direct naar inhoud van toelichting
Plan: Wijzigingsplan Markiezaten - Borgvliet, De Wal
Status: vastgesteld
Plantype: wijzigingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0748.WP208a-0301

toelichting

Hoofdstuk 1 Doel en opzet wijzigingsplan

1.1 Aanleiding en doel

Bij besluit van 21 april 2016 heeft de gemeenteraad het bestemmingsplan 'Markiezaten-Borgvliet' vastgesteld. In dit bestemmingsplan is voor de nog te realiseren woningbouw een uit te werken bestemming opgenomen. Hiermee kan de beoogde woningbouw binnen de gebiedsontwikkeling De Markiezaten, qua programma en bouwregeling, fasegewijs en flexibel worden uitgewerkt.

In de periode tussen 2009 en 2023 zijn in De Markiezaten al diverse nieuwe woonbuurten gerealiseerd. Binnen deze woonbuurtjes zijn inmiddels circa 1200 woningen bewoond of in aanbouw. In het gemeentelijk woonprogramma bevat de Markiezaten nog een resterende woningbouwopgave van circa 300 woningen tot 2030. Voor de woningbouw in de komende jaren is in de lopende GREX Markiezaten de focus gelegd op enkele plandelen, waaronder het plandeel Wal fase 2, globaal tussen de Markiezaatsweg, Antwerpsestraatweg en Merijntje Gijzenlaan.. Dit plandeel heeft in het vigerende bestemmingsplan "Markiezaten-Borgvliet" een Uit te werken woonbestemming.

afbeelding "i_NL.IMRO.0748.WP208a-0301_0001.png"  
Afbeelding 1: luchtfoto ligging plangebied. Het plangebied is globaal aangeduid met een rode cirkel  

Tijdens de uitwerking van de plannen voor de Wal is een verzoek binnengekomen voor de realisatie van 30 extra woningen. In eerste instantie waren 100 woningen beoogd. Dit is veranderd naar 130 woningen ter plaatse van de bestemming 'Wonen - Uit te werken'. Om medewerking te kunnen verlenen, wordt gebruik gemaakt van de in het bestemmingsplan 'Markiezaten - Borgvliet' opgenomen wijzigingsbevoegdheid binnen de algemene wijzigingsregels. Daarnaast is voor de uitvoering van het plan een enigszins andere situering nodig gebleken van de bestemmingsgrenzen in het westelijk deel van de steilrand en ter hoogte van de aansluiting met de aangrenzende woning aan Merijntje Gijzenlaan 31.

Het benodigde juridisch planologisch kader voor Markiezaten - Borgvliet, de Wal, is dan ook gelegen in het uitwerkingsplan en onderhavig wijzigingsplan.

1.2 Ligging en begrenzing plangebied

Het woongebied De Markiezaten ligt aan de zuidrand van Bergen op Zoom, tussen de oudere woonwijken Fort-Zeekant, Bergse Plaat en Nieuw Borgvliet- Langeweg. Het plangebied van het 'Uitwerkingsplan Markiezaten - Borgvliet, De Wal' is gesitueerd tussen de Markiezaatsweg,Mertijntje Gijzenlaan en de Antwerpsestraatweg. Het plangebied staat kadastraal bekend als gemeente Bergen op Zoom, sectie F en perceelnummers 7464, 7465, 7466, 9149 en deels perceelnummers 4156, 5253, 6618, 6988, 9150 en 10437.

De globale ligging van het plangebied is weergegeven op de luchtfoto (afbeelding 1). Een uitsnede van de verbeelding van het vigerende bestemmingsplan 'Markiezaten - Borgvliet' is te zien in afbeelding 2. In afbeelding 3 wordt het stedenbouwkundig plan voor 'Uitwerkingsplan Markiezaten - Borgvliet, De Wal' getoond.

afbeelding "i_NL.IMRO.0748.WP208a-0301_0002.png"  
Afbeelding 2: Uitsnede verbeelding bestemmingsplan Markiezaten - Borgvliet met het plangebied van het uitwerkingsplan rood omlijnd  

afbeelding "i_NL.IMRO.0748.WP208a-0301_0003.png"  
Afbeelding 3: duiding plangebied en stedenbouwkundig plan wijzigingsplan Markiezaten - Borgvliet, De Wal  

Hoofdstuk 2 Projectbeschrijving

2.1 Stedenbouwkundige opzet De Markiezaten

Met de gebiedsontwikkeling Markiezaten wordt meer leefkwaliteit en samenhang nagestreefd in de zuidelijke stadsrand van Bergen op Zoom: nieuwe woonmilieus tussen bestaande wijken, meer centrale voorzieningen, natuur in de achtertuin, een betere inpassing van infrastructuur. Gedurende de periode 2006-2010 is het Dal van de Molenbeek gerealiseerd met een nieuwe natuurlijke inrichting, een robuust stedelijk water(berging)systeem en recreatieve verbindingen richting de Brabantse Wal en het Markiezaatmeer. Tevens is gedurende de periode 2009-2011 de Markiezaatsweg omgelegd en zijn diverse nieuwe verbindingen en geluidmaatregelen onder en langs het spoor gerealiseerd. Vanaf 2010 is het sportpark Markiezaten in gebruik genomen en zijn daar ook diverse scholen voor basis- en speciaal onderwijs gevestigd. Ook is binnen het woongebied een supermarkt aan de Laan van Borgvliet beschikbaar gekomen.


De stedenbouwkundige hoofdstructuur van de Markiezaten gaat uit van een natuurlijk overgangsgebied met woonterpen ten zuiden van de Markiezaatsweg en een nader uit te werken compactere woonbuurten ten noorden en oosten van deze Markiezaatsweg.


De beoogde woonbuurten bestaan grotendeels uit grondgebonden woonmilieus in een traditionele architectuur (bouwhoogte circa 10 meter, veelal met kap). Daarnaast zijn appartementen voorzien langs delen van de Markiezaatsweg, de verbindingsroutes naar bestaande wijken en op enkele markante locaties langs de groen- en waterstructuur. Qua bouwhoogte variëren deze appartementen tussen de 4 en 6 woonlagen (tot ca 20 meter). Op wijkniveau zijn daarnaast enkele hogere accenten voorzien tot circa 10 woonlagen (tot ca 30 meter).

afbeelding "i_NL.IMRO.0748.WP208a-0301_0004.png"  
Afbeelding 4: stedenbouwkundige opzet De Markiezaten met indicatie mogelijke bouwhoogte  

2.2 Inpassing en uitwerking woonbuurt de Wal

Landschappelijke situatie

Het plangebied van de beoogde woonbuurt de Wal is gelegen op de zandgronden, op de overgang van het zand- (oost) en zeekleilandschap (west). Ter plaatse is het verschil tussen het hooggelegen zandlandschap en het laaggelegen kleilandschap goed te herkennen door de steilrand en het verschil in vegetatie. Het plangebied kent een bodemsoort van laarpodzolgronden. Dit is leem arm/fijn lemig, fijn zand. Laarpodzol komt voor op laag gelegen open plekken in het bos. Op de locatie lijkt dit niet de meest voor de hand liggende definitie. Echter, bij het vergelijken van de hoogte- en de bodemkaart is te zien dat het plangebied is gelegen op een oorspronkelijke laagte binnen het zandlandschap.

afbeelding "i_NL.IMRO.0748.WP208a-0301_0005.png"  
Afbeelding 5: Hoogtekaart en bodemkaart (bron: ahn.nl en pdok.nl)  

Het begrip 'open plek in het bos' uit de definitie van laarpotzol is eveneens op historische kaarten terug te zien. Op kaarten van omstreeks 1890 bestond nagenoeg het gehele zandlandschap uit bos, met uitzondering van het plangebied… 'een open plek in het bos'. Tevens zijn daarin de twee houtwallen in het plangebied al waarneembaar. Dat maakt dat deze houtwallen ruim honderddertig jaar oud zijn. Dit zijn van oudsher typerende landschapselementen voor deze streek, waarvan deze twee binnen het plan gebied nog zeer markant aanwezig zijn. De Antwerpsestraatweg, vanaf omtreeks 1800 de handelsroute richting Antwerpen, is daardoor een groen entree van de stad.

afbeelding "i_NL.IMRO.0748.WP208a-0301_0006.png"  
Afbeelding 6: Histortische kaart uit 1890 (bron: topotijdreis.nl)  

Andere voorkomende landschapselementen binnen het plangebied zijn volwassen solitaire bomen, bomenrijen en bosjes. Op onderstaande kaart is het bestaande groen weergegeven met daarbij de waarnemingen over de verschijningsvorm, kwaliteit, etc. van de elementen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0748.WP208a-0301_0007.png"  
Afbeelding 7: Inventarisatie en analysekaart  

Deze landschapselementen zijn zoveel als mogelijk opgenomen binnen de beoogde opzet van de woonbuurt de Wal. De groenstructuur binnen de woonbuurt wordt daarnaast verstrekt met autovrije groene hoven die een gemeenschappelijke voortuin van de nieuwe woningen vormen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0748.WP208a-0301_0008.png"  
Afbeelding 8: Impressie mogelijke beleving groen en water
 
afbeelding "i_NL.IMRO.0748.WP208a-0301_0009.png"  
Afbeelding 9: Impressie klimaatadaptieve, natuurinclusieve en duurzame omgeving  

De groenstructuur biedt tevens ruimte voor de opvang van regenwater binnen de buurt. Zo kan regenwater infiltreren en is de beplanting beter bestand tegen drogere perioden. Met de woonbebouwing wordt tevens ingezet op nestgelegenheid voor vogels en vleermuizen. Zo ontstaat een duurzame en natuur inclusieve woonbuurt voor mens, plant en dier.

