Plan: | Langzaamverkeersbrug Moorland, Oirschot |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0823.BPOIlvbrugMoorland-VAST |
Dit bestemmingsplan maakt het mogelijk om over het Wilhelminakanaal een langzaamverkeersbrug aan te leggen, die de wijk Moorland en het centrum van Oirschot met elkaar verbindt.
In het bestemmingsplan Moorland 2013 is rekening gehouden met de mogelijkheid voor een langzaamverkeersbrug. Dit is te zien aan de plangrens van dit plan. Ook in de structuurvisie van de gemeente is rekening gehouden met een langzaamverkeersverbinding tussen Moorland en het centrum van Oirschot. De brug in deze plannen was meer in westelijke richting van het kanaal geprojecteerd, in het verlengde van Slingerbos. Vanwege de enorm hoge kosten van een ophaalbrug op die plek is gezocht naar een alternatieve oplossing. Dit bestemmingsplan maakt een langzaamverkeersbrug op een locatie iets meer in oostelijke richting mogelijk, ter vervanging van de brug die eerder was voorzien nabij Slingerbos. Naast de brug is een nieuw Waterfront gecreëerd in aansluiting op de aan de noordzijde van het Wilhelminakanaal gerealiseerde ecologische zone.
De nieuwe brug maakt onderdeel uit van de Groene Corridor. De Groene Corridor is één van drie Landschappen van Allure in Noord Brabant. De provincie Noord-Brabant wil met de ‘Landschappen van Allure’ een gerichte bijdrage leveren aan de ambitie om van Noord-Brabant -omschreven in de Agenda van Brabant- een hoogwaardige kennis- en innovatieregio te maken. Achterliggende gedachte is dat hoogwaardige groene landschappen van belang zijn voor een aantrekkelijk vestigings- en leefklimaat in Noord-Brabant. Met het programma Landschappen van Allure wil de provincie 3 provinciale landschappen – Brabantse Wal, Groene Woud en Maashorstontwikkelen tot 3 toplocaties als het gaat om beleven en ervaren van natuur en landschap. De Groene Corridor biedt de kans zowel voor Brabant maar in bijzonder voor Oirschot op onder andere landschappelijk, recreatief en economisch gebied.
Oirschot wil die kwalitatieve groene gemeente zijn, het groene hart zijn tussen de Kempen en het Groene Woud en een groen, aantrekkelijk rustpunt voor eigen inwoners en voor inwoners van de stedelijke regio Eindhoven. Bij uitstek een allureproject als de Groene Corridor versterkt dit profiel en vergroot het recreatieve, toeristische aantrekkingskracht en naamsbekendheid van Oirschot, Monument in het Groen. De Groene Corridor sluit daardoor naadloos aan op de toekomstvisie van Oirschot. Het draagt bij aan de vitaliteit van Oirschot en verbetert het economisch functioneren en indirect op termijn de ruimtelijke kwaliteit van het historische centrum, de huiskamer van Oirschot.
Met de Groene Corridor en specifiek het programma Landschappen van Allure dient zich de mogelijkheid aan om alsnog een brug over het Wilhelminakanaal te realiseren. Voor het goed functioneren – het bestaansrecht- van de stad-landverbinding is, naast het beslechten van de barrière Anthony Fokkerweg, de aanleg van deze fiets-voetbrug op de meest cruciale locatie van essentieel belang. Via de provinciale beschikking is een financiële bijdrage uiteindelijk in 2013 zeker gesteld voor realisatie van een langzaamverkeersbrug.
Met de aanleg van deze brug komen (recreatieve) fietser en voetganger direct van de Groene Corridor aan in het monumentale centrum van Oirschot. Uiteraard heeft deze verbinding enorme voordelen voor onder andere gebruikers / bezoekers van de sportvoorzieningen in Moorland en Kemmer, het zwembad, de camping en scholieren van het Kempenhorstcollege.
Voor de realisatie van de langzaamverkeersbrug is een herziening van het vigerende bestemmingsplan nodig, omdat de brug niet geheel past binnen de vigerende bestemmingsplannen.
De hoofddoelstelling van het bestemmingsplan is de bouw van de langzaamverkeersverbinding planologisch-juridisch mogelijk te maken.
In het plan zijn de wijzigingen in de wet- en regelgeving en het beleid van de verschillende overheden op het gebied van de ruimtelijke ordening, die zich in de loop van de tijd hebben voorgedaan, verwerkt. Met dit bestemmingsplan is aansluiting gezocht bij recent tot stand gekomen bestemmingsplannen binnen de gemeente.
Binnen het gebied vigeren de volgende bestemmingsplannen:
Bestemmingsplan | Vastgesteld door raad | Goedgekeurd door GS | |
Moorland 2013 | 22-12-2012 | nvt | |
Kanaalzone | 26-04-2005 | 13-12-2005 |
In hoofdstuk 2 wordt ingegaan op de bestaande situatie. In hoofdstuk 3, de planbeschrijving, worden de ontwikkelingsmogelijkheden, die het plan biedt, beschreven. Hoofdstuk 4 bevat de beschrijving van de relevante beleidskaders. De diverse noodzakelijke onderzoeken ten aanzien van bijvoorbeeld milieuaspecten komen in hoofdstuk 5 aan bod. In hoofdstuk 6 gaat in op de uitvoerbaarheid maatschappelijke en economische van het bestemmingsplan. In Hoofdstuk 7 komt de juridische toelichting op de planregels aan bod.
Het plangebied beslaat een deel van het Wilhelminakanaal. Dat wil zeggen dat de brug over het kanaal gerealiseerd gaat worden. Het kanaal wordt niet aangetast. Ten noorden van het kanaal bevindt zich het centrum van Oirschot. Tussen het kanaal en het centrum is een brede groenstrook aanwezig, welke onderdeel uitmaakt van de ecologische hoofdstructuur. Direct aan de zuidzijde van het kanaal ligt de Groene Corridor. Ten zuiden van het Wilhelminakanaal ligt de weg Moorland die overgaat in de Eindhovensedijk. De Eindhovensedijk (die overgaat in de Oirschotsedijk) is de drager van de Groene Corridor. Binnen deze corridor zijn op deze locatie enkele langzaamverkeerspaden aanwezig. Ten zuiden van het plangebied bevindt zich de (nieuwe) wijk Moorland.
Afbeelding 2.1 Ligging plangebied (bron: maps.google.nl)
Het doel van het bestemmingsplan is het planologisch mogelijk maken van een langzaamverkeersbrug tussen Moorland en het centrum van Oirschot, ter vervanging van de brug die eerder was voorzien in het verlengde van Slingerbos. De brug zal de wijk Moorland en het centrum met elkaar verbinden.
