direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Haarsteegsestraat 101a, Haarsteeg
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0797.BPhaarstgsestr101A-VG01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

Voorliggend rapport betreft het bestemmingsplan "Haarsteegsestraat 101a, Haarsteeg" van de gemeente Heusden.

1.1 Aanleiding en doel

Op de locatie aan de Haarsteegsestraat tussen de nummers 101 en 103 - perceel N1806 - is een weide aanwezig van een voormalig agrarisch bedrijf. In de periode 2010-2012 is een bestemmingsplanprocedure - ''Haarsteegsestraat 99, Haarsteeg'' - opgestart voor dit perceel en de aangrenzende oostelijke percelen N5251, N5253, N5254 en N5255. Toentertijd is echter besloten het perceel te schrappen uit het bestemmingplan, omdat het provinciale beleid toentertijd te veel belemmeringen opleverde. De initiatiefnemer is echter alsnog voornemens om op dit onbebouwde perceel één woning mogelijk te maken.

Het initiatief kan niet worden gerealiseerd op basis van het vigerende bestemmingsplan ''Haarsteeg'', omdat binnen de bestemming 'Tuin' de bouw van burgerwoningen niet is toegestaan. Een herziening van het bestemmingsplan is noodzakelijk.

Daarnaast ligt de locatie van het plangebied momenteel buiten het bestaand stedelijk gebied van de kern Haarsteeg. Strikt genomen zou er voor deze woning een ruimte-voor-ruimte-titel moeten worden verworven. De gemeente Heusden heeft echter aangegeven bereid te zijn de provincie te verzoeken om de structuur 'Stedelijke gebied (Concentratiegebied)' ter plaatse van deze locatie uit te breiden, waarmee provinciale beleidsmatige belemmeringen worden opgelost. Middels het ontwerpbestemmingsplan is dit verzoek gedaan.

Op 8 september 2020 heeft de provincie ingestemd met de grenswijziging en deze vastgesteld.

Voorliggend bestemmingsplan bevat de ruimtelijke onderbouwing en regels voor het realiseren van één woning op het perceel N1806 en de uitbreiding van het 'Stedelijk gebied' in de Interim Omgevingsverordening ter plaatse van het plangebied.

1.2 Ligging en kadastrale begrenzing

Onderstaande afbeelding geeft de topografische situatie weer.

afbeelding "i_NL.IMRO.0797.BPhaarstgsestr101A-VG01_0001.jpg"

TOPOGRAFISCHE SITUATIE

Onderstaande afbeelding geeft de kadastrale situatie weer. Tevens is de plangrens van voorliggend bestemmingsplan ingetekend.

afbeelding "i_NL.IMRO.0797.BPhaarstgsestr101A-VG01_0002.jpg"

KADASTRALE SITUATIE

De gronden zijn kadastraal bekend gemeente Heusden, sectie N, nummer 1806. De oppervlakte van het plangebied bedraagt ca. 895 m². De gronden zijn particulier in eigendom.

Ten behoeve van het wijzigen van de begrenzing van het 'Stedelijk gebied' in de Interim Omgevingsverordening (IOV) zijn de percelen N1805, N5251, N5253 (gedeeltelijk), N5254 (gedeeltelijk) en 4155 (gedeeltelijk) meegenomen op de verbeelding van het ontwerpbestemmingsplan. Deze zijn na de vaststelling van de grenswijziging in de IOV door de provincie bij de vaststelling van het bestemmingsplan van de verbeelding verwijderd.  

1.3 Vigerend bestemmingsplan

Ter plaatse van het plangebied vigeert het bestemmingsplan "Haarsteeg", vastgesteld door de gemeenteraad d.d. 31 maart 2015. Daarnaast geldt het bestemmingsplan ''Parapluplan Parkeren Heusden'' dat op 18 september 2018 is vastgesteld.

1.3.1 Bestemmingsplan ''Haarsteeg''

Onderstaande afbeelding geeft een uitsnede van de vigerende verbeelding. De ligging van het plangebied is aangegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0797.BPhaarstgsestr101A-VG01_0003.jpg"

UITSNEDE VERBEELDING VIGEREND BESTEMMINGSPLAN

De gronden binnen het plangebied zijn in het vigerende bestemmingsplan bestemd als 'Tuin'. De gronden in deze bestemming zijn aangewezen voor tuinen, erven en verhardingen, en; water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

1.3.2 Bestemmingsplan ''Parapluplan Parkeren Heusden''

Op 18 september 2018 heeft de gemeente Heusden het bestemmingsplan ''Parapluplan Parkeren Heusden'' vastgesteld, waarin het gemeentelijke parkeerbeleid is vastgelegd. Toepassing van het parkeerbeleid op onderhavig plan is opgenomen in paragraaf 3.2.

1.3.3 Conclusie

Voorliggend initiatief betreft de realisatie van één woning binnen de bestemming 'Tuin'. Binnen de bestemming 'Tuin' is de realisatie van één woning niet mogelijk. Een herziening van het bestemmingsplan is derhalve noodzakelijk.

Hoofdstuk 2 Gebiedsanalyse

Dit hoofdstuk geeft een ruimtelijk-functionele analyse van het plangebied. Achtereenvolgens geschiedenis, wijdere omgeving, en directe omgeving en plangebied.

2.1 Geschiedenis

Het plangebied kent een lange geschiedenis inzake het gebruik door de mens. Onderstaande afbeeldingen geven de ontwikkeling van het dorpslint van Haarsteeg weer (van boven naar beneden: 1850, 1900, 1950 en 2010).

afbeelding "i_NL.IMRO.0797.BPhaarstgsestr101A-VG01_0004.png"

ONTWIKKELING HAARSTEEG (1850 - 1900 - 1950 - 2010)

Omstreeks 1850 was reeds sprake van een relatief intensief bebouwd dorpslint. De inrichting van het lint kenmerkt zich door een smalle strokenverkaveling haaks op het dorpslint (het zogenaamde slagenlandschap). Gedurende de periode 1850-1950 is het lint verder geïntensiveerd en zijn meer omliggende gronden ontgonnen ten behoeve van de landbouw.

Na 1950 heeft een schaalvergroting van de landbouw plaatsgevonden en is een groot deel van het kenmerkende landschap verdwenen. Het dorpslint Haarsteegsestraat is als zodanig wel intact gebleven.

In 1850 was het kasteel Onsenoort / abdij Mariënkroon reeds aanwezig. Opvallend is de Vlijmensche Wetering met pad (het Laantje van Onsenoort), die vanaf het dorpslint van Vlijmen, via het kasteel/abdij, richting Haarsteeg loopt en ter hoogte van onderhavig plangebied eindigt bij de Haarsteegsestraat. Dit laantje vormde dé verbinding tussen Haarsteeg, en Onsenoort en Nieuwkuijk.

Aan de noordzijde van dit laantje (aan de Haarsteegsestraat) kwamen voorheen de gemeenten Nieuwkuijk, Vlijmen en Hedikhuizen bij elkaar. Op dat punt staan een boom om het driedorpenpunt te markeren, en een kruisbeeld ter nagedachtenis aan de Tweede Wereldoorlog. Het laantje is inmiddels verdwenen en de wetering is in oostelijke richting verplaatst.

2.2 Wijdere omgeving

Onderstaande afbeelding geeft de ligging van het plangebied in de wijdere omgeving weer.

afbeelding "i_NL.IMRO.0797.BPhaarstgsestr101A-VG01_0005.png"

WIJDERE OMGEVING

Algemene ontwikkeling
Haarsteeg is tezamen met enkele andere kernen in de gemeente ontstaan op een dekzandrug tussen de rivierkom van de Maas (noordzijde) en een kwelzone (zuidzijde).

De dekzandrug wordt direct ten noorden van Haarsteeg begrensd door een dijk.

Ruimtelijk-functioneel
Het dorp Haarsteeg wordt gevormd door de historische linten Haarsteegsestraat en Mommersteeg, en de latere uitbreidingen nabij de samenkomst van de historische linten.

Onderhavig plangebied ligt aan de zuidzijde van de Haarsteegsestraat. De bebouwing langs de straat bestaat uit individuele panden op smalle, langgerekte percelen. Hier en daar is een doorkijk naar het achterliggende landschap mogelijk. Dit is kenmerkend voor het type dorpen in deze regio. Een groot deel van de bebouwing bestaat uit boerderijgebouwen. Het lint is door de jaren heen verdicht met dorpse woningen, waarbij het karakter van het dorp behouden is. De boerderijgebouwen hebben veelal hun agrarische functie verloren en zijn thans in gebruik als woning of voor kleinschalige bedrijfsactiviteiten.

Ten noorden van Haarsteeg is sprake van een open agrarisch weidegebied. Aan de zuidzijde van Haarsteeg is eveneens sprake van agrarische activiteiten, maar dan in de vorm van (glas)tuinbouw. Tevens liggen ten zuiden van het dorp enkele instituten in een groene omgeving: abdij Mariënkroon en het crematorium.

Ontsluiting
De Haarsteegsestraat en de Mommersteeg vormden de ontsluitingsstraten van Haarsteeg. De route Heusdenseweg - Abt van Engelenlaan verzorgt de verbinding met het omliggende land, met onder meer de kern Vlijmen en de autosnelweg A59. Onderhavig plangebied is goed ontsloten.

2.3 Directe omgeving en plangebied

Onderstaande afbeelding geeft de bestaande toestand van de directe omgeving en het plangebied weer.

afbeelding "i_NL.IMRO.0797.BPhaarstgsestr101A-VG01_0006.jpg"

DIRECTE OMGEVING

2.3.1 Bebouwing en functies

De Haarsteegsestraat is een langgerekt, relatief gesloten dorpslint. In de directe omgeving van het plangebied hebben aan geen van beide zijden uitbreidingen van het lint plaatsgevonden. Het lint wordt gevormd door individuele panden op smalle percelen. De gemiddelde perceelbreedte bedraagt 14 meter tot 20 meter. Op enkele plaatsen zijn bredere percelen aanwezig.

De bebouwing bestaat deels uit boerderijgebouwen die haaks op de Haarsteegsestraat zijn geplaatst. Door de jaren heen heeft een verdichting plaatsgevonden met eigentijdse, dorpse bebouwing. De panden bestaan uit één bouwlaag en zijn voorzien van zadeldaken (met wolfseinden bij de boerderijgebouwen) of mansardekappen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0797.BPhaarstgsestr101A-VG01_0007.png"

PANDEN IN OMGEVING PLANGEBIED (HUISNUMMERS LINKSBOVEN)

Ter hoogte van het plangebied heeft geen verdichting van het dorpslint plaatsgevonden. Er is sprake van een open zicht op de achterliggende velden. De agrarische bedrijvigheid heeft door de jaren heen het dorpsgebied van Haarsteeg verlaten. De gebouwen zijn overwegend in gebruik voor wonen. Daarnaast komen dorpse functies voor (met onder meer een café en een garagebedrijf).

