direct naar inhoud van Regels
Plan: Liesselseweg 214a, Breemortelweg 20-22, Deurne
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0762.BP201716-C001

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het bestemmingsplan Liesselseweg 214a, Breemortelweg 20-22, Deurne met identificatienummer NL.IMRO.0762.BP201716-C001 van de gemeente Deurne.

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 aan-huis-verbonden bedrijf

het bedrijfsmatig verlenen van diensten of het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid, overwegend door middel van handwerk, dat door zijn beperkte omvang in een woning/woonwagen en de daarbij behorende bijgebouwen, niet zijnde de aanwezige (agrarische) bedrijfsbebouwing, met behoud van de woonfunctie in overwegende zin kan worden uitgeoefend.

1.4 aan-huis-verbonden beroep

het uitoefenen van een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, ICT, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of daarmee gelijk te stellen gebied, dat door zijn beperkte omvang in een woning/woonwagen en de daarbij behorende bijgebouwen, niet zijnde de aanwezige (agrarische) bedrijfsbebouwing, met behoud van de woonfunctie in overwegende zin kan worden uitgeoefend.

1.5 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.6 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.7 afhankelijke woonruimte

een tijdelijke zelfstandige woonruimte in een deel van een hoofdgebouw, een aanbouw dan wel een vrijstaand bijgebouw bij dat hoofdgebouw, waarin een tweede huishouden kan worden gehuisvest uit oogpunt van mantelzorg, welke tijdelijke woonruimte qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met het hoofdgebouw en gelegen is binnen een bestemming die wonen mogelijk maakt. Bedrijfsgebouwen of andere gebouwen die niet ten dienste staan van een woonfunctie vallen hier nadrukkelijk niet onder.

1.8 agrarisch grondgebruik

het bedrijfsmatig gebruik van gronden voor het telen van gewassen en/of het weiden van dieren alsmede het gebruik van gronden voor het weiden van hobbymatig gehouden dieren.

1.9 agrarisch technisch hulpbedrijf

een buitengebied gebonden bedrijf dat geheel of in overwegende mate gericht is op het leveren van goederen en diensten aan agrarische bedrijven of dat agrarische producten bewerkt, vervoert of verhandelt, zoals loonwerkbedrijven, bedrijven voor mestopslag en mesthandel, veetransport en veehandel, met uitzondering van mestbewerking.

1.10 agrarisch verwant bedrijf

een buitengebied gebonden bedrijf dat geheel of in overwegende mate gericht is op het verlenen van diensten aan particulieren of niet-agrarische bedrijven waarbij gebruik gemaakt wordt van het telen van gewassen, zoals een hoveniersbedrijf, het houden van dieren of het toepassen van andere land-, bos- of natuurbouwkundige methoden, met uitzondering van mestbewerking.

1.11 arbeidsmigranten

personen die hun vaste woon- en verblijfplaats niet in Nederland hebben maar die tijdelijk (maximaal één jaar), in Nederland verblijven, om hier betaalde werkzaamheden te verrichten.

1.12 archeologische waarden

waarden van een terrein in verband met de zich mogelijk daarin bevindende oudheidkundige zaken die van belang zijn vanwege hun schoonheid, hun betekenis voor de wetenschap en/of hun cultuurhistorische waarde.

1.13 bebouwde kom

het gebied dat door aaneengesloten bebouwing overwegend een woon- en verblijffunctie heeft en waarin veel mensen per oppervlakte-eenheid ook daadwerkelijk wonen of verblijven.

1.14 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.15 bed & breakfast

recreatief nachtverblijf in de vorm van logies met ontbijt.

1.16 bedrijfsactiviteiten

handelingen en werkzaamheden die plaatsvinden in het kader van de uitoefening van een bedrijf.

1.17 bedrijfsgebouw

een gebouw dat dient voor de uitoefening van één of meer bedrijfsactiviteiten.

1.18 bedrijfswoning

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden of maximaal vier personen die geen huishouden vormen, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is.

1.19 bedrijventerrein

een gebied, gelegen binnen of buiten de bebouwde kom, dat vanwege zijn bestemming bestemd en geschikt is voor gebruik door handel, nijverheid, commerciële en niet-commerciële dienstverlening en industrie.

1.20 beperkt kwetsbaar object

de definitie als opgenomen in het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

1.21 bestaand
  • a. bij bebouwing: bouwwerken zoals legaal aanwezig op het tijdstip van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan, dan wel die mag worden gebouwd krachtens een onherroepelijke omgevingsvergunning;
  • b. bij gebruik: het gebruik van grond en opstallen, zoals legaal aanwezig op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan, dan wel gebruik dat is toegestaan krachtens een onherroepelijke omgevingsvergunning.
1.22 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

1.23 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.24 bevoegd gezag

bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning.

1.25 bijgebouw

een op zichzelf staand vrijstaand of aangebouwd gebouw dat door zijn constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw.

1.26 bos

elk terrein waarop bosbouw wordt uitgeoefend, zijnde het geheel van bedrijfsmatig handelen en activiteiten gericht op de duurzame instandhouding en ontwikkeling van bestaande en nieuwe bossen ten behoeve van (een of meerdere van de functies) natuur, houtproductie, landschap, milieu (waaronder begrepen waterhuishouding) en recreatie.

1.27 bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw, dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd.

1.28 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.29 bouwgrens

de grens van een bouwvlak.

1.30 bouwperceel

aaneengesloten (virtueel) vlak waarop functioneel bij elkaar behorende bebouwing en voorzieningen worden geconcentreerd, bestaande uit een bouwvlak, waarbinnen de gebouwen zijn toegelaten, met de direct daaraan grenzende gronden waar ook bouwwerken geen gebouwen zijnde en vergunningvrije bouwwerken zijn toegestaan alsmede verhardingen ten behoeve van de ontsluiting van het bouwvlak;

1.31 bouwperceelgrens

een grens van een bouwperceel.

1.32 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.33 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.34 bouwwerk, geen gebouw zijnde

elke constructie, niet zijnde een gebouw, van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die op de plaats van bestemming hetzij direct, hetzij indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond, bedoeld om ter plaatse te functioneren.

1.35 buitengebied gebonden bedrijf

een bedrijf dat door de aard of activiteiten functioneel aan het buitengebied gebonden is, of waarvan de activiteiten zijn gericht op het buitengebied. Nader te onderscheiden in:

  • a. agrarisch technisch hulpbedrijf  
  • b. agrarisch verwant bedrijf  
  • c. recreatieve activiteit
1.36 cultuurhistorische waarden

de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarden, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis heeft gemaakt van dat bouwwerk of dat gebied.

1.37 eigen bedrijf

hoofdvestiging inclusief eventuele nevenvestigingen en kan dus verschillende locaties betreffen.

1.38 erf

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voor zover een bestemmingsplan of een beheersverordening van toepassing is, deze die inrichting niet verbieden (definitie volgens artikel 1 van bijlage II van het Besluit omgevingsrecht (Bor)).

1.39 evenement

voor publiek toegankelijke verrichting op, in ieder geval, het gebied van kunst, ontwikkeling, ontspanning, sport of vermaak, alsmede grootschalige herdenkingsplechtigheden, tentoonstellingen, optochten, kermissen, circussen, filmopnamen en feesten of daarmee gelijk te stellen activiteiten.

1.40 dagrecreatie

activiteiten ter ontspanning in de vorm van sport, spel, toerisme en educatie, waarbij overnachting niet is toegestaan.

1.41 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, verkopen en/of leveren van goederen aan degene die deze goederen kopen voor eigen gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit; webwinkels vallen niet onder het begrip detailhandel, tenzij er sprake is van uitstalling en levering van producten ter plaatse.

1.42 diepploegen

een kerende grondbewerking door middel van een ploeg, die dieper gaat dan de teeltlaag.

1.43 diepwoelen

een grondbewerking, gericht op het losbreken van storende lagen in de ondergrond, tot maximaal 90 cm.

1.44 extensief recreatief medegebruik

die vormen van natuurvriendelijke recreatie die in hoofdzaak zijn gericht op natuur- en landschapsbeleving, zoals wandelen en fietsen.

1.45 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.46 groepsaccommodatie/logeergebouw

een gebouw bestemd voor verblijfsrecreatie door meerdere personen in groepsverband.

1.47 grootschalige huisvesting

huisvesting van meer dan 10 personen.

1.48 hoofdgebouw

een (deel van een) gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste gebouw valt aan te merken.

1.49 horeca

een bedrijf of instelling, gericht op één of meer van de navolgende bedrijfsmatige activiteiten:

  • a. het verstrekken van nachtverblijf;
  • b. het verstrekken en/of bereiden van drank en/of etenswaren voor consumptie (al dan niet ter plaatse);
  • c. het exploiteren van zaalaccommodatie.
1.50 huishouden

een alleenstaande, dan wel twee of meer personen die een duurzame gemeenschappelijke huishouding voeren of willen voeren, waar bij een gemeenschappelijke huishouding sprake is van onderlinge verbondenheid en continuïteit in de samenstelling ervan (kamerverhuur wordt daaronder niet begrepen); indien sprake is van één persoon, spreekt men eveneens van een (zij het één-persoons)huishouden.

1.51 huisvesting van arbeidsmigranten
  • a. structurele huisvesting: het huisvesten van arbeidsmigranten over een aaneengesloten periode van zes maanden of meer per kalenderjaar;
  • b. tijdelijke huisvesting: het huisvesten van arbeidsmigranten voor een periode van maximaal zes maanden per kalenderjaar ten behoeve van de eigen bedrijfsvoering.
1.52 kampeerboerderij

het gelegenheid geven tot het houden van recreatief nachtverblijf in gebouwen deel uitmakend van een agrarisch bedrijf dan wel van een voormalig agrarisch bedrijf.

