Plan: | High Tech Campus Eindhoven-Klotputten |
---|---|
Status: | onherroepelijk |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0772.80022-0501 |
Een van de uitgangspunten bij de ontwikkeling van de campus was dat het terrein een goede inpassing krijgt binnen het bestaande landschap. Dat betekent dat de grote variatie in natte en drogere gebieden van de Dommelvallei terug komt op de campus. De centraal in het plangebied gelegen waterplas speelt een belangrijke rol. Het water van de plas moet vanaf de rand van de campus en in de campus waarneembaar zijn. De eigen identiteit van de campus wordt versterkt door de plas. Niet alleen wordt de variatie in natte en droge gebieden in de omgeving weerspiegeld door de plas met zijn oevers en de drogere (zandige) delen van de campus, de plas refereert bovendien door zijn maat en schaal aan plassen in de typische Brabantse heide en bosgebieden. De glooiing tussen dekzandrug en beekdal, waarin de plas is gelegen, is een infiltratiegebied. Om te voorkomen dat de plas door wegzijging delen van het jaar droog staat, is in de huidige plas een leemlaag aangebracht. Ook de nieuwe delen van de plas zullen worden voorzien van een leemlaag. De oevers aan de zuidelijke zijde van de plas zijn natuurvriendelijk ingericht. Dat wil zeggen dat de oever een flauw talud heeft waarop oevervegetatie zich kan ontwikkelen. Genoemd worden zeggensoorten, gagel en riet. De noordelijke oever van de plas is voorzien van een steile kade. Het gebied ten zuiden van de waterpartij watert op een natuurlijke wijze via 'kreken' af op de waterpartij. De neerslag die op de gebouwen en de bredere straten valt zal worden afgevoerd naar de kreken. De kreken zijn voorzien van een afsluitende laag, zodat de neerslag niet kan infiltreren maar wordt afgevoerd naar de waterpartij. Indien er een watertekort is kan ook overwogen worden om delen van het noordelijke gebied te laten afwateren op de waterpartij.
afbeelding: functioneren waterhuishouding (bron: Beeldkwaliteitplan High Tech Campus Eindhoven, Juurlink+Geluk, februari 2012)
Waterberging
De jaarlijkse neerslag varieert van 675 mm tot 750 mm (standaardtijdvak 1931-1960). Het gemiddelde jaarlijkse neerslagoverschot bedraagt voor hetzelfde tijdvak 200 mm tot 250 mm. Het zandgebied wordt op natuurlijke wijze gedraineerd. Voor het plangebied is met name de Dommel belangrijk voor de drainage. Het stroomgebied van de Dommel beslaat het grootste gedeelte van de slenk.
Grondwater
Het gebied grenzend aan het plangebied heeft in het algemeen grondwatertrap VII (Stichting voor Bodemkartering, 1981). Dat wil zeggen dat de gemiddelde hoogste grondwaterstand (GHG) meer dan 80 cm beneden maaiveld ligt en de gemiddeld laagste grondwaterstand (GLG) meer dan 120 cm beneden maaiveld ligt.
Waterhuishouding
De centrale waterplas wordt gevoed door regenwater. Om te voorkomen dat de plas door infiltratie leegloopt is een slecht doorlatende laag leem aangebracht op de bodem. Op deze wijze is een 'kunstmatig ven' ontstaan, die in beginsel enige overeenkomst kan vertonen met natuurlijke vennen in de omgeving. In de afvoeren van het regenwaterstelsel naar de Dommel zijn stuwen aangebracht om afvoer van water te kunnen reguleren. De huidige waterhuishouding van het plangebied vindt plaats door riolering, infiltratie, berging en vertraagde afvoer van hemelwater. Ondanks de aanwezigheid van leemlagen is sprake van een wegzijging van het water. De afstroming naar de Dommel lijkt gering.
Riolering
Op het gebied van riolering hanteert het waterschap het uitgangspunt om zo min mogelijk schoon (hemel-)water met afvalwater te vermengen. Daarom is het campusterrein voorzien van een volledig gescheiden rioleringssysteem. Dat wil zeggen dat alleen het afvalwater wordt afgevoerd naar de AWZI en dat alle neerslag middels een apart regenwaterrioolstelsel wordt afgevoerd naar de Dommel. Uit berekeningen blijkt dat het huidige RWA stelsel over voldoende afvoercapaciteit beschikt. De drukhoogte van het water in de riolering komt niet hoger dan 50 cm beneden het straatniveau bij een belasting van het stelsel die met een herhalingstijd van eens in de twee jaar kan plaatsvinden. Ondanks het feit dat het huidige RWA-stelsel wel voldoende afvoercapaciteit heeft, is het afschot van bepaalde rioolstrengen niet optimaal. Het verdient dan ook aanbeveling om, indien men toch dat deel van de riolering moet of wil vervangen, het afschot aan te passen. Het gaat daarbij om het lage punt in de zuid-west hoek van het stelsel en de grote zuidelijke oost-west afvoerleiding.
Waterkwaliteit
Van de plas op het campusterrein zijn geen waterkwaliteitsgegevens bekend. Even bovenstrooms van het campusterrein ligt een waterkwaliteitsmeetpunt van Waterschap De Dommel (O.L. Vrouwebrug, weg Veldhoven-Waalre). Dit meetpunt kan als representatief worden gezien voor de waterkwaliteit van de Dommel ter hoogte van de campus. Uit een meetreeks van 1997 blijkt dat doorzicht en zuurgraad voldoen aan de gestelde normen, maar dat de concentraties totaal-fosfaat, totaal-stikstof, koper, nikkel en thermotolerante Coli de normen overschrijden (Waterschap De Dommel, 1999). Meetgegevens in de Boven-Dommel, nabij de grens met Belgiƫ, indiceren dat een belangrijk deel van de verontreiniging afkomstig is uit Belgiƫ.
Waterberging
Aangezien er geen water infiltreert in het gebied zal de totale hoeveelheid af te voeren water naar de Dommel toenemen door de uitbreiding van de campus. De piekafvoer naar de Dommel neemt echter niet toe. Uit de berekeningen voor het gemiddeld jaar blijkt dat de piekafvoer in de toekomstige situatie zelfs iets lager is als die in de huidige situatie. Dit komt door de berging die in het watersysteem aanwezig is. De maximale peilstijging die met de reeksberekening is berekend bedraagt maximaal 5 centimeter. Dit is minder dan de 8 cm op basis van de regenduurlijn methode. Dit wordt veroorzaakt door de afstromingsvertraging.