Qua architectuur, infrastructuur en ligging ten opzichte van Bergen op Zoom is het plan voor woonbuurt de Wal afgestemd op zijn natuurlijke omgeving. Het aanwezige hoogteverschil van de Brabantse Wal is kenmerkend voor het deelgebied de Wal. Deze hoger gelegen gronden langs de Markiezaatsweg zijn vanaf 2009 via grondverzet al qua contour bepaald en op hoogte gebracht voor de beoogde woningbouwontwikkeling. Na het vertrek van de voetbalvereniging FC Bergen naar Sportpark Markiezaten zijn de gronden als tijdelijk gronddepot gebruikt en grotendeels bouwrijp.

Woningbouwprogramma

Binnen woonbuurt de Wal zijn totaal 130 woningen voorzien. Qua woningtype en betaalbaarheid wordt met name ingespeeld op de behoefte vanuit (startende) gezinnen en senioren. Tevens zijn enkele locaties beoogde voor bijzondere woonvormen via collectief particulier opdrachtgeverschap (CPO). Het woningbouwprogramma bestaat uit de volgende typen:

  • Circa 10 rijwoningen (huur, sociale segment)
  • circa 10 tiny houses (koop, sociale segment), tbv een gemeenschappelijke woonvorm
  • Circa 76 rijwoningen (koop, betaalbare en vrije segment)
  • Circa 8 tweekappers (koop, vrije segment)
  • 1 vrijstaande woning (bouwkavel, verkoop via gemeente)
  • Circa 25 gestapelde woningen (koop en/of huur)

De verhouding sociaal/betaalbaar versus het vrije segment (duurder dan € 390.000,-- VON, prijspeil 2024) komt uit op circa 80%-20%.

Woonmilieus

Binnen de stedenbouwkundige opzet zijn meerdere woonmilieus te onderscheiden: Wonen op de stijlrand, Wonen aan de straat en Wonen aan de groene hofjes.

afbeelding "i_NL.IMRO.0748.WP208a-0301_0010.png"  
Afbeelding 10: Weergave woonmilieus  

Wonen op de steilrand

Woonbuurt de Wal maakt na realisatie onderdeel uit van de wijk Borgvliet. De rand van de wijk en de woonbuurt wordt bepaald door de kenmerkende steilrand van de Brabantse Wal. De nieuwe woningen op deze steilrand bepalen vanaf de Markiezaatsweg tevens het aanzicht van de stadrand van Bergen op Zoom. Op het westelijk deel van de steilrand, aan de Kromme Lindert zullen de woningen (tweekappers) in eenzelfde stijl worden doorgezet als de aangrenzende woningen aan Merijntje Gijzenlaan, inclusief een schanskorf als erfscheiding van de achtertuinen aan het openbaar groengebied. Verderop langs de Kromme Lindert is een kleinschalig appartementengebouw (tot 4 lagen) op de steilrand voorzien. Hier wordt gedacht aan een collectieve woonvorm voor senioren, met gemeenschappelijke tuin. Op het zuidelijk deel van de steilrand, nabij de Brombeer/ Antwerpsestraatweg zullen rijwoningen met voorgevels zichtbaar zijn.

Wonen aan groen hofjes

Binnen de woonbuurt is een meer beschut woonmilieu uitgewerkt, aan groene hofjes met een gemeenschappelijke (voor)tuin. Aan de Kromme Lindert is dat voorzien met een bijzondere woonvorm (tiny houses, tot 50 m2 GBO). Langs de Brombeer zijn eveneens enkele groene hofjes ingepast, met diverse typen rijwoningen voor (startende) gezinnen en senioren.

Wonen aan de straat

Het woonmilieu aan de bestaande woonstraat Merijntje Gijzenlaan wordt doorgezet naar de Antwerpsestraatweg. Langs deze straten zijn eveneens diverse typen rijwoningen voorzien, veelal met parkeren op eigen terrein aan de achterzijde van de woning.

Beeldregie

De woningen worden gerealiseerd in een overwegend traditionele architectuurstijl, zie onderstaande referentiebeelden, met vertrouwde materialen (metselwerk, gebakken dakpannen), een authentieke uitstraling (overstekken, staande vensters) en een zorgvuldige detaillering (metselverbanden, kleuren, integratie zonnepanelen in dakvlakken). Het bouwproces wordt juist modern opgepakt, grotendeels via prefabricage. Dat maakt dat de bouwtijd aanmerkelijk kan worden ingekort en overlast naar de omgeving beperkt blijft.

afbeelding "i_NL.IMRO.0748.WP208a-0301_0011.png"  
Afbeelding 11: Impressie verharding en bebouwing  

Hoofdstuk 3 Beleidsaspecten

De onderbouwing van de ontwikkeling van het woongebied De Markiezaten, waar voorliggende ontwikkeling onder behoort, aan de hand van het Rijksbeleid, Provinciaal en Gemeentelijk beleid, heeft reeds plaatsgevonden in het moederplan 'Bestemmingsplan Markiezaten - Borgvliet'. Volledigheidshalve wordt voor deze beleidsmatige onderbouwing verwezen naar de toelichting van dat betreffende bestemmingsplan.

Hoofdstuk 4 Onderbouwing op onderdelen

In dit hoofdstuk wordt het ruimtelijke kader en de hierin geformuleerde uitgangspunten op de relevante onderdelen nader onderbouwd. Aan bod komen cultuurhistorie en archeologie, verkeer, flora en fauna en water.

4.1 Cultuurhistorie en archeologie

Bij de gebiedsontwikkeling Markiezaten zijn archeologische aandachtsgebieden bepaald waar reeds archeologische veldonderzoek is verricht. Het plangebied bevindt zich binnen zo'n archeologisch aandachtsgebied. In afbeelding 13 is te zien dat het oostelijk en noord-oostelijk deel archeologisch gebied betreffen. Grote oppervlakken werden daar in het verleden al afgegraven, waardoor de kans op het aantreffen van sporen beperkt is gebleven tot het meest noordelijke deel van de sportvelden en de oostelijke flank tussen de voormalige voetbalvelden en de Antwerpsestraatweg. Het nog noordelijker gelegen wijkje "Zeeheldenbuurt" werd op een vrij steile helling aangelegd, waarbij trapsgewijs geëgaliseerd moest worden. De ondergrond zal daar sterk geroerd zijn.Van de voormalige sportvelden ligt het uiterst noordelijke gedeelte op hetzelfde niveau als de straat. Hier werd vrijwel geen grond afgegraven. In de hoge zandrug naast de Antwerpsestraatweg bevindt zich nog een intacte podzol, die met boringen werd aangetoond. Voor dit gebied geldt een middelhoge verwachting voor sporen uit de Late Middeleeuwen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0748.WP208a-0301_0012.jpg"  
Afbeelding 13: Uitsnede archeologische waardenkaart  

Daarnaast is de archeologische trefkans groot binnen het gebied dat wordt begrensd door de Kromme Lindert, Markiezaatsweg/noordelijk fietspad en de Antwerpsestraatweg. Hier worden sporen van bewoning uit de 11de-13de eeuw verwacht. Deze sporen bestaan uit uit paalsporen, greppels en kuilen van boerderijen en bijgebouwen. Zij teken zich af op een podzol en worden afgedekt door een laag teelaarde van 50 tot 80 cm dikte. Derhalve moet bij de bouw van huizen ten zuiden van de Kromme Lindert rekening gehouden worden met de waarde archeologie, zie hiervoor afbeelding 14.

afbeelding "i_NL.IMRO.0748.WP208a-0301_0013.png"  
Afbeelding 14: Archeologische waarde ten zuiden van Kromme Lindert.  

Conclusie
De gebieden met een archeologische verwachtingswaarde worden beschermd middels het behouden van de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie', ten zuiden van de Kromme Lindert wordt daarnaast een archeologische waarde opgenomen. Archeologisch onderzoek zal plaatsvinden voorafgaand de bouwaanvraag.

4.2 Verkeer en parkeren

4.2.1 Verkeersontsluiting en verblijfsgebied

De bereikbaarheid van woonbuurt de Wal, loopt via de Markiezaatsweg en Antwerpsestraatweg waar al een inrit aanwezig is naar de (deels al bestaande) woonstraat Merijntje Gijzenlaan en nieuwe woonstraat Kromme Lindert. Vanaf de Antwerpsestraatweg zijn de nieuwe woningen eveneens te bereiken via een (bestaande) zuidelijke inrit naar de 'nieuwe' Brombeer met daarlangs de woningen aan de (autovrije) groene hofjes. De Brombeer zelf zal als parkeerhof worden ingericht. Het verkeer binnen de woonbuurt blijft verder beperkt tot bestemmingsverkeer. Binnen het hele woongebied geldt een 30 km/ uur maximum rijsnelheid.

