direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Buitengebied 2013 (incl. Lint Oosteind), herziening 5 (Aansluiting N629-A27)
Status: geheel onherroepelijk in werking
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0826.BSPhz5BG2013-OH01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding en doel

Dagelijks worden problemen ervaren met bereikbaarheid, leefbaarheid en verkeersveiligheid op en langs de N629 tussen Oosterhout en Dongen.

De gemeenten Oosterhout en Dongen hebben samen met de provincie Noord-Brabant daarom besloten om de verkeers- en leefbaarheidsproblematiek op te lossen. Hiervoor zal onder andere het tracé van de N629 ter hoogte van Dongen-Oosterhout gewijzigd worden.

Het project wordt uitgevoerd in twee fasen:

  • 1. In fase 1 wordt het gedeelte tussen de aansluiting A27 te Oosterhout en het kruispunt N629-Provinciale weg te Oosteind aangepast.
  • 2. In fase 2 worden diverse varianten afgewogen voor het traject beginnend bij het kruispunt N629-Provinciale weg te Oosteind totaan de Steenstraat te Dongen. Voor fase 2 dient eerst nog een MER-procedure doorlopen te worden, waarbij een afweging tussen de verschillende varianten gemaakt zal moeten worden, alvorens over gegaan kan worden tot uitvoering.

De fasering is weergegeven in onderstaande afbeelding.

afbeelding "i_NL.IMRO.0826.BSPhz5BG2013-OH01_0001.png"

Fasering omlegging tracé N629 (Bron: Provincie Noord Brabant)

Aangezien voor fase 1 de problemen het meest urgent zijn en deze bovendien relatief snel en lokaal kunnen worden opgelost (aangezien hiervoor geen m.e.r.-procedure doorlopen dient te worden) is er voor gekozen dit traject eerst te realiseren middels een separaat besluitvormingstraject. Hiervoor wordt onderhavig bestemmingsplan opgesteld. Voor fase 2 wordt te zijner tijd een afzonderlijke planologische procedure doorlopen.

1.2 Projecthistorie en proces

De provincie Noord-Brabant, gemeente Oosterhout en gemeente Dongen hebben samen begin 2014 een overeenkomst getekend waarin zij aangegeven hebben een samenhangende totaaloplossing voor het gebied te willen nastreven. In deze overeenkomst is het oplossen van verkeers- en leefbaarheidsproblematiek tot doelstelling verheven waarbij deze, met erkenning van eigenaarschap, gezamenlijk wordt opgepakt. De partijen wensen daarbij robuuste (toekomstbestendige) wegverbindingen, waarbij de verkeersafwikkeling, verkeersveiligheid, leefbaarheid en duurzaamheid zijn gewaarborgd tegen een maatschappelijk aanvaardbare prijs.

Op basis van een verkenning, effectenstudie, strategische gebiedsvisie, verouderd geraakte planstudie/m.e.r. en nadere planstudie aansluiting A27 is geheel onherroepelijk in werking dat:

  • 1. de Provinciale weg N629 tussen Dongen en Oosterhout de verwachte (autonome) verkeersgroei naar 2030 onvoldoende kan verwerken. De N629 voldoet daarnaast niet aan de vormgeving zoals beschreven in de richtlijnen Duurzaam Veilig. Omwonenden hebben kenbaar gemaakt dat de weg en het verkeer een negatieve invloed hebben op de bereikbaarheid, leefbaarheid en (verkeers)veiligheid.
  • 2. de aansluiting van de provinciale weg N629 op de A27 in de huidige situatie reeds problematisch is.
  • 3. de gemeentelijke weg Westerlaan (Dongen) de huidige en verwachte (autonome) verkeersgroei niet kan verwerken én de huidige ligging van de Westerlaan leefbaarheidsproblemen (geluid, lucht) veroorzaakt voor de bewoners van de wijk West 1 in Dongen.
  • 4. de gemeente Oosterhout het bedrijventerrein Everdenberg uit wil breiden met een deel ‘Everdenberg-Oost’ waarvoor een nieuw aan te leggen ontsluiting op de N629 noodzakelijk is. Deze ontsluitingsweg verhoogt tevens de noodzaak om de N629 robuust te maken voor de toekomst.

Het voorliggend bestemmingsplan voorziet in een oplossing voor het geschetste probleem ad 2: de aanpassing van de aansluiting van de provinciale weg N629 op de A27.

Tevens levert het onderhavig bestemmingsplan een bijdrage aan de ontwikkeling Everdenberg Oost, ad 4, aangezien de maatregelen die met dit bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt, ook noodzakelijk zijn in het kader van de ontwikkeling Everdenberg Oost.

1.3 Ligging en begrenzing plangebied

Het voorliggend bestemmingsplan heeft betrekking op de aansluiting van de N629 op de A27. De aansluiting ligt ten oosten van de kern Oosterhout en ten noordwesten van de kern van Oosteind.

Het plangebied beslaat zowel de aansluiting A27-West als de aansluiting A27-Oost. Vervolgens is binnen het plangebied de nieuwe aansluiting richting het kruispunt N629-Provinciale weg te Oosteind meegenomen. Ook de oude ontsluiting is meegenomen, zodat hier de verkeersbestemming waar mogelijk kan worden wegbestemd. Tevens is ten westen van de bestaande carpoolplaats ruimte opgenomen voor de waterbergingsopgave.

Op onderliggende afbeelding is het plangebied weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0826.BSPhz5BG2013-OH01_0002.png"

Ligging plangebied

1.4 Relevante wetgeving

Crisis- en herstelwet

Een bestemmingsplan voor de aanleg of wijziging van een weg valt onder de Crisis- en herstelwet (zie bijlage 1, onder 3.4 van de Chw). De belangrijkste consequentie die dit met zich meebrengt is dat de bestuursrechter uitspraak moet doen binnen zes maanden na afloop van de beroepstermijn. Tevens wordt het beroep niet-ontvankelijk verklaard, indien binnen de beroepstermijn geen gronden zijn ingediend.

Bij de publicatie na de vaststelling van het bestemmingsplan moet expliciet worden opgenomen dat de Chw van toepassing is (zie artikel 11 van het Besluit uitvoering Chw).

Tracéwet

De Tracéwetprocedure is aan de orde bij aanleg van nieuwe hoofdwegen of wijziging van een bestaande hoofdweg. Gelet op de criteria van de Wet is de Tracéwet in dit geval niet van toepassing op het plan. Dit betreft de rijkswegen en niet de provinciale wegen. Er is dus geen sprake van een wijziging van een bestaande hoofdweg.

Toets aan de ladder voor duurzame verstedelijking

Het Besluit ruimtelijke ordening (lid 2 van artikel 3.1.6) vereist bij bestemmingsplannen die een stedelijke ontwikkeling mogelijk maken een zogenaamde "Toets aan de ladder voor duurzame verstedelijking". Uit een uitspraak van de Raad van State (RvSt 201400570/1/R6) is gebleken dat een weg geen overige stedelijke ontwikkeling is, zoals bedoeld in het Besluit ruimtelijke ordening. De Raad van State overweegt hiertoe het volgende; "Gelet op de nota van toelichting en de strekking van de regeling die mede gericht is op het tegengaan van leegstand, wordt de in het plan voorziene weg niet aangemerkt als een stedelijke ontwikkeling als bedoeld in artikel 3.1.6, tweede lid, in samenhang met artikel 1.1.1, eerste lid, onder i, van het Bro." De onderhavige ontwikkeling hoeft dan ook niet te worden getoetst aan de ladder voor duurzame verstedelijking.

1.5 Leeswijzer

In hoofdstuk 2 wordt ingegaan op de huidige situatie van het plangebied en de toekomstige ontwikkelingen, waarbij de opgestelde variantenstudie inclusief het voorkeursalternatief aan bod komen. Hoofdstuk 3 beschrijft het beleidskader waarbinnen de ontwikkeling mogelijk wordt gemaakt. In hoofdstuk 4 komen de concrete randvoorwaarden aan de orde waaraan de realisatie van het project dient te voldoen. In hoofdstuk 5 volgt een toelichting op de juridische regels van het plan. De economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid, waaronder de resultaten van het wettelijke vooroverleg en de ter inzage legging van het ontwerp bestemmingsplan, komen in hoofdstuk 6 aan bod.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

2.1 Huidige situatie

De onderstaande luchtfoto geeft de huidige inrichting van het plangebied weer. In blauw is de rijksweg A27 weergegeven, met aan beide zijden de toe- en afritten (volledige aansluiting). De N629 passeert de A27 middels een viaduct. In de haakse bocht van de N629 (oostelijk) ligt een carpool plaats. Daar is ook sprake van een lokale ontsluitingsweg, die gedeeltelijk parallel aan de A27 loopt en ter hoogte van de A27 afbuigt naar het noorden. Wel loopt er parallel aan de N629 een fietspad door, welke over het zelfde kunstwerk de A27 passeert.

De omliggende percelen aan de oostzijde van de A27 kennen een agrarisch grondgebruik. Er liggen ook enkele agrarische bedrijven ten zuiden van het plangebied.

Ten westen wordt de N629 (daar de Bovensteweg geheten), in de bebouwde kom van Oosterhout, omringd door woningen. Deze liggen op enige afstand van de weg, afgeschermd middels een groene zone en waterpartijen. Aan weerszijden van de weg zijn er geluidschermen gelegen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0826.BSPhz5BG2013-OH01_0003.png"

2.2 Toekomstige situatie

Variantenstudie

In de eerste fase wordt de aansluiting van de provinciale weg N629 op de A27 bij Oosterhout aangepakt zodat de doorstroming verbetert. Daarbij worden de huidige verkeerslichten ter plaatse van de aansluitingen van de N629 op de A27 aangepast zodat deze weer voldoende capaciteit krijgen. De speerpunten hierbij zijn het verbeteren van de verkeersafwikkeling A27 Oost en borging van de levensduur aansluiting A27 West.


In maart 2015 is een variantenstudie voor deelproject 1, ofwel de aansluiting N629 - A27, opgesteld, zie Bijlage 1. Hierin zijn meerdere varianten onderzocht voor een gebiedsontsluitingsweg met 2x2 rijbanen. De schetsontwerpen zijn met elkaar vergeleken op de volgende aspecten: verkeerskundig oplossend vermogen, maakbaarheid (grondbezit / bestemmingsplan / risico's), landschappelijke inpassing, milieukundige effecten en haalbaarheid (draagvlak / kosten realisatie). Uiteindelijk is gekozen voor de meest robuuste/ toekomstvaste oplossing; een ongelijkvloerse oplossing met een ovonde. Deze voorkeursvariant wordt in de volgende subparagraaf beschreven.

Beschrijving voorkeursvariant

In de toekomstige situatie zal de N629 ter plaatse van de aansluiting met de A27 tot het kruispunt met de Provincialeweg Oosteind worden uitgevoerd met 2 x 2 rijstroken. Het profiel met 2 x 2 rijstroken zal worden doorgezet op de Bovensteweg, tot de afrit richting de Pasteurlaan. Aan de oostzijde van de aansluiting vindt een grootschalige reconstructie plaats, waarbij een fly -over wordt gecreëerd voor het rechtdoorgaande verkeer tussen Oosterhout en Dongen. Verkeer van en naar de aansluiting op de A27 wordt op maaiveld afgewikkeld via een grote ovonde (= ovale rotonde). Op deze ovonde wordt ook de bestaande parallelweg aangesloten. Aangezien de doorgaande verkeersstroom ongelijkvloers wordt afgewikkeld, komen de verkeerslichten aan deze zijde te vervallen. Aan de westzijde van de aansluiting worden de verkeerslichten gehandhaafd. Wel komen er voor het rechtdoorgaande verkeer vanuit zowel de richting Oosterhout als de richting Dongen extra opstelvakken. Voor het verkeer vanaf de A27 zal een extra opstelvak voor linksafslaand verkeer worden gecreëerd. De structuur voor het langzaam verkeer (fiets en landbouwverkeer) blijft nagenoeg ongewijzigd ten opzichte van de huidige situatie. Wel zal er op de N629 zelf (tussen de Provincialeweg Oosteind en de nieuwe ovonde) een verbod op landbouwverkeer komen. Het tweerichting fietspad langs de N629, tussen de Provincialeweg Oosteind en de Polderweg, zal daarom worden omgevormd tot een parallelweg die ook door het landbouwverkeer gebruikt kan worden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0826.BSPhz5BG2013-OH01_0004.jpg"

Voorkeursvariant deelproject 1 met rotonde en ongelijkvloerse tweebaansweg

Toelichting op ontwerpkeuzes

Onderbouwing Westzijde A27

Dit voorstel is mede gebaseerd op een eerder uitgevoerde dynamische modellering waaruit is gebleken dat de capaciteit van de aansluitingen A27 in de autonome situatie onvoldoende is (berekening ten behoeve van het eerdere MER). Een betere afstemming van de Verkeersregelinstallatie (VRI) gecombineerd met meer opstelcapaciteit vermindert de kans op terugslag op de A27 aanzienlijk. Gekozen is voor een extra opstelstrook om de kruispuntaansluiting robuust te maken en daarmee doorstroming en verkeersveiligheid te vergroten. Het is ook gewenst om voor het rechtsafslaand verkeer vanaf de N629 naar de A27 een eigen opstelstrook te voorzien. Met deze extra opstelstrook kan het kruispunt het verkeer goed verwerken. Het kruispunt krijgt hierdoor een cyclustijd van 55 seconden in de ochtendspits en 42 seconden in de avondspits.


Onderbouwing Viaduct over A27

Het verkeersmodel berekent, afhankelijk van de gehanteerde uitgangspunten, voor het viaduct over de A27 24.400 á 26.300 motorvoertuigen per etmaal. Dit betekent een I/C verhouding van meer dan 0,8 (zie onderstaand kader). Op basis waarvan vanuit het provinciaal beleid de keuze is gemaakt voor een 2x2 wegprofiel. Deze keuze zorgt tevens voor een rustiger en veiliger wegbeeld omdat een 2x2 wegprofiel beter aansluit bij de wegprofielen voor en na het viaduct. De voorkeursvariant gaat uit van een viaduct ten zuiden van het nieuwe viaduct. Hier is voor gekozen omdat op deze wijze de parallelweg voor langzaam verkeer aan de noordzijde van het viaduct in stand kan blijven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0826.BSPhz5BG2013-OH01_0005.png"

Onderbouwing Oostzijde A27

Het verkeersmodel berekent voor het viaduct over de A27 24.400 á 26.300 motorvoertuigen per etmaal, afhankelijk van de gehanteerde uitgangspunten. Dit betekent een I/C verhouding van meer dan 0,8. Op basis waarvan vanuit het provinciaal beleid de keuze is gemaakt voor een 2x2 wegprofiel. Deze keuze zorgt tevens voor een rustiger en veiliger wegbeeld omdat een 2x2 wegprofiel beter aansluit bij de wegprofielen voor en na het viaduct van de A27. Het verkeer van de A27 wordt daarnaast met een ongelijkvloerse kruising sneller en efficiënter afgehandeld, waardoor de kans op terugslag op de A27 sterk verkleind wordt. De reden hiervoor is dat het verkeer van Dongen naar Oosterhout en andersom niet in hetzelfde vlak gekruist hoeft te worden. Het verkeer van de A27 of richting de A27 hoeft niet te wachten op het doorgaande verkeer tussen Dongen en Oosterhout. Tevens biedt het viaduct een robuuste oplossing voor het toenemende verkeer vanuit de autonome ontwikkelingen (zoals Everdenberg-Oost).