1.53 kampeermiddel

tent, tentwagen, kampeerauto/ camper, caravan of enig ander onderkomen of verblijf, geen bouwwerk zijnde, dat geschikt is voor tijdelijk recreatief nachtverblijf.

1.54 kampeerterrein

terrein, geheel of gedeeltelijk ingericht en bedrijfsmatig geëxploiteerd, en blijkens die inrichting en exploitatie bestemd om daarop gelegenheid te geven tot het plaatsen of geplaatst houden van kampeermiddelen.

1.55 kleinschalig ambachtelijk

een bedrijf op beperkte schaal, opgenomen in de categorieën 1 of 2 van de Lijst Activiteiten zoals opgenomen in de VNG-publicatie 'Bedrijven en milieuzonering', editie 2009 of daarmee naar aard, omvang en invloed vergelijkbaar zijn, dat is gericht op het geheel of overwegend door middel van handwerk vervaardigen, bewerken of herstellen van goederen en dat wordt uitgeoefend als bedrijf aan huis door de feitelijke bewoner van de bijbehorende woning.

1.56 kleinschalig kamperen

kamperen op een terrein waarop ten hoogste 25 kampeermiddelen mogen worden geplaatst.

1.57 kleinschalige horeca

inrichting ten behoeve van het bedrijfsmatig verstrekken van in hoofdzaak kleine etenswaren, al dan niet in combinatie met drank, en waar de verstrekking van volledige maaltijden en/of het (laten) houden van feesten en partijen niet is toegestaan.

1.58 kwaliteitsverbetering van het landschap

kwaliteitsverbetering van het landschap, zoals is opgenomen in het gemeentelijk beleidskader kwaliteitsverbetering landschap, zoals weergegeven in bijlage 4 'Beleidskader kwaliteitsverbetering landschap', inclusief later vastgestelde aanvullingen dan wel het kader dat volgend op voornoemd kader wordt vastgesteld, waarbij voornoemd kader is komen te vervallen.

1.59 kwetsbaar object

de definitie als opgenomen in het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

1.60 landbouwmechanisatiebedrijf

een agrarisch technisch hulpbedrijf, dat in hoofdzaak gericht is op het ontwikkelen, verhuren en herstellen van landbouwmachines;

1.61 landschappelijke waarden

gebruikswaarde, belevingswaarde en toekomstwaarde van het landschap, gericht op ruimtelijke, ecologische, cultuurhistorische en recreatieve aspecten;

1.62 logies

verblijf van personen die hun hoofdverblijf elders hebben.

1.63 mantelzorg

het op basis van vrijwilligheid en buiten organisatorisch verband bieden van zorg aan eenieder die hulpbehoevend is op fysiek, psychisch en/of sociaal vlak.

1.64 milieucategorie

classificatie van de belasting die een (bedrijfs)activiteit kan hebben op het milieu. De classificatie is ontworpen door de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) en bestaat uit zes categorieën: 1 tot en met 6. Hoe hoger de klasse, hoe intensiever de belasting van het milieu.

1.65 natuurwaarden

de aan een gebied toegekende waarden, gekenmerkt door geologische, geomorfologische, bodemkundige en biologische elementen, zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang.

1.66 nevenactiviteit

een bedrijfs- of beroepsmatige activiteit die in ruimtelijk, functioneel en inkomenswervend opzicht ondergeschikt is aan de op de ingevolge dit bestemmingsplan toegestane hoofdfunctie op een bouwperceel of bouwvlak.

1.67 normenset Keurmerk SNF

de door Stichting Normering Flexwonen vastgestelde norm voor de huisvesting van arbeidsmigranten (versie 8.0, d.d. 1 september 2019) met dien verstande dat indien voornoemde normenset wordt gewijzigd, een aanvraag moet voldoen aan de nieuwe normen.

1.68 nutsvoorziening

voorziening ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen en apparatuur voor telecommunicatie.

1.69 recreatief medegebruik

die vormen van openluchtrecreatie, die plaats hebben in een omgeving met een niet-recreatieve hoofdfunctie, waarbij het medegebruik in principe ondergeschikt is aan de hoofdfunctie en het hoofdgebruik.

1.70 recreatieve activiteit

extensieve vormen van buitengebied gebonden dag- en verblijfsrecreatieve voorzieningen, zoals een kinderboerderij, een theehuis/theetuin, een kaasmakerij, verhuur van fietsen/huifkarren, een groepsaccomodatie en daarmee naar aard en omvang vergelijkbare bedrijven, alsmede bij de recreatieve activiteit behorende en passende onderschikte horeca.

1.71 seksinrichting

een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof hij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in elk geval verstaan: seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, parenclub, escortbureau en (raam)prostitutiebedrijf, waaronder tevens begrepen een erotische-massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.72 sloop

het geheel of gedeeltelijk verwijderen van bouwwerken inclusief vloeren en alles wat onder de vloeren aanwezig is, voerkuilen, silo's, overkappingen, verhardingen en andere bijgebouwen en bouwwerken die geen gebouwen zijn.

1.73 stacaravan

een caravan of soortgelijk onderkomen al dan niet op wielen, dat mede gelet op de afmetingen, niet bestemd is om regelmatig en op normale wijze op de verkeerswegen over grote afstanden als aanhangsel van een auto te worden voortbewogen, bestemd om uitsluitend door een huishouden of daarmee gelijk te stellen groep van personen, dat het hoofdverblijf elders heeft, gedurende een gedeelte van het jaar bewoond te worden, uitsluitend voor recreatieve doeleinden.

1.74 statische opslag

opslag van goederen die geen regelmatige verplaatsing behoeven, en die tevens niet ter plaatse worden bewerkt, verwerkt , gerepareerd of verhandeld.

1.75 toename van stikstofemissie
  • a. Er is sprake van een toename van stikstofemissie van gronden en bouwwerken wanneer de emissie N/kg/jaar* meer bedraagt dan de emissie N/kg/jaar afkomstig van het ten tijde van de vaststelling van het plan feitelijk aanwezige en planologisch legale gebruik van de betreffende gronden en bouwwerken.
  • b. Indien een gelijkblijvende of een afname van de stikstofemissie (N/kg/jaar*) afkomstig van het feitelijk bestaande, planologisch legale gebruik van de betreffende gronden en bouwwerken ten tijde van de vaststelling van het plan, een hogere stikstofdepositie veroorzaakt op voor stikstof gevoelige en voor stikstof overbelaste habitats in een Natura 2000-gebied, dan wordt dit eveneens beschouwd als een toename van stikstofemissie;

* wanneer in deze regels 'emissie N/kg/jaar' wordt gebruikt, wordt de hiervan onderdeel uitmakende hoofdletter 'N' bedoeld als verzamelnaam voor NH3 en NOx.

1.76 trekkershut

een verblijf, bestaande uit een lichte constructie en lichte materialen, niet zijnde een kampeermiddel, dat naar de aard en inrichting is bedoeld voor recreatief nachtverblijf en een oppervlakte heeft van ten hoogste 30 m2.

1.77 tunnel/tunnelkas

een werk of bouwwerk voorzien van een bedekking van lichtdoorlatend materiaal en dienend tot het kweken, trekken, vermeerderen, opkweken of verzorgen van vruchten, bloemen, groenten, planten of bomen, alsmede in voorkomende gevallen tot bescherming van de omgeving tegen milieubelastende stoffen.

1.78 verblijfsrecreatie

recreatie in ruimten die zijn bestemd of opgericht voor recreatief nachtverblijf, zoals een recreatiewoning, groepsaccommodatie/logeergebouw, pension, bed & breakfast, kampeermiddel, trekkershut of camper, door personen die hun hoofdverblijf elders hebben.

1.79 verzamelcentrum

gebouw waar dieren afkomstig van verschillende bedrijven van oorsprong worden samengebracht met het oogmerk om een voor het handelsverkeer bestemde partij te vormen.

1.80 voorgevel

de naar de openbare weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, die gevel die kennelijk als zodanig moet worden aangemerkt.

1.81 voorgevelrooilijn

de denkbeeldige lijn, evenwijdig aan de as van de weg waaraan gebouwd wordt:

  • a. op een afstand van de weg die gelijk is aan de in de regels voorgeschreven afstand van gebouwen uit de as van de weg op het betreffende bouwperceel;
  • b. op een afstand van de weg die gelijk is aan de afstand van bestaande gebouwen tot de as van de weg op het betreffende bouwperceel, indien die afstand kleiner is dan de in de regels voorgeschreven afstand;
  • c. indien geen afstand tot de weg is voorgeschreven, de lijn welke zoveel mogelijk aansluitend aan de ligging van de voorgevels van de bestaande bebouwing, een zoveel mogelijk gelijkmatig beloop van de rooilijn overeenkomstig de richting van de weg geeft.
1.82 voorzijde bouwvlak

de zijde van het bouwvlak die naar de openbare weg gelegen is waarop het bouwperceel ontsloten wordt.

1.83 waterloop/watergang

een voor de oppervlaktewaterkwantiteit van overwegend belang zijnde watergang.

1.84 waterweg

route op het water geschikt voor alle soorten van niet gemotoriseerde en geen woonschepen zijnde varende en drijvende voorwerpen welke gebruikt kunnen worden en/of ingericht zijn voor vervoer te water van personen en/of goederen waaronder mede vaartuigen dienende tot beoefening van de watersport of in gebruik ten behoeve van de sportvisserij.

1.85 wonen

huisvesting in een woning.