Voor het langzaam verkeer zijn er vanuit de woonbuurt verbinden naar de vrijliggende fiets- en voetpaden langs de Markiezaatsweg en de Antwerpsestraatweg. Zie afbeelding 15 voor een weergave van de gehele ontsluiting.

afbeelding "i_NL.IMRO.0748.WP208a-0301_0014.png"  
Afbeelding 15: Weergave ontsluiting van het plangebied  

4.2.2 Parkeren

Voor het beoordelen van de parkeerbehoefte hanteert de gemeente de parkeernormen in de (actuele) Nota Parkeernormering. Ten behoeve van onderhavig plan is een parkeerbalans opgesteld die enerzijds rekening houdt met deze geldende parkeernormen en anderzijds ook de praktijkervaringen uit andere woonbuurten in de Markiezaten in ogenschouw neemt. Daar is gemiddeld gesproken sprake van een gewogen parkeerbalans van 1,6-1,75 per woning. Die balans is in de woonbuurt de Wal ook te bereiken.


Het beschikbare parkeeraanbod wordt voor ca 46 plaatsen voorzien op eigen terrein. Binnen het openbaar gebied zijn nog eens ca 160-182 parkeerplaatsen voorzien, mede voor bezoekers. Dit geeft een mogelijke parkeercapaciteit van 1,75 parkeerplaats per woning, waarmee voldaan kan worden aan de normatieve parkeerbehoefte, vergelijkbaar met andere woonbuurten binnen de Markiezaten.

afbeelding "i_NL.IMRO.0748.WP208a-0301_0015.png"  
Afbeelding 16: Parkeerbalans. De privé parkeerplaatsen zijn bruin gekleurd, de openbare parkeerplaatsen zijn groen gekleurd.  

Afhankelijk van het daadwerkelijke autobezit wordt afgewogen hoeveel parkeerplaatsen uiteindelijk benodigd zijn en worden aangelegd. Tevens zullen de gewenste/benodigde elektrische laadpunten worden meegenomen. De voorkeur gaat uit naar een zo groen mogelijke inrichting van het openbaar gebied.

4.3 Flora en fauna

Toetsingskader
Het beschermingsregime betreffende soorten (flora en fauna) is opgenomen in hoofdstuk 3 van de Wnb. De verbodsbepalingen zijn hierbij afhankelijk gesteld van de soort (en daarmee de opname van die soort op de diverse lijsten) en de voorgenomen handelingen. Bovendien is een algemeen geldende zorgplicht opgenomen om handelingen achterwege te laten of maatregelen te treffen, om te voorkomen dat nadelige gevolgen ontstaan voor in het wild levende dieren en planten.

Conform de Wet natuurbescherming is de initiatiefnemer bij ruimtelijke ingrepen verplicht op de hoogte te zijn van mogelijke voorkomende beschermde soorten binnen het plangebied. Vanuit die kennis dienen plannen en projecten getoetst te worden aan eventuele strijdigheid met de verbodsbepalingen uit de Wnb. Conform vaste jurisprudentie kan een plan worden vastgesteld indien aannemelijk wordt gemaakt dat het aspect flora en fauna niet aan de uitvoerbaarheid van het plan in de weg staat.

Beoordeling
De Roever heeft een quickscan Wet natuurbescherming uitgevoerd (zie Bijlage 1). Hieruit kwamen de volgende resultaten naar voren:
Gezien de afstand van het plangebied tot in het kader van de Wet ruimtelijke ordening beschermde gebieden (NNN; NNB) is het noodzakelijk een effectenstudie van de aanlegfase van de woningen en de gebruiksfase van de woningen binnen het plangebied te laten uitvoeren. Dit wordt behandeld in paragraaf 5.5 van hoofdstuk 5.

Nader onderzoek naar kleine marters is verder noodzakelijk gebleken. De rest van de in het plangebied te verwachten soorten genieten hooguit lichte bescherming onder de Soortenbescherming; een algehele vrijstelling voor ruimtelijke ontwikkelingen is hierop van toepassing. De algemene zorgplicht is onverminderd van toepassing. Desalniettemin, zal een nader onderzoek naar kleine marters plaatsvinden. Indien de aanwezigheid van marterachtigen wordt aangetoond in dit nader ecologisch onderzoek moet op basis van de resultaten een aantal mitigerende maatregelen worden getroffen. Dit gaat dan veelal om op ongeschikt maken van het plangebied buiten de kwetsbare periode en het realiseren van alternatieve verblijfsplaatsen en mogelijk alternatief leefgebied in nabijgelegen gebied.

Artikel 1.11, de zorgplicht, van de Wet natuurbescherming is en blijft altijd van kracht: Een ieder neemt voldoende zorg in acht voor Natura 2000-gebieden, bijzondere nationale natuurgebieden en voor in het wild levende dieren en planten en hun directe leefomgeving.

Conclusie
Uit de bevindingen van het veldonderzoek, het literatuur- en bronnenonderzoek en toetsing van de resultaten van dit onderzoek aan de Wet natuurbescherming, blijkt dat nader onderzoek naar beschermde soorten noodzakelijk is t.a.v. kleine marterachtigen. Als de aanwezigheid wordt aangetoond moet op basis van de resultaten een aantal mitigerende maatregelen worden getroffen. Het gaat dan veelal om het ongeschikt maken van het plangebied buiten de kwetsbare periode en het realiseren van alternatieve verblijfplaatsen en mogelijk alternatief leefgebied (met marterkasten en het realiseren van takken/bladerhopen) in nabijgelegen gebied. Het nader onderzoek zal in een later stadium worden uitgevoerd, namelijk voorafgaand aan de bouwaanvraag. In de omgeving van het plangebied is voldoende alternatief leefgebied aanwezig voor marters. Het ligt in de lijn der verwachting dat een Wnb ontheffing wordt verleend.

4.4 Water

4.4.1 Beleid gemeente

De gemeente Bergen op Zoom heeft in 2001 een waterplan opgesteld waarin alle verschijningsvormen van water in samenhang zijn bekeken. Dit plan is opgesteld in samenwerking met alle betrokken waterpartners en zowel door de gemeenteraad als het waterschapsbestuur in 2002 vastgesteld. De meeste uitgangspunten van het waterplan zijn nog steeds van kracht en bovendien nader uitgewerkt in het geactualiseerde verbreed Gemeentelijke Rioleringsplan (vGRP 2013-2017) dat in februari 2013 door de gemeenteraad is vastgesteld.

Bovendien heeft de gemeente sinds de inwerkingtreding van de wet gemeentelijke watertaken (2008) verschillende zorgplichten ten aanzien van water in het stedelijk gebied. Het gaat om de zorgplichten voor stedelijk afvalwater, hemelwater en grondwater. Voor het stedelijk afvalwater is deze zorgplicht uitgewerkt in het vigerende vGRP. De zorgplichten voor hemel- en grondwater komen voor de gemeente pas om de hoek kijken als grondeigenaren zelf niet voor een adequate verwerking van het water kunnen zorgen.

In deze gevallen dient de gemeente voor voorzieningen te zorgen waarop particulieren kunnen aansluiten. Belangrijke voorwaarde is wel dat de maatregelen doelmatig zijn. Welke maatregelen worden getroffen, is zeer sterk locatie-afhankelijk. Zo zijn andere maatregelen nodig als de grondwaterstand laag is en er sprake is van een zandige bodem dan wanneer de bodem uit klei bestaat en het grondwater in een groot deel van het jaar reikt tot aan het maaiveld. Gezamenlijk met het waterschap dient hieromtrent een juiste (lees passende) keuze te worden gemaakt. Een passende aanpak is vastgelegd in de nota Watertaken: Gemeentelijke Wateropgave Bergen op Zoom, daterend uit 2009.

Tenslotte zorgt de gemeente voor de ruimtelijke inpassing van de diverse voorzieningen voor het waterbeheer. Ook in dat opzicht wordt bij het opstellen van bestemmingsplannen rekening gehouden met noodzakelijke voorzieningen vanuit zowel het integraal waterbeleid als het rioleringsplan.

4.4.2 Beleid provincie Noord-Brabant

Het plangebied is gelegen in een grondwaterbeschermingsgebied. In een grondwater- beschermingsgebied zijn bodemenergiesystemen verboden. In de bouwrijp/woonrijpfase en gebruiksfase zijn naar verwachting de volgende Interim Omgevingsverordening-regels (IOV) van belang:

  • Werkzaamheden in de bodem op een diepte van drie meter of meer onder maaiveld (bronnering, fundering, sondering, aardpen, etc.): er moet vooraf een startmelding worden ingediend en er geldt een maximale diepte;
  • Toepassen grond: hiervoor gelden zeer specifieke regels. Er zijn regels voor het verspreidingsbeleid voor het verspreiden van baggerspecie op de landbodem.
  • Bedrijfsmatig gebruik potentieel schadelijke stoffen: er moet een melding worden gedaan en toepassing worden gegeven aan de hoogst mogelijke beschermingsmaatregelen zoals opgenomen in de Nederlandse Richtlijn Bodembescherming;
  • Oprichten gebouw zonder uitloogbare materialen (zonder koper, lood, zink, etc.): er moet uiterlijk 2 weken vooraf een startmelding worden ingediend;
  • Oprichten gebouw met uitloogbare materialen: er moet minimaal 8 weken vooraf een melding worden ingediend en een zuiverende voorziening worden getroffen;
  • Aanleg parkeerterrein voor meer dan drie motorvoertuigen: er moet minimaal 8 weken vooraf een melding worden ingediend en een zuiverende voorziening treffen. Dit geldt óók voor tijdelijke parkeervakken.