Hieronder is te zien op welke wijze de brug in de omgeving wordt ingepast.
Afbeelding 3.1 Impressie brug (bron: West8)
De langzaamverkeersbrug over het Wilhelminakanaal is aan beide zijden toegankelijk voor zowel voetgangers als fietsers. De vereiste doorvaarthoogte van 5,25 meter en het feit dat er geen pijler in het water is gewenst, stelt specifieke eisen aan de technische conctructie van de brug. De hoogte van het brugdek is bepalend voor de hellingshoek van de hellingbanen. In de voorbereidingsfase zijn de verschillende mogelijkheden beschouwd. De voorkeur gaat uit naar een comfortabele brug met flauwe hellingsbanen. Door de constructie van de brug aan de bovenzijde te plaatsen (zie afbeeldingen), kan het brugdek één meter omlaag worden gebracht (zie afbeelding 3.5). De hellingshoek van de hellingbanen wordt hiermee teruggebracht naar 2,5 - 2,7%.
Afbeelding 3.2 Impressie brug vanaf Wilhelminakanaal (bron: West8)
Afbeelding 3.3 Impressie gezien vanaf de brug (bron: West8)
Het straatpeil aan de zuidzijde (Moorland/Eindhovensedijk) is hoger dan het straatpeil aan de centrumzijde (Wilhelminakanaal/Kanaalstraat). Aan de zijde van Moorland is de ruimte tussen de weg Moorland en het water beperkt en is gekozen voor een hellingbaan nagenoeg parallel aan het water. Ter hoogte van de kruising Eindhovensedijk - De Rijt is de aansluiting op het maaiveld voorzien.
De pijlers van de brug (en hellingbanen) worden in de taluds aangebracht. In samenhang met de aanleg van de brug wordt de oeverzone aan de zijde van Moorland (in nauw overleg met Rijkswaterstaat) heringericht en toegankelijk gemaakt voor langzaam verkeer, zoals dat ook aan de centrumzijde het geval is. Onder de hellingbaan aan de zijde van Moorland wordt ruimte gecreëerd voor voet- en fietspaden. Aan beide zijden van het kanaal wordt de ruimte onder de hellingbanen voorzien van een passende groene inrichting die ruimte biedt voor planten en dieren.
De verkeersstructuur wordt aangepast en de Eindhovensedijk is in de toekomst niet meer bereikbaar voor doorgaand autoverkeer vanaf de Kempenbrug en vanuit de wijk Moorland. Een nieuwe randweg zal zorgen voor een betere aansluiting met de Eindhovensedijk vanaf de Kempenweg.
Door de realisatie van de randweg verliest de weg Moorland zijn functie. Bestemmingsverkeer gaat gebruik maken van de huidige parallelweg die iets wordt verruimd. Dit biedt mogelijkheden om een parkzone aan te leggen tussen de weg en het Wilhelminakanaal.
Afbeelding 3.4 Situatietekening (bron: West8)
Afbeelding 3.5 Aanzicht vanaf de westzijde (bron: West8)
Aan de centrumzijde is de ruimte tussen de weg en de waterlijn ruim voldoende om de hellingbaan meer lengte (benodigd vanwege het te overbruggen niveauverschil) te geven en de brug een eigentijdse uitstraling te geven door een gebogen lijn in de brug aan te brengen. De ronde vorm van de hellingbaan wordt nabij de Kanaalstraat gesitueerd daar waar de groenstrook langs het kanaal breder is. De aanlanding van de brug loopt tussen de bomengroep door. Ook de hoogte van de brug is ter hoogte van de Parallelweg acceptabel door de gekozen hellingshoek en vorm van de brug. Ter hoogte van het Standaardplein wordt aangesloten op het niveau van de weg van de Wilhelminakade.
Aan beide zijden van het water wordt voor voetangers eveneens een kortere weg naar het hoogste punt van de brug aangebracht door middel van een trap.
De verlichting wordt geïntegreerd in het brugontwerp.
De langzaamverkeersbrug wordt een veilige en comfortabele verbinding voor fietsers en voegangers vanaf de wijk Moorland naar de Markt van Oirschot, waar de restaurants, cafes en ook (in de route er naar toe) winkels zijn gevestigd. Ook zal een groot gedeelte van de inwongers van Oirschot deze verbinding gebruiken om van en naar de sportvoorzieningen in de Kemmer en Moorland te gaan. Daarnaast zorgt de brug voor een aantrekkelijk toeritische-recreatieve verbinding tussen Eindhoven en de Markt van Oirschot. De brug is ook bedoeld voor inwoners van Oirschot die een keer een ommetje willen maken.
De nieuwe brug zorgt voor een veiligere en comfortabelere verbinding, omdat er minder momenten zijn dat snelverkeer gekruist wordt en de afstand tot het centrum (Markt) verkort wordt. De hellingshoek van circa 3% is een stuk flauwer dan de hellingshoek van de op- en afrit aan de Koolmond bij de Prinses Irene Brigadebrug. Hierdoor is de brug een aanvulling op de bestaande Prinses Irene Brigadebrug.
Afbeelding 3.6 bestaande en nieuwe fietsroute naar centrum (bron ondergrond: maps.google.nl)
Afbeelding 3.7 Zicht op de brug vanaf Moorland
Afbeelding 3.8 Zicht op de brug vanaf centrumzijde, Wilhelminakade
Zoals ook uit het gemeentelijk beleid blijkt, heeft Oirschot als doel het fietsroutenetwerk compleet te maken (zie paragraaf 4.5). Het aanleggen van deze brug zorgt hier mede voor en is dan ook een gewenste aanvulling op het bestaande fietsroutenetwerk.
Tot slot is het in het kader van de groene corridor de doelstelling om fietsgebruik te stimuleren. Op het moment dat er aantrekkelijke fietsroutes aanwezig zijn, zal men sneller geneigd zijn gebruik te maken van de fietsfaciliteiten.
In de onderstaande paragrafen wordt het voor het plangebied relevante ruimtelijk beleid van het Rijk (paragraaf 4.2), de provincie Noord-Brabant (paragraaf 4.3), de regio (paragraaf 4.4) en de gemeente Oirschot (paragraaf 4.5) beschreven.
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte
In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) staan de plannen voor ruimte en mobiliteit. Daarin beschrijft het kabinet in welke infrastructuurprojecten het wil investeren. De Rijksoverheid richt zich daarnaast op:
Om zorgvuldig ruimtegebruik te bevorderen heeft het Rijk in de SVIR een ladder voor duurzame verstedelijking opgenomen. Deze ladder omvat een aantal beoordelingsstappen en heeft als doel duurzame gebiedsontwikkeling. De ladder voor duurzame verstedelijking is vervolgens als procesvereiste opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening.
