Type plan: wijzigingsplan
Naam van het plan: Postelseweg 173 te Eersel
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.0770.WPpstlswg1730015-vast

Artikel 4 Agrarisch met waarden - Landschap

            

4.1 Bestemmingsomschrijving

4.1.1 Algemeen

De voor Agrarisch met waarden - Landschap  aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  • agrarisch gebruik;
  • nevenactiviteiten; (voor zover in artikel 4 lid 1.2  of via ontheffing kan worden toegestaan);
  • behoud, herstel en ontwikkeling van de landschappelijke waarden;
  • water en waterhuishoudkundige doeleinden;
  • extensief recreatief medegebruik;
  • doeleinden van openbaar nut;
  • erfbeplanting;
  • tuinen ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak', alsmede voortuinen tussen de aanduiding 'bouwvlak' en de weg, en tussen de bestemming Wonen en de weg;
  • behoud en herstel van cultuurhistorische en historisch-stedenbouwkundige waarden ter plaatse van de aanduiding "cultuurhistorische waarden".
een en ander met bijbehorende voorzieningen, waaronder perceelsontsluitingen en sloten, en overeenkomstig de in artikel 4 lid 1.2  opgenomen nadere detaillering van de bestemming.

4.1.2 Nadere detaillering van de bestemming

In het onderstaande is een nadere detaillering opgenomen van het bepaalde in artikel 4 lid 1.1:
 
a  Agrarisch bouwvlak
Ter plaatse van de aanduiding "bouwvlak" gelden de volgende bepalingen:
  • Uitsluitend ter plaatse van de aanduiding “bouwvlak” zijn agrarische bedrijven toegestaan.
  • Indien blijkens de aanduiding "relatie" sprake is van een koppeling van twee aanduidingen "bouwvlak" dan zijn hierop de bepalingen met betrekking tot een enkel bouwvlak van overeenkomstige toepassing.
b  Type agrarisch bedrijf en omschakeling
Ter plaatse van de aanduiding "bouwvlak" mag een grondgebonden agrarisch bedrijf, niet zijnde een paardenhouderij, worden uitgeoefend, voorts is -al dan niet in combinatie met een grondgebonden bedrijf- het volgende type agrarisch bedrijf toegestaan overeenkomstig de aanduiding:
  • ter plaatse van de aanduiding "glastuinbouw" een glastuinbouwbedrijf;
  • ter plaatse van de aanduiding "intensieve veehouderij" een intensieve veehouderij;
  • ter plaatse van de aanduiding "paardenhouderij" een paardenhouderij;
  • ter plaatse van de aanduiding "gemengd" een gemengd agrarisch bedrijf bestaande uit een grondgebonden agrarisch bedrijf met een intensieve veehouderijtak.
c  Staat van nevenactiviteiten
Afhankelijk van de opgenomen aanduiding zijn ter plaatse van de aanduiding "bouwvlak" voorts uitsluitend de volgende nevenactiviteiten naast de agrarische bedrijfsvoering toegestaan met de daarbij behorende voorzieningen, waarbij voor de betreffende activiteit maximaal de in de tabel opgenomen vloeroppervlakte is toegestaan. Voor zover geen oppervlakte in de tabel is opgenomen geldt de bestaande vloeroppervlakte als maximum:
 
AfkortingAanduidingNevenactiviteitAdres
Vloer-
oppervlakte
(saw-1)
specifieke vorm van
ararisch met
waarden - 1
minicampingBuikheide 10a 
(saw-3)
specifieke vorm van
agrarisch met
waarden - 3
minicampingHeikestraat 5 
(saw-4)
specifieke vorm van
agrarisch met
waarden - 4
minicamping,
groepsaccommodatie
Kreiel 11 en
1a
240 m2
(saw-5)
specifieke vorm van
agrarisch met
waarden - 5
zorgboerderij en
minicamping
Schadewijk 21120 m2
(saw-6)
specifieke vorm van
agrarisch met
waarden - 6
varkensmuseum,
inclusief
ontvangstruimte en
speelruimte,
paardenstalling
Schadewijk 23
571 m2,
waarvan 246 m2 aardenstaling
(saw-8)
specifieke vorm van
agrarisch met
waarden - 8
zorgboerderijBijsterveld 2110 m2
 
d  Bed&breakfast
In een bedrijfswoning en bijbehorende bijgebouwen is een bed&breakfast toegestaan als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:
  1. De omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 40% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de woonbebouwing tot een maximum van 80 m2;
  2. De bed&breakfast mag bestaan uit maximaal twee kamers met elk maximaal 2 bedden;
  3. Wanneer bed&breakfast plaatsvindt in een vrijstaand bijgebouw, dan is hierin geen keuken of soortgelijke voorziening toegestaan;
  4. Het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer;
  5. Parkeren dient op eigen terrein plaats te vinden;
  6. De activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner.
e  Ondergeschikte detailhandel
Ten dienste van het agrarisch bedrijf is ondergeschikte detailhandel toegestaan als nevenactiviteit. Daarbij mag het enkel gaan om detailhandel in streekgebonden producten en agrarisch gerelateerde producten. Maximaal mag 100 m2
verkoopvloeroppervlak voor deze detailhandelsactiviteit worden aangewend.
 
f  Inpandige statische opslag
Ten dienste van het agrarisch bedrijf is inpandige statische opslag toegestaan als nevenactiviteit, tot een maximale vloeroppervlakte van 400 m2. Inpandige statische opslag is niet toegestaan in kassen.
 
g  Mestverwerking en vergisting
Mestverwerking en vergisting wordt als bij het agrarisch bedrijf behorend nevenactiviteit aangemerkt, zij het dat deze voorziening uitsluitend kan worden toegestaan na ontheffing als bedoeld in artikel 4 lid 6.2.
 
h  Teeltondersteunende voorzieningen
Voor teeltondersteunende voorzieningen gelden de volgende bepalingen:
  1. permanente teeltondersteunende voorzieningen zijn uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "bouwvlak" toegestaan, met dien verstande dat teeltondersteunende kassen uitsluitend na verlening van ontheffing zijn toegestaan;
  2. tijdelijke en overige teeltondersteunende voorzieningen zijn zowel ter plaatse van de aanduiding "bouwvlak" als daarbuiten toegestaan. Buiten de aanduiding "bouwvlak" is dit echter uitsluitend toegestaan door middel van een ontheffing voor bouwwerken of een omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerken zijnde.
i  Landschappelijke waarden
Gestreefd wordt naar behoud, herstel en ontwikkeling van landschappelijke waarden. Dit houdt in dat de binnen het gebied voorkomende akkercomplexen, steilranden en landschapselementen dienen te worden gehandhaafd. Ook mogen de openheid en/of het reliëf van de open en bolle akkers niet onevenredig worden aangetast.
  1. Ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch met waarden - beekdal" is het beleid gericht op behoud en bescherming van de hydrologie en de landschappelijke openheid;.
  2. Ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch met waarden - cultuurhistorie", is het beleid gericht op bescherming van de bolle akkers en de landschappelijke openheid;
  3. Ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch met waarden - rnle", is het beleid gericht op ontwikkeling van natuur en landschap binnen de gehele regionale eenheid.
j  Cultuurhistorische en landschappelijke waarden
Gestreefd wordt naar behoud, herstel en ontwikkeling van cultuurhistorische en landschappelijke waarden. Dit houdt in dat ter plaatse van de aanduiding "wro-zone - aanlegvergunning historisch geografisch waardevol", het beleid is gericht op behoud en ontwikkeling van de historische verkavelingstructuur en kleinschaligheid van het landschap.
 
k  Landschapselementen
De bestemming is mede gericht op behoud van landschapselementen ter plaatse van de aanduiding "landschapswaarden".
 
l  Waterhuishoudkundige doeleinden
De gronden binnen een strook van 5 m aan weerszijden vanaf de insteek van de als Water bestemde watergangen zijn tevens bestemd voor waterhuishoudkundige doeleinden.
 
m  Extensief recreatief medebruik
Het gehele gebied gelegen binnen deze bestemming mag worden gebruikt ten behoeve van extensief recreatief medegebruik. Ter ondersteuning van het recreatief medegebruik worden beperkte recreatieve voorzieningen toegestaan in het gehele gebied zoals paden, banken, picknicktafels, bewegwijzering e.d.
 
n  Recreatievijver
Ter plaatse van de aanduiding "vijver" is een recreatievijver toegestaan. Watersport met gemotoriseerde vaartuigen is niet toegestaan.

4.2 Bouwregels

4.2.1 Toegestane bebouwing

Uitsluitend mag worden gebouwen ten behoeve van deze bestemming.