Aangepast (technisch) ontwerp 2015

De voorkeursvariant is als voorlopig (technisch) ontwerp in het voorjaar van 2015 onderwerp geweest van inspraak en vooroverleg; zie paragraaf 6.2. De binnengekomen reacties zijn mede aanleiding geweest om het voorlopig (technisch) ontwerp aan te passen. Hierbij zijn de volgende aanpassingen doorgevoerd:

  • Meer samenhang tussen fase 1 en fase 2; in de eerste fase was niet voorzien in een aanpassing van het kruispunt N629 – Provincialeweg – Ter Horst. Door een groot aantal insprekers werden zorgen geuit over de doorstroming en verkeersveiligheid op dit kruispunt tussen de eerste fase (reconstructie aansluiting A27) en de tweede fase (reconstructie van de rest van de N629). Naar aanleiding van deze reactie wordt nu in de eerste fase voorzien in een aanpassing van het kruispunt, zodanig dat de doorstroming en verkeersveiligheid geborgd zijn in de periode gelegen tussen de uitvoering van fase 1 en 2.
  • Verplaatsing van de carpoolplaats verder van Ter Horst en de Provincialeweg af. Een aantal insprekers had zich uitgesproken tegen de indicatieve locatie van de carpoolplaats, zoals voorzien in het voorlopig (technisch) ontwerp, en tegen een carpoolplaats op Ter Horst. In het aangepast (technisch) ontwerp is de locatie van de carpoolplaats naar het noorden opgeschoven en is deze ten noordoosten van de nieuwe ovonde geprojecteerd. Vooralsnog wordt dit als een tijdelijke locatie gezien, en zal de carpoolplaats als onderdeel van de ontwikkeling van een multifuel brandstofverkooppunt te zijner tijd (mogelijk) ter hoogte van Ter Horst worden gerealiseerd.
  • Inbouwen mogelijkheid tot een gescheiden parallelweg/ fietspad Ekelstraat; enkele insprekers hebben zich uitgesproken tegen de omvorming van het huidige fietspad langs de Ekelstraat tot een parallelweg die zowel door fiets- als landbouwverkeer gebruikt zou worden. Vooralsnog houdt de provincie, ondanks de bezwaren, vast aan dit voornemen. Wel is de begrenzing van de bestemming “verkeer” in het ontwerpbestemmingsplan dusdanig ruim gekozen dat het alsnog mogelijk is om een gescheiden fietspad en parallelweg aan te leggen.
  • Verplaatsing van de fly-over (viaduct over de ovonde) verder van Ter Horst af; een enkeling spreekt zich uit tegen een ongelijkvloerse kruising vanwege de negatieve effecten die dat zal hebben op het “uitzicht”. Een andere inspreker verzoekt de nieuwe fly-over meer richting het achterland te verschuiven. Beide zijn woonachtig aan Ter Horst. In het aangepast (technisch) ontwerp is de fly-over en de weg in oostelijke richting, verder van Ter Horst af, verplaatst.

afbeelding "i_NL.IMRO.0826.BSPhz5BG2013-OH01_0006.jpg"

Aangepast ontwerp Deelproject 1 Aansluiting A27 - N629, Tauw, 28-10-2015

Definitief ontwerp 2016

Mede naar aanleiding van de begin 2016 binnengekomen zienswijzen met betrekking tot het ontwerpbestemmingsplan is nog een aantal wijzigingen in het aangepast (technisch) ontwerp doorgevoerd. Dit heeft geleid tot het definitieve (technisch) ontwerp, zoals weergegeven op de afbeelding op de volgende pagina. Een grotere weergave van het definitieve (technisch) ontwerp is opgenomen in Bijlage 2. Het betreft de volgende aanpassingen aan het aangepast (technisch) ontwerp:

  • Op het kruispunt van de N629 en de Provincialeweg Oosteind wordt het opstelvak voor linksafslaand verkeer op de N629 richting de Provincialeweg opgeheven; verkeer uit noordelijke richting kan dus niet meer links afslaan richting Oosteind;
  • Verkeer dat vanuit noordelijke richting naar Oosteind wil, moet in plaats daarvan gebruik maken van de parallelweg langs de Ekelstraat, bereikbaar via de nieuwe ovonde. Deze parallelweg zal worden ingericht voor éénrichtingsverkeer in zuidelijke richting. Voor het fietsverkeer komt er een vrijliggend tweerichtingen fietspad naast de parallelweg langs de Ekelstraat, waarbij fietsers voorbij de nieuwe carpoolplaats weer gebruik gaan maken van de Landbouwweg;
  • Het ontwerp van de ovonde is aangepast, waarbij aan de oostzijde van de ovonde een extra rijstrook is aangebracht. Dit om het extra verkeersaanbod (als gevolg van het opheffen van het linksafvak op het kruispunt N629 - Provincialeweg/Ter Horst) te kunnen verwerken.

De aanpassingen hebben consequenties voor het autoverkeer, het landbouwverkeer en het fietsverkeer. De voornaamste wijziging treedt op voor het autoverkeer afkomstig van de Bovensteweg of afkomstig van de A27 vanuit de richting Utrecht. Dit verkeer dient de N629 ter hoogte van de nieuwe ovonde te verlaten om via de parallelweg langs de Ekelstraat naar Oosteind te kunnen rijden. Verkeer richting Oosteind welke afkomstig is van de A27 vanuit de richting Breda, kwam sowieso al op de ovonde uit. Alleen zal deze verkeerstroom nu niet invoegen op de hoofdrijbaan van de N629, maar via de ovonde over de parallelweg langs de Ekelstraat (eenrichtingsverkeer in zuidelijke richting) worden afgewikkeld. De wijzigingen voor het landbouwverkeer, betreffen het landbouwverkeer in noordelijke richting. Dit kan in de gewijzigde situatie niet langer gebruik maken van de parallelweg langs de Ekelstraat (vanwege éénrichtingsverkeer in zuidelijke richting). Het landbouwverkeer richting de Bovensteweg hoeft (zoals bij het vorige ontwerp wel het geval was) halverwege het viaduct, ten noorden van de ovonde, niet ongeregeld in te voegen op de N629. In het definitieve (technisch) ontwerp zal dit landbouwverkeer via verkeerslichten bij het kruispunt N629 -Provincialeweg/Ter Horst gereguleerd, via de N629 richting de Bovensteweg worden afgewikkeld. Het landbouwverkeer richting de Gecombineerde Willemspolder (polder ten noord van Oosteind), zal via de ovonde, over de Landbouwweg en de Polderweg (zoals thans ook het geval is) worden ontsloten. Gezien de wijziging van de functie van de parallelweg langs de Ekelstraat (landbouwverkeer én overig gemotoriseerd verkeer) wordt ter hoogte van deze parallelweg, omwille van verkeersveiligheid, voorzien in een vrijliggend tweerichtingenfietspad. Dit vrijliggend tweerichtingenfietspad zal na de carpoolplaats aansluiten op de Landbouwweg. Vanaf dit punt zal (zoals thans ook het geval is) er een gecombineerd gebruik zijn van fietsverkeer (van en naar Oosterhout) en landbouwverkeer (van en naar de Gecombineerde Willemspolder). Ter hoogte van de aantakking van de Polderweg op de Landbouwweg zal door handhaving van de huidige verkeerssluis (of het treffen van een soortgelijke nieuwe voorziening) op de Landbouwweg verder in de richting van Oosterhout , zoals thans ook het geval is, slechts sprake zijn van een fietspad.

afbeelding "i_NL.IMRO.0826.BSPhz5BG2013-OH01_0007.png"

Definitief ontwerp Deelproject 1 Aansluiting A27 - N629, Tauw, 02-06-2016

Kruispunt N629-Provincialeweg

Het kruispunt N629-Provincialeweg te Oosteind zal tijdelijk worden aangepast. Ten behoeve van deze aanpassing dient de verkeersbestemming aan de noordzijde van het kruispunt te worden verruimd. De tijdelijke aanpassing ten zuiden van Ter Horst - Provincialeweg past binnen de geldende bestemming Verkeer zoals deze is opgenomen in het bestemmingsplan Buitengebied 2013. Deze tijdelijke situatie is te zien op bovenstaande afbeelding.

Uiteindelijk zal ook de doorgaande weg ten zuiden van dit kruispunt worden aangepast. Dit onderdeel valt echter binnen fase 2 van de ontwikkeling, welke niet wordt geregeld via onderhavig bestemmingsplan dat alleen de tijdelijke situatie voor het kruispunt mogelijk maakt. Wel is deze doorkijk naar de lange termijn op bovenstaande afbeelding apart binnen een kader opgenomen.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Rijksbeleid

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

De structuurvisie infrastructuur en ruimte geeft een nieuw, integraal kader voor het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid op rijksniveau en is de 'kapstok' voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties. In deze structuurvisie schetst het Rijk ambities tot 2040 en doelen, belangen en opgaven tot 2028 en geeft zij aan in welke infrastructurele projecten geïnvesteerd gaat worden.

Een van de drie rijksdoelen voor 2028 is: de bereikbaarheid verbeteren en ruimte vrij maken voor uitbreiding van wegen, spoorwegen en vaarwegen.

Het Nationaal belang 5 houdt het volgende in: een robuust hoofdnet van wegen, spoorwegen en vaarwegen rondom en tussen de belangrijkste stedelijke regio's inclusief de achterlandverbindingen.

Aangegeven wordt dat op hoofdverbindingen buiten de Randstad (voornamelijk op de dominante multimodale, (inter)nationale verbindingen) het Rijk 2x3 rijstroken de standaard wil laten zijn. Deze ambitie is ook op het zuidelijk deel van de A27 van toepassing.

Conclusie  

Het Rijksbeleid doet geen uitspraken over provinciale wegen. De uitvoering en inpassing van voorliggend bestemmingsplan is een taak van de provincie en de gemeenten.

3.2 Provinciaal beleid

Structuurvisie Noord-Brabant en Verordening Ruimte (2014)

De Structuurvisie benoemt en beschrijft ambities voor vier ruimtelijke structuren: infrastructuur, landelijk gebied, groenblauwe structuur en stedelijke structuur. In de verordening ruimte staan regels waarmee een gemeente rekening moet houden bij het maken van bestemmingsplannen. De onderwerpen die in de verordening staan zijn gebaseerd op de structuurvisie. De verordening is een manier om die provinciale belangen veilig te stellen.

In zowel de structuurvisie als de verordening is met name het stedelijk concentratiegebied met de daarbij aansluitende zoekzones voor stedelijke ontwikkeling van belang.

Uitgangspunt van zorgvuldig ruimtegebruik is dat de ruimte binnen het bestaand stedelijk gebied zo goed mogelijk wordt benut. Als er toch nieuw ruimtebeslag nodig is dan kan dit alleen in de zoekgebieden voor stedelijke ontwikkeling. De zoekgebieden voor stedelijke ontwikkeling zijn gebieden waar, gelet op de ruimtelijke kwaliteiten, verantwoorde uitbreidingsmogelijkheden liggen.


Ten aanzien van het plangebied valt het deel ten westen van de A27 binnen het bestaand stedelijk gebied, namelijk het 'stedelijk concentratiegebied'. Ten oosten van de A27 valt het plangebied deels binnen 'zoekgebied voor stedelijke ontwikkeling' en deels binnen 'gemengd landelijk gebied'.

afbeelding "i_NL.IMRO.0826.BSPhz5BG2013-OH01_0008.png" Uitsnede combinatie Themakaart Stedelijke ontwikkeling en Themakaart Agrarische ontwikkeling, Verordening Ruimte 2014

Zoekgebied stedelijke ontwikkeling

Volgens de Verordening Ruimte kan een bestemmingsplan binnen de zone 'Zoekgebied voor stedelijke ontwikkeling' voorzien in een stedelijke ontwikkeling, indien:

  • a. de stedelijke ontwikkeling aansluit bij bestaand stedelijk gebied of plaatsvindt in een nieuw cluster van stedelijke bebouwing;

Voorliggend bestemmingsplan betreft niet de aanleg van een geheel nieuwe weg, maar een aanpassing van de bestaande weg en een verplaatsing van de bestaande carpoolplaats. Het bestaande tracé is nu ook al voor een deel gelegen buiten het zoekgebied voor stedelijke ontwikkeling. Tevens vindt de nieuwe ontwikkeling plaats direct grenzend aan het bestaande tracé.

  • b. bij de stedenbouwkundige en landschappelijke inrichting rekening wordt gehouden met de aanwezige ruimtelijke kwaliteiten en structuren in het gebied zelf en in de naaste omgeving, waaronder mede begrepen de ontwikkeling van een groene geleding ten behoeve van ecologische en landschappelijke verbindingen, door deze in de planontwikkeling te betrekken.

Bij de variantenstudie, zie Bijlage 1, en hoofdstuk 4 uit deze toelichting is aandacht besteed aan de aanwezige ruimtelijke kwaliteiten en structuren.

Gemengd landelijk gebied

Binnen Gemengd landelijk gebied is ten aanzien van een aanleg of wijziging van een provinciale weg artikel 7.19 Wegen van toepassing. Dit artikel bevat enkele algemeen geformuleerde regels waaraan een bestemmingsplan, dat voorziet in de aanleg of wijziging van een gemeentelijke of provinciale weg buiten bestaand stedelijk gebied, moet voldoen. Deze regels zijn voornamelijk gericht op een goede onderbouwing van de ruimtelijke ontwikkeling. In het artikel staat beschreven dat de toelichting bij een bestemmingsplan dat voorziet in de aanleg of wijziging van een gemeentelijke of provinciale weg bevat:

  • a. een omschrijving van het gebied waarop het voorbereidend onderzoek was gericht;

Dit is beschreven in de Variantenstudie en paragraaf 2.1 van deze toelichting.

  • b. een beschrijving van de aard van het verkeerskundig probleem waarop dat voorbereidend onderzoek was gericht en van de aard van de ruimtelijk relevante ontwikkelingen in het gebied;

Dit is beschreven in de Variantenstudie en de paragrafen 1.1 en 4.1 van deze toelichting.