Een stedelijke ontwikkeling is een ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen. Het realiseren van een langzaamverkeersbrug is geen functie die valt onder het begrip stedelijke ontwikkeling.
Dit bestemmingsplan maakt geen nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk, waardoor er geen toets aan de ladder voor duurzame verstedelijking uitgevoerd hoeft te worden. In hoofdstuk 4 van deze toelichting wordt wel ingegaan op de nut en noodzaak van de langzaamverkeersburg. Het bestemmingsplan is niet in strijd met de belangen die in de SVIR zijn opgenomen.
Besluit algemene regels ruimtelijke ordening
In de Structuurvisie Infrastructuur (SVIR) en Ruimte heeft de Rijksoverheid de nationale belangen omschreven waarvoor het Rijk zelf verantwoordelijkheid draagt. Een goede doorwerking van deze nationale belangen wordt juridisch geborgd via het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro).
De nationale belangen betreffen onder meer onderwerpen op het gebied van de hoofdinfrastructuur (reserveringen rond hoofdwegen en hoofdspoorwegen, vrijwaring rond rijksvaarwegen en hoofdbuisleidingen), de elektriciteitsvoorziening, het vereenvoudigde regime van de ecologische hoofdstructuur en waterveiligheid (bescherming van primaire waterkeringen en bouwbeperkingen in het IJsselmeergebied).
Dit bestemmingsplan is niet in strijd met de regels uit het Barro.
Structuurvisie Ruimtelijke Ordening (2014)
In 2010 hebben Provinciale Staten de Structuurvisie ruimtelijke ordening (Svro) vastgesteld. De Svro is in 2014 partieel herzien, waarbij onder andere het gewijzigde beleid op het gebied van natuur (realisering van het natuurnetwerk) en veehouderij (transitie naar zorgvuldige veehouderij) zijn verwerkt. De Svro 2014 is in werking getreden op 19 maart 2014. De Svro bevat de hoofdlijnen van het provinciaal ruimtelijk beleid tot 2025, met een doorkijk naar 2040. De visie is bindend voor het ruimtelijk handelen van de provincie Noord-Brabant en vormt de basis voor de wijze waarop de provincie de instrumenten inzet die de Wet ruimtelijke ordening biedt. Eén van deze instrumenten is de Verordening ruimte, waarin de kaderstellende elementen uit de Svro zijn vertaald in concrete regels die van toepassing zijn op (gemeentelijke) bestemmingsplannen.
De Svro gaat in op de ruimtelijke kwaliteiten van de provincie Noord-Brabant. Mens, markt en milieu zijn binnen de provincie in evenwicht. Daarom kiest de provincie in haar ruimtelijk beleid tot 2025 voor de verdere ontwikkeling van gevarieerde en aantrekkelijke woon-, werk- en leefmilieus en voor een kennisinnovatieve economie met als basis een klimaatbestendig en duurzaam Brabant. Het principe van behoud en ontwikkeling van het landschap is in de structuurvisie de ‘rode’ draad die de ruimtelijke ontwikkelingen stuurt. De provincie wil het contrastrijke Brabantse landschap herkenbaar houden en verder versterken. Daarom wordt ingezet op de ontwikkeling van robuuste landschappen, een beleefbaar landschap vanaf het hoofdwegennet en behoud en versterking van aanwezige landschapskwaliteiten.
Verordening ruimte (2014)
In de Wet ruimtelijke ordening (Wro) is vastgelegd hoe de bevoegdheden op het gebied van ruimtelijke ordening zijn verdeeld tussen rijk, provincies en gemeenten. De provincie kan door middel van een planologische verordening regels formuleren waarmee gemeenten bij het opstellen van ruimtelijke plannen rekening moeten houden. De provincie Noord-Brabant heeft hiertoe de Verordening ruimte opgesteld. De Verordening ruimte is in 2010/2011 gefaseerd in werking getreden en wordt jaarlijks geactualiseerd. Op 18 maart 2014 is de Verordening ruimte 2014 in werking getreden. De regels in de Verordening ruimte 2014 zijn een doorvertaling van het provinciaal beleid zoals dat is opgenomen in de Structuurvisie ruimtelijke ordening. De regels zijn er - in lijn met het beleid van de Svro - op gericht om het leeuwendeel van de stedelijke ontwikkelingen te laten plaatsvinden in de stedelijke regio’s en in het bestaand stedelijk gebied. De begrenzingen van de stedelijke en landelijke regio’s zijn vastgelegd in de kaarten behorende bij de Verordening ruimte. In de verordening zijn ook het bestaand stedelijk gebied, de zoekgebieden voor stedelijke ontwikkeling en de ecologische hoofdstructuur begrensd.
Een deel van het plangebied is onderdeel van de structuur Natuur Netwerk Brabant en is voorzien van de aanduidingen 'ecologische verbindingszone' en 'behoud en herstel van watersystemen'. Ter bescherming van de ecologische verbindingszone is de dubbelbestemming 'Waarde - Ecologie' opgenomen. Teneinde nadelige gevolgen aan het water en watersysteem te voorkomen, is voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden binnen de bestemming 'Water' voor het Wilhelminakanaal een omgevingsvergunning vereist.
Conclusie
De langzaamverkeersbrug is goed in te passen in de omgeving en ecologische hoofdstructuur. Er zullen geen nadelige gevolgen op het watersysteem optreden. Het bestemmingsplan is niet in strijd met het provinciaal beleid.
Bereikbaarheidsplan 2010 en Challengevariant 2013
De gemeente Oirschot is één van de partijen die betrokken is bij de gebiedsontwikkeling van Eindhoven noordwest om te komen tot een betere bereikbaarheid van het gebied.
Naar aanleiding hiervan is een maatregelenpakket opgesteld. Behalve dat er een extra aansluiting op het hoofdwegennet nodig is bij de Randweg van Eindhoven, bleek ook dat het onderliggende wegennet aanpassing behoeft. Het pakket aan maatregelen is nader uitgewerkt in het Bereikbaarheidsplan Landelijk Strijp 2010.
In 2013 en 2014 is door samenwerkende partijen, waaronder de gemeente Oirschot de verbeterde Challengevariant ontworpen. Deze variant voorziet in meer verkeer in de richting van de aansluiting op de A58 in Best (nabij het bedrijventerrein Westfields dat behoort tot gemeente Oirschot). In 2015 is deze variant verder uitgewerkt. Met ingang van 9 juni 2016 ligt het voorontwerpbestemmingsplan Weginfrastructuur omgeving Eindhoven-Noordwest, Oirschot en Best ter inzage dat dit pakket aan maatregelen juridisch en planologisch mogelijk maakt.