4.2.2 Bebouwing binnen bouwvlak

Ter plaatse van de aanduiding "bouwvlak" mogen uitsluitend worden opgericht:
  • agrarische bedrijfsgebouwen; met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding “gemengd” in extensiveringsgebied, aangeduid met "reconstructiewetzone - extensiveringsgebied natuur" of ter plaatse van de aanduiding "reconstructiewetzone - extensiveringsgebied overige", de bestaande oppervlakte bedrijfsbebouwing t.b.v. de intensieve veehouderijtak, niet mag worden uitgebreid;
  • agarische bedrijfsbouwen in de vorm van kassen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding "glastuinbouw";
  • voor bedrijfswoningen geldt het volgende:
    • uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "bedrijfswoning" is een bedrijfswoning toegestaan, en maximaal één per aanduiding;
    • ter plaatse van de aanduiding “geen bedrijfswoning toegestaan” is geen bedrijfswoning toegestaan;
    • ter plaatse van de aanduiding “bedrijfswoning” in combinatie met “maximum aantal wooneenheden” is het aangegeven maximale aantal wooneenheden het toegestane maximale aantal bedrijfswoningen;
  • bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van het agrarisch bedrijf.

4.2.3 Maatvoering en situering bebouwing binnen bouwvlak

De maatvoering van de gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ter plaatse van de aanduiding "bouwvlak" is als volgt:
 
Gebouw algemeenMin.
afstand tot bouwperceelgrens
3 m
afstand tot de as van de als “specifieke vorm van
verkeer - stroomweg” aangeduide weg
100 m 
afstand tot de as van de als “specifieke vorm van
verkeer - gebiedsontsluitingsweg” aangeduide weg
20 m
afstand tot de as van de als “erftoegangsweg”
aangeduide weg
15 m
afstand tot de as van de als “specifieke vorm van
verkeer - onverharde weg” aangeduide weg
10 m
bestaande kleinere afstanden van legaal
opgerichte gebouwen zijn toegestaan
 
Bedrijfsgebouw per bouwvlakMin.Max.
goothoogten.v.t.5,5 m
bouwhoogten.v.t.11 m
dakhelling, met dien verstande dat de minimale
dakhelling niet geldt voor ondergeschikte platte
tussenleden en andere gebouwen van
ondergeschikte aard
120600
Kassen ter plaatse van aanduiding
"glastuinbouw"
Min.Max.
goothoogten.v.t.4,5 m
bouwhoogten.v.t.9 m
afstand kassen tot woningen (anders dan eigen
bedrijfswoning)
25 mn.v.t.
bebouwde oppervlakten.v.t.omvang aanduiding 'bouwvlak'
Teeltondersteunende voorzieningen
Min.Max.
bouwhoogten.v.t.2,5 m
oppervlakte teeltondersteunende kassen
n.v.t.1000 m2
BedrijfswoningMin.Max.
goothoogte, de maximale goothoogte geldt voor
minimaal 60% van de lengte van de goot
n.v.t.
3,5 m, tenzij de bestaande
goothoogte meer bedraagt,
dan geldt de bestaande
goothoogte als maximum
bouwhoogten.v.t.
9 m, tenzij de bestaande
bouwhoogte meer bedraagt,
dan geldt de bestaande
bouwhoogte als maximum
inhoud 
maximaal 750 m3 (incl.
aangebouwde bijgebouwen),
tenzij:
- de bestaande inhoud van
de bestaande woning reeds
meer bedraagt, welke inhoud
dan als maximum geldt;
- het een bestaande
(woon)boerderij betreft,
waarbij de inhoud van het
hele bestaande
boerderijlichaam/bouwmassa
daarvan als maximum geldt.
dakhelling00600
Vrijstaande bijgebouwen bij bedrijfswoning
Min.Max.
gezamenlijke oppervlakte per woning
n.v.t.80 m2
goothoogten.v.t.3 m
bouwhoogten.v.t.6 m
afstand bijgebouwen tot bedrijfswoning
n.v.t.
15 m, tenzij de bestaande
afstand meer bedraagt, dan
geldt de bestaande afstand
als maximum
dakhelling
00
450
Bouwwerken, geen gebouwen zijndeMax.
bouwhoogte mestbassins
8,5 m
bouwhoogte silo's of waterbassins
15 m 
bouwhoogte erfafscheidingen
1,5 m vóór de voorgevelrooilijn , 2 m
achter de voorgevel
bouwhoogte van carports c.q. overkappingen
3 m
oppervlakte van een carport c.q. overkapping
20 m2
bouwhoogte overige bouwwerken, geen
gebouwen zijnde
6 m
sleufsilo's niet vóór voorgevel van bedrijfswoning
situeren
 

4.2.4 Herbouw

Aanvullend gelden voor herbouw van bestaande woningen de volgende voorwaarden:
  • de herbouw vindt grotendeels plaats op de plaats van de (voor zover aanwezige) bestaande fundamenten van de woning;
  • de voorgevel van de te herbouwen woning wordt geplaatst in de (voormalige) voorgevelrooilijn van de woning;
  • de bouwwijze (d.w.z. vrijstaand, halfvrijstaand of aaneengebouwd) van de te herbouwen woning(en) wijkt niet af van de bouwwijze van de oorspronkelijke woning(en).

4.2.5 (Maatvoering) bebouwing buiten bouwvlak

Voor het oprichten van bouwwerken buiten de aanduiding "bouwvlak" geldt het volgende:
  • Op de gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van het agrarisch grondgebruik worden opgericht met een maximale bouwhoogte van 2 m, met dien verstande dat:
    • de bouwhoogte van erf- en perceelsafscheidingen maximaal 1,5 m mag bedragen;
    • het oprichten van sleufsilo's niet is toegestaan;
    • nieuwe teeltondersteunende voorzieningen (voor zover het bouwwerken betreft) niet zijn toegestaan.
  • Ten behoeve van het extensief recreatief medegebruik is voorts uitsluitend het oprichten van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan zoals banken, picknicktafels e.d. met een maximale bouwhoogte van 2 m;
  • Paardenbakken buiten de aanduiding "bouwvlak", zijn niet toegestaan;
  • Veldschuren en andere gebouwen zijn niet toegestaan. In afwijking hiervan zijn bestaande gebouwen toegestaan, alsmede gebouwen ter plaatse van de aanduiding "bijgebouwen". Deze gebouwen mogen blijven bestaan, waarbij de bestaande situering, de bestaande goot- en bouwhoogte en de bestaande inhoud als maximum geldt. Deze gebouwen mogen niet worden herbouwd.

4.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van de situering en de afmetingen van bebouwing. Deze nadere eisen mogen slechts worden gesteld voor het behoud van en ter voorkoming van de aantasting van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing en hun omgeving en ten behoeve van het behoud en herstel van de waardevolle elementen en structuren en de bestaande ruimtelijke karakteristiek.

4.4 Afwijken van de bouwregels

4.4.1 Afwijken minicampings

Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in artikel 4 lid 1.2  onder b en artikel 4 lid 2.2  teneinde minicampings en de daarvoor noodzakelijke voorzieningen, zoals sanitaire voorzieningen, toe te staan, waarbij aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
  • kampeermiddelen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' of tot maximaal 100 m uit de aanduiding 'bouwvlak', gerekend vanaf de achtergrens van dit bouwvlak, of op een afstand van 100 m van het eigen bestemmingsvlak Wonen, Bedrijf of Bedrijf - Agrarisch verwant en technisch hulpbedrijf en op een afstand van minimaal 25 m van de bestemming Wonen van derden;
  • slechts kampeermiddelen zijn toegestaan met een niet-permanent karakter (tenten, tentwagens, kampeerauto's, campers en toercaravans), alsmede maximaal 5 trekkershutten per agrarisch bedrijf;
  • de bebouwde oppervlakte van de trekkershutten mag max. 30 m2 bedragen, de goothoogte max. 2,20 m en de Bouwhoogte: max. 3,5 m;
  • trekkershutten zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' danwel de bestemming Wonen; indien dit redelijkerwijs niet mogelijk blijkt zijn trekkershutten toegestaan op een afstand van maximaal 15 m van de aanduiding 'bouwvlak' danwel het eigen bestemmingsvlak Wonen;
  • er zijn maximaal 25 kampeerplaatsen per minicamping toegestaan;
  • gebouwde voorzieningen ten behoeve van kleinschalig kamperen zoals sanitaire voorzieningen, zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding "bouwvlak", met een maximale gezamenlijke oppervlakte van 50 m2 bij 25 kampeerplaatsen en 30 m2 bij maximaal 15 kampeerplaatsen, en een maximale bouwhoogte van 5,5 m;
  • de sanitaire voorzieningen worden, voor zover dat redelijkerwijs mogelijk is, gerealiseerd binnen de bestaande bebouwing, of anders aansluitend aan de bestaande bebouwing;
  • ondergeschikte en ondersteunende horeca, met een inpandige oppervlakte van maximaal 30 m2, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak'; en een buitenpandige oppervlakte van maximaal 70 m2;
  • er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;
  • het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  • de verkeersaantrekkende werking van de nevenactiviteit dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
  • er dient op eigen terrein te worden voorzien in de parkeerbehoefte;
  • het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
  • De ontheffing vindt niet plaats ter plaatse van de aanduiding "reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied primair" of ter plaatse van de aanduiding "reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied secundair";
  • de ontheffing mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in artikel 4 lid 1 omschreven waarden.