  • c. een onderbouwing van de voorkeur voor het in het plan opgenomen tracé, mede aan de hand van het voorbereidend onderzoek bedoeld onder a en b;

Dit is beschreven in de Variantenstudie.

  • d. een beschrijving van het aantal te realiseren rijstroken;

Dit is beschreven in paragraaf 2.2 van de toelichting en vastgelegd in de regels onder artikel 4, lid 4.1 onder a.

  • e. een beschrijving van de te treffen maatregelen, de inpassing van die maatregelen en de ligging in het terrein;

Dit is beschreven in de Variantenstudie en de paragrafen 2.2 , 4.2 en 4.8 van de toelichting.

  • f. een beschrijving van de te treffen voorzieningen, gericht op het ongedaan maken, beperken of compenseren van de nadelige gevolgen van de uitvoering van het werk, voor zover die voorzieningen rechtstreeks verband houden met de uitvoering van het werk.

Dit is beschreven in hoofdstuk 4 van deze toelichting.

Bevordering ruimtelijke kwaliteit

In artikel 3 staan algemene regels opgenomen ter bevordering van de ruimtelijke kwaliteit. Het gaat over de zorgplicht voor ruimtelijke kwaliteit en kwaliteitsverbetering van het landschap. Deze regels inzake kwaliteitsverbetering zijn niet van toepassing bij ruimtelijke ontwikkelingen die maatschappelijk zeer gewenst zijn. Bij voorliggend initiatief is hier sprake van, gezien de verkeers- en leefbaarheidsproblematiek.

Tot slot heeft in het kader van de 'taken regionaal ruimtelijk overleg', artikel 37.4., regionale afstemming plaatsgevonden tussen provincie en gemeente over programmering en planologische voorbereiding van 'infrastructurele voorzieningen', in dit geval de aanpassing van de aansluiting N629-A27.

Provinciaal Verkeers-en Vervoersplan en Brabants Meerjarenprogramma Infrastructuur en Transport (2006)

De provincie kiest voor een deur tot deur benadering, waarbij alle vervoer over weg, water en spoor in samenhang worden bekeken (ook OV en fiets). Per gebied wordt een passende invulling gegeven aan mobiliteit. Elk gebied is anders en per gebied legt de provincie andere accenten. Het PVVP schetst onder andere de ambities om voldoende ruimte te houden voor aanleg van nieuwe infrastructuur, gegarandeerde en betere sociale bereikbaarheid met keuzemogelijkheden voor de reiziger, verbetering van de kwaliteit van de leefomgeving en bescherming/ ontwikkeling van natuur en landschap bij inpassing van nieuwe infrastructuur.

De planstudie N629/Westerlaan is voor de periode 2015 -2019 opgenomen in het Brabants Meerjarenprogramma Infrastructuur en Transport, het uitvoeringsprogramma voor provinciale infrastructuurprojecten.


Agenda van Brabant

De Agenda van Brabant zet in op het vestigings- en leefklimaat in Brabant, zodat Brabant tot de top van de (industriële) kennis- en innovatieregio's in Europa blijft behoren. Een leefklimaat waarin ondernemers, overheden, kennis-en onderwijsinstellingen en maatschappelijke organisaties optimaal functioneren en een bijdrage leveren aan welzijn van de Brabantse burgers en bedrijven. Doel van de Agenda is om het vestigings- en leefklimaat zodanig te beïnvloeden, dat Brabant vanuit een Europees en mondiaal concurrentieperspectief aantrekkelijk, duurzaam en welvarend wordt en blijft. De Agenda streeft naar evenwicht tussen economie/innovatie en de kwaliteit van het woon/leefmilieu. Een goede bereikbaarheid in de regio is in de agenda benoemd als kerntaak van de provincie.


Conclusie  

Het voornemen zoals opgenomen in onderhavig bestemmingsplan is niet direct benoemd in de provinciale structuurvisie en verordening, maar past wel binnen de regels die de provincie aan een dergelijke ontwikkeling oplegt. Bovendien is de planstudie N629/Westerlaan, waar onderhavig plan onderdeel van uitmaakt, wel opgenomen in het Brabants Meerjarenprogramma Infrastructuur en Transport. Dit project en dat voorliggend plan past dus binnen het provinciale beleid.

3.3 Gemeentelijk beleid

Geldende bestemmingsplannen

Ter plaatse van het plangebied zijn drie bestemmingsplannen van kracht.

Ten oosten van de A27 geldt het bestemmingsplan Buitengebied 2013 (inclusief Lint Oosteind), zoals geheel onherroepelijk in werking op 8 juli 2014. Het plangebied valt binnen de bestemmingen Verkeer, Water en Agrarisch.

Aan de westzijde van de A27 en ten noorden van de N629 geldt het bestemmingsplan Dommelbergen, dat is geheel onherroepelijk in werking op 16 december 2008. Het plangebied van voorliggend bestemmingsplan ligt hier binnen de Verkeers- en Groenbestemming.

Tot slot geldt voor de gronden ten westen van de A27 en ten zuiden van de N629 dat het bestemmingsplan Leijsenakkers, zoals geheel onherroepelijk in werking op 14 juli 2009, van kracht is. Ook hier is het plangebied gelegen ter plaatse van de Verkeers- en Groenbestemming.

Binnen de bestemming Agrarisch en Groen is de aanleg van een gebiedsontsluitingsweg niet mogelijk.

Tevens wordt de planologisch relevante persrioolleiding verlegd. Hiertoe is de daarbij behorende belemmeringszone conform het nieuwe tracé worden aangepast.

afbeelding "i_NL.IMRO.0826.BSPhz5BG2013-OH01_0009.jpg"

Uitsnede geldende bestemmingsplannen

Structuurvisie gemeente Oosterhout (2013)

In oktober 2013 is de Structuurvisie Oosterhout geheel onherroepelijk in werking. Deze is gebaseerd op verschillende plannen en beleidsdocumenten, waarvan de Stadsvisie sturend is geweest. Er zijn meerdere ontwikkelingsmogelijkheden vastgelegd welke relevant zijn voor het plangebied.

Ten aanzien van het thema mobiliteit wordt onder meer ingegaan op de toekomstige verbreding van de A27. Dit zal na 2020 plaatsvinden. Daarbij zal rekening worden gehouden met een mogelijke spoorlijn aan de oostkant van de A27. Ook zal bij het knooppunt met de Bovensteweg ruimte ontstaan voor een stationslocatie.

Ook de nieuwe regionale verbinding tussen Oosterhout en Dongen (N629) krijgt aandacht onder het thema mobiliteit. Gezien de afwikkelingsproblemen op de provinciale weg tussen Oosterhout en Dongen, de N629, zijn maatregelen noodzakelijk. Dit ook met het oog op de ontwikkeling van Everdenberg-Oost. Ingezet wordt op de aanleg van een (deels) nieuwe weg zuidelijk van de Heistraat, waarbij die nieuwe weg het doorgaande verkeer gaat verwerken en de Heistraat vooral een functie voor het lokale verkeer blijft vervullen. De nieuwe weg zal gefaseerd worden aangelegd. De eerste fase betreft het gedeelte tussen de A27 en het aansluitpunt van de geprojecteerde ontsluiting voor Everdenberg-Oost.

Ten zuidwesten van het plangebied is een locatie aangewezen voor de ontwikkeling van Everdenberg-Oost als uitbreiding van het bestaande bedrijventerrein Everdenberg met een omvang van circa 20 hectare.

afbeelding "i_NL.IMRO.0826.BSPhz5BG2013-OH01_0010.jpg"

Uitsnede structuurvisiekaart

Structuurplan Oosterhout-Oost

In januari 2007 is het structuurplan Oosterhout-Oost geheel onherroepelijk in werking door de gemeenteraad van Oosterhout. Het structuurplan voorziet in de beschrijving in hoofdlijnen van de ruimtelijke en functionele ontwikkeling van het gebied ten oosten van de rijksweg A27 en ten noorden van het Wilhelminakanaal. Het structuurplan vormt het integratiekader voor de keuzes op het gebied van infrastructuur, bedrijvigheid- en natuurontwikkeling, en ontwikkelingen voor andere functies. In de hiervoor aangehaalde Structuurvisie Oosterhout (2013) is dit structuurplan als integraal plan opgenomen.

In het structuurplan wordt aangegeven dat langs de N629 / Heistraat de leefbaarheid in het geding is in de vorm van geluidsoverlast, slechte oversteekbaarheid en verminderde veiligheid en luchtkwaliteitsproblemen. Hierin wordt een voorkeurstracé besproken. De definitieve inpassing van de weg wordt verder uitgewerkt in een MER-studie.

In het zuiden van het plangebied is een zoekgebied bedrijvenclusters opgenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0826.BSPhz5BG2013-OH01_0011.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0826.BSPhz5BG2013-OH01_0012.jpg"

Onderzoek mogelijkheden brandstofverkooppunt

De gemeente onderzoekt de mogelijkheden van een brandstofverkoopunt ter hoogte van Ter Horst. De ontwikkeling van een multifuel brandstofverkooppunt aan Ter Horst maakt geen onderdeel uit van het onderhavige bestemmingsplan. Het definitieve (technisch) ontwerp van fase 1 van de reconstructie van de N629, en daarmee het onderhavige bestemmingsplan, maken het op termijn ontwikkelen van een multifuel brandstofverkooppunt aan de Ter Horst in combinatie met een carpoolplaats niet onmogelijk.

Conclusie  

Binnen het gemeentelijk beleid is het nieuwe tracé voor de N629 opgenomen binnen zowel de structuurvisie als het structuurplan. Voorliggend bestemmingsplan vormt een onderdeel van dit voornemen, namelijk deelproject 1. Zodoende past het voornemen binnen het gemeentelijk beleid.

De realisering van de weg past niet overal binnen de geldende bestemmingsplannen, vandaar dat voorliggend bestemmingsplan voorziet in de wijziging hiervan.

Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten

In de afgelopen jaren zijn diverse onderzoeken uitgevoerd naar de verkeers- en leefbaarheidproblematiek van de N629. In deze studies is het probleem in kaart gebracht en is een groot aantal alternatieven en varianten op milieueffecten en probleemoplossend vermogen onderzocht.

Provincie Noord-Brabant en de gemeenten Oosterhout en Dongen zijn begin 2014 overeengekomen om gezamenlijk de verkeers- en leefbaarheidproblematiek van de N629 aan te pakken. Focus bij deze aanpak ligt allereerst bij het verbeteren van de aansluitingen van de N629 op de A27 bij Oosterhout. Onderstaand worden de uitvoeringsaspecten behandeld die relevant zijn voor de aansluiting van de N629 op de A27 (fase 1).

4.1 Verkeer

Uitgangpsunten verkeersberekeningen

Voor de verkeersberekeningen heeft het verkeerskundig adviesbureau 4cast gebruik gemaakt van het GGA verkeersmodel Hart van Brabant dat eind december 2014 is vrijgegeven door de provincie Noord-Brabant. Het verkeersmodel is toegepast in OmniTRANS versie 6.1.4. Dit model kent een basissituatie 2010 en zichtjaren 2020 en 2030.

Ten behoeve van deelproject 1 (dit bestemmingsplan) is uitgegaan van het basisjaar 2010 en het zichtjaar 2030. Specifiek voor het jaar van realisatie is een modelsituatie 2017 opgesteld. Hierbij zijn netwerken opgesteld voor de situaties met en zonder een gerealiseerd deelproject 1.

Verkeersmodel regionale verkeersmodel Hart van Brabant
Het verkeersmodel Hart van Brabant is een multimodaal, simultaan geschat verkeersmodel. Dit betekent dat in het model rekening wordt gehouden met de eventuele verkeersaantrekkende werking van nieuwe infrastructuur (overstappers van bijvoorbeeld OV naar auto). Bij de berekeningen wordt rekening gehouden met autonome ontwikkelingen. Het verkeersmodel is eind 2014 opgeleverd en maakt onderdeel uit van de BrabantBrede Model Aanpak (BBMA), een samenwerkingsverband tussen de gemeenten in de provincie Noord-Brabant, Rijkswaterstaat en de provincie. Deze aanpak draagt zorg voor een afstemming van ruimtelijke plannen binnen de provinciegrens van de deelnemende partijen. De provincie is onderverdeeld in een zestal regio's die elk een apart verkeersmodel kennen die qua modelbenadering op dezelfde wijze zijn opgebouwd, gebruikmakend van dezelfde bronbestanden. De voorgenomen activiteit betreft hoofdzakelijk een herinrichting op het provinciale wegennetwerk. Hieruit volgt dat het gebruik van een regionaal verkeersmodel voor deze regio voor de hand ligt. Autonome ontwikkelingen zoals economische groei en welvaartsontwikkelingen zijn afgestemd met de beleidsinstellingen en ontwikkelingssceanrio's die het Ministerie hanteert in de eigen landelijke en regionale (LMS/NRM) verkeersmodellen. Daarnaast is afstemming gezocht met de meest actuele gemeentelijke bouwopgaven. Door deze aanpak wordt ook gewaarborgd dat modeluitgangspunten tussen de verschillende modelsystemen in de regio consistent zijn. Het basisjaar voor de verkeersberekeningen is 2010. Het verkeersmodel kent de prognosejaren 2020 en 2030. Voor de effectbepaling van de deelproject 1 is een 2017 tussenscenario opgesteld waarbij de mobiliteitsontwikkeling tussen 2010 en 2020 als lineair is verondersteld.  

Autonome situatie in 2020 en 2030

Het netwerk 2020 is overgenomen van het GGA verkeersmodel Hart van Brabant. Voor de 2030 situatie is in overleg met de provincie besloten om voor 2030 aanvullend uit te gaan van realisatie van het project verbreding A27 Houten -Hooipolder. Oplevering wordt voorzien na 2020 waardoor het project enkel in het 2030 model is opgenomen. Hierbij is gebruik gemaakt van de vormgeving en wegvakkenmerken van het NRM Zuid. Knoopunt Hooipolder kent hierbij een bypass van de westelijke A59 naar de noordelijke A27. Daarnaast komt in deze situatie aansluiting 34 (Raamsdonk) op de A59 te vervallen.


Toekomstige situatie

Als basis voor de toekomstige situatie zijn de netwerken 2020 en 2030 gehanteerd, zoals opgesteld in de bijbehorende autonome situaties. Toegevoegd zijn de gewijzigde aansluitingen van de A27 met N629 aan beide zijden van de A27. De N629 is tussen de westelijke aansluiting met de A27 en de aansluiting met de provinciale weg uitgevoerd als 2x2 met 80 km/h. Onderstaand zijn de meest kenmerkende aanpassingen t.o.v. de autonome situaties weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0826.BSPhz5BG2013-OH01_0013.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0826.BSPhz5BG2013-OH01_0014.png"


Resultaten verkeersberekeningen

Herinrichting kruispunten

Westelijke aansluiting N629/A27

In de huidige situatie wikkelt het verkeer op dit westelijke kruispunt al moeilijk af. Uit modelberekeningen blijkt dat de huidige configuratie de toekomstige verkeersstromen niet kan afwikkelen. Met name de verkeersstromen op de linksafbewegingen van/naar de A27 kunnen met 1 rijstrook onvoldoende worden afgewikkeld over het kruispunt. Ook de capaciteit van de rijbeweging Bovensteweg (west) ->oprit A27 zuid zal onvoldoende zijn.