Daarnaast geldt altijd de zorgplicht (Interim omgevingsverordening Noord-Brabant) die inhoudt dat degene die activiteiten verricht waarvan men weet of redelijkerwijs kan vermoeden dat die nadelige gevolgen kunnen hebben voor de kwaliteit van het grondwater verplicht is:

  • a. alle maatregelen te nemen die redelijkerwijs van diegene kunnen worden gevraagd om die gevolgen te voorkomen,
  • b. voor zover deze niet kunnen worden voorkomen, die gevolgen zoveel mogelijk te beperken of ongedaan te maken, en
  • c. als die gevolgen onvoldoende kunnen worden beperkt, die activiteit achterwege te laten voor zover dat redelijkerwijs van diegene kan worden gevraagd.

Een regeling opnemen in dit uitwerkingsplan is dus niet nodig. Wel is het gewenst om het uitwerkingsplan een signalerende functie te geven naar toekomstige eigenaren en initiatiefnemers. Daarom is het betreffende deel van het grondwaterbeschermingsgebied op de verbeelding als aanduiding opgenomen met verwijzing naar de Interim omgevingsverordening Noord-Brabant die daar van kracht is. Voor uitvoering of nadere invulling van de aangegeven bestemmingen dient zo optimaal mogelijk rekening gehouden te worden met het grondwater-beschermingsgebied en de aldaar geldende regels en aanduidingen vanuit de Interim omgevingsverordening Noord-Brabant hiervoor.

4.4.3 Beleid Waterschap Brabantse Delta

Met het Waterbeheerprogramma 2022-2027 bepaalt Brabantse Delta de doelstellingen en strategie. Met het Waterbeheerprogramma werkt het waterschap samen met andere organisaties aan een klimaatbestendig en veerkrachtig waterbeheer voor Midden- en West-Brabant voor de middellange (2027/2030) en lange termijn (2050). Het programma brengt op strategisch niveau samenhang tussen de verschillende kerntaken en draagt zo bij aan integraal waterbeheer en duurzame ontwikkeling in de regio. Die kerntaken zijn: bescherming tegen overstromingen en zorgen voor schoon en gezond water dat voldoende voorhanden is. Het waterschap kijkt bij het plannen en uitvoeren van die kerntaken zo integraal mogelijk naar alle wateropgaven.

Het besluitgebied is gelegen binnen het stroomgebied van waterschap Brabantse Delta. De waterschappen Aa en Maas, Brabantse Delta en De Dommel hebben in de Noord-Brabantse Waterschapsbond (NBWB) besloten om de keuren te uniformeren en tegelijkertijd te dereguleren. Hierbij is aangehaakt bij het landelijke uniformeringsproces van de Unie van Waterschappen. In de nieuwe keur is opgenomen dat het in beginsel verboden is om zonder vergunning neerslag door toename van verhard oppervlak of door afkoppelen van bestaand oppervlak, tot afvoer naar een oppervlaktewaterlichaam te laten komen. Dit verbod is van toepassing tenzij:

  • a. de waterparagraaf schriftelijke instemming heeft verkregen van het waterschap en de maatregelen in de waterparagraaf zijn uitgevoerd, of voor zover;
  • b. het afkoppelen van verhard oppervlak maximaal 10.000 m2 is, of;
  • c. de toename van verhard oppervlak maximaal 500 m2 is, of;
  • d. de toename van verhard oppervlak bestaat uit een groen dak.
  • e. de toename aan verhard oppervlak tussen 500 m2 en 10.000 m2 is en compenserende maatregelen zijn getroffen om versnelde afvoer van hemelwater tegen te gaan, in de vorm van een voorziening met een minimale retentiecapaciteit conform de rekenregel:


Benodigde retentiecapaciteit (in m3) = toename verhard oppervlak (in m2) x gevoeligheidsfactor x 0,06

Daarbij dient de voorziening te voldoen aan de volgende voorschriften:

  • a. de bodem van de voorziening dient boven de gemiddelde hoogste grondwaterstand (GHG) te liggen;
  • b. de afvoer uit de voorziening via een functionele bodempassage naar het grondwater en/of via een functionele afvoerconstructie naar het oppervlaktewater plaatsvindt. Indien een afvoerconstructie wordt toegepast, dient deze een diameter van 4 cm te hebben;
  • c. daarnaast moet er altijd een overloopconstructie zijn, om uitspoeling naar de sloot te voorkomen.

4.4.4 Watertoets

Het watertoetsproces is een belangrijk instrument om het waterbelang in ruimtelijke plannen en besluiten te waarborgen. Het gaat daarbij om alle waterhuishoudkundige aspecten, waaronder veiligheid, wateroverlast, watertekort, waterkwaliteit en verdroging, en om alle wateren: rijkswateren, regionale wateren en grondwater.

Het is niet een toets achteraf, maar een proces dat de initiatiefnemer van een ruimtelijk plan en de waterbeheerder in een zo vroeg mogelijk stadium met elkaar in gesprek brengt. In dit kader hebben waterschap en gemeente vooroverleg gevoerd, waaruit de volgende doelen, uitgangspunten en criteria voor dit plan zijn afgesproken:

  • Een duurzame benadering van de waterstromen in relatie tot de ruimtelijke functie van het gebied;
  • Voldoende aandacht voor kwaliteitsgarantie van (aansluitingen) schoon en vuil water in relatie tot het aanwezige oppervlaktewater.

Beschrijving huidige situatie

Sinds de aanleg van de basisopzet hebben de gemeente en het waterschap regelmatig afstemming over de gefaseerde realisatie van dit watersysteem. Zowel de afkoppeling van het regenwater binnen de bestaande wijken als de realisatie van de nieuwe woongebieden vinden immers ook gefaseerd plaats. In dit overleg is een bergingsbehoefte afgestemd waarbij voor zowel de nieuwe wijken als de bestaande wijken in Markiezaten is gerekend met een benodigde berging bij een maatgevende bui van 60mm. In het overleg is tevens afgestemd om voor delen van bestaande wijken geen 60mm maar 15mm berging te rekenen.

Onderstaande afbeelding geeft een illustratie van de al grotendeels aanwezige waterstructuur.

afbeelding "i_NL.IMRO.0748.WP208a-0301_0016.png"  
Afbeelding 17: waterstructuur in de wijk  

afbeelding "i_NL.IMRO.0748.WP208a-0301_0017.png"  
Afbeelding 18: globale bergingsbehoefte vs bergingscapaciteit watersysteem Markiezaten  

In bovenstaande tabel is zichtbaar gemaakt hoeveel verharding (in hectare) aanwezig/ te verwachten is binnen de bestaande en nieuwe woongebieden. Dit resulteert in een aangegeven bergingsbehoefte (in m3). Bij deze bergingsbehoefte is uitgegaan dat:

  • het volume (m3) aan hemelwater dat valt op de verhardingen (hectare) binnen de nieuwe wijken volledig (100%) wordt afgekoppeld en aangesloten op het oppervlaktewater;
  • het volume (m3) aan hemelwater dat valt op de verhardingen (hectare) binnen de bestaande wijken voor 80% wordt afgekoppeld en aangesloten op het oppervlaktewater (80% is weliswaar erg veel maar vooralsnog wel aangehouden bij deze behoefteberekening);
  • De nog niet uitgewerkte nieuwe wijken voor 80% verhard zijn, waarvan 40% dakoppervlak en 60% verharding.

 

4.5 Waterhuishoudkundig plan

Hemelwater

Aveco de Bondt heeft het aanvullende watersysteem op de basisvoorzieningen voor de wijk "De Markiezaten", als genoemd in bovenstaande paragraaf, verder uitgewerkt in een waterhuishoudkundig plan voor de planontwikkeling "De Wal fase 2". Het waterhuishoudkundig plan is in samenspraak met de Omgevingsdienst Zuid-Oost Brabant uitgewerkt (zie bijlage 8).

afbeelding "i_NL.IMRO.0748.WP208a-0301_0018.png"  
Afbeelding 19: Verhard oppervlak en waterbergingsopgave De Wal fase 2. Bron: waterhuishoudkundig plan Aveco de Bondt, april 2024.  

Er worden drie wadi's gerealiseerd in het plangebied met voldoende bergingscapaciteit. Om de wadi's in het plangebied te vullen is een hemelwaterafvoer-riool ontworpen. Het riool is ontworpen conform de eisen van de LIOR van de gemeente Bergen op Zoom. Het riool is dynamisch doorgerekend en hydraulisch getoetst.

afbeelding "i_NL.IMRO.0748.WP208a-0301_0019.png"  
Afbeelding 20: Bovenaanzicht geprojecteerde wadi's inclusief het hemelwaterriool en waking en route dwarsprofiel. Bron: waterhuishoudkundig plan Aveco de Bondt, april 2024.  

Om wadi's versneld te kunnen ledigen wordt drainage onder de wadi's geadviseerd. Omwille van de dekking wordt de bovenkant van de drainageleidingen geadviseerd op minimaal 1,2 m minus wadibodem. Om inspoeling van grond tegen te gaan en een goede toestroming van het grondwater mogelijk te maken, wordt de toepassing van een drainagekoffer aanbevolen. Voor een minimale intreeweerstand wordt een kale buis geadviseerd in een grindkoffer met grind met een diameter van 2 t/m 6 mm. De afmeting van de grindkoffer wordt geadviseerd op minimaal 0,15 m rondom de leiding. Als alternatief kunnen andere materialen zoals Argex of drainage-zand worden toegepast als koffermateriaal. Bij toepassing van drainagezand dient gebruik gemaakt te worden van een omhulde drainageleiding waarbij de omhulling een karakteristieke poriëngrootte (of o90 waarde) van ten minste 700µm (bijvoorbeeld PP700) en maximaal 1.100µm heeft.

