direct naar inhoud van Regels
Plan: Langzaamverkeersbrug Moorland, Oirschot
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0823.BPOIlvbrugMoorland-VAST

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan Langzaamverkeersbrug Moorland, Oirschot van de gemeente Oirschot.

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0823.BPOIlvbrugMoorland-VAST met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen).

1.3 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 antenne-installatie:

installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een of meer techniekkasten opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie.

1.6 antennedrager:

antennemast of andere constructie bedoeld voor de bevestiging van een antenne.

1.7 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.8 bebouwingspercentage:

het met een aanduiding of in de regels aangegeven percentage, dat aangeeft hoeveel van het desbetreffende bouwperceel ten hoogste mag worden bebouwd met gebouwen en bijbehorende bouwwerken.

1.9 bestaand bouwwerk:

een bouwwerk, dat op het tijdstip van het in werking treden van het bestemmingsplan is of wordt gebouwd met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en/of de Woningwet.

1.10 bestaand gebruik:

het op het tijdstip van het in werking treden van het bestemmingsplan aanwezige legale gebruik.

1.11 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak.

1.12 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.13 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.14 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak.

1.15 bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op (nagenoeg) gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw, kap en/of bijzondere bouwlaag.

1.16 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.17 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.18 langzaamverkeersbrug:

een brug uitsluitend bedoeld voor langzaam verkeer, zoals fietsers en voetganger; gemotoriseerd verkeer, zoals auto's vallen niet onder langzaam verkeer.

1.19 nutsvoorzieningen:

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.

1.20 peil:
  • a. voor een gebouw, waarvan de hoofdtoegang grenst aan de weg: de hoogte van de kruin van de weg;
  • b. voor bruggen: het Normaal Amsterdams Peil (NAP);
  • c. voor andere gebouwen en overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld;
  • d. voor gebouwen die grenzen aan een dijk: de hoogte van de kruin van de dijk ter plaatse van het bouwwerk.

    NAP ter hoogte van het plangebied:
    • 1. waterpeil: 15,10 meter +NAP;
    • 2. peil ter hoogte van Moorland/Eindhovensedijk: 18,75 meter +NAP;
    • 3. peil ter hoogte van Wilhelminakade/Kanaalstraat: 16,40 meter +NAP.
1.21 seksinrichting:

de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden; onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.2 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.3 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.4 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Groen

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Groen aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. Groenvoorzieningen.
  • b. (Langzaamverkeers)bruggen, ter plaatse van de aanduiding 'brug'.
  • c. Bermen en beplanting.
  • d. Paden.
  • e. Speelvoorzieningen.
  • f. Nutsvoorzieningen.
  • g. Kunstobjecten.
  • h. Waterberging, waterhuishouding, waterlopen en waterpartijen.

met daaraan ondergeschikt:

  • i. Verhardingen.
  • j. Parkeervoorzieningen

met de daarbij behorende:

  • k. Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. De bouwhoogte van bruggen mag niet meer bedragen dan 22 m +NAP.
  • b. Indien op de verbeelding de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' geldt deze maat als maximale bouwhoogte ten opzichte van NAP.
  • c. De bouwhoogte van kunstobjecten, palen en lichtmasten mag niet meer dan 9 m bedragen.
  • d. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 4 m bedragen.

Artikel 4 Verkeer - Verblijfsgebied

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Verkeer - Verblijfsgebied aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. Wegen, straten en paden.
  • b. Parkeervoorzieningen.
  • c. Groenvoorzieningen.
  • d. Nutsvoorzieningen.
  • e. Kunstobjecten.

met daaraan ondergeschikt:

  • f. Speelvoorzieningen.

met de daarbij behorende:

  • g. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. De bouwhoogte van kunstobjecten, palen en lichtmasten mag niet meer dan 9 m bedragen.
  • b. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan rechtstreeks ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer, mag niet meer dan 4 m bedragen.

Artikel 5 Water

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. Vaarwater ten behoeve van de scheep- en recreatievaart.
  • b. (Langzaamverkeers)bruggen, ter plaatse van de aanduiding 'brug'.
  • c. Waterberging en waterhuishouding.

met de daarbij behorende:

  • d. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals dammen, stuwen en duikers
5.2 Bouwregels
5.2.1 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. De bouwhoogte van bruggen mag niet meer bedragen dan 26 m +NAP.
  • b. De bouwhoogte van kunstobjecten, palen en lichtmasten mag niet meer dan 9 m bedragen.
  • c. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 4 m bedragen.
5.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
5.3.1 Algemeen

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanbrengen van oppervlakte verharding;
  • b. het wijzigen van maaiveldniveau door ontgronding of ophoging;
  • c. het verrichten van graafwerkzaamheden;
  • d. het indrijven van voorwerpen in de grond;
  • e. diepploegen;
  • f. het aanleggen van kabels en leidingen;
  • g. het aanleggen van watergangen of het vergraven, verruimen of dempen van reeds bestaande watergangen.
5.3.2 Uitzondering

Het in lid 5.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken of werkzaamheden welke:

  • a. het normale onderhoud betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • c. reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende vergunning.
5.3.3 Voorwaarden

De in lid 5.3.1 genoemde vergunning wordt slechts verleend indien er geen nadelige gevolgen aan het water en watersysteem optreden. Hiervoor dient advies gevraagd te worden aan de betrokken waterbeheerders, waaronder het Waterschap en Rijkswaterstaat.

