direct naar inhoud van Regels
Plan: Zuidrand Goirle, locatie Van Besouw
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0785.BP2019001Zuidbesou-vg01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan "Zuidrand Goirle, locatie Van Besouw" met identificatienummer NL.IMRO.0785.BP2019001Zuidbesou-vg01 van de gemeente Goirle.

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen).

1.3 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 aan huis verbonden bedrijf:

het verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke - geheel of overwegend door middel van handwerk uit te oefenen - bedrijvigheid dat door ten minste één bewoner van een woning in die woning en/of een bijbehorend bijgebouw wordt uitgeoefend, waarvan de aard, omvang en uitstraling zodanig zijn, dat de activiteit in de woning of de daarbij behorende aangebouwde bijgebouwen past, waarbij de woning in hoofdzaak de woonfunctie, in ruimtelijke en visuele zin blijft behouden, en de activiteit ter plaatse kan worden uitgeoefend, waaronder een beperkte verkoop als ondergeschikte activiteit in verband met de aan huis verbonden bedrijfsactiviteit behoort, met dien verstande dat de activiteit niet vergunningplichtig is ingevolge de Wet milieubeheer en is vermeld in categorie 1 van de Staat van bedrijfsactiviteiten (bijlage bij deze regels) of voor wat betreft de aard en omvang in relatie tot de milieuhinder die de bedrijfsactiviteit veroorzaakt, gelijk gesteld kan worden met een bedrijf dat behoort tot één van deze categorieën.

1.6 aan huis verbonden beroep:

een beroep op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, ontwerptechnisch, kunstzinnig of hiermee te vergelijken gebied – niet zijnde detailhandel, dat door ten minste één bewoner van een woning in die woning en/of een bijbehorend bijgebouw wordt uitgeoefend, waarbij de woning in hoofdzaak de woonfunctie blijft behouden, en de desbetreffende beroepsuitoefening een ruimtelijke en visuele uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie.

1.7 archeologisch onderzoek:

onderzoek verricht door of namens een dienst of instelling, dat voldoet aan de meest actuele versie van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA), met als resultaat het overleggen van een archeologische rapportage zoals bedoeld in de Monumentenwet 1988.

1.8 archeologische waarde:

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende overblijfselen uit oude tijden.

1.9 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.10 bedrijf:

een inrichting of instelling, gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis gebonden beroepen daaronder niet begrepen.

1.11 bedrijfsgebouw:

een gebouw, dat dient voor de uitoefening van een bedrijf, niet zijnde een bedrijfswoning.

1.12 bedrijfswoning:

een woning die, voor zover op het moment van tervisielegging van het ontwerp van voorliggend bestemmingsplan op hetzelfde bouwperceel een bedrijfsgebouw is gelegen, bij dat bedrijfsgebouw behoort - of die krachtens het bestemmingsplan gebouwd mag worden op een bouwperceel met een bedrijfsbestemming, en die kennelijk slechts bedoeld is voor (het huishouden van) een persoon, die eigenaar is van, of werkzaam is in, het op hetzelfde bouwperceel aanwezige bedrijf of bedrijfsgebouw.

1.13 beeldkwaliteitsplan:

het als bijlage 2 bij deze planregels behorende en daarvan onderdeel uitmakende Beeldkwaliteitsplan Van Besouw Goirle.

1.14 begane grond:

de bouwlaag van een gebouw, die rechtstreeks ontsloten wordt vanaf het straatniveau dan wel waarvan de bovenkant van de vloer maximaal 1,50 meter boven meetniveau is gelegen. Onder een begane grondlaag wordt eveneens een souterrain verstaan.

1.15 bestaande situatie (bebouwing en gebruik):
  • a. legale bouwwerken die aanwezig of in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan, dan wel bouwwerken zoals deze mogen worden gebouwd krachtens een vóór dat tijdstip aangevraagde vergunning;
  • b. het gebruik van grond en opstallen zoals aanwezig op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan.
1.16 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak.

1.17 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.18 bevoegd gezag:

bevoegd gezag zoals bedoeld in de Wabo.

1.19 bijgebouw:

een al dan niet vrijstaand gebouw, dat in bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw.

1.20 bouwen:

plaatsen, geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen, veranderen of vergroten.

1.21 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak.

1.22 bouwlaag:

een boven het peil gelegen en doorlopend gedeelte van een gebouw, dat door op gelijke of bij benadering gelijke bouwhoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grondlaag en met uitsluiting van onderbouw en zolder.

1.23 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.24 bouwperceelgrens:

een grens van een bouwperceel.

1.25 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.26 bouwwerk:

elke bouwkundige constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.27 carport:

een op de grond staande overkapping van één bouwlaag bij een bestaande woning of een bestaand woongebouw, die bedoeld is als een overdekte stallingsruimte voor personenauto's, die geen eigen wanden of deuren heeft en waarvan de begrenzing wordt gevormd door de woning of daarbij behorende bijgebouwen en/of ondersteuningen van de overkapping, die niet wordt aangemerkt als gebouw.

1.28 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ten verkoop, verkopen en/of leveren van goederen aan personen die deze goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, niet zijnde een supermarkt.

1.29 escortbedrijf:

de natuurlijke persoon, groep van personen of rechtspersoon, die bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, prostitutie aanbiedt, die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uitgeoefend (escortservices, bemiddelingsbureaus, overigen).

1.30 evenement:
  • 1. elke voor publiek toegankelijke verrichting van vermaak, met uitzondering van:
    • a. bioscoopvoorstellingen;
    • b. markten als bedoeld in artikel 160, eerste lid, onder h van de Gemeentewet en artikel 5.22 van de Algemene Plaatselijke Verordening Goirle 2016 zoals vastgesteld op 3 november 2015;
    • c. kansspelen als bedoeld in de Wet op de kansspelen;
    • d. het in een inrichting in de zin van de Drank- en Horecawet gelegenheid geven tot dansen;
    • e. betogingen, samenkomsten en vergaderingen als bedoeld in artikel 1 van de Wet openbare manifestaties;
    • f. activiteiten als bedoeld in de artikel 2.39 van de Algemene Plaatselijke Verordening Goirle 2016 zoals vastgesteld op 3 november 2015;
    • g. sportwedstrijden, welke niet plaatsvinden op of aan de weg.
  • 2. onder evenement wordt tevens verstaan:
    • a. een herdenkingsplechtigheid;
    • b. een braderie;
    • c. een optocht, niet zijnde een betoging op de weg als bedoeld in artikel 2.3 van de Algemene Plaatselijke Verordening Goirle 2016 zoals vastgesteld op 3 november 2015;
    • d. een feest, muziek of wedstrijd op of aan de weg;
    • e. een straatfeest of buurtbarbecue op een dag (klein evenement).
1.31 evenementenbeleidsnota:

het evenementenbeleid van de gemeente Goirle zoals dat geldt op het moment van de aanvraag van een vergunning voor het houden van een evenement;

1.32 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.33 gebruiken:

het gebruiken, doen en laten gebruiken.

