Plan: | High Tech Campus Eindhoven-Klotputten |
---|---|
Status: | onherroepelijk |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0772.80022-0501 |
Het watersysteem zoals beschreven in paragraaf 5.4 zal ongewijzigd van toepassing blijven voor de campus na voltooiing van de bouw. In een gemiddeld jaar valt er in de toekomstige plansituatie ruim 200.000 m3 neerslag op het campusterrein en verdampt er circa 75.000 m3. Dit betekent een neerslagoverschot van circa 125.000 m3. Dit neerslagoverschot wordt in zijn geheel afgevoerd naar de Dommel. De maximale afvoercapaciteit naar de Dommel bedraagt 0,10 m3/s. De berging van water in de waterpartij leidt tot een maximale peilstijging van circa 5 centimeter. Hieronder is het aangesloten verhard oppervlak op het regenwatersysteem weergegeven. Daarbij zijn de vuile wegoppervlakken die op het vuilwaterriool worden aangesloten of via een verbeterd gescheiden stelsel worden aangesloten niet meegenomen.
Totalen: 2001 2010
wegoppervlak op RWA-rioolstelsel noord: 40.800 m2 43. 329 m2
correctie infiltratiesysteem -28.000 m2
dakoppervlak op RWA-rioolstelsel: 103.100 m2 104.510 m2
dakoppervlak op krekenstelsel: 31.500 m2 31.734m2
wegoppervlak op krekenstelsel: 16.100 m2 18.0618 m2
Totaal oppervlak op watersysteem: 191.500 m2 (19,2 ha) 196.640 m2 (19,7 ha)
Door DHV is op 03-02-10 een aanvullend onderzoek verricht over de waterhuishouding op de High Tech Campus Eindhoven (kenmerk: BI-CE2010-0367) zie Waterhuishouding. Deze is aangevuld om de berging in het infiltratiesysteem (wadi's) inzichtelijk te maken in de notitie AD3410-001-001 van 28 april 2011. Middels deze notitie wordt aangetoont dat de berging in de infiltratievoorzieningen voldoende capaciteit heeft. Daarmee voor het gehele gebied minimaal 25 mm bedraagt. Dit is conform het oorspronkelijke waterhuishoudingsplan. De hoeveelheden dakoppervlakte en verhard oppervlakte verschillen tussen de rapportage uit 2001 en anno 2010 minimaal. In het noordelijke deel, aangesloten op het RWA stelsel, is de totaal verharde oppervlakte hoger maar hier is het grootste deel van de secundaire verhardingen niet op het RWA stelsel aangesloten. Dit deel voert af door infiltratie. Naast de secundaire wegen zijn infiltratievoorzieningen aangebracht. 75% van deze hoeveelheden zijn in mindering gebracht op de totale af te voeren hoeveelheid op het RWA stelsel. In het rapport van 2001 is hier geen rekening mee gehouden. Daarnaast is in de afvoerende leiding naar de Dommel een geregelde klepstuw met debietmeting aangebracht. Bij een overschrijding van het maximale debiet wordt ook het regenwater uit het noordelijke gedeelte afgevoerd naar de vijver. De directe afvoer naar de Dommel is veel lager dan in het rapport van 2001 is aangegeven. In het zuiden zijn de hoeveelheden verhard oppervlak marginaal hoger. Dit is goed voor de waterstand in de vijver maar de peilstijging in de vijver is verwaarloosbaar.
Gezien de geringe afwijkingen in de nieuw bepaalde hoeveelheden verharding en dakoppervlak en gezien de aanpassingen in de manier van afvoeren ten opzichte van de bestaande hoeveelheden uit het rapport van 2001 is het niet noodzakelijk deze rapportage te herzien waarmee het eerder opgestelde waterhuishoudingsplan gehandhaafd blijft.
Toetsing Verordening ruimte Noord-Brabant 2011
Een gedeelte van het plangebied is aangewezen als 'regionaal waterbergingsgebied' zoals opgenomen in de Verordening ruimte Noord-Brabant 2011. Hierbinnen worden in het plan geen stedelijke ontwikkelingen mogelijk gemaakt. De hier geldende de bestemmingen 'Natuur - 1' en 'Natuur - 2' strekken mede tot behoud van het waterbergend vermogen van dat het gebied. Binnen het terrein van de High Tech Campus Eindhoven ligt het maaiveld hoger dan het berekende hoogwaterpeil van de Dommel voor de situatie eens per 100 jaar. Het waterschap adviseert een minimale maaiveldhoogte van het terrein van NAP + 17,50m aan te houden. Daarnaast wordt geadviseerd om geen kapitaalintensieve voorzieningen onder het peil van NAP + 17,50 m aan te leggen. In het deel dat in de Verordening ruimte is aangeduid als 'reserveringsgebied waterberging' waar stedelijke ontwikkelingen op de HTCE zijn geprojecteerd, vervalt deze aanduiding. De aanpassingen, die voor de Verordening ruimte dienen te worden doorgevoerd, neemt het waterschap mee in de actualisatie van haar bestanden van de “voorlopige reserveringsgebieden waterberging”. Voor de overige gronden met deze aanduiding blijft de aanduiding van toepassing. Met het hier aanwezige watersysteem, zoals beschreven in paragraaf 5.4, is voldoende waterbergend vermogen aanwezig.
Zoals hiervoor aangegeven adviseert het waterschap om voor bouwvlakken gelegen op de campus die beneden het NAP + 17,5 m liggen om een bouwpeil van hoger dan 17,5 +NAP aan te houden. Op onderstaande afbeelding zijn de betreffende bouwvlakken geel gearceerd aangegeven.
afbeelding: bouwvlakken die beneden het NAP + 17,5 m liggen