Plan: | Helmond West - Houtsdonk / Binnendongenstraat Oost |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0794.1500BP200202-2000 |
Voorliggend rapport betreft het bestemmingsplan "Helmond West - Houtsdonk / Binnendongenstraat Oost" van de gemeente Helmond.
Op de locatie aan de Europaweg 99-101 te Helmond - percelen G2805, G3186, G3187 en G3203 (gedeeltelijk) - is een kantorencomplex, ten behoeve van flexkantoor-ruimtes, en een detailhandelsvoorziening, ten behoeve van 'De Greef Stoffen', aanwezig.
De initiatiefnemer is voornemens deze opstallen te slopen en ter plaatse een appartementencomplex te realiseren ten behoeve van 78 nieuwbouwappartementen verdeeld over vijf woonlagen. Het initiatief kan niet worden gerealiseerd op basis van het vigerende bestemmingsplan ''Helmond West - Houtdonk'', omdat binnen de vigerende bestemmingen op deze locatie geen woningen zijn toegestaan en het nieuwe gebouw niet past binnen de vigerende bouwregels. De gemeente Helmond heeft echter aangegeven medewerking te willen verlenen aan het initiatief door middel van een herziening van het bestemmingsplan.
Voorliggend bestemmingsplan bevat de toelichting en regels voor het realiseren van een appartementencomplex ten behoeve van 78 nieuwbouwappartementen verdeeld over vijf woonlagen.
Onderstaande afbeelding geeft de topografische situatie weer.
TOPOGRAFISCHE SITUATIE
Onderstaande afbeelding geeft de kadastrale situatie weer. Tevens is de plangrens van voorliggend bestemmingsplan ingetekend.
KADASTRALE SITUATIE
De gronden zijn kadastraal bekend gemeente Helmond, sectie G, nummers 2805, 3186, 3187 en 3203 (gedeeltelijk). De oppervlakte van het plangebied bedraagt circa 5.150 m². De gronden zijn particulier in eigendom.
Ter plaatse van het plangebied vigeert het bestemmingsplan "Helmond West - Houtdonk", vastgesteld door de gemeenteraad d.d. 11 mei 2010. Onderstaande afbeelding geeft een uitsnede van de vigerende verbeelding. De ligging van het plangebied is aangegeven.
UITSNEDE VERBEELDING VIGEREND BESTEMMINGSPLAN
De gronden in het plangebied zijn in het vigerende bestemmingsplan bestemd als 'Gemengd' en 'Kantoor'.
De gronden in de bestemming 'Gemengd' bevatten ter plaatse van het plangebied de functieaanduiding 'specifieke vorm van gemengd - 2'. Ter plaatse van deze aanduiding zijn deze gronden bestemd voor detailhandel en bedrijven in de categorieën 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten, dan wel bedrijven welke niet voorkomen in de genoemde milieucategorieën, doch die naar aard, omvang en belasting op de omgeving daarmee gelijk te stellen zijn.
De gronden ter plaatse van de bestemming 'Gemengd' zijn gedeeltelijk voorzien van de aanduiding 'bouwvlak'. Ter plaatse van dit bouwvlak geldt de maatvoeringsaanduiding 'maximum bouwhoogte 8 meter'.
De gronden in de bestemming 'Kantoor' zijn onder andere bestemd voor kantoren met bijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tuinen en erven, waterpartijen, parkeervoorzieningen, paden en overige verhardingen.
De gronden ter plaatse van de bestemming 'Kantoor' zijn gedeeltelijk voorzien van de aanduiding 'bouwvlak'. Ter plaatse van dit bouwvlak geldt de maatvoeringsaanduiding 'maximum bouwhoogte 8 meter'.
Conclusie
Het initiatief betreft de realisatie van een appartementencomplex ten behoeve van 78 nieuwbouwappartementen verdeeld over vijf woonlagen binnen de bestemmingen 'Gemengd' en 'Kantoor'. Het initiatief kan niet worden gerealiseerd op basis van het vigerende bestemmingsplan, omdat binnen de vigerende bestemmingen op deze locatie geen woningen zijn toegestaan en het nieuwe gebouw niet past binnen de vigerende bouwregels. Een herziening van het bestemmingsplan is derhalve noodzakelijk.
In dit hoofdstuk worden zowel het gebied waar de ontwikkeling plaats gaat vinden als het project zelf beschreven. Tevens wordt ingegaan op de stedenbouwkundige en ruimtelijke effecten van het project. Onderstaande afbeelding geeft de bestaande toestand van de directe omgeving en het plangebied weer.
DIRECTE OMGEVING
Helmond is circa 850 jaar geleden ontstaan op een kruispunt van routes aan het beekdal van de rivier de Aa. Het gebied dat thans Helmond West is, is één van de oudst bewoonde gebieden van Helmond.
De stedelijke ontwikkeling van Helmond komt in de 19e eeuw flink op gang onder de invloed van de industrialisatie. Helmond ontwikkelt zich in deze periode vooral langs het nieuwe kanaal (1826) en vanuit de linten. Later voegt de spoorlijn (1866) een nieuwe dimensie aan de stad toe. Het gebied Helmond West wordt interessant voor fabrieksarbeiders om dicht bij hun werk te wonen én vanwege de lage grondprijs.
In de 20e eeuw voltrekt de stedelijke ontwikkeling van Helmond zich in hoog tempo. Helmond groeit in deze eeuw van 12.000 naar 80.000 inwoners. In 1920 wordt in het eerste structuurplan voor Helmond opgesteld. Dit is een trendbreuk van het landschappelijk patroon als basis voor de occupatie van het gebied naar een planmatige woningbouwontwikkeling. In 1968 wordt de gemeente uitgebreid door de annexatie van Stiphout, ’t Hout en Brouwhuis. In 1974 worden de flats Buytenhaeghe aan de Heeklaan als eerste van de woonbuurt Houtsdonk opgeleverd, enkele jaren later volgen ruim 150 eengezinswoningen daarachter.
Vanaf de jaren ’90 ligt de focus binnen Helmond West op stedelijke vernieuwing. Verouderde bebouwing aan de Deken van de Hagenstraat werden vervangen door nieuwe woningbouw met een eigen gezicht. Na de eeuwwisseling volgen de projecten Huysdonk (Arbergstraat), de Burcht, den Briel en Haeghestijen (allen bij het park Distelveld). Alle projecten betroffen het vervangen van verouderde woningbouw.
Het stadsdeel West valt uiteen in een aantal ruimtelijke deelgebieden met een erg verschillend karakter. Ruwweg kan een onderverdeling gemaakt worden in het gebied boven de spoorlijn en het gebied ten zuiden van de spoorlijn. Boven de spoorlijn is de woonwijk Helmond West gelegen. Dit is een organisch gegroeide stadswijk die de komende jaren volop in het teken van de herstructurering zal staan. Het gebied ten zuiden van de spoorlijn is minder samenhangend.
Voor de stad zijn de ruimtelijke assen die de gehele stad doorkruisen en die deel uit maken van de hoofdstructuur van het stedelijk weefsel van groot belang. Dit betreffen:
Onderhavig plangebied ligt aan 'De Stadsas'. Ruimtelijk is dit één van de meest bepalende lijnen van Helmond. Veel (doorgaand) verkeer maakt gebruik van de Stadsas, hierdoor bepaalt deze voor een groot deel hét gezicht van Helmond. De Stadsas wordt begeleid door landschappelijk groen zoals lanen en grasbermen. Via deze lijn komt de natuur vanuit het buitengebied de stad in. De Stadsas vormt een landschappelijke structuurdrager is oostwest richting.
Onderhavig plangebied ligt aan de zuidzijde van de Europaweg, nabij de kruising met de Binnendongenstraat. Op deze locatie is overwegend grootschalige kantoor en bedrijfsbebouwing aanwezig die volledig georiënteerd is op deze weg. Deze bebouwing heeft nauwelijks binding met de achterliggende stadswijk Helmond West. Het is vooral blokachtige bebouwing in 2 bouwlagen met een plat dak. Een aantal blokken is lager, waarbij het bestemmingsplan ruimte biedt tot maximaal 8 meter hoog.
Het plangebied is in de huidige situatie volledig verhard en kent een tweetal gebouwen die in gebruik zijn als verhuur van flexkantoor-ruimtes en als 'De Greef Stoffen'. De Greef Stoffen maakt deel uit van een groter bedrijf met vestigingen in zuidoost-Brabant.
Het nieuwbouwplan voorziet in 78 nieuwbouw appartementen (bestaande uit verschillende afmetingen). Het complex gaat bestaan uit maximaal vijf woonlagen. Onderstaande afbeelding laat een overzicht van de verschillende lagen zien.
PLATTEGROND BEGANE GROND
PLATTEGROND VERDIEPINGEN 1, 2 EN 3
PLATTEGROND VERDIEPING 4
Op de begane grond zijn 9 appartementen gesitueerd met een oppervlakte tussen de 74 m² en 98 m². De appartementen zijn bereikbaar vanaf Europaweg en de Binnendongenstraat. Naast deze appartementen is op de begane grond de parkeersituatie geregeld. Vanuit de Europaweg kan via een (onder)doorgang naar het achterliggende parkeerterrein gereden worden. Verder is de fietsenstalling gesitueerd op de begane grond.
De eerste verdieping, de tweede verdieping en de derde verdieping omvatten 19 appartementen per laag met een oppervlakte tussen de 72 m² en 98 m². De appartementen zijn bereikbaar vanaf een galerij gelegen aan de zuidzijde van het gebouw. Via twee trappenhuizen (inclusief lift) gelegen aan de oostkant en westkant van het gebouw is de galerij bereikbaar. Ter plaatse van het hoekappartement wordt een inpandige loggia gerealiseerd. Hierdoor neemt het woonoppervlak af tot 85 m².
De vierde verdieping omvat 12 appartementen met een oppervlakte tussen de 75 m² en 88 m². De appartementen zijn bereikbaar vanaf een galerij gelegen aan de zuidzijde van het gebouw. Via één trappenhuis (inclusief lift) gelegen aan de westkant van het gebouw is de galerij bereikbaar. Ter plaatse van het hoekappartement wordt een inpandige loggia gerealiseerd. Hierdoor neemt het woonoppervlak af tot 85 m².
IMPRESSIES BOUWPLAN
De realisatie van een appartementencomplex ten behoeve van 78 appartementen heeft invloed op de verkeersgeneratie. De digitale publicatie "ASVV 2012'' (CROW) bevat kencijfers voor de verkeersgeneratie van diverse functies. De gemeente Helmond wordt aangeduid als sterk stedelijk gebied, waarin de locatie van het plangebied binnen de gemeente Helmond tot de schil van het centrum behoort.
Huidige situatie
Binnen het plangebied bestaat in de bestaande situatie het aantal verkeersbewegingen uit twee onderdelen: flexkantoor-ruimtes (kantoor zonder baliefunctie) en 'De Greef Stoffen' (woonwarenhuis/woonwinkel). In de onderstaande tabel is de berekening van de verkeersaantrekkende werking uiteengezet.
Onderdeel | Verkeersgeneratie | Grootte | Totaal |
Flexkantoor-ruimtes | 4,4 - 6,2 per 100 m² bvo | 610 m² | 26,8 - 37,8 |
De Greef Stoffen | 6,6 - 9,1 per 100 m² bvo | 1.970 m² | 130,0 - 179,3 |
Totaal | 156,9 - 217,1 |
Op basis van bovenstaande tabel kan worden gesteld dat de huidige situatie, in een worst-case scenario, zorgt voor 217 verkeersbewegingen per etmaal.
Nieuwe situatie
Binnen het plangebied bestaat in de nieuwe situatie het aantal verkeersbewegingen uit twee onderdelen: de appartementen tussen de 60 en 80 m² (huur/koop, appartement, midden) en de appartementen boven de 80 m² (huur/koop, appartement, duur). In de onderstaande tabel is de berekening van de verkeersaantrekkende werking uiteengezet.
Onderdeel | Verkeersgeneratie | Aantal | Totaal |
huur/koop, appartement, midden | 4,7 - 5,5 per woning | 34 woningen | 159,8 - 187,0 |
huur/koop, appartement, duur | 6,4 - 7,2 per woning | 44 woningen | 281,6 - 316,8 |
Totaal | 441,4 - 503,8 |
Op basis van bovenstaande tabel kan worden gesteld dat de nieuwe situatie, in een worst-case scenario, zorgt voor circa 504 verkeersbewegingen per etmaal.
Conclusie
De verkeerstoename van dit initiatief bedraagt, in een worst-case scenario, 287 verkeersbewegingen per etmaal. De parkeerplaatsen voor het plan zijn ontsloten op de ventweg van de Europaweg. Alle extra verkeersbewegingen zullen plaatsvinden via deze ventweg. Omdat de nieuwe situatie woningbouw betreft ten opzichte van eerder kantoor en detailhandel is de verwachting dat de (extra) verkeersbewegingen (deels) op andere tijdstippen plaatsvinden zullen dan de naastgelegen bedrijven en daarmee de verkeersbewegingen op de ventweg zich meer zullen verdelen over de gehele dag. De verwachting is dan ook dat de ventweg deze toename van het aantal verkeersbewegingen kan verwerken en geen hinder zal ontstaan
In de huidige situatie wordt het plangebied ontsloten via drie uitritten en de parkeervakken ter plaatse van het adres 101 op de ventweg van de Europaweg.
In de nieuwe situatie komen deze ontsluitingen te vervallen en komt er één nieuwe ontsluiting op de ventweg van de Europaweg. Dit leidt tot een overzichtelijke situatie waarbij de verkeersstromen gereguleerd worden. Verkeerskundig is niet te verwachten dat deze nieuwe ontsluiting tot problemen leidt in de omgeving.
Het voorzien in voldoende parkeerplaatsen is noodzakelijk voor goed functioneren van het initiatief en voorkomt overlast voor de omgeving. Het gemeentelijke parkeerbeleid is vastgelegd in de gemeentelijke nota ''Paraplubestemmingsplan Parkeren'' en bevat de hoofdlijnen van het beleid. Dit paraplubestemmingsplan voorziet in de nieuwe parkeerregeling. De parkeerregeling is gebaseerd op de 'Beleidsregels parkeernormen Helmond 2020' die op d.d. 23 januari 2020 door het college van burgemeester en wethouders van Helmond is vastgesteld. Onderhavig initiatief ligt binnen het gebied 'schil'.