Indien de wadi’s door zeer extreme omstandigheden volledig zijn gevuld kunnen deze overstorten om ervoor te zorgen dat ze niet overstromen. Dit zal geschieden met een drempelconstructie en een slokopconstructie. De realisatie van de wadi's ten behoeve van "De Wal fase 2" (Markiezaten - Borgvliet, De Wal) vormt geen belemmering voor het onderhoud van de bestaande waterpartijen langs de Markiezaatsweg.

Vuilwater

Voor de afvoer van vuilwater wordt binnen het projectgebied een droogweerafvoer stelsel aangelegd. Om vuilwater onder vrijverval te kunnen afvoeren wordt het nieuwe vuilwaterriool aangesloten op een bestaande vuilwaterleiding. Het is de bestaande vuilwaterleiding aan de rand van het plangebied. Hierdoor worden kosten en energie bespaard omdat er geen gemaal hoeft te worden aangelegd.

Op basis van de uitgangspunten en het totaal van 130 woningen bedraagt de piekafvoer in het DWA-riool 1,04 l/s, dit komt neer op 3,75 m³/u. Een volledig gevulde buis met een verhang van 1:500 heeft een afvoercapaciteit van circa 39 l/s. Bij een verhang van 1:500 voor de eindstreng voldoet de PVC Ø315 rioolbuis ruimschoots aan de benodigde afvoercapaciteit.

Conclusie

Per saldo is sprake van een positieve bijdrage aan de waterhuishouding in de Markiezaten. Tevens wordt er invulling gegeven aan de gemaakte afspraken met het waterschap inzake de waterhuishouding van het gebied.

 

Hoofdstuk 5 Milieuaspecten

De gemeente Bergen op Zoom heeft de Omgevingsdienst Midden- en West-Brabant (OMWB) gevraagd een milieuparagraaf op te stellen voor het onderhavige uitwerkingsplan. Deze milieuparagraaf geldt aanvullend op de milieuparagraaf van het 'Bestemmingsplan Markiezaten - Borgvliet'.

In onderstaande milieuparagraaf worden de bevindingen en conclusies van het door de Omgevingsdienst uitgevoerde onderzoek weergegeven. Het onderzoek is opgesteld voor de milieuaspecten bedrijven en milieuzonering, geluid, externe veiligheid, bodem, stikstof, luchtkwaliteit en milieueffectrapportage.

5.1 Bedrijven en milieuzonering

5.1.1 Toetsingskader

Milieuzonering is het aanbrengen van een noodzakelijke ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende en milieugevoelige functies ter bescherming of vergroting van de kwaliteit van de leefomgeving. Milieuzonering beperkt zich in het algemeen tot de milieuaspecten met een ruimtelijke dimensie: geur, stof, geluid en gevaar. Voor een verantwoorde inpassing van bedrijvigheid in haar fysieke omgeving of van gevoelige functies nabij bedrijven wordt gebruik gemaakt van de publicatie 'Bedrijven en milieuzonering' (VNG, uitgave 2009).

Richtafstanden

In de VNG-publicatie is een richtafstandenlijst opgenomen in relatie tot het omgevingstype rustige woonwijk. In deze lijst zijn bedrijven op grond van hun potentiële milieubelasting ingedeeld in zes categorieën. In tabel 1 zijn de milieucategorieën en richtafstanden uit de VNG-publicatie overgenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0748.WP208a-0301_0020.png"  
* indien de omgeving is te typeren als 'gemengd gebied', gelden kleinere richtafstanden, namelijk één afstandstap kleiner (Zie de VNG-publicatie, paragraaf 2.3.).  

De VNG-publicatie onderscheidt twee omgevingstypen:

Het omgevingstype rustige woonwijk en rustig buitengebied

Een rustige woonwijk is een woonwijk die is ingericht volgens het principe van functiescheiding. Afgezien van wijkgebonden voorzieningen komen vrijwel geen andere functies (zoals bedrijven of kantoren) voor. Langs de randen (in de overgang naar mogelijke bedrijfsfuncties) is weinig verstoring door verkeer. Een vergelijkbaar omgevingstype qua aanvaardbare milieubelasting is een rustig buitengebied, (eventueel inclusief verblijfsrecreatie), een stiltegebied of een natuurgebied.

Het omgevingstype gemengd gebied

Een gemengd gebied is een gebied met een matige tot sterke functiemenging. Direct naast woningen komen andere functies voor zoals winkels, horeca en kleine bedrijven. Ook lintbebouwing in het buitengebied met overwegend agrarische en andere bedrijvigheid kan als gemengd gebied worden beschouwd. Gebieden die direct langs de hoofdinfrastructuur liggen, behoren eveneens tot het omgevingstype gemengd gebied. Hier kan de verhoogde milieubelasting voor geluid de toepassing van kleinere richtafstanden rechtvaardigen. Geluid is voor de te hanteren afstand van milieubelastende activiteiten veelal bepalend.

Wijze van meten

De richtafstand geldt tussen enerzijds de grens van de bestemming die bedrijven (of andere milieubelastende functies) toelaat en anderzijds de uiterste situering van de gevel van een woning (of andere milieugevoelige functie) die volgens het (bestemming)plan of via vergunningvrij bouwen mogelijk is.

5.1.2 Situatie ter plaatse

Woningen zijn op basis van de VNG-brochure gevoelige objecten. Om die reden dient beschouwd te worden in hoeverre omliggende bedrijven of voorzieningen door de woningbouwontwikkeling worden beperkt in hun bedrijfsvoering en of het woon- en leefklimaat ter plaatse aanvaardbaar is.

Op basis van het vigerende bestemmingsplan 'Markiezaten - Borgvliet' wordt het plangebied gekenmerkt als een rustige woonwijk, omdat de woonfunctie in het gebied dominant aanwezig is en slechts enkele wijkgebonden voorzieningen (zoals scholen en een sportpark) in de omgeving liggen. Aan de rand van de wijk is weliswaar een spoorlijn gelegen, maar gelet op de uitkomst van het akoestisch onderzoek voor dit wijzigingsplan is ook hier het omgevingstype 'rustige woonwijk' van toepassing.

In de directe omgeving van het plangebied zijn geen bedrijfsactiviteiten en andere voorzieningen aanwezig. Hieruit volgen geen beperkingen voor de herontwikkeling gezien de afstand tot het plangebied en de aard van deze activiteiten.

5.1.3 Conclusie

Vanuit bedrijven en milieuzonering gelden er geen belemmeringen voor de haalbaarheid. Het woon- en leefklimaat kan worden gegarandeerd en omliggende bedrijven of voorzieningen worden niet onevenredig beperkt.

5.2 Geluid

5.2.1 Toetsingskader

Op basis van artikel 76 van de Wet geluidhinder (Wgh) dienen bij de vaststelling van een bestemmingsplan, bestemmingsplan of uitwerkingsplan als bedoeld in art. 3.6 lid 1 van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) de waarden als bedoeld in art. 82 t/m 85 van de Wgh in acht te worden genomen, indien dat plan gelegen is in een zone rondom een weg als bedoeld in art. 74 lid 1 Wgh en (het betreffende onderdeel van) dat plan mogelijkheden biedt voor:

  • de realisatie van woningen, andere geluidsgevoelige gebouwen en van geluidsgevoelige terreinen (functies zoals genoemd in art. 1 Wgh en art. 1.2 Bgh - het Besluit geluidhinder zoals gewijzigd op 4 april 2012);
  • de aanleg van een nieuwe weg en/of een reconstructie van een bestaande weg;
  • functiewijzigingen van een niet-geluidsgevoelige functie in een geluidsgevoelige functie (bijvoorbeeld via afwijkings- en wijzigingsbevoegdheid).

De onderzoekszone voor wegen zoals bedoeld in art. 74 lid 1 Wgh is afhankelijk van de hoeveelheid rijbanen. Onderstaande tabel geeft hier een overzicht van:

  Stedelijk   Buitenstedelijk  
Aantal rijstroken   Aantal meter aan weerszijden van de weg  
5 of meer   350 m   600 m  
3 of 4   350 m   400 m  
1 of 2   200 m   250 m  

Artikel 74 lid 2 Wgh regelt dat indien de bovengenoemde ontwikkelingen zijn gelegen binnen een als 'woonerf' aangeduid gebied of in een zone nabij wegen waarvoor een maximum snelheidsregime van 30 km/u geldt, de betreffende waarden niet in acht hoeven te worden genomen. Uit een akoestisch onderzoek moet blijken of, indien sprake is van een van de bovengenoemde ontwikkelingen binnen een zone als bedoeld in art. 74 lid 1 Wgh, deze binnen de waarden valt zoals deze voor diverse typen ontwikkelingen is vastgelegd in de Wgh. De grenswaarde voor de toelaatbare etmaalwaarde van de equivalente geluidbelasting van wegen binnen zones langs wegen is voor woningen 48 dB. In bijzondere gevallen is een hogere waarde mogelijk. Burgemeester en Wethouders zijn binnen de grenzen van de gemeente en onder voorwaarden bevoegd tot het vaststellen van een hogere waarde voor de ten hoogst toelaatbare geluidsbelasting.

5.2.2 Situatie ter plaatse

Met de ontwikkeling worden woningen mogelijk gemaakt. Woningen zijn geluidsgevoelige objecten als bedoeld in de Wet geluidhinder. Daarom is een akoestisch onderzoek uitgevoerd voor dit uitwerkingsplan. Het onderzoek is opgenomen als Bijlage 2 behorende bij deze toelichting. Hieronder worden de conclusies van het akoestisch onderzoek weergegeven.

Akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai

Het plangebied is gelegen binnen een akoestisch relevante onderzoekszone in het kader van de Wet geluidhinder (Wgh). Het plangebied ligt namelijk in de geluidszones van de Markiezaatsweg, welke een maximumsnelheid heeft van 50 km/u en de Antwerpsestraatweg met een maximumsnelheid van deels 50 km/u en deels 60 km/u. Daarnaast zijn in de omgeving enkele 30 km-wegen gelegen, de geluidsbelasting van deze wegen zal alleen worden berekend in het kader van het bepalen van de cumulatieve geluidbelasting van deze wegen.

De Roever heeft in november 2023 derhalve een akoestisch onderzoek verkeerslawaai uitgevoerd in het kader van de voorgenomen realisatie van 130 woningen binnen het project 'Markiezaten-Borgvliet, de Wal'. Het toevoegen van een nieuwe geluidgevoelige bestemming binnen de zone van een weg maakt het uitvoeren van een onderzoek wegverkeerslawaai noodzakelijk.

De volledige berekeningsresultaten zijn in de bijlagen van het akoestisch onderzoek te vinden.

Uit het akoestisch onderzoek blijkt dat de voorkeursgrenswaarde voor het wegverkeerslawaai van 48 dB plaatselijk wordt overschreden. De geluidbelasting vanwege de Markiezaatsweg bedraagt bij circa 6 van de te realiseren appartementen ten hoogste 50 dB. De ten hoogste toelaatbare grenswaarde van 63 dB wordt derhalve niet overschreden. De geluidbelasting vanwege de Antwerpsestraatweg bedraagt bij circa 13 van de te realiseren woningen ten hoogste 54 dB. De ten hoogste toelaatbare grenswaarde van 63 dB wordt derhalve niet overschreden.

Uit het akoestisch onderzoek is gebleken dat verdergaande maatregelen, gericht op het terugbrengen van de geluidbelasting, niet mogelijk zijn. Het beperken van de rijsnelheid of de verkeersintensiteiten van de Markiezaatsweg en Antwerpsestraatweg zijn onder andere vanuit verkeerskundig oogpunt geen reële maatregelen. Het vervangen van het wegdektype voor het beperken van de geluidbelasting bij dit relatief klein aantal woningen is niet reëel (financieel). Daarbij kan ook bij worden betrokken dat er op de Markiezaatseweg al een stil SMA5-wegdek aanwezig is, er zijn geen wegdekken die substantieel stiller zijn. Met een vergelijkbaar type wegdek op de Antwerpsestraatweg kan een reductie van 1 dB worden behaald. Het vervangen van de bestaande verharding en de beperkte daarmee te behalen reductie wordt echter niet doelmatig geacht.

Het plaatsen van een geluidsscherm of -wal kan een effectief middel zijn om het geluid in de woonomgeving terug te dringen. Gezien de ligging van het plan ten opzichte van de Markiezaatsweg en Antwerpsestraatweg zal een relatief hoog en lang geluidscherm nodig zijn om voldoende afscherming te bieden. De kosten voor de overdrachtsmaatregelen staan dan echter niet in verhouding met de te behalen reductie. Ook zal de inpassing en realisatie van dergelijke overdrachtsmaatregelen voor het plan op overwegende bezwaren van stedenbouwkundige aard stuiten.

5.2.3 Conclusie

Vanuit de Wet geluidhinder en het geluid van de Markiezaatsweg en de Antwerpsestraatweg zijn er overschrijdingen van de voorkeursgrenswaarden gemeten. Er wordt een hogere waardeprocedure doorlopen parallel aan de procedure van dit wijzigingsplan. Op gebied van wegverkeerslawaai zijn er geen belemmeringen.

5.3 Externe veiligheid

5.3.1 Inleiding

Externe veiligheid richt zich op het beheersen van activiteiten die een risico voor de omgeving kunnen opleveren, zoals milieurisico's, transportrisico's en risico's die kunnen optreden bij de productie, het vervoer en de opslag van gevaarlijke stoffen in inrichtingen. Bij de (her)inrichting van een gebied bepaalt de externe veiligheidssituatie mede de ruimtelijke mogelijkheden. Binnen het vakgebied externe veiligheid wordt er onderscheid gemaakt in drie soorten risicobronnen, namelijk transportroutes (weg, water en spoor) inrichtingen met gevaarlijke stoffen en buisleidingen waardoor gevaarlijke stoffen worden getransporteerd.

Bij ruimtelijke ontwikkelingen moet onderzoek gedaan worden naar het plaatsgebonden risico en het groepsrisico van de aanwezige risicobronnen. Dit onderzoek heeft plaatsgevonden in november 2023 door Adviesgroep AVIV.

Het plaatsgebonden risico (PR10-6) is een (berekende) afstand vanaf een risicobron waarbinnen de kans om te overlijden vanwege een ongeval met de aanwezig gevaarlijke stoffen meer dan één op de miljoen per jaar is. Binnen deze afstand mogen geen kwetsbare objecten aanwezig zijn of worden opgericht binnen het bestemmingsplan. Kwetsbare objecten zijn bijvoorbeeld grote kantoren, kinderdagverblijven e.d.

Het groepsrisico is een berekende waarde die aangeeft of er mogelijk sprake is van veel slachtoffers bij een ongeval met gevaarlijke stoffen. Om het groepsrisico te berekenen is er inzicht noodzakelijk in de aanwezige populatie binnen het bestemmingsplan en de omgeving ervan.

5.3.2 Besluit externe veiligheid inrichtingen

Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) verplicht het bevoegde gezag Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) en Wet ruimtelijke ordening (Wro) - in dezen de gemeente en de provincie - afstanden aan te houden tussen gevoelige objecten en risicovolle bedrijven. Het Bevi heeft onder meer tot doel om bij nieuwe situaties toetsing aan de risiconormen te waarborgen. Het Bevi is van toepassing op vergunningplichtige risicovolle bedrijven en de nabijgelegen, al dan niet geprojecteerde (beperkt) kwetsbare objecten. In artikel 2, lid 1 van het Bevi is opgesomd wat wordt verstaan onder risicovolle bedrijven. Voor de toepassing van het Bevi wordt een nieuw ruimtelijk besluit gezien als een nieuwe situatie.

afbeelding "i_NL.IMRO.0748.WP208a-0301_0021.png"  
Afbeelding 19: Risicobronnen en plangebied (bron: EV-signaleringskaart)  

Voor de risico-inventarisatie is uitgegaan van de navolgende informatiebronnen:

  • Professionele risicokaart provincie Noord-Brabant ;
  • EV-signaleringskaart;
  • Informatie gemeente Bergen op Zoom (RRGS );
  • Regeling Basisnet.

In afbeelding 19 is een deel van de EV-signaleringskaart weergegeven van Bergen op Zoom. Het plangebied is hierin globaal aangeduid door de rode dikgedrukte contour.

Om te bepalen of er in de directe omgeving bedrijven zijn gelegen waarop het Bevi van toepassing is, zijn het Register risicosituaties gevaarlijke stoffen (RRGS) en de professionele signaleringskaart geraadpleegd. Het RRGS is een centraal landelijk register met gegevens over risicosituaties die in Nederland bestaan rond het gebruik, de opslag en het vervoer van gevaarlijke stoffen. De professionele signaleringskaart laat zien waar risicobronnen liggen. Hieruit blijkt dat het plangebied binnen het invloedsgebied van een Bevi-inrichting ligt, namelijk van Sabic Innovative Plastics BV.

Voor Sabic Innovative Plastics BV is de provincie Noord-Brabant het bevoegd gezag. Op basis van de professionele risicokaart is bepaald dat het plangebied op een afstand van ca. 3.500 meter van de inrichtingsgrens van Sabic ligt. Het invloedsgebied van Sabic bedraagt ca. 8.700 meter en ligt hierdoor over het plangebied. Uit de QRA, behorende bij de Wm-aanvraag van Sabic, blijkt dat het plaatsgebonden risico (PR) van 10-6 per jaar niet buiten de inrichtingsgrens ligt. Er blijkt sprake te zijn van een groepsrisico dat ruim onder de oriëntatiewaarde ligt. Het maximaal berekende groepsrisico (GR) bedraagt 0.002 van de oriëntatiewaarde. Er zijn geen belemmeringen voor het plangebied.

Omdat het plangebied binnen het invloedsgebied ligt van Sabic, is op grond van artikel 13 van het Bevi een kwalitatieve verantwoording van het groepsrisico opgenomen. Daarvoor is gebruik gemaakt van de standaard verantwoording groepsrisico. Deze is opgenomen in Bijlage 3.

5.3.3 Transportassen

Met het in werking treden van de Wet basisnet is ook Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) in werking getreden. Beoordeling van de risico's veroorzaakt door het vervoer van gevaarlijke stoffen over het spoor, water en de weg, vindt vanaf deze datum plaats aan de hand van de Wet basisnet. Hierin zijn grens- en richtwaarden voor het plaatsgebonden risico, en richtlijnen voor de toepassing van de rekenmethodiek en de verantwoording van het groepsrisico opgenomen.