1.34 groenvoorzieningen:

het geheel van voorzieningen en activiteiten ten behoeve van groenaanleg, waaronder in ieder geval moeten worden verstaan parken, met bijbehorende voorzieningen, zoals verhardingen, waterpartijen, waterberging, watergangen en sloten, speelplaatsen, speel- en trapveldjes waaronder Cruijff-courts, bruggen en andere kunstwerken, straatmeubilair, en dergelijke, alsmede voorzieningen ter ondersteuning van de verkeersregulering en de verkeersveiligheid.

1.35 hoofdgebouw:

een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn ligging, constructie, afmetingen en/of functie dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.

1.36 kantoor:

een ruimte die door haar aard, indeling en inrichting kennelijk is bedoeld voor het verrichten van werkzaamheden van administratieve aard.

1.37 mantelzorg:

het bieden van zorg aan een ieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband.

1.38 nutsvoorzieningen:

voorzieningen ten behoeve van de telecommunicatie en de gas-, water- en elektriciteitsdistributie, alsmede soortgelijke voorzieningen van openbaar nut, waaronder in ieder geval worden begrepen duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, openbare sanitaire voorzieningen, transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, waterhuishoudkundige voorzieningen, (collectieve) energievoorzieningen (onder andere warmte- en koudeopslag), telefooncellen, abri's, apparatuur voor telecommunicatie en voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling, en dergelijke.

1.39 omgevingsvergunning:

vergunning als bedoeld in artikel 2.1 van de Wabo.

1.40 omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden:

omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, op grond van artikel 2.1, eerste lid, onder b, van de Wabo.

1.41 omgevingsvergunning voor het afwijken:

omgevingsvergunning voor het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met dit plan met toepassing van de in dit plan opgenomen regels inzake afwijking, op grond van artikel 2.1, eerste lid, onder c juncto artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 1, van de Wabo.

1.42 omgevingsvergunning voor het bouwen:

omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk, op grond van artikel 2.1, eerste lid, onder a, van de Wabo.

1.43 omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk:

omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk, op grond van artikel 2.1, eerste lid, onder g, van de Wabo.

1.44 ondergeschikte bouwdelen/bouwdelen van ondergeschikt belang:

bouwdelen van beperkte afmetingen, die buiten de hoofdmassa van het gebouw uitsteken, zoals plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, licht-, antenne- en vlaggenmasten, windvanen, wolfseinden, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons, balkon- en terrashekken, liftschachten, dakkapellen en andere ondergeschikte dakopbouwen.

1.45 ondergronds:

beneden het peil.

1.46 overig bouwwerk:

elke bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.47 pand:

de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde verbonden is en afsluitbaar is.

1.48 prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.

1.49 prostitutiebedrijf:

een inrichting of instelling gericht op het tegen betaling doen plaatsvinden van seksuele omgang met prostituees op een naar buiten toe kenbare wijze, zoals een bordeel of escortbedrijf.

1.50 seksinrichting:

een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een (raam)prostitutiebedrijf, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, een privéhuis of een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.51 sociale huurwoning:

huurwoning met een aanvangshuurprijs onder de grens als bedoeld in artikel 13, eerste lid, onder a, van de Wet op de huurtoeslag.

1.52 souterrain

een bijzondere bouwlaag waarvan de vloer onder het gemiddeld aangrenzend peil is gelegen en waarbij de vloer van de bovengelegen bouwlaag maximaal 1,50 meter boven peil is gelegen.

1.53 Staat van bedrijfsactiviteiten:

een als bijlage bij deze regels behorende en daarvan onderdeel uitmakende lijst van bedrijven en installaties.

1.54 straatmeubilair:

de op of bij de weg behorende bouwwerken, zoals verkeerstekens, wegafbakeningen, bewegwijzeringen, verlichting, halteaanduidingen, parkeerregulerende constructies, (ondergrondse) afvalcontainers, brandkranen, informatie- en reclameconstructies, rijwielstandaarden, papier- en plantenbakken, zitbanken, communicatievoorzieningen, gedenktekens, speelvoorzieningen, abri's en andere hiermee gelijk te stellen bouwwerken.

1.55 uitvoeren:

het uitvoeren, doen uitvoeren en laten uitvoeren .

1.56 verharden van wegen:

het aanbrengen van een dichte deklaag in de vorm van bijvoorbeeld klinkers, asfalt of beton.

1.57 vloeroppervlak:

de totale oppervlakte, buitenwerks gemeten, van alle ruimten op de begane grondlaag, de verdiepingen, de zolder en de aangebouwde bijgebouwen.

1.58 vlonder:

bouwwerk, geen gebouw zijnde, op land en eventueel deels boven een oppervlaktewaterlichaam, bestaande uit een vloer en bedoeld als terras en/of andere doeleinden zoals het aanleggen van een of meerdere vaartuigen.

1.59 voorgevel:

de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel van het hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie, dan wel gelet op de uitstraling ervan, als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt.

1.60 Wabo:

Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.61 water en waterhuishoudkundige voorzieningen:

al het oppervlaktewater zoals sloten, greppels (infiltratie)vijvers, kanalen, beken en andere waterlopen, ook als deze incidenteel of structureel droogvallen. Alsmede voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, water afvoer, (compenserende) waterberging, hemelwaterinfiltratie en waterkwaliteit. Hierbij kan gedacht worden aan duikers, stuwen, infiltratievoorzieningen, gemalen, inlaten etc.

1.62 wet/wettelijke regelingen:

indien en voor zover in deze regels wordt verwezen naar wettelijke regelingen c.q. verordeningen e.d., dienen deze regelingen te worden gelezen zoals deze luiden op het tijdstip van vaststelling van het plan, tenzij anders bepaald.

1.63 woning:

een (gedeelte van een) gebouw, dat bestaat uit een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van niet meer dan één afzonderlijk huishouden.

  • a. vrijstaande woning: een woning, die als woning niet aan een andere woning is aangebouwd en die zich op een zekere afstand van beide zijdelingse perceelsgrenzen bevindt;
  • b. twee-aaneengebouwde woning: een woning, die deel uitmaakt van een blok van twee als woning aan elkaar gebouwde woningen (twee-onder-een-kap) of twee door middel van een bijgebouw geschakelde woningen (één-aan-één), en die met één zijgevel in de zijdelingse perceelsgrens is gebouwd en zich op een zekere afstand tot de andere zijdelingse perceelsgrens bevindt;
  • c. aaneengebouwde woning: een woning, die deel uitmaakt van een blok van meer dan twee als woning aan elkaar gebouwde woningen en die met minimaal één zijgevel in de zijdelingse perceelsgrens is gebouwd;
  • d. gestapelde woning: een appartement binnen een gebouw, dat als gebouw de verschijningsvorm heeft van een eenheid, maar dient voor de huisvesting van meerdere huishoudens in afzonderlijke woonruimten (appartementen), eventueel op afzonderlijke bouwlagen;
  • e. patiowoning: een woning met een geheel of gedeeltelijk omsloten binnenplaats of binnentuin, gevormd door de gevel van belendende dan wel op het eigen bouwperceel aanwezige bebouwing.
1.64 wijziging:

wijziging als bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, sub a, van de Wet ruimtelijke ordening.