Huidige situatie
Binnen het plangebied bestaat in de bestaande situatie de parkeernorm uit twee onderdelen: flexkantoor-ruimtes (kantoor zonder baliefunctie) en 'De Greef Stoffen' (bouwmarkt). In de onderstaande tabel is de berekening van de parkeernorm uiteengezet.
Onderdeel | Parkeernorm | Grootte | Totaal |
Flexkantoor-ruimtes | 1,7 per 100 m² bvo | 610 m² | 10,4 |
De Greef Stoffen | 2,7 per 100 m² bvo | 1.970 m² | 53,2 |
Totaal | 63,6 |
In overeenstemming met de 'Beleidsregels parkeernormen Helmond 2020' moeten in de huidige situatie 64 parkeerplaatsen aanwezig zijn.
Nieuwe situatie
Voor deze ontwikkeling zijn de 'beleidsregels parkeernormen Helmond 2020' van toepassing.
SITUERING PARKEERPLAATSEN
Onderdeel | Parkeernorm | Aantal | Totaal |
Appartementen | 1,4 per appartement | 78 | 109,2 |
bezoekersparkeren | 0,3 | 78 | 23,4 |
Totaal | 132,6 |
Uit bovenstaande parkeerberekening blijkt dat voor het plan 133 parkeerplaatsen aangelegd zouden moeten worden.
Op voorgaande afbeelding is te zien dat binnen het plangebied, in overleg met de gemeente is gekozen voor variant A waarin 128 parkeerplaatsen zijn opgenomen. 112 parkeerplaatsen zijn achter en onder het gebouw gesitueerd, bereikbaar via de nieuwe uitrit, 16 langsparkeerplaatsen liggen aan de voorzijde van het gebouw aan de ventweg. Hiermee wordt net niet aan de parkeernorm voldaan. De zeer beperkte afwijking (ca. 2%) kan opgevangen worden door het toewijzen van één parkeerplaats aa3n elk appartement en de overige parkeerplaatsen voor iedereen open te stellen. Deze 'vrije' parkeerplaatsen kunnen dan efficiënter gebruikt worden door bewoners met een 2e auto en het bezoekersparkeren.
Zowel in de bestaande als in de huidige situatie is er geen oppervlaktewater aanwezig. De appartementen op de begane grond worden voorzien van een eigen tuin, die individueel wordt ingericht. Daarnaast worden de gronden aan de noord- en oostzijde van het gebouw voorzien van een groene inrichting. In bijlage 2 is overzicht opgenomen op welke wijze het plangebied een groene en gezonde inrichting krijgt. De getoonde onderdelen met betrekking tot groen en water zijn:
Al deze aspecten zorgen voor een groene uitstraling van het plangebied.
Om het aspect 'bezonning' inzichtelijk te maken heeft JMW Architecten een bezonningsstudie uitgevoerd. Het studie is bijgevoegd als bijlage 3.
JMW Architecten concludeert dat gezien de oriëntatie van de nieuwbouw van het appartementencomplex, zowel met betrekking tot de ligging ten noorden van de bestaande bebouwing en de afstand tot de omliggende bebouwing geen sprake is van bovenmatige hinder als gevolg schaduwval.
Een duurzame en gezonde leefomgeving is belangrijk voor het goed functioneren van mens en natuur. Bij ruimtelijke ontwikkelingen is het van belang te werken aan instandhouding of verbetering van de kwaliteit van de leefomgeving en moet schade en overlast voorkomen worden. Daarbij moet rekening worden gehouden met toekomstige veranderingen, verwachtingen en onzekerheden; denk daarbij aan klimaatveranderingen, technologische doorbraken en politieke onzekerheid. Goede stedenbouwkundige plannen en bouwplannen geven hieraan een passende invulling. Daarbij wordt onderscheid gemaakt in energietransitie en klimaatbestendigheid.
Nederland heeft de ambitie om in 2050 energieneutraal te zijn en om de uitstoot van CO2 drastisch te verminderen. Om dit te kunnen realiseren zijn grote en kleine veranderingen nodig: de energietransitie. De omschakeling van het gebruik van fossiele brandstoffen naar meer duurzame vormen van energie is de grootste omslag, maar we zullen er ook bewust van moeten zijn dat we anders moeten gaan kijken naar ons energieverbruik. De energietransitie heeft ook een ruimtelijke inslag: het bestaand stedelijk gebied en buitengebied moeten (steden)bouwkundig worden aangepast en nieuwe ontwikkelingen worden toekomstbestendig ontwikkeld.
Onderhavig plan draagt op de volgende wijzen bij aan de energietransitie:
Klimaatverandering is merkbaar en heeft steeds meer een effect op ons dagelijks leven. De zomers worden langer, heter en droger, en áls er regen valt dan komt die vaak in grote hoeveelheden. De winters worden warmer en natter. Dit heeft effect op het woon- en leefklimaat door hittestress, periodes van droogte en een verandering van de biodiversiteit. Door met het stedenbouwkundig plan en bouwplan rekening te houden met het veranderende klimaat, kan overlast worden voorkomen en is er sprake van een klimaatbestendige ontwikkeling.
Onderhavig plan voorziet hier op de volgende wijze in:
Verstedelijking draagt bij aan het verlies van biodiversiteit, maar de bouw biedt ook kansen. Voor sommige dieren zijn onze steden en dorpen zelfs het belangrijkste leefgebied. Daar kan iedereen een steentje aan bijdragen. Bij de uitwerking van de bouwplannen zal nader bekeken worden op welke wijze Natuurinclusief gebouwd kan worden. Afgestemd op de plek van de ontwikkeling.
In dit hoofdstuk wordt het plan getoetst aan het relevante vigerende beleid. Achtereenvolgens komt aan de orde het beleid op:
De nationale omgevingsvisie (NOVI) is op 11 september 2020 vastgesteld. Deze visie is door het rijk opgesteld in het kader van de nieuwe omgevingswet, die per 1 januari 2022 in werking treedt. Aan de aan van een toekomstperspectief is hierin de langetermijnvisie in beeld gebracht. Op nationale belangen wil het Rijk (net als nu) sturen en richting geven. Hiervoor worden de volgende vier prioriteiten onderscheiden:
Om invulling te kunnen geven aan deze vier prioriteiten hanteert het rijk de volgende drie afwegingsprincipes:
Met de NOVI wordt gebouwd aan sterke, aantrekkelijke en gezonde steden, waarbij wordt gestreefd naar de verdere ontwikkeling van het Stedelijk Netwerk Nederland. De wens is om daar naar toe te groeien en een goed bereikbaar netwerk van steden en regio’s te realiseren. De grote actuele woningbehoefte vraagt tegelijkertijd om oplossingen op korte termijn. Het kabinet heeft voor de korte termijn daarom een pakket aan maatregelen voorgesteld om de woningbouw een nieuwe, stevige impuls te geven. De locaties bevinden zich in het Stedelijk Netwerk Nederland. Het planvoornemen vindt plaats in lijn met de ambities van de integrale verstedelijkingsstrategie, zo veel mogelijk in bestaand stedelijk gebied, klimaatbestendig en natuurinclusief. Grote open ruimten tussen de steden houden hun groene karakter. Het aanbod en de kwaliteit van het groen in de stad worden versterkt en de aansluiting op het groene gebied buiten de stad wordt verbeterd.
De opgave is daarbij om de veiligheid en gezondheid van onze leefomgeving zodanig te verbeteren dat in 2050 negatieve omgevingseffecten op onze gezondheid naar een verwaarloosbaar laag niveau zijn gebracht. Daarnaast streeft het kabinet ernaar om in 2030 te voldoen aan de huidige WHO-advieswaarden. Ook het tot een verwaarloosbaar niveau terugbrengen van omgevingsrisico's als gevolg van industriële activiteiten en transport (omgevingsveiligheid) is onderdeel van de opgave'.
In dat kader wordt voortgeborduurd op de SVIR en voorziet het planvoornemen in de ontwikkeling van 78 appartementen in stedelijk gebied. De appartementen worden klimaatbestendig en duurzaam gerealiseerd. Het planvoornemen draagt daarmee bij aan de ontwikkeling van een sterke, aantrekkelijke en gezonde stad.
De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) geeft een integraal kader voor het ruimtelijk beleid en mobiliteitsbeleid op rijksniveau, en is de 'kapstok' voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties. In de SVIR worden de ambities van het Rijk tot 2040 geschetst, alsmede doelen, belangen en opgaven tot 2028. In de SVIR kiest het Rijk voor minder nationale belangen en eenvoudiger regelgeving.
De reeds ingezette trend om aan de provincies en gemeenten ruimte te laten inzake de ruimtelijke ontwikkelingen wordt versterkt in de SVIR. De SVIR bevat 13 nationale belangen die worden beschermd middels het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening. Het gaat onder meer om militaire objecten en terreinen, de grote rivieren en het Natuurnetwerk Nederland.
Stedelijke regio's met topsectoren
Onderhavig plangebied is gelegen binnen de Brainport-regio, een gebied dat in de SVIR is aangeduid als 'stedelijke regio met topsectoren'. Het Rijk heeft hier een nationaal belang aangewezen, namelijk: 'een excellente ruimtelijk-economische structuur van Nederland door een aantrekkelijk vestigingsklimaat in en goede internationale bereikbaarheid van de stedelijke regio’s met een concentratie van topsectoren'. De ontwikkeling van 78 appartementen draagt bij aan de versterking van het aantrekkelijk vestigingsklimaat in een stedelijke regio.
Radarverstoringsgebied
Verder is het zo dat het plangebied is gelegen binnen het gebied 'Radarverstoringsgebied' van radarstation Volkel en Herwijnen. Defensie heeft zeven radarstations in gebruik. Deze vervullen taken voor zowel het militaire apparaat (verkeers- en gevechtsleiding) als voor de nationale veiligheid. Om de werking van deze radarstations niet te beperken, zijn om deze stations radarverstoringsgebieden aangewezen waarbinnen windmolens en hoge gebouwen beperkt mogelijk zijn.
Het plangebied ligt op meer dan 15 km van het militaire vliegveld Volkel en het radarstation 'Herwijnen'. Ter plaatse van het plangebied bedraagt de maximale hoogte van bouwwerken in het radarverstoringsgebied van radarstation Volkel 114 meter ten opzichte van NAP. Het maaiveld van het plangebied is op 16 à 17 meter + NAP gelegen. Met onderhavig planvoornemen wordt bebouwing van ten hoogste 16,5 meter toegestaan. Hiermee wordt de werking van de radarstations niet beperkt.
Conclusie
Geconcludeerd wordt dat de SVIR geen consequenties heeft voor voorliggend plan.
De in de SVIR opgenomen nationale belangen krijgen een wettelijke grondslag in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro).
De werking van het Barro is naar plaats beperkt. Zoals hiervoor beschreven ligt het plangebied op meer dan 15 km van het militaire vliegveld Volkel en het radarstation 'Herwijnen'. Het project vormt daardoor geen belemmering voor het nationale belang "Militaire terreinen en objecten".
Conclusie
Het project vormt geen belemmering voor de nationale belangen die middels het Barro beschermd zijn.
De Ladder voor Duurzame Verstedelijking is in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte geïntroduceerd en vastgelegd als procesvereiste in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro).
Sinds 2012 is in het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.1.6) de verplichting opgenomen een beschrijving op te nemen van de behoefte van de in het bestemmingsplan opgenomen ontwikkeling: “De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien”.
Bij besluit d.d. 21 april 2017 is enerzijds een vereenvoudiging van de ladder doorgevoerd en anderzijds knelpunten uit de praktijk aangepast. De belangrijkste wijzigingen betreffen een vereenvoudiging door het loslaten van de afzonderlijke treden van de Ladder van duurzame verstedelijking en het vervangen van het begrip 'actuele regionale behoefte' door 'behoefte'.
Zowel voor nieuwe stedelijke ontwikkelingen binnen als buiten bestaand stedelijk gebied moet de behoefte worden beschreven. Uitgangspunt voor de wijziging is dat met het oog op een zorgvuldig ruimtegebruik, een nieuwe stedelijke ontwikkeling in beginsel in bestaand stedelijk gebied wordt gerealiseerd. Indien de nieuwe stedelijke ontwikkeling voorzien wordt buiten het bestaand stedelijk gebied, dient dat nadrukkelijk te worden gemotiveerd in de toelichting.
Nieuwe stedelijke ontwikkeling
Alvorens te toetsen aan de Ladder dient te worden vastgesteld of sprake is van een stedelijke ontwikkeling. Dit begrip is in artikel 1.1.1, eerste lid, aanhef en onder i, Bro gedefinieerd als ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen. Ten aanzien van de tot dusver gevormde jurisprudentie ten aanzien van het begrip 'stedelijke ontwikkeling' blijkt dat de omvang van de ontwikkeling een rol speelt. Is sprake van een kleinschalige ontwikkeling, dan kan weliswaar sprake zijn van een stedelijke ontwikkeling, maar kan dergelijke ontwikkeling als te kleinschalig worden aangemerkt om te worden aangemerkt als stedelijke ontwikkeling als bedoeld in artikel 1.1.1, eerste lid, aanhef en onder i, Bro. In de literatuur wordt bij voorziene ontwikkelingen met betrekking tot woningbouw gesproken over een daadwerkelijke ondergrens. Volgens vaste jurisprudentie zijn elf woningen (welke op één dezelfde locatie worden gerealiseerd) het maximale aantal woningen wat door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) als te kleinschalig wordt geacht om als een stedelijke ontwikkeling te kunnen worden gekwalificeerd (ABRvS 18 november 2015, ECLI:NL:RVS:2015:3542, r.o. 8.2.). Het minimale aantal woningen wat gerealiseerd moet worden (op dezelfde locatie) om als stedelijke ontwikkeling te worden gekwalificeerd is aldus twaalf (ABRvS 22 juli 2015, ECLI:NL:RVS:2015:2329, r.o. 6.3).
Betekenis voor het plangebied
Onderhavig plan voorziet in de realisatie van maximaal 78 wooneenheden op de locatie waar in het vigerende bestemmingsplan de bestemmingen 'Gemengd' en 'Kantoor' gelden. Dit betekent dat onderhavige locatie reeds niet als woningbouwlocatie is bestemd en in totaal 0 woningen mogelijk zijn. Dit betekent een toename van 78 extra wooneenheden. Het planvoornemen valt onder de definitie van 'stedelijke ontwikkeling'.