1.86 woning

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden of maximaal vier personen die geen huishouden vormen.

1.87 zelfstandige wooneenheid

een wooneenheid, die beschikt over een eigen toegang en over eigen voor bewoning noodzakelijke voorzieningen zoals keuken, douche/badkamer en toilet.

Artikel 2 Wijze van meten

2.1 de dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.3 de goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

bij toepassing van een dakkapel of dakopbouw met een breedte van meer dan 50% van het dakvlak wordt de bovenzijde daarvan als goothoogte aangemerkt.

2.4 de inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.5 de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.6 ondergrondse (verticale) bouwdiepte van een bouwwerk

vanaf het peil tot de afgewerkte vloer van het ondergrondse (deel van het) bouwwerk.

2.7 peil
  • a. voor gebouwen die onmiddellijk aan de weg grenzen: de hoogte van die weg;
  • b. in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld, voor aanvang van de bouwwerkzaamheden, het oorspronkelijke maaiveld.
2.8 toepassing van maten

de in deze regels gegeven bepalingen omtrent plaatsing, afstanden en maten zijn niet van toepassing op goot- en kroonlijsten, schoorstenen, gasafvoer- en ontluchtingskanalen, antennes, balkons, galerijen, noodtrappen, luifels, liftkokers, ventilatiekanalen, afvoerpijpen van hemelwater, zonnepanelen, gevellijsten, pilasters, plinten, stoeptreden, kozijnen, dorpels en dergelijke bouwonderdelen.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijf - Buitengebied gebonden

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - Buitengebied gebonden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijven ter plaatse van de aanduidingen zoals opgenomen in de tabel in 3.3.4;
  • b. aan-huis-verbonden beroepen;
  • c. nutsvoorzieningen;
  • d. groenvoorzieningen in de vorm van erfbeplanting en landschappelijke inpassing;
  • e. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

met daarbij behorend:

  • f. tuinen, erven en verhardingen;
  • g. parkeren;

alsmede voor:

  • h. het behoud van cultuurhistorische waarden ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden', een en ander met de bijbehorende voorzieningen.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Algemeen
  • a. Per bestemmingsvlak is bebouwing ten behoeve van niet meer dan één bedrijf toegestaan.
3.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. Indien binnen een bestemmingsvlak de aanduiding 'bouwvlak' is opgenomen, mogen gebouwen uitsluitend worden opgericht ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak'.
  • b. Per bestemmingsvlak is maximaal 1 bedrijfswoning met bijbehorende bijgebouwen toegestaan, met dien verstande dat herbouw van de bedrijfswoning niet is toegestaan.
  • c. Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende maatvoeringseisen:

bedrijfsgebouwen    
goothoogte   maximaal 6,5 m  
bouwhoogte   maximaal 10 m  
bebouwde oppervlakte, inclusief overkappingen, exclusief bedrijfs- woning en de bij de woonfunctie behorende bijgebouwen en overkappingen   maximaal de bebouwde oppervlakte die per bedrijf is opgenomen in de tabel in 3.3.4  
bedrijfswoning    
goothoogte   maximaal 6,5 m  
bouwhoogte   maximaal 9 m  
inhoud   maximaal 750 m3; indien de bestaande inhoud meer bedraagt dan 750 m3, geldt de bestaande inhoud als maximale inhoud
indien de bedrijfswoning deel uitmaakt van een (woon)boerderijpand, geldt de inhoud van het totale (woon)boerderijpand als maximale inhoud; verbouwing en gebruik van de voormalige agrarische inpandige stalgedeelten ten behoeve van de bedrijfswoning is toegestaan  
dakhelling   minimaal 12 graden
maximaal 45 graden
indien de bestaande dakhelling meer of minder bedraagt, geldt de bestaande dakhelling als minimale/maximale dakhelling
de dakhelling geldt niet voor aan- en uitbouwen en dakkapellen  
bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoning    
afstand van vrijstaande bijgebouwen tot de bedrijfswoning   maximaal 15 m  
gezamenlijke oppervlakte   maximaal 150 m2  
goothoogte   maximaal 3 m  
bouwhoogte   maximaal 6 m  
3.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende maatvoeringseisen:

bouwhoogte erfafscheidingen   maximaal 1 m vóór de voorgevelrooilijn maximaal 2 m achter de voorgevelrooilijn  
bouwhoogte antennes   maximaal 10 m  
bouwhoogte overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde   maximaal 6 m, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 3' de bouwhoogte van silo's maximaal 20 m mag bedragen  
oppervlakte overkappingen   de oppervlakte overkappingen telt mee in de maximaal bebouwde oppervlakte die per bedrijf is toegestaan zoals opgenomen in de tabel in 3.3.4  
3.3 Specifieke gebruiksregels
3.3.1 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en/of opstallen voor:

  • a. het bedrijfsmatig vervaardigen, opslaan, verwerken of herstellen van goederen en het opslaan en be- of verwerken van producten tenzij dit noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik;
  • b. detailhandel, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik;
  • c. woondoeleinden met uitzondering van de toegestane bedrijfswoningen;
  • d. het plaatsen van kampeermiddelen;
  • e. buitenopslag;
  • f. het houden van vee, niet zijnde het verzamelen en verladen van vee als bedoeld in 3.3.4 
3.3.2 Voorwaardelijke verplichting extern salderen

Het gebruik van een verzamelcentrum ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - veeverzamelcentrum' overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.3.4 is, voorzover sprake is van een toename van stikstofemissie, uitsluitend toegestaan, indien:

  • a. de vigerende milieuvergunning die betrekking heeft op de bedrijfsvoering van saldogever, die gevestigd is aan de Vinkenweg 8 te Deurne, gedeeltelijk is ingetrokken c.q. gewijzigd, zodat ten minste 928,57 kg NH3 van de stikstofrechten als bedoeld in de salderingsovereenkomst (opgenomen als bijlage 2 bij de passende beoordeling van 12 november 2024 met kenmerk P155373.005.028.R3 (Bijlage 6 bij de regels)) zijn vervallen ten behoeve van de herinrichting van de locatie Liesselseweg 214a;
  • b. de vigerende milieuvergunning die betrekking heeft op de bedrijfsvoering van saldogever, die gevestigd is aan de Bocholterweg 15 te Weert, gedeeltelijk is ingetrokken c.q. gewijzigd, zodat ten minste 114,5 kg NH3 van de stikstofrechten als bedoeld in de salderingsovereenkomst (opgenomen als bijlage 3 bij de passende beoordeling van 12 november 2024 met kenmerk P155373.005.028.R3 (Bijlage 6 bij de regels)) zijn vervallen ten behoeve van de herinrichting van de locatie Liesselseweg 214a;
  • c. de intrekkingsbesluiten c.q. de wijzigingen van de vigerende milieuvergunningen als bedoeld onder a en b onherroepelijk zijn;
  • d. de ingetrokken en vervallen bedrijfsactiviteiten als bedoeld onder a en b zijn beëindigd en verzekerd is dat hervatting van die activiteiten rechtens is uitgesloten.
3.3.3 Voorwaardelijke verplichting landschappelijke inpassing

Het instandhouden van de nieuwe bebouwing en het gebruiken van de nieuwe bebouwing is uitsluitend toegestaan indien binnen één jaar na het in gebruik nemen van de nieuwe bebouwing, mits deze vergunning uiteindelijk onherroepelijk wordt, binnen de bestemming 'Groen' en ter plaatse van de aanduiding 'groen', de landschappelijke inpassing is gerealiseerd en in stand wordt gehouden conform het bepaalde in Bijlage 1 Landschappelijke inpassing Liesselseweg 214a.

3.3.4 Buitengebied gebonden bedrijven

Ter plaatse van de aanduiding zoals opgenomen in de volgende tabel is de in de tabel genoemde buitengebied gebonden bedrijvigheid toegestaan.

Aanduiding   Adres   Toegestane activiteit   Toegestane bebouwde oppervlakte  
specifieke vorm van bedrijf - 55   Liesselseweg 214a   veetransportbedrijf met verzamelcentrum. De activiteiten bestaan met name uit het in- en verkopen van vee, verzamelen, keuren, verladen en transporteren van vee, en daarbij behorend het parkeren van vrachtwagens, kleinschalig onderhoud aan de vrachtwagens, het reinigen en ontsmetten van voertuigen, de opslag van materiaal en onzelfstandige kantoorruimte.