2.3.2 Ontsluiting

Zoals vermeld is de Haarsteegsestraat een van de ontsluitingsstraten van Haarsteeg, hierdoor kan worden aangenomen dat de verkeersintensiteit relatief hoog is. Onderhavig plangebied grenst rechtstreeks aan deze straat. Het karakter van de inrichting van de Haarsteegsestraat is zeer informeel. Er wordt een minimum aan verkeerskundige elementen toegepast. De hoofdrijbaan van de Haarsteegsestraat bestaat uit een casseienverharding met aan weerszijden stroken van klinkerverharding en langsparkeren aan de zuidzijde.

2.3.3 Groen en water

Aan de zuidzijde van de hoofdrijbaan is sprake van een vrijliggend voetpad (klinkerverharding) dat door middel van een berm met een lage beukenhaag van de hoofdrijbaan is gescheiden. De berm biedt tevens ruimte voor een informele laanbeplanting met bomen. De ruimte tussen het voetpad en de particuliere percelen bestaat uit een grasberm, zonder opgaande beplanting. De Haarsteegsestraat heeft een groen karakter.

In de huidige situatie is het plangebied onverhard en heeft het dienst gedaan als akker ten behoeve van het voormalige agrarisch bedrijf. Het plangebied kent geen oppervlaktewater.

2.4 Uitbreiding stedelijk gebied Haarsteeg

De bouw van woningen in een landelijk dorp als Haarsteeg is rechtstreeks gekoppeld aan de grenzen van het 'Stedelijk gebied (Concentratiegebied)', zoals vastgelegd in de Interim Omgevingsverordening Noord-Brabant (IOV) van de provincie. Om het landschap te beschermen dient woningbouw vooral plaats te vinden in dat stedelijk gebied. Naast dit provinciale stedelijke gebied heeft de gemeente komgrenzen vastgelegd (besluit d.d. 30 juli 2019). Bij de bepaling van deze komgrenzen is rekening gehouden met het bestaande bebouwingspatroon en de situatie ter plaatse. De ligging van deze komgrenzen stemt niet geheel overeen met de begrenzing van het voornoemde stedelijke gebied.

Waar woningbouw conflicteert met de grenzen van het bestaand stedelijk gebied van de IOV, heeft deze dus aanpassing nodig. De IOV geeft ruimte in haar regels voor de aanpassing. De gemeente heeft de provincie verzocht de grenzen te wijzigen middels de mogelijkheden in artikel 6.2 van de Interim Omgevingsverordening.

Voor voorliggend plan wordt ook gebruik gemaakt van bovenstaande wijzigingsmogelijkheid van de begrenzingen van het stedelijk gebied.

Hierna wordt de uitbreiding van het stedelijk gebied onderbouwd.

Woningbouw in Haarsteeg

In de recente jaren is Haarsteeg organisch gegroeid en verdicht. Regelmatig zijn woningbouwplannen tot ontwikkeling gebracht in het dorp. Daarbij zijn verschillende routes gekozen: planmatige uitbreidingen, incidentele bouw van één of meer woningen en transformatie van bestaande locaties. De planmatige uitbreidingen, zoals de projecten 'Willy van den Berkstraat' en 'Victoria', vinden hun grondslag in de Structuurvisie Heusden.

Incidentele verzoeken om woningbouw worden ieder voor zicht op (ruimtelijke) aanvaardbaarheid beoordeeld.

Stedelijk gebied

afbeelding "i_NL.IMRO.0797.BPhaarstgsestr101A-VG01_0008.png"

De Haarsteegsestraat is een herkenbaar en belangrijk historisch lint. Hoewel er sprake is van wat functiemenging, bestaat het merendeel van de bebouwing uit woningen. De aanwezige bedrijven dragen bij aan de leefbaarheid van het dorp. Het lint is grotendeels bebouwd. Percelen zijn ruwweg even groot en liggen allemaal in eenzelfde richting, waarbij ze tot diep in het landschap doorlopen. De meeste woningen zijn georiënteerd in een noord-zuidrichting qua kap. Deze woningen hebben grotendeels een landelijk karakter, zowel qua architectuur, verkaveling als de plaatsing.

Grotere open ruimtes tussen de bebouwing binnen de bebouwde kom zijn er niet veel meer. Voordeel van het dichter bebouwen binnen de bebouwde kom is dat het landschap achter de bebouwing en buiten de bebouwde kom daarmee ook open blijft, wat ook als uitgangspunt in de Structuurvisie Heusden en Ontwikkelingsvisie Buitengebied staat.

Ruimte voor kleinschalige initiatieven van één woning per keer is er aan de Haarsteegsestraat zelf, vooral in de open ruimtes (zelfstandig onbebouwde percelen, aansluitend aan bestaande bouw). Men moet bij planvorming aansluiting zoeken bij bestaande bebouwing/percelen. Met onderhavig verzoek wordt het gat in het lint tussen Haarsteegsteegse straat 101 en 103 gevuld. Qua situering en maatvoering is aangesloten bij de bebouwing op de naastgelegen percelen.

Op 8 september 2020 heeft de Provincie ingestemd met de uitbreiding van het 'Stedelijk gebied' en de grenswijziging vastgesteld. Hiermee is het plangebied vanaf dan binnen het stedelijk gebied gelegen.

Hoofdstuk 3 Plan

In dit hoofdstuk is de beschrijving van het plan opgenomen.

3.1 Bebouwing en functies

Het perceel N1806 heeft een breedte van circa 20 meter, hetgeen aansluit bij de gemiddelde perceelbreedte aan de Haarsteegsestraat. De diepte van het perceel bedraagt circa 45 meter. De oppervlakte van het perceel bedraagt 894 m². Het perceel biedt ruimte voor één vrijstaande woning met een maximale inhoudt van 1.000 m³. De woning heeft het karakter van een boerderijgebouw. De goot- en bouwhoogte bedragen daarbij maximaal 3,5 meter respectievelijk 9 meter. De woning vult een lege plek op en zorgt voor een rustige overgang in het lint van de woningen van de kern Haarsteeg. Hierbij is gebruik gemaakt van de lagenbenadering. In paragraaf 4.2.2.3 is deze beschreven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0797.BPhaarstgsestr101A-VG01_0009.jpg"

SITUERING NIEUWE WONING

Omdat sprake is van een smal perceel is er geen ruimte om een mogelijk bijgebouw naast het hoofdgebouw te bouwen. Het bijgebouw wordt achter het hoofdgebouw gerealiseerd, hetgeen overeenkomt met de algemene structuur aan de Haarsteegsestraat. De bebouwing binnen het plangebied wordt gebruikt voor wonen. Daarnaast is een beroep of bedrijf aan huis toegestaan.

3.2 Verkeer en parkeren

3.2.1 Verkeer

De realisatie van één grondgebonden woning heeft weinig invloed op de verkeersgeneratie. De digitale publicatie "ASVV 2012'' (CROW) bevat kencijfers voor de verkeersgeneratie van diverse functies. De gemeente Heusden wordt aangeduid als weinig stedelijk gebied, waarin de locatie van het plangebied binnen de gemeente Heusden tot de rest bebouwde kom behoort.

Huidige situatie

Binnen het plangebied bestaat in de bestaande situatie het aantal verkeersbewegingen uit één onderdeel: de weide ten behoeve van het voormalige agrarisch bedrijf. De ''ASVV 2012'' (CROW) geeft voor dit onderdeel geen kencijfers voor de verkeersgeneratie. Aannemelijk wordt geacht dat dit niet zorgt voor verkeersbewegingen.

Nieuwe situatie

In de nieuwe situatie wordt binnen het plangebied één grondgebonden woning gerealiseerd. De woning valt, om de verkeersgeneratie te bepalen, onder het onderdeel koop, vrijstaand. In de onderstaande tabel is de berekening van de verkeersaantrekkende werking uiteengezet.

Onderdeel   Verkeersgeneratie   Aantal   Totaal  
Koop, vrijstaand   7,8 - 8,6 per woning   1 woning   7,8 - 8,6  
Totaal       7,8 - 8,6  

Conclusie

Op basis bovenstaande tabel kan worden gesteld dat de nieuwe woning, in een worst-case scenario, zorgt voor 9 verkeersbewegingen per etmaal. De Haarsteegsestraat heeft een relatief hoge verkeersintensiteit. Dit betekent dat de geringe toename van het aantal verkeersbewegingen van onderhavig plan zonder meer via de Haarsteegsestraat en omliggende wegen kan plaatsvinden.

3.2.2 Ontsluiting

Het voorliggende initiatief zorgt voor één extra ontsluiting op de Haarsteegsestraat. De toevoeging van deze extra ontsluiting past binnen het huidige straatbeeld van de Haarsteegsestraat. Verkeerskundig is te verwachten dat de extra ontsluiting geen problemen vormt.

3.2.3 Parkeren

Het voorzien in voldoende parkeerplaatsen is noodzakelijk voor goed functioneren van het plangebied en voorkomt overlast voor de omgeving. De gemeente Heusden heeft hiertoe het bestemmingsplan ''Parapluplan Parkeren Heusden'' vastgesteld. Van toepassing zijn de normen uit de ''Nota Parkeernormen Heusden 2016'', waarin het plangebied wordt aangeduid als 'Rest bebouwde kom en Buitengebied'. Hier dient gerekend te worden met een minimale norm van 2,3 parkeerplaatsen per vrijstaande koop/huurwoning. Op basis van deze informatie kan gesteld worden dat de het initiatief afgerond moet voorzien in 3 parkeerplaatsen, omdat straatparkeren niet is toegestaan. Dit kan op eigen terrein worden gerealiseerd.

3.3 Groen en water

Op de zijdelingse perceelsgrenzen wordt opgaande beplanting van inheemse soorten aangebracht, die tezamen een halfopen of gesloten karakter heeft. Het is daarbij wenselijk dat het buitengebied beleefbaar is vanuit (de tuinen van) de woning, omdat dit bijdraagt aan het leefkwaliteit ervan. De beplanting op de achterste perceelsgrens krijgt een meer open karakter. Hiermee vindt een groene omkadering en landschappelijke inpassing van de woonpercelen plaats.

