4.3 Nadere eisen
4.3.1 Algemeen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
-
a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
-
b. de verkeersveiligheid;
-
c. de sociale veiligheid;
-
d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
4.3.2 Externe veiligheid
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de wijze van uitvoering van de bebouwing, ten behoeve van bouwkundige maatregelen op het gebied van externe veiligheid waarbij in nieuw te bouwen kantoorruimten met een brutovloeroppervlakte van meer dan 1.500 m2 een centraal afsluitbaar ventilatiesysteem aanwezig dient te zijn.
4.5 Specifieke gebruiksregels
4.5.1 Risicovolle inrichtingen
Ten aanzien van risicovolle inrichtingen gelden de volgende bepalingen:
-
a. een risicovolle inrichting is slechts toegestaan als de PR10-6/jaar contour van die inrichting niet buiten de eigen bouwperceelsgrenzen ligt. In afwijking hiervan mag de PR10-6/jaar contour buiten de eigen perceelsgrens vallen voor zover de contour over de bestemming 'Groen', 'Verkeer' of 'Verkeer - Railverkeer' ligt;
-
b. een bestaande risicovolle inrichting waarvan de PR10-6/jaar contour ligt buiten de eigen bouwperceelsgrens mag worden voortgezet of gewijzigd mits de op de verbeelding aangeduide PR10-6/jaar contour niet wordt vergroot en/of gewijzigd;
-
c. een bedrijf gelegen nabij een risicovolle inrichting mag, binnen de PR10-6/jaar contour van die nabij gelegen risicovolle inrichting,
a. geen kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten bouwen dan wel
b. een bouwwerk in gebruik nemen als een kwetsbaar of een beperkt kwetsbaar object;
-
d. het invloedsgebied van risicovolle inrichtingen mag reiken buiten de plangrens van het bestemmingsplan mits direct daarbuiten over bedrijfsbestemmingen met hetzelfde risicoprofiel uit de Visie Externe Veiligheid, infrastructuur, water of openbaar groen.
4.5.2 Afwijking risicovolle inrichting
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.5.1 sub c en het bouwen van bouwwerken en/of in gebruik nemen van bouwwerken als een beperkt kwetsbaar object binnen de PR10-6/jaar contour van de nabij gelegen risicovolle inrichting toelaten, mits:
-
a. het bedrijf dat een verzoek om omgevingsvergunning indient, aantoont dat het bij het bouwen en/of gebruik gaat om arbeidsextensieve activiteiten en mits
-
b. bij een toename van het groepsrisico uit een advies van de Veiligheidsregio Zuidoost Brabant blijkt dat er voldoende mogelijkheden zijn tot zelfredzaamheid voor de bevolking en voldoende mogelijkheden voor de bereikbaarheid voor hulpverlening en rampbestrijding.
-
c. Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 4.5.1 sub d en een groter invloedsgebied toestaan, mits het groepsrisico verantwoord wordt geacht.
4.5.3 Wijziging voor opnemen PR 10-6/jaar contour van risicovolle inrichtingen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen, overeenkomstig het bepaalde in de artikelen 3.6 jo. 3.9a Wro, door de gehele PR 10-6/jaar contour van een risicovolle inrichting op de verbeelding aan te duiden. Deze wijzigingsbevoegdheid geldt als de PR 10-6/jaar contour van een risicovolle inrichting gedeeltelijk ligt buiten de eigen bouwperceelsgrenzen en buiten de bestemming 'Groen', 'Verkeer' en 'Verkeer - Railverkeer'. De PR 10-6/jaar contour van een risicovolle inrichting mag gedeeltelijk buiten de eigen bouwperceelsgrenzen liggen, mits:
-
a. het gedeelte van de PR 10-6/jaar contour van de risicovolle inrichting dat buiten de eigen bouwperceelsgrenzen ligt, niet ligt over een (geprojecteerd) kwetsbaar object en ligt binnen de plangrens;
-
b. het gedeelte van de PR 10-6/jaar contour van de risicovolle inrichting dat buiten de eigen bouwperceelsgrenzen ligt, niet ligt over een (geprojecteerd) beperkt kwetsbaar object, tenzij daarvoor gewichtige redenen aanwezig zijn en uit een advies van de Veiligheidsregio Zuidoost Brabant blijkt dat er voldoende mogelijkheden zijn tot zelfredzaamheid voor de bevolking en voldoende mogelijkheden voor de bereikbaarheid voor hulpverlening en rampbestrijding.
4.5.4 Wijziging aanduiding PR 10-6/jaar contour van risicovolle inrichtingen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen, overeenkomstig het bepaalde in de artikelen 3.6 jo. 3.9a Wro, door de aanduiding van de PR 10-6/jaar contour van een risicovolle inrichting op de verbeelding te wijzigen en/of te verwijderen. Deze wijzigingsbevoegdheid geldt als de op de verbeelding aangegeven PR 10-6/jaar contour die buiten de eigen bouwperceelsgrens ligt:
-
a. vervalt en/of binnen de eigen bouwperceelsgrenzen komt te liggen. In deze situaties kan de aanduiding van de PR 10-6/jaar contour van een risicovolle inrichting op de verbeelding helemaal worden verwijderd;
-
b. verkleind en/of verplaatst, mits het oppervlak van de PR 10-6/jaar contour dat buiten de eigen bouwperceelsgrens ligt, als gevolg van deze wijziging niet vergroot en mits niet gelegen buiten de plangrens.