Artikel 2 Wijze van meten

2.1 Meetregels:

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

  • 1. afstand van een bouwwerk tot de zijdelingse grens van het bouwperceel:

tussen de zijdelingse grens van het bouwperceel en enig punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is.

  • 2. dakhelling:

Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

  • 3. goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, dan wel de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

  • 4. bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen.

  • 5. horizontale diepte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken van de voorgevel en de achtergevel.

  • 6. inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de beganegrondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

  • 7. oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

  • 8. verticale diepte van een bouwwerk:

van het peil tot het laagste punt van het bouwwerk, fundering niet meegerekend.

  • 9. lengte, breedte en diepte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of de buitenste verticale projecties van bouwdelen en/of harten van gemeenschappelijke scheidsmuren, boven peil.

  • 10. peil:
  • a. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  • b. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw.
2.2 Ondergeschikte bouwdelen:

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen van beperkte afmetingen, die buiten de hoofdmassa van het gebouw uitsteken, buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw- dan wel bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 meter bedraagt. Onder ondergeschikte bouwdelen worden in ieder geval verstaan plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, licht, antenne- en vlaggenmasten, windvanen, wolfeinden, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons, balkon- en terrashekken en dergelijke, dakkapellen, andere ondergeschikte dakopbouwen, liftschachten, en overige overstekende daken.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijf

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijven uit de categorie 1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten, evenals het gebruik van daarbij behorende installaties in dezelfde bedrijfscategorieën;
  • b. opslag ten behoeve van bedrijfsactiviteiten, zoals bedoeld onder a, met dien verstande dat uitsluitend buitenopslag is toegestaan ten behoeve van het eigen bedrijf, tot een maximale hoogte van 4 m en uitsluitend binnen het bouwvlak;
  • c. kantoren, uitsluitend ten dienste van en als functie ondergeschikt aan de ter plaatse uitgeoefende bedrijfsactiviteiten;
  • d. speel-, groen- en nutsvoorzieningen;
  • e. geluidwerende voorzieningen;
  • f. verkeersvoorzieningen zoals:
    • 1. voet- en fietspaden;
    • 2. wegen, straten en paden met hoofdzakelijk een verkeersfunctie en ontsluitingswegen;
    • 3. parkeervoorzieningen;
  • g. water en waterhuishoudkundige voorzieningen, waaronder in ieder geval wordt verstaan watergangen en andere waterpartijen, reserveringen voor infiltratievoorzieningen (zoals wadi's), retentievoorzieningen, waterbuffers en bergbezinkbassins, alsmede kunstwerken ten behoeve van waterhuishoudkundige voorzieningen.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Algemeen

Bouwen is uitsluitend toegestaan ten dienste van de in lid 3.1 omschreven doeleinden en met inachtneming van de volgende regels:

  • a. toegestaan zijn:
    • 1. bedrijfsgebouwen;
    • 2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • b. buiten het bouwvlak mogen geen gebouwen worden gebouwd;
  • c. ondergronds bouwen is uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak, tot een verticale diepte van maximaal 5 meter.
3.2.2 Bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden naast het bepaalde in lid 3.2.1 de volgende regels:

  • a. een bouwvlak mag volledig worden bebouwd;
  • b. de goothoogte mag niet meer dan 10 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte mag niet meer dan 10 m bedragen.
3.2.3 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden naast het bepaalde in lid 3.2.1 de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 meter bedragen;
  • b. de bouwhoogte van antenne- en vlaggenmasten mag niet meer dan 5 meter bedragen;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 1,5 meter bedragen.
3.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wabo worden in ieder geval bedrijfsactiviteiten uit een andere milieucategorie dan milieucategorie 1 gerekend.

3.4 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.3, onder

  • a. om bedrijven toe te laten uit ten hoogste milieucategorie 2, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot milieucategorie 1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  • b. om bedrijven toe te laten die niet in Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn genoemd, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot milieucategorie 1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten, met dien verstande dat:
    • 1. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de gebruiksmogelijkheden van de gronden en bouwwerken met de bestemming 'Woongebied';
    • 2. de aard en de activiteiten van het bedrijf mogen niet leiden tot een onevenredige inbreuk op het woon- en leefklimaat in de omgeving.

Artikel 4 Groen

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. plantsoenen, groenstroken en andere groenvoorzieningen;
  • b. in-, uitritten, voet- en rijwielpaden;
  • c. nutsvoorzieningen;
  • d. bermen en bermsloten;
  • e. water en waterhuishoudkundige voorzieningen, waaronder in ieder geval wordt verstaan watergangen en andere waterpartijen, reserveringen voor infiltratievoorzieningen (zoals wadi's), retentievoorzieningen, waterbuffers en bergbezinkbassins, alsmede kunstwerken ten behoeve van waterhuishoudkundige voorzieningen.
  • f. vijvers en watergangen;
  • g. hondenuitlaatplaatsen en hondentoiletten;
  • h. speelvoorzieningen;
  • i. voorwerpen van beeldende kunst of kunstuitingen en gedenktekens;
  • j. straatmeubilair.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Algemeen

Bouwen is uitsluitend toegestaan ten dienste van de in lid 4.1 omschreven doeleinden en met inachtneming van de volgende regel:

  • a. toegestaan zijn: bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
4.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden naast het bepaalde in lid 4.2.1 de volgende regels:

de oppervlakte aan bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 20 m² bedragen;

  • a. de bouwhoogte van nutsvoorzieningen mag niet meer dan 3 meter bedragen ;
  • b. de bouwhoogte van speelvoorzieningen mag niet meer dan 5 meter bedragen;
  • c. de bouwhoogte van voorwerpen van beeldende kunst of kunstuitlatingen en gedenktekens mag niet meer dan 10 meter bedragen;
  • d. de bouwhoogte van antenne-, licht- en vlaggenmasten mag niet meer dan 8 meter bedragen;
  • e. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 1,5 meter bedragen.
4.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik , strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wabo wordt in ieder geval gerekend het gebruik ten behoeve van voorzieningen van verkeer en parkeren (waaronder in- en uitritten), met uitzondering van de in lid 3.1 wel toegestane voorzieningen voor langzaam verkeer (in-, uitritten, voet- en rijwielpaden).

4.4 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.3 voor het aanleggen van voorzieningen voor verkeer en parkeren (waaronder in- en uitritten), met dien verstande dat:

  • a. het stedenbouwkundig beeld niet in onevenredige mate wordt geschaad;
  • b. de aanleg van de voorzieningen voor verkeer en parkeren geen zodanig invloed op de aanwezige groenstructuur mag hebben, dat deze groenstructuur daardoor onevenredige schade wordt toegebracht en de gebruiksmogelijkheden daardoor onevenredige schade wordt toegebracht en de gebruiksmogelijkheden ervan in overwegende mate worden beperkt;
  • c. er rekening wordt gehouden met de gevolgen voor de waterhuishouding;
  • d. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig wordt beperkt.
4.5 Nadere eisen

Het bevoegd gezag is bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van:

  • a. de situering en afmeting van gebouwen, bouwwerken van algemeen nut en bouwwerken, geen gebouw zijnde ten behoeve van:
    • 1. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
    • 2. de ruimtelijke of landschappelijke inpassing;
    • 3. de verkeersveiligheid;
    • 4. de sociale veiligheid;
    • 5. de brandveiligheid;
    • 6. de milieusituatie;
    • 7. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • b. werken ten behoeve van nutsvoorzieningen (waaronder kabels en leidingen), verkeers- en vervoersvoorzieningen en groenvoorzieningen.