Een herinrichting van het kruispunt is daarom noodzakelijk. Hierbij worden de capaciteiten van de rijbewegingen Bovensteweg (oost)-> oprit A27 (zuid) en de afrit A27 (noord)->Bovensteweg (west) uitgebreid met elk 1 rijstrook. Ook het aantal opstelstroken op de Bovensteweg (west) wordt herzien. Dit wegvak kent in het nieuwe ontwerp 2 rechtdoorgaande stroken richting Bovensteweg (Oost) en een afzonderlijke rechtsaffer richting de oprit A27 (zuid). Modelberekeningen laten zien dat met deze herziende inrichting van het kruispunt de toekomstige verkeersstromen in voldoende mate afgewikkeld kunnen worden. Hierbij is sprake van acceptabele wachttijden en benodigde opstellengtes voor de verschillende rijbewegingen.

Voor het zichtjaar 2030 zijn voor de heringerichte VRI cyclustijden berekend die in de drukste spitsuren ruim onder de grenswaarden (90 seconden) liggen die in Nederland voor dit type kruisingen gehanteerd worden.


Oostelijke aansluiting N629/A27

Ter hoogte van de oostelijke aansluiting van de N629 met de A27 is in de huidige situatie al sprake van problemen met de verkeersdoorstroming. Bij de huidige vormgeving van het kruispunt conflicteren de doorgaande N629 verkeersstromen met de verkeersstromen van en naar de A27 ter hoogte van de VRI.

In de voorgenomen herinrichting van deze oostelijke aansluiting wikkelt het doorgaande N629 verkeer tussen Oosterhout en Dongen via een fly-over apart af. Dit gedeelte van het verkeer conflicteert daarmee niet meer met de verkeersstromen van/naar de A27. Uit modelberekeningen volgt dat ruim 60 procent van de toekomstige verkeersstromen op de N629 doorgaand N629 verkeer betreft dat via deze fly-over zal worden afgewikkeld.

Het overige verkeer van en naar de A27 wikkelt in de nieuwe situatie af via een ovonde met voorrangsregeling. De verkeerslichten kunnen hier komen te vervallen doordat de doorgaande N629 verkeersstroom niet meer over het kruispunt worden afgewikkeld waardoor de verkeersdruk op de ovonde substantieel afneemt.

 

Verkeer vanuit het noorden dat richting de Provincialeweg rijdt, wikkelt af via een doorsteek tussen de ovonde en de parallel gelegen Landbouwweg. Het zuidelijke gedeelte van de Landbouwweg wordt verlegd en takt aan op de Provincialeweg. Dit gedeelte wordt ingericht als éénrichtingsweg in zuidelijke rijrichting. Door de realisatie van de doorsteek bestaat er op het kruispunt N629/Provincialeweg geen mogelijkheid om vanuit het noorden linksaf te slaan richting de Provincialeweg.

Deze wijziging is doorgevoerd mede naar aanleiding van zienswijzen. In dat kader is nog nader onderzocht of deze oplossing verkeerstechnisch voldoet. Dat is het geval. Hiervoor is een afzonderlijke notitie gemaakt, die als Bijlage 3 is opgenomen bij de toelichting.


Op de zuidelijke ovondetak wordt de capaciteit vergroot door de verkeersstomen richting de oostelijke A27 oprit en de Bovensteweg te scheiden en af te wikkelen over aparte rijstroken. Op basis van simulatiemodellen is beoordeeld dat de verkeersafwikkeling op de gehele ovonde voldoende is, zie Bijlage 3.

afbeelding "i_NL.IMRO.0826.BSPhz5BG2013-OH01_0015.png"

N629 - Provincialeweg - Ter Horst

Het kruispunt van de N629 met de Provincialeweg en Ter Horst is in de huidige situatie een voorrangskruispunt. Als gevolg van de reconstructie van de oostelijke aansluiting op de A27 en het 2 x 2 profiel van de N629 ten noorden van de Provincialeweg zal ook dit kruispunt worden heringericht. De herinrichting bestaat eruit dat het kruispunt van een VRI wordt voorzien en dat extra opstelvakken worden aangebracht op zowel het noordelijk deel van de N629 als de Provincialeweg en Ter Horst. Vanwege de korte afstand t.o.v. de oostelijke aansluiting op de A27 is het voor verkeer uit noordelijke richting na de herinrichting niet meer mogelijk om op het kruispunt linksaf te slaan richting de Provincialeweg. In plaats daarvan kan verkeer richting Oosteind vanaf de ovonde gebruik maken van de parallelweg.


Voor het zichtjaar 2030 zijn voor het heringerichte kruispunt de cyclustijden berekend voor de spitsperiodes. Deze liggen in het drukste spitsuur ruim onder de grenswaarde (120 seconden) die voor dit type kruispunten gehanteerd wordt.


Effecten herinrichting N629 en omliggende wegennetwerk
Om een goed beeld te krijgen van de effecten van de nieuwe aansluiting is tevens gekeken naar de situatie in 2017. Dat is de situatie waarin de nieuwe aansluiting is gerealiseerd, maar er nog geen sprake is van herinrichting van het knooppunt Hooipolder en ook nog geen sprake is van een ontwikkeld Everdenberg-Oost. Door deze situatie in 2017 te bekijken kunnen conclusies getrokken worden welke verkeerseffecten de aanleg van de nieuwe aansluiting zal hebben op de omliggende wegen (zonder vermenging met andere verkeersmaatregelen). Onderstaande zijn de hoofdbevindingen opgenomen:

  • Ter hoogte van het A27 viaduct neemt het aantal voertuigpassages op de N629 met bijna 15% toe. Een deel van deze toename wordt toegeschreven aan de groei van het verkeer dat gebruik maakt van de op/afritten van de A27 aansluiting Oosterhout. Voor een gemiddeld etmaal neemt, gemiddeld genomen, het aantal motorvoertuigpassages op deze op/afritten toe met ongeveer 10%.
  • Verkeer met een herkomst of bestemming in Oosterhout wijzigt gedeeltelijk de rijroute als gevolg van de aanleg van de nieuwe aansluiting. De verbeterde doorstroming op de N629 ter hoogte van de A27 passage heeft als gevolg dat de ontsluitingsroute via de Pasteurlaan en de Bovensteweg aantrekkelijker wordt. Op de Pasteurlaan (ten zuiden van het kruispunt met de Bovensteweg) neemt het aantal voertuigen met ongeveer 5% toe. De Bovensteweg vervult een belangrijkere rol omdat ook verkeer dat voorheen afwikkelde via het interne Oosterhoutse wegennetwerk, nu via de Bovensteweg rijdt. Zo daalt bijvoorbeeld de intensiteit op de Lage Molenpolderweg, Wilhelmina Kanaal Zuid, de A. Van Thornstraat en de St. Anthoniusstraat.
  • Op de provinciale weg te Oosteind is als gevolg van de nieuwe aansluiting een groei van het aantal voertuigbewegingen van 15% berekend. Hierbij wordt opgemerkt dat een deel van deze groei wordt toegeschreven aan de rerouting van het verkeer dat voorheen via de Hoogstraat richting Oosterhout reed.
  • Ook de oostelijke ontsluitingsroute van Oosterhout naar de N629 wordt als gevolg van de projectrealisatie minder zwaar belast. Op de Hoogstraat, die Oosterhout en de N629 verbindt, is voor het jaar 2017 een daling van de intensiteit van ongeveer 10% berekend.
  • Door de verbeterde doorstroming via de nieuwe aansluiting neemt het verkeer op de N629 verder zuidelijk richting Dongen in zeer lichte mate toe. Op dit tracé is er al sprake van een matige doorstroming. Deze kwalificatie verandert door de lichte toename niet. Het blijft binnen de I/C-waarde van 0,7 tot 0,9. Hieruit wordt geconcludeerd dat de realisatie van de nieuwe aansluiting meer een lokaal effect heeft op de verkeersafwikkeling.
  • In Dongen is er geen sprake van noemenswaardige verkeerseffecten op basis van de aanleg van de nieuwe aansluiting.

De gevolgen voor de verkeersintensiteiten zijn in onderstaande tabel en bijbehorende afbeelding samengevat weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0826.BSPhz5BG2013-OH01_0016.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0826.BSPhz5BG2013-OH01_0017.png"

4.2 Geluidhinder

4.2.1 Wet- en regelgeving

Wet geluidhinder

Wet en regelgeving ten aanzien van geluidshinder ten gevolge van wegverkeerslawaai is beschreven in de Wet geluidhinder. In artikel 74 van de Wet geluidhinder is bepaald dat geluidrelevante wegen een geluidszone hebben. Dit is de zone ter weerszijden van een weg waarbinnen akoestisch onderzoek moet worden uitgevoerd. Uitzondering hierop zijn de wegen:

  • die liggen binnen een als woonerf aangeduid gebied;
  • waarvoor een maximumsnelheid geldt van 30 km/h.


De breedte van de zone hangt af van het aantal rijstroken en de ligging van de weg in stedelijk dan wel buitenstedelijk gebied. Ook wordt er onderscheid gemaakt tussen bestaande woningen binnen de zone van een nieuwe weg en geluidscriteria voor bestaande woningen bij reconstructie van wegen.

De normstelling in de Wet geluidhinder is opgebouwd uit een voorkeursgrenswaarde en een maximaal vast te stellen ontheffingswaarde. Voor geluidgevoelige objecten in het gebied tussen de voorkeursgrenswaarde en de maximale grenswaarde (48 dB c.q. 63 dB) kan onder voorwaarden een ontheffing (hogere waarde) worden geheel onherroepelijk in werking.

Samen Werken in de Uitvoering van Nieuw Geluidbeleid (SWUNG)

Onder de naam Swung ontwikkelt het Rijk nieuwe geluidswetgeving. Swung staat voor Samen Werken in de Uitvoering van Nieuw Geluidbeleid. Swung is verdeeld in twee fases:

  • Swung 1: regels voor geluid van hoofdspoorwegen en rijkswegen (van kracht geworden in 2012, Wet milieubeheer).
  • Swung 2: regels voor geluid van provinciale- en gemeentelijke wegen en industrielawaai.


Swung 1 is inmiddels verankerd in de Wet milieubeheer (hoofdstuk 11 Geluid, titel 11.3. Wegen en spoorwegen met geluidproductieplafonds). Daarin zijn regels opgenomen over de zogenaamde geluidproductieplafonds van de rijksinfrastructuur. Het heeft betrekking op de aanleg en reconstructie van een hoofdweg. Swung 2 is nog in voobereiding. Voor dit bestemmingsplan is dus alleen Swung 1 relevant.

4.2.2 Het plangebied

Akoestisch onderzoek in kader van Wet geluidhinder

Voor het plangebied is een akoestisch onderzoek uitgevoerd. Hieronder worden de conclusies uit het onderzoek vermeld, voor meer informatie en onderbouwing wordt verwezen naar het gehele rapport zoals opgenomen in Bijlage 4. Naar aanleiding van de zienswijzen is het ontwerp gewijzigd, wat ook effect heeft op het akoestisch rapport. Hiervoor is een memo opgesteld die aangeeft dat, ondanks de wijzigingen in het verkeersmodel, het akoestisch onderzoek als een worst-case kan worden gezien. Het treffen van aanvullende maatregelen door de gewijzigde verkeersstromen is niet noodzakelijk. Deze memo is opgenomen in Bijlage 5.

Uit het onderzoek volgt dat er sprake is van reconstructie in de zin van de Wet geluidhinder bij 8 woningen ten gevolge van het wegverkeer over de N629. Bij deze 8 woningen wordt de voorkeursgrenswaarden uit de Wet geluidhinder (van 48 dB) overschreden. Door het toepassen van de doelmatige bronmaatregel dunne deklagen type A, ofwel de toepassing van geluidsreducerend asfalt, wordt de reconstructie bij 3 woningen opgelost waardoor de voorkeursgrenswaarde niet meer worden overschreden.

Er blijven dan nog 5 woningen over waarvoor overeenkomstig de eisen van de Wet geluidhinder aanvullende maatregelen dienen te worden afgewogen. Daarbij moet het doelmatigheidscriterium worden toegepast op basis van de Regeling doelmatigheid geluidmaatregelen Wet geluidhinder. Daarin wordt afgewogen wat het akoestisch effect is van maatregelen in relatie tot de kosten van die maatregelen (zie ook blz. 17 e.v. van het akoestisch rapport).

Van deze vijf woningen zijn er voor de drie woningen aan de Provincialeweg geen doelmatige schermmaatregelen mogelijk. Het geluidseffect van een scherm zou te gering zijn en het probleem niet oplossen. Het plaatsen van een geluidsscherm levert dus geen goede oplossing. Daarom is er voor gekozen om voor deze drie woningen een hogere waarde te laten vaststellen door Gedeputeerde Staten van Noord Brabant.

Voor de twee resterende woningen aan Ter Horst zijn schermmaatregelen in beginsel wel mogelijk. Echter neemt de maximale geluidbelasting niet af. Omdat het een tijdelijke situatie betreft (tot realisatie van deelproject 2) is afgewogen om geen aanvullende schermmaatregelen te treffen bij de woningen en ook hier hogere waarden vast te stellen.

Voor het gehele traject N629 (minus kruisingsvlakken) wordt in het akoestisch onderzoek het wegdek 'dunne deklagen type A' voorgeschreven, voor de A27 op- en afrit is er geen wijziging van het wegdek.

In onderstaande tabel zijn de aan te vragen hogere waarden weergegeven. De hogere waarde procedure is uitgevoerd door de provincie Noord Brabant. Op 8 april 2016 zijn de benodigde hogere waarden door Gedeputeerde Staten geheel onherroepelijk in werking. Tegen dit besluit is geen beroep ingesteld. Het besluit is hiermee van kracht en onherroepelijk.

Woning   Hogere waarde [dB]  
Provincialeweg 29   53  
Provincialeweg 31   53  
Provincialeweg 34   51  
Ter Horst 22   63  
Ter Horst 24   64  

Voor de Provincialeweg, Landbouwweg en Ter Horst is geen sprake van reconstructie in de zin van de Wet geluidhinder. Hierdoor is nader onderzoek naar maatregelen en eventuele hogere waarden niet noodzakelijk.


