direct naar inhoud van 1.2 Tussenuitspraak 22 mei 2013
Plan: Bedrijventerrein GDC-Noord 2009
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0772.80040-0303

1.2 Tussenuitspraak 22 mei 2013

Beleggingsmaatschappij De Mispelaar B.V. en de gemeente Eindhoven zijn voornemens invulling te geven aan de doorontwikkeling van het noordelijke deel van het bedrijventerrein Goederendistributiecentrum (GDC) Acht. In totaal gaat het daarbij om een bruto ruimtebeslag van circa 100 hectare. Dit terreindeel, het plangebied van voorliggend bestemmingsplan, wordt GDC-Noord genoemd. Om deze ontwikkelingen mogelijk te maken is bestemmingsplan 'Bedrijventerrein GDC-Noord' door de raad vastgesteld. Gedeputeerde Staten hebben gedeeltelijk goedkeuring onthouden aan het bestemmingsplan. In paragraaf 1.3 wordt hier nader op ingegaan. Vervolgens is beroep ingesteld tegen dit bestemmingsplan waardoor dit plan gedeeltelijk is vernietigd (zie paragraaf 1.5).

Het bestemmingsplan 'Bedrijventerrein GDC-Noord 2009' bestaat uit een digitale en analoge verbeelding met de daarbij behorende regels waaraan een toelichting is toegevoegd. Naast de digitale versie is er tevens een versie op papier van het bestemmingsplan beschikbaar.

Tussenuitspraak Afdeling bestuursrechtspraak Raad van State

Op 22 mei 2013 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak Raad van State een tussenuitspraak gedaan met toepassing van artikel 46, zesde lid, van de Wet op de Raad van State. Nummer van de uitspraak is 201112416/1/T1/R3. De Afdeling draagt de gemeenteraad op een aantal gebreken in het bestemmingsplan te herstellen. Het gaat om 5 aspecten uit het bestemmingsplan.
Omwille van de leesbaarheid zullen die aspecten in deze paragraaf worden beschreven en zal worden aangegeven wat er na de uitspraak is gewijzigd in dit bestemmingsplan.

1. Veiligheidszone - luchtvaart (te vinden in de uitspraak onder 8.a.)
De volgende wijzigingen zijn doorgevoerd:
- In artikel 1 zijn de definities van het Bouwbesluit 2012 en het Besluit burgerluchthavens toegevoegd;
- Artikel 14.4, sub a, is gewijzigd. De oorspronkelijke tekst is verwijderd. In de nieuwe tekst is geregeld dat alleen kwetsbare gebouwen als bedoeld in artikel 1 van het Besluit burgerluchthavens niet zijn toegestaan.
- Artikel 14.4, sub b, is volledig verwijderd.

Overwegingen om dit artikel 14.4 zo te formuleren zijn de volgende:
- Kwetsbare objecten zijn sowieso niet toegestaan binnen de bedrijfsbestemmingen ter plaatse van dit plangebied.
- Kwetsbare gebouwen als bedoeld in artikel 1 van het Besluit burgerluchthavens zijn apart uitgesloten omdat deze een andere definitie kennen dan kwetsbare objecten. De belangen van de bedrijven binnen het plangebied worden door het uitsluiten van deze functies niet onevenredig geschaad. Er wordt verwezen naar het Besluit burgerluchthavens omdat dit besluit een werkbare en duidelijke definitie van “kwetsbare gebouwen” bevat. Het Besluit militaire luchthavens kent het begrip “kwetsbare gebouwen” namelijk niet.
- Voor beperkt kwetsbare objecten is geen beperking meer opgenomen in artikel 14.4. Dit omdat voor dit bedrijventerrein uitgegaan wordt van een gemiddelde personendichtheid van 40 personen per herctare, dit is onder andere beschreven in paragraaf 4.10.7 van deze toelichting. Hiermee wordt tevens voldaan aan het interim-beleid zoals opgenomen in de brief van 29 oktober 2009 van het (voormalige) ministerie van VROM met toepassingscriteria voor Externe Veiligheid voor ruimtelijke plannen rond de luchthaven Eindhoven en daarom is het niet noodzakelijk om beperkt kwetsbare objecten uit te sluiten.

2. Nadere eisen regeling sprinklers (te vinden in de uitspraak onder 8.b.)
De nadere eisen regeling voor toepassing van sprinklerinstallaties is geheel verwijderd uit de planregels. Concreet zijn artikel 3.3.2, lid 1, sub a, en lid 2 en artikel 4.3.2, lid 1, sub a en lid 2 verwijderd.

Na de uitspraak heeft overleg plaatsgevonden met de Brandweer en de Veiligheidsregio. De Brandweer heeft aangegeven dat het Bouwbesluit 2012 en de milieuwetgeving (o.a. het Barim) voldoende basis bieden voor de beheersbaarheid van branden ter plaatse van onderhavig plangebied. Een alternatief voor de nadere eisen regeling voor sprinklerinstallaties is dus niet noodzakelijk.

Het voorgaande heeft geleid tot een aanvulling van paragraaf 4.10.7 van deze toelichting waarin de verantwoording van het groepsrisico is opgenomen. In paragraaf 4.10.7 wordt de volgende aanvulling opgenomen:

4.10.7 Verantwoording groepsrisico GDC-Noord

Op 22 mei 2013 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State een tussenuitspraak gedaan (zie paragraaf 1.1 in deze toelichting) op basis waarvan een aspect van de groepsrisicoverantwoording is gewijzigd. De nadere eisen regeling voor toepassing van sprinklerinstallaties is namelijk geheel verwijderd uit de planregels. Naar aanleiding hiervan is wederom advies gevraagd aan de Veiligheidsregio Brabant Zuidoost. Uit het advies van 3 juli 2013 blijkt dat zij geen opmerkingen hebben over deze gewijzigde planregels.