Artikel 5 Verkeer - Verblijfsgebied

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen, straten, pleinen en paden met hoofdzakelijk een verblijfsfunctie;
  • b. ontsluitingswegen met hoofdzakelijk een verkeersfunctie;
  • c. speel-, groen- en nutsvoorzieningen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'cultuur en ontspanning';
  • d. markten en standplaatsen ambulante handel, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'cultuur en ontspanning'; ;
  • e. evenementen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'cultuur en ontspanning';
  • f. parkeervoorzieningen, parkeerterreinen en andere openbare ruimten met zowel een functie voor verblijf als voor verkeer;
  • g. rijwielstalvoorzieningen;
  • h. in-, uitritten, voet- en rijwielpaden;
  • i. bermen en bermsloten;
  • j. voorwerpen van beeldende kunst of kunstuitingen en gedenktekens;
  • k. behoud en herstel van cultuurhistorische waarden, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - cultuurhistorie -1';
  • l. behoud en herstel van cultuurhistorisch waardevolle bouwwerken, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - cultuurhistorie -2';
  • m. water en waterhuishoudkundige voorzieningen, waaronder in ieder geval wordt verstaan watergangen en andere waterpartijen, reserveringen voor infiltratievoorzieningen (zoals wadi's), retentievoorzieningen, waterbuffers en bergbezinkbassins, alsmede kunstwerken ten behoeve van waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • n. geluidwerende voorzieningen;
  • o. straatmeubilair.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Algemeen

Bouwen is uitsluitend toegestaan ten dienste van de in lid 5.1 omschreven doeleinden en met inachtneming van de volgende regels:

  • a. toegestaan zijn:
    • 1. gebouwen;
    • 2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • b. gebouwen en/of bouwwerken voor de opslag en/of de inrichting van verkoop- of tappunten voor motorbrandstoffen, daaronder begrepen LPG, zijn niet toegestaan;
  • c. ondergronds bouwen is slechts toegestaan onder bebouwd oppervlak, tot een verticale diepte van maximaal 5 meter, met uitzondering van ondergrondse voorzieningen voor het inzamelen van afval.
5.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden naast het bepaalde in lid 5.2.1 de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van een rijwielstalvoorziening mag niet meer dan 6 meter bedragen;
  • b. de oppervlakte per rijwielstalvoorziening mag niet meer dan 40 m2 bedragen;
  • c. de bouwhoogte van nutsvoorzieningen mag niet meer dan 3 meter bedragen;
  • d. de oppervlakte per nutsvoorziening mag niet meer dan 20 m2 bedragen.
5.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden naast het bepaalde in lid 5.2.1 de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van voorwerpen van beeldende kunst of kunstuitingen en gedenktekens mag niet meer dan 10 meter bedragen;
  • b. de hoogte van antenne-, licht- en vlaggenmasten mag niet meer dan 8 meter bedragen;
  • a. de bouwhoogte van speelvoorzieningen mag niet meer dan 5 meter bedragen;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 1,5 meter bedragen;
5.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag is bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van:

  • a. de situering en afmeting van gebouwen, bouwwerken van algemeen nut en bouwwerken, geen gebouw zijnde ten behoeve van:
    • 1. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
    • 2. de ruimtelijke of landschappelijke inpassing;
    • 3. de verkeersveiligheid;
    • 4. de sociale veiligheid;
    • 5. de brandveiligheid;
    • 6. de milieusituatie;
    • 7. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • b. werken ten behoeve van nutsvoorzieningen (waaronder kabels en leidingen) verkeers- en vervoersvoorzieningen en groenvoorzieningen.
5.4 Specifieke gebruiksregels
5.4.1 Evenementen

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wabo wordt in ieder geval het gebruik van gronden en bouwwerken voor evenementen gerekend, tenzij:

  • a. er bij de evenementen geen versterkte muziek ten gehore wordt gebracht of indien uit onderzoek blijkt dat het ten gehore brengen van versterkte muziek geen onevenredig nadelige effecten op de omgeving heeft;
  • b. het bepaalde in de 'Evenementenbeleidsnota' in acht is genomen.
5.4.2 Opslag, tap of verkoop van motorbrandstoffen of LPG

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wabo, wordt in ieder geval gerekend het gebruik van gronden voor de inrichting van opslag-, tap- of verkooppunten voor motorbrandstoffen of LPG.

5.5 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
5.5.1 Omgevingsvergunning

Het is verboden een bouwwerk ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - cultuurhistorie -2' te slopen zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk.

5.5.2 Uitzonderingen

Het in sublid 5.5.1 vervatte verbod geldt niet voor:

  • a. sloopwerkzaamheden die het gewone onderhoud betreffen;
  • b. sloopwerkzaamheden ten behoeve van het terugbouwen van de oorspronkelijke cultuurhistorische vorm van het bouwwerk;
  • c. sloopwerkzaamheden, indien en voor zover daarvoor, op het tijdstip van het van kracht worden van het plan, reeds een omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk is verleend;
  • d. sloopwerkzaamheden die ten tijde van het van kracht worden van het plan in uitvoering waren;
  • e. sloopwerkzaamheden die zijn bedoeld om de directe gevolgen van calamiteiten of plagen te beperken.
5.5.3 Criteria

Een omgevingsvergunning, zoals bedoeld in sublid 5.5.1, kan alleen worden verleend indien, is gebleken, dat hierdoor cultuurhistorische waarden die eigen zijn aan de desbetreffende bouwwerken niet blijvend onevenredig worden geschaad, dan wel indien deze cultuurhistorische waarden kunnen en zullen worden veilig gesteld dan wel worden teruggebracht.