4.4.2 Afwijken uitbreiding intensieve veehouderijtak gemengd bedrijf

Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in artikel 4 lid 2.2  onder a teneinde uitbreiding van bedrijfsbebouwing ten behoeve van een intensieve veehouderijtak van een agrarisch bedrijf ter plaatse van de aanduiding “gemengd” in het extensiveringsgebied, aangeduid met "reconstructiewetzone - extensiveringsgebied natuur" of "reconstructiewetzone - extensiveringsgebied overige" toe te kunnen staan, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
  • ter plaatse van de aanduiding "bouwvlak", gelegen ter plaatse van de aanduiding "reconstructiewetzone - extensiveringsgebied natuur" of ter plaatse van de aanduiding "reconstructiewetzone - extensiveringsgebied overige", kan een uitbreiding van de intensieve veehouderijtak uitsluitend worden toegestaan, indien en voor zover de uitbreiding noodzakelijk is vanwege eisen voor dierenwelzijn;
  • de ontheffing mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de waarden als omschreven in artikel 4 lid 1;
  • er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;
  • het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt.

4.4.3 Afwijken teeltondersteunende voorzieningen

Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in artikel 4 lid 2.5 onder a sub 3 teneinde bouwwerken in de vorm van hoge tijdelijke en lage tijdelijke alsmede overige teeltondersteunende voorzieningen (TOV) op te kunnen richten, een en ander mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
  • de bouwhoogte bedraagt maximaal 2,5 m;
  • de oppervlakte van hoge tijdelijke en overige teeltondersteunende voorzieningen bedraagt niet meer dan 10.000 m2;
  • de voorzieningen dienen noodzakelijk te zijn voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering;
  • de ontheffing mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de waarden als omschreven in artikel 4 lid 1;
  • er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;
  • het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt.

4.4.4 Afwijken teeltondersteunende kassen

Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in artikel 4 lid 2.3  teneinde teeltondersteunende kassen toe te staan, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak', mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden: 
  • de teeltondersteunende kassen staan ten dienste aan een vollegrondstuinbouwbedrijf;
  • de oppervlakte van teeltondersteunende kassen wordt niet groter dan 5000 m2;
  • de goothoogte mag niet meer bedragen dan 5,5 m;
  • de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 7 m;
  • de ontheffing mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de waarden als omschreven in artikel 4 lid 1 .

4.4.5 Afwijken minimum afstand van bebouwing tot de weg

Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in artikel 4 lid 2.3  teneinde de voorgeschreven minimum afstand van bebouwing tot de weg te verkleinen, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
  • de noodzaak vanuit een doelmatige bedrijfsvoering moet aanwezig zijn;
  • de afstand van nieuwe bebouwing tot de as van de weg mag niet minder bedragen dan van bestaande reeds dichter bij die weg gelegen bebouwing; in afwijking hiervan behoeft indien het een bouwperceel betreft dat aan 2 of meer zijden direct grenst aan een weg, slechts tot 1 weg die afstand te worden aangehouden;
  • er mogen geen onevenredige verkeerskundige belemmeringen plaatsvinden;
  • er dient voldoende parkeerruimte op het eigen erf aanwezig te blijven;
  • de wegbeheerder dient te worden gehoord;
  • de stedenbouwkundige structuur mag niet onevenredig worden aangetast;
  • indien het een woning of ander geluidgevoelig object betreft, moet voldaan worden aan de Wet geluidhinder;
  • het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt.

4.4.6 Afwijken bouwhoogte erfafscheidingen

Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in artikel 4 lid 2.5  onder a sub 1 teneinde voor erf- en perceelsafscheidingen buiten de aanduiding "bouwvlak" een grotere bouwhoogte toe te staan tot maximaal 2 m, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
  • de grotere bouwhoogte is noodzakelijk om dieren binnen de wei te houden;
  • de erf- en perceelsafscheidingen zijn uitsluitend toegestaan in de vorm van afrasteringen;
  • het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  • de ontheffing mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in artikel 4 lid 1 omschreven waarden.

4.4.7 Afwijken paardenbak t.b.v. hobbymatig gebruik

Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in artikel 4 lid 2.5  onder c teneinde ten behoeve van hobbymatig gebruik binnen deze bestemming of hobbymatig gebruik binnen de bestemming Wonen paardenbakken toe te staan buiten de aanduiding "bouwvlak", mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
  • de paardenbak kan redelijkerwijs niet worden gesitueerd ter plaatse van de aanduiding "bouwvlak" of binnen het bestemmingsvlak Wonen;
  • de paardenbak wordt aansluitend aan de aanduiding "bouwvlak" of het bestemmingsvlak Wonen gesitueerd;
  • de paardenbak wordt zodanig gesitueerd en/of ingepast dat deze geen onevenredige aantasting van de landschappelijke waarden vormt;
  • schuurtjes, lichtmasten en andere aan de paardenbak verwante bouwwerken zijn niet toegestaan;
  • de oppervlakte van de paardenbak bedraagt maximaal 800 m2, tezamen met de oppervlakte die binnen de aanduiding "bouwvlak" danwel de bestemming Wonen wordt gesitueerd;
  • er is maximaal één paardenbak per bouwvlak danwel bestemmingsvlak Wonen toegestaan en uitsluitend bij het eigen bouwvlak respectievelijk de eigen woning;
  • het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  • er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de waterhuishoudkundige situatie; hieromtrent wordt advies ingewonnen bij het waterschap.

4.4.8 Afwijken m.b.t. herbouwartikel

Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde onder artikel 4 lid 2.4 onder b. teneinde de voorgevel te kunnen plaatsen buiten de (voormalige) voorgevelrooilijn, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
  • de nieuwe situering van de woning is stedenbouwkundig, verkeerskundig en milieukundig aanvaardbaar;
  • er dient sprake te zijn van (zekerheidsstelling omtrent de) sloop van de bestaande woning;
  • door de herbouw wordt het landelijke karakter van het gebied niet onevenredig aangetast;
  • de nieuwe situering van de woning leidt niet tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende bedrijven, voortvloeiende uit milieuregelgeving;
  • er moet voldaan worden aan de Wet geluidhinder;
  • er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;
  • het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt.

4.4.9 Afwijken bouwhoogte i.v.m. technische maatregelen

Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde onder artikel 4 lid 2.3 teneinde een grotere bouwhoogte toe te staan voor het treffen van milieutechnische maatregelen, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
  • de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 4 m boven de (feitelijke) hoogte van het betreffende gebouw;
  • er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;
  • het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt.

4.5 Specifieke gebruiksregels

4.5.1 Gebruik overeenkomstig de bestemming

In aanvulling op het bepaalde van artikel 7.10 Wro wordt onder gebruik in overeenstemming met de bestemming in ieder geval begrepen gebruik van gronden en/of opstallen voor:
  • mestbewerking van op het eigen bedrijf geproduceerde mest.

4.5.2 Strijdig gebruik

In aanvulling op het bepaalde van artikel 7.10 Wro wordt onder gebruik strijdig met de bestemming in ieder geval begrepen gebruik van gronden en/of opstallen voor:
  • het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik en plaatsvindt ter plaatse van de aanduiding "bouwvlak";
  • het bedrijfsmatig vervaardigen, opslaan, verwerken of herstellen van goederen en het opslaan en be- of verwerken van producten, tenzij dit plaatsvindt ten behoeve van de agrarische productie binnen het agrarisch bedrijf dan wel uitsluitend betrekking heeft op agrarische producten van het eigen bedrijf;
  • detailhandel, behoudens het bepaalde in artikel 4 lid 1.2 onder e;
  • buitenopslag ten behoeve van nevenactiviteiten;
  • vrijstaande bijgebouwen als zelfstandige woning en als afhankelijke woonruimte;
  • woondoeleinden, met uitzondering van de toegestane bedrijfswoningen;
  • het bewonen van bedrijfsruimte;
  • een niet-publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis of een publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis;
  • het gebruik van assimilitatiebelichting in teeltondersteunende kassen;
  • huisvesting van tijdelijke werknemers die werken op structurele arbeidsplaatsten, te weten een arbeidsplaats die langer dan 6 maanden beschikbaar is, en op tijdelijke arbeidsplaatsen;
  • de opslag van gevaarlijke stoffen, zoals kunstmeststoffen en propaan, die een 10-6 risicocontour hebben die de aanduiding "bouwvlak" overschrijdt;
  • evementen.

4.6 Afwijken van de gebruiksregels

4.6.1 Afwijken agrarisch verwant bedrijf/ agrarisch technisch hulpbedrijf als nevenactiviteit

Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in artikel 4 lid 1.2 onder b en artikel 4 lid 2.2 teneinde een vorm van agrarisch verwant bedrijf of agrarisch technisch hulpbedrijf als nevenactiviteit bij een agrarisch bedrijf toe te staan, mits aan de volgende voorwaarden is voldaan:
  • de nevenactiviteit dient plaats te vinden binnen de aanwezige gebouwen; er vindt geen uitbreiding van bebouwing ten behoeve van de nevenactiviteit plaats;
  • de ontheffing vindt niet plaats ter plaatse van de aanduiding "reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied primair" of ter plaatse van de aanduiding "reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied secundair";
  • de vloeroppervlakte, die wordt aangewend voor deze nevenactiviteit, mag niet meer bedragen dan 250 m2;
  • de totale vloeroppervlakte van nevenactiviteiten bij het agrarisch bedrijf mag maximaal 500 m2 bedragen; de oppervlakte die nodig is voor het plaatsen van kampeermiddelen wordt hierbij niet meegerekend;
  • er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;
  • het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
  • er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;
  • het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  • detailhandel ten behoeve van deze nevenactiviteit is niet toegestaan;
  • de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
  • er dient op eigen terrein te worden voorzien in de parkeerbehoefte;
  • de ontheffing mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in artikel 4 lid 1 omschreven waarden.