Het gebruik van gebouwen als verzamelcentrum is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - verzamelcentrum' en uitsluitend voor varkens.  
2.740 m2  
3.3.5 Aan-huis-verbonden beroepen

In een bedrijfswoning en de bijgebouwen bij de bedrijfswoning is de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep toegestaan. Hiervoor gelden de volgende regels:

  • a. De vloeroppervlakte die in gebruik is voor het aan-huis-verbonden beroep mag niet meer bedragen dan 100 m2.
  • b. Het beroep-aan-huis mag uitsluitend worden uitgeoefend door een bewoner van de bedrijfswoning.
3.4 Afwijken van de gebruiksregels
3.4.1 Afwijken inpassingsplan

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.3.3 teneinde af te wijken van het in Bijlage 1 Landschappelijke inpassing Liesselseweg 214a opgenomen inpassingsplan, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. Er dient te worden voldaan aan de volgende landschappelijke en ruimtelijke kwaliteitseisen:
    • 1. Landschappelijke inpassing en kwaliteitsverbetering:
      • Met het initiatief dient een gedegen landschappelijke inpassing plaats te vinden middels erfbeplanting (met voor het landschap kenmerkende soorten);
      • de kwaliteitswinst blijkt uit een door de gemeente goedgekeurd erfbeplantingsplan;
      • hierbij wordt getoetst aan de gemeentelijke investeringsregeling ruimtelijke kwaliteit zoals weergegeven in Bijlage 4 Beleidskader kwaliteitsverbetering landschap, inclusief later vastgestelde aanvullingen dan wel het kader dat volgend op voornoemd kader wordt vastgesteld, waarbij voornoemd kader is komen te vervallen.
3.5 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

Voor het slopen van bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. Het is ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorisch waarden' verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders cultuurhistorisch waardevolle gebouwen geheel of gedeeltelijk te (doen) slopen.
  • b. Het in lid a. vervatte verbod geldt niet voor:
    • 1. het uitvoeren van werken en werkzaamheden die het normale onderhoud en beheer betreffen;
    • 2. sloopwerkzaamheden die op het moment van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde dan wel verleende omgevingsvergunning.
  • c. Werken of werkzaamheden als bedoeld in lid a. zijn slechts toelaatbaar indien hierdoor de cultuurhistorische, architectonische en/of stedenbouwkundige waarden niet onevenredig worden aangetast.
3.6 Wijzigingsbevoegdheid
3.6.1 Wijziging naar of uitbreiden van een (ander) buitengebied gebonden bedrijf of niet-agrarisch bedrijf

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om:

  • deze bestemming te wijzigen ten behoeve van het toestaan van een ander buitengebied gebonden bedrijf dan opgenomen in de tabel in 3.3.4 of een ander niet-agrarisch bedrijf;
  • het aantal toegestane vierkante meter van bedrijven zoals opgenomen in de tabel in 3.3.4 te vergroten,

mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

Gebruik

  • a. De ontwikkeling draagt bij aan de ontwikkeling van een gemengde plattelandseconomie.
  • b. Transportgerichte agrarisch technische hulpbedrijven zijn alleen toegestaan langs een gebiedsontsluitingsweg of een weg die qua functie en qua verkeersafwikkelingscapaciteit daarmee gelijk te stellen is.
  • c. Niet- agrarische bedrijven zijn enkel toegestaan indien ze zijn opgenomen in de categorieën 1 of 2 van de Lijst Activiteiten zoals opgenomen in de VNG-publicatie 'Bedrijven en milieuzonering', editie 2009 of daarmee naar aard, omvang en invloed vergelijkbaar zijn.
  • d. Recreatieve functies zijn enkel toegestaan zijn enkel toegestaan indien:
    • 1. ze zijn opgenomen in de categorieën 1, 2 of 3 van de Lijst Activiteiten zoals opgenomen in de VNG-publicatie 'Bedrijven en milieuzonering', editie 2009 of daarmee naar aard, omvang en invloed vergelijkbaar zijn.
  • e. Detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit in ter plaatse vervaardigde goederen kan worden toegestaan tot een maximum operervlak van 200 m2.
  • f. De wijziging mag niet leiden tot een al dan niet zelfstandige kantoorvoorziening met een baliefunctie.
  • g. Een wijziging voor statische opslag is niet toegestaan.
  • h. Er mag geen opslag van niet-agrarische producten en materialen buiten de gebouwen plaatsvinden.

Bebouwing

  • i. De omvang van het bestemmingsvlak mag voor overige niet-agrarische bedrijven niet meer bedragen dan 5.000 m2.
  • j. Overtollige bebouwing wordt gesloopt;
  • k. Maximaal 400 m2 aan bebouwing is toegestaan, behoudens voor zover het betreft de gronden gelegen ter plaatse van de aanduiding:
    • 1. 'wetgevingzone - wijzigingsgebied ontwikkelingscluster 6';

waarbinnen maximaal 600 m2 aan bebouwing is toegestaan.

  • l. In uitzondering op het bepaalde onder k is voor een recreatieve functie maximaal 500 m2 aan bestaande bebouwing toegestaan.

Omgevingskwaliteit

  • m. Er dient te worden voldaan aan de volgende landschappelijke en ruimtelijke kwaliteitseisen:
    • 1. Landschappelijke inpassing en kwaliteitsverbetering:
      • Met het initiatief dient een gedegen landschappelijke inpassing plaats te vinden middels erfbeplanting (met voor het landschap kenmerkende soorten);
      • de kwaliteitswinst blijkt uit een door de gemeente goedgekeurd erfbeplantingsplan;
      • hierbij wordt getoetst aan de gemeentelijke investeringsregeling ruimtelijke kwaliteit zoals weergegeven in Bijlage 4 Beleidskader kwaliteitsverbetering landschap, inclusief later vastgestelde aanvullingen dan wel het kader dat volgend op voornoemd kader wordt vastgesteld, waarbij voornoemd kader is komen te vervallen.
    • 2. Zuinig ruimtegebruik:
      • de inrichting van het bouwvlak bevordert een gunstige verhouding tussen bruto (bestemmings- of bouwvlak) en netto (bebouwing) ruimtebeslag.
    • 3. Sloop:
      • met het initiatief wordt eveneens bewerkstelligd, dat overtollige bebouwing (niet zijnde cultuurhistorisch waardevol) wordt gesloopt.
  • n. Bij toename van bebouwing of verharding dient aangegeven te worden hoe met water wordt omgegaan via de trits: vasthouden, bergen en afvoeren; er zal in alle gevallen minimaal hydrologisch neutraal gebouwd dienen te worden.

Verkeer

  • o. Parkeren dient op eigen erf plaats te vinden.
  • p. De verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie.

Belangenafweging

  • q. Er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven.
  • r. Er dient een, door de gemeente goed te keuren, bedrijfsplan te worden overgelegd.
3.6.2 Wijziging naar wonen

Burgemeester en wethouders kunnen de gronden met deze bestemming wijzigen in de bestemming 'Wonen' en/of de bestemming 'Agrarisch' en/of 'Agrarisch met waarden' en/of 'Bos' en/of 'Natuur', mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

Wijzigen naar wonen

  • a. Deze wijziging is uitsluitend toegestaan indien de bestaande legale bedrijfswoning wordt omgezet naar een burgerwoning.
  • b. Deze wijziging is uitsluitend toegestaan indien alle overtollige bebouwing wordt gesloopt.
  • c. Na bedrijfsbeëindiging is de verbouw van een voormalige bedrijfswoning of (woon)boerderijpand voor woondoeleinden toegestaan waarbij de inhoud van de voormalige bedrijfswoning (inclusief de inpandige stal/ het inpandig deel) niet meer mag bedragen dan 750 m3. Indien de bestaande inhoud meer bedraagt dan 750 m3, geldt de bestaande inhoud als maximale inhoud.
  • d. Voor zover sprake is van een (woon)boerderijpand, mag geen aantasting van die agrarische verschijningsvorm plaatsvinden.
  • e. De wijziging mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de milieu- en dierenwelzijnswetgeving.
  • f. Er vindt een kwaliteitsverbetering van het landschap plaats door middel van een zorgvuldige landschappelijke inpassing, (met voor het landschap kenmerkende soorten), op basis van een door de gemeente goedgekeurd erfbeplantingsplan. Hierbij wordt getoetst aan de gemeentelijke investeringsregeling ruimtelijke kwaliteit zoals weergegeven in Bijlage 4 Beleidskader kwaliteitsverbetering landschap, inclusief later vastgestelde aanvullingen dan wel het kader dat volgend op voornoemd kader wordt vastgesteld, waarbij voornoemd kader is komen te vervallen.
  • g. De bebouwde oppervlakte van de bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 150 m2 per woning, waarvan maximaal 25% aangebouwd aan de woning; bij sloop van de voormalige bedrijfsgebouwen, mag het genoemde oppervlak van 150 m2 worden verhoogd, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
    • 1. maximaal 25% van het gesloopte oppervlak aan legaal opgerichte bebouwing mag als bijgebouw worden teruggebouwd, tot een totaal aan bijgebouwen – zowel aangebouwd als vrijstaand – van maximaal 200 m2;
    • 2. het surplus (alle aanwezige bebouwing boven de standaard maximaal toegestane oppervlakte aan bijgebouwen van 150 m2) moet in één keer worden gesloopt en deze sloop moet als voorwaarde aan de omgevingsvergunning worden verbonden;
    • 3. geen omgevingsvergunning kan worden verleend indien:
      • sloop kan plaatsvinden in het kader van de ruimte-voor-ruimteregeling,
      • of de sloop al op andere wijze is verzekerd;
      • de gesloopte oppervlakte mag slechts éénmaal ten behoeve van nieuwe bebouwing in aanmerking worden genomen.
  • h. Uit een onderzoek naar de bodemkwaliteit dient te blijken dat de bodem geschikt is voor de nieuwe functie.
  • i. Voldaan wordt aan de bepalingen bij of krachtens de Wet geluidhinder danwel hogere grenswaarde.

Artikel 4 Groen

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

4.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. Uitsluitend toegestaan zijn bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
  • b. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende maatvoeringseisen:

bouwhoogte overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde   maximaal 3 m  
4.3 Specifieke gebruiksregels
4.3.1 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en/of opstallen voor het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest.