Artikel 6 Woongebied

6.1 Bestemmingsomschrijving
6.1.1 Algemene bestemmingsomschrijving

De voor 'Woongebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. woningen;
  • b. tuinen, erven en verhardingen;
  • c. een parkeerkelder ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - gestapeld - 1';
  • d. speel-, groen- en nutsvoorzieningen;
  • e. behoud en herstel van cultuurhistorisch waardevolle bouwwerken, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - cultuurhistorie -2';
  • f. verkeersvoorzieningen zoals:
    • 1. voet- en fietspaden;
    • 2. wegen, straten en paden met hoofdzakelijk een verkeersfunctie en ontsluitingswegen;
    • 3. parkeervoorzieningen;
  • g. water en waterhuishoudkundige voorzieningen, waaronder in ieder geval wordt verstaan watergangen en andere waterpartijen, reserveringen voor infiltratievoorzieningen (zoals wadi's), (compenserende) waterberging, retentievoorzieningen, waterbuffers en bergbezinkbassins, alsmede kunstwerken ten behoeve van waterhuishoudkundige voorzieningen;

met dien verstande dat:

  • h. de woning en/of daarbij behorende bijgebouwen tevens mogen worden gebruikt voor de uitoefening van een aan huis verbonden beroep, met dien verstande, dat maximaal 30% van het bestaande vloeroppervlak van de woning en/of bijgebouwen tot een oppervlakte van maximaal 60 m², mag worden gebruikt voor de uitoefening van een aan huis verbonden beroep;
  • i. de woning en/of daarbij behorende bijgebouwen tevens mogen worden gebruikt voor de uitoefening van een aan huis verbonden bedrijf, met dien verstande, dat maximaal 30% van het bestaande vloeroppervlak van de woning en/of de bijgebouwen, tot een oppervlakte van maximaal 60 m², mag worden gebruikt voor de uitoefening van een aan huis verbonden bedrijf;
  • j. aangebouwde bijgebouwen mogen worden gebruikt voor wonen;
6.1.2 Beeldkwaliteit

Het Beeldkwaliteitsplan Van Besouw Goirle zoals opgenomen in bijlage 2 van deze planregels en de daarin opgenomen normen zullen mede als toetsingskader dienen voor het bevoegd gezag bij de vergunningverlening voor de activiteit bouwen.

6.2 Bouwregels
6.2.1 Algemeen

Bouwen is uitsluitend toegestaan ten dienste van de in lid 6.1 omschreven doeleinden en met inachtneming van de volgende regels:

  • a. toegestaan zijn:
    • 1. woningen;
    • 2. daarbij behorende bijgebouwen;
    • 3. gebouwen ten behoeve van de in lid 6.1 genoemde voorzieningen;
    • 4. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • b. er mogen maximaal 155 woningen worden gebouwd, met dien verstande dat:
    • 1. minimaal 35% van de woningen aaneengebouwd gebouwd moet worden, waarvan minimaal 33% van de aaneengebouwde woningen sociale huurwoningen moeten zijn;
    • 2. minimaal 13% van de woningen twee-aaneengebouwd moet worden;
    • 3. minimaal 10% van de woningen geschakeld of vrijstaand gebouwd moet worden;
    • 4. maximaal 28% van de woningen gestapeld gebouwd moet worden, met inachtneming van het bepaalde onder 5 en 6;
    • 5. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - gestapeld - 1' maximaal 90% van de gestapelde woningen als bedoeld onder 4 gebouwd mag worden;
    • 6. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - gestapeld - 2' maximaal 10% van de gestapelde woningen als bedoeld onder 4 gebouwd mag worden;
  • c. ondergronds bouwen is uitsluitend toegestaan onder een woning tot een verticale diepte van maximaal 5 m;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'oever' mogen met uitzondering van vlonders geen gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gebouwd worden.
  • e. een bouwwerk is alleen toegestaan als het voldoet aan de uitgangspunten van het beeldkwaliteitsplan "Van Besouw Goirle", dat als bijlage bij deze regels is opgenomen.
  • f. bij strijdigheid tussen de uitgangspunten van het beeldkwaliteitsplan "Van Besouw Goirle" en deze regels, gaan deze regels voor.
6.2.2 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van een hoofdgebouw, gelden naast het bepaalde in lid 6.2.1 de volgende regels:

  • a. als hoofdgebouw zijn toegestaan:
    • 1. gestapelde woningen, uitsluitend ter plaatse van de aanduidingen 'specifieke bouwaanduiding - gestapeld - 1' en 'specifieke bouwaanduiding - gestapeld - 2';
    • 2. vrijstaande woningen;
    • 3. twee-aaneen gebouwde woningen, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'twee-aaneen' uitsluitend twee-aangebouwde woningen gebouwd mogen worden;
    • 4. aaneengebouwde woningen, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'aaneengebouwd' uitsluitend aaneengebouwde woningen gebouwd mogen worden;
    • 5. patiowoningen.

met dien verstande dat per bouwperceel ten hoogste één hoofdgebouw mag worden gerealiseerd.

  • b. woningen zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak;
  • c. een bouwperceel van gestapelde woningen mag voor 100% worden bebouwd;
  • d. een bouwperceel van een vrijstaande woning mag ten hoogste voor 40% worden bebouwd;
  • e. een bouwperceel van een twee-aaneengebouwde woning of een aaneengebouwde woning mag ten hoogste voor 60% worden bebouwd;
  • f. een bouwperceel van een patiowoning mag ten hoogste voor 80% worden bebouwd;
  • g. de bouwhoogte van hoofdgebouwen mag niet meer dan 11 meter bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van gestapelde woningen niet meer dan 16 meter mag bedragen;
  • h. de goothoogte van hoofdgebouwen mag niet meer dan 7 meter bedragen, met dien verstande dat:
    • 1. wanneer een woning van een platte afdekking wordt voorzien de goothoogte niet meer dan 11 meter mag bedragen;
    • 2. wanneer sprake is van gestapelde woningen de goothoogte niet meer dan 16 meter mag bedragen;
  • i. vrijstaande woningen dienen tenminste 3 meter uit beide zijdelingse perceelsgrenzen te worden gebouwd;
  • j. twee-aaneengebouwde woningen dienen in één zijdelingse perceelsgrens te worden gebouwd;
  • k. twee-aaneengebouwde woningen dienen tenminste 3 meter uit één zijdelingse perceelsgrens te worden gebouwd;
  • l. aaneengebouwde woningen en patiowoningen mogen in de zijdelingse perceelsgrens worden gebouwd;
  • m. vrijstaande, twee-aaneengebouwde en aaneengebouwde woningen worden tenminste 5 meter uit de achterste perceelsgrens gebouwd;
  • n. de diepte van vrijstaande, twee-aaneengebouwde en aaneengebouwde woningen bedraagt ten hoogste 13 meter.
6.2.3 Bijgebouwen

Voor het bouwen van bijgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. bijgebouwen zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak;
  • b. bijgebouwen, met uitzondering van entreeportalen en erkers, mogen niet voor de voorgevel van het hoofdgebouw worden gebouwd;
  • c. de gezamenlijke oppervlakte aan bijgebouwen mag bij een bouwperceel kleiner dan 150 m² niet meer bedragen dan 50 m²;
  • d. de gezamenlijke oppervlakte aan bijgebouwen mag bij een bouwperceel van 150 tot 200 m² niet meer bedragen dan 60 m²;
  • e. de gezamenlijke oppervlakte aan bijgebouwen mag bij een bouwperceel van 200 tot 250 m² niet meer bedragen dan 68 m²;
  • f. de gezamenlijke oppervlakte aan bijgebouwen mag bij een bouwperceel van 250 tot 500 m² niet meer bedragen dan 75 m²;
  • g. de goothoogte van bijgebouwen mag maximaal 3,65 meter bedragen;
  • h. de bouwhoogte van bijgebouwen mag maximaal 5 meter bedragen;
  • i. bijgebouwen bij vrijstaande woningen dienen tenminste 3 meter uit de zijdelingse perceelsgrenzen te worden gebouwd.
6.2.4 Carports