Sprinklerinstallatie

Gelet op de tussenuitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State d.d. 22 mei 2013 is het niet mogelijk in het bestemmingsplan een verplichting op te nemen tot het aanbrengen van een sprinklerinstallatie in de gebouwen op GDC-Noord. Uit het advies van de Veiligheidsregio Brabant Zuidoost van 3 juli 2013 blijkt dat toentertijd werd voldaan aan de primaire eis van bluswatervoorziening op GDC Noord. Verder geeft de veiligheidsregio aan dat gelet op de mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt - het vestigen van risicovolle bedrijven - het noodzakelijk wordt geacht om ook de beschikking te hebben over secundaire bluswatervoorziening (bijv. geboorde put). Er is een traject ingezet om voor heel Eindhoven te bezien hoe hiermee wordt omgegaan.

3. Zichtbaar zijn van goederen vanaf de openbare weg/buitenopslag van goederen (te vinden in de uitspraak onder 8.c.)
Deze bepaling is in de planregels opgenomen omdat dit aansluit bij de wensen uit het beeldkwaliteitsplan. Gebleken is echter dat de vertaling van die wensen in de planregels tot onevenredige beperkingen voor de aanwezige en toekomstige bedrijven op dit bedrijventerrein leidt. Ook was de voorheen geldende regeling ruimer.

Om deze redenen is ervoor gekozen om artikel 3.5.5, sub a, eerste bullet en artikel 4.5.5, sub e, onder 1, volledig te verwijderen uit de planregels.

4. Toestaan van één afvalverwerkend bedrijf dat huishoudelijk afval opslaat, verwerkt en overslaat (te vinden in de uitspraak onder 8.d.)
Naar aanleiding van de uitspraak is de bepaling dat maar één bedrijf huishoudelijk afval mag opslaan, verwerken en overslaan verwijderd. De reden daarvoor is tweeledig:
- De regeling die nu in het bestemmingsplan is opgenomen, voldoet aan de uitgangspunten van het ontwerp Luchthavenbesluit Eindhoven waarin een vogelbeheersgebied is opgenomen waarbinnen extramurale opslag of verwerking van organisch materiaal niet bij recht is toegestaan. Een onderscheid tussen huishoudelijk en bedrijfsafval wordt daarbij niet gemaakt.
- Het onderscheid tussen de aard en samenstelling van huishoudelijk afval en bedrijfsafval is niet voldoende duidelijk te maken waardoor deze regeling niet houdbaar is.

Concreet zijn de artikelen 4.1, sub b, vierde bullet en 4.6.1, sub c, uit de planregels verwijderd. Artikel 4.5.5, sub a, eerste zin: is "huishoudelijk en" verwijderd.

5. Buitenopslag van groenafval (te vinden in de uitspraak onder 8.e.)
Bij de vorige uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (17 maart 2010, nr. 200904214/1/R2) over dit plangebied speelde de discussie over de buitenopslag van groenafval een grote rol. Dit heeft uiteindelijk geresulteerd in de regeling waarover de Afdeling bestuursrechtspraak nu een tussenuitspraak heeft gedaan. Naar aanleiding van de tussenuitspraak van 22 mei 2013 is de regeling opnieuw beschouwd. Dit heeft geresulteerd in een nieuwe aanduiding op de verbeelding waarbinnen de buitenopslag van groenopslag is toegestaan. Dit betreft louter en alleen de gronden van de bestaande milieuinrichting van het bedrijf Van Gansewinkel. Dit vanwege de bestaande rechten van dit bedrijf.

Verder zijn de regels gewijzigd in overleg met het ministerie van Defensie en anticiperend op het nieuwe luchthavenbesluit Eindhoven. Voor buitenopslag van organisch afval geldt in dit bestemmingsplan het 'nee-tenzij' principe. Het minsterie van Defensie moet schriftelijk verklaren dat op basis van een door de initiatiefnemer overgelegde fauna-effectstudie is aangetoond dat een grondgebruik of bestemming voor buitenopslag van organisch afval niet leidt tot een toename van het risico op vogelaanvaringen voor het luchtverkeer van en naar de luchthaven.

Daarom is artikel 4.6.2. toegevoegd:"Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.5.5, sub a, en toestaan dat, anders dan in afgesloten containers, organisch afval in de buitenlucht wordt opgeslagen, verwerkt of overgeslagen mits het minsterie van Defensie schriftelijk heeft verklaard dat op basis van een door de initiatiefnemer overgelegde fauna-effectstudie is aangetoond dat een grondgebruik of bestemming voor buitenopslag van organisch afval niet leidt tot een toename van het risico op vogelaanvaringen voor het luchtverkeer van en naar de luchthaven.

Op de verbeelding is de aanduiding 'Specifieke vorm van bedrijf 2-4' gewijzigd. De aanduiding is verkleind.

Voor de duidelijkheid is in artikel 4.1, sub b, derde bullet, toegevoegd 'voor zover dit niet in de buitenlucht plaatsvindt'.

Naast de 'opslag' van groenafval moeten de regels ook betrekking hebben op het 'verwerken' en de 'overslag' van dit afval. Daarom zijn de regels als volgt gewijzigd:

  • Artikel 4.1, sub g:”buitenopslag van groenafval” is gewijzigd in “het in de buitenlucht opslaan, verwerken en overslaan van groenafval”
  • Artikel 4.5.5, sub a, laatste zin: “buitenopslag van groenafval” is gewijzigd in “het in de buitenlucht opslaan, verwerken en overslaan van groenafval”.