4.6.2 Afwijken biovergisting, mestbewerking en mestverwerking als nevenactiviteit

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing van het bepaalde in artikel 4 lid 1.2 onder g teneinde als nevenactiviteit vergisting van mest en/of andere organische restprodukten en energiegewassen in biovergistingsinstallaties toe te staan en/of bewerking van mest van derden of verwerking van mest zonder vergisting, mits aan de volgende voorwaarden
is voldaan:
  • de nevenactiviteit dient plaats te vinden ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak'; de bebouwde oppervlakte mag niet meer bedragen dan 250 m2;
  • bewerking van mest van derden en verwerking van mest en/of andere genoemde producten is toegestaan tot maximaal 25.000 ton op jaarbasis;
  • verwerking van mest en/of andere genoemde producten van derden is toegestaan;
  • het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
  • detailhandel ten behoeve van deze nevenactiviteit is niet toegestaan;
  • de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
  • er dient op eigen terrein te worden voorzien in de parkeerbehoefte;
  • het woon- en leefklimaat mag niet onevenredig worden aangetast;
  • de ontheffing mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in artikel 4 lid 1 omschreven waarden;
  • er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing.

4.6.3 Afwijken pensionstalling

Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in artikel 4 lid 1.2 onder b en artikel 4 lid 2.2 teneinde - bedrijfsmatige - nevenactiviteiten in de vorm van pensionstalling van paarden toe te staan bij een agrarisch bedrijf, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
  • de nevenactiviteit dient plaats te vinden binnen de aanwezige gebouwen; er vindt geen uitbreiding van bebouwing ten behoeve van de nevenactiviteit plaats;
  • de vloeroppervlakte, die wordt aangewend voor deze nevenactiviteit, mag niet meer bedragen dan 100 m2;
  • de totale vloeroppervlakte van nevenactiviteiten bij het agrarisch bedrijf, exclusief inpandige statische opslag, mag maximaal 500 m2 bedragen;
  • het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
  • er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;
  • het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  • de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
  • er dient op eigen terrein te worden voorzien in de parkeerbehoefte;
  • de ontheffing mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in artikel 4 lid 1 omschreven waarden.

4.6.4 Afwijken zorgverlenende nevenactiviteiten

Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in artikel 4 lid 1.2 onder b en artikel 4 lid 2.2, teneinde - bedrijfsmatige - nevenactiviteiten in de vorm van zorgverlening op sociaal, fysiek of psychisch vlak toe te staan bij een agrarisch bedrijf, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
  1. de nevenactiviteit dient plaats te vinden ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';
  2. indien er nieuwe gebouwen worden gebouwd ten behoeve van de nevenfunctie, dan kan advies worden ingewonnen bij de Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen;
  3. de activiteit vindt niet plaats ter plaatse van de aanduiding "reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied primair" of ter plaatse van de aanduiding "reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied secundair";
  4. de vloeroppervlakte, die wordt aangewend voor deze nevenactiviteit, mag niet meer bedragen dan 250 m2;
  5. de totale vloeroppervlakte van nevenactiviteiten bij het agrarisch bedrijf mag maximaal 500 m2 bedragen; de oppervlakte die nodig is voor het plaatsen van kampeermiddelen wordt hierbij niet meegerekend;
  6. ondergeschikte en ondersteunende horeca, met een inpandige oppervlakte van maximaal 30 m2 en een buitenpandige oppervlakte van maximaal 70 m2;
  7. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
  8. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;
  9. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  10. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
  11. er dient op eigen terrein te worden voorzien in de parkeerbehoefte;
  12. de ontheffing mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in artikel 4 lid 1 omschreven waarden.

4.6.5 Afwijken recreatieve nevenactiviteiten

Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in artikel 4 lid 1.2 onder b en artikel 4 lid 2.2, teneinde als nevenactiviteit bij een agrarisch bedrijf extensieve vormen van dag- en verblijfsrecreatieve voorzieningen, zoals een kinderboerderij, theehuis, ambachtelijke ijs- of kaasmakerij, verhuur van fietsen/huifkarren, organiseren van rondleidingen en exposities, bed en breakfastvoorzieningen in een grotere omvang e.d., toe te staan, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
  1. de nevenactiviteit vindt plaats naast en ter ondersteuning van de agrarische bedrijfsvoering;
  2. de activiteit vindt niet plaats ter plaatse van de aanduiding "reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied primair" of ter plaatse van de aanduiding "reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied secundair";
  3. verblijfsrecreatieve activiteiten zijn uitsluitend toegestaan in de vorm van vakantieappartementen, kamerverhuur, bed & breakfast e.d.; kampeermiddelen en stacaravans zijn niet toegestaan;
  4. maneges zijn niet toegestaan;
  5. de nevenactiviteit dient plaats te vinden ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak'; de nevenactiviteit is daarnaast toegestaan in cultuurhistorisch waardevolle vrijstaande bijgebouwen;
  6. bed & breakfast is toegestaan met een maximum van 10 (éénpersoons)bedden per agrarisch bedrijf;
  7. de vloeroppervlakte, die wordt aangewend voor deze nevenactiviteit, mag niet meer bedragen dan 500 m2, met dien verstande dat er maximaal 5 vakantieappartementen zijn toegestaan met een totale oppervlakte van maximaal 300 m2; de oppervlakte die nodig is voor het plaatsen van kampeermiddelen wordt hierbij niet meegerekend;
  8. indien er nieuwe gebouwen worden gebouwd ten behoeve van de nevenfunctie, dan kan advies worden ingewonnen bij de Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen;
  9. de totale vloeroppervlakte van nevenactiviteiten bij het agrarisch bedrijf, exclusief inpandige statische opslag, mag maximaal 500 m2 bedragen;
  10. ondergeschikte en ondersteunende horeca, met een inpandige oppervlakte van maximaal 30 m2 en een buitenpandige oppervlakte van maximaal 70 m2;
  11. de verkeersaantrekkende werking van de nevenactiviteit dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
  12. er dient op eigen terrein te worden voorzien in de parkeerbehoefte;
  13. er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;
  14. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
  15. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt; ten behoeve van de nevenactiviteit is ondersteunende horeca toegestaan, zoals de verkoop van ijs, thee e.d.;
  16. detailhandel is uitsluitend toegestaan in ondergeschikte, aan de nevenactiviteit gerelateerde vorm;
  17. de ontheffing mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in artikel 4 lid 1 omschreven waarden;
  18. vooraf kan door de gemeente advies worden ingewonnen bij de commissie Recreatie en Toerisme.

4.6.6 Afwijken inpandige statische opslag als nevenactiviteit

Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in artikel 4 lid 1.2 onder b en artikel 4 lid 2.2 teneinde nevenactiviteiten in de vorm van inpandige statische opslag toe te staan bij een agrarisch bedrijf, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
  1. de nevenactiviteit dient plaats te vinden binnen de aanwezige gebouwen; er vindt geen uitbreiding van bebouwing ten behoeve van de nevenactiviteit plaats;
  2. de ontheffing vindt niet plaats ter plaatse van de aanduiding "reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied primair" of ter plaatse van de aanduiding "reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied secundair";
  3. de opslag mag niet plaatsvinden in kassen;
  4. de vloeroppervlakte van de bebouwing, die wordt aangewend voor de nevenactiviteit, mag niet meer bedragen dan 750 m2;
  5. detailhandel ten behoeve van deze nevenactiviteit is niet toegestaan;
  6. de milieubelasting mag niet toenemen;
  7. de verkeersaantrekkende werking van de nevenactiviteit dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
  8. het gebruik mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken;
  9. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
  10. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;
  11. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  12. de ontheffing mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in artikel 4 lid 1 omschreven waarden.

4.6.7 Afwijken van tijdelijke huisvesting van tijdelijke werknemers

Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in artikel 4 lid 5.2 onder j ten behoeve van tijdelijke huisvesting van tijdelijke werknemers, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
  1. de huisvesting vindt bij voorkeur plaats in een bestaand bedrijfsgebouw of een gedeelte daarvan;
  2. de tijdelijke huisvesting is noodzakelijk voor een doelmatige bedrijfsvoering vanuit het oogpunt van de opvang van de tijdelijke grote arbeidsbehoefte van dat bedrijf;
  3. de huisvesting betreft uitsluitend medewerkers, die alleen binnen het bedrijf, waar ze gehuisvest zijn, werkzaamheden verrichten;
  4. de huisvesting bedraagt niet meer dan 6 maanden per kalenderjaar;
  5. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
  6. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
  7. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  8. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing.