Eén van de redenen dat voor deze challengevariant is gekozen, is omdat deze de realisatie van het groene raamwerk en de daarbij behorende groene corridor mogelijk maakt.
Groene corridor
De Groene corridor maakt een aantrekkelijke groene verbinding tussen hartje Eindhoven, de historische markt in Oirschot en Het Groene Woud mogelijk. De gemeente Eindhoven, gemeente Oirschot en Brabants Landschap gaan de 13 kilometer lange Groene Corridor de komende jaren verder verfraaien en ontwikkelen. Met meer groen, beleving en recreatiemogelijkheden. Dat maakt Oirschot en Eindhoven en omgeving nog aantrekkelijker om te wonen, werken, ondernemen en recreëren.
Een belangrijk deel van de Groene Corridor is de Oirschotsedijk; deze loopt door het gebied van Brainport Park. De Oirschotsedijk is ter plaatse van Brainport Park autoluw gemaakt.
Ook in Oirschot staat al een aantal concrete plannen op stapel. Zo krijgt het poortgebouw van Defensie een nieuwe recreatieve bestemming en zijn er ideeën voor een uitkijktoren. Daarnaast wordt het historische legerkamp uit 1831 op de Oirschotse Heide zichtbaar en beleefbaar gemaakt. En vanaf 2018 is het mogelijk om via een nieuwe brug over het Wilhelminakanaal vanaf de Eindhovensedijk de mooie historische dorpskern van Oirschot te bereiken.
Afbeelding 4.1 Locatie Groene corridor (bron: gemeente Oirschot)
Vanwege het verdwijnen van de voormalige provinciale weg (Bulderbaan), de realisatie van de Kanaalzone, en de ontwikkeling van de Groene Corridor is de mogelijkheid ontstaan om een langgekoesterde wens in vervulling te laten gaan, namelijk de realisatie van een langzaamverkeersbrug over het Wilhelminakanaal. Er zijn diverse varianten voor een langzaamverkeersbrug in studie genomen. Met name is hierbij gekeken wat er vanuit technisch oogpunt mogelijk is alsook in hoeverre kan een brug op locatie ruimtelijk worden ingepast zonder onrecht te doen aan haar omgeving.
Fietsstructuur
Onderdeel van de bereikbaarheidsopgave Eindhoven Noordwest is de fietsstructuur. Twee dragers voor de fietsstructuur zijn de Slowlane en de Groene Corridor. De Slowlane is ter plaatse van Eindhoven Noordwest reeds gerealiseerd en ligt op de oostoever van het Beatrixkanaal. Uitgangspunt is dat de Slowlane ongelijkvloers kruist met het autoverkeer. Dit betekent dat de Slowlane ter plaats van de twee nieuw te realiseren bruggen over het kanaal wordt verlaagd.
De Groene Corridor wordt een aantrekkelijke en robuuste groene verbinding tussen Oirschot en Eindhoven en loopt over de Oirschotsedijk/Eindhovense dijk. Dit betekent dat de kruising Spottersweg/Oirschotsdijk gaat verdwijnen en niet meer toegankelijk is voor autoverkeer. Op deze plek komt een nieuwe fietsbrug. Deze fietsbrug ligt in het verlengde van de Oirschotsedijk, gaat over het Beatrixkanaal, de parallelstructuur en het riviertje de Ekkersrijt en sluit vervolgens aan op de Eindhovensedijk. De bestaande brug ter plaatse van de Oirschotsedijk wordt gesloopt. Het autoverkeer en hulpdiensten maken in de toekomst gebruik maken van de Challengeontsluiting. De fietsbrug wordt pas aangelegd nadat de Challenge Variant is gerealiseerd, om te voorkomen dat er extra belemmeringen voor het autoverkeer optreden.
Aanvullend op deze twee fietsroutes komen in Eindhoven Noordwest nog primaire en recreatieve fietsroutes te liggen. Recreatieve fietsroutes maken onderdeel uit van het landschapsplan van BIC en Westfields. Primaire fietsroutes worden zoveel mogelijk gekoppeld aan de nieuwe en bestaande infrastructuur en krijgen verbindingen met de Slowlane en de Groene Corridor. Om deze verbindingen te kunnen maken worden de nieuwe bruggen over het Beatrixkanaal voorzien van fietspaden. In het verlengde van de Luchthavenweg komt een aparte fietsbrug.
Voor de primaire fietsroute via de A. Fokkerweg wordt een nieuwe fietsbrug over de A2/N2 aangelegd. Deze is nodig omdat doorstromingsmaatregelen voor gemotoriseerd verkeer ten koste gaat van de fietspaden op de bestaande brug. Een nieuwe brug biedt fietsers meer comfort en houdt de primaire fietsroute in stand
Conclusie
Het realiseren van de langzaamverkeersbrug geeft uitvoering aan het realiseren van het regionale beleid.
StructuurvisiePlus (2004)
In de StructuurvisiePlus is beschreven welke initiatieven en doelstellingen de gemeente Oirschot wil realiseren en behalen. De structuurvisie is opgedeeld in drie delen.
Deel I "Nota Duurzame Ruimtelijke Structuur"
Deze bevat een beschrijving en waardering van de ruimtelijke kwaliteiten (de “talenten”) van de gemeente Oirschot. De beschrijving is een analyse van de bestaande toestand volgens de “lagenbenadering”: de grondlaag, de infrastructuur en het occupatiepatroon. Het resultaat is weergegeven op structuurkaarten voor het landelijk gebied en de verschillende dorpen. Voorts zijn denkbare strategieën aangegeven, gericht op het behouden en versterken van de duurzame ruimtelijke structuur. Deze strategieën zijn eveneens in kaartbeelden vertaald.
Deel II "Nota Programma"
Deel II geeft aan welk programma de gemeente wil realiseren binnen de gemeente. Dit betreft zowel hoeveelheden (zoals aantallen woningen en hectare bedrijventerrein) als kwalitatieve aspecten: behoud leefbaarheid, bouwen voor bepaalde doelgroepen, waar mogelijk ruimte geven aan de agrariër.
Deel III "Nota Confrontatie en actieplan"
Dit afrondende deel beschrijft op welke wijze het programma vorm kan krijgen (kan worden ingevuld) binnen de in deel I beschreven duurzame ruimtelijke structuur. Aangegeven wordt op welke wijze het programma past binnen en zo mogelijk bij kan dragen aan de ruimtelijke kwaliteiten van de gemeente Oirschot. Deel III wordt afgerond met een overzicht van de door de gemeente te ondernemen vervolgacties.