Onderdeel van de principegoedkeuring van de provincie voor het plan is dat het plan voorziet in een goede afronding van het dorp. Zowel qua bebouwing als qua beplanting. Omdat het in deze fase van het project nog niet bekend is hoe het perceel ingericht gaat worden, omdat de toekomstige bewoners nog niet bekend zijn, is een voorwaardelijke verplichting voor uitvoering van het beplantingsplan voor de zuidelijke zone van het perceel en een haag op de oostelijke perceelsgrens in de regels van dit bestemmingsplan opgenomen om zeker te stellen dat het perceel landschappelijk zal worden ingericht.

Op de achterste perceelgrens wordt een watergang met ecologische oevers aangelegd, die dient als infiltratievoorziening van het hemelwater (zie ook paragraaf 5.3). De watergang, in combinatie met het opgaand groen, vormt de erfscheiding, waardoor een open zicht op het landschap mogelijk is.

3.4 Duurzame en gezonde leefomgeving

Een duurzame en gezonde leefomgeving is belangrijk voor het goed functioneren van mens en natuur. Bij ruimtelijke ontwikkelingen is het van belang te werken aan instandhouding of verbetering van de kwaliteit van de leefomgeving en moet schade en overlast voorkomen worden. Daarbij moet rekening worden gehouden met toekomstige veranderingen, verwachtingen en onzekerheden; denk daarbij aan klimaatveranderingen, technologische doorbraken en politieke onzekerheid. Goede stedenbouwkundige plannen en bouwplannen geven hieraan een passende invulling. Daarbij wordt onderscheid gemaakt in energietransitie en klimaatbestendigheid.

3.4.1 Energietransitie

Nederland heeft de ambitie om in 2050 energieneutraal te zijn en om de uitstoot van CO2 drastisch te verminderen. Om dit te kunnen realiseren zijn grote en kleine veranderingen nodig: de energietransitie. De omschakeling van het gebruik van fossiele brandstoffen naar meer duurzame vormen van energie is de grootste omslag, maar we zullen er ook bewust van moeten zijn dat we anders moeten gaan kijken naar ons energieverbruik. De energietransitie heeft ook een ruimtelijke inslag: het bestaand stedelijk gebied en buitengebied moeten (steden)bouwkundig worden aangepast en nieuwe ontwikkelingen worden toekomstbestendig ontwikkeld.

Onderhavig plan draagt op de volgende wijzen bij aan de energietransitie:

  • de woning wordt 'aardgasvrij' gebouwd;
  • de oriëntatie van de woningen is geoptimaliseerd voor zonne-energie (zongericht verkavelen);
  • er wordt zo mogelijk gebruikt gemaakt van aardwarmte, warmte-koude opslag, lucht warmte-koude opslag, of andere vormen van duurzame energie;
3.4.2 Klimaatbestendigheid

Klimaatverandering is merkbaar en heeft steeds meer een effect op ons dagelijks leven. De zomers worden langer, heter en droger, en áls er regen valt dan komt die vaak in grote hoeveelheden. De winters worden warmer en natter. Dit heeft effect op het woon- en leefklimaat door hittestress, periodes van droogte en een verandering van de biodiversiteit. Door met het stedenbouwkundig plan en bouwplan rekening te houden met het veranderende klimaat, kan overlast worden voorkomen en is er sprake van een klimaatbestendige ontwikkeling.

Onderhavig plan voorziet hier op de volgende wijze in:

  • waterberging op eigen terrein;
  • zo mogelijk groene / bruine daken;
  • zo min mogelijk verharding / halfverharding;
  • aantrekkelijk verblijfsklimaat voor de gebruikers, gebiedseigen planten en dieren;
  • groen / bomen aanleggen ten behoeve van opname van stikstof en CO2, het vast houden van water en het tegengaan van hittestress;

Hoofdstuk 4 Beleid

In dit hoofdstuk wordt het plan getoetst aan het relevante vigerende beleid. Achtereenvolgens komt aan de orde het beleid op:

  • nationaal niveau;
  • provinciaal niveau;
  • gemeentelijk niveau.

4.1 Nationaal niveau

4.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) geeft een integraal kader voor het ruimtelijk beleid en mobiliteitsbeleid op rijksniveau, en is de 'kapstok' voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties. In de SVIR worden de ambities van het Rijk tot 2040 geschetst, alsmede doelen, belangen en opgaven tot 2028. In de SVIR kiest het Rijk voor minder nationale belangen en eenvoudiger regelgeving.

De reeds ingezette trend om aan de provincies en gemeenten ruimte te laten inzake de ruimtelijke ontwikkelingen wordt versterkt in de SVIR.

De SVIR bevat 13 nationale belangen die worden beschermd middels het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening. Het gaat onder meer om militaire objecten en terreinen, de grote rivieren en het Natuurnetwerk Nederland. Voor onderhavig plan zijn geen van de nationale belangen aan de orde. Er hoeft daarom ook geen toetsing aan het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening plaats te vinden.

4.1.2 Besluit ruimtelijke ordening: Ladder voor Duurzame Verstedelijking

Met het doel de ruimte zorgvuldig en duurzaam te gebruiken, is de Ladder voor Duurzame Verstedelijking opgesteld. Deze is verankerd in artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (versie 1 juli 2017). Bij nieuwe stedelijke ontwikkelingen moet worden aangetoond dat deze voorzien in een behoefte, en moet - in geval van de ontwikkeling buiten bestaand stedelijk gebied plaatsvindt - een motivering worden opgenomen waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.

Onderhavig initiatief voorziet in de realisatie van één woning. Projecten die minder dan twaalf woningen bevatten worden op basis van jurisprudentie niet als stedelijke ontwikkeling gezien. Een nadere toetsing aan de ladder voor duurzame verstedelijking is derhalve niet nodig.

Conclusie
Het initiatief voldoet aan het Besluit ruimtelijke ordening voor wat betreft het aspect Ladder voor Duurzame Verstedelijking.

4.2 Provinciaal niveau

Het provinciale ruimtelijk beleid is vastgelegd in de nota's:

  • Omgevingsvisie Noord-Brabant;
  • Interim Omgevingsverordening Noord-Brabant;
  • Kwaliteitsverbetering van het landschap
4.2.1 Omgevingsvisie Noord-Brabant

In voorbereiding op de inwerkingtreding van de Omgevingswet heeft de provincie de Omgevingsvisie Noord-Brabant vastgesteld (14 december 2018). Deze omgevingsvisie bevat de visie van het provinciale bestuur op de Brabantse leefomgeving van de toekomst (2050). Naar de uitgangspunten van de Omgevingswet zijn daarbij geen routes naar de gestelde doelen vastgelegd, omdat daarmee een beter samenspel en draagvlak kunnen ontstaan. De Omgevingsvisie zal onder meer de Structuurvisie Ruimtelijke Ordening gaan vervangen.

De Omgevingsvisie kent één basisopgave: "werken aan veiligheid, gezondheid en omgevingskwaliteit". Elke ruimtelijke ontwikkeling moet - ongeacht de omvang - hieraan bijdragen. In vier hoofdopgaven worden nadere accenten gelegd:

  • 1. werken aan de Brabantse energietransitie;
  • 2. werken aan een klimaatproof Brabant;
  • 3. werken aan een slimme netwerkstad;
  • 4. werken aan een concurrerende, duurzame economie.

Analyse
Onderhavig plan betreft de realisatie van één grondgebonden woning. Deze relatief kleinschalige ontwikkeling draagt op de volgende wijze bij aan de 'grote' hoofdopgaven.

ad 1.   De energietransitie houdt enerzijds in het verminderen van het energieverbruik en anderzijds de verduurzaming van de energie. De nieuwe woning binnen het plangebied zal minstens aan de in het Bouwbesluit en het gemeentelijke duurzaamheidsbeleid opgenomen energieprestatie-eisen moeten voldoen. Nadere uitwerking hiervan zal plaatsvinden in het kader van het bouwplan voor de woning. Daar komt dan ook de verduurzaming van de energie aan bod, bijvoorbeeld door het aanleggen van een eigen energievoorziening.  
ad 2.   Eén van de onderdelen van een klimaatproof Brabant is het zorgen voor een klimaatbestendige en waterrobuuste inrichting. Onderhavig plan wordt gerealiseerd op een plek die hoog en droog genoeg is. Door infiltratie van het hemelwater ter plaatse wordt voorkomen dat er een versnelde afvoer plaatsvindt. Het ontwerp van de woning en de inrichting van het woonperceel kunnen voorts een bijdrage leveren aan de klimaatadaptatie. Dit wordt in het bouwplan nader uitgewerkt.  
ad 3.   Een duurzame verstedelijking draagt bij aan het komen tot een slimme netwerkstad. Uitbreiding van het bestaand stedelijk gebied is alleen wenselijk vanuit kwalitatieve overwegingen en bij een concrete marktvraag. De woning wordt gerealiseerd binnen de bestaande kern van Haarsteeg.  
ad 4.   Onderdeel van een concurrerende en duurzame economie is het voorzien in een aantrekkelijk vestigingsklimaat. Door een zorgvuldige inpassing van de woning wordt een bijdrage geleverd aan de leefomgeving en daarmee aan het vestigingsklimaat.  

Conclusie
Het plan geeft invulling aan bij de opgaven van de Omgevingsvisie Noord-Brabant.

4.2.2 Interim Omgevingsverordening Noord-Brabant

De Interim Omgevingsverordening bevat de provinciale regels en randvoorwaarden met een bindende werking over de fysieke leefomgeving. Deze vloeien voort uit de in de Omgevingsvisie genoemde doelen. De Interim Omgevingsverordening is opgesteld naar de gedachtegang van de nieuwe Omgevingswet die naar verwachting op 1 januari 2021 in werking zal treden.

De Interim omgevingsverordening (IOV) heeft een opbouw naar de verschillende doelgroepen. Voor onderhavig plan zijn in beginsel uitsluitend de in hoofdstuk 3 opgenomen "Instructieregels aan gemeenten" aan de orde. De afdelingen in dat hoofdstuk zijn als volgt te onderscheiden (waarbij de volgorde is omgekeerd ten behoeve van vergroting van de toepasbaarheid):

  • afdelingen 3.5 tot en met 3.7: de toedeling van functies;
  • afdelingen 3.2 tot en met 3.4: de bescherming van gebiedskenmerken;
  • afdeling 3.1: de basisprincipes voor een evenwichtige toedeling van functies.
4.2.2.1 De toedeling van functies

Het plangebied is onderdeel van het landelijke gebied. In beginsel zijn daar conform artikel 3.68 IOV uitsluitend bestaande woningen toegestaan, maar er zijn enkele uitzonderingen.