4.6.8 Afwijken gebruik van assimilatiebelichting bij teeltondersteunende kassen

Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in artikel 4 lid 5.2 onder e. teneinde assimilatiebelichting bij teeltondersteunende kassen toe te staan, mits wordt voldaan aan de volgende bepalingen:
  1. er wordt hydrologisch neutraal gebouwd;
  2. de lichtafscherming gebeurt volgens het convenant dat afgesloten is tussen LTO Nederland (Land- en Tuinbouw Organisatie) en de Stichting Natuur en Milieu (SNM), d.d. 5 oktober 2004;
  3. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt.

4.6.9 Afwijken opslag gevaarlijke stoffen

Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in artikel 4 lid 5.2 onder k ten behoeve van de opslag van gevaarlijke stoffen teneinde toe te staan dat de daarbij behorende 10 -6 risicocontour de aanduiding "bouwvlak", danwel, indien geen aanduiding "bouwvlak" is opgenomen, de bestemmingsgrens, overschrijdt, mits aan de
volgende voorwaarden wordt voldaan:
  1. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingenvan de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
  2. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  3. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing.

4.6.10 Afwijken mantelzorg in afhankelijke woonruimte

Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in artikel 4 lid 5.2 onder e en toestaan dat een bijgebouw gebruikt wordt als afhankelijke woonruimte, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
  1. een dergelijke bewoning is noodzakelijk vanuit een oogpunt van mantelzorg. Hiertoe wordt een verklaring van een arts of specialist overlegd;
  2. de afhankelijke woonruimte is uitsluitend toegestaan voor mantelzorg die wordt verleend aan een familielid in de 1e of 2e graad;
  3. de afhankelijke woonruimte wordt ingepast binnen de toegestane bijgebouwen, waarbij ten behoeve van mantelzorg niet meer dan 80 m2 mag worden gebruikt;
  4. de afstand van het bijgebouw tot de woning bedraagt niet meer dan 15 m;
  5. er vindt geen belemmering plaats voor de ontwikkeling van (agrarische) bedrijven in de omgeving;
  6. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  7. indien sprake is van een geurgevoelig object wordt er voldaan aan de geurnormen krachtens de Wet geurhinder en veehouderij, dan wel krachtens een op deze wet gebaseerde verordening.

4.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

4.7.1 Omgevingsvergunningplicht

Het is verboden op de in dit artikel bedoelde gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning) de in het schema onder artikel 4 lid 7.4 opgenomen omgevingsvergunningsplichtige werken en werkzaamheden uit te voeren.

4.7.2 Uitzonderingen vergunningenplicht

Het onder artikel 4 lid 7.1 vervatte verbod geldt niet voor werken en werkzaamheden:
  1. welke plaatshebben ter plaatse van de aanduiding "bouwvlak";
  2. waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan aanleg- of omgevingsvergunning is verleend;
  3. welke ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan in uitvoering waren;
  4. welke betreffen het normale onderhoud en/of landschapsbeheer.

4.7.3 Toetsing aan aanwezige waarden

De in artikel 4 lid 7.1 bedoelde vergunning wordt slechts verleend indien na een belangenafweging blijkt dat er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de aanwezige waarden als opgenomen in artikel 4 lid 1.1, nader gedetailleerd in artikel 4 lid 1.2. Ten behoeve van de belangenafweging zijn in het schema onder artikel 4 lid 7.4 de toetsingscriteria weergegeven.

4.7.4 Schema omgevingsvergunningen

              Omgevingsvergunningplichtige
              werken/werkzaamheden
              criteria voor verlening van de
              omgevingsvergunning
              het aanbrengen van (infrastructurele)
              ondergrondse leidingen
              • het aanbrengen van de leidingen mag niet leiden tot onevenredige aantasting van de agrarische belangen;
              • er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de landschappelijke en waarden;
              • ter plaatse van de aanduiding
                "specifieke vorm van agrarisch met waarden - beekdal" 
                mag er geen aantasting plaatsvinden van de hydrologische eigenschappen;
              • ter plaatse van de aanduiding
                "landschapswaarden"
                mag er geen blijvende aantasting plaatsvinden van het landschapselement.
              het aanleggen van wegen en het
              aanbrengen van oppervlakte
              verhardingen ter plaatse van de
              aanduiding
              "landschapswaarden"
              • de wegen en overige verhardingen moeten noodzakelijk zijn;
              • de wegen en overige verhardingen betekenen geen aantasting van de aanwezige landschappelijke inpassing, danwel er wordt anderszins voorzien in een zorgvuldige landschappelijke inpassing.
              het aanbrengen van
              oppervlakteverhardingen groter dan
              200 m2
              • het aanbrengen van verhardingen dient noodzakelijk te zijn in het kader van de agrarische bedrijfsvoering dan wel het recreatief medegebruik;
              • er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de landschappelijke waarden.
              het vellen of rooien van houtgewas
              • er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de landschappelijke waarden;
              • ter plaatse van de aanduiding "landschapswaarden":  
                • het verwijderen moet noodzakelijk zijn;
                • het verwijderen betekent geen
                onevenredige aantasting van het landschapselement.
              ter plaatse van de aanduiding:
              "specifieke vorm van agrarisch met
              waarden - cultuurhistorie":
              - het beplanten van gronden met
              houtgewas, met uitzondering van het
              beplanten van houtgewas in het kader
              van agrarische wisselteelt (teelt van max.
              5 jaar);
              - het diepploegen en diepwoelen van de
              bodem;
              - het afgraven, ophogen en egaliseren
              van de bodem.
              • er mag geen aantasting plaatsvinden van de het reliëfrijke karakter van de bolle akkers;
              • de openheid van de open akkers mag niet onevenredig worden aangetast.
              het aanbrengen van lage en hoge
              (voorzover het geen bouwwerken betreft)
              tijdelijke teeltondersteunende
              voorzieningen en overige
              teeltondersteunende voorzieningen
              • de activiteiten zijn noodzakelijk voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering en/of de ontwikkeling van het agrarisch bedrijf;
              • rekening moet worden gehouden met de landschappelijke waarden als omschreven in artikel 4 lid 1;
              • hoge tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen zijn toegestaan met een oppervlakte van maximaal 10.000 m2.
              Uitsluitend ter plaatse van de aanduiding
              "wro-zone - aanlegvergunning
              historisch geografisch waardevol":
              - het wijzigen van de perceelsindeling
              zoals die door sloten, greppels en
              beplantingselementen is aangegeven;
              - het graven en dempen van waterpartijen
              en watergangen
              • er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de cultuurhistorische en landschappelijke waarden;
              • de werkzaamheden dragen bij aan het herstel van verstoorde waarden (b.v het terugbrengen van bolle akkers).
              Uitsluitend ter plaatse van de aanduiding
              "specifieke vorm van agrarisch met
              waarden - beekdal":
              - het aanbrengen van houtopstanden;
              - het afgraven, ophogen en egaliseren
              van de bodem;
              - het diepploegen van de bodem;
              het aanbrengen van
              oppervlakteverhardingen en
              halfverhardingen.
              • er mag geen aantasting plaatsvinden van de hydrologische eigenschappen;
              • er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de landschappelijke waarden.
              het verwijderen van (delen van)
              landschapselementen ter plaatse van de
              aanduiding
              "landschapswaarden"
              • het verwijderen van het landschapselement is noodzakelijk;
              • er vindt geen onevenredige aantasting plaats van het landschapselement als geheel.

              4.8 Wijzigingsbevoegdheid

              4.8.1 Wijziging t.b.v. omschakeling naar intensieve veehouderij

              Burgemeester en wethouders kunnen deze bestemming op onderdelen wijzigen teneinde omschakeling toe te staan van een agrarische bedrijfsvorm, niet zijnde een intensieve veehouderij, naar een intensieve veehouderij of intensieve veehouderijtak, door middel van het aanduiden van de gronden ter plaatse van de aanduiding "bouwvlak" met de aanduiding “intensieve veehouderij” respectievelijk de aanduiding "gemengd" mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
              1. omschakeling is uitsluitend mogelijk ter plaatse van de aanduiding "reconstructiewetzone - verwevingsgebied", "reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied primair" of "reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied secundair";
              2. ter plaatse van de aanduiding "reconstructiewetzone - verwevingsgebied" dient aangetoond te worden dat het een duurzame locatie voor de intensieve veehouderij betreft conform de provinciale handleiding duurzame locaties en duurzame projectlocaties voor de intensieve veehouderij;
              3. het dient om een concreet plan te gaan, waarbij onder andere milieutechnische gegevens worden overlegd;
              4. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de waarden die zijn geformuleerd binnen de nadere detaillering van deze bestemming;
              5. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
              6. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
              7. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing. Hiertoe kan de bestemming Artikel 10 Groen - Landschappelijke inpassing  inpassing worden opgenomen.