In de uitvoeringsparagraaf van de structuurvisie is beschreven dat er rekening gehouden wordt met een langzaamverkeersverbinding tussen Moorland en het centrum van Oirschot. Dit bestemmingsplan is een nadere uitwerking van dit doel.
Oirschots Verkeers- en Vervoersplan (2007)
De algemene doelstelling voor het verkeers- en vervoersbeleid van Oirschot is in de koersnotitie als volgt geformuleerd:
Het verkeers- en vervoersbeleid van de gemeente Oirschot richt zich op de realisatie van een bereikbare gemeente, zonder dat daardoor de leefbaarheid en veiligheid in het geding is. De gemeente wil daarbij het huidige karakter en de vormgeving van de verkeersstructuur zoveel mogelijk bewaren.
Er is een aantal ontbrekende schakels in het fietsroutenetwerk zoals dat in de koersnotitie is opgenomen. In het kader van de bevordering van het fietsverkeer is het gewenst deze ontbrekende schakels te realiseren. Er wordt gestreefd naar de realisatie van het complete netwerk voor 2010. Prioriteit moet daarbij uitgaan naar de realisatie van ontbrekende schakels in de primaire fietsroutes:
De langzaamverkeerverbinding Molenstraat - Slingerbos betreft de brug over het kanaal die eerder was voorzien tussen Moorland en het centrum.
Oirschot wil het fietsgebruik tot een afstand van 7,5 km stimuleren. Voor de primaire fietsroutes van Oirschot zijn kwaliteitseisen geformuleerd, welke meer concreet zijn vertaald in de volgende (uitvoerings)aspecten:
Toekomstvisie Oirschot 2030 (2011)
In de Toekomstvisie Oirschot 2030, Monument in het groen, kwalitatief leven, zijn drie ambities geformuleerd. Oirschot is in 2030:
Deze ambities legitimeren niet alleen het handhaven van het imago ‘Monument in het groen’, maar voegen daar nadrukkelijk nog iets aan toe namelijk ‘Kwalitatief leven’.
Deze drie ambities veronderstellen zelfstandigheid van Oirschot en het op peil houden van de omvang.
Vanuit de ambitie ‘kwaliteit en groen’ is toerisme en recreatie in Oirschot één van de economische pijlers. Oirschot als toeristisch-recreatief hart van het Groene Woud en De Kempen. Hiermee levert ze een significante bijdrage aan de quality of life die de regio beoogt. Samen met andere ‘groene’ gemeenten is de regio uitgegroeid tot een ware ‘groene long’ in de stedendriehoek ’s-Hertogenbosch, Eindhoven, Tilburg, waar ontspannen in de natuur centraal staat. Het toeristisch-recreatieve karakter van Oirschot wordt in samenwerking met de regio, maatschappelijke instellingen en het bedrijfsleven verder uitgewerkt tot een kwalitatieve en professionele vorm van bedrijvigheid.
De opgaven die hiervoor zijn geformuleerd, luiden als volgt:
De kern van Oirschot als een gemeente die bewust stuurt op samenhang met de omgeving is de optimale balans tussen het inzetten van eigen kracht en het gebruik maken van de mogelijkheden en kansen die de regio biedt. Dit vindt zijn uitwerking in een unieke rol in de regio:
Door de combinatie van cultuurhistorie, een groene omgeving en verbinding met de top technologische regio neemt Oirschot een onderscheidende rol in ten opzichte van de andere ‘groene meerkernen gemeenten’ in de regio en is ze complementair aan de omliggende (stedelijke) gemeenten. Oirschot is niet volgend aan anderen maar zelfbewust over de eigen kwaliteiten (groen en kwaliteit).
De opwaardering van de zuidelijke oever van het Wilhelminakanaal en de aanleg van een langzaamverkeersverbinding tussen Moorland en het centrum van Oirschot sluiten uitstekend aan bij de ambities en opgaven uit de toekomstvisie.
Dit bestemmingsplan is in lijn met het beleid van het rijk en de provincie en het regionaal en gemeentelijk beleid en geeft hier uitvoering aan.
In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de milieu-aspecten die relevant zijn voor de in dit plan voorgestane ontwikkelingen. Omdat het plan gericht is op de realisatie van een infrastructureel werk in de vorm van een langzaamverkeersverbinding is slechts een beperkt aantal milieuaspecten relevant.
Inleiding en samenvatting
Een milieueffectrapportage (m.e.r.) is bedoeld om vooraf de mogelijke milieueffecten van plannen en besluiten in beeld te brengen en deze een volwaardige rol te laten spelen bij de besluitvorming over plannen en besluiten. Het maken van een milieueffectrapport (MER) of m.e.r.-beoordeling is verplicht bij de voorbereiding van plannen en besluiten van de overheid over initiatieven en activiteiten van publieke en private partijen die (aanzienlijke) nadelige gevolgen voor het milieu kunnen hebben. Dit betekent dat de plannen of activiteiten ook een bepaalde omvang moeten hebben om MER(beoordelings)plichtig te zijn. De plannen voor het plangebied hebben echter niet een omvang die het bestemmingsplan MER(beoordelingsplichtig) maken. Hieronder wordt een en ander nader toegelicht.
Toetsingskader
Aan de hand van de in het Besluit m.e.r. omschreven m.e.r.-plichtige activiteiten met de bijbehorende drempelwaarden, kan worden bepaald of een project MER-plichtig (C-lijst) dan wel m.e.r.-beoordelingsplichtig (D-lijst) is. Echter, als gevolg van het Arrest van het Europese Hof van 17/10/2009(C-255/08) dient hierbij ook gekeken te worden naar andere factoren als bedoeld in bijlage III van de Europese m.e.r. richtlijn, die aanleiding kunnen geven tot het opstellen van een MER of m.e.r-beoordeling, hoewel de drempelwaarde van de desbetreffende categorie van de D-lijst niet wordt overschreden.
Conclusie
De in het plan opgenomen activiteit overschrijdt niet de voor deze categorie geldende drempelwaarden uit het Besluit m.e.r. Tevens zijn er geen andere factoren aanwezig die aanleiding kunnen geven tot het opstellen van een MER en is gezien de aard, omvang en ligging van het project geconcludeerd dat er geen sprake is van aanzienlijke nadelige milieugevolgen. Er hoeft voor dit plan dus geen aanvullende MER of m.e.r.-beoordeling te worden gemaakt.
Geluid beïnvloedt vaak de kwaliteit van de leef- en woonomgeving. De belangrijkste geluidsbronnen die in het kader van de ruimtelijke inrichting en ontwikkeling van belang zijn, zijn wegverkeer,railverkeer en bedrijven. De mate van acceptatie en hinder is onder meer afhankelijk van de functie van het geluidsbelaste object. De regels van de Wet geluidhinder zijn van toepassing bij het vaststellen van een bestemmingsplan.