Woon- en leefklimaat geluid

In het actieplan geluid worden woningen met een geluidbelasting van 66 dB of meer gesaneerd. Uit de berekeningen van de geluidbelasting volgt dat de geluidbelasting ten gevolge van de wegen binnen het projectgebied de geluidbelasting kleiner is dan 66 dB, waardoor gesteld kan worden dat er geen sprake is van een niet-acceptabel woon- en leefklimaat.

Tevens is in het akoestisch onderzoek beoordeeld of er sprake is van effecten elders in de directe omgeving met akoestisch gevolgen. Daarvan is geen sprake. Ook in de omgeving van het project is derhalve geen sprake van een verslechtering van het woon- en leefklimaat.

Het woon- en leefklimaat van zowel het plangebied als in de omgeving wordt aanvaardbaar geacht.


SWUNG i.r.t. geluidproductieplafonds

Op het eerste gezicht lijkt de SWUNG niet van toepassing op het bestemmingsplan voor de aansluiting van de N629 op de A27. Immers de rijksweg wordt er niet door aangepast. Maar de toe- en afritten van de A27 worden wel aangepast. En ook langs de toe- en afrit zijn geluidsproductieplafonds aangegeven. De geluidproductieplafonds zijn vastgelegd in het geluidsregister. Ter hoogte van het plangebied zijn de geluidproductieplafonds gebaseerd op verkeersgegevens van 2008 en is gebruik gemaakt van de wettelijk toegestane plafondcorrectie van 1,5 dB. Dat betekent dat ten opzichte van de geluidsbelasting op basis van de verkeersgegevens 2008 er 1,5 dB ruimte is gecreëerd voor toekomstige verkeersgroei.


Voor het plangebied is van belang dat Rijkswaterstaat het uitgangspunt hanteert dat wijzigingen in toe- en afritten niet alleen ter plaatse van de wijziging worden meegenomen, maar dat de gehele toe- en afritten en de hoofdrijbaan moeten worden aangepast in het register. In onderstaande afbeelding is de register- en plansituatie weergegeven met daarbij ook het te wijzigen gebied.


afbeelding "i_NL.IMRO.0826.BSPhz5BG2013-OH01_0018.jpg"

Schematische weergave register en plansituatie

Uit bovenstaande afbeelding blijkt dat de geplande wijziging van de oostelijke afrit ertoe leidt dat de afrit deels over de referentiepunten is geprojecteerd. Dat betekent dat hiervoor aangepaste referentiepunten moeten worden geheel onherroepelijk in werking en opgenomen in het register.


Hiertoe heeft overleg plaatsgevonden met Rijkswaterstaat over de te hanteren uitgangspunten en projectgegevens. Inmiddels is input geleverd aan Rijkswaterstaat (via het geluidsloket) om de geluidsproductieplafonds in het register aan te passen. Daarmee is de procedure in gang gezet om het register daadwerkelijk aan te passen (GPP-toets).

Bij de wet geluidhinder dient de procedure hogere waarden gelijk op te lopen met de procedure van het ontwerpbestemmingsplan. Die koppeling kent de Wet milieubeheer niet. De aanpassing van de geluidsproductieplafonds kan dus los van de procedure van het bestemmingsplan worden doorgevoerd. Deze aanpassing kan eventueel ook nog na de vaststelling van het bestemmingsplan.

4.2.3 Conclusie

Voor de N629 zijn maatregelen afgewogen. Voor de N629 wordt een bronmaatregel getroffen in de vorm van het toepassen van het wegdektype "dunne deklagen type A". Daarnaast zijn er voor de vijf woningen (Provincialeweg nummers 29, 31 en 34 en Ter Horst nummers 22 en 24) hogere waarden aangevraagd. Deze hogere waarden zijn op 8 april 2016 door Gedeputeerde Staten verleend (zie bijlage). Tegen dit besluit stond, met ingang van 12 april 2016, gedurende 6 weken beroep open 1. Gedurende deze beroepstermijn is er bij de Raad van State geen beroep ingesteld. Hiermee is dit besluit van kracht en onherroepelijk.

4.3 Luchtkwaliteit

4.3.1 Wet- en regelgeving

Wet milieubeheer en Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit

De belangrijkste wet- en regelgeving voor luchtkwaliteit is vastgelegd in de Wet milieubeheer. Op 15 november 2007 is een nieuw wettelijk stelsel voor luchtkwaliteitseisen van kracht geworden. De hoofdlijnen van de nieuwe regeling zijn te vinden in hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer (Wm), ook wel bekend als de Wet luchtkwaliteit.

Stof   Criterium   Grenswaarde  
NO2   Jaargemiddelde concentratie
Aantal overschrijdingen uurgemiddelde grenswaarde van 200 µg/m3  
40 µg/m3
18 keer/jaar  
PM10   Jaargemiddelde concentratie
Aantal overschrijdingen daggemiddelde grenswaarde van 50 µg/m3  
40 µg/m3
35 keer/jaar  
PM2,5   Jaargemiddelde concentratie
Gemiddelde blootstellingsindex  
25 µg/m3
20 µg/m3  

Meest relevante grenswaarden uit de 'Wet luchtkwaliteit' (titel 5.2 van de Wm)

Deze wetgeving introduceerde een programmasystematiek voor maatregelen en projecten, hetgeen geconcretiseerd is in het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit: het NSL. Daarnaast is de term 'niet in betekenende mate' geïntroduceerd, waarbij geen toetsing aan de luchtkwaliteitsnormen nodig is, omdat deze projecten niet of zeer weinig bijdragen aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Een project draagt niet in betekenende mate bij als de toename van de concentraties in de buitenlucht van zowel NO2 als PM10 niet meer bedraagt dan 3% van de jaargemiddelde grenswaarde voor die stoffen. Dit komt voor beide stoffen neer op een maximale toename van de concentraties met 1,2 µg/m3. Projecten die niet in betekenende mate bijdragen aan de verslechtering van de luchtkwaliteit hoeven niet getoetst te worden aan de grenswaarden uit de Wet milieubeheer.

In het NSL werken de rijksoverheid en de decentrale overheden samen om overal in Nederland tijdig (binnen de verkregen derogatietermijn) te voldoen aan de Europese grenswaarden voor fijn stof (PM10) en stikstofdioxide (NO2). Het NSL bevat niet alleen de maatregelen die de luchtkwaliteit verbeteren, maar ook de ruimtelijke plannen die de luchtkwaliteit verslechteren.

In het NSL is gewaarborgd dat in Nederland tijdig aan de normen voor luchtkwaliteit wordt voldaan. Bij het NSL hoort ook een rekenmethode, de NSL-Rekentool. Het onderhavige onderzoek is uitgevoerd met deze tool om zoveel mogelijk aansluiting te houden met het NSL-programma.

4.3.2 Het plangebied

Voor het plangebied is naar aanleiding van de zienswijzen een aangepast luchtkwaliteitsonderzoek opgesteld. Hieronder worden de conclusies uit het onderzoek vermeld, voor meer informatie en onderbouwing wordt verwezen naar het gehele rapport zoals opgenomen in Bijlage 6.

In het rapport zijn de resultaten opgenomen voor de jaargemiddelde concentratie NO2 en PM2,5 en het aantal dagen overschrijding voor PM10 voor 2017 (jaar van realisatie), 2020 en 2030.

Er zijn geen overschrijdingen van de jaargemiddelde concentratie NO2 en PM2,5 en het aantal dagen overschrijding van de daggemiddelde grenswaarde PM10. De geplande ontwikkeling is daarom inpasbaar vanuit het oogpunt van luchtkwaliteit en voldoet aan de grenswaarden uit de Wet milieubeheer hoofdstuk 5 titel 2.

4.3.3 Conclusie

Met realisering van voorliggend plan zal de luchtkwaliteit aanvaardbaar zijn en wordt voldaan aan de grenswaarden uit de Wet milieubeheer.

4.4 Bodemkwaliteit

4.4.1 Wet- en regelgeving

Wet bodembescherming (1986)

De Wet bodembescherming (Wbb) heet officieel de 'Wet houdende regelen inzake bescherming van de bodem' (3 juli 1986) is het wettelijk kader voor het bodembeleid. De wet is voor het laatst gewijzigd op 1 januari 2006. Het doel van de Wbb is het beschermen van de bodem zodat deze kan worden benut door mens, dier en plant: nu en in de toekomst. Een ieder die handelingen op of in de bodem verricht is verplicht om op grond van de Wbb maatregelen te nemen die verontreiniging of aantasting voorkomen of de gevolgen daarvan zoveel mogelijk ongedaan te maken. De Wbb bevat onder meer regels in geval van verontreiniging van de bodem. In de wet is een formulering opgenomen van de saneringsdoelstelling (zgn. functiegericht saneren) en het saneringscriterium (wanneer met spoed saneren).


Bodembeheernota & Bodemkwaliteitskaart

De bodembeheernota van de regio Brabant beschrijft de regels en procedures over het binnen de regio Brabant (opnieuw) toepassen (hergebruik) van grond en baggerspecie als bodem voor de komende 10 jaar. De bodembeheernota is per 19 oktober 2010 voor de gemeente Oosterhout definitief in werking getreden. De geactualiseerde regionale bodemkwaliteitskaart is op 16 februari 2012 geheel onherroepelijk in werking.

4.4.2 Het plangebied

Na raadpleging van de interactieve bodemkwaliteitskaart blijkt dat de grond van het grootste deel van het plangebied voldoet aan de klasse AW2000. Ten westen en zuidoosten A27 voldoet de grond aan de klasse Wonen. Deze functieklassen zijn van voldoende kwaliteit voor de uitvoering van onderhavig plan. Ter plaatse van de A27 is een uitgezonderde klasse opgenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0826.BSPhz5BG2013-OH01_0019.png"

Uitsnede Toepassingskaart - Gebiedsspecifiek van de interactieve bodemkwaliteitskaart

Vervolgens is een verkennend bodemonderzoek ter plaatse van de provinciale weg N629 uitgevoerd, zie Bijlage 7. Het bodemonderzoek heeft tot doel: het vaststellen van de milieuhygiënische bodemkwaliteit (grond), het vaststellen van de (indicatieve) milieuhygiënische hergebruikskwaliteit van de (berm)grond en het vaststellen van de (indicatieve) civieltechnische hergebruikskwaliteit van de (berm)grond.

Hieruit blijkt dat de grond in het algemeen licht verontreinigd is met metalen, PAK, PCB's en plaatselijk minerale olie. Op basis van een indicatieve toetsing aan het Besluit bodemkwaliteit voldoet de grond aan klasse Achtergrondwaarde en (bij enkele monsters) aan klasse Wonen of Industrie.

Uit het bodemonderzoek blijkt dat ter plaatse van het viaduct van de N629 over de A27 sprake is van een geval van ernstige bodemverontreiniging met zink, waarschijnlijk als gevolg van de geleiderail. De omvang van deze verontreiniging is bepaald op 75 m volume sterk verontreinigde grond. Deze grond is op basis van een indicatieve toetsing als niet toepasbaar beoordeeld. Bij (grond)werkzaamheden ter plaatse van de bermen met sterk verhoogde gehalten zink dient rekening te worden gehouden met de aangetoonde grondverontreinigingen, een en ander afhankelijk van het ontwerp en de uitvoering van de werkzaamheden. De sterk verontreinigde grond is niet toepasbaar (herbruikbaar). Er bestaat voor deze grond dus een saneringsverplichting. Bij werkzaamheden ter plaatse dient eerst een procedure tot beschikking bij het bevoegd gezag doorlopen te worden.

Er is ook een waterbodemonderzoek uitgevoerd naar de kwaliteit van de waterbodem in de sloten die parallel aan de N629 liggen, zie Bijlage 8. Dit onderzoek is uitgevoerd voor fase 1 en 2. Voor fase 1 is relevant dat uit dit onderzoek blijkt dat voor wat betreft de vaste bodems in deze sloten op de grens met het plangebied (compartiment 3 en 13) de grond niet vrij toepasbaar is. Daarbuiten is, voor wat betreft het plangebied voor fase 1, de vaste grond in de sloten voornamelijk vrij toepasbaar.

In de sloten ten noorden en zuiden van de N629, direct ten oosten van de A27, is een (dunne) sliblaag aanwezig. Het slib is grotendeels niet toepasbaar op/in de landbodem (ter hoogte van compartiment 1 en 10) en als kwaliteitsklasse B toepasbaar op/in de waterbodem. In de overige sloten die binnen het projectgebied vallen is geen sliblaag aanwezig.

Voor de toe- en afritten van de A27 - N629 zijn twee onderzoeken uitgevoerd.

Allereerst is er een verkennend bodem- en waterbodemonderzoek opgesteld, zie Bijlage 9, voor de bermen en bestaande sloten, evenals het talud van de N629 aan de westelijke zijde van de A27 en de nieuw aan te leggen sloot. Het bodemonderzoek wijst uit dat sprake is van maximaal licht verontreinigde grond en geen sprake is van ernstig verontreinigde grond. Hoewel er een matige verontreiniging met zink is aangetoond in de middenberm van de oostelijke toe- en afrit, wordt aanvullend onderzoek niet noodzakelijk geacht. Op basis van het waterbodemonderzoek wordt geconcludeerd dat geen slib aanwezig is in drie onderzochte watergangen. De resultaten uit het waterbodemonderzoek geven geen aanleiding om aanvullend onderzoek uit te voeren.

Daarnaast is ook een asfalt-, funderings- en bodemonderzoek opgesteld, zie Bijlage 10. Op basis van het asfaltonderzoek wordt het volgende worden geconcludeerd. Voor de beide toe- en afritten is het asfalt niet teerhoudend en geschikt voor warm hergebruik. Ten aanzien van de westelijke toe- en afrit is ingeschat dat circa 1.980 ton asfalt niet teerhoudend is, voor de oostelijke toe- en afrit betreft dit circa 3.880 ton. Voorafgaand aan de reconstructiewerkzaamheden dient een freesplan te worden opgesteld. In het freesplan dient de hoeveelheid vrijkomend asfalt exact bepaald te worden.

Op basis van de resultaten van het funderingsonderzoek wordt het volgende geconcludeerd. Het funderingsmateriaal ter plaatse van de westelijke toerit en het kruispunt met de N629 ter plaatse van de oostelijke toe- en afrit is geschikt voor toepassing als IBC-bouwstof. Het funderingsmateriaal ter plaatse van de westelijke afrit is geschikt voor toepassing als nietvormgegeven bouwstof. Het funderingsmateriaal ter plaatse van het kruispunt met de N629 bij de oostelijke toe- en afrit is niet geschikt om toe te passen als niet-vormgegeven bouwstof. Voor het toepassen van het vrijkomende funderingsmateriaal dient conform het Besluit bodemkwaliteit een partijkeuring uitgevoerd te worden.