Artikel 5 Wonen

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen in woningen;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - maatwerkwoning'; een maatwerkwoning;
  • c. aan-huis-verbonden beroepen;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - kleinschalig ambachtelijk bedrijf'; een aan huis verbonden kleinschalig ambachtelijk bedrijf in de vorm van een bouw- en interieurbedrijf conform het bepaalde in 5.3.2;
  • e. nutsvoorzieningen;

met daarbij behorende:

  • f. tuinen, erven en verhardingen.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Algemeen
  • a. Per bestemmingsvlak is één woning toegestaan.
  • b. Herbouw van een woning is niet toegestaan.
  • c. In afwijking van het bepaalde onder b is herbouw van een woning toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - herbouw woning'.
5.2.2 Hoofdgebouw

Voor het bouwen van een hoofdgebouw gelden de volgende regels:

  • a. Voor het bouwen van een hoofdgebouw gelden de volgende maatvoeringseisen:

goothoogte   maximaal 4,5 m  
bouwhoogte   maximaal 9 m  
inhoud   maximaal 750 m3; indien de bestaande inhoud meer bedraagt dan 750 m3, geldt de bestaande inhoud als maximale inhoud,
met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding ' specifieke vorm van wonen - maatwerkwoning' de inhoud van de woning maximaal 900m3 mag bedragen;
 
dakhelling   minimaal 12 graden maximaal 70 graden indien de bestaande dakhelling meer of minder bedraagt, geldt de bestaande dakhelling als minimale/maximale dakhelling de dakhelling geldt niet voor aan- en uitbouwen en dakkapellen  
5.2.3 Bijgebouwen

Voor het bouwen van bijgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. Bijgebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd op een afstand van tenminste 2 m achter de voorgevel van de woning en het verlengde daarvan.
  • b. In afwijking van het bepaalde onder a is de situering van bijgebouwen eveneens overeenkomstig danwel vergelijkbaar aan Bijlage 2 Landschappelijke inpassing Breemortelweg 20-22 toegestaan, mits gesitueerd binnen de bestemming Wonen.
  • c. Voor het bouwen van bijgebouwen gelden de volgende maatvoeringseisen:

bebouwde oppervlakte  
- ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwde oppervlakte (m)' geldt de aangeduide oppervlakte als maximum;

- ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - kleinschalig ambachtelijk bedrijf' is de aangeduide maximale bebouwde oppervlakte voor bijgebouwen toegestaan ten dienste van het aan huis verbonden kleinschalig ambachtelijk bedrijf, met dien verstande dat maximaal 200m2 aan bijgebouwen is toegestaan ten behoeve van de woonbestemming.


 
goothoogte   maximaal 3 m  
bouwhoogte   maximaal 6 m  
5.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende maatvoeringseisen:

bouwhoogte erfafscheidingen   maximaal 1 m vóór de voorgevelrooilijn maximaal 2 m achter de voorgevelrooilijn  
bouwhoogte overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde   maximaal 3 m  
5.3 Specifieke gebruiksregels
5.3.1 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en/of opstallen voor:

  • a. het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik;
  • b. het bedrijfsmatig vervaardigen, opslaan, verwerken of herstellen van goederen en het opslaan en be- of verwerken van producten, behoudens voor zover dit gebruik plaatsvindt in het kader van de aan huis verbonden kleinschalig ambachtelijke bedrijvigheid als bedoeld in 5.1 onder c.
  • c. detailhandel;
  • d. verblijfsrecreatie;
  • e. het plaatsen van kampeermiddelen;
  • f. aan-huis-verbonden bedrijven, met uitzondering van een aan huis verbonden kleinschalig ambachtelijk bedrijf als bedoeld in 5.1 onder c.en 5.3.2
5.3.2 Kleinschalig ambachtelijk bedrijf
  • a. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - kleinschalig ambachtelijk bedrijf' is gebruik van de bijgebouwen ten behoeve van een aan huis verbonden kleinschalig ambachtelijk bedrijf toegestaan in de vorm van een bouw- en interieurbedrijf;
  • b. Het aan huis verbonden kleinschalig ambachtelijk bedrijf mag uitsluitend worden uitgeoefend door een bewoner van de woning.
  • c. Indien het aan huis verbonden kleinschalig ambachtelijk bedrijf is beëindigd, moeten de bijgebouwen ten behoeve van het kleinschalig ambachtelijk bedrijf binnen 6 maanden na beëindiging zijn gesloopt. Na sloop is maximaal 200 m² aan bijgebouwen toegestaan voor de woonfunctie.
5.3.3 Voorwaardelijke verplichting landschappelijke inpassing en sloop

Voor de bouw van de woning ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - maatwerkwoning', alsmede voor gebruik van de overige woningen gelden de volgende voorwaardelijke verplichtingen:

  • a. de omgevingsvergunning voor bouw van de woning ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - maatwerkwoning' mag slechts worden verleend indien de met "te saneren opstallen" aangeduide opstallen in Bijlage 3 Saneringsplan Breemortelweg 20-22 zijn gesloopt;
  • b. het gebruik van de woningen is uitsluitend toegestaan onder de voorwaarden dat
5.3.4 Aan-huis-verbonden beroepen

In een woning en de bijgebouwen bij de woning is de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep toegestaan. Hiervoor gelden de volgende regels:

  • a. De vloeroppervlakte die in gebruik is voor het aan-huis-verbonden beroep mag niet meer bedragen dan 100 m2.
  • b. Het beroep-aan-huis mag uitsluitend worden uitgeoefend door een bewoner van de woning.
5.4 Afwijken van de gebruiksregels
5.4.1 Recreatieve nevenactiviteiten

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 5.3.1 teneinde kleinschalige recreatieve dagactiviteiten toe te staan, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. huisvesting van arbeidsmigranten is niet toegestaan;
  • b. in opzet en ontwikkelingsperspectief moet het gaan om een kleinschalige activiteit met in beginsel enkele werknemers;
  • c. de kleinschalige recreatieve activiteiten dienen gezien de aard, omvang en intensiteit passend te zijn binnen de woonfunctie;
  • d. de ontwikkeling draagt bij aan de ontwikkeling van een gemengde plattelandseconomie;
  • e. de gebruiker van de woning dient zelf de bedrijfsmatige activiteit te ontplooien;
  • f. de vloeroppervlakte ten behoeve van de bedrijfsactiviteit mag in totaal niet meer bedragen dan 200 m2;
  • g. hergebruik voor dagrecreatieve activiteiten vindt plaats binnen de bestaande bebouwing, waarbij geldt:
    • 1. dat uitbreiding van de bebouwing niet is toegestaan en
    • 2. dat overtollige bebouwing wordt gesloopt;
  • h. er dient te worden voldaan aan de volgende landschappelijke en ruimtelijke kwaliteitseisen:
    • 1. Landschappelijke inpassing:
      • Met het initiatief dient een gedegen landschappelijke inpassing plaats te vinden middels erfbeplanting (met voor het landschap kenmerkende soorten);
      • de kwaliteitswinst blijkt uit een door de gemeente goedgekeurd erfbeplantingsplan;
      • hierbij wordt getoetst aan de gemeentelijke investeringsregeling ruimtelijke kwaliteit zoals weergegeven in Bijlage 4 Beleidskader kwaliteitsverbetering landschap, inclusief later vastgestelde aanvullingen dan wel het kader dat volgend op voornoemd kader wordt vastgesteld, waarbij voornoemd kader is komen te vervallen.
    • 2. Verkaveling: Met het initiatief dient aansluiting te worden gezocht bij het bestaand verkavelingspatroon (occupatiegeschiedenis) bij de erfinrichting.
    • 3. Zuinig ruimtegebruik: de inrichting van het bouwvlak bevordert een gunstige verhouding tussen bruto (bestemmings- of bouwvlak) en netto (bebouwing) ruimtebeslag.
    • 4. Sloop: met het initiatief wordt eveneens bewerkstelligd, dat overtollige bebouwing (niet zijnde cultuurhistorisch waardevol) wordt gesloopt.
    • 5. Parkeren dient op eigen erf plaats te vinden.
  • i. detailhandel wordt slechts toegestaan als ondergeschikte nevenactiviteit;
  • j. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
  • k. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
  • l. de afwijking mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van in de in de directe omgeving voorkomende waarden.
5.4.2 Afwijken inpassingsplan

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 5.3.3 teneinde af te wijken van het in Bijlage 2 Landschappelijke inpassing Breemortelweg 20-22 opgenomen inpassingsplan, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. Er dient te worden voldaan aan de volgende landschappelijke en ruimtelijke kwaliteitseisen:
    • 1. Landschappelijke inpassing en kwaliteitsverbetering:
      • Met het initiatief dient een gedegen landschappelijke inpassing plaats te vinden middels erfbeplanting (met voor het landschap kenmerkende soorten);
      • de kwaliteitswinst blijkt uit een door de gemeente goedgekeurd erfbeplantingsplan;
      • hierbij wordt getoetst aan de gemeentelijke investeringsregeling ruimtelijke kwaliteit zoals weergegeven in Bijlage 4 Beleidskader kwaliteitsverbetering landschap, inclusief later vastgestelde aanvullingen dan wel het kader dat volgend op voornoemd kader wordt vastgesteld, waarbij voornoemd kader is komen te vervallen.

Artikel 6 Waarde - Archeologie 3

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de te verwachten archeologische waarden in de bodem.

6.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
6.2.1 Omgevingsvergunningplicht

Het is verboden op de in dit artikel bedoelde gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag de volgende werken en werkzaamheden uit te (doen) voeren:

  • a. het verwijderen of het aanbrengen van diep wortelende beplantingen of bomen;
  • b. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe ook wordt gerekend het diepploegen en diepwoelen van de bodem;
  • c. het ontginnen, (af)graven, ophogen en egaliseren van de bodem;
  • d. het aanleggen, verharden of verwijderen van wegen, paden, parkeergelegenheden en het aanbrengen of verwijderen van andere oppervlakteverhardingen;
  • e. het aanbrengen van ondergrondse leidingen of daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • f. het verlagen of verhogen van het waterpeil;
  • g. het graven, verbreden, uitdiepen, dempen en/of verleggen van watergangen.

uitgezonderd werken en werkzaamheden tot 0,50m beneden het maaiveld.

