: lijnen die punten met eenzelfde plaatsgebonden risico verbinden. Voor ruimtelijke ontwikkelingen is de risicocontour van 10-6/jaar het meest relevant. Binnen deze contour mogen geen nieuwe kwetsbare objecten gerealiseerd worden. Voor beperkt kwetsbare objecten geldt deze contour niet als grenswaarde, maar als richtwaarde.
  • Groepsrisico:
    Het groepsrisico is een maat voor de kans dat bij een ongeval een groep slachtoffers valt met een bepaalde omvang (10 personen of meer). Het groepsrisico wordt bepaald binnen het invloedsgebied van een risicovolle activiteit en kent geen vaste norm, maar een oriëntatiewaarde (= '1'). Voor het groepsrisico geldt een verantwoordingsplicht. Dit houdt in dat iedere wijziging met betrekking tot planologische keuzes moet worden onderbouwd én verantwoord door het bevoegd gezag.

Verantwoordingsplicht groepsrisico
Met het invullen van de verantwoordingsplicht wordt antwoord gegeven op de vraag in hoeverre eventuele externe veiligheidsrisico's in het plangebied worden geaccepteerd en welke maatregelen getroffen zijn om het risico zoveel mogelijk te beperken. Het invullen van de verantwoordingsplicht is een taak van het bevoegd gezag (veelal de gemeente), waardoor het externe veiligheidsaspect wordt meegewogen bij het maken van ruimtelijke keuzes. Deze verantwoording is kwalitatief en bevat verschillende onderdelen die aan bod kunnen of moeten komen. In onderstaand overzicht (volgend uit de Handreiking verantwoordingsplicht groepsrisico) zijn de onderdelen van de verantwoording nader uitgewerkt en toegelicht.

Bron   Wanneer en opzet verantwoording groepsrisico  
Inrichtingen (Bevi)   Altijd wanneer er binnen een invloedsgebied een ruimtelijk besluit wordt genomen.  
Buisleidingen (Bevb)   Altijd wanneer er binnen een invloedsgebied een ruimtelijk besluit wordt genomen. Er kan echter worden volstaan met een beperkte verantwoording wanneer:
1) het groepsrisico lager is dan 0,1 keer de oriëntatiewaarde, of
2) de toename minder is dan 10% en de oriënterende waarde niet wordt overschreden, of
3) personen zich buiten de 100% letaliteitgrens bevinden.
Bij een beperkte verantwoording hoeven alleen zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid beschouwd te worden.  
Transportroutes (Bevt)   Altijd wanneer er binnen een invloedsgebied een ruimtelijk besluit wordt genomen. Er kan echter worden volstaan met een beperkte verantwoording wanneer:
1) het groepsrisico lager is dan 0,1 keer de oriëntatiewaarde, of
2) de toename minder is dan 10% en de oriënterende waarde niet wordt overschreden, of
3) personen zich buiten de 200 meter-zone bevinden.
Bij een beperkte verantwoording hoeven alleen zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid beschouwd te worden.  

Door het uitwerken van de verantwoordingsplicht neemt het bevoegd gezag de verantwoordelijkheid voor het 'restrisico' dat overblijft nadat benodigde de veiligheidsverhogende maatregelen genomen zijn.

5.1.3.3 Analyse

De Risicokaart Nederland geeft een overzicht van de ligging van risicovolle activiteiten ten opzichte van het plangebied. Onderstaande afbeelding geeft een uitsnede van de Risicokaart.

afbeelding "i_NL.IMRO.0840.2584K0044-ON01_0020.png"

UITSNEDE RISICOKAART NEDERLAND

Inrichtingen
Er liggen geen Bevi-inrichtingen op korte afstand van het plangebied.

Buisleidingen
Er liggen geen buisleiding die onder het Bevb vallen op korte afstand van het plangebied.

Transportroutes
Er liggen geen transportroutes die onder het Bevt vallen op korte afstand van het plangebied.

5.1.3.4 Conclusie

Het aspect externe veiligheid vormt geen planologische belemmering voor het plan.

5.1.4 Geurhinder veehouderijen
5.1.4.1 Inleiding

Bij ruimtelijke ontwikkelingen nabij agrarische bedrijven is het aspect geurhinder van belang. Er moet worden aangetoond dat het plan geen belemmering vormt voor agrarische bedrijven en dat sprake is van een goed woon- en leefklimaat ter plaatse van het plan.

5.1.4.2 Analyse

Het plan omvat nieuwe geurgevoelige objecten. Omdat er in een straal van 1 kilometer rondom het plangebied geen veehouderijen aanwezig zijn is een nadere toetsing aan het aspect geurhinder veehouderijen niet aan de orde.

5.1.4.3 Conclusie

Het aspect geurhinder veehouderijen vormt geen planologische belemmering voor het plan.