Het bodemonderzoek wijst uit dat sprake is van maximaal licht verontreinigde grond en geen sprake is van ernstig verontreinigde grond. Er zijn dus géén aanwijzingen dat een geval van ernstige bodemverontreiniging aanwezig is.

4.4.3 Conclusie

Na afgraving/sanering zal de bodemkwaliteit ter plaatse van het viaduct van de N629 over de A27 voldoende zijn voor de aanleg van de weg. Op enkele plaatsen is slib waargenomen die niet toepasbaar is voor landbouw of industrie. De overige gronden zijn reeds van voldoende bodemkwaliteit. Het aspect bodem levert dan ook geen belemmeringen op voor de realisatie van de nieuwe verbinding.

4.5 Water

4.5.1 Wet- en regelgeving

Kaderrichtlijn Water

De Kaderrichtlijn Water is een Europese richtlijn die tot doel heeft de kwaliteit van grond- en oppervlaktewater te waarborgen en te verbeteren. Hiertoe hebben de waterbeheerders oppervlaktewaterlichamen geclassificeerd. Aan de classificatie hangt een maatregelenpakket om de kwaliteit te verbeteren. De doelen per waterlichaam zijn opgenomen in de waterbeheerplannen.


Waterbeheer 21ste eeuw, Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW-actueel)

In het Nationaal Bestuursakkoord Water Actueel is een aantal inhoudelijke uitgangspunten geheel onherroepelijk in werking voor het waterbeheer in Nederland:

  • Stedelijk gebied mag niet vaker dan eenmaal per 100 jaar inunderen (overstromen) vanuit de inliggende waterlopen.
  • Hoogwaardige land- en tuinbouw of kassen mogen niet vaker dan eenmaal in de 50 jaar inunderen vanuit de inliggende waterlopen.
  • Akkerbouwgebied mag niet vaker dan eenmaal per 25 jaar inunderen vanuit de inliggende waterlopen.
  • Grasland mag niet vaker dan eenmaal per 10 jaar inunderen vanuit de inliggende waterlopen.


Daarnaast gaat het Waterbeheer 21ste eeuw uit van de trits ‘vasthouden, bergen, afvoeren’.


Provinciaal Waterplan Noord-Brabant 2010-2015

Het Provinciaal Waterplan heeft beleidskaders die richting geven aan het waterbeleid, zoals hoe met waterkwaliteit en ecologische waterdoelstellingen moet worden omgegaan. Daarnaast gaat het beleid uit van 'water-neutraal-bouwen'. Dit houdt in dat negatieve effecten van nieuwe ontwikkelingen op de (grond)waterhuishouding worden voorkomen.


Waterschap Brabantse Delta, waterbeheersplan 2010-2015

Het waterschap Brabantse Delta is verantwoordelijk voor het waterbeheer in de gemeente. Het gaat dan om het waterkwantiteits en -kwaliteitsbeheer, de waterkeringzorg, waterzuivering, het grondwaterbeheer, het waterbodembeheer en vaak ook het scheepvaartbeheer. Het waterschap heeft de grondslag van haar beleid opgenomen in het waterbeheersplan 2010-2015, wat is afgestemd op Europees, nationaal en provinciaal beleid.

Speerpunten uit het waterbeheerplan zijn veiligheid, droge voeten, voldoende water, gezonde natuur, schoon water, genieten van water en het waterschap als calamiteitenorganisatie.


Verbreed Gemeentelijk Rioleringsplan 2012-2016

Sinds 1 januari 2012 geldt het nieuwe Verbreed Gemeentelijk Rioleringsplan. In dit plan (looptijd 2012-2016) is het beleid voor water in de gemeente Oosterhout opgenomen. Het verbreed gemeentelijk rioleringsplan beschrijft de beleidsvoornemens en (bijbehorende) maatregelen voor inzameling, transport en (lokale) verwerking van stedelijk afval-, hemel- en grondwater in de gemeente Oosterhout voor de periode van 2012 tot en met 2016. Zowel binnen de gemeentelijke organisatie, als bij de externe partijen die belang hebben bij een adequate rioleringszorg in de gemeente, dient het draagvlak te hebben. Bovendien schept het verbreed gemeentelijk rioleringsplan randvoorwaarden en uitgangspunten voor milieu- en RO-plannen binnen de gemeente Oosterhout.

4.5.2 Het plangebied

Voor het plangebied is een watertoets opgesteld, zie Bijlage 11.

Huidige situatie

In het plangebied ligt momenteel een aantal secundaire (b-categorie) en hoofdwatergangen (a-categorie). Vanaf de kruising met de weg Ter Horst stroomt de A-watergang aan de westzijde, parallel aan de N629 en kruist de N629. Vanaf hier buigt de watergang af in noordoostelijke richting. Daarnaast is aan de zuidzijde van de op/afrit van de A27 een hoofdwatergang aanwezig. Deze kruist de op- en afritten van de A27 met een duiker. De overige watergangen langs de bestaande weg betreffen secundaire watergangen.


 afbeelding "i_NL.IMRO.0826.BSPhz5BG2013-OH01_0020.jpg"

Luchtfoto van de aanwezige watergangen in het plangebied (blauw = hoofdwatergang, paars = secundaire watergang, zwart = duiker, gele stip = stuw)


Het plangebied ligt niet in een gebied waarvoor een peilbesluit is geheel onherroepelijk in werking. Het plangebied ligt ten zuiden van het gebied voor welke het peilbesluit Oosterhout-Waalwijk geldt. Er zijn echter wel stuwen aanwezig, en daarmee is het niet vrij afwaterend.

Toekomstige situatie

In de toekomst blijft de A27 ongewijzigd en vinden de grootste veranderingen plaats in de hoek bij de carpool (noordoosthoek). Door de aanleg van een rotonde neemt de N629 meer ruimte in. Tevens komen de watergangen die langs de huidige weg liggen grotendeels te vervallen en worden deze vervangen door watergangen die langs de toekomstige weg liggen. Omdat de contouren van de weg veranderen, betekent dit een verlegging van watergangen. In dit kader zal de lange duiker die nu de primaire watergangen verbindt en de boven/naastliggende secundaire watergang, waar mogelijk vervangen worden door een open primaire watergang.

Waterberging

De gevolgen en benodigde compensatie voor een toename van verhard oppervlak staat verwoordt in 'Hydrologische uitgangspunten bij de keurregels voor afvoeren van hemelwater'. Met behulp van een eenvoudige rekenregel uit de Algemene Regel (Artikel 15 Afvoer hemelwater door verhard oppervlak), behorend bij de Keuren van de drie Brabantse waterschappen, kan de vereiste compensatie voor een specifieke locatie berekend worden. De hiervoor gehanteerde rekenregel luidt als volgt:

Benodigde compensatie (in m3) = toename verhard oppervlak (in m2) * Gevoeligheidsfactor * 0,06 (in m)

Voor het plangebied geldt dat een gevoeligsheidsfactor van 1 van toepassing is. Dit betekent dat voor de toename aan verhard oppervlak een waterspiegel van 60 mm aan berging gerealiseerd wordt binnen de grenzen van het plangebied. Het gaat dan om de toename van het verhard oppervlak, en niet om het totale verharde oppervlakte.

Op dit moment ligt het ontwerp nog niet in elk detail vast en zal nog in het kader van design&construct het ontwerp verder worden uitgewerkt. In het contract met de aannemer zal worden opgenomen dat een retentievoorziening dient te worden gerealiseerd conform de volgende eisen:

  • Capaciteit van de berging voldoet ten minste aan de volgende rekenregel: Benodigde compensatie (in m3) = toename verhard oppervlak (in m2) * 1 * 0,06 (in m).
  • De retentievoorziening moet worden aangelegd boven de GHG.
  • Watervoerend oppervlaktewaterlichamen hebben een afvoerfunctie en zijn derhalve niet geschikt als retentie.
  • Vanuit de retentievoorziening mag maximaal met 2/l/sec/hectare afgevoerd worden op het watersysteem. In de praktijk komt dit neer op een afvoerconstructie met een diameter van 4 cm.

Binnen de plangrens van dit bestemmingsplan is de aanduiding 'waterberging' opgenomen, waarbinnen ruimschoots voldoende ruimte beschikbaar is om de benodigde waterberging te realiseren.

Het beheer

Waterberging maakt geen onderdeel uit van het oppervlaktewatersysteem van het waterschap. De beheerder van de waterberging, evenals de bermsloten, zal de eigenaar/beheerder van de weg zijn, in dit geval de provincie of Rijkswaterstaat. Bij de nadere uitwerking en aanleg van de waterberging zal rekening worden gehouden met de inrichtingseisen die deze toekomstige wegbeheerders daaraan stellen.

4.5.3 Conclusie

Voor het uitvoeren van onderliggend plan is sprake van een waterbergingsopgave. De exacte omvang wordt bij het wegontwerp nader bepaald. In het bestemmingsplan is binnen de bestemming 'Verkeer' de aanduiding 'waterberging' opgenomen. Deze biedt voldoende ruimte om de waterbergingsopgave te kunnen realiseren.

4.6 Archeologie

4.6.1 Wet- en regelgeving

Rijksbeleid: Wet op de archeologische monumentenzorg

De Wet op de archeologische monumentenzorg (Wamz) is een concrete invulling van de verplichting vanuit de Wet ruimtelijke ordening (Wro) om bij de voorbereiding van bestemmingsplannen archeologie als zelfstandig belang mee te wegen. De Wamz is een wijzigingswet en wijzigt de Monumentenwet 1988, de Wet milieubeheer en de Ontgrondingenwet.


Provinciaal beleid: Cultuurhistorische Waardenkaart (CHW) Noord-Brabant

Op de CHW Noord-Brabant wordt cultuurhistorische en archeologische informatie op verschillende kaartlagen getoond, zoals gebieden met een provinciaal cultuurhistorisch belang. Hieronder vallen onder andere door de provincie gedefinieerde archeologische landschappen. Ook rijksinformatie met betrekking tot archeologie is op de CHW opgenomen (archeologische monumenten, archeologische verwachting).


Gemeentelijk beleid; erfgoedverordening

Om het aspect archeologie goed mee te wegen in de gemeentelijke ruimtelijke besluitvorming heeft de gemeente Oosterhout, mede op basis van de provinciale CHW-kaart, in 2012 een erfgoedverordening opgesteld. Bij de erfgoedverordening hoort de gemeentelijke archeologische beleidskaart. Aan de basis van de erfgoedverordening ligt de gemeentelijke erfgoedkaart ten grondslag (H. Koopmanschap, M. Visser-Poldervaart, 2011: Erfgoedkaart Oosterhout; een verleden achter gevels en onder akkers, Archeologische Rapporten Oranjewoud 2010/121). Het archeologisch deel hiervan betreft op basis van een gemeentedekkend bureauonderzoek een analyse van het gemeentelijke bodemarchief. Dit heeft de gemeentelijke archeologische verwachtingskaart opgeleverd welke vervolgens vertaald is naar de gemeentelijke beleidskaart. Op basis van deze beleidskaart en de erfgoedverordening blijkt dat de kans bestaat dat archeologische resten in het plangebied aanwezig zijn (middelhoge verwachting).

4.6.2 Het plangebied

Voor het gehele plangebied is op de archeologische verwachtingskaart van de gemeente een middelhoge archeologische verwachtingswaarde opgenomen. Voor deze gronden geldt een onderzoeksverplichting voor werkzaamheden vanaf een diepte van 50 cm -mv en voor zover dit een oppervlakte betreft van meer dan 100 m². Deze verwachting is als zodanig doorvertaald in regels en verbeelding van dit bestemmingsplan.

4.6.3 Conclusie

Voor het gehele plangebied is ter borging van mogelijk aanwezige archeologische waarden de dubbelbestemming 'Waarde -Archeologie' opgenomen.

4.7 Cultuurhistorie

4.7.1 Wet- en regelgeving

Besluit ruimtelijke ordening

Het accent in de monumentenzorg verschuift van een objectgerichte aanpak naar een gebiedsgerichte aanpak. Een van de manieren waarop dit plaats vindt, is door het verder versterken en borgen van cultuurhistorie in de ruimtelijke ordening. Zo is aan artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) toegevoegd dat gemeenten bij het vaststellen van bestemmingsplannen of de provincie/het Rijk bij inpassingsplannen, rekening moeten houden met cultuurhistorische waarden. Het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) stelt in dat verband specifieke eisen aan het opstellen van bestemmingsplannen en ook in het kader van de milieueffectrapportage is de cultuurhistorie een mede te onderzoeken aspect. Waar mogelijk moeten cultuurhistorische waarden worden behouden of versterkt. Cultuurhistorie is daarmee veelal een sturend onderdeel geworden in de ruimtelijke ordening.


Cultuurhistorische Waardenkaart, provincie Noord-Brabant

De provincie koestert haar ruimtelijk erfgoed, zoals landgoederen, heidevelden, oude klooster- en fabriekscomplexen, vestingwerken, monumentale bomen en bodemvondsten.

De provincie ziet het Brabantse erfgoed als belangrijk onderdeel van haar identiteit en wil het een plaats geven in de verdere ontwikkeling van Brabant. Daarom heeft ze haar ruimtelijk erfgoed opgenomen op de Cultuurhistorische Waardenkaart.


Erfgoedkaart Oosterhout; Een verleden achter gevels en onder akkers

De gemeente Oosterhout heeft een erfgoedkaart opgesteld. Met dit beleid wil de gemeente het erfgoed beschermen en ontwikkelen. Vanuit een integrale benadering van het cultuurhistorisch erfgoed wil de gemeente een win-winsituatie creëren. Cultuurhistorisch erfgoed kan immers gebaat zijn bij ruimtelijke ontwikkelingen, als dit erfgoed op respectvolle wijze wordt meegenomen in de planvorming.

4.7.2 Het plangebied

Een deel van de Willemspolder grenzend aan het plangebied van de N629 heeft een redelijk hoge cultuurhistorische waarde. Deze waarde is gebaseerd op de herkenbare verkavelingsrichting van de oude verkaveling. Deze kavels hebben een langgerekte vorm en strekken zich uit vanaf het zuidelijke ontginningslint (Oosteind). Het overige deel van de Willemspolder is zodanig ruilverkaveld dat deze waarde niet meer aanwezig is.

Naast de cultuurhistorische waarde van de Willemspolder hebben de nederzettingen in nabijheid van het plangebied een redelijk hoge cultuurhistorische waarde. Deze nederzettingen zijn gelegen aan Ter Horst en de Provinciale weg.


De aanpassingen van de N629 hebben echter geen effect op de cultuurhistorische waarde van de Willemspolder. De karakteristieke verkaveling wordt niet aangetast. Hetzelfde geldt voor de nederzettingen aan Ter Horst en de Provinciale weg. De aanpassingen hebben geen tot zeer beperkt invloed op de belevingswaarde van deze nederzettingen. Er kan dan ook niet gesproken worden over een aantasting van de cultuurhistorische waarden.