In artikel 3.69 IOV is opgenomen dat de bouw van een woning ter vervanging van een bestaande woning is toegestaan, mits de bestaande woning feitelijk wordt opgeheven en overtollige bebouwing wordt gesloopt. Artikel 3.80 IOV bevat regels voor het bouwen van ruimte-voor-ruimtewoningen.

Voor dit plan zijn de 2 laatste genoemde artikelen niet relevant, omdat conform artikel 6.2 IOV burgemeester en wethouders de grenzen van een werkingsgebied (hier werkingsgebied 'Stedelijk gebied (Concentratiegebied)' kunnen wijzigen ten behoeve van een ruimtelijke ontwikkeling. Van dit artikel wordt gebruikt gemaakt om voorliggende ontwikkeling mogelijk te maken.

In artikel 5.3 IOV zijn gevallen opgenomen waarvoor de Gedeputeerde Staten bevoegd zijn de grenzen van een werkingsgebied te wijzigen. Hieronder wordt aangetoond dat er binnen onderhavig initiatief sprake is van een geval zoals genoemd in artikel 5.3 IOV. In paragraaf 2.4 Uitbreiding Haarsteeg is een en ander ook nader toegelicht.

''Artikel 5.3 wijziging grenzen van werkingsgebieden

Lid 1

Gedeputeerde Staten zijn bevoegd de in deze verordening opgenomen grenzen van een werkingsgebied te wijzigen als één of meer van de volgende gevallen zich voordoet:

  • a. de wijziging is nodig voor een doelmatige uitvoering;
  • b. de wijziging draagt bij aan het doel waarvoor het werkingsgebied is opgenomen;
  • c. de wijziging past binnen de uitgangspunten en basisprincipes van deze verordening;
  • d. er is sprake van kennelijke onjuistheden in de begrenzing;
  • e. de begrenzing van een gebied is niet langer in overeenstemming met een bestemmingsplan dat overeenkomstig artikel 3.8, derde lid, Wet ruimtelijke ordening is vastgesteld.''

Onderhavig initiatief betreft de realisatie van één grondgebonden woning tussen twee reeds bestaande woningen. Deze bestaande woningen maken deel uit van het bebouwingslint aan de Haarsteegsestraat en is gelegen binnen de vastgestelde grenzen van de bebouwde kom. Het doel van het nieuwe werkingsgebied 'Stedelijke gebied (Concentratiegebied)' is het in de toekomst concentreren van bebouwing binnen dit stedelijke gebied. Door de wijziging ligt alle bebouwing van het te wijzigen gebied aan de Haarsteegsestraat in het 'Concentratiegebied'. Door de ontwikkeling wordt het bestaande lint aan de Haarsteegsestraat volmaakt. De grenswijziging is daarmee doelmatig.

Er is sprake van een geval zoals genoemd onder a en b, waarvoor de Gedeputeerde Staten het werkingsgebied mag wijzigen. Op 8 september 2020 heeft de provincie ingestemd met de grenswijziging van het 'Stedelijk gebied (Concentratiegebied)' in de IOV en als zodanig vastgesteld.

Omdat het een grenswijziging van het 'Stedelijk gebied (Concentratiegebied)' betreft zijn lid 2 t/m 5 niet van toepassing.

4.2.2.2 De bescherming van gebiedskenmerken

Voor onderhavige locatie zijn in de Interim Omgevingsverordening geen gebiedskenmerken vastgelegd. Er hoeft hieromtrent geen nadere toetsing plaats te vinden.

4.2.2.3 De basisprincipes voor een evenwichtige toedeling van functies

De voor het plan relevante basisprincipes voor een evenwichtige toedeling van

functies zijn:

  • zorgplicht voor een goede omgevingskwaliteit;
  • de waarden in een gebied met toepassing van de lagenbenadering;
  • kwaliteitsverbetering van het landschap.

Zorgplicht voor een goede omgevingskwaliteit
Om te komen tot een goede omgevingskwaliteit moet rekening gehouden worden met zorgvuldig ruimtegebruik, de waarden in het gebied (toepassing lagenbenadering) en meerwaardecreatie.

Er is sprake van zorgvuldig ruimtegebruik, omdat gebruik wordt gemaakt van een thans beschikbare locatie binnen een bebouwingsconcentratie, waarbij het bebouwingslint wordt afgerond. Er heeft een zorgvuldige situering van de woning plaatsgevonden, die rekening houdt met en uitgaat vaan de bestaande stedenbouwkundige, landschappelijke, natuurlijke en aardkundige waarden in het gebied.
Het plan neemt een verrommelde situatie weg en leidt tot verbetering van de waterhuishouding in het gebied. Er is daarmee tevens een waardecreatie in het algemeen belang.

De waarden in een gebied met toepassing van de lagenbenadering

De lagenbenadering is een werkwijze om ruimtelijke keuzen te onderbouwen en zorgvuldig ruimtegebruik te stimuleren, die uitgaat van drie lagen:

  • 1. De onderste laag wordt gevormd door de bodemtypologie, de geomorfologie en het watersysteem en de hiermee samenhangende natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische (landschaps)waarden. Het grote belang van de onderste laag vindt zijn oorzaak in de lange reproductietijd en daarmee de onvervangbaarheid van deze waarden en systemen.
    • a. Op de te ontwikkelen locatie is reeds lange tijd een weide aanwezig. De aardkundige/landschappelijke waarden van de locatie wordt door het bouwen van de woning niet aangetast.
  • 2. De tweede laag wordt gevormd door de infrastructuur. Deze laag, met belangrijke weg-, spoor- en waterverbindingen, is – evenals de onderste laag – sturend voor ruimtelijke ontwikkelingen.
    • a. De woning ontsluit direct op de belangrijke ontsluitingsweg Haarsteegsestraat en vult een lege plek in het bebouwingslint.
  • 3. De derde en bovenste laag bestaat uit het ruimtegebruik voor wonen, werken, landbouw en recreatie. Dit wordt ook wel de occupatie genoemd.
    • a. De woning zorgt voor een passende functie binnen het (woon)bebouwingslint.

Kwaliteitsverbetering landschap
Conform artikel 3.9 IOV moeten ruimtelijke ontwikkelingen in landelijk gebied gepaard gaan met een kwaliteitsverbetering van het landschap. Deze kwaliteitsverbetering is beschreven in paragraaf 4.2.3 waarin het project aan de gemeentelijke 'Landschapsinvesteringsregeling (LIR)' wordt getoetst.

4.2.2.4 Conclusie

Het plan is niet in strijd met de Interim Omgevingsverordening Noord-Brabant.

4.2.3 Kwaliteitsverbetering van het landschap

Bij ruimtelijke ontwikkelingen in het buitengebied eist de Interim Omgevingsverordening Noord-Brabant in bepaalde gevallen een bijdrage aan de kwaliteitsverbetering van het landschap. Op grond van deze verordening (zie paragraaf 4.2.2) is kwaliteitsverbetering van het landschap ook voor dit project van toepassing.

Deze paragraaf bevat een beschrijving van de wijze van kwaliteitsverbetering van het landschap. Aan de orde komen:

  • de benodigde investering;
  • de feitelijke tegenprestatie;
  • de zekerstelling van kwaliteitsverbetering.
  • De wijze waarop invulling wordt gegeven aan de kwaliteitsverbetering is vastgelegd in de 'Afspraken voor uitwerking en toepassing kwaliteitsverbetering van het landschap (2 december 2015)'
4.2.3.1 Benodigde investering

Ruimtelijke ontwikkelingen zijn in drie categorieën ingedeeld in de gemaakte afspraken. Voorliggend initiatief is een zogenaamde categorie 3-ontwikkeling (niet-planmatige ontwikkeling in het buitengebied). Uitgangspunt is een methodiek voor een landschappelijke tegenprestatie die uitgaat van een forfaitair bedrag op basis van grondwaardevermeerdering (bestemmingswinst).

De basisinspanning plus de extra inspanning moeten samen ten minste 20% van de waardevermeerdering van de grond bedragen. De benodigde kwaliteitsverbetering van het landschap is berekend. Uit de berekening volgt dat de benodigde landschappelijke kwaliteitsverbetering 20% x € 107.380,00 = € 21.476,00 bedraagt. Deze berekening is als bijlage 3 opgenomen.

4.2.3.2 Feitelijke tegenprestatie

Omdat het slechts één woonperceel betreft en het nu nog niet bekend is hoe het perceel ingericht gaat worden, omdat de wensen van de toekomstige bewoners niet bekend zijn, is het niet mogelijk de gehele benodigde investering op het eigen perceel te realiseren als kwaliteitsverbetering van het landschap.

Het perceel zal omringd worden met een haag en aan de zuidzijde wordt een sloot met ecologische oever aangelegd (zie beplantingsplan in bijlage 2). In deze zone zal ook een solitaire boom worden geplant als landschappelijke afscherming van de mogelijk toekomstige schuur. Op het perceel zal ook de tuin verder worden ingericht, maar alleen de grotere groenstructuren mogen meegenomen worden als bijdrage aan de kwaliteitsverbetering van het landschap. De investering in de vorm van hagen, sloot met ecologische oever en boom bedraagt € 1.044,00. Naast deze investering zal (€ 21.476,00 - € 1.044,00 = ) € 20.432,00 gestort worden in het gemeentelijke groenfonds.

4.2.3.3 Zekerstelling kwaliteitsverbetering

De Interim Omgevingsverordening Noord-Brabant eist dat bij het vaststellen van een ruimtelijk besluit is aangetoond dat de kwaliteitsverbetering van het landschap financieel, juridisch en feitelijk is geborgd. Het opstellen, uitvoeren en instandhouden van het beplantingsplan is middels een voorwaardelijke verplichting geborgd in de regels.

4.3 Gemeentelijk niveau

4.3.1 Structuurvisie Heusden (2009)

Op 21 juli 2009 heeft de gemeente Heusden de Structuurvisie Heusden 2009 vastgesteld. De structuurvisie schetst de ruimtelijke ambities van de gemeente Heusden voor een periode van 20 jaar, met een accent op de periode 2010-2020. De structuurvisie geeft een richtsnoer die aangeeft welke investeringen en ruimtelijke ingrepen het best passen bij het beleid voor de langere termijn. Onderstaande afbeelding geeft een uitsnede van de plankaart van de structuurvisie weer.

afbeelding "i_NL.IMRO.0797.BPhaarstgsestr101A-VG01_0010.png"

UITSNEDE PLANKAART STRUCTUURVISIE

De gemeente Heusden voorziet in haar 'Nota Volkshuisvesting 2030’ in de realisatie van 3.580 woningen tot 2030. In de structuurvisie is een aantal grotere woningbouwlocaties opgenomen die op korte of middellange termijn worden ontwikkeld. Deze locaties bieden ruimte aan maximaal 2.620 woningen. Voor de overige woningen (960 woningen) wordt teruggevallen op enkele ontwikkelingslocaties die op langere termijn worden ontwikkeld (niet in Haarsteeg) en op individuele ontwikkelingen.