5.1.5 Geluid
5.1.5.1 Inleiding

Ruimtelijke ontwikkelingen moeten voldoen aan de regelgeving inzake geluidhinder. In de Wet geluidhinder (Wgh) wordt onderscheid gemaakt in verkeerslawaai en industrielawaai. In de Wgh zijn normen voor maximaal toelaatbare geluidsbelasting op (de gevels van) geluidgevoelige objecten vastgelegd.

5.1.5.2 Analyse

Het plan omvat nieuwe geluidgevoelige objecten.

Verkeerslawaai
Het plangebied ligt niet binnen de onderzoekszones van wegen. Conform de Wet geluidhinder is een akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai niet noodzakelijk. Ondanks dat de Wet geluidhinder niet van toepassing is dient, conform het gemeentelijke beleid, een akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai uitgevoerd te worden in het kader van een goede ruimtelijke ordening.

Om de gevelbelasting van de nieuwe woningen inzichtelijk te maken heeft Kragten een akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai uitgevoerd: rapport "Akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai; Dorpsstraat 113 St.-Willebrord" (13 november 2023, 20231113-RUC003-AKO-WVL 1.0). Het onderzoeksrapport is als bijlage 5 bijgevoegd.

Kragten concludeert dat:

30 km/uur-wegen

Ten gevolge van de Pastoor Bastiaansensingel en de Dorpsstraat wordt de voorkeursgrenswaarde niet gerespecteerd, daarmee is niet zonder meer sprake van een goede ruimtelijk ordening. De maximale ontheffingswaarde wordt wel gerespecteerd. De cumulatieve geluidbelasting is getoetst aan de hand van methode Miedema waarbij wordt getoetst of er alsnog sprake is van een goede ruimtelijke ordening. Ten gevolge van de Weberstraat bedraagt de geluidbelasting minder dan de voorkeursgrenswaarde en is zonder meer sprake van een goede ruimtelijke ordening.

Cumulatie

Op basis van gecumuleerde geluidebelasting kan worden geconcludeerd dat de gevels gericht naar de wegen volgens methode Miedema kunnen worden beoordeeld als 'matig' en 'tamelijk slecht' daarmee is niet zonder meer sprake van een goede ruimtelijke ordening. De gevels die niet zijn gesitueerd aan de beschouwde wegen zijn te beoordelen als 'goed' of 'redelijk'. Ter plaatse van deze gevels is sprake van een goede ruimtelijke ordening. Geadviseerd om rekening te houden met de indeling van het plan zodat verblijfsruimtes worden gesitueerd aan de gevels die worden beoordeeld als 'goed' of 'redelijk.

In het kader van een goed woon- en leefklimaat wordt geadviseerd voor de berekening van de geluidwering van de gevel uit te gaan van deze gecumuleerde ongecorrigeerde geluidbelastingen.

Industrielawaai
Het plangebied ligt niet binnen een geluidszone van een gezoneerd industrieterrein. Er is geen akoestisch onderzoek nodig.

5.1.5.3 Conclusie

Het aspect geluid vormt geen planologische belemmering voor het plan.

5.1.6 Luchtkwaliteit
5.1.6.1 Inleiding

Om personen tegen de gevolgen van luchtverontreiniging te beschermen zijn in de Wet milieubeheer normen opgenomen voor bepaalde stoffen. Bij de beoordeling van het aspect luchtkwaliteit moet enerzijds aangetoond worden dat een ruimtelijke ontwikkeling niet leidt tot een (significante) overschrijding van de luchtkwaliteitsnormen en anderzijds dat ter plaatse van het plangebied sprake is van een goed woon- en leefklimaat.

5.1.6.2 Analyse

In de "Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)" zijn categorieën van gevallen genoemd die niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie van fijnstof in de buitenlucht. Zo is een project met maximaal 1.500 woningen (netto) bij minimaal 1 ontsluitingsweg één van de genoemde gevallen.

Voorliggend plan omvat de realisatie van 34 woningen (appartementen) en betreft daarmee een project dat niet in betekenende mate bijdraagt aan de concentratie van fijnstof in de buitenlucht. Er is geen nader onderzoek nodig.

5.1.6.3 Conclusie

Het aspect luchtkwaliteit vormt geen planologische belemmering voor het plan.

5.1.7 Volksgezondheid
5.1.7.1 Inleiding

Het aspect volksgezondheid heeft de laatste jaren meer aandacht gekregen bij het opstellen van bestemmingsplannen. Aangetoond moet worden dat een ruimtelijke ontwikkeling geen negatief effect heeft op de volksgezondheid.

Een beoordeling van de effecten op de volksgezondheid doet zich met name voor de ontwikkeling van of in de buurt van veehouderijen, boom- en fruitteelt en hoogspanningsverbindingen. In deze paragraaf wordt het plan aan deze aspecten getoetst.

5.1.7.2 Veehouderijen

Bij het beoordelen van de effecten van veehouderijen op de volksgezondheid wordt onderscheid gemaakt in endotoxinen en geitenhouderijen. De Handreiking veehouderij en volksgezondheid 2.0 - die bedoeld is bij de nieuwvestiging of verandering van veehouderijen - biedt een stappenplan dat ook deels geschikt is voor de beoordeling van nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen in de omgeving van veehouderijen.