6.2.2 Uitzonderingen vergunningplicht

Het onder 6.2.1 vervatte verbod geldt niet voor werken of werkzaamheden:

  • a. tot 0,5 m beneden het maaiveld;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - omgevingsvergunning bufferzone bestaande bebouwing (peildatum 1 juli 2008)';
  • c. buiten de aanduiding 'wetgevingzone - omgevingsvergunning bufferzone bestaande bebouwing (peildatum 1 juli 2008)' en dieper dan 0,5 m onder maaiveld, tot een oppervlakte van maximaal 1.000 m2.
6.2.3 Toetsing
  • a. De in 6.2.1 bedoelde vergunning wordt slechts verleend indien de betreffende werken/ werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken/ werkzaamheden niet leiden tot een verstoring van het archeologisch materiaal; hiertoe wordt een door burgemeester en wethouders aan te wijzen onafhankelijke erkende ter zake deskundige gehoord.
  • b. In afwijking van het bepaalde onder a mag, in geval de bedoelde werken/ werkzaamheden dan wel de directe gevolgen van deze werken/ werkzaamheden kunnen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, de omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden niettemin worden verleend, indien aan de vergunning de volgende regels worden verbonden:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen, of;
    • 3. de verplichting de uitvoering van de werken/ werkzaamheden te laten begeleiden voor een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
6.2.4 Archeologisch onderzoek

De in 6.2.1 bedoelde vergunning wordt pas verleend als de aanvrager een rapport heeft overgelegd, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld en waaruit blijkt dat:

  • a. Het behoud van de archeologische waarden in voldoende mate kan worden geborgd of
  • b. De archeologische waarden door de verstoring niet onevenredig worden geschaad of
  • c. Geen archeologische waarde aanwezig is.

Indien voor het betreffende gebied inmiddels een ander voldoende deskundig onderzoek heeft plaatsgevonden en daaruit is gebleken dat geen archeologische waarden te verwachten zijn, kan ook worden volstaan met een verwijzing naar dit onderzoek.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 7 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 8 Algemene bouwregels

8.1 Ondergronds bouwen

Voor ondergronds bouwen gelden de volgende regels:

  • a. Ondergronds bouwen is alleen toegestaan onder gebouwen of in gronden aansluitend aan deze gebouwen;
  • b. De verticale diepte mag niet meer bedragen dan 4 meter.
8.2 Stikstofemissie

Bouwen is uitsluitend toegestaan indien en voor zover het bouwen of doen laten bouwen geen toename van stikstofemissie tot gevolg heeft.

Artikel 9 Algemene gebruiksregels

9.1 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik met het plan wordt in ieder geval verstaan:

  • a. het gebruiken of doen gebruiken van delen van het hoofdgebouw van een woning, de aanbouw dan wel het vrijstaande bijgebouw bij dat hoofdgebouw als afhankelijke woonruimte;
  • b. het gebruik van (bedrijfs)woningen voor bed & breakfast voorzieningen;
  • c. de huisvesting van arbeidsmigranten is niet toegestaan in recreatieve verblijfsvoorzieningen;
  • d. het gebruik van gronden, gebouwen, bouwwerken en onderkomens ten behoeve van een seksinrichting en/of escortbedrijf, raamprostitutie en straatprostitutie;
  • e. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor statische opslag.
9.2 Stikstofemissie

In aanvulling op het bepaalde in 9.1, wordt het volgende eveneens verstaan onder strijdig gebruik met het plan:

  • a. het zodanig gebruiken of laten gebruiken van gronden en bouwwerken, anders dan overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.3.2, dat een toename van stikstofemissie plaatsvindt.
9.3 Dubbelbestemming - enkelvoudige bestemmingen

Voorzover voor gronden tevens een dubbelbestemming geldt, dienen bij toepassing van de gebruiks- en bouwregels, binnenplanse omgevingsvergunningen voor het afwijken van de bouw- en gebruiksregels en voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden en wijzigingsbepalingen van de overige voor deze gronden geldende bestemmingen de bepalingen van de dubbelbestemming(en) in acht te worden genomen.

9.4 Parkeren
9.4.1 Parkeernormen
  • 1. De gronden zoals aangewezen in de verschillende bestemmingen mogen slechts worden bebouwd onder de voorwaarde dat op eigen terrein voldoende parkeergelegenheid wordt gerealiseerd en in stand wordt gehouden, alsmede dat voor het laden en lossen van goederen voldoende voorzieningen worden getroffen op eigen terrein.
  • 2. Bij omgevingsvergunning om te bouwen wordt aan de hand van de 'Regeling parkeernormen Deurne 2019' bepaald of sprake is van voldoende parkeergelegenheid met dien verstande dat indien voornoemde beleidsregels gedurende de planperiode worden gewijzigd, aan de hand van die nieuwe beleidsregels wordt bepaald of er sprake is van voldoende parkeergelegenheid. 
9.4.2 Gebruiksregels

Als gebruik in strijd met het bestemmingsplan geldt het (veranderen van het) gebruik van gronden of bouwwerken, indien niet in voldoende mate parkeergelegenheid op eigen terrein wordt gerealiseerd en in stand wordt gehouden, alsmede voor het laden en lossen van goederen niet voldoende voorzieningen worden getroffen op eigen terrein, een en ander volgens de 'Regeling parkeernormen Deurne 2019' zoals vastgesteld op 19 november 2019 en opgenomen in Bijlage 5 bij de planregels.

9.4.3 Specifieke gebruiksregels parkeren

De toepassing van het bepaalde in 9.4.1 en 9.4.2 leidt tot de volgende specifieke gebruiksregel voor parkeren binnen de bestemming Bedrijf - Buitengebied gebonden:

de gronden worden zodanig ingericht dat op eigen terrein voorzien kan worden in de parkeerbehoefte; dit betekent dat naast de parkeerplaatsen voor vrachtwagens, tevens voorzien wordt en blijft in minimaal 15 parkeerplaatsen.

9.4.4 Afwijken

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in de artikelen 9.4.1 en 9.4.2 indien het voldoen aan die bepalingen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit en mits wordt voldaan aan de in de ‘Regeling parkeernormen Deurne 2019’ opgenomen voorwaarden voor afwijking, met dien verstande dat indien voornoemde beleidsregels gedurende de planperiode worden gewijzigd, voldaan moet worden aan die nieuwe beleidsregels.

Artikel 10 Algemene afwijkingsregels

10.1 Omgevingsvergunning algemene afwijking maatvoering en situering

Het bevoegd gezag kan, voor zover niet reeds op grond van een andere bepaling kan worden afgeweken en voorzover het niet betreft het vergroten van de inhoud van een (bedrijfs)woning, afwijken van de in het plan opgenomen maatvoering- en situeringseisen ten aanzien van bebouwing, met dien verstande dat maximaal 10% van de in de regels vastgelegde maatvoerings- en situeringseisen mag worden afgeweken, mits het landelijk karakter van het gebied, alsmede binnen de bestemming opgenomen waarden niet onevenredig wordt aangetast.

10.2 Omgevingsvergunning nutsvoorzieningen

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van de bepalingen voor het bouwen van nutsvoorzieningen danwel antennemasten, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. voor het bouwen van nutsvoorzieningen gelden de volgende bepalingen:
    • 1. de inhoud bedraagt niet meer dan 50 m3;
    • 2. de goothoogte bedraagt niet meer dan 3 m;
  • b. voor het bouwen van antennemasten gelden de volgende bepalingen:
    • 1. door de aanvrager wordt aangetoond dat de antenne-installatie op de gekozen locatie onmisbaar is voor de realisering van een adequaat netwerk;
    • 2. de mogelijkheden van site-sharing van de te plaatsen antenne-installaties dienen voldoende te worden gewaarborgd;
    • 3. de maximale hoogte van de mast bedraagt 40 m;
    • 4. de afstand van een vrije veldinstallatie tot een gebouw moet ten minste 25 m zijn;
    • 5. het woon- en leefklimaat mogen niet onevenredig worden aangetast;
    • 6. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de landschappelijke- en natuurwaarden;
    • 7. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de cultuurhistorische waarden;
    • 8. de oppervlakte van de bij de mast behorende apparatuur bedraagt maximaal 15 m2;
    • 9. de maximale hoogte van de bij de mast behorende apparatuurkast bedraagt 3 m;
    • 10. de minimale afstand van de mast met bebouwing tot aan de weg bedraagt 10 m.
10.3 Omgevingsvergunning bed & breakfastvoorzieningen

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 9.1 onder b teneinde als verruimde gebruiksmogelijkheid van een (bedrijfs)woning bed & breakfastvoorzieningen toe te staan, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. een bed & breakfastvoorziening is niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - Primag';
  • b. de woning blijft voldoen aan het bepaalde in de gemeentelijke bouwverordening en het Bouwbesluit;
  • c. de bed & breakfastvoorzieningen zijn enkel in de (bedrijfs)woning en binnen de regels van dit bestemmingsplan maximaal toegestane op te richten bij de (bedrijfs)woning behorende bijgebouwen - niet zijnde bedrijfsgebouwen - toegestaan, tot een maximum bebouwingsoppervlak van 150 m2 ;
  • d. de bed & breakfastvoorzieningen zijn ondergeschikt van aard;
  • e. de gebruiksoppervlakte mag niet meer bedragen dan 250 m2;
  • f. ten behoeve van bed & breakfastvoorziening zijn niet meer dan 9 bedden toegestaan of maximaal 15 gasten. Permanente bewoning of huisvesting van arbeidsmigranten is niet toegestaan;
  • g. de verkeersaantrekkende werking van de bed & breakfastvoorzieningen dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
  • h. eventueel extra benodigde parkeerplaatsen worden op eigen terrein gerealiseerd;
  • i. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende bedrijven;
  • j. de bed & breakfastvoorziening mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de landschappelijke en ecologische waarden;
  • k. de cultuurhistorische waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.
10.4 Omgevingsvergunning kleinschalig kamperen