              4.8.2 Wijziging t.b.v. omschakeling naar paardenhouderij

              Burgemeester en wethouders kunnen deze bestemming op onderdelen wijzigen teneinde omschakeling toe te staan van een agrarische bedrijfsvorm, niet zijnde een paardenhouderij, naar een paardenhouderij, door middel van het aanduiden van de gronden ter plaatse van de aanduiding "bouwvlak" met de aanduiding “paardenhouderij” mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
              1. op de locatie heeft geen sloop van bedrijfsgebouwen plaatsgevonden met gebruikmaking van de “Regeling Beëindiging Veehouderijtakken” of de regeling “Ruimte-voor-ruimte”;
              2. omschakeling naar een paardenhouderij ter plaatse van de aanduiding "reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied primair" of ter plaatse van de aanduiding "reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied secundair" is niet toegestaan;
              3. de omvang van de aanduiding "bouwvlak" mag niet meer bedragen dan 1,5 ha;
              4. paardenbakken mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "bouwvlak" worden opgericht;
              5. er dient op eigen terrein te worden voorzien in de parkeerbehoefte;
              6. het dient om een concreet plan te gaan, waarbij onder andere milieutechnische gegevens worden overlegd;
              7. bebouwing die niet noodzakelijk is voor de nieuwe bestemming (overtollige bebouwing) dient te worden gesloopt, tenzij het cultuurhistorisch waardevolle bebouwing is;
              8. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de waarden die zijn geformuleerd binnen de nadere detaillering van deze bestemming;
              9. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
              10. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
              11. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing. Hiertoe kan de bestemming Artikel 10 Groen - Landschappelijke inpassing worden opgenomen.

              4.8.3 Wijziging t.b.v. vergroting/ vormverandering agrarisch bouwvlak

              Burgemeester en wethouders kunnen deze bestemming op onderdelen wijzigen ten behoeve van vergroting en/of vormverandering van de aanduiding "bouwvlak", mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
              1. de aanduiding 'bouwvlak', gelegen ter plaatse van de aanduiding of nabij de aanduiding "wro-zone - wijzigingsgebied ecologische verbindingszone" mogen uitsluitend worden uitgebreid, mits het functioneren van de verbindingszone niet onevenredig wordt aangetast;
              2. vergroting van de aanduiding "bouwvlak" ter plaatse van de aanduiding "reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied primair" of ter plaatse van de aanduiding "reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied secundair" is uitsluitend toegestaan, voor zover dit de geschiktheid voor ontwikkeling of vestiging van intensieve veehouderijbedrijven binnen dit gebied niet frustreert;
              3. de vergroting en/of vormverandering dient noodzakelijk te zijn uit het oogpunt van doelmatige bedrijfsvoering en/of -ontwikkeling waaronder begrepen het kunnen plaatsen van permanente teeltondersteunende voorzieningen ter plaatse van de op te nemen aanduiding "bouwvlak";
              4. -voor grondgebonden agrarische bedrijven (inclusief paardenhouderijen) en gemengde bedrijven, niet zijnde de intensieve veehouderijtak, is vergroting tot een omvang van 1,5 ha toegestaan;                                                          -een verdere vergroting naar maximaal 2,5 ha kan voor deze bedrijven worden toegestaan. Hiertoe kan over punt c advies van de Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen worden ingewonnen;
              5. voor intensieve veehouderij en de intensieve veehouderijtak binnen de gemengde bedrijven, gelden de volgende bepalingen:
                1. ter plaatse van de aanduiding "reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied primair" of ter plaatse van de aanduiding "reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied secundair" is een uitbreiding toegestaan naar maximaal 1,5 ha in totaal;
                2. ter plaatse van de aanduiding "reconstructiewetzone - verwevingsgebied" is een uitbreiding toegestaan naar maximaal 1,5 ha in totaal, mits sprake is van een duurzame locatie voor de intensieve veehouderij (conform de provinciale handleiding duurzame locaties en duurzame projectlocaties voor de intensieve veehouderij);
                3. ter plaatse van de aanduiding "reconstructiewetzone - extensiveringsgebied natuur" of "reconstructiewetzone - extensiveringsgebied overige" is een uitbreiding uitsluitend toegestaan ten behoeve van het dierenwelzijn; vormverandering is ter plaatse van de aanduiding "reconstructiewetzone - extensiveringsgebied natuur" of ter plaatse van de aanduiding "reconstructiewetzone - extensiveringsgebied overige" niet toegestaan;
              6. voor glastuinbouwbedrijven tot een omvang van 4 ha, waarvan maximaal 3 ha met kassen mag worden bebouwd, uitsluitend wanneer er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische, water- en bodemhuishoudkundige of milieuhygiënische kwaliteiten van het gebied;
              7. het dient om een concreet plan te gaan, waarbij onder andere milieutechnische gegevens worden overlegd;
              8. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de waarden die zijn geformuleerd binnen de nadere detaillering van deze bestemming; 
              9. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
              10. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van het woon- en leefmilieu;
              11. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de waterhuishoudkundige situatie; bij vergroting van de aanduiding "bouwvlak" wordt hieromtrent advies ingewonnen bij het waterschap; 
              12. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing. Hiertoe kan de bestemming Artikel 10 Groen - Landschappelijke inpassing worden opgenomen of verschoven.

              4.8.4 Wijziging t.b.v. vergroting/ vormverandering intensieve veehouderij groter dan 1,5 ha

              Aanwijzing Gedeputeerde Staten

              4.8.5 Wijziging t.b.v. bedrijfswoning

              Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming van deze gronden wijzigen teneinde een (extra) bedrijfswoning toe te staan. Een en ander mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
              1. de bedrijfswoning is noodzakelijk voor de bedrijfsvoering;
              2. het betreft een volwaardig agrarisch bedrijf;
              3. ter beoordeling van het bovenstaande kan advies worden gevraagd aan de Stichting Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen (AAB);
              4. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;
              5. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt.  

              4.8.6 Wijziging naar wonen/ t.b.v. woningsplitsing

              Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming van de gronden met de aanduiding “bouwvlak" wijzigen in de bestemming Artikel 20 Wonen van het bestemmingsplan Buitengebied, waarbij na bedrijfsbeëindiging de verbouw van een voormalige bedrijfswoning of (woon)boerderij voor woondoeleinden kan worden toegestaan; tevens kan daarbij woningsplitsing worden toegestaan. Een en
              ander mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
              1. agrarisch hergebruik is redelijkerwijs niet mogelijk;
              2. de bestemmingswijziging vindt niet plaats ter plaatse van de aanduiding "reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied primair" of ter plaatse van de aanduiding "reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied secundair";
              3. splitsing is toegestaan indien de inhoud van het hoofdgebouw vóór splitsing minimaal 700 m3 bedraagt;
              4. de bebouwde oppervlakte van de voormalige bedrijfswoning of (woon)boerderij (inclusief de inpandige stal / het inpandig deel) mag niet worden vergroot;
              5. de agrarische verschijningsvorm van de voormalige boerderij mag niet worden aangetast;
              6. de bestaande situering van de bebouwing mag niet worden gewijzigd;
              7. woningsplitsing is uitsluitend toegestaan bij:
                1. cultuurhistorisch waardevolle panden ter plaatse van de aanduiding "cultuurhistorische waarden"; of
                2. (voormalige) (woon)boerderijen;
              8. bij woningsplitsing mag in maximaal 2 woningen worden gesplitst;
              9. de wijziging mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
              10. de bebouwde oppervlakte van de vrijstaande bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 80 m2 per woning; indien sprake is van sloop van voormalige, legale bedrijfsgebouwen, kan een bebouwde oppervlakte van bijgebouwen worden toegestaan van 80 m2 vermeerderd met maximaal 25% van het meerdere van de bebouwde oppervlakte van de voormalige bedrijfsgebouwen, tot een totaal maximum van 200 m2 per woning; hierbij dient in ieder geval het meerdere dan wat ingevolge deze regeling is toegestaan, te worden gesloopt; sloop van cultuurhistorisch waardevolle en monumentale panden is niet toegestaan;
              11. uit een onderzoek naar de bodemkwaliteit dient te blijken dat de bodem geschikt is voor de nieuwe functie;
              12. voldaan wordt aan de bepalingen bij of krachtens de Wet geluidhinder;
              13. er wordt voldaan aan de geurnormen krachtens de Wet geurhinder en veehouderij,dan wel krachtens een op deze wet gebaseerde verordening;
              14. de wijziging mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in artikel 4 lid 1 omschreven waarden;
              15. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
              16. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
              17. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing. Hiertoe kan de bestemming Artikel 10 Groen - Landschappelijke inpassing worden opgenomen;
              18. de regels van Artikel 20 Wonen van het bestemmingsplan Buitengebied worden van overeenkomstige toepassing verklaard.