Endotoxinen
Endotoxinen zijn bouwstenen van bepaalde bacteriën die een giftig effect op de mens kunnen hebben en tot gezondheidsklachten kunnen leiden. Endotoxinen komen vaak voor in fijnstof van intensieve veehouderijen. Conform stap 5 van het stappenplan moet de ligging van het initiatief ten opzichte van veehouderijen worden beoordeeld. Bij een afstand van meer dan 1 kilometer tot pluimveehouderijen en van meer dan 250 meter tot overige veehouderijen (behoudens geitenhouderijen) is er geen gevaar voor de volksgezondheid als gevolg van endotoxinen. Het Bestand Veehouderijbedrijven biedt de benodigde gegevens van de veehouderijen.

Analyse
Het plan omvat nieuwe, milieugevoelige objecten. In een straal van 1000 meter rondom het plangebied zijn geen pluimveeveehouderijen actief. Bovendien liggen er geen overige veehouderijen binnen 250 meter van het plangebied. Er hoeft geen nadere beoordeling van het aspect endotoxinen plaats te vinden. Er is sprake van een gezonde leefomgeving ten aanzien van endotoxinen.

Geitenhouderijen
Uit onderzoek is gebleken dat omwonenden in een straal van 2 km rondom geitenhouderijen een verhoogde kans hebben op longontsteking. Bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen in de omgeving van geitenhouderijen moet beoordeeld worden of er een effect is op de volksgezondheid.

Analyse
Het plan omvat nieuwe, milieugevoelige objecten. In een straal van 2 km rondom het plangebied zijn echter geen geitenhouderijen met meer dan 100 geiten actief. Er hoeft geen nadere beoordeling van het aspect geitenhouderijen plaats te vinden. Er is sprake van een gezonde leefomgeving ten aanzien van geitenhouderijen.

5.1.7.3 Boom- en fruitteelt

Bij boom- en fruitteelt worden vaak gewasbeschermingsmiddelen gebruikt. Deze middelen kunnen een gevaar opleveren voor de volksgezondheid. Als gevolg van de wind kunnen gewasbeschermingsmiddelen verwaaien. Dit wordt drift genoemd. Om te voorkomen dat derden als gevolg van drift in aanraking komen met gewasbeschermingsmiddelen wordt een spuitzone van 50 meter gehanteerd.

Analyse
Het plan leidt tot het toevoegen van woningen waar personen gedurende langere tijd verblijven. Er wordt opgemerkt dat de gronden binnen 50 meter rondom het plangebied thans niet in gebruik zijn voor boom- en fruitteelt en bovendien ook niet zijn aangewezen als boomteeltontwikkelingsgebied. Geconcludeerd wordt dat er geen rekening gehouden hoeft te worden met spuitzones als gevolg van boom- en fruitteelt.

5.1.7.4 Hoogspanningsverbindingen

De magnetische velden in de buurt van hoogspanningsverbindingen kunnen invloed hebben op de gezondheid. Het beleid van de Rijksoverheid is erop gericht om zoveel als redelijkerwijs mogelijk is, te vermijden dat er nieuwe situaties ontstaan waarbij kinderen langdurig verblijven in het gebied rondom bovengrondse hoogspanningsverbindingen waarbinnen het jaargemiddelde magneetveld hoger is dan 0,4 microtesla.

Analyse
Het plan leidt tot het toevoegen van woningen waar kinderen gedurende langere tijd kunnen verblijven. Er is sprake is van een zeer grote afstand tot hoogspanningsverbindingen, namelijk ruim 2,6 kilometer. Er is geen nader onderzoek nodig naar de invloed op de gezondheid.

5.1.7.5 Conclusie

Het aspect volksgezondheid vormt geen planologische belemmering voor het plan.

5.1.8 Milieueffectrapportage
5.1.8.1 Inleiding

Het instrument milieueffectrapportage (m.e.r.) is ontwikkeld om het milieubelang volwaardig in de besluitvorming te betrekken. In de bijlage bij het Besluit milieueffectrapportage zijn de activiteiten genoemd waarvoor een m.e.r.-plicht of een m.e.r.-beoordelingsplicht geldt, of waarvoor een vormvrije m.e.r.-beoordeling nodig is.

5.1.8.2 Analyse

Het plan valt onder de activiteit "de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject met inbegrip van de bouw van winkelcentra of parkeerterreinen" zoals genoemd in de bijlage D van het Besluit milieueffectrapportage, maar overschrijdt niet de daarin genoemde drempelwaarde van 2000 woningen. Het plan is niet m.e.r.(-beoordelings)plichtig, maar er heeft wel een vormvrije m.e.r.-beoordeling plaatsgevonden. De beoordeling is opgenomen als bijlage 6.

5.1.8.3 Conclusie

Het plan is niet m.e.r.(-beoordelings)plichtig. Het plan heeft geen belangrijke nadelige milieugevolgen.