Behoefte
De behoefte kan worden afgeleid van de meest recente provinciale bevolkings- en woningbehoefteprognose. Binnen de regio Stedelijk Gebied Eindhoven en Metropool Regio Eindhoven) en de provincie Noord-Brabant bestaat consensus over het hanteren van de provinciale prognose ten behoeve van de regionale afstemming.
In 2017 heeft de Provincie Noord-Brabant haar bevolkings- en woningbehoefteprognose geactualiseerd. De provincie Noord-Brabant doet dit om de 3 à 4 jaar. In vergelijking tot de vorige prognose uit 2014 is sprake van een hogere bevolkingsgroei, met name ten gevolge van de hogere buitenlandse migratie en de sterkere natuurlijke aanwas. De gemeente telt op 1 januari 2019 91.595 inwoners en 40.065 huishoudens. De bevolkingssamenstelling verandert de komende decennia door:
Afhankelijk van het gekozen scenario zal de bevolking in de periode 2017 – 2029 toenemen met 10.685 personen danwel met 7.235 personen. De woningvoorraad stijgt met respectievelijk 5.380 of 4.685 woningen. Voor de komende 10 jaar wordt uitgegaan van een bruto toename van 5.095 woningen (inclusief 820 woningen vervangende nieuwbouw). Om deze woningen te realiseren beschikt de gemeente Helmond in 2018 over een plancapaciteit van 5.805 woningen (114%), waarvan 4.495 woningen als harde capaciteit kan worden aangemerkt. Van de totale beschikbare plancapaciteit is 62% gelegen op inbreidingslocaties en 52% op uitbreidingslocaties.
De gemeente Helmond kent een woningbouwplanning, die gebaseerd is op de provinciale bevolkingsprognose. Indien de kwantitatieve behoefte wordt afgezet tegen de in de grondexploitatie opgenomen plancapaciteit, dan blijkt dat de harde capaciteit nagenoeg overeenkomt met de behoefte voor de korte termijn. Er ontstaat echter een tekort indien er gekeken wordt naar de periode tot 2030.
Voor wat betreft de kwalitatieve onderbouwing van de behoefte wordt verwezen naar het in 2017 uitgevoerde Woon Wensen Onderzoek van de Metropool Regio Eindhoven. Het onderzoek geeft een beeld van de huidige situatie op de lokale woningmarkt, de verhuisbewegingen van de afgelopen vijf jaar en de verwachtte ontwikkelingen in de komende vijf jaar. Er vindt een confrontatie plaats tussen verwachtte vraag en aanbod. Dat geeft inzicht in mogelijke knelpunten; waar ontstaan mogelijke tekorten of overschotten, van welk type woningen en in welke doelgroepen. In het woonwensenonderzoek worden modelmatig vraag en aanbod van verhuisgeneigde huishoudens tegenover elkaar gezet. Er wordt geen rekening gehouden met nieuwbouw. Het onderzoek berekend een theoretisch tekort van 2.110 woningen voor de komende 5 jaar. Het tekort doet zich met name voor in de meergezinswoningen (zowel koop als huur).
Regionale afstemming
De negen gemeenten in het Stedelijk Gebied Eindhoven werken al jaren samen. Deze samenwerking is vastgelegd in de Samenwerkingsagenda 2018 – 2025. In deze agenda is vastgelegd welke thema's en onderwerpen de gemeenten binnen de samenwerking oppakken, waaronder het thema Wonen.
De samenwerking tussen de negen SGE gemeenten op het terrein van wonen heeft in oktober 2017 geresulteerd in het 'Afsprakenkader Wonen 2017, Aantrekkelijke woonmilieus in Stedelijk Gebied Eindhoven'. Deze notitie heeft de gemeenteraad van Helmond eind 2017 vastgesteld. Hierin is onder andere afgesproken samen toe te werken naar een regionale visie op wonen.
Deze visie is inmiddels opgesteld. De visie heeft tot doel voldoende woningen te realiseren om de groei van de bevolking op te kunnen vangen, instromers aan te trekken en starters en doorstromers vast te houden aan de regio. In de visie is nadrukkelijk aandacht geschonken aan de unieke kwaliteiten van de regio, het gaat daarbij om:
De Visie op Wonen gaat uit van een inclusieve en gezonde verstedelijking. Voor de gemeente Helmond is een functie weggelegd als “city of arrival” (inwoners starten vaak als 1-persoonhuishouden, naar enkele jaren verhuist men al of niet binnen de gemeente).
In de kwadrantenbenadering wordt de gemeente Helmond getypeerd door de kwaliteiten centrum, shop & culture, bedrijvigheid en eigenheid. Het Stedelijk Gebied Eindhoven zal in de periode tot 2040 met 50.000 inwoners groeien naar 550.000 inwoners. De groei van de gemeente Helmond bedraagt in deze periode 10.000 inwoners. De ontwikkeling van de woningbouwcapaciteit in het centrumplan van Helmond past in de regionale afspraken.
In het voorjaar van 2019 heeft het Stedelijk Gebied Eindhoven, de provincie Noord-Brabant en het ministerie van BZK een woondeal gesloten. Hierin is een versnelling van de woningbouwproductie afgesproken (27.000 woningen in de periode 2019 tot en met 2023), daarbij is het volgende afgesproken:
Voor de gemeente Helmond betekent de versnelling dat de jaarlijks woningbouwproductie voor de komende periode moet worden verhoogd naar ca. 800 woningen per jaar. De realisatie van onderhavig planvoornemen maakt onderdeel uit van deze woningbouwproductie.
Verantwoording
De toevoeging van extra woningen sluit aan bij de toenemende vraag naar woningen in de regio. Voor de gemeente Helmond ligt een actuele vraag naar in totaal 5.900 woningen tot 2030. Met de toevoeging van 78 extra wooneenheden en de vergroting van de diversiteit van de woningen voldoet het bestemmingsplan aan de gemeentelijke woonvisie (zie paragraaf 3.5.2). Daarnaast zijn in de woningbouwplanning van de gemeente Helmond ruim 1.000 nieuwe woningen in het Centrum of nabij het Centrum opgenomen. Voorts voorziet de ontwikkeling in een intensivering van (delen van) de bestaande bebouwing, waardoor het realiseren van extra woningen mogelijk wordt. De binnen het plangebied opgenomen nieuwbouw van woningen kan worden aangemerkt als transformatie binnen bestaand stedelijk gebied.
Conclusie
Het initiatief voldoet aan het Besluit ruimtelijke ordening voor wat betreft het aspect Ladder voor Duurzame Verstedelijking.
De relevante beleidsontwikkelingen op het gebied van water worden bij het Rijk opgenomen in het Deltaprogramma. Hierin is voor verschillende thema's beschreven wat het beleid is en hoe het Rijk dat in overleg met overige partners wil gaan bereiken. Het Deltaprogramma bestaat uit verschillende onderwerpen op het gebied van water. Voor ruimtelijke ontwikkelingen is het Deltaprogramma Ruimtelijke Adaptatie het meest relevant, omdat hierin de consequenties van de klimaatontwikkelingen voor Nederland zijn opgenomen, evenals de maatregelen die we moeten nemen om 'klimaatadaptief' te worden. Een deel van deze maatregelen zal ruimtelijke impact hebben.
Met 'klimaatadaptief' wordt bedoeld: het klimaatrobuust en klimaatbestendig inrichten van Nederland, gegeven de klimaatontwikkelingen die op ons afkomen. Op basis van de internationale en nationale klimaatmodellen is de verwachting dat het weer in Nederland extremer gaat worden. Dat betekent: meer hevige regenbuien (veel neerslag in korte tijd) en langere periodes met droogte en hitte. Dit heeft consequenties voor de leefbaarheid in steden en dorpen en voor bijna alle (economische) sectoren in Nederland.
Met het nemen van klimaatrobuuste maatregelen wordt ingespeeld op deze veranderingen waarmee we steden en dorpen leefbaar houden en (economische) schade door wateroverlast, droogte en hitte beperken.
Het provinciale ruimtelijk beleid is vastgelegd in de nota's:
Het plan wordt aan deze nota's getoetst.
Op 19 maart 2014 is de Structuurvisie Ruimtelijke Ordening 2010, partiële herziening 2014 in werking getreden. De structuurvisie bevat de hoofdlijnen van het ruimtelijk beleid van het provinciale bestuur op de ontwikkeling van Noord-Brabant. Onderstaande afbeelding geeft een uitsnede van de plankaart. Onderhavig plangebied is aangeduid.
UITSNEDE PLANKAART STRUCTUURVISIE RUIMTELIJKE ORDENING
Analyse nieuwe woningen binnen stedelijk concentratiegebied)
Het plangebied ligt binnen Helmond dat onderdeel is van het 'stedelijk concentratiegebied'. Conform het structuurvisiebeleid wordt in het stedelijk concentratiegebied (met de bijbehorende zoekgebieden voor verstedelijking) het grootste gedeelte van de verstedelijkingsopgave opgevangen. Daarbij is zuinig ruimtegebruik aan de orde: functiemenging, herstructurering en inbreiding vóór stedelijke uitbreidingen.
Het plan omvat het toevoegen van 78 nieuwbouw appartementen in de vorm van inbreiding. De lokale behoefte is aangetoond in het gemeentelijke woningbouwprogramma, zie paragraaf 3.5.3.
Conclusie
De ontwikkeling past binnen de Structuurvisie Ruimtelijke Ordening 2010.
In voorbereiding op de inwerkingtreding van de Omgevingswet heeft de provincie de Omgevingsvisie Noord-Brabant vastgesteld (14 december 2018). Deze omgevingsvisie bevat de visie van het provinciale bestuur op de Brabantse leefomgeving van de toekomst (2050). Naar de uitgangspunten van de Omgevingswet zijn daarbij geen routes naar de gestelde doelen vastgelegd, omdat daarmee een beter samenspel en draagvlak kunnen ontstaan. De Omgevingsvisie zal onder meer de Structuurvisie Ruimtelijke Ordening gaan vervangen.
De Omgevingsvisie kent één basisopgave: "werken aan veiligheid, gezondheid en omgevingskwaliteit". Elke ruimtelijke ontwikkeling moet - ongeacht de omvang - hieraan bijdragen. In vier hoofdopgaven worden nadere accenten gelegd:
Analyse
Onderhavig plan voorziet in de realisatie van 78 nieuwbouw appartementen. Deze relatief kleinschalige ontwikkeling draagt op de volgende wijze bij aan de 'grote' hoofdopgaven.
ad 1. | De energietransitie houdt enerzijds in het verminderen van het energieverbruik en anderzijds de verduurzaming van de energie. De nieuwe woningen binnen het plangebied zullen minstens aan de in het Bouwbesluit en het gemeentelijke duurzaamheidsbeleid opgenomen energieprestatie-eisen moeten voldoen. Nadere uitwerking hiervan zal plaatsvinden in het kader van het bouwplan voor de wooneenheden. Daar komt dan ook de verduurzaming van de energie aan bod, bijvoorbeeld door het aanleggen van een eigen energievoorziening. |
ad 2. | Eén van de onderdelen van een klimaatproof Brabant is het zorgen voor een klimaatbestendige en waterrobuuste inrichting. Onderhavig plan wordt gerealiseerd op een plek die hoog en droog genoeg is. Door infiltratie van het hemelwater ter plaatse wordt voorkomen dat er een versnelde afvoer plaatsvindt. Het ontwerp van de wooneenheden kunnen voorts een bijdrage leveren aan de klimaatadaptatie. Dit wordt in het bouwplan nader uitgewerkt. |
ad 3. | Een duurzame verstedelijking draagt bij aan het komen tot een slimme netwerkstad. Uitbreiding van het bestaand stedelijk gebied is alleen wenselijk vanuit kwalitatieve overwegingen en bij een concrete marktvraag. De 78 wooneenheden worden gerealiseerd op een inbreidingslocatie wat inhoudt dat het bestaand stedelijk gebied niet wordt vergroot. Het is zaak om bij woningbouw eerst te onderzoeken of dit kan gebeuren binnen bestaand stedelijk gebied. Hieraan wordt voldaan binnen dit planvoornemen. |
ad 4. | Onderdeel van een concurrerende en duurzame economie is het voorzien in een aantrekkelijk vestigingsklimaat. Door een zorgvuldige inpassing van de wooneenheden inclusief de sloop van twee relatief oude gebouwen wordt een bijdrage geleverd aan de leefomgeving en daarmee aan het vestigingsklimaat. |
Conclusie
Het plan geeft invulling aan bij de opgaven van de Omgevingsvisie Noord-Brabant.
De Interim Omgevingsverordening bevat de provinciale regels en randvoorwaarden met een bindende werking over de fysieke leefomgeving. Deze vloeien voort uit de in de Omgevingsvisie genoemde doelen. De Interim Omgevingsverordening is opgesteld naar de gedachtegang van de nieuwe Omgevingswet die naar verwachting op 1 januari 2022 in werking zal treden.
De Interim omgevingsverordening (IOV) heeft een opbouw naar de verschillende doelgroepen. Voor onderhavig plan zijn in beginsel uitsluitend de in hoofdstuk 3 opgenomen "Instructieregels aan gemeenten" aan de orde. De afdelingen in dat hoofdstuk zijn als volgt te onderscheiden (waarbij de volgorde is omgekeerd ten behoeve van vergroting van de toepasbaarheid):
UITSNEDE INTERIM OMGEVINGSVERORDENING
Het plangebied is onderdeel van het stedelijke gebied. In beginsel zijn daar conform artikel 3.42 woningen toegestaan, mits voldaan wordt aan de genoemde voorwaarden. Hieronder is dit artikel overgenomen en wordt aan de voorwaarden getoetst.
''Artikel 3.42 - duurzame stedelijke ontwikkeling
Lid 1
Een bestemmingsplan dat voorziet in de ontwikkeling van een locatie voor wonen, werken of voorzieningen ligt binnen Stedelijk gebied en bevat een onderbouwing dat:
Lid 2
Een duurzame stedelijke ontwikkeling voor wonen, werken of voorzieningen:
Ter plaatse van het plangebied geldt het gebiedskenmerk 'Stalderingsgebied'. Het artikel 3.52 stelt regels aangaande de ontwikkeling van veehouderijen. Onderhavig plan omvat geen veehouderijen. Er hoeft derhalve geen nadere toetsing plaats te vinden.