De normen uit die wet zijn van toepassing bij:
Als één van bovenstaande situaties aan de orde is, dient er een akoestisch onderzoek te worden uitgevoerd.
Geen van de hierboven genoemde situaties is in dit bestemmingsplan aan de orde.
Er is geen sprake van de aanleg van een nieuwe gezoneerde weg. De langzaamverkeersbrug wordt slechts toegankelijk voor voetgangers en fietsers en het betreft daarbij geen geluidsgevoelige bestemming.
Voor de volledigheid is in het kader van een goede ruimtelijke ordening akoestisch onderzoek (Bijlage 2) uitgevoerd naar stemgeluid op de brug. Uit het akoestisch onderzoek blijkt dat de geluidsbelasting van de nabijgelegen woningen ruimschoots onder de richtwaarden van het gemeentelijk beleid blijven. Ook is er van cumulatie geen spraken. Er is sprake van een goed woon- en leefmilieu.
De langzaamverkeersbrug gaat over het Wilhelminakanaal. Over het Wilhelminakanaal vindt in geringe mate transport van gevaarlijke stoffen plaats. Gezien de lage aantallen heeft dit geen consequenties voor de aanleg van de langzaamverkeersbrug.
Er is net ten zuiden van het Wilhelminakanaal een buisleiding van defensie aanwezig. Deze leiding heeft een werkdruk van 80 bar en een inwendige diameter van 157 mm. De PR 10-6 contour ligt in het hart van de leiding. Omdat de brug geen verblijffunctie heeft en geen afgesloten ruimte is, is een onderzoek naar externe veiligheid niet nodig is omdat er geen sprake is van een kwetsbare of beperkt kwetsbare bestemming in het kader van de externe veiligheid. Gebruikers kunnen te allen tijde de brug verlaten.
Door verbetering van langzaamverkeersroutes (veiligheid en reistijd) in het gebied, worden bewoners gestimuleerd om gebruik te maken van de fiets, ten koste van het gebruik van de auto. De langzaamverkeersbrug heeft geen effect op de luchtkwaliteit. Door toevoeging van de brug zal geen toename van luchtemissie door verkeer plaatsvinden, omdat er geen sprake is van een toename van het aantal (motor)voertuigbewegingen. De brug is ook niet te beschouwen als gevoelige bestemming in het kader van de luchtkwaliteit.
De achtergrondconcentraties ter plaatse van het plangebied bedragen respectievelijk maximaal 20 ug/m3 PM10 (fijn stof) en maximaal 25 ug/m3 NO2 (Stikstofdioxide). De luchtkwaliteit ter plaatse is dan ook goed te noemen.
Er is geen sprake van een bestemmingswijziging. Er hoeft dan ook geen bodemonderzoek te worden uitgevoerd in het kader van het bestemmingsplan. Voordat de bouw van de brug start zal op grond van de omgevingsvergunning de bodemkwaliteit moeten worden onderzocht.
Door Econsultancy is een quickscan flora en fauna (met kenmerk 1577.001 D01 d.d. 20 mei 2016) uitgevoerd om te onderzoeken of de voorgenomen langzaamverkeersbrug nadelige gevolgen heeft op de flora en fauna. Het volledige onderzoek is toegevoegd als bijlage bij deze toelichting. Hieronder is een samenvatting van het onderzoek opgenomen.
De quickscan flora en fauna is uitgevoerd ten behoeve van de aanleg van een langzaamverkeersbrug met als doel in te schatten of er op de onderzoekslocatie planten- en diersoorten aanwezig of te verwachten zijn die volgens de Flora- en faunawet een beschermde status hebben en die mogelijk verstoring kunnen ondervinden door de voorgenomen ingreep. Tevens is beoordeeld of de voorgenomen ingreep invloed kan hebben op gebieden die volgens de Natuurbeschermingswet 1998 zijn beschermd en/of deel uitmaken van het Natuurnetwerk Nederland.
Ten behoeve van de realisatie van de langzaamverkeersbrug zal ter plaatse van de oever(zones) vegetatie en beplanting moeten worden verwijderd. Er is geen sprake van het dempen van oppervlaktewater. Wel zullen er ter plaatse gedurende een bepaalde periode veelvuldig werkzaamheden plaatsvinden, met name aan de noordzijde van het kanaal. De ingreep heeft beperkte invloed op de flora en fauna, omdat er met name aan de oeverzijdes sprake is van het plaatsen van palen.
De aanwezigheid van geschikt habitat op de onderzoekslocatie voor de verschillende soorten en soortgroepen is weergegeven in tabel V. In de tabel is samengevat of de voorgenomen ingreep mogelijk verstorend kan werken en wat de consequenties zijn voor eventuele vervolgstappen, zoals soortgericht nader onderzoek of vergunningtrajecten. In de tabel is weergegeven of maatregelen noodzakelijk zijn om overtreding van de Flora- en faunawet voor bepaalde soortgroepen te voorkomen.
Tabel 5.1 beschermde soorten
Tabel 5.2 gebiedsbescherming
Op basis van onderhavige quickscan dient overtreding ten aanzien van algemene broedvogels te worden voorkomen door rekening te houden met het broedseizoen. Verder dient te allen tijde de zorgplicht in acht te worden genomen. Gelet op de gevonden en te verwachten ecologische waarden en de beoogde planontwikkeling is de verwachting dat de voorgenomen plannen uitvoerbaar zijn, mits in de planvorming en tijdens het uitvoeren van de plannen het bepaalde in de Flora- en faunawet in acht wordt genomen.
Met betrekking tot beschermde gebieden worden, mede gezien de afstand tezamen met de aard van de voorgenomen plannen in vergelijking met de huidige situatie, geen bezwaren voorzien ten aanzien van de uitvoering van het beoogde bestemmingplan.
Wet natuurbescherming
De Wet natuurbescherming, die per 1 januari 2017 is ingegaan, heeft geen invloed op de conclusies van de quickscan flora en fauna van 20 mei 2016. Het beschermingsregime en de interpretatie hiervan ten aanzien van de mogelijk aanwezige (algemene) soorten, die misschien verstoring kunnen ondervinden van de werkzaamheden, blijven ongewijzigd. Ook ten aanzien van de Natura 2000 en het Natuurnetwerk Nederland verandert er niks.
Door een ruimtelijk plan kunnen de belangen èn het functioneren van het watersysteem (en de waterketen) onder druk komen te staan. Het doel van de 'Watertoets' is het waarborgen van watergerelateerd beleid en beheer door deze ruimtelijke ontwikkelingen expliciet en op evenwichtige wijze te toetsen aan de relevante ruimtelijke plannen en besluiten van Rijk, provincies en gemeenten.