              4.8.7 Wijziging naar wonen t.p.v. "wro-zone - wijzigingsgebied 1"

               Aanwijzing Gedeputeerde Staten

              4.8.8 Wijziging t.b.v. agrarisch verwant bedrijf/ agrarisch technisch hulpbedrijf

              Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming van de gronden ter plaatse van de aanduiding "bouwvlak" wijzigen in Artikel 7 Bedrijf - Agrarisch verwant en technisch hulpbedrijf van het bestemmingsplan Buitengebied, teneinde een agrarisch verwant bedrijf dan wel een agrarisch technisch hulpbedrijf toe te staan, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
              1. op de locatie heeft geen sloop van bedrijfsgebouwen plaatsgevonden met gebruikmaking van de “Regeling Beëindiging Veehouderijtakken” of de regeling “Ruimte-voor-ruimte”;
              2. agrarisch hergebruik is redelijkerwijs niet mogelijk;
              3. de bestemmingswijziging vindt niet plaats ter plaatse van de aanduiding "reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied primair" of ter plaatse van de aanduiding "reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied secundair";
              4. het hergebruik dient te passen in de omgeving;
              5. in opzet en ontwikkelingsperspectief dient het om een kleinschalige activiteit te gaan, met in beginsel slechts enkele werknemers;
              6. de activiteit dient plaats te vinden binnen de aanwezige gebouwen; er vindt geen uitbreiding van bebouwing ten behoeve van de activiteit plaats;
              7. in een bedrijfsplan dient te worden aangetoond welke bedrijfsgebouwen noodzakelijk zijn voor de hergebruikfunctie; overtollige voormalige agrarische bedrijfsbebouwing, die niet voor de nieuwe functie wordt gebruikt, dient te worden gesloopt, tenzij de gebouwen een bijzondere cultuurhistorische waarde hebben;
              8. er mag geen opslag buiten de gebouwen plaatsvinden;
              9. het dient om een concreet plan te gaan, waarbij onder andere milieutechnische gegevens worden overlegd;
              10. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
              11. de wijziging mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
              12. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
              13. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing. Hiertoe kan de bestemming Artikel 10 Groen - Landschappelijke inpassing worden opgenomen;
              14. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
              15. er dient op eigen terrein te worden voorzien in de parkeerbehoefte;
              16. detailhandel is niet toegestaan;
              17. de wijziging mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in artikel 4 lid 1 omschreven waarden;
              18. de regels van Artikel 7 Bedrijf - Agrarisch verwant en technisch hulpbedrijf van het bestemmingsplan Buitengebied worden van overeenkomstige toepassing verklaard.  

              4.8.9 Wijziging t.b.v. inpandige statische opslag

              Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming van de gronden ter plaatse van de aanduiding "bouwvlak" wijzigen in Artikel 20 Wonen met de aanduiding “inpandige opslag” van het bestemmingsplan Buitengebied, teneinde – naast het gebruik ten behoeve van de woonfunctie - hergebruik van de bedrijfsbebouwing toe te kunnen staan voor inpandige statische opslag, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
              1. op de locatie heeft geen sloop van bedrijfsgebouwen plaatsgevonden met gebruikmaking van de “Regeling Beëindiging Veehouderijtakken” of de regeling “Ruimte-voor-ruimte”;
              2. agrarisch hergebruik is redelijkerwijs niet mogelijk;
              3. de bestemmingswijziging vindt niet plaats ter plaatse van de aanduiding "reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied primair" of ter plaatse van de aanduiding "reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied secundair";
              4. voor de wijziging naar de woonfunctie gelden de voorwaarden als opgenomen in artikel 4 lid 8.6;
              5. het hergebruik voor inpandige opslag dient te passen in de omgeving;
              6. in opzet en ontwikkelingsperspectief dient het om een kleinschalige activiteit te gaan, met in beginsel slechts enkele werknemers;
              7. de activiteit dient plaats te vinden binnen de aanwezige gebouwen; er vindt geen uitbreiding van bebouwing ten behoeve van de activiteit plaats; voor de inpandige statische opslag is een vloeroppervlakte van maximaal 1000 m2 toegestaan; overtollige voormalige agrarische bedrijfsbebouwing, dient te worden gesloopt, tenzij het cultuurhistorisch waardevolle panden betreffen;
              8. de opslag mag niet plaatsvinden in kassen;
              9. er mag geen opslag buiten de gebouwen plaatsvinden;
              10. de wijziging mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
              11. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
              12. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing. Hiertoe kan de bestemming Artikel 10 Groen - Landschappelijke inpassing  inpassing worden opgenomen;
              13. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
              14. detailhandel is niet toegestaan;
              15. de wijziging mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in artikel 4 lid 1 omschreven waarden;
              16. de regels van Artikel 20 Wonen van het bestemmingsplan Buitengebied worden van overeenkomstige toepassing verklaard; zij het dat de aanduiding “inpandige opslag” wordt toegevoegd met de bijbehorende voorwaarden.

              4.8.10 Wijziging t.b.v. recreatieve activiteiten

              Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming van de gronden ter plaatse van de aanduiding "bouwvlak" wijzigen teneinde hergebruik van de bebouwing toe te staan, in de bestemming Recreatie voor dag- en verblijfsrecreatieve activiteiten, danwel Sport ten behoeve van een manege van het bestemmingsplan Buitengebied, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
              1. op de locatie heeft geen sloop van bedrijfsgebouwen plaatsgevonden met gebruikmaking van de “Regeling Beëindiging Veehouderijtakken” of de regeling “Ruimte-voor-ruimte”;
              2. agrarisch hergebruik is redelijkerwijs niet mogelijk;
              3. de bestemmingswijziging is niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding "reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied primair" of ter plaatse van de aanduiding "reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied secundair";
              4. hergebruik ten behoeve van een manege is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding “wro-zone – wijzigingsgebied bebouwingsconcentratie”;
              5. hergebruik voor dagrecreatie kan binnen de gehele bestemming worden toegestaan in of bij vrijkomende agrarische bebouwing, waarbij de navolgende doeleinden kunnen worden toegestaan: kinderboerderij, theeschenkerij en qua aard en omvang overeenkomstige bedrijven;
              6. hergebruik voor verblijfsrecreatie kan worden toegestaan in de vorm van vakantieappartementen en groepsaccommodatie, zoals een kampeerboerderij/kamphuis; kampeermiddelen, stacaravans, trekkershutten. Wijziging naar een losstaande recreatiewoning is uitsluitend toegestaan, ter behoud van cultuurhistorisch waardevolle gebouwen;
              7. g. het hergebruik dient te passen in de omgeving;
              8. ten behoeve van de recreatieve activiteiten is ondersteunende horeca toegestaan;
              9. per bedrijf zijn maximaal 5 vakantieappartementen toegestaan; per appartement is een vloeroppervlak van maximaal 60 m2 toegestaan;
              10. ten behoeve van groepsaccommodatie mag per bedrijf een inhoud van maximaal 1000 m3 worden gebruikt;
              11. in opzet en ontwikkelingsperspectief moet het gaan om een kleinschalige activiteit, met in beginsel slechts enkele werknemers;
              12. voor zover de activiteit plaatsvindt in gebouwen, is uitsluitend het gebruik van aanwezige gebouwen toegestaan, uitbreiding van gebouwen is niet toegestaan. In afwijking van het voorgaande is een bebouwde oppervlakte van maximaal 500 m2 aan nieuwe gebouwen toegestaan, mits daarbij alle aanwezige gebouwen worden gesloopt;
              13. hergebruik ter plaatse van de aanduiding "wro-zone - wijzigingsgebied ecologische verbindingszone" is toegestaan, mits het functioneren van de verbindingszone niet onevenredig wordt aangetast;
              14. in een bedrijfsplan dient te worden aangetoond welke bedrijfsgebouwen noodzakelijk zijn voor de hergebruikfunctie; overtollige voormalige agrarische bedrijfsbebouwing, die niet voor de nieuwe functie wordt gebruikt, dient te worden gesloopt, tenzij de gebouwen een bijzondere cultuurhistorische waarde hebben;
              15. er mag geen opslag buiten de gebouwen plaatsvinden;
              16. de wijziging mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
              17. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
              18. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing. Hiertoe kan de bestemming Artikel 10 Groen - Landschappelijke inpassing inpassing worden opgenomen;
              19. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
              20. er dient op eigen terrein te worden voorzien in de parkeerbehoefte;
              21. de bedrijfseconomische haalbaarheid van de nieuwvestiging voor de langere termijn dient te worden aangetoond; hiertoe wordt vooraf advies gevraagd aan de commissie Recreatie en Toerisme;
              22. de verblijfsrecreatie dient te leiden tot verrijking van het toeristisch product in de streek. Hiertoe wordt vooraf advies gevraagd aan de commissie Recreatie en Toerisme;
              23. de wijziging mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in artikel 4 lid 1 omschreven waarden; hun uitstralingseffecten mogen de draagkracht van het betrokken gebied echter niet overschrijden. Hiertoe wordt vooraf advies gevraagd aan de commissie Recreatie en Toerisme;
              24. de wijziging mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de grondwaterkwaliteit in verband met de drinkwatervoorziening. Hiertoe wordt advies ingewonnen bij het waterwinbedrijf;
              25. de regels van Artikel 15 Recreatie danwel de bestemming Artikel 17 Sport ten behoeve van een manege van het bestemmingsplan Buitengebied, worden van overeenkomstige toepassing verklaard.