De voor het plan relevante basisprincipes voor een evenwichtige toedeling van
functies zijn:
Zorgplicht voor een goede omgevingskwaliteit
Om te komen tot een goede omgevingskwaliteit moet rekening gehouden worden met zorgvuldig ruimtegebruik, de waarden in het gebied (toepassing lagenbenadering) en meerwaardecreatie.
Er is sprake van een zorgvuldig ruimtegebruik, omdat het nieuwe appartementencomplex wordt gerealiseerd binnen het bestaand stedelijke gebied van Helmond. Hiermee ontstaat tevens een logische afronding van de straat, waarbij verloedering van het plangebied wordt tegengegaan.
De situering van het appartementencomplex sluit aan bij de verkavelingsstructuur in directe omgeving. Er wordt hierin aansluiting gezocht bij de omliggende percelen.
Het planvoornemen leidt tot de toevoeging van 78 extra woning binnen de kern Helmond, waarbij de woning aansluit bij de doelstellingen geformuleerd in de woonvisie (paragraaf 3.5.2). Er is daarmee tevens een waardecreatie in het algemeen belang.
Kwaliteitsverbetering landschap
Conform artikel 3.9 IOV moeten ruimtelijke ontwikkelingen in landelijk gebied gepaard gaan met een kwaliteitsverbetering van het landschap. De gemeente Helmond heeft dit uitgewerkt in de Beleidsregel Kwaliteitsverbetering Landschap Helmond 2015. Het plangebied valt buiten het werkingsgebied van deze beleidsregel en is daarmee dan ook niet van toepassing op deze ontwikkeling.
Het plan past binnen het beleid van de Interim Omgevingsverordening.
Het PMWP bevat het strategische milieu- en waterbeleid van de provincie Noord-Brabant voor de periode 2016-2021. Daarnaast is voor het waterdomein ook toetsingskader voor de taakuitoefening van lagere overheden op het gebied van water, met name voor waterschappen. De beleidsdoelen zijn ondergebracht in drie integrale thema's: gezonde fysieke leefomgeving, veilige fysieke leefomgeving en groene groei.
De verschillende wateronderwerpen zijn ondergebracht bij deze drie integrale thema's. Deze onderwerpen zijn:
Belangrijke thema's hierbij zijn de verbetering van de waterkwaliteit, de verdrogingsbestrijding en een meer natuurlijke inrichting van de watersystemen (waaronder beekherstel en de aanleg van ecologische verbindingszones). Ook vanuit het provinciale beleid is steeds meer aandacht voor een klimaatbestendige stedelijke en landelijke ontwikkeling. Het PMWP fungeert voor een aantal ruimtelijk relevante wateronderwerpen tevens als structuurvisie.
Analyse
Voorliggend plan zorgt niet voor een verslechtering van de waterhuishoudkundige situatie, omdat in de huidige situatie het plangebied al geheel verhard is.
Conclusie
Dit bestemmingsplan past binnen het provinciaal beleid.
Voor alle gemeenten die deel uitmaken van het Stedelijk Gebied Eindhoven geldt dat alle nieuwe woningbouwontwikkelingen dienen te worden ontwikkeld aan de hand van 7 Brainport Principes.
De basis voor deze principes is vastgelegd in het regionale Afsprakenkader Wonen - Stedelijk Gebied Eindhoven (oktober 2017).
De Brainport Principes zijn: 1. Koesteren van Identiteit; 2. Ruimte voor Innovatie; 3. Invloed voor bewoners; 4. Aantrekkelijke en gevarieerde woonmilieus: de wauw-factor; 5. Vraaggericht ontwikkelen; 6. Benutting regionaal schaalniveau; 7. Gezonde verstedelijking. |
![]() |
Voor alle ontwikkelingen waarbij 75 woningen of meer mogelijk worden gemaakt, wordt getoetst aan de 7 Brainport Principes. Voor deze plannen worden de ambities gevisualiseerd met behulp van de ambitieroos. Dat is bij deze ontwikkeling het geval. Het resultaat van de toets is opgenomen als bijlage bij dit bestemmingsplan. De verdere verantwoording is hieronder weergegeven.
Het plan is gelegen aan de belangrijke stadsas van Helmond in een gebied waar wonen en werken gemengd is. Het plangebied ligt aan de zuidzijde van de Europaweg, nabij de kruising met de Binnendongenstraat. Op deze locatie is nu overwegend grootschalige kantoor en bedrijfsbebouwing aanwezig die volledig georiënteerd is op deze weg. Deze bebouwing heeft nauwelijks binding met de achterliggende stadswijk Helmond West.
Door de omzetting naar wonen wordt het plangebied meer onderdeel van de wijk en zullen de gebruikers (bewoners) zorgen voor meer levendigheid in de wijk. Maar door de stedelijke uitstraling aan de stadsas wordt de stadsas in zijn functionele uitstraling versterkt.
Het vooroplopen in techniek van de hele Brainportregio hoort een uitwerking te krijgen in de gebouwde omgeving. Het plan omarmt nieuwe gebouwtechnieken om te komen tot een beter woonklimaat: gezond wonen. Qua duurzaamheid voldoet het plan aan BENG, zoals gasloos bouwen. Aanvullend komen er zonnepanelen op de daken. Om leegstand op het parkeerterrein in de toekomst te voorkomen (bij veranderende mobiliteit) kunnen de gronden van de parkeerplaatsen onder het gebouw in de toekomst omgebouwd worden tot appartementen.
Er is afgestemd met de directe buren en met de omgeving is een omgevingsdialoog gevoerd (zie paragraaf 8.1). Er heeft een inloopavond plaatsgevonden en er is huis-aan- huis gepresenteerd. Naar aanleiding van deze contacten zijn aanpassingen aan het bouwplan doorgevoerd. Dit tot tevredenheid van de omwonenden. De toekomstige bewoners van het plan zijn nog niet bekend, dus daar is geen afstemming mee geweest
Door deze appartementen in verschillende grootte aan te bieden wordt een nieuw woonmilieu in de wijk aangeboden. De kruising Europaweg/ Binnendongenstraat krijgt een karakteristiek gebouw wat ook zijn invloed heeft op de entree van de wijk. De opbouw van de gevels laat een speels beeld zien dat het straatbeeld verlevendigd. Door ook op de begane grond appartementen te ontwikkelen blijft de levendigheid behouden en krijgt de zone aan de straat een groener karakter.
Het gebied krijgt een nieuwe, moderne identiteit, tussen de toch gedateerde omliggende gebouwen aan de Europaweg. De toegevoegde woningen zijn aanvullend qua type en doelgroep.
Het plan ligt binnen het stedelijk gebied van Helmond op een goed bereikbare locatie. Het plan biedt mogelijkheden voor zowel bewoners die op Helmond gericht zijn als op de ruimere stedelijke regio.
Met de sloop van de bedrijfsbebouwing op korte afstand van de bestaande woningen en de bouw van de appartementen op afstand wordt er meer 'lucht' in de omgeving gebracht. Daarnaast ontstaat door het nieuwe aaneengesloten gebouw een geluidwerende wand (zonder geluidlek richting het achtergelegen gebied), zodat het wegverkeersgeluid als gevolg van de Europaweg beter wordt tegengehouden. Dit draagt bij aan de woonkwaliteit / gezondheid voor de omwonenden in het achtergelegen gebied het achtergelegen gebied.
Daarnaast zijn in het inrichtingsplan diverse onderdelen opgenomen die de gezondheid van de bewoners en omwonenden bevorderen:
Al deze aspecten zijn in bijlage 2 'Gezonde groene inrichting' nader uitgewerkt en getoond.
Naast de aspecten binnen het plangebied zijn ook in de omgeving van het plan mogelijkheden om de gezondheid en ontmoeting van de bewoners en omwonenden te bevorderen:
Al deze bestemmingen zijn te voet, per fiets en per auto goed bereikbaar.
Voorliggende ontwikkeling is voorgelegd aan het Coördinatieteam Wonen van het Stedelijk Gebied Eindhoven. Het coördinatieteam toetst alle grote woningbouwprojecten of deze voldoen aan de Brainport Principes. Het definitief advies Toets Brainport principes is bijgevoegd als bijlage 1.
Uit de toetsing door het Coördinatieteam komt naar voren dat het plan voldoende scoort op de Brainport Principes.
Conclusie
Het plan is getoetst aan de Brainport principes en past binnen het Regionaal Afsprakenkader.
Het waterbeheerplan van waterschap Aa en Maas 2016-2021 is in afstemming met het PMWP 2016-2021 tot stand gekomen. In het Waterbeheerplan van het waterschap wordt het PMWP verder uitgewerkt en geconcretiseerd. Het waterbeheerplan is opgedeeld in een aantal waterthema’s, waarvoor doelen en ambities zijn opgesteld. Deze thema's zijn:
In aanvulling daarop is ook het waterschap bezig het Deltaprogramma Ruimtelijke Adaptatie te vertalen naar haar eigen beleid
Het waterschap heeft tevens haar regels vastgelegd in de Keur Waterschap Aa en Maas 2015. Het geeft aan welke plichten er zijn voor activiteiten met betrekking tot het oppervlaktewater, grondwater en kunstwerken. De Keurregels voor afvoeren van hemelwater bevat richtlijnen voor het waterhuishoudkundig onderzoek en kan worden gebruikt voor het uitvoeren daarvan. Plannen met een verhardingstoename tot 500 m² worden vrijgesteld van compensatie door waterberging. Het bepalen van de compensatie wordt gedaan conform de rekenregel: benodigde compensatie (in m³) = toename verhard oppervlak (in m²) x gevoeligheidsfactor x 0,06 (in m). Deze rekenregel is ook gebruikt voor deze watertoets.
Er vindt geen toename van verharding plaats. Compensatie voor waterberging is niet aan de orde.
Conclusie
Dit bestemmingsplan past binnen het beleid van het Waterschap.
Door de gemeente Helmond is op 4 februari 2014 de Structuurvisie 'Structuurvisie Helmond 2030' vastgesteld. Deze structuurvisie is geen blauwdrukplan met een vastomlijnde koers, maar juist een flexibel meebewegend beleidskader dat beter toegerust is op de snel veranderende (ruimtelijke) behoeften en opgaven van deze tijd. De structuurvisie gaat veel minder dan voorheen uit van een lagenbenadering. In plaats daarvan is de structuurvisie opgebouwd rond een achttal ruimtelijk relevante thema's die in samenhang het Ruimtelijk perspectief Helmond 2030 vormen.
UITSNEDE KAART STRUCTUURVISIE HELMOND 2030
Na een analyse van de bevolkingsprognose, veranderingen in de woningmarkt, het woningbouwprogramma en de woningbouwcapaciteit, is de conclusie dat de aanwezige plancapaciteit in Helmond voldoende is en dat deze, rekening houdend met een aan de stand van de huidige woningmarkt aangepaste flexibiliteitsmarge van 10%, weinig aanpassing vergt. Ten aanzien van de bestaande restcapaciteit zal zowel in kwantitatieve zin als kwalitatieve zin bezien moeten worden of deze capaciteit voldoende aansluit bij de toekomstige vraag. De betaalbaarheid van het wonen speelt daarbij een zeer belangrijke rol
Voor de middeninkomens dient een alternatief te worden geboden in de vrije huursector en de koopsector. Daarnaast gaat het om kwaliteitsverbetering van de bestaande woningvoorraad en een verdere positionering van wijken in het kader van de veranderende woningbehoefte. De woningvoorraad kan worden aangepast door sloop, onttrekkingen, het samenvoegen van woningen, het splitsen van woningen en het aanpassen aan de gewijzigde kwalitatieve vraag.
De belangrijkste opgave in de woningvoorraad is gelegen in de transformatie van de huidige woningvoorraad naar de vraag en naar de specifieke eisen die de woonconsument van morgen aan de woning stelt. Dit betekent meer flexibiliteit en het bieden van meer verantwoordelijkheid aan de koper of huurder voor de realisatie van woonwensen. Daarvoor is het nodig dat mensen langer zelfstandig in hun woning kunnen blijven wonen. Uitgangspunt moet niet alleen zijn "kwaliteit gaat voor kwantiteit" maar ook "voeg niet toe wat in de bestaande woningvoorraad al voldoende beschikbaar is".
Analyse
Onderhavig plan omvat de realisatie van een appartementencomplex ten behoeve van 78 appartementen op een locatie waar in de huidige situatie een kantoor en een detailhandelsvestiging aanwezig is. Dit sluit aan bij het gegeven dat de gemeente inzet op de sloop/onttrekking van een verouderde omgeving en zorgt voor het invullen van de kwalitatieve vraag. Onderhavig planvoornemen zorgt hierin dat de middeninkomens een huur/koopwoning kunnen huren/aankopen en dat ouderen langer op een plek kunnen blijven wonen middels het gelijkvloers bouwen.
Conclusie
Het plan sluit aan bij de Structuurvisie Helmond 2030.
De gemeente Helmond voert een terughoudend beleid ten aanzien van het realiseren van nieuwe bebouwingsmogelijkheden, zowel voor grote plannen als voor particuliere plannen. Dit beleid is recentelijk vastgelegd in de op 10 mei 2016 door de gemeenteraad vastgestelde 'Woonvisie 2016-2020'. Elke 2 jaar wordt de Woonvisie geëvalueerd en elke 4 jaar geactualiseerd. In 2019 is gekozen voor het vaststellen van een Woonagenda 2019 – 2021 (gemeenteraad 2 juli 2019). Een aantal belangrijke uitgangspunten uit de Woonvisie zijn:
Vanzelfsprekend leiden demografische en maatschappelijke ontwikkelingen de komende jaren voortdurend tot geleidelijke veranderingen in de kwantitatieve- en kwalitatieve vraag naar woningen. Zo neemt het aandeel één- en tweepersoonshuishoudens de komende jaren nog verder toe, met als gevolg een lagere gemiddelde woningbezetting per woning. Naast de individualisering van onze samenleving wordt deze toename ook veroorzaakt door de verdere vergrijzing. Op basis van de woonvisie is er een vraag naar midden en dure woningen in het huur- en/of koopsegment. Als gevolg van de vergrijzing zal de vraag naar gelijkvloerse (levensloopbestendige) woningen bovendien verder toenemen.