Artikel 6 Waarde - Ecologie

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Ecologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het ontwikkelen en in stand houden van ecologische verbindingszones ten behoeve van de ecologische infrastructuur met de bijbehorende natuur-, ecologische en hydrologische waarden.

6.2 Bouwregels

Gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen niet worden opgericht.

6.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 6.2 voor het bouwen overeenkomstig de andere bestemmingen, mits het behoud en de ontwikkeling van de ecologische verbindingszone niet in het gedrang komt.

6.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
6.4.1 Algemeen

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden, parkeervoorzieningen en andere oppervlakteverhardingen.
6.4.2 Uitzondering

Het in lid 6.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken of werkzaamheden welke:

  • a. het normale onderhoud betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • c. reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende vergunning.
6.4.3 Voorwaarden

De in lid 6.4.1 genoemde vergunning wordt slechts verleend indien er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de functie van het gebied als ecologische verbindingszone en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende kan worden tegemoet gekomen.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 7 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 8 Algemene gebruiksregels

Onder met het bestemmingsplan strijdig gebruik wordt in ieder geval begrepen het gebruik van of het laten gebruiken van:

  • a. onbebouwde gronden en/of bouwwerken ten behoeve van seksinrichtingen;
  • b. onbebouwde gronden als opslagplaats voor onklare voer-, vlieg- en vaartuigen of onderdelen daarvan;
  • c. onbebouwde gronden als stortplaats voor puin en afvalstoffen, voor zover dit niet betreft het storten of opslaan in bij gebouwen behorende tuinen van geringe hoeveelheden afvalstoffen die afkomstig zijn van het onderhoud van die tuinen.

Artikel 9 Algemene aanduidingsregels

9.1 Aanduiding veiligheidszone - leiding
9.1.1 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - leiding':

  • a. het aanbrengen van hoogopgaande en/of diepwortelende beplanting waaronder bijvoorbeeld rietbeplanting;
  • b. het wijzigen van het maaiveldniveau door ontgronding of ophoging;
  • c. het verrichten van grondroeractiviteiten anders dan normaal spit- en ploegwerk;
  • d. het diepploegen;
  • e. het indrijven van voorwerpen in de bodem;
  • f. het aanbrengen van gesloten verhardingen;
  • g. het permanent opslaan van goederen waaronder ook begrepen het opslaan van afvalstoffen;
  • h. het aanleggen van waterlopen of het vergraven, verruimen of dempen van bestaande waterlopen;
  • i. het plaatsen van onroerende objecten zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair
9.1.2 Uitzonderingen

Het sub 9.1.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden:

  • a. die het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen;
  • b. waarvoor op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit plan reeds omgevingsvergunning is verleend;
  • c. die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan.
9.1.3 Toelaatbaarheid
  • a. De sub 9.1.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het doelmatig functioneren van de leiding.
  • b. Een omgevingsvergunning wordt niet eerder verleend dan nadat burgemeester en wethouders daarover een advies hebben ingewonnen bij de beheerder van de ondergrondse leiding.
9.2 Aanduiding vrijwaringszone - vaarweg
  • a. Ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - vaarweg' zijn de gronden, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het tegengaan van:
    • 1. het belemmeren van de doorvaart van de scheepvaart in de breedte, hoogte en vaardiepte;
    • 2. het hinderen van de zichtlijnen voor de scheepvaart;
    • 3. het hinderen van zichtlijnen voor bedienings- en begeleidingsobjecten;
    • 4. het beperken van de toegankelijkheid voor hulpdiensten vanaf de wal;
    • 5. het belemmeren van de mogelijkheid tot het uitvoeren van beheer en onderhoud.
  • b. In afwijking van het bepaalde onder a geldt ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - vaarweg', de volgende regel:
    • 1. een op grond van de andere aangewezen bestemmingen toelaatbare ontwikkeling mag uitgevoerd worden indien het belang van deze ontwikkeling prevaleert boven het belang van de vaarweg voor de scheepsvaart.

Artikel 10 Algemene afwijkingsregels

Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, afwijken van:

  • a. de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen, percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;
  • b. de bestemmingsregels voor het toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven;
  • c. de bestemmingsregels voor het plaatsen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van vlucht- en/of noodtrappen;
  • d. de bestemmingsregels voor het bouwen met een geringe mate van afwijking van de plaats en richting van de bestemmingsgrenzen indien dit noodzakelijk is in verband met afwijkingen of onnauwkeurigheden ten opzichte van de feitelijke situatie of in die gevallen waar een rationele verkaveling van de gronden een geringe afwijking vergt;
  • e. de bestemmingsregels ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat:
    • 1. de maximum bouwhoogte van bruggen wordt vergroot met niet meer dan 3 m ten behoeve van het bouwen van een overkapping;
    • 2. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot niet meer dan 10 m.

Artikel 11 Algemene wijzigingsregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in het plan opgenomen bestemmingen te wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen niet meer dan 3 m bedragen en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 12 Overgangsrecht

12.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • 1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • 2. Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10 %.
  • 3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
12.2 Overgangsrecht gebruik
  • 1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • 2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • 3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • 4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 13 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Langzaamverkeersbrug Moorland, Oirschot.