Wat de berekening van het groepsrisico betreft, dient voor bestemmingsplannen, wijzigings- en uitwerkingsplannen e.d. die ter inzage worden gelegd en die betrekking hebben op de omgeving van de in de bijlagen van de in de Regeling basisnet genoemde transportassen, uit te worden gegaan van de in de bijlage vermelde vervoerscijfers. Die vervoerscijfers zijn gebaseerd op een maximale benutting van de groeiruimte voor het vervoer. Bij de vaststelling van het ruimtelijke besluit dient het groepsrisico te worden verantwoord.

Bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen langs transportassen die deel uitmaken van het basisnet weg, water en/of spoor, kan de berekening van het plaatsgebonden risico achterwege blijven. Hiervoor gelden namelijk de afstanden in bijlage I, II en III van de Regeling basisnet. Op deze afstanden mag het plaatsgebonden risico vanwege het vervoer van gevaarlijke stoffen niet meer bedragen dan 10-6 per jaar. Voor basisnet weg geldt bijvoorbeeld dat daar waar in bijlage I de afstand '0' is vermeld, het plaatsgebonden risico vanwege het vervoer op het midden van de weg niet meer mag bedragen dan 10-6 per jaar.

Vanaf het moment dat het Bevt in werking is getreden, moet voor sommige transportassen rekening worden gehouden met het plasbrandaandachtsgebied (PAG). Het PAG is het gebied tot 30 meter van de transportas waarin, bij de realisering van nieuwe kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten, rekening dient te worden gehouden met de effecten van een plasbrand. Voor bijvoorbeeld een rijksweg wordt de 30 meter voor het PAG gemeten vanaf de rechterrand van de rechterrijstrook. In het Bouwbesluit is beschreven aan welke voorwaarden het bouwen binnen een PAG moet voldoen.

Als binnen het invloedsgebied van een transportas nieuwe ontwikkelingen zijn voorzien en er een overschrijding van de oriënterende waarde van het groepsrisico of een significante stijging van het groepsrisico optreedt, dient bij de vaststelling van het ruimtelijke besluit, het groepsrisico te worden verantwoord. Volgens het Bevt gelden geen beperkingen voor het ruimtegebruik voor het gebied dat verder ligt dan 200 m van de transportas. Ten aanzien van de verantwoording dient niet alleen het invloedsgebied van de maatgevende vervoersklasse (GF3: brandbaar gas) voor het groepsrisico te worden beschouwd, maar ook de effectafstand die wordt gegenereerd door overige stoffen die over het wegvak worden vervoerd. Het invloedsgebied kan dus verder reiken dan 200 meter. Als dat het geval is en het invloedsgebied reikt tot over het plangebied, dan moeten wel maatregelen worden overwogen. Bijvoorbeeld in het kader van zelfredzaamheid.

Het Bevt is ook van toepassing op transportassen die niet onder het basisnet vallen. Het plaatsgebonden risico kan worden berekend of worden bepaald met toepassing van de vuistregels uit de Handleiding risicoanalyse transport (Hart). Ook hier gelden geen beperkingen voor ruimtegebruik voor het (plan)gebied dat verder ligt dan 200 meter van de transportas.

In de omgeving van het plangebied liggen de volgende relevante transportroutes:

  • De Spoorlijn Sloehaven - Roosendaal;
  • De Rijksweg A4/A58.

Op ca. 300 m ten westen van het plangebied ligt de spoorlijn Sloehaven - Roosendaal (basisnetroute 11) waarover vervoer van gevaarlijke stoffen plaatsvindt. Het plangebied ligt daarmee buiten de 200 m ter verantwoording van het groepsrisico maar binnen het invloedsgebied vanwege onder andere het transport van brandbare gassen (stofcategorie A). In onderhavig planvoornemen is rekening gehouden met de mogelijke effecten in geval van een calamiteit op de spoorlijn.

Op ca. 650 m ten oosten van het plangebied ligt de rijksweg A4/A58 waarover transport van gevaarlijke stoffen plaatsvindt. De A4/A58 behoort tot het Basisnet (wegvak B1 Knp. Zoomland - afrit 30 (Hoogerheide). Het plangebied ligt buiten de 200 m zone ter verantwoording van het groepsrisico maar binnen het invloedsgebied van meer dan 4 km vanwege transport van giftige vloeistoffen en gassen (stofcategorieën LT3 en GT4).

Voor de verantwoording van het groepsrisico wordt verwezen naar de standaard verantwoording groepsrisico welke tevens vigerend is voor het bestemmingsplan 'Markiezaten - Borgvliet'. Deze is opgenomen in Bijlage 3.

Uit het onderzoek volgt dat het groepsrisico onder de oriëntatiewaarde ligt en als gevolg van het plan niet met meer 10% van de oriëntatiewaarde toeneemt. De berekening van het groepsrisico is opgenomen in Bijlage 4.

5.3.4 Buisleidingen

Op 1 januari 2011 is het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) in werking getreden. Het externe veiligheidsbeleid voor buisleidingen is daarmee in lijn gebracht met het beleid voor inrichtingen en voor vervoer van gevaarlijke stoffen over weg, water en spoor.

Buisleidingen

In het onderzoek van AVIV is ingegaan op de aanwezige buisleidingen op of in nabijheid van het plangebied, deze is opgenomen in Bijlage 5. Hieruit blijtk dat op ca. 150 m ten zuiden van het plangebied de buisleidingenstraat (afgekort BSN) is gelegen. Daarnaast liggen op ca. 160 m ten zuiden van het plangebied twee aardgasleidingen. Uit het onderzoek blijkt dat het plangebied ruim buiten de PR 10-6-contour van de gasleiding A-671 ligt. De gasleiding A-667 veroorzaakt geen PR 10-6-contour. Derhalve vormt het plaatsgebonden risico geen belemmering voor het planvoornemen.

5.3.5 Verantwoording groepsrisico

Omdat de locatie is gelegen binnen het invloedsgebied van een Bevi-inrichting, twee buisleidingen en twee transportroutes is een verantwoording van het groepsrisico nodig. Hiervoor wordt verwezen naar de verantwoording groepsrisico van de gemeente Bergen op Zoom en het standaard advies van de Veiligheidsregio in de bijlagen.

5.4 Bodem

5.4.1 Toetsingskader

De bodemkwaliteit vormt een belangrijk aspect bij bouwontwikkelingen. In het kader van het bestemmingsplan speelt de bodemkwaliteit bij ontwikkeling van ruimtelijke functies een belangrijke afweging.

5.4.2 Situatie ter plaatse

In het moederplan 'Markiezaten - Borgvliet' is het volgende opgenomen ten aanzien van bodemkwaliteit: “Op grond van alle bodemonderzoeken binnen het plangebied De Markiezaten is in opdracht van gemeente Bergen op Zoom door de RMD een bodemkwaliteitskaart opgesteld en vastgesteld. De huidige bodemkwaliteitskaart is nog geldig. De bodemkwaliteitskaart is opgesteld conform de geldende richtlijnen. Het gebied De Markiezaten kan op grond van de bodemkwaliteitskaart als schoon (achtergrondwaarde) worden betiteld”.

De bodemkwaliteit van het gehele plangebied 'de Markiezaten' kan als volgt worden beschreven:

  • De algemene bodemkwaliteit (zie Bkk) kan als schoon worden betiteld;
  • Zintuiglijk is de grond plaatselijk zwak puinhoudend en baksteenhoudend;
  • In de bovengrond zijn plaatselijk licht verhoogde waarden aan zware metalen, PAK, EOX en minerale olie gemeten ten opzichte van de achtergrondwaarde;
  • In de ondergrond zijn plaatselijk licht verhoogde gehalten aan minerale olie gemeten ten opzicht van de achtergrondwaarde;
  • In het grondwater worden concentraties van zware metalen boven de streef- en interventiewaarde gemeten. Plaatselijk is het grondwater sterk verontreinigd met nikkel (plaatselijke natuurlijke achtergrondwaarde) en licht verontreinigd met zware metalen, xyleen en tetrachlooretheen;
  • In de waterbodem zijn bestrijdingsmiddelen in verhoogde gehalten gemeten.

Vooronderzoek

Volgens historisch kaartmateriaal maakte de onderzoekslocatie omstreeks 1900 deel uit van de Augustapolder. Begin 2000 is de woonwijk ten westen van de onderzoekslocatie gerealiseerd. De situatie binnen de onderzoekslocatie is tot op heden onveranderd gebleven.

Uit de in het verleden uitgevoerde onderzoeken blijkt dat binnen de onderzoekslocatie en in de directe omgeving slecht licht verhoogde gehaltes in de grond zijn aangetoond. In het grondwater zijn licht tot sterk verhoogde concentraties aan zware metalen aangetoond. De sterk verhoogde concentraties aan zware metalen betreffen lokaal verhoogde achtergrondwaardes. Daarnaast zijn in het grondwater licht verhoogde concentraties aan xyleen, naftaleen en tetrachlooretheen gemeten.

Gelet op het huidige gebruik, het gebruik in het verleden en de afwezigheid van bodembedreigende activiteiten op de locatie en in de directe omgeving is de locatie onverdacht op de aanwezigheid van een bodemverontreiniging.

Verkennend bodemonderzoek

Uit verkennend onderzoek, dat ten tijde van het bestemmingsplan "Markiezaten - Borgvliet" is opgesteld, volgt dat de bodemkwaliteit in het plangebied geschikt is voor de beoogde herontwikkeling met woningbouw.

5.4.3 Conclusie

Voor het uitwerkingsplan is de bodemkwaliteit geen belemmering voor de haalbaarheid.