Onderhavig plan is een kleinschalige, individuele ontwikkeling en draagt bij aan de woningbouwopgave van de gemeente.

Conclusie

Het plan past binnen de Structuurvisie Heusden 2009.

4.3.2 Ontwikkelingsvisie Buitengebied

De gemeente Heusden heeft op 20 juli 2010 de Ontwikkelingsvisie Buitengebied vastgesteld, die als toetsingskader dient voor initiatieven in het buitengebied die niet passen in het bestemmingsplan. Hoewel het plangebied niet behoort tot het buitengebied, biedt de ontwikkelingsvisie toch aanknopingspunten voor onderhavig plan. Voor de ontwikkelingsvisie is voor Haarsteeg dezelfde plankaart als opgenomen in de Structuurvisie Heusden 2009 (paragraaf 4.3.1) van toepassing.

Analyse

De Haarsteegsestraat is als 'historische lintstructuur' aangeduid. Ten aanzien van ontwikkelingen in dit dorpslint gelden de volgende ontwerprichtlijnen:

  • behoud en versterking van het landelijke karakter en de bestaande strokenverkaveling;
  • behoud van de bebouwde lintstructuren, nieuwe ontwikkelingen hieraan ondergeschikt (qua ligging);
  • behoud en versterking van traditionele voortuinen aan het lint en fruit- en boomgaarden op het zij- en achtererf.

De ontwerprichtlijnen zijn overgenomen als uitgangspunten bij het ontwerp (zie hoofdstuk 3).

Conclusie

Het plan past binnen de Ontwikkelingsvisie Buitengebied.

Hoofdstuk 5 Uitvoeringsaspecten

In dit hoofdstuk worden de uitvoeringsaspecten beschreven. Achtereenvolgens komen aan de orde:

  • 1. milieu;
  • 2. waarden;
  • 3. waterhuishouding.

5.1 Milieu

Conform het bepaalde in artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening moet een toetsing plaatsvinden van de voorgenomen ontwikkelingen aan de relevante milieuaspecten, teneinde het toekomstige gebruik af te stemmen op de omgeving. In deze paragraaf worden de milieuaspecten afzonderlijk beschreven.

5.1.1 Bodemkwaliteit
5.1.1.1 Inleiding

Uitgangspunt is dat de bodemkwaliteit geen onaanvaardbaar risico oplevert voor de gebruikers van de bodem. Bij een ruimtelijke ontwikkeling moet worden beoordeeld of de bodemkwaliteit past bij deze nieuwe functie.

5.1.1.2 Analyse

Het initiatief omvat een bestemmingswijziging naar de gevoelige functie 'Wonen'. Het uitvoeren van een verkennend bodemonderzoek (NEN 5740) is normaliter noodzakelijk. In het kader van de bestemmingsplanprocedure in de periode 2010-2012 heeft Amitec b.v. uit Uden reeds een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd, rapport: ''Verkennend bodemonderzoek'' (16 april 2010, 10.709-NEN-01). In het kader van dit bestemmingsplan is dit onderzoek geactualiseerd, rapport "Verkennend bodemonderzoek '' (26 september 2019, 19.718-NEN.01). Dit rapport is bijgevoegd als bijlage 4 van de toelichting.

Amitec b.v. concludeert dat de hypothese “onverdacht terrein” kan op basis van de gemeten concentraties in de grond aangenomen worden.

In de bovengrond zijn geen overschrijdingen van de geanalyseerde parameters aangetroffen.

Grondverzet 

Op basis van het analyseresultaat wordt aangetoond dat er aan de voorlopige toepassingsnormen PFAS wordt voldaan. De grond kan, totdat de er een definitieve handelingskader voor PFAS is opgesteld overal in Brabant worden toegepast, mits toegepast boven het grondwaterniveau.

Op basis van de onderzoeksresultaten is er géén nader onderzoek noodzakelijk en bestaan er vanuit milieuhygiënisch oogpunt géén belemmeringen voor het huidige gebruik en voor voorgenomen ontwikkeling op het perceel.

5.1.1.3 Conclusie

Het aspect bodemkwaliteit vormt geen planologische belemmering voor het plan.

5.1.2 Bedrijven en milieuzonering
5.1.2.1 Inleiding

Om te voorkomen dat als gevolg van het plan voorzienbare hinder en gevaar door milieubelastende activiteiten optreden moet worden getoetst of:

  • de voorgenomen ontwikkeling van invloed is op omliggende milieugevoelige objecten (woningen etc.) en of de voorgenomen ontwikkeling een belemmering vormt voor de bedrijfsvoering van omliggende inrichtingen;
  • bestaande milieubelastende inrichtingen (bedrijven) van invloed zijn op de voorgenomen ontwikkeling.

Basis voor deze toetsing vormt de handreiking "Bedrijven en milieuzonering" (VNG, Den Haag, 2009), waarin richtafstanden zijn opgenomen voor diverse bedrijfstypen.

5.1.2.2 Analyse

Invloed plan op de omgeving
Het plan betreft woningbouw. Er is derhalve geen sprake van milieutechnische uitstraling op de omgeving.

Invloed omliggende inrichtingen op plan
Hieronder staat een overzicht van de bedrijven in de directe omgeving, de SBI-code, de milieucategorie en de bijbehorende richtafstand, alsmede de werkelijke afstand tot het dichtstbijzijnde milieugevoelige object binnen het plangebied.

bedrijf   SBI-code   categorie   richt-
afstand  
werkelijke afstand  
Haarsteegsestraat 80:
groothandel in bloemen en planten  
5122   2   30 m   150 m  
Haarsteegsestraat 86: café   554   1   10 m   85 m  
Haarsteegsestraat 95: sauna   9304   1   10 m   100 m  
Haarsteegsestraat 106a-108: garagebedrijf   501, 502, 504   1   10 m   70 m  

Er liggen geen milieugevoelige onderdelen van het plan binnen de richtafstanden van de omliggende bedrijven. Het plan vormt geen belemmering voor de omliggende bedrijven.

5.1.2.3 Conclusie

Het aspect bedrijven en milieuzonering vormt geen planologische belemmering voor het plan.

5.1.3 Externe veiligheid
5.1.3.1 Inleiding

Bij het mogelijk maken van nieuwe gevoelige functies is het aspect externe veiligheid van belang. Dit heeft betrekking op inrichtingen, buisleidingen en transportroutes waar een ongeval met gevaarlijke stoffen kan plaatsvinden, met fatale gevolgen voor personen die geen directe relatie hebben tot de risicovolle activiteit.

5.1.3.2 Analyse

Het plan omvat nieuwe kwetsbare objecten. De Risicokaart Nederland geeft een overzicht van de ligging van risicovolle activiteiten (inrichtingen, buisleidingen en transportroutes).

afbeelding "i_NL.IMRO.0797.BPhaarstgsestr101A-VG01_0011.jpg"

UITSNEDE RISICOKAART

Op de Risicokaart is te zien dat in de omgeving van het plan geen risicovolle activiteiten worden uitgevoerd. Een nadere toetsing aan het aspect externe veiligheid is niet aan de orde.

5.1.3.3 Conclusie

Het aspect externe veiligheid vormt geen planologische belemmering voor het plan.

5.1.4 Geurhinder veehouderijen
5.1.4.1 Inleiding

Bij ruimtelijke ontwikkelingen nabij agrarische bedrijven is het aspect geurhinder van belang. Er moet worden aangetoond dat het plan geen belemmering vormt voor agrarische bedrijven en dat sprake is van een goed woon- en leefklimaat ter plaatse van het plan.

5.1.4.2 Analyse

Onderhavig plan omvat de realisatie van één woning binnen de bebouwde kom van Haarsteeg. Een woning is een geurgevoelig object en derhalve is toetsing aan de Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) vereist.

De gemeente Heusden heeft in het kader van de Wet geurhinder en veehouderij eigen geurbeleid vastgesteld ''Verordening geurhinder en veehouderij gemeente Heusden 2012''. Daarin is opgenomen dat de voorgrondbelasting binnen het plangebied niet meer mag bedragen dan 3 Ou/m³. Voorts geldt dat de achtergrondbelasting, volgens de Milieudienst (29 november 2011, 504133.001), maximaal 5 Ou/m³ mag is.

Op het adres Haarsteegsestraat 114 was een agrarisch bedrijf gevestigd met een intensieve neventak. Het bedrijf is reeds geruime tijd beëindigd, maar de agrarische opstallen zijn nog aanwezig. Bovendien is sprake van een agrarische bedrijfsbestemming. Het is niet aannemelijk dat ter plaatse een intensieve veehouderij wordt hergevestigd. Op grond van het gemeentelijke geurbeleid is de contour behorende bij dit bedrijf teruggebracht naar 50 m. De afstand van het plangebied tot de rand van dit agrarische bedrijf bedraagt circa 130 m. Op het adres Haarsteegsestraat 85 was eveneens een agrarisch bedrijf gevestigd. Ter plaatse geldt nog een milieucontour van 50 m op basis van het gemeentelijke geurbeleid. De afstand tot het plangebied bedraagt circa 170 m.

5.1.4.3 Conclusie

Het aspect geurhinder veehouderijen vormt geen planologische belemmering voor het plan.

5.1.5 Geluid
5.1.5.1 Inleiding

Ruimtelijke ontwikkelingen moeten voldoen aan de regelgeving inzake geluidhinder. In de Wet geluidhinder (Wgh) wordt onderscheid gemaakt in verkeerslawaai en industrielawaai. In de Wgh zijn normen voor maximaal toelaatbare geluidsbelasting op (de gevels van) geluidgevoelige objecten vastgelegd.

5.1.5.2 Analyse

Het plan omvat nieuwe geluidgevoelige objecten.

Verkeerslawaai
Het plangebied ligt binnen de onderzoekszone van de Abt van Engelenstraat en Haarsteegsestraat. Om de gevelbelasting van de nieuwe woningen inzichtelijk te maken heeft Amitec b.v. uit Uden een akoestisch onderzoek uitgevoerd: rapport "Akoestisch onderzoek (wegverkeerslawaai)" (26 augustus 2019, 19.913-FB.w-1). Het onderzoeksrapport is als bijlage 5 bijgevoegd.

Amitec b.v. concludeert dat aangaande de Abt van Engelenlaan:

  • De voorkeursgrenswaarde van 48 dB wordt bij de nieuwbouwwoning niet overschreden;
  • De maximale geluidbelasting bedraagt 44 dB. De maximaal te ontheffen waarde van 63 dB wordt niet overschreden.