4.5.5 Strijdig gebruik
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals vermeld in lid 4.1 wordt in ieder geval gerekend:
-
a. het in de buitenlucht opslaan, verwerken en overslaan van organisch afval in het kader van de in 4.1 onder b bedoelde activiteiten anders dan in afgesloten containers. Opslag, verwerking en overslag van A-, B- en C-hout in de buitenlucht is in tegenstelling tot het voorgaande wel toegestaan. Uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'Specifieke vorm van bedrijf 2–4', is, in tegenstelling tot het voorgaande, het in de buitenlucht opslaan, verwerken en overslaan van groenafval wel toegestaan.
-
b. opslag, verwerking en overslag van berm- en slootmaaisel en dierlijk afval;
-
c. inrichtingen en installaties ten behoeve van de verwerking van afvalwater, gier en mest, radioactief afval, autowrakken en groot chemisch afval, en het storten en verbranden van afval;
-
d. het gebruiken, in gebruik geven of laten gebruiken voor de opslag van goederen indien het onbebouwde gronden betreft buiten het in 4.2.1 onder a bedoelde bouwvlak;
-
e. het gebruiken, in gebruik geven of laten gebruiken voor de opslag van goederen indien het onbebouwde gronden betreft binnen het in 4.2.1 onder a bedoelde bouwvlak, voor zover:
-
1. de hoogte hiervan meer bedraagt dan de hoogte van het op het betreffende perceel aanwezige hoogste gebouw dan wel meer bedraagt dan 10 meter;
-
2. bij handel en bedrijf in de vorm van opslag, verwerking en overslag van afvalstoffen, compostering hieronder begrepen, de hoogte hiervan meer bedraagt dan 1,5 maal de hoogte van het aanwezige hoogste gebouw dan wel meer bedraagt dan 15 meter;
-
f. het gebruik, in gebruik geven of laten gebruiken van bedrijfsgebouwen voor bewoning;
-
g. gebruik van bedrijfsgebouwen voor kantoordoeleinden, anders dan ten dienste van het aldaar gevestigde bedrijf;
-
h. het gebruik, in gebruik geven of laten gebruiken van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;
-
i. het gebruik, in gebruik geven of laten gebruiken van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, anders dan vermeld in lid 4.1 sub c.
-
j. het gebruik van gronden als waterpartijen in de vorm van waterlopen, vijvers en open bassins;
-
k. het gebruik, in gebruik geven of laten gebruiken van gronden en/of bouwwerken ten behoeve van obj.
4.6 Afwijken van de gebruiksregels
4.6.1 Afwijkingsbevoegdheid
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.1:
-
a. voor bedrijven die niet voorkomen in de Lijst van bedrijfsactiviteiten mits het betrokken bedrijf naar de aard en de invloed op de omgeving gelijk te stellen is met bedrijven die zijn genoemd in de Lijst van bedrijfsactiviteiten die zijn genoemd in de categorieen 3.1, 3.2, 4.1 en 4.2 en mits het bedrijven betreft waarvan de bedrijfsvoering geheel of nagenoeg geheel bestaat uit overslag, groupage, distributie en assemblage van goederen, niet zijnde afvalstoffen, danwel bedrijven gericht op opslag, verwerking en overslag van afvalstoffen, compostering hieronder begrepen, allen mits het niet betreft geluidszoneringsplichtige inrichtingen, zelfstandige kantoorvestigingen of kwetsbare objecten;
-
b. voor bedrijven die in de Lijst van bedrijfsactiviteiten zijn genoemd in de categorieën 1 of 2 indien wordt voldaan aan de volgende eisen:
-
1. het bouwperceel dient voor minimaal 50% te worden bebouwd, waarbij;
-
2. voor een bedrijfsactiviteit in categorie 1 sprake dient te zijn van een bouwperceel met een oppervlakte van te minste 20.000 m2;
-
3. voor een bedrijfsactiviteit in categorie 2 dient sprake te zijn van een bouwperceel met een oppervlakte van te minste 10.000 m2;
-
4. er geen sprake is van een geluidszoneringsplichtige inrichting en/of kwetsbare objecten.
4.6.2 Afwijkingsbevoegdheid buitenopslag groenafval
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.5.5, sub a, en toestaan dat, anders dan in afgesloten containers, groenafval in de buitenlucht wordt opgeslagen, verwerkt of overgeslagen mits het ministerie van Defensie schriftelijk heeft verklaard dat op basis van een door de initiatiefnemer overgelegde fauna-effectstudie is aangetoond dat een grondgebruik of bestemming voor buitenopslag van groenafval niet leidt tot een toename van het risico op vogelaanvaringen voor het luchtverkeer van en naar de luchthaven.