5.2 Waarden

5.2.1 Archeologie
5.2.1.1 Inleiding

Conform het bepaalde in artikel 3.1.6 Bro moet bij ruimtelijke ontwikkelingen rekening gehouden worden met de in de grond aanwezige dan wel te verwachten archeologische monumenten.

5.2.1.2 Analyse

Voorliggend plangebied ligt, conform het vigerende bestemmingsplan “Kom St. Willebrord”, in een zone met een hoge archeologische verwachtingswaarde (dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie'). Binnen deze dubbelbestemming zijn een tweetal aanduidingen aanwezig:

  • Overige zone - waarde archeologie 2, ter plaatse van deze aanduiding geldt een vrijstelling voor onderzoek bij bodemingrepen tot 50 cm onder maaiveld over een oppervlakte van minder dan 100 m².
  • Overige zone - waarde archeologie 4, ter plaatse van deze aanduiding geldt een vrijstelling voor onderzoek bij bodemingrepen tot 50 cm onder maaiveld over een oppervlakte van minder dan 1.000 m².

Onderhavig planvoornemen overschrijdt de vrijstellingsmaatvoeringen ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - waarde archeologie 2'. Derhalve is een archeologisch bureau- en verkennend veldonderzoek noodzakelijk. Aeres Milieu uit Roermond heeft voor voorliggend plangebied een bureau-onderzoek acheologie uitgevoerd: rapport ''Archeologisch bureau- en verkennend veldonderzoek door middel van boringen Dorpsstraat 113 te St. Willebrord (gemeente Rucphen)'' (13 november 2023, AM23035). Het onderzoeksrapport is bijgevoegd als bijlage 7.

Aeres Milieu concludeert dat de graafwerkzaamheden bij de voorgenomen planontwikkeling een negatieve impact kunnen hebben op het verwachte aanwezige archeologische niveau. Op basis van de bodemkundige gesteldheid kunnen onder de humushoudende bovengrond (55 - 130 centimeter beneden maaiveld) archeologische resten aanwezig zijn. Dit komt neer op een diepte van circa 6,94 tot 8,00 meter +NAP.

Wanneer er graafwerkzaamheden gaan plaatsvinden kunnen eventueel aanwezige archeologische resten verloren gaan. Op basis hiervan wordt voor het plangebied een vervolgonderzoek geadviseerd. Dit vervolgonderzoek vindt bij voorkeur in de vorm van een proefsleuvenonderzoek plaats. Hiervoor dient voorafgaand een Programma van Eisen (PvE) ter toetsing te worden voorgelegd aan de bevoegde overheid (gemeente Rucphen).

Middels behoudt van de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' (inclusief de aanduidingen 'overige zone - waarde archeologie 2' en 'overige zone - waarde archeologie 4') wordt juridisch geborgen dat bodemverstorende activiteiten enkel plaats kunnen vinden na archeologische vrijgave van de grond.

Ondanks een zorgvuldig onderzoek kan nooit volledig worden uitgesloten dat er tijdens werkzaamheden archeologische sporen of resten worden aangetroffen. Conform artikel 5.10 van de Erfgoedwet dient hiervan melding te worden gemaakt bij de Minister.

5.2.1.3 Conclusie

Het aspect archeologie vormt geen planologische belemmering voor het plan.

5.2.2 Cultuurhistorie
5.2.2.1 Inleiding

Conform het bepaalde in artikel 3.1.6 Bro moet bij ruimtelijke ontwikkelingen rekening gehouden worden met de aanwezige cultuurhistorische waarden.

5.2.2.2 Analyse

Onderhavig plangebied is gesitueerd nabij de St-Willibrorduskerk en het omliggende Processiepark (Rijkmonument). Om het aspect 'Cultuurhistorie' nader in kaart te brengen heeft Apto Architects uit Amsterdam een cultuurhistorische analyse uitgevoerd: rapport ''Cultuurhistorische analyse; St. Willibrord (20 november 2023). Het onderzoeksrapport is bijgevoegd als bijlage 8.

Apto Architects stelt dat aan de wens om de huidige bestemming ‘Dienstverlening’, te wijzigen naar de bestemming ‘Wonen’, kan worden voldaan, mits rekening wordt gehouden met de volgende punten:

  • Integratie van het plangebied met het Processiepark, waarbij onderhoud en huidig gebruik van het park wordt gewaarborgd.
  • De drie rijksmonumenten; het Processiepark, de St. Willibrorduskerk en de Mariagrot; worden beschermd en blijven in hun huidige staat.
  • In de ontwikkeling van het plangebied wordt gereageerd op gebruik van historische materialen, als baksteen, hout en steen.
  • In de ontwikkeling van het plangebied wordt teruggegrepen naar gebruik historische materialen van gebouwen op het plangebied voorheen.
  • De bomen zijn geplant ten tijden van de Rabobank en maken van oudsher geen onderdeel uit van het Processiepark (van na 1990). Middels een goede stedenbouwkundige invulling is de, met instemming van de gemeente om de bomen aan de Pastoor Bastiaansesingel/Dorpsstraat te rooien, conclusie dat er cultuurhistorisch-technisch geen negatieve wijzigingen optreden.