4.7.3 Conclusie

Door de aanpassing van de N629 zullen geen cultuurhistorische waarden worden aangetast.

4.8 Landschap

4.8.1 Wet- en regelgeving

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

De definitieve Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is op 13 maart 2012 geheel onherroepelijk in werking en is de opvolger van de Nota Ruimte. Ten opzichte van de Nota Ruimte zijn voor ondermeer landschap en cultuurhistorie in de SVIR een aantal relevante wijzigingen te benoemen. Zo laat het Rijk de verantwoordelijkheid voor de afstemming tussen verstedelijking en groene ruimte op regionale schaal over aan provincies. Daarmee wordt bijvoorbeeld het aantal regimes in het landschaps- en natuurdomein fors ingeperkt. Hieronder vallen ook de nationale landschappen. Daarnaast wordt (boven)lokale afstemming en uitvoering van verstedelijking overgelaten aan (samenwerkende) gemeenten binnen provinciale kaders. Afspraken over percentages voor binnenstedelijk bouwen, Rijksbufferzones en doelstellingen voor herstructurering laat het Rijk los. Alleen in de stedelijke regio's rondom de mainports zal het Rijk afspraken maken met decentrale overheden over de programmering van de verstedelijking. Wel heeft de SVIR expliciet als nationaal belang opgenomen: ruimte voor behoud en versterking van (inter)nationale unieke cultuurhistorische en natuurlijke kwaliteiten.

4.8.2 Het plangebied

Het plangebied ligt niet in een nationaal landschap en is tevens niet opgenomen op de lijst van Werelderfgoederen van de UNESCO.

Ten westen van de A27 is de N629 voorzien van een geluidscherm/wal en afgeschermd met houtsingels aan beide zijden van de weg. Hier is de weg gelegen binnen de bebouwing van Oosterhout. Ten oosten van de A27 is de huidige N629 gelegen in het open landschap. De weg is hier niet voorzien van een houtwal of geluidscherm. Alleen ter plaatse van de carpoolplaats staan er bomen.


Het plangebied is nabij de overgang van twee landschapstypen gelegen. De hogere delen, oftewel de zandgronden zijn ten zuiden van het plangebied gelegen. Richting het noorden lopen deze zandgronden over in het lagere en natte kleigebied. Gedurende het holoceen (8800 v. Chr.-heden) werd een landschap gevormd van elkaar afwisselende hoge delen en komvormige laagtes. Het gebied raakte begroeid en dekzanden werden vastgelegd. In de komvormige laagtes begon zich veen te vormen. Van oudsher vindt bewoning plaats op de hogere drogere delen. Naar verloop van tijd is het agrarische gebruik verschoven van de hoge gronden naar de randen en het lagere kleigebied. Het plangebied is in deze lage natte komgronden gelegen, ook wel het polderlandschap (Willemspolder).

Het polderlandschap wordt gekenmerkt door een geordende verkaveling met een sterke noord-zuid richting (haaks op het ontginningslint). Daarin is sprake van een grote openheid en weidsheid (ver zicht). Het slotenpatroon resulteert in een smalle verkaveling en is een goede weergave van de natte omstandigheden.


Met de aanleg van de A27 en de huidige N629 is het open landschap reeds doorsneden. Met de voorziene aanpassing van de N629 zal in de toekomstige situatie sprake zijn van iets meer ruimtebeslag voor onder andere de carpoolplaats en parallelstroken in de Willemspolder. Volgens het geldende bestemmingsplan mogen ingrepen in dit gebied niet leiden tot onevenredige aantasting van het gebied. Echter, het ruimtebeslag is aan de rand van de Willemspolder gelegen en blijft beperkt tot één kavel totaan de eerstvolgende sloot. Hierbij wordt de kenmerkende noord-zuid verkaveling van de Willemspolder niet aangetast en blijft de impact op het landschap minimaal. Gezien vorenstaande en het algemeen maatschappelijk belang wat met deze ontwikkeling is gemoeid, worden de ingrepen niet als een onevenredige aantasting van het gebied beschouwd.

Ten westen van de N629, richting Ter Horst, is sprake van een oost-west verkaveling en een meer grillige verkaveling vanwege een ligging op de overgang van het lagere kleigebied naar de hogere zandgronden. Dit gebiedje onderscheidt zich duidelijk van de Willemspolder, waardoor de N629 en het grondlichaam niet zozeer een opdeling van de polder is, maar een nieuwe rand vormt tussen de onderlinge verschillende landschappen behorende bij Ter Horst en behorende bij de Willemspolder.

4.8.3 Conclusie

Met de aanleg van de A27 en de huidige N629 is het open landschap reeds doorsneden en vormt deze weg juist een herkenbare scheiding tussen de verschillende verkavelingspatronen. De geplande uitbreiding in de Willemspolder is aan de rand gelegen en tast niet het kenmerkende noord-zuid verkavelingspatroon aan. Met de voorziene aanpassing van de N629 zal het landschap dus niet dusdanig veranderen of worden aangetast, dat er - afgezet tegen het algemeen maatschappelijk belang wat met deze ontwikkeling is gemoeid - sprake is van een onevenredige aantasting van het gebied.

4.9 Ecologie

4.9.1 Wet- en regelgeving

Natuurbeschermingswet 1998

De Natuurbeschermingswet 1998 (Nbw 1998) ziet toe op de bescherming van - op grond van de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn aangewezen - Natura 2000-gebieden en beschermde natuurmonumenten. Op grond van de Natuurbeschermingswet 1998 moeten de effecten van ruimtelijke ontwikkelingen op de Natura 2000-gebieden zorgvuldig in beeld worden gebracht en worden getoetst (zie artikel 19d - vergunningplicht - en artikel 19j Nbw-plantoets). Eerst wordt bepaald of er een kans is op verslechtering of verstoring. Indien dat het geval is, is een vergunning nodig. Wanneer significante effecten op een gebied niet op voorhand kunnen worden uitgesloten, moet een zogenoemde 'Passende Beoordeling' worden uitgevoerd. Indien uit die Passende Beoordeling niet de zekerheid kan worden verkregen dat geen sprake is van een aantasting van de natuurlijke kenmerken van het betrokken Natura 2000-gebied, mag het plan alleen worden geheel onherroepelijk in werking indien geen alternatieven voorhanden zijn, er sprake is van dwingende redenen van groot openbaar belang en door compensatie de algehele samenhang van het Natura 2000-netwerk blijft gewaarborgd.


De doelstellingen van de Natura 2000-gebieden, de wijze waarop deze tot stand worden gebracht en het tijdpad daarvoor, worden in beheerplannen vastgelegd. Op dit moment worden voor alle Natura 2000-gebieden beheerplannen opgesteld.

De Natuurbeschermingswet 1998 is ook van toepassing in het geval buitenlandse Natura 2000-gebieden worden beïnvloed.

Ten slotte vallen ook beschermde natuurmonumenten onder het regime van de Natuurbeschermingswet 1998.


Flora- en faunawet

De bescherming van inheemse dier- en plantensoorten is vastgelegd in de Flora- en faunawet. In deze wet is onder meer bepaald dat beschermde dieren niet gedood, gevangen of verontrust mogen worden en planten niet geplukt, uitgestoken of verzameld mogen worden. Daarnaast is het niet toegestaan om hun directe leefomgeving, waaronder nesten en holen, te beschadigen, te vernielen of te verstoren. De Flora- en faunawet heeft dan ook belangrijke consequenties voor ruimtelijke plannen. Wanneer plannen worden ontwikkeld voor ruimtelijke ingrepen of voornemens ontstaan om werkzaamheden uit te voeren, dient vooraf goed te worden beoordeeld of er mogelijke nadelige consequenties voor beschermde inheemse soorten zijn. In beginsel is daarvoor de initiatiefnemer zelf verantwoordelijk.


Boswet  

De Boswet is bedoeld om het totale oppervlakte aan bos in ons land op peil te houden. Het is geen regeling om concrete bosgebieden te beschermen. Bos valt onder de Boswet als het gaat om beplantingen met bomen groter dan 10 are of als het een rijbeplanting betreft, die uit meer dan 20 bomen bestaat. Alleen als bos buiten de bebouwde kom ligt, valt het onder de Boswet. De belangrijkste elementen van de Boswet zijn de meldingsplicht, de herplantplicht en het ministerieel kapverbod.

4.9.2 Het plangebied

In 2014 is een Ecologische Quickscan uitgevoerd, zie Bijlage 12. Deze quickscan heeft betrekking op zowel op deelproject 1 als 2. Hieronder worden alleen de conclusies voor deelproject 1 genoemd (in de quickscan overeenkomstig met deelgebieden 1 en 2).


Gebiedsbescherming  

De Natura 2000-gebieden die het dichtste bij het plangebied liggen zijn "Langstraat" en "Biesbosch". Deze gebieden liggen op een afstand van meer dan zes kilometer van het plangebied. Voor de beoordeling van de gevolgen van het plangebied voor Natura-2000 gebieden is alleen de bijdrage van het verkeer van belang. Hiertoe is een zogenaamde Aerius berekening uitgevoerd, zie Bijlage 13. Uit deze berekening blijkt dat de aanleg van de nieuwe aansluiting tot een depositie leidt die onder de drempelwaarde van 0.05 mol per ha/jaar ligt. Omdat in het kader van het PAS al een passende beoordeling is gemaakt voor toenames van minder dan 0,05 mol, hoeft dat niet meer in het kader van het bestemmingsplan. Daarmee is aangetoond dat het bestemmingsplan niet leidt tot negatieve effecten in omliggende Natura 2000-gebieden.

Door menselijke invloeden in het tussenliggende gebied (veroorzaakt door bijvoorbeeld stedelijk gebied en grote wegen) zijn negatieve effecten door geluidsverstoring of visuele verstoring als gevolg van de ingreep op Natura 2000-gebieden uitgesloten.
In de omgeving van het plangebied zijn geen Beschermde Natuurmonumenten aanwezig. Vervolgstappen in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998 zijn voor dit project dan ook niet nodig.


Het plangebied is niet gelegen ter plaatse van de NNN (voorheen EHS).


Soortenbescherming  

Uit de toetsing van de resultaten van het onderzoek aan de Flora- en faunawet blijkt dat bij uitvoering van de ingreep in de deelgebieden 1 en 2 mogelijk negatieve effecten te verwachten zijn op:

  • Vleermuizen;
  • Broedvogels (havik, buizerd, sperwer, boomvalk en ransuil);
  • Amfibieën.


Op de overige soortgroepen wordt geen negatief effect op beschermde soorten (of functies) verwacht, voor zover de werkzaamheden plaats vinden buiten het broedseizoen van vogels.


Vervolgens is in 2014 soortgericht onderzoek gedaan naar vleermuizen en broedvogels, zie Bijlage 14.

Hieruit kwamen de volgende conclusies naar voren:

  • Gedurende het onderzoek werden steenuil, buizerd en boomvalk niet waargenomen binnen het plangebied. De aanwezigheid van beschermde functies (nest of essentieel leefgebied) van deze soorten binnen het plangebied is daarmee redelijkerwijs uitgesloten.
  • Gedurende het onderzoek werd geheel onherroepelijk in werking dat de houtwal en watergang ten noorden van de Bovensteweg een essentiële vliegroute vormt voor gewone dwergvleermuizen. De ingreep heeft mogelijk een negatief effect op deze vliegroute. Dit is te voorkomen wanneer voldoende maatregelen getroffen worden.
  • Overige essentiële vliegroutes van vleermuizen zijn niet aangetroffen binnen het plangebied.
  • De houtwal en watergang vormen essentieel foerageergebied voor de gewone dwergvleermuis. Daarnaast wordt hier gejaagd door de laatvlieger. Bij de ingreep dient voorkomen te worden dat dit foerageergebied ongeschikt raakt voor vleermuizen.
  • Net buiten het plangebied is in een flatgebouw (Papendonk) een kraamverblijfplaats van tenminste 32 gewone dwergvleermuizen aangetroffen. Het is niet te verwachten dat de voorgenomen ingreep een negatief effect heeft op deze verblijfplaats.
  • Met het uitvoeren van de werkzaamheden wordt de Flora- en faunawet mogelijk overtreden.
  • Omdat het onderzoek heeft plaatsgevonden volgens de richtlijnen uit de Soortenstandaards, het Vleermuisprotocol 2013 van de Gegevensautoriteit Natuur, en gangbare inventarisatiemethodes, kan gesteld worden dat het plangebied afdoende is geïnventariseerd.


De genoemde houtwal en watergang ten noorden van de Bovensteweg liggen buiten het plangebied en zullen zodoende dan ook niet aangetast worden. Ook het flatgebouw Papendonk is buiten het plangebied van dit bestemmingsplan gelegen. Aangezien deze belangrijke onderdelen buiten het plangebied zijn gelegen, kan er geen sprake zijn van aantasting van op basis van de Flora- en faunawet beschermde soorten.


In 2015 is een quickscan uitgevoerd naar amfibieën en reptielen, zie Bijlage 15. Tijdens het veldbezoek was er geen oppervlaktewater aanwezig, waardoor geschikt habitat voor amfibieën en vissen ontbreekt.


Boswet  

Voor het verlies aan bomen binnen het plangebied zal een kapvergunning worden aangevraagd en zal conform de compensatie-eisen in de Boswet worden gecompenseerd.

4.9.3 Conclusie

Ten aanzien van het aspect ecologie kunnen de volgende conclusies worden getrokken:

  • Gebiedsbescherming: geen vervolgonderzoek nodig.
  • Soortenbescherming: er zijn geen belemmeringen vanuit de Flora- en faunawet.

4.10 Externe veiligheid

4.10.1 Wet- en regelgeving

Externe veiligheid gaat over de veiligheid van personen die zelf niet direct betrokken zijn bij risicovolle activiteiten met gevaarlijke stoffen (risicobronnen) maar als gevolg van die activiteiten wel risico kunnen lopen. De voorgenomen ontwikkeling betreft een weg waarover gevaarlijke stoffen vervoerd worden. De relevante wet- en regelgeving voor deze risicobron is vastgelegd in het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt).

In de Nota van toelichting bij het Bevt is aangegeven dat in sommige gevallen de berekening van het plaatsgebonden risico en het groepsrisico achterwege kan blijven. Hiervoor zijn vuistregels in de vorm van drempelwaarden voor vervoersaantallen opgesteld die de gebruiker een indicatie geven wanneer een risicoberekening zinvol is. Deze vuistregels zijn opgenomen in de Handleiding Risicoanalyse Transport (HART).