Voor het bouwen van een carport gelden naast het bepaalde in lid 6.2.1 de volgende regels:

  • a. de oppervlakte van een carport mag niet meer dan 30 m² bedragen;
  • b. de carport dient minimaal 1 meter achter (het verlengde van) de voorgevel van de woning te worden gebouwd;
  • c. carports moeten, met uitzondering van carports bij patiowoningen, grotendeels worden opgericht naast de zijgevel van de woning, dan wel achter de achtergevel van de woning;
  • d. op een bouwperceel mag maximaal één carport worden opgericht;
  • e. de bouwhoogte van een carport mag niet meer dan 3,25 m bedragen.
6.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden naast het bepaalde in lid 6.2.1 de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen voor de naar de weg gekeerde gevel mag niet meer dan 1 m mag bedragen;
  • b. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de naar de weg gekeerde gevel mag niet meer dan 2 m mag bedragen;
  • c. de bouwhoogte van antenne-, licht- en vlaggenmasten mag niet meer dan 6 m bedragen;
  • d. de bouwhoogte van geluidwerende voorzieningen mag niet meer dan 12 m bedragen;
  • e. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3 m bedragen;
  • f. zwembaden mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak en achter het hoofdgebouw.
6.3 Afwijken van de bouwregels
6.3.1 Grondgebonden woning of kantoor

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.2.1, sub b, onder 6 voor het toestaan dat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - gestapeld - 2' in plaats van maximaal 4 gestapelde woningen maximaal 1 grondgebonden woning dan wel een kantoor met een maximaal vloeroppervlak van 600 m², met dien verstande dat:

  • a. de behoefte aan de kantoorfunctie aangetoond is;
  • b. de afwijking past binnen het maximaal aantal woningen zoals bedoeld in lid 6.2.1, sub b;
  • c. het bouwvlak niet vergroot mag worden;
  • d. aangetoond is dat de bouwhistorische waarden van het plan niet onevenredig aangetast worden;
  • e. aangetoond is dat het pand niet geschikt is voor de realisatie van gestapelde woningen;
  • f. de parkeerdruk niet in onevenredige mate toeneemt;
  • g. het stedenbouwkundig beeld niet onevenredig nadelig beïnvloed wordt;
  • h. de belangen van eigenaren/gebruikers van aanliggende gronden niet onevenredig nadelig beïnvloed worden.
6.3.2 Erf- en terreinafscheidingen voor de naar de weg gekeerde gevel

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.2.5 onder a, voor het toestaan van erf- en terreinafscheidingen met een bouwhoogte van ten hoogste 2 m vóór de naar de weg gekeerde gevel, met dien verstande dat:

  • a. dit past binnen het straat- en bebouwingsbeeld van de omgeving;
  • b. dit mogelijk is uit oogpunt van een veilige verkeerssituatie.
6.3.3 Erf- en terreinafscheidingen achter de naar de weg gekeerde gevel

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.2.5 onder b, voor het toestaan van erf- en terreinafscheidingen met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m achter de naar de weg gekeerde gevel, met dien verstande dat:

  • a. dit past binnen het straat- en bebouwingsbeeld van de omgeving;
  • b. dit mogelijk is uit oogpunt van een veilige verkeerssituatie.
6.3.4 Bijgebouwen

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.2.3, onder b, voor het toestaan van bijgebouwen voor de voorgevel, mits

  • a. dit past binnen het straat- en bebouwingsbeeld van de omgeving;
  • b. dit mogelijk is vanuit het oogpunt van een verkeersveilige situatie.
6.3.5 Carports

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.2.4, onder b, voor het toestaan van carports vóór (het verlengde van) de voorgevel van de woning, mits:

  • a. dit past binnen het straat- en bebouwingsbeeld van de omgeving;
  • b. dit mogelijk is uit oogpunt van een veilige verkeerssituatie.
6.4 Specifieke gebruiksregels
6.4.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wabo wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van minder dan 18 woningen als sociale huurwoningen;
  • b. het gebruik van vrijstaande en aangebouwde bijgebouwen als zelfstandige woning;
  • c. het gebruik van gronden voor de naar de weg gekeerde bouwgrens voor het stallen van voertuigen, caravans en dergelijke, anders dan op een oprit.
6.4.2 Voorwaardelijke verplichting waterberging

Alvorens de woningen in de bestemming 'Woongebied' in gebruik genomen mogen worden, dient voorzien te zijn in gemiddeld 50 millimeter waterberging per vierkante meter toename aan verhard oppervlak, zoals bepaald in de rapportage 'NBU Projectontwikkeling IV B.V. Van Besouwterrein te Goirle waterhuishoudkundig plan Wijziging A' die als bijlage 3 bij deze regels gevoegd is en met dien verstande dat:

  • a. de oppervlaktes en inhoud van de waterberging, voor zover gelegen binnen de bestemming 'Woongebied', uit de tekening 'Waterhuishouding oppervlaktes en inhoud waterbergende maatregelen' met bestandsnaam R09-1485-01a.dwg die onderdeel is van bijlage 3 aangehouden moeten worden
  • b. de oppervlakte en inhoud van de waterberging, voor zover gelegen binnen de bestemming 'Woongebied', tevens in overeenstemming moeten zijn met het document 'berekening waterberging' met kenmerk 1485-02/RvE/waterberging dat onderdeel is van bijlage 3;
  • c. de waterberging duurzaam in stand moet worden gehouden.
6.5 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
6.5.1 Omgevingsvergunning

Het is verboden een bouwwerk ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - cultuurhistorie -2' te slopen zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk.

6.5.2 Uitzonderingen

Het in sublid 6.5.1 vervatte verbod geldt niet voor:

  • a. sloopwerkzaamheden die het gewone onderhoud betreffen;
  • b. sloopwerkzaamheden ten behoeve van het terugbouwen van de oorspronkelijke cultuurhistorische vorm van het bouwwerk;
  • c. sloopwerkzaamheden, indien en voor zover daarvoor, op het tijdstip van het van kracht worden van het plan, reeds een omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk is verleend;
  • d. sloopwerkzaamheden die ten tijde van het van kracht worden van het plan in uitvoering waren;
  • e. sloopwerkzaamheden die zijn bedoeld om de directe gevolgen van calamiteiten of plagen te beperken.
6.5.3 Criteria

Een omgevingsvergunning, zoals bedoeld in sublid 6.5.1, kan alleen worden verleend indien, is gebleken, dat hierdoor cultuurhistorische waarden die eigen zijn aan de desbetreffende bouwwerken niet blijvend onevenredig worden geschaad, dan wel indien deze cultuurhistorische waarden kunnen en zullen worden veilig gesteld dan wel worden teruggebracht.

6.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
6.6.1 Omgevingsvergunning

Het is verboden de gevel van een bouwwerk ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - cultuurhistorie -2' te geheel of gedeeltelijk zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden te veranderen.