5.2.2.3 Conclusie

Het aspect cultuurhistorie vormt geen planologische belemmering voor het plan.

5.2.3 Natuurwaarden
5.2.3.1 Inleiding

Ten behoeve van de bescherming van natuurwaarden geldt de Wet natuurbescherming. De daarin opgenomen bescherming omvat de onderdelen:

  • gebiedsbescherming;
  • soortenbescherming;
  • bescherming van houtopstanden.

5.2.3.2 Analyse

Gebiedsbescherming
Het plangebied ligt niet binnen een beschermd gebied, zoals opgenomen in Natura 2000 en het Natuurnetwerk Nederland. Ook bij ontwikkelingen buiten natuurgebieden moet het effect worden beoordeeld, de zogenaamde 'externe werking'. Het gaat dan enerzijds om verstorende effecten zoals geluid, licht en trillingen op natuurgebieden behorende tot het Natuurnetwerk Nederland en anderzijds om stikstofdepositie op Natura 2000-gebieden.

Verstorende effecten
Gezien de aard en omvang van het plan en de afstand tot Natuurnetwerk Nederland kan worden geconcludeerd dat het plan geen verstorende effecten heeft op gebieden behorende tot Natuurnetwerk Nederland.

Stikstofdepositie
Om de stikstofdepositie van het plan op Natura 2000-gebieden te bepalen heeft Kragten een stikstofdepositie-onderzoek (10 november 2023) uitgevoerd, dat als bijlage 9 is bijgevoegd. Uit het onderzoek volgt dat de aanleg- en gebruiksfase voldoen aan de grenswaarde. Er is dan ook geen ontheffing in het kader van de Wet natuurbescherming nodig.

Soortenbescherming
Om een indruk te verkrijgen van de (mogelijk) aanwezige beschermde planten- en diersoorten binnen het onderzoeksgebied heeft B.J.C. de Rooy een quickscan natuurwaarden uitgevoerd: rapport: ''Ecologische quickscan in het kader van de Wet Natuurbescherming; Dorpsstraat 113, St. Willebrord'' (17 april 2023, 2023018V2). Het onderzoek is als bijlage 10 bijgevoegd.

B.J.C. de Rooy concludeert dat de uitvoering van de voorgenomen ingrepen in het plangebied in algemene zin niet verhinderd wordt door de natuurwetgeving, mits;

  • onderzoek wordt uitgevoerd naar de aanwezigheid van paarverblijfplaatsen van gewone dwergvleermuis in het gebouw;
  • onderzoek wordt uitgevoerd naar de aanwezigheid van vliegroutes van vleermuizen nabij de boomsingel van witte paardenkastanjes;
  • ecologische begeleiding wordt ingesteld ten aanzien van vogels als werkzaamheden aan bomen en groenvoorzieningen worden uitgevoerd gedurende de periode van 15 maart t/m 15 oktober;
  • onderzoek (middels het rekenmodel Aerius) wordt uitgevoerd naar stikstofdepositie door de ingrepen en gedurende de gebruiksfase;
  • een gemeentelijke kapvergunning ('Omgevingsvergunning Kap') wordt aangevraagd bij de gemeente Rucphen t.a.v. de kap van witte paardenkastanjes;
  • voldoende invulling wordt gegeven aan de algemene zorgplicht.

Op basis van de onderhavige quickscan Wet natuurbescherming dient voor de uitvoering van de werkzaamheden middels aanvullend ecologisch onderzoek duidelijkheid te worden verkregen omtrent de aanwezigheid van paarverblijfplaatsen van gewone dwergvleermuis in het gebouw en de aanwezigheid van vliegroutes van vleermuizen nabij de boomsingel van witte paardenkastanjes. Hiervoor is in de planregels een voorwaardelijke verplichting opgenomen gekoppeld aan het gebruik. De werkzaamheden ten behoeve van het aanvullende ecologische onderzoek zijn reeds opgestart.

Bescherming van houtopstanden
Het plan omvat niet het kappen van bomen buiten de bebouwde kom of in een houtopstand van meer dan 10 are, of het kappen van een bomenrij van meer dan 20 bomen. Er is derhalve geen herplantplicht conform artikel 4.3 van de Wet natuurbescherming.

5.2.3.3 Conclusie

Het aspect natuurwaarden vormt geen planologische belemmering voor het plan.

5.3 Waterparagraaf

5.3.1 Inleiding

Het plangebied ligt binnen het beheergebied van Waterschap De Brabantse Delta. De watertoets is het hele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten. Het doel van de watertoets is dat de waterbelangen evenwichtig worden meegewogen bij de totstandkoming van een plan. Deze waterparagraaf is een onderdeel van de watertoets. De waterparagraaf beschrijft zowel de huidige als toekomstige waterhuishoudkundige situatie (oppervlaktewater, grondwater, hemelwater en afvalwater).