De risicobenadering externe veiligheid kent twee begrippen om het risiconiveau voor activiteiten met gevaarlijke stoffen in relatie tot de omgeving aan te geven. Deze begrippen zijn het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR).

Het PR is het risico op een plaats nabij een risicobron, uitgedrukt als de kans per jaar dat een persoon die onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven, overlijdt als gevolg van een ongewoon voorval bij de risicobron. Het plaatsgebonden risico wordt weergegeven door middel van risicocontouren rond de risicobron en is onafhankelijk van de aanwezige bevolking.

Het GR is de cumulatieve kans per jaar dat ten minste tien mensen slachtoffer worden van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het GR wordt weergegeven in een zogenaamde f/N-curve waarin op de verticale as de cumulatieve kans op het aantal doden per jaar en op de horizontale as het aantal doden logaritmisch is weergegeven. Voor het GR geldt een oriëntatiewaarde waaraan getoetst wordt. De oriëntatiewaarde is een richtwaarde, het bevoegd gezag mag hier gemotiveerd van afwijken. Bij een overschrijding van de oriëntatiewaarde of een toename van het GR moeten beslissingsbevoegde overheden het GR betrekken bij de vaststelling van het besluit.

4.10.2 Het plangebied

Voor het aspect externe veiligheid heeft een quickscan plaatsgevonden, zie Bijlage 16. Onder andere door aanwezigheid van LPG-installaties in Dongen zal gebruik worden gemaakt van de huidige N629 voor het vervoer van gevaarlijke stoffen (LPG, propaan en dergelijke). Ook over de op- en afritten van de rijksweg A27 zal vervoer van gevaarlijke stoffen plaatsvinden. Over de Bovensteweg kunnen gevaarlijke stoffen vervoerd worden in de richting van het industrieterrein aan de noordzijde van Oosterhout.

In de quickscan zijn deze wegen getoetst en wordt geconcludeerd dat er geen sprake is van de PR 10-6-contour en dat er geen overschrijding is van 10% van de oriëntatiewaarde van het GR.


Het kabel- en leidingentracé wordt vanwege het nieuwe wegontwerp verplaatst. Het (hydraulisch) functioneren van de te verplaatsen kabels en leidingen zal hierbij worden gerangeerd en gebundeld. In het kabels en leidingen tracé liggen een waterleiding en een persriool. Deze leidingen vallen niet onder het Besluit externe veiligheid buisleidingen, kennen geen waarden voor het Plaatsgebonden risico en Groepsrisico en zijn daarom niet relevant vanuit het oogpunt van externe veiligheid.

De naar aanleiding van de zienswijzen gewijzigde infrastructuur heeft geen relevante gevolgen voor de rampenbestrijding en evacuatie van personen. Dit advies is gevraagd aan het Bestuur van de Veiligheidsregio Midden- en West-Brabant. Op 23 juni 2016 is door de Brandweer Midden- en West-Brabant per email aangegeven dat zij geen opmerkingen hebben. Geadviseerd wordt dat indien een tankwagen met vloeistoffen bij een ongeval lek raakt, de afvoer van de waterloop en of riool systeem af te blokken met eenvoudige middelen of middels het maken van compartimenten die afsluitbaar zijn.

4.10.3 Conclusie

B&W achten de veiligheidssituatie aanvaardbaar. Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor voorliggend plan.

Hoofdstuk 5 Juridische planopzet

5.1 Opzet bestemmingsplan

Het bestemmingsplan Buitengebied 2013 (incl. Lint Oosteind), herziening 5 (Aansluiting N629-A27) is opgesteld conform de Wet ruimtelijke ordening (Wro). Daarnaast voldoet het bestemmingsplan aan de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP). Deze ministeriële regeling heeft met name invloed op de vorm van het bestemmingsplan. Zo zijn in deze regeling hoofdgroepen van bestemmingen opgenomen en worden standaardregels voor de begrippen en de wijze van meten gegeven.


Voor de inhoud van de artikelen is zoveel mogelijk aangesloten bij het geheel onherroepelijk in werkinge bestemmingsplan Buitengebied 2013 (incl. Lint Oosteind) van de gemeente Oosterhout.

5.2 Toelichting op de bestemmingsregeling

Een bestemmingsplan kent aan gronden een bestemming toe en verbindt regels aan deze bestemming. Deze regels betreffen het gebruik van de gronden, maar ook de bouwmogelijkheden. De regels zijn nader onder te verdelen in:

  • inleidende regels;
  • bestemmingsregels;
  • algemene regels;
  • overgangs-en slotregels.


Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

Het opnemen van begripsbepalingen is beperkt tot die begrippen, waarbij sprake is van een (mogelijke) afwijkende betekenis in het algemeen spraakgebruik en/of technische begrippen, waarbij een vereenvoudigde omschrijving de leesbaarheid bevordert. Begrippen die zijn voorgeschreven in de SVBP2012 zijn conform overgenomen.


Artikel 2 Wijze van meten

Ter toelichting op de in de regels aangegeven maten wordt in dit artikel aangegeven op welke wijze gemeten moet worden om bijvoorbeeld een goot- of bouwhoogte te bepalen.


Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

Deze bestemming ligt op één locatie binnen dit bestemmingsplan, ter plaatse van het oude tracé waar bij het nieuwe tracé geen verkeersbestemming meer is voorzien. Zodoende is deze grond bestemd als Agrarisch, aansluitend aan de omliggende agrarische gronden. Op deze gronden zijn geen gebouwen toegestaan. Tevens is aan deze gronden een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen gebouwen zijnde, gekoppeld.


Artikel 4 Verkeer

De nieuwe aansluiting is in zijn geheel gelegen binnen de bestemming verkeer. Binnen deze bestemming is een gebiedsontsluitingsweg mogelijk en vallen alle onderdelen die deel uitmaken van de nieuwe weg, zoals rijbanen, opstelstroken, bermen, taluds, afwateringssloten, kunstwerken, water en waterhuishoudkundige voorzieningen e.d. Nu een snelweg geen gebiedsontsluitingsweg is, is ter plaatse van het viaduct over de snelweg de aanduiding 'snelweg' opgenomen om te voorkomen dat deze wordt wegbestemd.

De locatie voor de waterberging is binnen deze bestemming als zodanig aangeduid. Tevens zijn binnen deze bestemming parkeervoorzieningen mogelijk, waarmee de carpoolplaats wordt gerealiseerd.

Tot slot is er een voorwaardelijke verplichting opgenomen die er voor zorgt dat de benodigde geluidsbeperkende voorzieningen met de vereiste akoestische werking, worden uitgevoerd binnen vier jaar na het tijdstip van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan.


Artikel 5 Leiding - Riool en Artikel 6 Leiding - Water

Het plangebied doorkruist meerdere ondergrondse leidingen. Voor de planologisch relevante (hoofd)transportleidingen is een dubbelbestemming opgenomen. Deze regelt, naast de ter plaatse aanwezige bestemmingen, de bescherming van aanwezige leidingen.

Deze leidingen zijn met de hartlijn opgenomen op de verbeelding en een bijbehorende beschermingszone van 5 m aan weerszijden van de leiding waarbinnen uitsluitend werken mogen plaatsvinden voor de aanleg en instandhouding van de betreffende leiding. Overige werken zijn uitsluitend toegestaan door middel van een vrijstelling.

Tevens is een nieuwe zone voor de te verleggen rioolpersleiding ter plaatse van de nieuwe aansluiting op de verbeelding opgenomen, inclusief belemmerende strook van 5 meter aan weerszijde.


Artikel 7 Waarde - Archeologie

Voor het gehele plangebied is deze dubbelbestemming neergelegd, conform de archeologische verwachtingskaart van de gemeente. Deze dubbelbestemming borgt de bescherming van mogelijke archeologische resten middels een aanlegvergunningstelsel.


Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 8 Anti-dubbeltelregel

Deze bepaling is opgenomen om te voorkomen dat bij opeenvolgende bouwaanvragen waarbij een bepaald oppervlakte aan grond als voorwaarde is geformuleerd, dezelfde grond opnieuw bij de afweging omtrent vergunningverlening wordt betrokken. De anti-dubbeltelbepaling is conform het Bro overgenomen in het bestemmingsplan.


Hoofdstuk 4 Overgangsrecht en slotregels

Artikel 9 Overgangsrecht

In het bestemmingsplan is het overgangsrecht conform de artikelen 3.2.1 en 3.2.2 Bro opgenomen.


Artikel 10 Slotregel

In de slotregel is aangegeven dat het bestemmingsplan wordt aangehaald als 'bestemmingsplan Buitengebied 2013 (incl. Lint Oosteind), herziening 5 (Aansluiting N629-A27)'.


Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Economische uitvoerbaarheid

Gelet op het bepaalde in artikel 3.1 van de Wro dient in het kader van een bestemmingsplan onder andere inzicht te worden verschaft in de economische uitvoerbaarheid van het plan. In dit verband dient tevens onderzocht te zijn of op grond van artikel 6.12 lid 1 Wro de verplichting bestaat om een exploitatieplan op te stellen. Daarbij is in de eerste plaats van belang welk type bouwplan wordt gerealiseerd. Indien het een bouwplan betreft dat behoort tot een categorie die is genoemd in artikel 6.2.1 Besluit ruimtelijke ordening (Bro), bestaat in beginsel de plicht een exploitatieplan op te stellen. Deze verplichting vervalt indien het kostenverhaal anderszins verzekerd is. Bij besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan dient dan wel beslist te worden geen exploitatieplan vast te stellen.

6.1.1 Exploitatieplan

De plannen voor de nieuwe aansluiting hebben uitsluitend betrekking op infrastructurele werken, kunstwerken, inclusief landschappelijke inrichting. De daarmee samenhangende bouwwerken vallen niet onder de categorie bouwplannen die is genoemd in artikel 6.2.1 Bro. Een exploitatieplan of een expliciet besluit tot het niet vaststellen daarvan, is derhalve niet noodzakelijk.

6.1.2 Financiële uitvoerbaarheid

Realisatiestrategie  

Het overgrote deel van de gronden zijn in eigendom van de staat, provincie of gemeente. Enkele gronden zijn in particulier bezit. De realisatiestrategie van dit bestemmingsplan voor die particuliere gronden is gebaseerd op eigendomsverwerving langs minnelijke weg. De eerste gesprekken hierover zijn al gevoerd. Bij achterblijvende verwervingsresultaten heeft dit bestemmingsplan een bruikbare onteigeningstitel op basis van de Onteigeningswet, Titel IV. Onteigening op basis van het bestemmingsplan is legitiem aangezien uitsluitend op die manier de uitvoering van dit bestemmingsplan kan worden gegarandeerd.


Uitvoeringsfase  

De kostenverdeling voor de uitvoering van aansluitingen op rijkswegen, zoals geregeld in onderhavig bestemmingsplan, wordt verdeeld over Rijkswaterstaat, de provincie Noord-Brabant en de gemeente Oosterhout op basis van de wegvakkentheorie.

Bij de aansluiting van zowel de gemeentelijke weg als de provinciale weg op de rijksweg (op- en afrit) is er sprake van 4 wegaansluitingen, waardoor de kostenverdeling 25% gemeente, 25% provincie en 50% Rijk wordt gehanteerd. De kosten die gepaard gaan met het andere aansluitpunt - waar de gemeente dus geen aansluitende weg(en) heeft - worden gelijk verdeeld tussen het Rijk en de provincie.

6.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

6.2.1 Vooroverleg

Inspraak 

Er is voor gekozen om geen voorontwerp bestemmingsplan op te stellen, maar in plaats daarvan heeft inspraak plaatsgevonden op basis van het voorlopig (technisch) ontwerp. Het voorlopig (technisch) ontwerp voor de reconstructie van de aansluiting Oosterhout / Dongen op de A27 heeft gedurende een periode van 4 weken (vanaf 23 maart tot en met 20 april 2015) ter inzage gelegen.

Als onderdeel van de inspraakprocedure heeft op 31 maart 2015 een informatieavond plaats gevonden in het Oostquartier. De informatieavond was in de vorm van een informatiemarkt.


Vooroverleg 

Artikel 3.1.1. Bro verplicht tot het voeren van overleg met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van provincie en rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn. De wijze waarop het vooroverleg plaats dient te vinden is vormvrij.


Op 8 april 2015 heeft, tijdens de inspraakperiode, het vooroverleg conform artikel 3.3.1. Bro plaatsgevonden in de vorm van een overleg met de provincie, Rijkswaterstaat en het waterschap.

Tevens heeft het Waterschap op 26 november 2015 een concept versie van het bestemmingsplan beoordeeld. Het advies van het Waterschap is opgenomen in Bijlage 17. Op basis van dit advies is de waterparagraaf in de bijlage als ook de tekst in paragraaf 4.5.2 aangepast. Op 15 december 2015 zijn deze aangepaste teksten informeel afgestemd met het Waterschap.


Verwerking inspraak en vooroverleg

Op basis van de inspraak en vooroverleg zijn enkele aandachtspunten meegenomen voor het verder uitwerken van het voorlopig (technisch) ontwerp, zoals deze nu wordt vastgelegd in onderhavig bestemmingsplan. In paragraaf 2.2 is aangegeven op welke punten het (technisch) ontwerp is aangepast ten opzichte van de versie die in het kader van de inspraakprocedure en vooroverleg is getoond.

Van de inspraakreacties is een verslag opgesteld. Hieraan is in de bijlage het verslag van het vooroverleg gevoegd. Dit totale verslag is opgenomen in Bijlage 18.

6.2.2 Zienswijzen

Het ontwerp-bestemmingsplan is in het kader van artikel 3.8 van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) met ingang van 7 januari 2016 tot en met 17 februari 2016 voor eenieder ter inzage gelegd bij het gemeentelijk informatiecentrum in het stadhuis en het Oostquartier in Oosteind. De stukken konden ook geraadpleegd worden op de gemeentelijke website www.oosterhout.nl en op www.ruimtelijkeplannen.nl.

Gedurende deze termijn van 6 weken bestond de gelegenheid schriftelijke of mondelinge zienswijzen over het ontwerp bij de gemeenteraad kenbaar te maken. Van deze gelegenheid tot het indienen van zienswijzen hebben 15 instanties c.q. personen gebruik gemaakt.

Ook is de provincie Noord-Brabant in kennis gesteld van de ter inzage legging van het ontwerp-bestemmingsplan. Op basis van de Wro heeft deze instantie de mogelijkheid om ook zienswijzen bij de gemeenteraad in te dienen, indien zij van oordeel is, dat er zaken worden geregeld, welke mogelijk indruisen tegen provinciaal beleid. Van deze mogelijkheid is geen gebruik gemaakt.

Van de zienswijzen is een reactienota opgesteld, zie Bijlage 19 Reactienota zienswijzen. De ingediende zienswijzen zijn in deze nota samengevat en er is aangegeven wat het standpunt ter zake van de gemeente is.