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 5.3.1, teneinde kleinschalig kamperen toe te staan, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. kleinschalig kamperen is uitsluitend toegestaan op gronden gelegen:
    • 1. op of direct aangrenzend aan een agrarisch bouwvlak;
    • 2. binnen de bestemming 'Wonen' dan wel gronden die direct grenzen aan deze bestemming;

Een en ander met dien verstande dat:

  • b. bij de functie waarbij het kleinschalig kamperen wordt toegestaan, een bestaande (bedrijfs)woning aanwezig dient te zijn;
  • c. slechts kampeermiddelen zijn toegestaan met een niet-permanent karakter (tenten, toercaravans e.d.);
  • d. er kunnen per agrarisch bedrijf, recreatiebedrijf of woning maximaal 25 kampeerplaatsen worden toegestaan;
  • e. de kampeermiddelen mogen worden geplaatst binnen een zone van maximaal 100 m gerekend vanaf de grens van het agrarisch bouwvlak of de achter- of zijgevel van een burgerwoning;
  • f. het benodigde terrein heeft een omvang van minimaal 0,5 ha; iedere kampeerplaats heeft een omvang van minimaal 100 m2; parkeergelegenheid dient beschikbaar te zijn op eigen terrein en toilet- en wasvoorzieningen dienen gerealiseerd te worden binnen bestaande gebouwen;
  • g. bij het plaatsen van de kampeermiddelen een minimale afstand van 50 m tot gebouwen en/of percelen van derden in acht genomen dient te worden;
  • h. het kleinschalig kamperen kan uitsluitend worden toegestaan in het kampeerseizoen: vanaf 15 maart tot 31 oktober;
  • i. het mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
  • j. er dient te worden voorzien in een zorgvuldige landschappelijke inpassing (met voor het landschap kenmerkende soorten), op basis van een door de gemeente goedgekeurd erfbeplantingsplan. Hierbij wordt getoetst aan de gemeentelijke investeringsregeling ruimtelijke kwaliteit zoals weergegeven in bijlage 4 'Beleidskader kwaliteitsverbetering landschap', inclusief later vastgestelde aanvullingen dan wel het kader dat volgend op voornoemd kader wordt vastgesteld, waarbij voornoemd kader is komen te vervallen.;
  • k. permanente bewoning of huisvesting van arbeidsmigranten is niet toegestaan.
10.5 Omgevingsvergunning afhankelijke woonruimte

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 9.1 onder a teneinde een afhankelijke woonruimte toe te staan, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. een verzoek om toepassing van deze afwijkingsmogelijkheid wordt schriftelijk ingediend en uit de aanvraag blijkt de behoefte (in medisch danwel sociaal opzicht) aan mantelzorg van de persoon of personen voor wie de afhankelijke woonruimte is bedoeld;
  • b. de afhankelijke woonruimte kan uitsluitend worden toegestaan in een deel van het hoofdgebouw, een aanbouw of een (vrijstaand) bijgebouw, behorende bij een in deze bestemming toegestane (bedrijfs)woning;
  • c. voorts dient in een toelichting het oppervlak van de afhankelijke woonruimte te worden aangegeven, alsmede hoe de ruimte concreet wordt ingedeeld en gebruikt en de ruimte mag niet meer dan 120 m2 bedragen;
  • d. de cultuurhistorische waarden mogen niet onevenredig worden aangetast;
  • e. er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing (met voor het landschap kenmerkende soorten), op basis van een door de gemeente goedgekeurd erfbeplantingsplan. Hierbij wordt getoetst aan de gemeentelijke investeringsregeling ruimtelijke kwaliteit zoals weergegeven in Bijlage 4 Beleidskader kwaliteitsverbetering landschap, inclusief later vastgestelde aanvullingen dan wel het kader dat volgend op voornoemd kader wordt vastgesteld, waarbij voornoemd kader is komen te vervallen;
  • f. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;

Voorts dient degene aan wie de omgevingsvergunning is verleend, diens rechtsopvolger en in ieder geval de hoofdbewoner van het hoofdgebouw de gemeente onmiddellijk te informeren, indien de afhankelijke woonruimte niet meer wordt gebruikt door de persoon of personen ten behoeve waarvan de omgevingsvergunning is verleend.

Het bevoegd gezag trekt deze omgevingsvergunning in, indien de afhankelijke woonbehoefte, waarvoor de omgevingsvergunning is verleend, eindigt.

10.6 Omgevingsvergunning voor herbouw (woon)boerderijpanden met behoud van inhoudsmaat

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 5.2.2, teneinde volledige herbouw van een boerderijpand toe te kunnen staan, waarbij de maximale inhoudsmaat overeenkomt met de inhoudsmaat van het te herbouwen woonboerderijpand, mits:

  • a. de herbouw bijdraagt aan een kwaliteitsverbetering van de directe omgeving;
  • b. bij herbouw rekening wordt gehouden met het karakter van het (voormalige) boerderijpand;
  • c. de herbouw niet betreft een (woon)boerderijpand met cultuurhistorische waarde;
  • d. in afwijking van het bepaalde onder c, kan een woonboerderijpand met cultuurhistorische waarde worden herbouwd met behoud van inhoudsmaat, indien er geen sprake is van een monument en indien de herbouw noodzakelijk is teneinde het behoud van het beeldkwalitatieve en de cultuurhistorisch waardevolle vormgeving van het te herbouwen boerderijpand op die locatie te kunnen waarborgen.
10.7 Omgevingsvergunning herbouw (bedrijfs)woning

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning de herbouw van de (bedrijfs)woning toe te staan, mits:

  • a. de nieuwe situering van de (bedrijfs)woning stedenbouwkundig, landschappelijk en milieukundig aanvaardbaar is, waarbij dient te worden voldaan aan de Wet geluidhinder danwel hogere grenswaarde;
  • b. sprake is van een zorgvuldige landschappelijke inpassing, (met voor het landschap kenmerkende soorten), op basis van een door de gemeente goedgekeurd erfbeplantingsplan. Hierbij wordt getoetst aan de gemeentelijke investeringsregeling ruimtelijke kwaliteit zoals weergegeven in Bijlage 4 Beleidskader kwaliteitsverbetering landschap, inclusief later vastgestelde aanvullingen dan wel het kader dat volgend op voornoemd kader wordt vastgesteld, waarbij voornoemd kader is komen te vervallen;
  • c. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de belangen van derden, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
  • d. overtollige bebouwing, waaronder de voormalige (bedrijfs)woning, wordt gesloopt.
10.8 Omgevingsvergunning aan-huis-verbonden-bedrijf

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in deze regels voor de uitoefening van een aan-huis-verbonden-bedrijf, mits:

  • a. De vloeroppervlakte die in gebruik is voor het aan-huis-verbonden bedrijf mag niet meer bedragen dan 100 m2.
  • b. Het bedrijf-aan-huis mag uitsluitend worden uitgeoefend door een bewoner van de (bedrijfs)woning.
  • c. Het bedrijf-aan-huis behoort tot de categorieën 1 of 2 van de Lijst Activiteiten zoals opgenomen in de VNG-publicatie 'Bedrijven en milieuzonering', editie 2009 of daarmee naar aard, omvang en invloed vergelijkbaar zijn.
  • d. Het bedrijf-aan-huis mag uitsluitend worden uitgeoefend in een (bedrijfs)woning en de bij die (bedrijfs)woning behorende bijgebouwen, niet zijnde (agrarische) bedrijfsgebouwen.
  • e. Het bedrijf-aan-huis dient milieukundig aanvaardbaar te zijn en er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de belangen van derden, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven.
10.9 Omgevingsvergunning evenementen

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in deze regels om het tijdelijke gebruik van gronden voor evenementen toe te kunnen staan, mits :

  • a. er op één locatie maximaal 4 evenementen per jaar plaatsvinden;
  • b. het maximaal aantal bezoekers per dag 5.000 bedraagt;
  • c. een evenement maximaal 7 dagen duurt, inclusief minimaal 4 dagen voor op- en afbouw;
  • d. het evenement niet eerder begint dan 9.00 uur en sluit niet later dan 2.00 uur;
  • e. de maximale gevelbelasting op 2 meter uit de gevel van een geluidsgevoelige object bedraagt:

Periode   Tijden   Maximale gevelbelasting*  
Dag   07.00 - 19.00 uur   75 dB(A) 89 dB(C)  
Avond (zondag t/m donderdag)   19.00 - 23.30 uur   75 dB(A) 89 dB(C)  
Avond (vrijdag, zaterdag en op dagen voorafgaand aan een feestdag)   19.00 - 01.30 uur   75 dB(A) 89 dB(C)  
Nacht (zondag t/m donderdag)   23.30 - 07.00 uur   45 dB(A) 59 dB(C)  
Nacht (vrijdag, zaterdag en op dagen voorafgaand aan een feestdag)   01.30 - 07.00 uur   45 dB(A) 59 dB(C)  

* Het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau (-LAr,LT) afkomstig van de muziek en/of omroepgeluid, gemeten volgens de Handleiding meten en rekenen industrielawaai, uitgave 2004, en beoordeeld volgens deze handleiding, mag ter plaatse van de gevels van de meest nabij gelegen woningen van derden en andere gevoelige bestemmingen niet meer bedragen dan is opgenomen in de tabel. In afwijking van voornoemde handleiding is de straffactor van 10 dB vanwege de herkenbaarheid van het muziekgeluid niet van toepassing.