Amitec b.v. concludeert dat aangaande de Haarsteegsestraat:

  • Omdat de maximum snelheid op de Haarsteegsestraat 30 km/u bedraagt is deze weg niet langer zoneplichtig. Dit betekent dat deze weg bij de toetsing buiten beschouwing kan worden gelaten. Desondanks wordt een beschouwing gegeven van de berekeningsresulaten. De maximale geluidbelasting (inclusief 5 dB aftrek) bedraagt 54 dB.

Industrielawaai
Het plangebied ligt niet binnen een geluidszone van een gezoneerd industrieterrein. Er is geen akoestisch onderzoek nodig.

5.1.5.3 Conclusie

Het aspect geluid vormt geen planologische belemmering voor het plan.

5.1.6 Luchtkwaliteit
5.1.6.1 Inleiding

Om personen tegen de gevolgen van luchtverontreiniging te beschermen zijn in de Wet milieubeheer normen opgenomen voor bepaalde stoffen. Bij de beoordeling van het aspect luchtkwaliteit moet enerzijds aangetoond worden dat een ruimtelijke ontwikkeling niet leidt tot een (significante) overschrijding van de luchtkwaliteitsnormen en anderzijds dat ter plaatse van het plangebied sprake is van een goed woon- en leefklimaat.

5.1.6.2 Analyse

Effecten plan op luchtkwaliteit
In de "Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)" zijn categorieën van gevallen genoemd die niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie van fijnstof in de buitenlucht. Zo is een project met maximaal 1.500 woningen (netto) bij minimaal 1 ontsluitingsweg één van de genoemde gevallen. Onderhavig plan omvat één woningen en betreft daarmee een project dat niet in betekenende mate bijdraagt aan de concentratie van fijnstof in de buitenlucht. Er is geen nader onderzoek nodig.

Goed woon- en leefklimaat

In de Wet milieubeheer zijn voor een groot aantal stoffen grenswaarden opgenomen, maar uit onderzoek blijkt dat langs wegen alleen overschrijdingen van de grenswaarden voor fijnstof (PM10) en stikstofdioxide (NO2) kunnen optreden. Voor de overige stoffen waarvoor grenswaarden zijn opgenomen in de Wm treden naar verwachting nergens langs het Nederlandse wegennet overschrijdingen van deze grenswaarden op. Voor de beoordeling van de luchtkwaliteit zijn daarom alleen de volgende criteria van toepassing:

  • 40 µg/m3 jaargemiddelde concentratie NO2;
  • 40 µg/m3 jaargemiddelde concentratie PM10;
  • 25 µg/m3 jaargemiddelde concentratie PM2,5;
  • 35 overschrijdingsdagen per jaar van de gemiddelde concentratie PM10.

Het plan ligt niet in de nabijheid van zware industrie, (een concentratie van meerdere) intensieve veehouderijen of drukke vaarwegen. Voor de beoordeling van de luchtkwaliteit wordt alleen gekeken naar luchtverontreiniging van verkeer op wegen in de omgeving.

In het kader van het NSL (Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit) is door diverse bronbeheerders zoals gemeenten, provincies en Rijkswaterstaat de Monitoringstool ingevoerd. Uit de resultaten van de Monitoringstool blijkt dat op deze locatie in de jaren 2012, 2015 en 2020 aan bovengenoemde grenswaarden (jaargemiddelde en overschrijdingsdagen) voor PM10 en NO2 wordt voldaan. Uit de monitoringstool volgt dat sprake is van een goed woon- en leefklimaat ter plaatse van het plangebied.

5.1.6.3 Conclusie

Het aspect luchtkwaliteit vormt geen planologische belemmering voor het plan.

5.1.7 Volksgezondheid
5.1.7.1 Inleiding

Het aspect volksgezondheid heeft de laatste jaren meer aandacht gekregen bij het opstellen van bestemmingsplannen. Aangetoond moet worden dat een ruimtelijke ontwikkeling geen negatief effect heeft op de volksgezondheid.

Een beoordeling van de effecten op de volksgezondheid doet zich met name voor bij de uitbreiding van veehouderijen of een ontwikkeling van milieugevoelige functies in de omgeving van veehouderijen. Het betreft specifiek de aspecten endotoxinen en geitenhouderijen. In deze paragraaf wordt het plan aan deze aspecten getoetst.

5.1.7.2 Endotoxinen

Endotoxinen zijn bouwstenen van bepaalde bacteriën die een toxisch effect op de mens kunnen hebben en tot gezondheidsklachten kunnen leiden. Endotoxinen komen vaak voor in fijnstof van intensieve veehouderijen. De Gezondheidsraad hanteert een advieswaarde van 30 endotoxine-eenheden per kubieke meter (EU/m³) voor de maximale blootstelling aan endotoxinen in de buitenlucht over een langere periode. Omdat thans nog een toetsingskader wordt voorbereid, wordt voor de beoordeling de "Notitie Handelingsperspectieven Veehouderij en Volksgezondheid: Endotoxine toetsingkader 1.0" gehanteerd. Daarin zijn afstandsgrafieken opgenomen voor de relevante diersoorten vleeskuikens, legkippen en vleesvarkens gerelateerd aan de fijnstofemissie. In algemene zin kan worden gesteld dat het effect van endotoxinen tot maximaal 600 meter van veehouderijen plaatsvindt.

Analyse
Het plan omvat nieuwe, milieugevoelige objecten. In een straal van 600 meter rondom het plangebied zijn geen (intensieve) veehouderijen actief. Er hoeft geen nadere beoordeling van het aspect endotoxinen plaats te vinden. Er is sprake van een goed woon- en leefklimaat ten aanzien van endotoxinen.

5.1.7.3 Geitenhouderijen

Uit onderzoek is gebleken dat omwonenden in een straal van 2 km rondom geitenhouderijen een verhoogde kans hebben op longontsteking. Bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen in de omgeving van geitenhouderijen moet beoordeeld worden of er een effect is op de volksgezondheid.

Analyse
Het plan omvat nieuwe, milieugevoelige objecten. In een straal van 2 km rondom het plangebied zijn echter geen geitenhouderijen met meer dan 100 geiten actief. Er hoeft geen nadere beoordeling van het aspect geitenhouderijen plaats te vinden. Er is sprake van een goed woon- en leefklimaat ten aanzien van geitenhouderijen.

5.1.7.4 Conclusie

Het aspect volksgezondheid vormt geen planologische belemmering voor het plan.

5.1.8 Spuitzones open teelten
5.1.8.1 Inleiding

Wanneer gewassen worden bespoten met gewasbeschermingsmiddelen, komen deze middelen vaak niet alleen op het gewas zelf neer, maar ook in de (nabije) omgeving. Dit noemt men drift. Er zijn in Nederland geen wettelijke bepalingen over minimaal aan te houden afstanden tussen gronden waarop gewassen in de open lucht worden geteeld en nabij gelegen gevoelige functies. In het kader van een goede ruimtelijke ordening moet beoordeeld worden of sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Afgewogen moet worden of het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen zodanig effect heeft op de volksgezondheid van de mensen die verblijven op de percelen met een gevoelige functie, dat het gelet op een goede ruimtelijke ordening noodzakelijk is een een spuitvrije zone (kortweg spuitzone) aan te houden.

Vanwege het ontbreken van wetgeving voor woningen en andere gevoelige functies is er een in de praktijk gegroeide vuistregel ontstaan die aangeeft dat er een afstand van 50 meter tussen agrarische gronden met open teelten en een voor gewasbeschermingsmiddelen gevoelig object in acht moet worden genomen (ABRvS 31 maart 2010, zaaknummer 200904633/1/R2). Bij deze afstand wordt ervan uitgegaan dat enerzijds de bedrijfsvoering van de agrariër niet wordt belemmerd en anderzijds dat er geen nadelige effecten optreden voor de gezondheid van omwonenden en gebruikers van de gevoelige functie. Het is een afstand die door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State geaccepteerd wordt. Het is echter een indicatieve afstand. Dat wil zeggen dat er omstandigheden zijn waarin hiervan kan worden afgeweken, zoals blijkt uit een uitspraak van de Raad van State van 4 mei 2016 (zaaknummer 201506413/1/R2) waarin een spuitzone van 10 meter tussen een fruitboomgaard en twee burgerwoningen werd geaccepteerd.

5.1.8.2 Analyse

In voorliggende situatie betreft de kwekerij het hobbymatig kweken van kerstbomen. De afstand van de kwekerij tot aan de gevoelige functie 25 meter. Dit is dus minder dan de richtafstand van 50 meter. Hierna wordt aangetoond dat voor deze specifieke situatie enerzijds sprake is van een goed woon- en leefklimaat en anderzijds dat de belangen van de agrariër niet worden belemmerd.

De boomkwekerij betreft dus het hobbymatig kweken van kerstbomen waarbij geen bestrijdingsmiddelen worden gebruikt. Daarnaast zou de kweker in zijn bedrijfsvoering rekening dienen te houden met de woningen aan de Haarsteegsestraat 101 en 103. Deze woningen zijn gerealiseerd op circa 25 meter van de boomkwekerij. Er is niets bekend over enige vorm van overlast bij deze woningen. De te realiseren woning op het perceel N1806 bevindt zich ook op circa 25 meter van de boomkwekerij. Hieruit valt te veronderstellen dat deze woning geen overlast zal ondervinden van de boomkwekerij.

Ook zorgt de te realiseren woning niet voor een belemmering van de bedrijfsvoering van de boomkwekerij, omdat deze woning niet dichterbij gerealiseerd wordt dan de bestaande woningen aan Haarsteegsestraat 101 en 103.

5.1.8.3 Conclusie

Op basis hiervan wordt geconcludeerd dat sprake is van een goed woon- en leefklimaat ter plaatse van de te realiseren woning en dat de boomkwekerij niet in zijn bedrijfsvoering wordt belemmerd.

5.1.9 Milieueffectrapportage
5.1.9.1 Inleiding

Het instrument milieueffectrapportage (m.e.r.) is ontwikkeld om het milieubelang volwaardig in de besluitvorming te betrekken. In de bijlage bij het Besluit milieueffectrapportage zijn de activiteiten genoemd waarvoor een m.e.r.-plicht of een m.e.r.-beoordelingsplicht geldt, of waarvoor een vormvrije m.e.r.-beoordeling nodig is.

5.1.9.2 Analyse

De in voorliggend bestemmingsplan opgenomen ontwikkelingen behoren niet tot de in bijlage D van het Besluit milieueffectrapportage genoemde ontwikkelingen. Er is derhalve geen nadere m.e.r.-beoordeling nodig.