6.6.2 Uitzonderingen

Het in sublid 6.6.1 vervatte verbod geldt niet voor:

  • a. werkzaamheden die het gewone onderhoud betreffen;
  • b. werkzaamheden ten behoeve van het terugbouwen van de oorspronkelijke cultuurhistorische vorm van het bouwwerk;
  • c. werkzaamheden, indien en voor zover daarvoor, op het tijdstip van het van kracht worden van het plan, reeds een omgevingsvergunning is verleend;
  • d. werkzaamheden die ten tijde van het van kracht worden van het plan in uitvoering waren;
  • e. werkzaamheden die zijn bedoeld om de directe gevolgen van calamiteiten of plagen te beperken.
6.6.3 Criteria

Een omgevingsvergunning, zoals bedoeld in sublid 6.6.1, kan alleen worden verleend indien, is gebleken, dat hierdoor cultuurhistorische waarden die eigen zijn aan de desbetreffende bouwwerken niet blijvend onevenredig worden geschaad, dan wel indien deze cultuurhistorische waarden kunnen en zullen worden veilig gesteld dan wel worden teruggebracht.

Artikel 7 Waterstaat - Waterstaatkundige functie

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterstaatkundige functie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en) mede bestemd voor:

  • a. de berging en afvoer van hoog oppervlaktewater;
  • b. het vergroten van de afvoercapaciteit;
  • c. de waterhuishouding.
7.2 Bouwregels

Bouwen is uitsluitend toegestaan ten dienste van de in lid 7.1 omschreven doeleinden en met inachtneming van de volgende regels:

  • a. op de voor 'Waterstaat - Waterstaatkundige functie' aangewezen gronden zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van de waterstaatkundige functie toegestaan;
  • b. de bouwhoogte van de onder a bedoelde bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag ten hoogste 1,5 meter bedragen;
  • c. in afwijking van het bepaalde onder a zijn ter plaatse van de aanduiding 'oever' tevens vlonders toegestaan.
7.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 7.2 ten behoeve van een onderliggende bestemming, mits:

  • a. de belangen van de in lid 7.1 omschreven doeleinden voldoende zijn gewaarborgd;
  • b. de waterbeheerder vooraf positief heeft geadviseerd omtrent de gevraagde bouwactiviteiten.
7.4 Specifieke gebruiksregels
7.4.1 Voorwaardelijke verplichting regionale waterberging

Tot een gebruik in strijd met dit bestemmingsplan wordt in ieder geval gerekend het gebruik van de gronden voor 'Woongebied' zoals bepaald in artikel 6 tenzij:

  • a. bij het gereedkomen van de de laatste woning in de bestemming 'Woongebied', de compensatie van de regionale waterberging zoals aangeduid als 'extra waterberging' op de tekening 'R29-C-1485-01a-R29' die als bijlage 44onderdeel uitmaakt van deze regels, gereed is en in stand wordt gehouden.
7.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
7.5.1 Verbod

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op of in de in lid 7.1 bedoelde gronden de navolgende werken en/of werkzaamheden uit te voeren of te doen uitvoeren:

  • a. het afgraven of ophogen van gronden;
  • b. het egaliseren van gronden;
  • c. het verharden van gronden;
  • d. aanleggen van onder- en/of bovengrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen, en de daarmee verband houdende constructies en/of installaties.
7.5.2 Uitzondering

Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 7.5.1 is niet vereist voor het uitvoeren van het volgende werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden die:

  • a. op het tijdstip van het van kracht worden van het plan in uitvoering waren of konden worden uitgevoerd krachtens een vóór dat tijdstip geldende dan wel aangevraagde vergunning;
  • b. noodzakelijk zijn voor het normale onderhoud en beheer van de gronden;
  • c. noodzakelijk zijn voor de realisatie van waterbergingen.
7.5.3 Criteria

Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 7.5.1 mag alleen en moet worden geweigerd indien door het uitvoeren van het werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, de waterstaatkundige functie van de gronden onvoldoende is gewaarborgd.

7.5.4 Advies

Alvorens te beslissen omtrent een vergunning als bedoeld in lid 7.5.1 wint het bevoegd gezag daarover een schriftelijk advies in bij de beheerder van de gronden.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 8 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 9 Algemene bouwregels

9.1 Overschrijding van bouwgrenzen

Bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen, in afwijking van het bepaalde in hoofdstuk 2 van deze regels, worden overschreden ten behoeve van tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), liftkokers en -schachten, galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, erkers, entreeportalen, veranda's en afdaken, mits:

  • a. de overschrijding niet meer bedraagt dan 1 meter;
  • b. de bouwhoogte van erkers, entreeportalen en veranda's niet meer bedraagt dan de bouwhoogte van de eerste bouwlaag van het betreffende gebouw;
  • c. de breedte van erkers, entreeportalen en veranda's niet meer bedraagt dan 50% van de breedte van de betreffende gevel van het gebouw;
  • d. de afstand van deze bouwdelen tot de bestemmingsgrens minimaal 3 meter bedraagt, daar waar het bestemmingsvlak grenst aan de weg.
9.2 Toegelaten overschrijding bestemmingsgrens ten behoeve van balkons

In uitzondering op het bepaalde in lid 9.1 is het toegestaan de in dit bestemmingsplan aangegeven bouw- en bestemmingsgrenzen te overschrijden ten behoeve van balkons, mits:

  • a. de overschrijding niet meer bedraagt dan 2,5 meter;
  • b. de balkons niet lager gelegen zijn dan de tweede bouwlaag;
  • c. de balkons uitsluitend gerealiseerd worden ten behoeve van de bebouwing ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - gestapeld - 1'.
  • d. uit een beoordeling op welstandsaspecten blijkt dat voldaan wordt aan de redelijke eisen van welstand.
9.3 Ruimte tussen bouwwerken
9.3.1 Algemeen

De zijdelingse begrenzing van een bouwwerk moet ten opzichte van de zijdelingse grens van het bouwperceel zodanig zijn gelegen dat tussen dat bouwwerk en de op het aangrenzende bouwperceel aanwezige bebouwing geen tussenruimten ontstaan die:

  • a. vanaf de hoogte van het bouwperceel tot 2,20 meter daarboven minder dan 1 meter breed zijn;
  • b. niet toegankelijk zijn.
9.3.2 Afwijking

Het bevoegd gezag kan bij het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 9.3.1 indien voldoende mogelijkheid aanwezig is voor reiniging van onderhoud van de vrij te laten ruimte.

9.4 Parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden bij of in gebouwen
9.4.1 Parkeergelegenheid

Bij de uitoefening van de bevoegdheid voor het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen van een gebouw geldt dat ten behoeve van het parkeren en/of het stallen van auto's in de juiste mate ruimte wordt aangebracht in, op of onder dat gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw hoort met dien verstande dat:

  • a. de juiste mate van ruimte wordt bepaald op basis van de parkeernormen en berekeningsmethoden zoals opgenomen in publicatie 317 'Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie' van het CROW van oktober 2012;
  • b. de in lid 9.4.1, onder a, bedoelde ruimten voor het parkeren en/of stallen van auto's moeten afmetingen hebben die zijn afgestemd op gangbare personenauto's. Aan deze eis wordt geacht te zijn voldaan als de parkeervoorzieningen ten minste de afmetingen hebben zoals bepaald in de Aanbevelingen voor verkeersvoorzieningen binnen de bebouwde kom 2012 (ASVV 2012) van het CROW van december 2012;
  • c. de in de aanhef bedoelde parkeerruimte duurzaam in stand gehouden wordt.
9.4.2 Laad- en losmogelijkheid bij of in gebouwen

Indien de bestemming van een gebouw aanleiding geeft tot een te verwachten behoefte aan ruimte voor laden en lossen van goederen, moet in deze behoefte in voldoende mate zijn voorzien aan, in of onder dat gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw hoort.