5.3.2 Beleid

Het beleid van Waterschap Brabantse Delta is onderdeel van de Brabant Keur. De Brabant Keur schrijft de volgende stappen voor, voor de afhandeling van regenwater: hergebruiken, infiltreren, bufferen en afvoeren. Voor toename van het verhard oppervlak tussen de 500 m2 en 10.000 m2 geldt als norm dat er 60 mm berging dient te worden aangelegd in het plangebied. Hierbij dient een gevoeligheidsfactor van 1, ½ of ¼ toepast te worden afhankelijk van de locatie van het projectgebied. Volgens de Keurkaart bedraagt de gevoeligheidsfactor ter plaatse van het projectgebied 1.

Het waterschap Brabantse Delta is verantwoordelijk voor het waterbeheer in de gemeente op basis van de volgende wettelijke kerntaken: het zuiveringsbeheer, watersysteembeheer, beheer van dijken en beheer van vaarwegen. Het watersysteembeheer -waaronder grondwater- heeft daarbij twee doelen: zowel de zorg voor gezond water als de zorg voor voldoende water van voldoende kwaliteit. Het beleid en de daarmee samenhangende doelen van het waterschap zijn opgenomen in het waterbeheerplan 2022-2027, dat tot stand is gekomen in samenspraak met de waterpartners. Zo zijn bijvoorbeeld relevante waterthema's gekoppeld aan de belangrijkste ruimtelijke ontwikkelingen in de regio.

In het gemeentelijk rioleringsprogramma (2023 – 2026) geeft gemeente Rucphen aan dat ze omtrent hemelwaterberging de eisen van het waterschap volgen.

5.3.3 Watertoets

Door Kragten is een watertoets opgesteld waarin de bestaande en nieuwe situatie met betrekking tot het vuil- en regenwater is opgenomen, rapport: ''Watertoets; Ontwikkellocatie Dorpsstraat 113 te St. Willebrord'' (1 mei 2023, 20230324-RUC003-MEM). De notitie is als bijlage 11 bij deze toelichting opgenomen.

Kragten concludeert dat:

  • Aan de hand van luchtfoto's en obliekfoto's is het huidige verhard oppervlak in beeld gebracht. De bebouwing heeft een verhard oppervlak van circa 670 m2 en de terreinverharding heeft een verhard oppervlak van circa 1.750 m2. Dit houdt in dat er circa 2.420 m2 aan verhard oppervlak ligt.
  • Aan de hand van het ontwerp (d.d. 07-04-2023) is het toekomstig verhard oppervlak van de ontwikkeling vastgesteld. In het ontwerp is verharding in de vorm van bebouwing aangegeven. De 4 parkeerplaatsen in het noordwesten worden aan de andere kant van de weg gerealiseerd, naast het gebouw. De bebouwing heeft een verhard oppervlak van circa 1.870 m2. Om een worst-case scenario aan te houden, gaan we ervanuit dat de parkeerplaatsen en wegen volledig verhard worden. Dit heeft dan een oppervlak van circa 860 m2. Dit houdt in dat er in totaal circa 2.730 m2 aan verhard oppervlak ligt.
  • Omdat er geen watergang van het Waterschap in de omgeving ligt, is het van belang om aan het beleid van Gemeente Rucphen te voldoen. Door de ontwikkeling is er een toename van verhard oppervlak van circa 310 m2. Wanneer hier 60 mm over geborgen wordt dient er (310 * 0,06 =) 19 m3 aan waterberging aangebracht te worden.
  • Ondergrondse oplossingen zijn in de regel financieel minder aantrekkelijk dan bovengrondse oplossingen. Bovengrondse maatregelen zijn zelfs robuuster (minder foutgevoelig) en beter te onderhouden. Dit zorgt voor lagere kosten waardoor dit financieel aantrekkelijker is. Bovengrondse maatregelen nemen echter wel meer ruimte in op het maaiveld. Binnen het projectgebied is er niet voldoende ruimte om de volledige opgave middels oppervlakkige voorzieningen te bergen. Daarom wordt er gekozen voor ondergrondse berging.
  • Een locatie voor een ondergrondse waterberging is onder de rijbaan aan de noordzijde binnen het projectgebied (). Hier is genoeg ruimte beschikbaar waaronder bijvoorbeeld infiltratiekratten geplaatst kunnen worden. Voor de bepaling van de berging gaan we uit van infiltratiekratten met de volgende eigenschappen:
    • 1. afmetingen van een standaard infiltratiekrat is 1,2 m * 0,8 m * 0,66 m (l * b * h);
    • 2. een bergingsrendement van 95%, wat inhoudt dat 1 m3 aan infiltratiekratten 0,95 m3 aan water kan bergen;
    • 3. de bovenkant van de infiltratiekratten dient minimaal 0,50 m beneden maaiveld aangelegd te worden om de verkeersbelasting te kunnen afdragen;
    • 4. er is voor gekozen om 1 laag infiltratiekratten aan te leggen. Hierdoor ligt de bodem van het krattenpakket net boven de GHG (0,5 + 0,66 = 1,16 m onder maaiveld).