Gelet op de resultaten van de hiervoor reeds uitgevoerde milieuanalyse, kan zonder nader onderzoek worden geconcludeerd dat het plan geen significant nadelige milieugevolgen heeft. Een nadere motivering is niet noodzakelijk.

5.1.9.3 Conclusie

Het plan is niet m.e.r.(-beoordelings)plichtig. Het plan heeft geen belangrijke nadelige milieugevolgen.

5.2 Waarden

5.2.1 Archeologie
5.2.1.1 Inleiding

Conform het bepaalde in artikel 3.1.6 Bro moet bij ruimtelijke ontwikkelingen rekening gehouden worden met de in de grond aanwezige dan wel te verwachten archeologische monumenten.

5.2.1.2 Analyse

Het plangebied ligt in een zone met archeologische waarde. Er geldt binnen deze zone een vrijstelling voor onderzoek bij bodemingrepen over een oppervlakte van minder dan 100 m². Het initiatief zal deze grenzen waarschijnlijk overschrijden. Het uitvoeren van een archeologisch onderzoek voor de bouw van de woning is dan noodzakelijk. Dit onderzoek zal worden uitgevoerd wanneer het bouwplan bekend is.

In voorliggend bestemmingsplan is de dubbelbestemming 'Waarde Archeologie - 2' opgenomen waarmee een onderzoeksverplichting voor verstoringen van groter dan 100 m2 is vastgelegd.

Ondanks een zorgvuldige afweging kan nooit volledig worden uitgesloten dat er tijdens werkzaamheden archeologische sporen of resten worden aangetroffen. Conform artikel 5.10 van de Erfgoedwet dient hiervan melding te worden gemaakt bij de Minister.

5.2.1.3 Conclusie

Het aspect archeologie vormt geen planologische belemmering voor het plan.

5.2.2 Cultuurhistorie
5.2.2.1 Inleiding

Conform het bepaalde in artikel 3.1.6 Bro moet bij ruimtelijke ontwikkelingen rekening gehouden worden met de aanwezige cultuurhistorische waarden.

5.2.2.2 Analyse

Ten aanzien van het aspect cultuurhistorie zijn twee elementen aan de orde.

  • 1. De Haarsteegsestraat betreft een lijnelement met een redelijk hoge historisch-geografische waarde. Het plan leidt niet tot aanpassing van het beloop van de straat en tast daarmee het waardevolle element niet aan.
  • 2. De Haarsteegsestraat met aangrenzende bebouwing is tevens een redelijk hoge historisch-stedenbouwkundige waarde. Deze waarde wordt gevormd door de rechtlijnigheid van de straat en kortgevelboerderijen met de nokrichting loodrecht op de straat. Het plan leidt tot het toevoegen van één woning met een boerderijkarakter en voegt zich daarmee goed in het historische dorpslint.
5.2.2.3 Conclusie

Het aspect cultuurhistorie vormt geen planologische belemmering voor het plan, omdat de cultuurhistorische waarden niet worden aangetast.

5.2.3 Natuurwaarden
5.2.3.1 Inleiding

Ten behoeve van de bescherming van natuurwaarden geldt de Wet natuurbescherming. De daarin opgenomen bescherming omvat de onderdelen:

  • gebiedsbescherming;
  • soortenbescherming;
  • bescherming van houtopstanden.
5.2.3.2 Analyse

Gebiedsbescherming

Het plangebied ligt niet binnen een beschermd gebied, zoals opgenomen in Natura 2000 en het Natuurnetwerk Brabant.

Ook bij ontwikkelingen buiten natuurgebieden moet het effect worden beoordeeld, de zogenaamde 'externe werking'. Het gaat dan met name om stikstofdepositie. Conform de Wet natuurbescherming mag de stikstofdepositie op Natura 2000-gebieden namelijk niet toenemen. Er geldt dan ook een grenswaarde van 0,00 mol/hectare/jaar.
Om de effecten van onderhavig plan op de omliggende Natura 2000-gebieden te bepalen is een stikstofdepositie-onderzoek uitgevoerd. Het onderzoeksrapport is als bijlage 6 bijgevoegd. Uit het onderzoek volgt dat het plan niet leidt tot een toename van de stikstofdepositie op Natura 2000-gebieden. Er is dan ook geen ontheffing in het kader van de Wet natuurbescherming nodig. Daarnaast geldt gezien de afstand tot het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied dat de verstoring door licht, geluid en optische verstoringen die voortvloeien uit het plan niet voor significante gevolgen zorgen.

Soortenbescherming
Bij ontwikkelingen van het initiatief kunnen beschermde soorten verstoord worden. Ten tijde van de bestemmingsplanprocedure voor het bestemmingsplan ''Haarsteegsestraat 99, Haarsteeg'' is middels een Quickscan natuurwaarden onderzocht of er een belemmering is voor voorliggende ontwikkeling. De situatie is in de tussentijd niet significant gewijzigd, waardoor een actualisatie van het onderzoek niet noodzakelijk wordt geacht. De beoordeling van het plan ten aanzien van de soortenbescherming is uitgevoerd door Staro Natuur en Buitengebied uit Gemert, rapport: ''Quickscan natuurwaarden Plangebied Haarsteegsestraat 99-103 te Haarsteeg deelgebied 1 en 2'' (april 2010, P10-0032 en P10-0039). Dit rapport is bijgevoegd als bijlage 7 van de toelichting.

Staro Natuur en Buitengebied concludeert dat:

  • (Mogelijk) voorkomende grondgebonden zoogdieren en een aantal soorten amfibieën voorkomen op FFlijst 1. Voor soorten van FFlijst 1 geldt een vrijstelling: bij het uitvoeren van ruimtelijke ingrepen is het voor deze soorten niet noodzakelijk een ontheffing aan te vragen;
  • de aanbevelingen ten aanzien van vogels in acht genomen dienen te worden;
  • de werkzaamheden voor de overige soortgroepen geen overtreding van de natuurwetgeving tot gevolg hebben.

Tot slot wordt opgemerkt dat de zorgplicht als genoemd in artikel 1.11 van de Wet natuurbescherming te allen tijde van toepassing is.

Bescherming van houtopstanden
Het plan omvat niet het kappen van bomen buiten de bebouwde kom of in een houtopstand van meer dan 10 are, of het kappen van een bomenrij van meer dan 20 bomen. Er is derhalve geen herplantplicht conform artikel 4.3 van de Wet natuurbescherming.

5.2.3.3 Conclusie

Het aspect natuurwaarden vormt geen planologische belemmering voor het plan.

5.3 Waterparagraaf

5.3.1 Inleiding

Het plangebied ligt binnen het beheergebied van Waterschap Aa en Maas.

De watertoets is het hele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten. Het doel van de watertoets is dat de waterbelangen evenwichtig worden meegewogen bij de totstandkoming van een plan. Deze waterparagraaf is een onderdeel van de watertoets. De waterparagraaf beschrijft zowel de huidige als toekomstige waterhuishoudkundige situatie (oppervlaktewater, grondwater, hemelwater en afvalwater).

5.3.2 Beleid

In deze paragraaf is het relevante vigerende beleid opgenomen.

5.3.2.1 Nationaal niveau
  • Het Nationaal Waterplan
    Dit plan geeft op hoofdlijnen aan welk beleid het Rijk in de periode 2016-2021 voert om te komen tot een duurzaam waterbeheer. Het Nationaal Waterplan richt zich op bescherming tegen overstromingen, voldoende en schoon water en diverse vormen van gebruik van water. Op basis van de Wet ruimtelijke ordening heeft het Nationaal Waterplan voor de ruimtelijke aspecten de status van structuurvisie.
5.3.2.2 Provinciaal niveau
  • Het Provinciaal Waterplan Noord-Brabant 2016-2021
    Dit plan bevat het strategische waterbeleid van de provincie Noord-Brabant voor de periode 2016-2021. Naast beleidskader is het Provinciaal Waterplan ook toetsingskader voor de taakuitoefening van lagere overheden op het gebied van water. Bovendien dient het plan als structuurvisie voor het aspect water op grond van de Wet ruimtelijke ordening.
5.3.2.3 Waterschap Aa en Maas

Onderhavig plangebied ligt binnen het beheergebied van het Waterschap Aa en Maas. Het waterschapsbeleid is onder meer beschreven in:

  • Het Waterbeheerplan 2016-2021
    Dit plan maakt inzichtelijk wat het waterschap de komende jaren gaat doen. Het doel is om het watersysteem en de afvalwaterketen op orde te houden. Het beheer van water door het waterschap bepaalt mede of mensen en dieren in Noordoost-Brabant leven in een veilige, schone en prettige omgeving.

  • Brabant Keur
    Voor de beheergebieden van de waterschappen Aa en Maas, Brabantse Delta en De Dommel geldt dezelfde keur: Brabant Keur. De keur bevat regels ter bescherming van de waterwerken die nodig zijn voor een goed waterbeheer (kwantiteit) en voor de bescherming van het gebied tegen hoog water.
    Bij veel projecten is sprake van een toename van het verharde oppervlak. Hieromtrent is in de Algemene regels bij de keur het volgende opgenomen:
    • 1. Bij een toename van het verharde oppervlak van minder dan 2000 m² stelt het waterschap geen nadere eisen aan de verwerking van het hemelwater. Hiervoor geldt het gemeentelijke beleid.
    • 2. Bij een toename van het verharde oppervlak van meer dan 2000 m² maar minder dan 10.000 m² moeten compenserende maatregelen ten aanzien van de verwerking van het hemelwater worden getroffen conform de rekenregel:
      benodigde compensatie (in m³) =
      toename verhard oppervlak (in m²) x gevoeligheidsfactor x 0,06 (in m)  
    • 3. Bij een toename van het verhard oppervlak van meer dan 10.000 m² is een watervergunning nodig.
  • De beleidsnota ‘Uitgangspunten watertoets waterschap Aa en Maas’
    De beleidsnota bevat acht uitgangspunten, die alle zijn gehanteerd bij het opstellen van voorliggend plan:
    • 1. Wateroverlastvrij bestemmen
    • 2. Hydrologisch neutraal ontwikkelen
    • 3. Voorkomen van vervuiling
    • 4. Gescheiden houden van schoon en vuil water
    • 5. Doorlopen van de afwegingsstappen: "hergebruik - infiltratie - buffering - afvoer"
    • 6. Meervoudig ruimtegebruik
    • 7. Water als kans
    • 8. Waterschapsbelangen
5.3.3 Watersysteem
5.3.3.1 Bodem

De bodem ter plaatse van het plangebied bestaat uit zand, matig fijn, matig siltig en matig tot licht humeus. Daarnaast volgt dat de waterdoorlatendheid van de bodem (k-waarde) circa 20 m/dag bedraagt. Daarmee is sprake van een goede mogelijkheid voor infiltratie.