Analyse
Met voorliggend bestemmingsplan wordt hier op ingespeeld. Het bouwplan voorziet in de ontwikkeling van 78 midden en dure huur/koopappartementen met een woonoppervlak tussen de 72 en 98 m².
Conclusie
Gelet hierop is de voorliggende ontwikkeling passend binnen de kaders van de Woonvisie 2016-2020.
De Woonagenda is geen volledige actualisatie van de Woonvisie, maar een aanpassing op onderdelen. Vanwege de gewijzigde marktomstandigheden, het coalitieakkoord 2018 – 2022, de hiervoor genoemde regionale afspraken en de geactualiseerde bevolkingsprognose is besloten de Woonvisie 2016 op onderdelen aan te passen. In de Woonagenda is onder andere opgenomen:
Conclusie
De voorgestelde ontwikkeling past in het beleidskader op het gebied van Wonen van de gemeente Helmond.
De gemeente Helmond heeft een breed gedragen klimaatbeleidsvisie met een haalbare ambitie vastgesteld, waarbij in een concreet Meerjaren Uitvoeringsprogramma de uit te voeren projecten verwerkt zijn. De nota Klimaatbeleid is een paraplu van alle gemaakte afspraken, getekende convenanten en ambities op het gebied van klimaat, energie en duurzaam bouwen.
Er zal bij nieuwe ontwikkelingen altijd gestreefd moeten worden naar een zo duurzaam mogelijke energievoorziening. Naast het toepassen van duurzame materialen, worden daarbij afwegingen gemaakt op basis van de zogenaamde 'Trias Energetica'. Dit is een breed geaccepteerd model en beschrijft drie logische en opeenvolgende stappen om te komen tot een duurzame energievoorziening:
In de gemeente Helmond wordt gestreefd naar duurzame (nieuw)bouw. Voor woningbouw gelden hiertoe voorwaarden waarop wordt getoetst in het kader van het verlenen van een omgevingsvergunning.
De gemeente streeft naar nieuwbouw, waarbij het energieverbruik zoveel mogelijk wordt teruggedrongen en het benodigde energiedeel ingevuld wordt door bijvoorbeeld duurzame energie toepassingen. Tevens wordt het toepassen van duurzame materialen gestimuleerd. Vanaf 1 januari 2018 heeft het college expliciet bepaald dat bij de realisatie van nieuwbouwwoningen uitgegaan wordt van aardgasvrij bouwen. Ook voor onderwerpen als openbare verlichting en openbaar groen worden vanuit duurzaamheid eisen gesteld aan het ontwerp en de aanleg ervan.
Bij realisatie dienen in het kader van de toepassing van GPR gebouw hierover nadere afspraken te worden gemaakt. Per 1 januari 2009 is het gebruik van het programma GPR-gebouw ingevoerd. GPR Gebouw staat voor Gemeentelijke Praktijk Richtlijn en is hét hulpmiddel voor het maken van duurzaamheidkeuzes bij nieuwbouw en renovatie van woningen, utilitaire gebouwen en scholen. GPR Gebouw® is een praktisch en gebruiksvriendelijk programma om plankwaliteit en milieubelasting van een project in samenhang te optimaliseren. Daarbij spelen 5 modules een rol:
De prestaties worden uitgedrukt in rapportcijfers. Hierbij behaal je een 7 als je bouwt volgens het Bouwbesluit. Het streven naar maximale duurzaamheid wordt vertaald in een score van 10. De ambities die behaald moeten worden zijn minimaal een 7 voor Energie, waarbij gestreefd moet worden naar een 8, een 8,5 voor Gebruikskwaliteit (afhankelijk van het woningtype zoals seniorenwoning een 9) en gemiddeld een 7 voor de overige modulen. Binnen dit kader bestaat voor de initiatiefnemer enige ruimte/flexibiliteit om de kwaliteitseisen in te vullen.
Analyse
Bij de indiening van de omgevingsvergunning voor het bouwen zal worden verantwoord op welke wijze voldaan wordt aan de duurzaamheidsvisie van de gemeente Helmond.
Conclusie
Het plan zal aansluiten aan bij de duurzaamheidsvisie van de gemeente Helmond.
Door de gemeente Helmond is op 23 januari 2020 de 'Beleidsregel parkeernormen Helmond 2020' vastgesteld. Vanwege de huidige overcapaciteit aan parkeerplaatsen in het centrum en de wenselijkheid om de positie van het centrum te versterken en een stevige impuls te geven aan de bestrijding van leegstand, wordt de 'Beleidsregel parkeernormen Helmond 2020' gedeeltelijk aangepast.
Analyse
Uitgangspunten bij het opstellen van de parkeernormen zijn:
Onderhavig plan omvat de realisatie van een appartementencomplex ten behoeve van 78 appartementen op een locatie waar in de huidige situatie een kantoor en een detailhandelsvestiging aanwezig is. In hoofdstuk 2 is met deze gegevens de verkeersaantrekkende werking en de benodigde parkeervoorzieningen berekend.
Conclusie
Het plan sluit aan bij de 'Beleidsregel parkeernormen Helmond 2020'.
Het waterbeleid van de gemeente Helmond is vastgelegd in het Waterplan 2012-2015 dat door de gemeenteraad is vastgesteld en geeft de kaders aan waarbinnen het waterbeheer in Helmond vorm moet krijgen. Het Waterplan is door de gemeenteraad verlengd voor de periode tot en met 2018 en wordt in 2020 nog steeds gebruikt. Herziening vindt hoogstwaarschijnlijk halverwege 2020 plaats, in verband met de komst van de omgevingswet.
Het gemeentelijke waterplan is een gezamenlijk product van gemeente en waterbeheerder en geeft een uitgewerkte visie op de plaats die het water nu en in de toekomst in Helmond kan innemen. Het geeft daarbij aan wat als gewenste ontwikkeling wordt gezien.
De visie is richtinggevend voor het onderdeel water bij planvorming en invulling van projecten. Belangrijke onderwerpen in het Waterplan 2012-2015/2020 zijn:
Op deze wijze wordt het mogelijk het aspect water te betrekken bij integrale beleidsafwegingen en daarbij de consequenties van keuzes voor het water aan te geven.
Het onderwerp 'klimaatadaptatie' is benoemd in het programmaplan Duurzame en Gezonde Stad. De gemeente heeft nog geen beleid vastgesteld over dit onderwerp. Naar verwachting wordt in 2021 een uitvoeringsprogramma vastgesteld. Daar waar mogelijk worden klimaatadaptieve maatregelen al wel meegenomen in projecten en plannen.
Analyse
In paragraaf 5.1 is de waterhuishoudkundige uitwerking beschreven.
Conclusie
Het plan sluit aan bij het Waterplan Helmond 2012-2015/2018
Ruimtelijke Ordening en Milieubeleid hebben de zorg voor de kwaliteit van de leefomgeving als gemeenschappelijke doelstelling. Alleen in een zorgvuldig afwegingsproces kan een optimale afstemming plaatsvinden tussen aan gebieden toegekende functies en het veilig stellen van een beschermingsniveau van het leefmilieu. Bestaande en nieuwe bestemmingen in een gebied zijn niet altijd op voorhand verenigbaar. Milieudoelstelling en randvoorwaarden worden daarom integraal en vanaf een zo vroeg mogelijk stadium in het ruimtelijke planvormingsproces meegewogen, zodat het gebruik van de schaars beschikbare ruimte niet leidt tot conflictsituaties.
Naast een ruimtelijke invalshoek zijn er ook kwalitatieve aspecten die een rol spelen. De duurzame ontwikkeling van de stad Helmond is een belangrijk uitgangspunt dat zijn doorwerking heeft in meerdere beleidsterreinen. In dit verband is duurzaamheid op te vatten als “hoe is een plangebied te beheren of te ontwikkelen, zodat het ook door latere generaties optimaal kan worden benut”.
In deze paragraaf wordt ingegaan op de duurzaamheid en de kwaliteit van de leefomgeving in en rond het plan Europastraat, Helmond’. In het hiernavolgende komen de volgende milieuaspecten aan de orde die een rol spelen bij het plan:
De m.e.r.-regelgeving is erop gericht het milieu een volwaardige plaats in besluitvormingsprocessen te geven. Besluitvorming over ruimtelijke plannen vraagt altijd om een integrale afweging. In bepaalde gevallen is de verplichting opgelegd om de milieugevolgen van een voorgenomen activiteit evenals alternatieven hiervoor en mogelijke maatregelen, te beschrijven. In deze paragraaf is getoetst of sprake is van een m.e.r.-(beoordelings)plicht.
De ontwikkeling in het plangebied is aan te merken als een activiteit genoemd onder D.11.2 (de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject) van de bijlage behorend bij het Besluit milieueffectrapportage, maar blijft ruim onder de drempelwaarde. Het voornemen omvat de bouw van een appartementencomplex ten behoeve van 78 appartementen. Het plangebied wordt daarvoor verhard met bebouwing en bestrating. Dat wil zeggen dat er een motivering moet worden gegeven, gebaseerd op een toets die qua inhoud aansluit bij een m.e.r.-beoordeling, de diepgang kan echter anders zijn en er zijn geen vormvereisten. Deze m.e.r.-aanmeldnotitie is bijgevoegd in bijlage 4.
Relevante natuurbeschermingsregimes
De bescherming van de natuur is in Nederland geregeld via specifieke groene wet- en regelgeving en via het bestemmingsplan. De groene wetten omvatten de Wet natuurbescherming (soortbescherming, gebiedsbescherming en bescherming houtopstanden) en de Gemeentelijk verordening (kap van bomen). In een bestemmingsplan zijn de bestaande en nieuwe natuurbestemmingen en gebruiksbeperkingen ruimtelijk vastgelegd (Natuur Netwerk Nederland, specifieke landschappelijke en natuurwaarden). Dit betreft de planologische doorwerking van de provinciale Interim Omgevingsverordening, waarin ook aspecten met betrekking tot de landschappelijke kwaliteit en de natuurcompensatie zijn neergelegd.
Toets Natura 2000
In het kader van de gebiedsbescherming dient volgens de Wet natuurbescherming te worden getoetst of er effecten zijn op Natura 2000-gebieden. Hierbij dient de effectbepaling plaats te vinden middels een stikstofdepositieberekening met Aerius Calculator. Het onderzoeksrapport is als bijlage 9 bijgevoegd.
Uit de stikstofdepositieberekening volgt dat een passende beoordeling niet aan de orde is (en dus ook geen plan-MER). Ook is er geen vergunning Wet natuurbescherming voor het onderdeel N2000 nodig. Voor wat betreft het projecteffect betekent dit dat het voornemen vergunningsvrij is in het kader van onderdeel N2000 van de Wet natuurbescherming.
Toets soortbescherming
Uit de toets soortbescherming volgt dat:
Uit het aanvullend onderzoek naar vleermuizen zijn de volgende resultaten naar voren gekomen:
Er zijn geen verblijfplaatsen van vleermuizen in de te slopen bebouwing waargenomen. Eventuele verblijfplaatsen van vleermuizen in de nabije bebouwing zullen, gezien de onderlinge afstand en de schaal van de werkzaamheden, geen hinder ondervinden van de geplande sloop en nieuwbouw op de onderzoekslocatie. Door de voorgenomen werkzaamheden worden geen essentiële foerageergebieden of vliegroutes van vleermuizen aangetast.
Voor het overige geldt de algemene zorgplicht ingeval soorten tijdens de uitvoering worden aangetroffen.
Het plan is wat betreft de relevante natuurbeschermingsregimes uitvoerbaar.
Bij het mogelijk maken van nieuwe gevoelige functies is het aspect externe veiligheid van belang. Dit heeft betrekking op inrichtingen, buisleidingen en transportroutes waar een ongeval met gevaarlijke stoffen kan plaatsvinden, met fatale gevolgen voor personen die geen directe relatie hebben tot de risicovolle activiteit.
Het algemene Rijksbeleid voor externe veiligheid is gericht op het beperken en beheersen van risico's voor de omgeving vanwege:
Bij de inventarisatie van voornoemde risicovolle activiteiten is gebruik gemaakt van o.a. de provinciale risicokaart en diverse gemeentelijke informatiebronnen. Uit de inventarisatie volgt dat nabij het plangebied aan de Europaweg vier relevante risicobronnen geïdentificeerd zijn die mogelijk van invloed kunnen zijn op het plan. Weergegeven op onderstaande afbeelding.
UITSNEDE RISICOKAART
Inrichtingen
Op circa 275 meter ten noordoosten van het plangebied ligt twee Esso Tankstations (Europaweg 149). De afstand voor het plaatsgebonden risico (PR10-6/jaar) bedraagt maximaal 35 meter. Het invloedsgebied in het kader van het groepsrisico bedraagt 150 meter. Het plan ligt ruim buiten de relevante afstand voor het plaatsgebonden en groepsrisico.
Op circa 500 meter ten zuidwesten van het plangebied bevindt zich het benzinestation Frans Verbakel B.V. (Mierloseweg 206). De afstand voor het plaatsgebonden risico (PR10-6/jaar) bedraagt maximaal 35 meter. Het invloedsgebied in het kader van het groepsrisico bedraagt 150 meter. Het plan ligt ruim buiten de relevante afstand voor het plaatsgebonden en groepsrisico.
Transportroutes
Spoorlijn Eindhoven - Helmond
De spoorlijn Eindhoven - Helmond loopt ten zuiden van het plangebied. Deze spoorlijn is opgenomen in de Regeling basisnet en daarmee onder het Besluit externe veiligheid transportroutes valt. Conform de Regeling bedraagt de PR-contour (10-6/jr) maximaal 0 meter. Het invloedsgebied voor het groepsrisico bedraagt 4.000 meter.
De werkelijke afstand van het plangebied tot de transportroute bedraagt circa 650 meter. het plangebied ligt daarmee binnen het GR-invloedsgebied, maar buiten de meest relevante zone (200 meter) en ook buiten de PR-contour.