              4.8.11 Wijziging t.b.v. landschapscamping

              Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming van een deel van de gronden wijzigen in Artikel 15 Recreatie teneinde een landschapscamping toe te staan, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
              1. agrarisch hergebruik is redelijkerwijs niet mogelijk;
              2. de bestemmingswijziging is niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding "reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied primair" of ter plaatse van de aanduiding "reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied secundair";
              3. het gebruik moet passen in de omgeving;
              4. het aantal kampeerplaatsen mag maximaal 60 bedragen;
              5. de bruto oppervlakte per kampeerplaats bedraagt tenminste 300 m2;
              6. de camping wordt gesitueerd ter plaatse van de aanduiding "bouwvlak" of aansluitend hieraan;
              7. de natuur- en landschapswaarden in de directe omgeving moeten worden verhoogd; dit dient te worden aangegeven middels een ingediend inrichtingsplan/beplantingsplan. Hiertoe wordt vooraf advies gevraagd aan een onafhankelijke,terzake deskundige;
              8. de oppervlakte aan nieuwe natuur dient tenminste driemaal de gezamenlijke bruto oppervlakte van de kampeerplaatsen te bedragen;
              9. behalve de voormalige agrarische bedrijfsbebouwing ter plaatse van de aanduiding "bouwvlak", zijn verspreid over het terrein ten behoeve van sanitaire voorzieningen e.d. kleine gebouwen toegestaan, met een bouwhoogte van maximaal 4 m, en een bebouwde oppervlakte van maximaal 50 m2 per gebouw; de gezamenlijke oppervlakte van deze gebouwen mag per camping niet meer bedragen dan 1000 m2;
              10. in een bedrijfsplan dient te worden aangetoond welke bedrijfsgebouwen noodzakelijk zijn voor de hergebruikfunctie; overtollige voormalige agrarische bedrijfsbebouwing, die niet voor de nieuwe functie wordt gebruikt, dient te worden gesloopt, tenzij de gebouwen een bijzondere cultuurhistorische waarde hebben;
              11. er mag geen opslag buiten de gebouwen plaatsvinden;
              12. de wijziging mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de milieu- en dieren welzijnswetgeving;
              13. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
              14. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing. Hiertoe kan de bestemming Artikel 10 Groen - Landschappelijke inpassing worden opgenomen.
              15. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
              16. de locatie van de recreatie-activiteiten en de uitstralingseffecten daarvan mogen de draagkracht van het betrokken gebied niet overschrijden. Ook dient de bedrijfseconomische haalbaarheid van de nieuwvestiging voor de langere termijn te worden aangetoond. Verder moet verblijfsrecreatie leiden tot verrijking van het toeristisch product in de streek. Hiertoe wordt vooraf advies gevraagd van de commissie Recreatie en Toerisme;
              17. de wijziging mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in artikel 4 lid 1 omschreven waarden;
              18. de regels van Artikel 15 Recreatie worden van overeenkomstige toepassing verklaard.

              4.8.12 Wijziging t.b.v. niet-agrarisch bedrijf

              Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming van de gronden met de aanduiding "bouwvlak" wijzigen in Artikel 6 Bedrijf van het bestemmingsplan Buitengebied teneinde gebruik van de aanwezige bebouwing toe te staan voor niet-agrarische bedrijven, voor zover niet begrepen onder artikel 4 lid 8.8  en artikel 4 lid 8.9 , mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
              1. op de locatie heeft geen sloop van bedrijfsgebouwen plaatsgevonden met gebruikmaking van de “Regeling Beëindiging Veehouderijtakken” of de regeling “Ruimte-voor-ruimte”;
              2. agrarisch hergebruik is redelijkerwijs niet mogelijk;
              3. het hergebruik dient te passen in de omgeving;
              4. de bestemmingswijziging is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding "wro-zone - bebouwingsconcentratie", met dien verstande dat de bestemmingswijziging niet plaatsvindt ter plaatse van de aanduiding "reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied primair" of ter plaatse van de aanduiding "reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied secundair";
              5. in opzet en ontwikkelingsperspectief dient het om een kleinschalige activiteit te gaan, met in beginsel slechts enkele werknemers;
              6. de omzetting is slechts toegestaan naar bedrijven zoals opgenomen in maximaal de categorieën 1 en 2 van de bij deze regels als bijlage gevoegde Staat van bedrijfsactiviteiten of daarmee vergelijkbare bedrijven;
              7. het dient om een concreet plan te gaan, waarbij onder andere milieutechnische gegevens worden overlegd;
              8. de activiteit dient plaats te vinden binnen de aanwezige gebouwen; er vindt geen uitbreiding van bebouwing ten behoeve van de activiteit plaats;
              9. in een bedrijfsplan dient te worden aangetoond welke bedrijfsgebouwen noodzakelijk zijn voor de hergebruikfunctie, met een maximum van 400 m2; overtollige voormalige agrarische bedrijfsbebouwing, die niet voor de nieuwe functie wordt gebruikt, dient te worden gesloopt, tenzij de gebouwen een bijzondere cultuurhistorische waarde hebben;
              10. detailhandel is alleen toegestaan als ondergeschikte nevenactiviteit;
              11. er mag geen opslag buiten de gebouwen plaatsvinden;
              12. de wijziging mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
              13. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
              14. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing. Hiertoe kan de bestemming Artikel 10 Groen - Landschappelijke inpassing inpassing worden opgenomen;
              15. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
              16. de wijziging mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in artikel 4 lid 1 omschreven waarden;
              17. de regels van Artikel 6 Bedrijf van het bestemmingsplan Buitengebied worden van overeenkomstige toepassing verklaard.

              4.8.13 Wijziging naar Bos en/of Natuur

              Burgemeester en wethouders kunnen gronden wijzigen in de bestemming Artikel 9 Bos en/of Artikel 14 Natuur van het bestemmingsplan Buitengebied, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
              1. de ontwikkeling van deze gebieden geschiedt enkel op basis van vrijwillige medewerking van de landeigenaren;
              2. de inrichting dient zodanig te zijn dat de nabijgelegen agrarische bedrijven geen onevenredige overlast ondervinden in de bedrijfsontwikkeling;
              3. de bestaande cultuurhistorische waarden worden niet onevenredig aangetast;
              4. de wijziging mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de milieu- en dierenwelzijnwetgeving;
              5. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
              6. uit een onderzoek naar de bodemkwaliteit dient te blijken dat de bodem geschikt is voor de nieuwe functie;
              7. advies dient te worden ingewonnen bij het waterschap;
              8. het nieuwe bestemmingsvlak wordt ingetekend in het wijzigingsplan.

              4.8.14 Wijziging naar Natuur

              Burgemeester en wethouders kunnen de gronden geheel of gedeeltelijk wijzigen in de bestemming Artikel 14 Natuur van het bestemmingsplan Buitengebied ter plaatse van één van de volgende aanduidingen:
              • ter plaatse van de aanduiding "wro-zone - wijzigingsgebied ecologische verbindingszone" en binnen een zone van 2,5 ha per strekkende km ter weerszijden van deze aanduiding ten behoeve van de aanleg van een ecologische verbindingszone;
              • binnen een zone tot 100 m vanaf de aanduiding "specifieke vorm van water - water met ecologische waarden" opgenomen binnen de bestemming Water, ten behoeve van herstelmaatregelen aan de beek ten aanzien van waterkwaliteit, waterkwantiteit en/of ecologische waarden;
              1. de inrichting dient zodanig te zijn dat de nabijgelegen agrarische bedrijven geen onevenredige overlast ondervinden in de bedrijfsontwikkeling;
              2. de bestaande cultuurhistorische waarden worden niet onevenredig aangetast;
              3. de wijziging mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de milieu- en dierenwelzijnwetgeving;
              4. uit een onderzoek naar de bodemkwaliteit dient te blijken dat de bodem geschikt is voor de nieuwe functie;
              5. advies dient te worden ingewonnen bij het waterschap.

              4.8.15 Wijziging uitbreiding bebouwde oppervlakte "specifieke vorm van recreatie - 9"

              Burgemeester en wethouders kunnen de gronden, nabij de bestemming Artikel 15 Recreatie ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van recreatie - 9", kadastraal bekend gemeente Eersel, sectie L, nummer 230, wijzigen naar de bestemming Artikel 15 Recreatie, teneinde een grotere bebouwde oppervlakte voor het recreatiebedrijf toe te staan ten behoeve van groepsaccommodatie, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
              1. voldaan moet worden aan de maatvoeringseisen uit artikel 15 lid 2.5;
              2. de bebouwde oppervlakte bedraagt niet meer dan 1800 m2, tezamen met de bebouwde oppervlakte binnen de aanduiding "specifieke vorm van recreatie - 9";
              3. er dient sprake te zijn van (zekerheidsstelling omtrent de) sloop van het bestaande gebouw op perceel, kadastraal bekend gemeente Eersel, sectie L, nummer 218;
              4. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
              5. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
              6. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
              7. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing. Hiertoe kan de bestemming Artikel 10 Groen - Landschappelijke inpassing inpassing worden opgenomen.