  • Dit houdt in dat er een oppervlak van circa 31 m2 benodigd is om het water te bergen. In dit oppervlak kan namelijk (31 * 0,95 * 0,66=) circa 19 m3 water geborgen worden. Onderstaande afbeelding geeft een indicatie van het ruimtebeslag van deze ondergrondse berging.

    afbeelding "i_NL.IMRO.0840.2584K0044-ON01_0021.png"
  • Indien de ondergrondse berging niet in het ontwerp past, kan ingezet worden op half verharde terreinverharding (telt voor 50% mee als verhard oppervlak) of groene daken (telt mee als onverhard oppervlak). Wanneer de helft van het dakoppervlak als een groen dak wordt gerealiseerd, heeft de bebouwing een verhard oppervlak van circa 935 m2. Dit houdt in dat er dan in de toekomstige situatie in totaal circa 1.795 m2 aan verhard oppervlak ligt. Dit is een afname vergeleken met de huidige situatie, waardoor er geen waterberging gerealiseerd zou hoeven worden. Om een duurzaam en robuust systeem te ontwerpen wordt wel altijd aangeraden om waterberging te realiseren, maar er ligt dan geen harde eis vanuit de gemeente of waterschap.

5.3.4 Conclusie

Het aspect water vormt geen planologische belemmering voor het plan.

Hoofdstuk 6 Haalbaarheid

In dit hoofdstuk wordt de haalbaarheid van dit bestemmingsplan aangetoond. Een bestemmingsplan moet zowel in financieel als in maatschappelijk opzicht haalbaar zijn. Er wordt daarom een korte financiële toelichting gegeven en daarnaast worden de doorlopen procedures weergegeven.

6.1 Kostenverhaal

Artikel 6.12 lid 1 Wro verplicht de gemeente een exploitatieplan vast te stellen voor gronden waarop bepaalde bouwactiviteiten zijn voorgenomen, tenzij het kostenverhaal 'anderszins verzekerd' is (artikel 6.12 lid 2a Wro).

In artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) zijn de bouwactiviteiten genoemd waarvoor het vaststellen van een exploitatieplan verplicht is. De in voorliggend bestemmingsplan opgenomen ontwikkelingen behoren tot deze in het Bro genoemde bouwactiviteiten. Op basis van artikel 6.12 lid 2a Wro is het vaststellen van een exploitatieplan echter niet verplicht, omdat de gemeente en grondeigenaar een (anterieure) overeenkomst hebben gesloten, waarin afspraken zijn gemaakt over het kostenverhaal. Het kostenverhaal is derhalve 'anderszins verzekerd'. Het opstellen van een exploitatieplan is niet vereist.

6.2 Gemeentelijke grondexploitatie

De gemeente heeft, ten tijde van deze planologische procedure, geen gronden in het plangebied in eigendom. Alle kosten en risico's van de planontwikkeling, -voorbereiding en -uitvoering zijn voor rekening van de initiatiefnemer. De gemeentelijke grondexploitatie wordt dus niet belast door voorliggend ruimtelijk plan. De financiële uitvoerbaarheid van het plan is hiermee aangetoond.

6.3 Maatschappelijk

6.3.1 Omgevingsdialoog

De initiatiefnemer heeft contact gezocht met de direct omwonenden/grondeigenaren en heeft hen geïnformeerd over voorliggend initiatief. Een verslag van het gevoerde omgevingsdialoog is bijgevoegd als bijlage 12.

6.3.2 Terinzagelegging

Het ontwerpbestemmingsplan ‘Kom St. Willebrord, Dorpsstraat 113’ is conform artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening in vooroverleg gezonden naar de betreffende personen en instanties. Daarnaast heeft het plan de procedure van artikel 3.8 en verder van de Wet ruimtelijke ordening doorlopen.

Het ontwerpbestemmingsplan 'Kom St. Willebrord, Dorpsstraat 113' wordt gedurende een periode van 6 weken voor eenieder ter inzage gelegd.

Hoofdstuk 7 Juridische aspecten

7.1 Algemeen

In dit hoofdstuk wordt toegelicht op welke wijze het plan juridisch is vertaald. Deze juridische vertaling is bindend.

Het bestemmingsplan bestaat uit:

  • de toelichting;
  • de planregels;
  • de verbeelding.

De toelichting heeft geen juridisch bindende werking. De toelichting heeft wel een belangrijke functie voor de onderbouwing van het plan en ook bij de verklaring van de bestemmingen en planregels, en in het bijzonder ten aanzien van de regels inzake nadere eisen en afwijkingen.

De planregels vormen de juridische regels voor gebruik van de gronden, de toegelaten bebouwing en het gebruik van aanwezige en/of op te richten bouwwerken.