Op grond van artikel 7 van het Bevt moet worden ingegaan op de mogelijkheden voor:
Het plan omvat geen "bijzonder kwetsbare objecten", bestemd voor verminderd zelfredzame personen, binnen het invloedsgebied van de transportroute(s). Het plangebied ligt voorts geheel buiten de invloedsgebieden (1%-letaliteitsgebieden) vanwege een calamiteit met brandbare gassen, gemeten 355 meter vanaf de spoorlijn. Er is daarmee sprake van een 'standaard situatie', waarvoor een eenvoudige verantwoording volstaat:
Europaweg (onderdeel van de N270)
Langs de noordkant van het plangebied bevindt zich de Europaweg. De Risicokaart, waarop risicosituaties worden getoond die kunnen leiden rampen en crises, duidt deze doorgaande weg niet als een transportroute voor vervoer van gevaarlijke stoffen. Ook maakt de Europaweg geen onderdeel uit van het Basisnet. Voor de transportroutes die niet tot het Basisnet behoren en waarover aanzienlijke hoeveelheden gevaarlijke stoffen vervoerd worden, moet ook naar externe veiligheid gekeken worden. Dit is o.a. opgenomen in de Beleidsregels EV-beoordeling tracébesluiten. In de toelichting van deze beleidsregels verzoekt het ministerie van Infrastructuur en Waterstraat de provincies en gemeenten dit beleid ook op de transportroutes in hun beheer toe te passen.
Uit onderzoek naar provinciale wegen in Brabant door advies- en ingenieursonderneming Arcadis (Externe veiligheid provinciale wegen Provincie Noord-Brabant d.d. 29 november 2010, nr. 074838002:B), volgt dat voor de N270 geen plaatsgebonden risicocontour 10-6 per jaar gevonden is in de berekening en dat het groepsrisico kleiner is dan 0,1 maal de oriëntatiewaarde (berekende groepsrisico voor het westelijke deel van de N270 bedraagt 0,024). Omdat het groepsrisico kleiner is dan 0,1 maal de oriëntatiewaarde en redelijkerwijs kan worden aangenomen dat als gevolg van de ontwikkeling het groepsrisico met niet meer dan tien procent zal toenemen, kan op basis van artikel 8 van het Besluit externe veiligheid transportroutes worden volstaan met een beperkte verantwoording van het groepsrisico.
Overeenkomstig het gestelde in artikel 9 van het Bevt is de Veiligheidsregio in de gelegenheid gesteld om hierover een advies uit te brengen. De Veiligheidsregio heeft het volgende geadviseerd:
Het aspect externe veiligheid vormt geen planologische belemmering voor het plan.
Ruimtelijke ontwikkelingen moeten voldoen aan de regelgeving inzake geluidhinder. In de Wet geluidhinder (Wgh) wordt onderscheid gemaakt in verkeerslawaai en industrielawaai. In de Wgh zijn normen voor maximaal toelaatbare geluidsbelasting op (de gevels van) geluidgevoelige objecten vastgelegd.
Het plan omvat nieuwe geluidgevoelige objecten. Deze locatie aan de Europaweg is gelegen binnen de 200 meter brede zone van de Europaweg, Boerhaavelaan, Binnendongenstraat, de Cortenbachstraat en de Mierloseweg. De overige wegen nabij het plangebied zijn 30 km/uur wegen en volgens de Wet geluidhinder uitgezonderd van zonering.
Omdat het plangebied binnen de zone van wegen ligt, is een akoestisch onderzoek naar het wegverkeerslawaai vereist.
Verkeerslawaai
Voor wegverkeerslawaai bedraagt de voorkeursgrenswaarde 48 dB. Wanneer deze waarde wordt overschreden is het, onder voorwaarden, mogelijk een hogere waarde vast te stellen, in deze situatie tot maximaal 63 dB.
Het plangebied ligt binnen de onderzoekszone van de Europaweg, Boerhavelaan, Binnendongenstraat en de Cortenbachstraat. Om de gevelbelasting van de nieuwe woningen inzichtelijk te maken heeft Tritium Advies uit Nuenen een akoestisch onderzoek uitgevoerd: rapport "Akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai (toetsing Wet geluidhinder)" (18 november 2020, 2002/013/JOW-01). Het onderzoeksrapport is als bijlage 5 bijgevoegd.
Tritium advies concludeert dat:
Aangezien in onderhavige situatie sprake is van een procedure hogere waarde, is voor de appartementen een aanvullend onderzoek nodig ter bepaling van de geluidwering van de gevels. Bij toepassing van de juiste geluidwerende materialen en maatregelen (conform een nader onderzoek) is vervolgens een goed akoestisch woon- en leefklimaat gewaarborgd.
Het plan is beperkt gewijzigd, maar de geluidbelastingen, conclusie en maatregelen omtrent het creëren van een geluidluwe gevel zijn ongewijzigd ten opzichte van het eerdere plan.
Omgevingslawaai
In paragraaf 4.7 Bedrijven en milieuzonering wordt beschreven of sprake is van hindergevend omgevingslawaai.
Spoorlawaai
Het plangebied ligt niet binnen een geluidszone van spoorlawaai. Er is geen nader akoestisch onderzoek naar het spoorlawaai nodig.
Het aspect geluid vormt geen planologische belemmering voor het plan.
Om personen tegen de gevolgen van luchtverontreiniging te beschermen zijn in de Wet milieubeheer normen opgenomen voor bepaalde stoffen. Bij de beoordeling van het aspect luchtkwaliteit moet enerzijds aangetoond worden dat een ruimtelijke ontwikkeling niet leidt tot een (significante) overschrijding van de luchtkwaliteitsnormen en anderzijds dat ter plaatse van het plangebied sprake is van een goed woon- en leefklimaat.
Effecten plan op luchtkwaliteit
In de "Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)" zijn categorieën van gevallen genoemd die niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie van fijnstof in de buitenlucht. Zo is een project met maximaal 1.500 woningen (netto) bij minimaal 1 ontsluitingsweg één van de genoemde gevallen. Onderhavig plan omvat de realisatie van een appartementencomplex ten behoeve van 78 appartementen op een locatie waar in de huidige situatie een kantoor en een detailhandelsvestiging aanwezig is en betreft daarmee een project dat niet in betekenende mate bijdraagt aan de concentratie van fijnstof in de buitenlucht. Er is geen nader onderzoek nodig.
Goed woon- en leefklimaat
Het plan ligt niet in de nabijheid van zware industrie, (een concentratie van meerdere) intensieve veehouderijen of drukke vaarwegen. Voor de beoordeling van het woon- en leefklimaat wordt alleen gekeken naar luchtverontreiniging van verkeer op wegen in de omgeving.
In de Wet milieubeheer zijn voor een groot aantal stoffen grenswaarden opgenomen, maar uit onderzoek blijkt dat langs wegen alleen overschrijdingen van de grenswaarden voor fijnstof (PM10) en stikstofdioxide (NO2) kunnen optreden. Voor de overige stoffen waarvoor grenswaarden zijn opgenomen in de Wm treden naar verwachting nergens langs het Nederlandse wegennet overschrijdingen van deze grenswaarden op.
De monitoringstool die in het kader van het NSL (Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit) is opgesteld, geeft de de volgende jaargemiddelden voor de relevante stoffen ter plaatse van het meest relevante meetpunt 'Europaweg, Helmond; 43599'.
categorie | grenswaarde | 2018 | 2020 | 2030 | ||
jaargemiddelde concentratie NO2 | 40 µg/m³ | 27,2 | 23,6 | 13,4 | ||
jaargemiddelde concentratie PM10 | 40 µg/m³ | 20,9 | 19,2 | 15,5 | ||
jaargemiddelde concentratie PM2.5 | 25 µg/m³ | 13,0 | 11,6 | 8,5 | ||
overschrijdingsdagen per jaar- gemiddelde concentratie PM10 | 35 | 8,7 | 7,0 | 6,0 |
Uit de resultaten van de Monitoringstool blijkt dat aan alle grenswaarden wordt voldaan. Er is daarmee sprake van een goed woon- en leefklimaat ter plaatse van het plangebied.
Het aspect luchtkwaliteit vormt geen planologische belemmering voor het plan.
Bij ruimtelijke ontwikkelingen nabij agrarische bedrijven is het aspect geurhinder van belang. Er moet worden aangetoond dat het plan geen belemmering vormt voor agrarische bedrijven en dat sprake is van een goed woon- en leefklimaat ter plaatse van het plan.
De Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) bevat het beoordelingskader voor geurhinder van veehouderijen die vergunningplichtig zijn op basis van de Wet milieubeheer (Wm). Het beoordelingskader is als volgt:
Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen concentratiegebieden (conform Reconstructiewet) en niet-concentratiegebieden en tussen situaties binnen de bebouwde kom en buiten de bebouwde kom. De wet beschrijft in artikel 3 de maximale norm voor geurbelasting van een veehouderij ten opzichte van een gevoelig object in vier situaties, zie onderstaande tabel.
Concentratiegebied | Niet-concentratiegebied | ||
Binnen bebouwde kom | diercategorieën Rgv | max. 3 ouE/m³ | max. 2 ouE/m³ |
andere diercategorieën | min. 100 m t.o.v. geurgevoelig object | min. 100 m t.o.v. geurgevoelig object | |
Buiten bebouwde kom | diercategorieën Rgv | max. 14 ouE/m³ | max. 8 ouE/m³ |
andere diercategorieën | min. 50 m t.o.v. geurgevoelig object | min. 50 m t.o.v. geurgevoelig object |
Geurnormen Wgv
De Wgv biedt gemeenten de mogelijkheid om afwijkende geurnormen vast te stellen voor (delen van) het grondgebied. Op deze wijze kan de gemeente een geurhinderbeleid vaststellen dat is afgestemd op de plaatselijke situatie.
Regeling geurhinder en veehouderij
In de Regeling geurhinder en veehouderij (Rgv) is de wijze vastgelegd waarop:
Activiteitenbesluit
Per 1 januari 2013 zijn agrarische activiteiten onder de werkingssfeer van het Activiteitenbesluit gebracht. In het Activiteitenbesluit zijn voor alle agrarische activiteiten, waaronder akkerbouwbedrijven en veehouderijen, eisen opgenomen. Voor de veehouderijen is aangesloten bij de systematiek uit de Wgv, dat wil zeggen dat in bepaalde gevallen een maximaal toegestane geurbelastingen geldt (diercategorieën waarvoor een geuremissiefactor is vastgesteld, bijvoorbeeld varkens en pluimvee) en in andere gevallen vaste afstandseisen gelden (diercategorieën waarvoor geen geuremissiefactor is vastgesteld, waaronder melkrundvee).
Gezien de ligging van het plangebied binnen de bebouwde kom van Helmond zijn er in de directe nabijheid geen veehouderijen aanwezig. De dichtstbijzijnde veehouderij is op circa 1,9 km afstand gelegen.
Het aspect geurhinder veehouderijen vormt geen planologische belemmering voor het plan.
Om te voorkomen dat als gevolg van het plan voorzienbare hinder en gevaar door milieubelastende activiteiten optreden moet worden getoetst of:
Basis voor deze toetsing vormt de handreiking "Bedrijven en milieuzonering" (VNG, Den Haag, 2009), waarin richtafstanden zijn opgenomen voor diverse bedrijfstypen.
In de handreiking wordt onderscheid gemaakt tussen twee omgevingstypen: een rustige woonwijk en gemengd gebied. In een gemengd gebied mag een kleinere richtafstand dan in een rustige woonwijk worden aangehouden. De richtafstanden mogen dan met één 'afstandstap' worden teruggebracht.
Omgevingstype
Het omgevingstype van voorliggend plangebied is een gemengd gebied. In de omgeving is sprake van matige tot sterke functiemenging. Direct naast woningen komen andere functies voor zoals detailhandelsvoorzieningen. De richtafstand wordt derhalve met één stap te verlaagd.
Invloed plan op de omgeving
Het plan betreft woningbouw. Er is derhalve geen sprake van milieutechnische uitstraling op de omgeving.
Invloed omliggende inrichtingen op plan
Hieronder staat een overzicht van de bedrijven in de directe omgeving, de SBI-code, de milieucategorie en de bijbehorende richtafstand, alsmede de werkelijke afstand tot het bouwvlak van het dichtstbijzijnde milieugevoelige object binnen het plangebied.
Bedrijf | SBI-code | categorie | richtafstand | werkelijke afstand |
Mierloseweg 52: HUBO | 4752 | 2 | 10 m | 25 m |
Mierloseweg 86: Driessen de Verffabriek |
4673.2 | 2 | 10 m | 20 m |
Mierloseweg 86G: Sanitair-online | 63, 69 t/m 71, 73, 74, 77, 78, 80 t/m 82 | 1 | 0 m | 18 m |
Mierloseweg 88: Gruyters woninginrichting | 466 | 2 | 10 m | 30 m |
Europaweg 97: Regionaal autisme centrum | 63, 69 t/m 71, 73, 74, 77, 78, 80 t/m 82 | 1 | 0 m | 1,5 m |
Binnendongenstraat 1-3: Wasser Automaterialen B.V. | 4752 | 2 | 10 m | 30 m |
Binnendongenstraat 4: mogelijkheid tot categorie 2 | 4752 | 2 | 10 m | 12 m |
Uit bovenstaande tabel blijkt dat de omliggende bedrijven buiten de richtafstanden gelegen zijn en er geen hinder van deze bedrijven is te verwachten.
De appartementen zijn wel op korte afstand van het trafostation beoogd. Derhalve is hiervoor een akoestisch onderzoek uitgevoerd om enerzijds aan te tonen dat ter plaatse van de nieuwe appartementen een akoestisch goed woon- en leefklimaat is gewaarborgd en anderzijds dat de betreffende nutsvoorzieningen c.q. trafostation niet belemmerd worden in hun functioneren.
Tritium Advies uit Nuenen heeft een akoestisch onderzoek uitgevoerd: rapport "Akoestisch onderzoek omgevingslawaai" (17 november 2020, 2002/013/JOW-02.vA). Het onderzoeksrapport is als bijlage 6 bijgevoegd. Uit het onderzoek blijkt dat er geen belemmering is door het trafostation. In het onderzoek was nog sprake van het realiseren van de nieuwe appartementen op de plangrens van het perceel met het trafostation. In middels is het bouwplan aangepast en is de bebouwing op grotere afstand van het trafostation gelegen. De nieuwe situatie is hiermee verbeterd ten opzichte van de onderzochte situatie.
Hieruit volgt dat voor het aspect geluid geen bezwaren zijn voor de beoogde juridisch-planologische procedure. Het plan vormt tevens geen belemmering voor de omliggende bedrijven.