Ruimtelijke plannen moeten wettelijk voorzien zijn van een 'Waterparagraaf', een ruimtelijke onderbouwing van de huidige en toekomstige waterhuishoudkundige situatie. Met de watertoets worden de waterhuishoudkundige gevolgen van een plan vroegtijdig inzichtelijk gemaakt, de afwegingen expliciet en toetsbaar vastgelegd en het wateradvies van de waterbeheerder opgenomen.
Door afstemming met de waterbeheerder(s) wordt voorkomen dat door een ruimtelijke ontwikkeling de kansen voor de waterhuishouding niet worden benut en de bedreigingen niet worden herkend. Door de bestaande (geo)hydrologische situatie en randvoorwaarden, de geplande ontwikkeling en de ruimtelijke consequenties ten aanzien van de waterhuishouding te analyseren, kan het streven naar een duurzaam en robuust watersysteem vroegtijdig in het ontwerpproces worden geïntegreerd.
Als gevolg van de langzaamverkeersbrug zal er geen wijziging optreden aan het watersysteem. Er wordt enkel een bouwwerk, geen gebouw zijnde, toegevoegd aan het geheel. Dit bouwwerk heeft geen nadelige gevolgen voor het water of het watersysteem.
Archeologie
Binnen het plangebied is er geen sprake van archeologisch waardevolle gebieden.
Cultuurhistorie
Op de Cultuurhistorische waardenkaart van de Provincie Noord-Brabant is het gebied ten noorden van het kanaal aangeduid als ‘cultuurhistorische landschappen’. De Cultuurhistorische Landschappen zijn gebieden met concentraties van samenhangende cultuurhistorische kenmerken en waarden. De cultuurhistorische Landschappen zijn gebieden die representatief zijn voor de agrarische cultuurlandschappen van zand, klei en verdwenen veen, maar ook voor de landschappen gevormd door waterbeheersing en defensie, zoals overlaten en waterlinies.
Door de bouw van de langzaamverkeersbrug worden de cultuurhistorische kenmerken en waarden binnen en in de directe omgeving van het plangebied niet aangetast.
Aan de zuidzijde van het plangebied is een leiding van defensie aanwezig. Deze leiding heeft een werkdruk van 80 bar en een inwendige diameter van 157 mm. De PR 10-6 contour van deze leiding ligt op 0 meter van de leiding. Alvorens met de aanleg van de brug wordt gestart zal overleg met de leidingbeheerder plaatsvinden. Tevens is een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde of van werkzaamheden opgenomen ter plaatse van de beschermingszone voor de leiding. Deze vergunning wordt slechts verleend indien blijkt dat de leiding en het functioneren daarvan niet wordt geschaad.
Er is een bezonningsonderzoek uitgevoerd voor diverse jaargetijden en diverse tijdstippen. Het volledige onderzoek is toegevoegd als Bijlage 3 bij deze toelichting.
Hieruit blijkt dat er geen gevolgen zijn voor de zonlichttoetreding van de woningen aan de noordzijde van het Wilhelminakanaal.
In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) zijn regels opgenomen ter bescherming van de nationale belangen. In titel 2.1 van het Barro zijn regels opgenomen met betrekking tot rijks-vaarwegen. Op grond van artikel 2.1.3 dient bij de vaststelling van een bestemmingsplan dat een nieuwe ontwikkeling mogelijk maakt op gronden binnen de begrenzing van een rijksvaarweg of binnen de vrijwaringszone van een rijksvaarweg, rekening te worden gehouden met de doorvaart van de scheepvaart, de zichtlijnen van bemanning en navigatieapparatuur, het contact met bedienings- en begeleidingsobjecten, de toegankelijkheid voor hulpdiensten en het uitvoeren van beheer en onder-houd van de rijksvaarweg.
Het Wilhelminakanaal is op grond van de Waterwet aangewezen als rijksvaarweg en is opgenomen op de legger van Rijkswaterstaat. Het Wilhelminakanaal is ter hoogte van het plangebied een vaarweg van CEMT-klasse 2. Op grond van artikel 2.1.2 van het Barro geldt voor vaarwegen van CEMT-klasse 2 een vrijwaringszone van 10 meter aan weerszijden van de vaarweg, gemeten vanaf de begrenzingslijn van de rijksvaarweg.
De vrijwaringszone is opgenomen op de verbeelding en in de regels van het voorliggend bestemmingsplan. De vrijwaringszone levert geen belemmeringen op voor de bouw van een langzaamverkeersbrug.
De gemeente gaat deze brug realiseren. De kosten hiervoor zijn opgenomen in de gemeentelijke begroting. De provincie zal vanuit de subsidie Landschap van Allure een deel van de kosten voor haar rekening nemen. Hiermee is de economische uitvoerbaarheid van het plan verzekerd.
In dit hoofdstuk wordt beschreven op welke wijze burgers en belanghebbenden bij het plan zijn betrokken.
Het voorontwerpbestemmingsplan is aan diverse betrokken adviesinstanties en -organen toegezonden in het kader van overleg ex artikel 3.1.1 Besluit ruimtelijke ordening. De reacties zijn verzameld en samengevat in een Notitie reacties (zie bijlage), en hebben geleid tot enkele aanpassingen aan het bestemmingsplan.
Het voorontwerpbestemmingsplan is gedurende een periode van zes weken ter inzage gelegd. Binnen deze periode zijn 20 inspraakreacties binnengekomen. Op 8 november 2016 heeft een informatie- en inspraakavond plaatsgevonden. De inspraakreacties zijn verzameld en samengevat in een Notitie reacties (zie bijlage), en hebben geleid tot kleine aanpassingen in de toelichting van het bestemmingsplan.
Het ontwerpbestemmingsplan heeft ingevolge artikel 3.8 van de Wet ruimtelijke ordening vanaf 9 februari 2017 gedurende 6 weken voor een ieder ter inzage gelegen. Tijdens deze termijn van terinzagelegging zijn 5 zienswijzen ingediend.Een reactie op de zienswijzen is opgenomen in de Nota zienswijzen bestemmingsplan Langzaamverkeersbrug Moorland in Bijlage 5 van deze toelichting. De gemeenteraad heeft het bestemmingsplan vastgesteld op 20 juni 2017.
Het bestemmingsplan is opgesteld volgens de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP 20012). De SVBP 2012 maakt het mogelijk om bestemmingsplannen te maken die op vergelijkbare wijze zijn opgebouwd en op eenzelfde manier worden verbeeld. Vergelijkbare bestemmingsplannen leiden tot een betere leesbaarheid, raadpleegbaarheid en helderheid voor de gebruiker en draagt zo bij aan een effectiever en efficiëntere dienstverlening.