9.4.3 Algemene parkeerplaatsen

In aanvulling op het bepaalde in lid 9.4.1 moeten in het openbaar gebied minimaal 207 (bezoekers)parkeerplaatsen voor algemeen gebruik gerealiseerd en duurzaam in stand gehouden worden.

9.4.4 Afwijking

Het bevoegd gezag kan bij het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 9.4.1 en/of lid 9.4.2:

  • a. indien het voldoen aan die bepalingen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit, of
  • b. voor zover op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingsruimte, dan wel laad-of losruimte wordt voorzien.

Artikel 10 Algemene gebruiksregels

10.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemmingen, zoals bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wabo, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. een gebruik van gronden als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
  • b. een gebruik van gronden als stallings- en/of opslagplaats van één of meer aan het gebruik onttrokken machines, voer-, vaar- of vliegtuigen, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
  • c. de vestiging van inrichtingen als bedoeld in artikel 2.1, derde lid, van het Besluit omgevingsrecht (inrichtingen die in belangrijke mate geluidshinder kunnen veroorzaken);
  • d. een gebruik van gronden en bouwwerken voor (detail)handel, met uitzondering van een zodanig gebruik dat uitdrukkelijk is toegestaan in of krachtens deze regels;
  • e. het gebruik van gronden, gebouwen, bouwwerken en onderkomens ten behoeve van prostitutie, escortbedrijf, prostitutiebedrijf en/of seksinrichting.

Artikel 11 Algemene afwijkingsregels

Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, bij een omgevingsvergunning afwijken ten behoeve van:

  • a. het gebruik van een vrijstaand of aangebouwd bijgebouw als afhankelijke woonruimte, mits:
    • 1. het een vrijstaand of aangebouwd bijgebouw betreft behorende bij een woning binnen een bestemming waarbinnen een permanente woning is toegestaan;
    • 2. een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg, hetgeen blijkt uit een schriftelijke verklaring van in ieder geval de behandelende huisarts;
    • 3. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;
    • 4. de afhankelijke woonruimte binnen de vigerende regeling inzake bijgebouwen wordt ingepast met een maximale oppervlakte van 80 m2;
    • 5. het bijgebouw een onlosmakelijk geheel vormt met de woning van waaruit de mantelzorg wordt verleend;
    • 6. het bevoegd gezag verleent bedoelde omgevingsvergunning zowel op naam van de mantelzorgverlener als de mantelzorgontvanger onder de voorwaarden dat binnen vier weken na beëindiging van het gebruik van het vrijstaand of aangebouwd bijgebouw als afhankelijke woonruimte ten behoeve van mantelzorg hiervan schriftelijk melding wordt gemaakt bij het bevoegd gezag en de gebruiksmogelijkheden van het vrijstaand of aangebouwd bijgebouw binnen twaalf weken na beëindiging van het gebruik als afhankelijke woonruimte ten behoeve van mantelzorg ongedaan wordt gemaakt voor bewoning;
  • b. het afwijken van de voorgeschreven maten voor de goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud en afstand van bouwwerken, dan wel een voorgeschreven bebouwingspercentage, eventueel met overschrijding van de bouwgrenzen binnen een bestemmingsvlak, mits de afwijking niet meer bedraagt dan 10% van de in deze regels voorgeschreven maten;
  • c. het afwijken van bouwgrenzen en overige aanduidingen in het horizontale vlak op de verbeelding, niet zijnde bestemmingsgrenzen, indien en voor zover afwijking noodzakelijk is uit een oogpunt van doelmatig gebruik van de grond, mits de afwijking ten opzichte van hetgeen op de verbeelding is aangegeven niet meer dan 2,5 meter bedraagt; [
  • d. de bouw van hogere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, dan toegestaan ingevolge deze regels, met dien verstande dat de bouwhoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag worden vergroot tot niet meer dan 10 meter;
  • e. het oprichten van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, gedenktekens, geen gebouwen zijnde, en monumenten , geen gebouwen zijnde, tot een bouwhoogte van niet meer dan 15 meter;
  • f. het oprichten van zend-, ontvang-, sirenemasten en masten en installaties ten behoeve van telecommunicatie, al dan niet op of aan gebouwen of andere bouwwerken, met een oppervlakte van niet meer dan 60 m2 en een bouwhoogte van niet meer dan 40 meter, waarbij de mogelijkheden van gezamenlijk gebruik van deze voorzieningen zo veel mogelijk moeten worden benut;
  • g. het realiseren van gebouwen en bouwwerken ten behoeve van nutsvoorzieningen en/of het opwekken van duurzame energie, tot maximaal 100 m2 (bruto vloeroppervlak) en een bouwhoogte van maximaal 3 meter;
  • h. gevelisolatie en toestaan dat de aanduiding 'bouwvlak' wordt overschreden met maximaal 30 centimeter ten behoeve van gevelisolatie om energie te besparen.

Artikel 12 Algemene wijzigingsregels

12.1 Algemene wijzigingen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6, eerste lid, onder a, van de Wet ruimtelijke ordening:

  • a. de ligging van grenzen van bestemmings- en bouwvlakken en aanduidingen te wijzigen, met inachtneming van de volgende regels:
    • 1. de bij de wijziging betrokken grenzen mogen ten hoogste 2 meter worden verschoven;
    • 2. de oppervlakte van de bij de wijziging betrokken bestemmings- en bouwvlakken en aanduidingen mag ten hoogste 5% worden verkleind of vergroot ten opzichte van de oppervlakte vóór de wijziging;
    • 3. door een wijziging mogen het straat-, bebouwings- en landschapsbeeld, het woon- en leefklimaat, de waterstaatkundige belangen, de ontwikkeling van omliggende bedrijven, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, niet onevenredig worden aangetast;
  • b. het plan te wijzigen ten aanzien van het aanpassen van opgenomen regels in de voorafgaande artikelen, waarbij wordt verwezen naar regels in wettelijke regelingen en/of publicaties, indien deze wettelijke regelingen en/of publicaties na het moment van vaststelling van het plan worden gewijzigd.

Artikel 13 Overige regels

De wettelijke regelingen waarnaar in de regels wordt verwezen, worden toegepast zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan, tenzij expliciet anders is geregeld.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 14 Overgangsrecht

14.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van lid 14.1, onder a, een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid 14.1, onder a, met maximaal 10%.
  • c. Lid 14.1, onder a, is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
14.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 14.2, onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in lid 14.2, onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Lid 14.2 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 15 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan "Zuidrand Goirle, locatie Van Besouw".

Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van

De voorzitter, De griffier,