Het aspect bedrijven en milieuzonering vormt geen planologische belemmering voor het plan.
Uitgangspunt is dat de bodemkwaliteit geen onaanvaardbaar risico oplevert voor de gebruikers van de bodem. Bij een ruimtelijke ontwikkeling moet worden beoordeeld of de bodemkwaliteit past bij deze nieuwe functie.
Europaweg 99
Om de huidige bodemkwaliteit inzichtelijk te maken heeft Lankelma Geotechniek Zuid B.V. uit Oirschot een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd: rapport "Verkennend bodemonderzoek Europaweg 99 te Helmond" (10 september 2019, 1901037.001). Het onderzoeksrapport is bijgevoegd als bijlage 7.
Lankelma Geotechniek Zuid B.V. concludeert dat:
Op basis van voornoemde samenvatting en conclusies is nader bodemonderzoek vanuit milieuhygiënisch oogpunt gezien niet aan de orde. De aangetoonde gehalten in de grond en het grondwater ter plaatse van de erfscheiding met Europaweg 101 worden veroorzaakt door de daar aanwezige verontreiniging.
Europaweg 101
Om de huidige bodemkwaliteit inzichtelijk te maken heeft Lankelma Geotechniek Zuid B.V. uit Oirschot een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd: rapport "Verkennend bodemonderzoek Europaweg 101 te Helmond" (10 oktober 2019, 1901037.001). Het onderzoeksrapport is bijgevoegd als bijlage 8.
Middels onderhavig bodemonderzoek is de milieuhygiënische kwaliteit van de grond en het grondwater vastgelegd. In het kader van de Wet bodembescherming zijn aanvullende procedures noodzakelijk. Op basis van de bevindingen uit onderhavig bodemonderzoek zijn er, ons inziens, vanuit milieuhygiënisch oogpunt derhalve belemmeringen c.q. beperkingen voor de voorgenomen ontwikkeling op deze locatie.
De omvang van de sterke verontreiniging met minerale olie/aromaten in de grond is, aan de hand van de uitgevoerde bodemonderzoeken (zintuiglijke waarnemingen en analysen), in horizontale en verticale richting afgebakend tot gehalten beneden of rond de achtergrondwaarde. De (sterke) verontreiniging concentreert zich in het gebied met de boringen (B01, B102 (onderzoek 1901037). De verontreiniging in de grond bevindt zich vanaf ca. 1,5 tot een diepte van circa 3 m-mv. Het oppervlak met een matige/sterke verontreiniging wordt op basis van de zintuiglijke waarnemingen en analyseresultaten ingeschat op circa 50 m2. Het oppervlak van de lichte verhoging is enigszins groter.
De omvang van de sterke verontreiniging met minerale olie/aromaten in het grondwater is, aan de hand van de uitgevoerde bodemonderzoeken (zintuiglijke waarnemingen en analysen), in horizontale en verticale richting afgebakend tot gehalten beneden of rond de streefwaarde. De (sterke) verontreiniging concentreert zich in het gebied met de boringen (B01, B102 en B106 (onderzoek 1901037). De verontreiniging in het grondwater bevindt zich vanaf ca. 1,5 tot een diepte van circa 4,5 m-mv. Het oppervlak met een matige sterke verontreiniging wordt op basis van de zintuiglijke waarnemingen en analyseresultaten ingeschat op circa 100 m2. Het oppervlak van de lichte verhoging is enigszins groter.
De omvang van de sterke verontreiniging met minerale olie en vluchtige aromaten is aan de hand van de uitgevoerde bodemonderzoeken, behoudens in noordelijke richting, in horizontale richting afgebakend tot gehalten beneden of rond de streefwaarde/achtergrondwaarde. In verticale richting is de verontreiniging in het grondwater niet volledig ingekaderd tot beneden of rond de streefwaarde De contour van de (sterke) verontreiniging met minerale olie en vluchtige aromaten in het grondwater is enigszins groter als die van de contour van de verontreiniging in de grond. De verontreiniging is waarschijnlijk ontstaan vóór 1987.
Daar de omvang van de sterke verontreiniging groter is dan 25 m3 (grond en 100 m3 (grondwater), is er sprake van een geval van ernstige bodemverontreiniging. Omdat de verontreiniging naar verwachting is ontstaan vóór 1987, is de zogenaamde zorgplicht hier niet van toepassing. Om graafwerkzaamheden in sterk verontreinigde grond te verrichten is toestemming vereist van het bevoegd gezag. Hiertoe dient men een saneringsplan op te stellen.
Het aspect bodemkwaliteit vormt geen planologische belemmering voor het plan omdat sanering van de verontreinigde grond mogelijk is. Na sanering zijn de gronden geschikt voor de toekomstige functie.
Het aspect volksgezondheid heeft de laatste jaren meer aandacht gekregen bij het opstellen van bestemmingsplannen. Aangetoond moet worden dat een ruimtelijke ontwikkeling geen negatief effect heeft op de volksgezondheid.
Een beoordeling van de effecten op de volksgezondheid doet zich met name voor de ontwikkeling van of in de buurt van veehouderijen, boom- en fruitteelt en hoogspanningsverbindingen. In deze paragraaf wordt het plan aan deze aspecten getoetst.
Bij het beoordelen van de effecten van veehouderijen op de volksgezondheid wordt onderscheid gemaakt in endotoxinen en geitenhouderijen.
Endotoxinen
Endotoxinen zijn bouwstenen van bepaalde bacteriën die een toxisch effect op de mens kunnen hebben en tot gezondheidsklachten kunnen leiden. Endotoxinen komen vaak voor in fijnstof van intensieve veehouderijen. De Gezondheidsraad hanteert een advieswaarde van 30 endotoxine-eenheden per kubieke meter (EU/m³) voor de maximale blootstelling aan endotoxinen in de buitenlucht over een langere periode.
Omdat thans nog een toetsingskader wordt voorbereid, wordt voor de beoordeling de "Notitie Handelingsperspectieven Veehouderij en Volksgezondheid: Endotoxine toetsingkader 1.0" gehanteerd. Daarin zijn afstandsgrafieken opgenomen voor de relevante diersoorten vleeskuikens, legkippen en vleesvarkens gerelateerd aan de fijnstofemissie. In algemene zin kan worden gesteld dat het effect van endotoxinen tot maximaal 600 meter van veehouderijen plaatsvindt.
Analyse
Het plan omvat nieuwe, milieugevoelige objecten. In een straal van 600 meter rondom het plangebied zijn geen (intensieve) veehouderijen actief. Er hoeft geen nadere beoordeling van het aspect endotoxinen plaats te vinden. Er is sprake van een goed woon- en leefklimaat ten aanzien van endotoxinen.
Geitenhouderijen
Uit onderzoek is gebleken dat omwonenden in een straal van 2 km rondom geitenhouderijen een verhoogde kans hebben op longontsteking. Bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen in de omgeving van geitenhouderijen moet beoordeeld worden of er een effect is op de volksgezondheid.
Analyse
Het plan omvat nieuwe, milieugevoelige objecten. In een straal van 2 km rondom het plangebied zijn echter geen geitenhouderijen met meer dan 100 geiten actief. Er hoeft geen nadere beoordeling van het aspect geitenhouderijen plaats te vinden. Er is sprake van een goed woon- en leefklimaat ten aanzien van geitenhouderijen.
Bij boom- en fruitteelt worden vaak gewasbeschermingsmiddelen gebruikt. Deze middelen kunnen een gevaar opleveren voor de volksgezondheid. Als gevolg van de wind kunnen gewasbeschermingsmiddelen verwaaien. Dit wordt drift genoemd. Om te voorkomen dat derden als gevolg van drift in aanraking komen met gewasbeschermingsmiddelen wordt een spuitzone van 50 meter gehanteerd.
Analyse
Het plan leidt tot het toevoegen van 78 woningen waar personen gedurende langere tijd verblijven. Binnen 50 meter rondom het plangebied zijn geen kwekerijen aanwezig of kunnen kwekerijen worden ontwikkeld. Geconcludeerd wordt dat er geen rekening gehouden hoeft te worden met spuitzones als gevolg van boom- en fruitteelt.
De magnetische velden in de buurt van hoogspanningsverbindingen kunnen invloed hebben op de gezondheid. Het beleid van de Rijksoverheid is erop gericht om zoveel als redelijkerwijs mogelijk is, te vermijden dat er nieuwe situaties ontstaan waarbij kinderen langdurig verblijven in het gebied rondom bovengrondse hoogspanningsverbindingen waarbinnen het jaargemiddelde magneetveld hoger is dan 0,4 microtesla.
Analyse
Het plan leidt tot het toevoegen van 78 woningen waar kinderen gedurende langere tijd verblijven. Daarnaast wordt opgemerkt dat er sprake is van een zeer grote afstand tot hoogspanningsverbindingen, namelijk ruim 2.650 meter, en dat het schadelijke magneetveld zich tot maximaal enkele honderden meters van de hoogspanningsverbinding uitstrekt. Er is geen nader onderzoek nodig.
Het aspect volksgezondheid vormt geen planologische belemmering voor het plan.
Het plangebied ligt binnen het beheergebied van Waterschap Aa en Maas.
De watertoets is het hele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten. Het doel van de watertoets is dat de waterbelangen evenwichtig worden meegewogen bij de totstandkoming van een plan. Deze waterparagraaf is een onderdeel van de watertoets. De waterparagraaf beschrijft zowel de huidige als toekomstige waterhuishoudkundige situatie (oppervlaktewater, grondwater, hemelwater en afvalwater).
Grondwater
Ondergrondse voorzieningen moeten waterdicht worden aangelegd, indien het verblijfsruimten betreft (eis Bouwbesluit). Als de ondergrondse voorziening geen verblijfsruimte is, is het waterdicht maken niet verplicht op grond van het Bouwbesluit. De gemeente kan echter niet aangesproken worden op het handhaven van een bepaald grondwaterpeil om diepliggende ondergrondse voorzieningen droog te houden. Bij grondwateroverlast is de perceeleigenaar in eerste instantie aan zet om het probleem te verhelpen. Het beleid ten aanzien van grondwateroverlast is vastgelegd in het 'verbreed gemeentelijk rioleringsplan 2019-2023'. De gemeente zal geen maatregelen treffen om de grondwaterstand permanent te verlagen ten opzichte van het huidige niveau.
Riolering
Op het gemengde stelsel wordt geloosd.
Voorkeursvolgorde omgaan met regenwater
De voorkeursvolgorde voor het omgaan met regenwater is: hergebruik, infiltratie, buffering en afvoer. Bij hergebruik kan gedacht worden aan de aanleg van gescheiden watercircuits door het hergebruik van bijvoorbeeld regenwater (drinkwater, grijswater, huishoudwater). De ervaringen met een aantal proefprojecten leert echter dat deze pas rendabel zijn bij projecten met 1000 of meer te bouwen woningen. Ook de aangescherpte regelgeving maakt het grootschalige hergebruik van (regen)water niet snel haalbaar. In dit plan wordt geen rekening gehouden met hergebruik van regenwater.
Voor de aspecten infiltratie, buffering en afvoer wordt onderstaand aangegeven hoe hiermee omgegaan wordt.
Hydrologisch neutraal ontwikkelen
Voorkomen vervuiling
Uitgangspunt bij elke ruimtelijke ontwikkeling is, dat de kwaliteit van oppervlaktewater en grondwater niet mag verslechteren ten opzichte van de huidige situatie. Waar mogelijk wordt een verbetering nagestreefd. De waterkwaliteit wordt beïnvloed door het (veranderende) ruimtegebruik en het gebruik van bouwmaterialen.
Het nieuwbouwplan brengt wel enige verandering van het huidige ruimtegebruik met zich mee, maar geen sprake is van een geheel andere situatie. Eerder is in de toekomstige situatie sprake van een vergelijkbare met de huidige, waarbij omdat sprake is van nieuwbouw wel rekening kan worden gehouden met de te gebruiken bouwmaterialen.
Bouwmaterialen:
De gemeente streeft naar het terugdringen van het gebruik van uitlogende bouwmaterialen (koper, zink, lood) om de water- en bodemkwaliteit niet negatief te beïnvloeden. Dit aspect is als aanbeveling opgenomen in het pakket duurzaam bouwen en is ook van toepassing op het onderhavige plangebied.
Van de initiatiefnemer wordt verwacht dat deze het vrijkomende regenwater niet onnodig vervuild en daarom geen uitlogende bouwmaterialen gebruikt.
Het gebied ligt niet in een grondwaterbeschermingsgebied, waardoor er geen extra eisen vanuit de Provinciale Milieuverordening van toepassing zijn.
Gebruik onkruidwerende middelen in groen en op verhardingen:
Voor het gebruik van onkruidwerende middelen in groen en op verharding volgt de gemeente Helmond het landelijke beleid. Onkruidwerende middelen worden al sinds enkele jaren niet meer gebruikt in openbaar groen. Voor bestrijding op verhardingen vindt gebruik, voor zover toegestaan, plaats via de DOB-systematiek. Vanaf 2015 vindt bestrijding op verhardingen alleen nog mechanisch plaats, dat wil zeggen: branden, heet water en/of borstelen.
Er heeft geen specifiek onderzoek plaatsgevonden naar de infiltratiecapaciteit van de bodem. Uit het uitgevoerde bodemonderzoek (zie paragraaf 4.8) blijkt dat ter plaatse sprake is van een zandbodem. De waterdoorlatendheid is goed.
Oppervlaktewater
Er is in de huidige situatie geen oppervlaktewater in de buurt.
Waterschapsbelangen
Het plangebied ligt niet in of nabij een gebied waarin waterschapsbelangen een rol spelen, zoals waterkering, waterberging of waterwinning.
Riolering
In de huidige situatie is geen riolering aanwezig. Voor de toekomstige situatie wordt het gebied voorzien van een (verbeterd) gescheiden stelsel.
Het plangebied vraagt geen extra zorg met betrekking tot wateroverlast / water-op-straat vanuit het rioolstelsel.
Vuilwater (DWA)
Uitgangspunt is dat het vuile afvalwater en het schone hemelwater worden gescheiden.
Het vuile afvalwater zal op de bestaande riolering in de Europaweg geloosd worden.