  • f. In afwijking van het bepaalde onder e is met in-/afstemming met omwonenden en direct belanghebbenden een verhoging naar 80 dB(A) en 94 dB(C) op 2 meter uit de gevel van geluidgevoelig object aanvaardbaar;
  • g. voor op- en afbouwwerkzaamheden voldaan wordt aan de volgende regels:
    • 1. op- en afbouwwerkzaamheden mogen plaatsvinden tussen 08.00 uur en 20.00 uur;
    • 2. afbouw van elektronische apparatuur is toegestaan tot maximaal één uur na de eindtijd;
    • 3. het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau op de gevel van een geluidsgevoelig object mag niet meer bedragen dan 50 dB(A);
    • 4. het maximale geluidsniveau op de gevel van een geluidsgevoelig object mag niet meer bedragen dan 70 dB(A).
  • h. er een evenwichtige belangenafweging plaatsvindt, waarbij betrokken worden:
    • 1. de mate waarin waarden, die de bestemmingsomschrijving van de ter plaatse geldende bestemming beoogt te beschermen, kunnen worden geschaad;
    • 2. de mate waarin de belangen van gebruikers en/of eigenaren van de aanliggende gronden worden geschaad;
    • 3. de mate waarin de uitvoerbaarheid is aangetoond, waaronder begrepen de milieutechnische, de waterhuishoudkundige, de archeologische, de ecologische en de verkeerstechnische toelaatbaarheid;
  • i. de omgevingsvergunning voor maximaal 5 jaar wordt verleend.
10.10 Omgevingsvergunning huisvesting arbeidsmigranten
10.10.1 Algemeen

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in deze regels om de huisvesting van tijdelijke arbeidsmigranten toe te staan, mits:

  • a. ter plaatse van de huisvesting sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat (de bedrijfslocatie zelf maakt geen onderdeel uit van deze beoordeling);
  • b. er geen belemmeringen voor (ontwikkelingen van) omliggende (agrarische) bedrijven ontstaan;
  • c. de huisvesting voldoet aan het normenset Keurmerk SNF;
  • d. er voldoende parkeergelegenheid beschikbaar of realiseerbaar is. Uitgangspunt is de ‘Regeling parkeernormen Deurne 2019’ met dien verstande dat indien voornoemde beleidsregels worden gewijzigd, aan de hand van die nieuwe beleidsregels wordt bepaald of er sprake is van voldoende parkeergelegenheid zoals die op het moment van de aanvraag geldt. Maar het is ook mogelijk dit aantoonbaar anders te regelen. Dit dient dan nader aangetoond en onderbouwd te worden.
  • e. de huisvesting mag niet leiden tot een onevenredige publieks- en/of verkeersaantrekkende werking in relatie tot de functie en aard van de omliggende weg(en);
  • f. de omgevingsvergunning voor maximaal 10 jaar wordt verleend;
  • g. bij tijdelijke huisvesting tevens wordt voldaan aan het bepaalde in artikel 10.10.2 en bij structurele huisvesting tevens wordt voldaan aan het bepaalde in artikel 10.10.3.
10.10.2 Tijdelijke huisvestingsmogelijkheden

Voor de tijdelijke huisvesting van arbeidsmigranten moet tevens aan de volgende voorwaarden worden voldaan:

  • a. de huisvesting vindt uitsluitend plaats bij een agrarisch bedrijf;
  • b. de huisvesting is noodzakelijk voor een doelmatige bedrijfsvoering vanuit het oogpunt van de opvang van de tijdelijke grote arbeidsbehoefte van dat bedrijf die wordt aangetoond met in ieder geval een onderbouwing waaruit de arbeidsbehoefte over de gevraagde periode naar voren komt;
  • c. de huisvesting vindt uitsluitend plaats in een tijdelijke huisvestingsvoorziening in de vorm van woonunits;
  • d. de woonunits worden maximaal 6 maanden per kalenderjaar gebruikt voor de huisvesting van arbeidsmigranten;
  • e. er is uitsluitend sprake van short-stay (arbeidsmigrant verblijft in een periode van 6 maanden maximaal 4 maanden per jaar in Nederland);
  • f. gedurende de periode dat de woonunits niet worden gebruikt voor de huisvesting van arbeidsmigranten worden deze verwijderd van het perceel (voor zover het geen vergunningsvrij bouwwerk betreft);
  • g. de woonunit is toegestaan op grond van de daarvoor van toepassing zijnde bouwregels.
10.10.3 Structurele huisvestingsmogelijkheden
a Huisvesting op een locatie, niet zijnde een agrarische bedrijfslocatie

Voor de structurele huisvesting van arbeidsmigranten op een locatie, niet zijnde een agrarische bedrijfslocatie, moet tevens aan de volgende voorwaarden worden voldaan:

  • a. het maximale aantal te huisvesten personen is afgestemd op de omvang van de locatie, de ligging in zijn omgeving, de grootte van een bestaand pand, de bereikbaarheid van de locatie en parkeervoorzieningen;
  • b. de afstand, gemeten vanuit het erf, tot andere grootschalige huisvesting voor arbeidsmigranten bedraagt:
    • 1. tot 100 personen ten minste 250 meter;
    • 2. bij 100 personen of meer ten minste 500 meter;
  • c. beheer en toezicht dient op een adequate wijze geregeld te zijn met bij meer dan 10 personen in ieder geval één aanspreekpunt en 24 uur per dag bereikbaarheidsdienst;
  • d. de bebouwing, met uitzondering een bedrijfswoning, niet is gelegen op een bedrijventerrein met uitzondering van een bestaand op zichzelf stand kantoorpand;
  • e. nieuwbouw is niet toegestaan met uitzondering van de nieuwbouw van zelfstandige gebouwen (geen reguliere woning zijnde) binnen de bebouwde kom en niet op een bedrijventerrein.
b Huisvesting op een agrarische bedrijfslocatie

Voor de structurele huisvesting van arbeidsmigranten op een agrarische bedrijfslocatie moet tevens aan de volgende voorwaarden worden voldaan:

  • a. aangetoond moet worden dat het aantal te huisvesten arbeidsmigranten noodzakelijk is voor een goede bedrijfsvoering;
  • b. het maximale aantal te huisvesten personen is afgestemd op de omvang en ligging van het gebouw, de bereikbaarheid van de locatie en parkeervoorzieningen;
  • c. beheer en toezicht dient op een adequate wijze geregeld te zijn met bij meer dan 10 personen in ieder geval één aanspreekpunt en 24 uur per dag bereikbaarheidsdienst;
  • d. in daltijden is de huisvesting van arbeidsmigranten die op een ander bedrijf werken toegestaan, met dien verstande dat in ieder geval nog altijd 25% van de arbeidsmigranten op het eigen bedrijf werkzaam is;
  • e. nieuwbouw van gebouwen is toegestaan als er geen of te beperkte mogelijkheden binnen de bestaande bebouwing aanwezig zijn;
  • f. de nieuwbouw mogelijk is op grond van de bouwregels.

Artikel 11 Algemene wijzigingsregels

11.1 Wijziging ten behoeve vergroting inhoudsmaat woning

Burgemeester en wethouders kunnen het plan zodanig wijzigen dat de inhoudsmaat van een (bedrijfs)woning kan worden vergroot, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. de inhoud bedraagt niet meer dan 1.000 m3;
  • b. de cultuurhistorische waarden mogen niet onevenredig worden aangetast;
  • c. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
  • d. er dient te worden voldaan aan de volgende landschappelijke en ruimtelijke kwaliteitseisen:
    • 1. Landschappelijke inpassing en kwaliteitsverbetering:
      • Met het initiatief dient een gedegen landschappelijke inpassing plaats te vinden middels erfbeplanting (met voor het landschap kenmerkende soorten);
      • de kwaliteitswinst blijkt uit een door de gemeente goedgekeurd erfbeplantingsplan;
      • hierbij wordt getoetst aan de gemeentelijke investeringsregeling ruimtelijke kwaliteit zoals weergegeven in bijlage 4 'Beleidskader kwaliteitsverbetering landschap', inclusief later vastgestelde aanvullingen dan wel het kader dat volgend op voornoemd kader wordt vastgesteld, waarbij voornoemd kader is komen te vervallen.
    • 2. Verkaveling: Met het initiatief dient aansluiting te worden gezocht bij het bestaand verkavelingspatroon (occupatiegeschiedenis) zowel bij de erfinrichting als de situering van de gebouwen.
    • 3. Zuinig ruimtegebruik: de inrichting van het bouwvlak bevordert een gunstige verhouding tussen bruto (bestemmings- of bouwvlak) en netto (bebouwing) ruimtebeslag.
    • 4. Ontstening: met het initiatief wordt eveneens bewerkstelligd, dat overtollige bebouwing (niet zijnde cultuurhistorisch waardevol) wordt gesloopt.
    • 5. Bebouwing: de bebouwing is passend bij de aard van de omgeving (hoogte, massa en architectonische kwaliteit).
  • e. bij toename van bebouwing of verharding dient aangegeven te worden hoe met water wordt omgegaan via de trits: vasthouden, bergen en afvoeren; er zal in alle gevallen minimaal hydrologisch neutraal gebouwd dienen te worden;
  • f. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
  • g. de wijziging mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van in de in de directe omgeving voorkomende waarden.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 12 Overgangsrecht

12.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a met maximaal 10%.
  • c. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
12.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 13 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan 'Liesselseweg 214a, Breemortelweg 20-22, Deurne'.