5.3.3.2 Oppervlaktewater

Binnen het plangebied en in de directe omgeving is geen oppervlaktewater aanwezig.

5.3.3.3 Grondwater

De gemiddeld hoogste grondwaterstand (GHG) binnen het plangebied bedraagt 40 m -mv (bron: bodemkaart).

5.3.3.4 Waterschapsbelangen

Het plangebied ligt niet in of nabij een gebied waarin waterschapsbelangen een rol spelen, zoals waterkering, waterberging of waterwinning.

5.3.4 Hemelwater
5.3.4.1 Verhard oppervlak

Onderstaande tabel geeft een overzicht van het verhard oppervlak (bebouwing en bestrating) in de huidige en nieuwe situatie. In de eerste kolom staat het type verharding. In de tweede kolom staat het verhard oppervlak van de bestaande situatie. De derde kolom geeft de afname van verhard oppervlak. De toename van verhard oppervlak staat in de vierde kolom. De laatste kolom geeft het verhard oppervlak van de nieuwe situatie (nieuw = bestaand - afname + toename).

omschrijving   bestaand   afname   toename   nieuw  
bebouwing   0   m2   0   m2   350   m2   350   m2  
bestrating   0   m2   0   m2   250   m2   250   m2  
totaal   0   m2   0   m2   600   m2   600   m2  

De totale toename/ afname van de verharding is 600 - 0 = 600 m2. Bij een toenemend verhard oppervlak minder dan 2.000 m2 en minder dan 20% van het bestaande verhard oppervlak hanteert de gemeente Heusden dat het nieuwe verhard oppervlak met een compensatieberging van 60 mm dient te worden geborgen op eigen terrein. Op basis van het toename van het verhard oppervlak en de bergingseis bedraagt de waterbergingsopgave voor het plangebied in totaal circa 36 m3 (600 m2 x 0,06 m). Het plangebied biedt voldoende ruimte om zoveel mogelijk hemelwater van de nieuwe bestrating/bebouwing te laten infiltreren. Daarnaast wordt in het plangebied aan de achterzijde een watergang aangelegd waar tevens ca. 18 m3 hemelwater in kan worden opgevangen.

5.3.5 Afvalwater

Uitgangspunt is dat het vuile afvalwater en het schone hemelwater worden gescheiden.

Het vuile afvalwater zal op de bestaande riolering in de Haarsteegsestraat geloosd worden.

5.3.6 Waterkwaliteit

Er zijn geen bijzondere maatregelen genomen om vervuiling van het oppervlaktewater te voorkomen. Overeenkomstig de eis van het waterschap worden geen uitlogende materialen toegepast.

Hoofdstuk 6 Haalbaarheid

In dit hoofdstuk wordt de haalbaarheid van dit bestemmingsplan aangetoond. Een bestemmingsplan moet zowel in financieel als in maatschappelijk opzicht haalbaar zijn. Er wordt daarom een korte financiële toelichting gegeven en daarnaast worden de doorlopen procedures weergegeven.

6.1 Kostenverhaal

Artikel 6.12 lid 1 Wro verplicht de gemeente een exploitatieplan vast te stellen voor gronden waarop bepaalde bouwactiviteiten zijn voorgenomen, tenzij het kostenverhaal 'anderszins verzekerd' is (artikel 6.12 lid 2a Wro).

In artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) zijn de bouwactiviteiten genoemd waarvoor het vaststellen van een exploitatieplan verplicht is. De in voorliggend opgenomen ontwikkelingen behoren tot deze in het Bro genoemde bouwactiviteiten. Op basis van artikel 6.12 lid 2a Wro is het vaststellen van een exploitatieplan echter niet verplicht, omdat de gemeente en grondeigenaar een (anterieure) overeenkomst hebben gesloten, waarin afspraken zijn gemaakt over het kostenverhaal. Het kostenverhaal is derhalve 'anderszins verzekerd'. Het opstellen van een exploitatieplan is niet vereist.

6.2 Gemeentelijke grondexploitatie

De gemeente heeft geen gronden in het plangebied in eigendom. Alle kosten en risico's van de planontwikkeling, -voorbereiding en -uitvoering zijn voor rekening van de initiatiefnemer. De gemeentelijke grondexploitatie wordt dus niet belast door voorliggend ruimtelijk plan. De financiële uitvoerbaarheid van het plan is hiermee aangetoond.

6.3 Maatschappelijk

6.3.1 Omgevingsdialoog

De initiatiefnemer heeft contact gezocht met de direct omwonenden en heeft hen geïnformeerd over voorliggend initiatief voor de realisatie van één vrijstaande, grondgebonden woning. Omwonenden hebben geen bezwaren geuit tegen het voornemen.

6.3.2 Ter visie legging

Het ontwerpbestemmingsplan ‘Haarsteegsestraat 101a, Haarsteeg’ is conform artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening in vooroverleg gezonden naar de betreffende personen en instanties. Daarnaast heeft het plan de procedure van artikel 3.8 en verder van de Wet ruimtelijke ordening doorlopen.

Het ontwerpbestemmingsplan 'Haarsteegsestraat 101a, Haarsteeg' heeft vanaf 20 februari 2020 gedurende zes weken ter inzage gelegen. Gedurende deze termijn zijn in totaal twee zienswijzen ingediend. Beide zienswijzen hebben geleid tot aanpassing van het bestemmingsplan. Daarnaast zijn enkele ambtshalve wijzigingen doorgevoerd. De wijzigingen zijn opgenomen in 8. De aanpassingen zijn verwerkt in voorliggend plan.

6.3.3 Vaststelling

Op 3 november 2020 is het bestemmingsplan gewijzigd vastgesteld.

Hoofdstuk 7 Juridische aspecten

7.1 Algemeen

In dit hoofdstuk wordt toegelicht op welke wijze het plan juridisch is vertaald. Deze juridische vertaling is bindend.

Het bestemmingsplan bestaat uit:

  • de toelichting;
  • de planregels;
  • de verbeelding.

De toelichting heeft geen juridisch bindende werking. De toelichting heeft wel een belangrijke functie voor de onderbouwing van het plan en ook bij de verklaring van de bestemmingen en planregels, en in het bijzonder ten aanzien van de regels inzake nadere eisen en afwijkingen.

De planregels vormen de juridische regels voor gebruik van de gronden, de toegelaten bebouwing en het gebruik van aanwezige en/of op te richten bouwwerken.

De verbeelding geeft de geografische ligging van de bestemmingen en aanduidingen weer. De verbeelding vormt samen met de planregels het juridisch bindende deel van het bestemmingsplan.

Het bestemmingsplan voldoet aan de Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2012.

7.2 Planregels

De indeling van de planregels is als volgt.

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Hoofdstuk 4 Overgangsregels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Begrippen (artikel 1)
In dit artikel zijn de begrippen die in de planregels worden gehanteerd gedefinieerd. Bij de toetsing aan het bestemmingsplan moet worden uitgegaan van de in dit artikel aan de betreffende begrippen toegekende betekenis.

Wijze van meten (artikel 2)
In dit artikel is aangegeven hoe de hoogte en andere maten, die bij het bouwen in acht genomen dienen te worden, gemeten moeten worden.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Groen (artikel 3)

Deze gronden zijn onder andere bestemd voor groenvoorzieningen, voorzieningen voor langzaam verkeer en nutsvoorzieningen. Binnen deze bestemming mogen geen gebouwen, maar wel bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd.

Tuin (artikel 4)

De voor ‘Tuin’ aangewezen gronden zijn bestemd voor tuinen, erven en verhardingen. Op en in de gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

Wonen (artikel 5)

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor wonen, met inbegrip van beroep of bedrijf aan huis. Er is sprake van vrijstaande woningen. Bij de opzet van het bestemmingsplan is gekozen voor een gedetailleerde regeling.

Waarde - Archeologie 2 (artikel 6)

Het gehele plangebied heeft een hoge archeologische verwachtingswaarde. Derhalve is binnen het gehele plangebied de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2' van toepassing, die de verplichting tot het uitvoeren van archeologisch onderzoek legt op ontwikkelingen waarbij de bodemingreep meer dan 100 m² bedraagt.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Anti-dubbeltelregel (artikel 7)
Het artikel 'Anti-dubbeltelregel' bevat regels om te voorkomen dat met het bestemmingsplan strijdige situaties ontstaan of worden vergroot. De bepaling met deze formulering is verplicht gesteld in het Bro (Besluit ruimtelijke ordening).

Algemene bouwregels (artikel 8)
In dit artikel is de regeling aangaande de bestaande maten opgenomen.

Algemene gebruiksregels (artikel 9)
In de Algemene gebruiksregels is bepaald dat gebruik van gronden, gebouwen, bouwwerken en onderkomens ten behoeve van een seksinrichting en het gebruik van vrijstaande bijgebouwen als zelfstandige woningen en als afhankelijke woonruimte niet is toegestaan. Tot slot is opgenomen dat de huisvesting van meer dan 5 personen in onzelfstandige wooneenheden in 1 woning niet is toegestaan. Het gebruiksverbod zelf is geregeld in artikel 7.10 van de Wro (Wet ruimtelijke ordening).

Onder Afwijken van de gebruiksregels zijn enkele afwijkingen opgenomen (bijvoorbeeld afhankelijke woonruimten en onzelfstandige woonruimten). Onder voorwaarden kan dit type gebruik aanvaardbaar worden geacht. Het toetsingskader is uitgewerkt in de regels en overgenomen uit de gemeentelijke modelregel.

Algemene afwijkingsregels (artikel 10 )
In dit artikel zijn in aanvulling op het afwijken van de bouwregels in de verschillende bestemmingen nog een aantal algemene regels om af te wijken van het bestemmingsplan opgenomen. Het betreft hier een standaardregeling die het mogelijk maakt om bij de uitvoering van bouwplannen beperkte afwijkingen van het plan mogelijk te maken.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Overgangsrecht (artikel 11)
Voor volgens de regels afwijkende bestaande bebouwing is voor de omvang, het onderhoud en de herbouw een overgangsregel opgenomen. Dit artikel bevat tevens een overgangsregel ten aanzien van het voortzetten van bestaand gebruik dat in strijd met het bestemmingsplan is.

Slotregel (artikel 12)
Hier wordt vermeld onder welke naam de regels van dit bestemmingsplan kunnen worden aangehaald.