Regenwater (HWA)
Het plan voorziet in de realisatie een appartementencomplex ten behoeve van 78 appartementen op een locatie die in het huidige bestemmingsplan de bestemmingen 'Gemengd' en 'Kantoor' heeft. Op grond van het bestaande bestemmingsplan is er geen toename van verhard oppervlak (vrijstelling van compensatie) en is er geen extra waterbergingsbehoefte.
Door infiltratie van het hemelwater ter plaatse kan worden voorkomen dat er een versnelde afvoer plaatsvindt. De mogelijkheden hiervoor worden in het bouwplan nader bekeken en zo mogelijk uitgewerkt.
Het Waterschap kan instemmen met het plan. De tekstuele opmerking en de suggestie zijn opgenomen in de toelichting.
Ten behoeve van de bescherming van natuurwaarden geldt de Wet natuurbescherming. De daarin opgenomen bescherming omvat de onderdelen:
Gebiedsbescherming
Het plangebied ligt niet binnen en op enige afstand van NNB (circa 6.000 meter van ''Stabrechtse Heide & Beuven''). Gezien de aard, omvang en effectbereik van het voornemen én de afstand ten opzichte van NNB, zijn negatieve effecten op de wezenlijke kenmerken en waarden van de NNB ter plaatse, op voorhand uit te sluiten. Een nee, tenzij-toets en compensatieplicht is daarmee niet aan de orde.
Ook bij ontwikkelingen buiten natuurgebieden moet het effect worden beoordeeld, de zogenaamde 'externe werking'. Het gaat dan met name om stikstofdepositie. Conform de Wet natuurbescherming mag de stikstofdepositie namelijk niet toenemen. Er geldt dan ook een grenswaarde van 0,00 mol/hectare/jaar. Om de effecten van onderhavig plan op de omliggende Natura 2000-gebieden te bepalen is een stikstofdepositie-onderzoek uitgevoerd. Het onderzoeksrapport is als bijlage 9 bijgevoegd. Uit het onderzoek volgt dat zowel in de bouwfase als in de gebruiksfase wordt voldaan aan de genoemde grenswaarde. Er is dan ook geen ontheffing in het kader van de Wet natuurbescherming nodig.
Naast stikstofdepositie, kunnen nog 19 andere storingsfactoren met betrekking tot Natura 2000 aan de orde zijn. Gezien de aard, omvang en effectbereik van het voornemen én vanwege de afstand ten opzichte van Natura 2000-gebied, zijn significant negatieve effecten vanwege deze storingsfactoren op voorhand uit te sluiten. Voor deze storingsfactoren is een vergunning Wnb en/of passende beoordeling met plan-MER niet aan de orde.
Soortenbescherming
Bij ontwikkeling van het initiatief kunnen natuurwaarden in het gebied verstoord worden. Econsultancy heeft een quickscan flora en fauna uitgevoerd om de effecten van het plan op beschermde soorten te bepalen: rapport "Quickscan flora en fauna Europaweg 99 en 101 te Helmond" (17 maart 2020, 12162.001). Het onderzoeksrapport is bijgevoegd als bijlage 10.
Op basis van dit onderzoek concludeert Econsultancy dat de voorgenomen plannen niet leiden tot overtreding van de Wet natuurbescherming, mits:
Econsultancy heeft een aanvullend onderzoek vleermuizen uitgevoerd om de effecten van het plan op vleermuizen te bepalen: rapport "Aanvullend onderzoek vleermuizen Europaweg 99 en 101 te Helmond" (16 oktober 2020, 12162.002). Het onderzoeksrapport is bijgevoegd als bijlage 11.
Uit het aanvullend onderzoek naar vleermuizen zijn de volgende resultaten naar voren gekomen:
Er zijn geen verblijfplaatsen van vleermuizen in de te slopen bebouwing waargenomen. Eventuele verblijfplaatsen van vleermuizen in de nabije bebouwing zullen, gezien de onderlinge afstand en de schaal van de werkzaamheden, geen hinder ondervinden van de geplande sloop en nieuwbouw op de onderzoekslocatie. Door de voorgenomen werkzaamheden worden geen essentiële foerageergebieden of vliegroutes van vleermuizen aangetast.
Tot slot wordt opgemerkt dat de zorgplicht als genoemd in artikel 1.11 van de Wet natuurbescherming te allen tijde van toepassing is.
Bescherming van houtopstanden
Binnen het plangebied komen enkele bomen en wat ander groen voor dat moet worden verwijderd. Dit groen valt niet onder de beschermingsregimes voor houtopstanden (Wnb, APV en bestemmingsplan). Een meldings-, vergunning- en herplantplicht, is daarmee niet aan de orde.
Het aspect natuurwaarden vormt geen planologische belemmering voor het plan.
Conform het bepaalde in artikel 3.1.6 Bro moet bij ruimtelijke ontwikkelingen rekening gehouden worden met de in de grond aanwezige dan wel te verwachten archeologische monumenten.
De op 26 september 2017 door de gemeenteraad vastgestelde 'Archeologische beleidskaart Helmond' (versie april 2017) geeft de gebieden aan waar archeologische resten in de bodem aanwezig zijn of verwacht mogen worden. Het onderhavig plangebied betreft een gebied waar op archeologische en landschappelijke gronden de kans op behoudenswaardige resten uiterst klein wordt geacht. In geval van voorgenomen bodemingrepen is hier geen voorafgaand archeologisch onderzoek nodig.
Ondanks een zorgvuldige afweging kan nooit volledig worden uitgesloten dat er tijdens werkzaamheden archeologische sporen of resten worden aangetroffen. Conform artikel 5.10 van de Erfgoedwet dient hiervan melding te worden gemaakt bij de Minister. Daarnaast kunnen deze vondsten worden gemeld bij de gemeentelijke archeoloog van de gemeente Helmond.
Het aspect archeologie vormt geen planologische belemmering voor het plan.
Conform het bepaalde in artikel 3.1.6 Bro moet bij ruimtelijke ontwikkelingen rekening gehouden worden met de aanwezige cultuurhistorische waarden.
Binnen het plangebied bevinden zich geen gemeentelijke of van rijkswege beschermde monumenten. De 'Cultuurhistorische Waardenkaart' van de provincie Noord-Brabant geeft geen aanvullende cultuurhistorische informatie over het plangebied.
Het aspect cultuurhistorie vormt geen planologische belemmering voor het plan.
In dit hoofdstuk wordt de haalbaarheid van dit bestemmingsplan aangetoond. Een bestemmingsplan moet zowel in financieel als in maatschappelijk opzicht haalbaar zijn. Er wordt daarom een korte financiële toelichting gegeven en daarnaast worden de doorlopen procedures weergegeven.
Artikel 6.12 lid 1 Wro verplicht de gemeente een exploitatieplan vast te stellen voor gronden waarop bepaalde bouwactiviteiten zijn voorgenomen, tenzij het kostenverhaal 'anderszins verzekerd' is (artikel 6.12 lid 2a Wro). In artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) zijn de bouwactiviteiten genoemd waarvoor het vaststellen van een exploitatieplan verplicht is. De in voorliggend bestemmingsplan opgenomen ontwikkelingen behoren niet tot de in het Bro genoemde bouwactiviteiten. Het vaststellen van een exploitatieplan is derhalve niet verplicht.
De gemeente heeft een anterieure overeenkomst gesloten met de initiatiefnemer waarmee de kosten 'anderszins verzekerd' zijn.
Het ontwerpbestemmingsplan ‘Helmond West - Houtsdonk / Binnendongenstraat Oost’ wordt conform artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening in vooroverleg gezonden naar de betreffende personen en instanties. Daarnaast doorloopt het plan de procedure van artikel 3.8 en verder van de Wet ruimtelijke ordening. De resultaten van deze procedures zijn opgenomen in hoofdstuk 8.
In dit hoofdstuk wordt toegelicht op welke wijze het plan juridisch is vertaald. Deze juridische vertaling is bindend.
Het bestemmingsplan bestaat uit:
De toelichting heeft geen juridisch bindende werking. De toelichting heeft wel een belangrijke functie voor de onderbouwing van het plan en ook bij de verklaring van de bestemmingen en planregels, en in het bijzonder ten aanzien van de regels inzake nadere eisen en afwijkingen.
De planregels vormen de juridische regels voor gebruik van de gronden, de toegelaten bebouwing en het gebruik van aanwezige en/of op te richten bouwwerken.
De verbeelding geeft de geografische ligging van de bestemmingen en aanduidingen weer. De verbeelding vormt samen met de planregels het juridisch bindende deel van het bestemmingsplan.
Het bestemmingsplan voldoet aan de Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2012.
De indeling van de planregels is als volgt.
Hoofdstuk 1 Inleidende regels
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Hoofdstuk 3 Algemene regels
Hoofdstuk 4 Overgangsregels
Hoofdstuk 1 Inleidende regels
Begrippen (artikel 1)
In dit artikel zijn de begrippen die in de planregels worden gehanteerd gedefinieerd. Bij de toetsing aan het bestemmingsplan moet worden uitgegaan van de in dit artikel aan de betreffende begrippen toegekende betekenis.
Wijze van meten (artikel 2)
In dit artikel is aangegeven hoe de hoogte en andere maten, die bij het bouwen in acht genomen dienen te worden, gemeten moeten worden.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Wonen (artikel 3)
Deze bestemming is opgenomen ten behoeve van het appartementencomplex. In de regels is onderscheid gemaakt tussen hoofdgebouwen en aan- en bijgebouwen. Het gebouw dat door zijn constructie of afmetingen als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken, wordt beschouwd als het hoofdgebouw. Bijgebouwen zijn in architectonisch opzicht te onderscheiden van, en ondergeschikt aan, het hoofdgebouw. Hoofdgebouwen moeten binnen de bouwvlakken worden gebouwd. Daarnaast zijn er specifieke regels opgenomen voor aan-, uit- en bijgebouwen.
Hoofdstuk 3 Algemene regels
Anti-dubbeltelregel (artikel 4)
Regelt dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde gebouwen en bouwwerken niet meer dan een bepaald deel van een bouwperceel mogen beslaan, het opengebleven terrein niet nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw of bouwwerk, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld.
Algemene bouwregels (artikel 5)
Hierin staat een verbod om te bouwen als daardoor andere bouwwerken met bijbehorend bouwperceel niet langer voldoen aan, en/of meer gaan afwijken van plan. Tevens opgenomen laad- en losmogelijkheden en de mogelijkheid om nadere eisen te stellen.
Algemene gebruiksregels (artikel 6)
Hier is een verbod opgenomen om de gronden en/of bouwwerken te gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met de bestemming(en).
Algemene afwijkingsregels (artikel 7)
Geeft het bevoegd gezag de bevoegdheid om een afwijking te verlenen van bepaalde, in het bestemmingsplan geregelde, onderwerpen.
Algemene wijzigingsregels (artikel 8)
Geven burgemeester en wethouders de bevoegdheid het plan onder voorwaarden te wijzigen voor geringe wijzigingen van de bestemmingsgrenzen.
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels
Overgangsrecht (artikel 9)
Voor volgens de regels afwijkende bestaande bebouwing is voor de omvang, het onderhoud en de herbouw een overgangsregel opgenomen. Dit artikel bevat tevens een overgangsregel ten aanzien van het voortzetten van bestaand gebruik dat in strijd met het bestemmingsplan is.
Slotregel (artikel 10)
Hier wordt vermeld onder welke naam de regels van dit bestemmingsplan kunnen worden aangehaald.
Het bestemmingsplan doorloopt de gebruikelijke procedure. De voorziene procedurestappen zijn:
Op grond van de gemeentelijke inspraakverordening wordt een omgevingsdialoog gehouden. Op maandag 6 juli 2020 heeft dit plaatsgevonden voor alle omwonenden die belanghebbend zijn bij de ontwikkeling van het plan. Hiervoor zijn met name de directe buren, welke met hun perceel tegen het te ontwikkelen perceel aan liggen uitgenodigd. Dit betreffen de adressen van de woningen aan de Mierloseweg 62 t/m 86i. De opkomst van de inloopavond was erg hoog.
De bedrijven die met hun perceel tegen het te ontwikkelen perceel aan liggen zijn al eerder in een persoonlijk gesprek geïnformeerd over het initiatief. Zowel de inloopavond als de persoonlijke gesprekken zijn voorspoedig verlopen.
De bewoners in het oostelijke bouwblok (grenzend aan het initiatief) staan niet negatief tegenover het plan. Zij hebben erg diepe percelen met hierin meestal bomen, dus de inkijk is zeer beperkt vanaf het nieuwe gebouw. De bewoners van de Mierloseweg 66 en 68 hebben gevraagd of het mogelijk is om een achterom te maken via onderhavig plangebied. Dit wordt onderzocht.
De bewoners van het westelijk bouwblok (grenzend aan het initiatief) aan de Mierlosweg zijn minder positief gestemd over de komst van onderhavig bouwplan. De tuinen behorende bij hun woningen zijn minder diep, waardoor het bouwplan kort op de woningen wordt gerealiseerd. Afgesproken is dat de bewoners betrokken worden bij het ontwerp van de zijgevel. Daarnaast zal er een bezonningsstudie worden uitgevoerd (reeds uitgevoerd en als bijlage opgenomen).
In het kader van het overleg ex artikel 3.1.1 Bro is het voorontwerpbestemmingsplan toegezonden aan de betrokken instanties.
De vooroverleg partners zijn akkoord. De Veiligheidsregio en de Provincie geven aan geen opmerkingen te hebben. Het Waterschap heeft wel een tekstuele opmerking en een vraag gesteld. Deze zijn verwerkt in de toelichting.
Het ontwerpbestemmingsplan is, conform de wettelijke procedure, op 20 januari 2022 gepubliceerd en heeft vanaf 21 januari 2022 tot en met 3 maart 2022 zes weken ter inzage gelegen. Er is binnen genoemde termijn één schriftelijke zienswijze van de Provincie Noord-Brabant naar voren gebracht. In de in bijlage 12 opgenomen Nota van zienswijzen is deze samengevat en becommentarieerd.
De zienswijze geeft geen aanleiding tot aanpassing van het plan. Wel worden 2 bijlagen toegevoegd en wordt een paragraaf in de toelichting geactualiseerd.
Het bestemmingsplan "Helmond West - Houtsdonk / Binnendongenstraat Oost" is op 10 mei 2022 ongewijzigd vastgesteld.