Het bestemmingsplan Langzaamverkeersbrug Oirschot bevat een ontwikkelingsgericht planologisch kader voor de aanleg van een nieuwe langzaamverkeersbrug over het Wilhelminakanaal. Het bestemmingsplan geeft een directe bouwtitel voor de aanleg van deze brug.
De opzet van de bestemmingsregels is steeds gelijk:
In deze paragraaf wordt per bestemming uitgelegd wat de achtergrond is van een bepaalde bestemming.
Artikel 1 Begrippen
In dit artikel worden de verschillende begrippen uitgelegd die in de planregels gebruikt worden.
Artikel 2 Wijze van meten
In dit artikel wordt bepaald op welke wijze er gemeten dient te worden in dit bestemmingsplan.
Artikel 3 Groen
De bestemming betreft de groenvoorzieningen langs het kanaal. Binnen de bestemming zijn tevens paden, een langzaamverkeersbrug (ter plaatse van de aanduiding) en speelvoorzieningen toegestaan. Ook waterberging, waterhuishouding, waterlopen en waterpartijen zijn toegestaan binnen de bestemming.
Gebouwen zijn binnen deze bestemming niet toegestaan. Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en de langzaamverkeersbrug zijn in de bestemming regels opgenomen.
Artikel 4 Verkeer - Verblijfsgebied
Deze bestemming rust op de wegen in het gebied waarop de langzaamverkeersbrug aansluit. De grens van de bestemming en het bestemmingsplan sluiten naadloos aan op de verkeersbestemmingen in de bestemmingsplannen Centrum Oirschot en Moorland West.
Daarnaast zijn binnen deze bestemming ook groen- en speelvoorzieningen mogelijk.
Deze bestemming betreft uitsluitend het Wilhelminakanaal. Aangezien het Wilhelminakanaal van blijvende betekenis is voor de beroepsvaart, dienen de scheepvaartbelangen van de beroepsvaart te worden gewaarborgd.
De gronden binnen deze bestemming zijn bestemd voor waterberging en waterhuishouding, vaarwegen en een langzaamverkeersbrug (ter plaatse van de aanduiding).
Gebouwen zijn binnen deze bestemming niet toegestaan. Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en de langzaamverkeersbrug zijn in de bestemming regels opgenomen.
De dubbelbestemming 'Waarde - Ecologie' is opgenomen ter bescherming van ecologische verbindingszone. Deze verbindingszone is opgenomen in de Verordening ruimte.
Ter bescherming van de natuur-, ecologische en hydrologische waarden is voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden een omgevingsvergunning vereist.
Artikel 7 Anti-dubbeltelregel
Deze bepaling is opgenomen om te voorkomen dat een stuk grond dat al eens was betrokken bij het verlenen van een omgevingsvergunning bij de beoordeling van latere bouwplannen nogmaals wordt betrokken.
Artikel 8 Algemene gebruiksregels
De Wro bevat een algemeen verbod om de gronden en bebouwing in strijd met het bestemmingsplan te gebruiken. Een algemeen gebruiksverbod hoeft derhalve niet meer in de planregels te worden opgenomen. Het is wel mogelijk om in het bestemmingsplan aan te geven wat onder verboden gebruik in ieder geval wordt verstaan. In dit artikel is opgenomen dat onder verboden gebruik wordt verstaan: onbebouwde gronden te gebruiken als staanplaats voor onderkomens als opslagplaats voor onklare voer-, vlieg- en vaartuigen of onderdelen daarvan of als stortplaats voor puin en afvalstoffen.
Het gebruik of bouwen in strijd met het bestemmingsplan was vroeger onder de oude Wet op de Ruimtelijke Ordening via een algemene gebruiksbepaling en strafbepaling geregeld in het bestemmingsplan. Onder de Wet ruimtelijke ordening was een en ander geregeld in de wet zelf. Met de invoering van de Wabo is dat opnieuw gewijzigd. Nu is het als volgt geregeld.
Voor elke verandering van gebruik (in ruime zin) die in strijd komt met een bestemmingsplan is volgens artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wabo een omgevingsvergunning nodig is. Indien voor een dergelijk planologisch strijdig gebruik geen omgevingsvergunning wordt gevraagd of een gevraagde vergunning niet wordt verleend, komt dit gebruik dus in strijd met artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wabo. Dat artikel kan vervolgens bestuursrechtelijk of strafrechtelijk via de Wet op de economische delicten worden gehandhaafd.
Strijdig gebruik met planologische regelingen waarvan afwijking niet is toegestaan valt niet onder artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wabo. Met het oog op dergelijk gebruik is in artikel 7.2 Wet ruimtelijke ordening een verbodsbepaling opgenomen bij de invoering van de Wabo.
Artikel 10 Algemene afwijkingsregels
Dit artikel regelt de afwijkingsmogelijkheden voor het college van burgemeester en wethouders. Dit heeft primair tot doel enige flexibiliteit in de regels aan te brengen. Ze kunnen worden toegepast als er niet op grond van de bestemmingsregelingen in hoofdstuk 2 al een afwijkingsmogelijkheid is. Het gaat dan om een afwijking van maten, afmetingen en percentages en het plaatsen van objecten van beeldende kunst.
Daarnaast is een afwijkingsmogelijkheid opgenomen om op de brug een overkapping aan te brengen.
Artikel 11 Algemene wijzigingsregels
Deze wijzigingsbevoegdheid bevat de mogelijkheid om de grenzen tussen bestemmingen te verschuiven ten behoeve van technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken. Met deze wijzigingsmogelijkheid kan het plan ook in de toekomst op een goed controleerbare en doseerbare wijze flexibel worden gehouden.
De overgangs- en slotbepalingen van hoofdstuk 4 bevatten de onderstaande 3 bepalingen.
In het Besluit ruimtelijke ordening (in werking 1 juli 2008) is overgangsrecht opgenomen dat in elk bestemmingsplan moet worden overgenomen.
Indien de in het plan opgenomen regels. voor wat betreft gebruik of bebouwing, afwijken van een bestaande legale situatie, dan zijn daarop de overgangsbepalingen van toepassing. De overgangsbepaling heeft tot doel bestaande belangen te respecteren totdat realisering van de nieuwe regels plaatsvindt.
Voor het gebruik dat onder het overgangsrecht valt, is bepaald dat dat gebruik mag worden voortgezet. Het gebruik mag eveneens worden gewijzigd, voor zover de afwijking ten opzichte van het toegestane gebruik niet vergroot wordt.
In dit artikel is de naam van het bestemmingsplan, de citeertitel, omschreven.