De verbeelding geeft de geografische ligging van de bestemmingen en aanduidingen weer. De verbeelding vormt samen met de planregels het juridisch bindende deel van het bestemmingsplan.

Het bestemmingsplan voldoet aan de Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2012.

7.2 Planregels

De indeling van de planregels is als volgt.

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Hoofdstuk 4 Overgangsregels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Begrippen (artikel 1)
In dit artikel zijn de begrippen die in de planregels worden gehanteerd gedefinieerd. Bij de toetsing aan het bestemmingsplan moet worden uitgegaan van de in dit artikel aan de betreffende begrippen toegekende betekenis.

Wijze van meten (artikel 2)
In dit artikel is aangegeven hoe de hoogte en andere maten, die bij het bouwen in acht genomen dienen te worden, gemeten moeten worden.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Bedrijf - Nutsvoorziening (artikel 3)
De bestaande nutsvoorzieningen zijn in de bestemming 'Bedrijf - Nutsvoorziening' opgenomen. Ter plaatse mogen uitsluitend nutsvoorzieningen worden gebouwd.

Groen (artikel 4)
Voor de gronden ten oosten van het nieuwe bouwplan 'Groen' opgenomen. Ter plaatse mogen uitsluitend gebouwen ten dienste van de bestemming gerealiseerd worden.

Verkeer (artikel 5)
Aan de voorzijde van de bebouwing is de bestemming 'Verkeer' opgenomen. Hiermee wordt aangesloten bij de bestaande feitelijke situatie (positief bestemmen).

Wonen (artikel 6)
Binnen de bestemming 'Wonen' is het toegestaan om te wonen in 34 gestapelde woningen. Het hoofdgebouw dienet te worden opgericht binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak. Het hoofdgebouw wordt uitsluitend gestapeld opgericht met een maximum bouwhoogte zoals aangeduid op de verbeelding.

Waarde - Archeologie (artikel 7)
Deze dubbelbestemming verplicht het uitvoeren van een archeologisch onderzoek voorafgaand aan bodemingrepen dieper dan 50 cm onder maaiveld over een oppervlakte van meer dan 100 m² (ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - waarde archeologie 2) en dieper dan 50 cm onder maaiveld over een oppervlakte van meer dan 1.000 m² (ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - waarde archeologie 4).

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Anti-dubbeltelregel (artikel 8)
In dit artikel is bepaald dat gronden, die al eens als berekeningsgrondslag voor bouwen hebben gediend, niet nogmaals als zodanig kunnen dienen.

Algemene bouwregels (artikel 9 )
Dit artikel bevat regels ten aanzien van afwijkende bestaande bebouwing en ondergeschikte bouwdelen. Dit artikel bevat tevens de verplichting tot het voorzien in voldoende parkeergelegenheid, waarbij een verwijzing is opgenomen naar het relevante beleidsdocument.

Algemene gebruiksregels (artikel 10 )
In dit artikel is nader omschreven welke vormen van gebruik in ieder geval als strijdig met het bestemmingsplan worden aangemerkt, waaronder het gebruik van bouwwerken en terreinen zonder voldoende parkeergelegenheid.

Algemene aanduidingsregels (artikel 11 )
In dit artikel zijn regels opgenomen voor het bouwen binnen op de verbeelding opgenomen gebiedsaanduidingen. De volgende aanduiding komt in het bestemmingsplan voor:

Vrijwaringszone - obstakelbeheerzone

Voor de bescherming van de radarverstoringsgebieden van Vliegbasis Woensdrecht en radarstation Herwijnen en bescherming van de obstakelbeheerzones van Vliegbasis Woensdrecht is de aanduiding 'vrijwaringszone - obstakelbeheerzone' opgenomen met daaraan gekoppeld een beperkende bouwregeling.

Luchtvaartverkeerzone - 3

Voor de luchtvaartverkeerzone is de gebiedsaanduiding 'luchtvaartverkeerzone - 3' opgenomen met daaraan gekoppeld een beperkende bouwregeling.

Algemene wijzigingsregels (artikel 12 )
In dit artikel is ten eerste een algemene wijzigingsregel opgenomen voor geringe afwijkingen die in het belang zijn van een ruimtelijk of technisch beter verantwoorde plaatsing van bouwwerken, geen gebouwen zijnde of die noodzakelijk zijn in verband met de werkelijke toestand van het terrein. Deze rechten zijn overgenomen uit het voorgaande plan.

Overige regels (artikel 13 )
In dit artikel zijn regels opgenomen ten behoeve van het waarborgen van voldoende parkeergelegenheid.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Overgangsrecht (artikel 14)
Voor volgens de regels afwijkende bestaande bebouwing is voor de omvang, het onderhoud en de herbouw een overgangsregel opgenomen. Dit artikel bevat tevens een overgangsregel ten aanzien van het voortzetten van bestaand gebruik dat in strijd met het bestemmingsplan is.

Slotregel (artikel 15)
Hier wordt vermeld onder welke naam de regels van dit bestemmingsplan kunnen worden aangehaald.