5.5 Stikstof

5.5.1 Toetsingskader

Natura 2000-gebieden zijn gebieden met een Europese beschermingsstatus. Veel van die gebieden in Nederland zijn gevoelig voor stikstofdepositie en overbelast door een teveel aan stikstof. Het is verboden zonder vergunning ingevolge de Wet natuurbescherming (Wnb-vergunning) projecten te realiseren die gelet op de instandhoudingsdoelstellingen voor een Natura 2000-gebied de kwaliteit van de natuurlijke habitats of de habitats van soorten in dat gebied kunnen verslechteren of een significant verstorend effect kunnen hebben op de soorten waarvoor dat gebied is aangewezen.

Daarom dient voor nieuwe of gewijzigde projecten onderzocht te worden of er sprake kan zijn van een mogelijk significant effect door depositie van stikstof op relevante Natura 2000-gebieden. Een project dat meer dan 0,00 mol/ha/jaar bijdraagt aan de stikstofdepositie op een overbelast stikstofgevoelig habitattype of leefgebied heeft in potentie een significant effect waarvoor mogelijk een Wnb-vergunning moet worden aangevraagd.

5.5.2 Situatie ter plaatse

De dichtstbijzijnde Natura 2000-gebieden betreffen ‘Markiezaat’ en ‘Brabantse Wal’ beide gelegen op een afstand van circa 800 meter vanaf het plangebied. Het Natura 2000-gebied ‘Brabanste Wal’ is tevens een Natura 2000-gebied met stikstofgevoelige habitats. Om te bepalen of het plan een stikstofdepositie op Natura 2000-gebieden kan veroorzaken is een berekening uitgevoerd met het rekenprogramma Aerius (versie: Aerius 2024.0.1). Dit onderzoek is in november 2024 uitgevoerd door De Roever en behelst de aanlegfase en de gebruiksfase. Het volledige onderzoek is als Bijlage 6 bij deze toelichting gevoegd.

De ontwikkeling voorziet in een stikstofemissie als gevolg van:

  • 1. de aanleg van een deel van het bouwplan (als gevolg van mobiele werktuigen e.d.);
  • 2. de gebruiksfase (de verkeersaantrekkende werking).

Naast de bovenstaande stikstof relevante bronnen is ook de referentiesituatie in acht genomen.

Resultaten

Uit de projectberekening van de aanlegfase blijkt dat de stikstofdepositie op de stikstofgevoelige Natura 2000-gebieden niet hoger is dan 0,00 mol N/ha/jaar. Ten opzichte van de referentiesituatie is er dus geen sprake van een toename van de stikstofdepositie op Natura 2000-gebieden (er is zelfs sprake van een stikstofdepositie-afname van maximaal 0,09 mol N/ha/jaar op het Natura 2000-gebied ‘Brabantse Wal’).

Uit de projectberekening van de maatgevende aanlegfase samen met de gebruiksfase blijkt dat de stikstofdepositie op de stikstofgevoelige Natura 2000-gebieden niet hoger is dan 0,00 mol N/ha/jaar. Ten opzichte van de referentiesituatie is er dus geen sprake van een toename van de stikstofdepositie op Natura 2000-gebieden (er is zelfs sprake van een stikstofdepositie-afname van maximaal 0,03 mol N/ha/jaar op het Natura 2000-gebied ‘Brabantse Wal’).

Uit de projectberekening van de totale gebruiksfase blijkt dat de stikstofdepositie op de stikstofgevoelige Natura 2000-gebieden niet hoger is dan 0,00 mol N/ha/jaar. Ten opzichte van de referentiesituatie is er dus geen sprake van een toename van de stikstofdepositie op Natura 2000-gebieden (er is zelfs sprake van een stikstofdepositie-afname van maximaal 0,03 mol N/ha/jaar op het Natura 2000-gebied ‘Brabantse Wal’).

5.5.3 Conclusie

Het aspect stikstofdepositie vormt geen belemmering voor de vaststelling van het uitwerkingsplan.

5.6 Lucht

5.6.1 Toetsingskader

Het wettelijke kader voor de luchtkwaliteit is gegeven in de volgende documenten:

  • de Wet tot wijziging van de Wet milieubeheer (luchtkwaliteitseisen), hierna te noemen de Wm;
  • het 'Besluit niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)', hierna te noemen het Besluit nibm;
  • de 'Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)', hierna te noemen de Regeling nibm;
  • de 'Regeling projectsaldering luchtkwaliteit 2007';
  • de 'Regeling beoordeling luchtkwaliteit 2007';
  • het 'Besluit gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen)'.

Een vaststelling van een bestemmingsplan betreft de uitoefening van een bevoegdheid als bedoeld in artikel 5.16, tweede lid, van de Wet milieubeheer (Wm) die gevolgen kan hebben voor de luchtkwaliteit. Op grond van artikel 5.16, eerste lid, van de Wm is vaststelling van het bestemmingsplan mogelijk, indien aannemelijk is gemaakt dat:

  • als gevolg van het plan, al dan niet nadat maatregelen zijn getroffen, de grenswaarden niet worden overschreden (artikel 5.16, eerste lid, sub a, van de Wm);
  • als gevolg van het plan de concentratie van stoffen in de buitenlucht per saldo verbetert of ten minste gelijk blijft (artikel 5.16, eerste lid, sub b1 van de Wm);
  • als gevolg van het plan bij een beperkte toename van de concentratie van stoffen in de buitenlucht, door een met de activiteiten samenhangende maatregel of optredend effect, de luchtkwaliteit per saldo verbetert (artikel 5.16, eerste lid, sub b2 van de Wm);
  • als gevolg van het plan, al dan niet nadat maatregelen zijn getroffen, de toename van stoffen waarvoor grenswaarden zijn gesteld 'niet in betekenende mate bijdraagt' aan de concentratie in de buitenlucht (artikel 5.16, eerste lid, sub c van de Wm); of
  • het te nemen besluit een besluit is dat genoemd of beschreven is in of betrekking heeft op een ontwikkeling of voorgenomen besluit welke is genoemd of beschreven in, dan wel past binnen of in elk geval niet in strijd is met een door de Minister of andere bestuursorganen vastgesteld programma dat is gericht op het bereiken van de grenswaarden (artikel 5.16, eerste lid, sub d van de Wm).
  • Voor de kwaliteit van de buitenlucht gelden de in bijlage 2 van de Wm opgenomen grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide (NO2), stikstofoxiden, zwevende deeltjes (PM10 en PM2.5), lood, koolmonoxide en benzeen. Voor de toegestane hoeveelheid PM10, PM2,5 en NO2 in de lucht zijn in de Wm de volgende grenswaarden gesteld die in acht genomen moeten worden:
  • voor NO2 geldt een grenswaarde van 40 microgram per kubieke meter lucht als jaargemiddelde concentratie en maximaal 18 dagen per jaar mag het uurgemiddelde concentratie van NO2 groter zijn dan 200 microgram per kubieke meter lucht;
  • voor fijn stof (PM10) geldt een grenswaarde van 40 microgram per kubieke meter lucht als jaargemiddelde concentratie en maximaal 35 keer per jaar mag de etmaalgemiddelde concentratie van PM10 groter zijn dan 50 microgram per kubieke meter lucht;
  • voor ultra fijn stof (PM2.5) geldt een grenswaarde van 25 microgram per kubieke meter lucht als jaargemiddelde concentratie.

 

In het Besluit gevoelige bestemmingen is bepaald dat bepaalde bestemmingen niet mogen worden gerealiseerd binnen een zone van 300 meter langs rijkswegen en binnen een zone van 50 meter langs provinciale wegen, gemeten vanaf de rand van de weg, indien in een dergelijke zone de grenswaarden voor PM10 of NO2 (dreigen te) worden overschreden. Het gaat om gebouwen die geheel of gedeeltelijk zijn bestemd of in gebruik zijn ten behoeve van basisonderwijs, voortgezet onderwijs of overig onderwijs aan minderjarigen, kinderopvang, verzorgingstehuis, verpleegtehuis of bejaardentehuis.

5.6.2 Situatie ter plaatse

De Wet luchtkwaliteit is formeel niet van toepassing op uitwerkingsplannen. In het moederplan 'Markiezaten - Borgvliet' heeft reeds een afweging plaatsgevonden ten aanzien van het aspect luchtkwaliteit.

Overigens worden met het plan 130 woningen voorzien, waardoor het plan niet in betekenende mate zou bijdragen aan de verontreiniging van de luchtkwaliteit. Vanuit het aspect luchtkwaliteit geldt daarmee geen nadere onderzoeksplicht.

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is de luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied bepaald met de actuele monitoringstool van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (monitoringsronde 2020). Uit de monitoringstool volgt dat ter plaatse van het plangebied zowel in de huidige situatie als in de toekomst de jaargemiddelde concentraties van NO2 en PM10 ruimschoots onder de grenswaarden van 40 microgram per kubieke meter lucht liggen. Het aantal dagen per jaar dat de etmaalgemiddelde concentratie van PM10 groter is dan 50 microgram per kubieke meter lucht ligt eveneens ruimschoots onder de grenswaarde van 35 dagen per jaar.

5.6.3 Conclusie

Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de vaststelling van het wijzigingsplan.

5.7 Vormvrije m.e.r.-beoordeling

5.7.1 Toetsingskader

Op 1 april 2011 is het gewijzigde Besluit milieueffectrapportage (Besluit M.e.r.) in werking getreden. Een belangrijke wijziging betreft het indicatief maken van de drempelwaarden in onderdeel D van de bijlage bij het Besluit M.e.r.

Concreet betekent dit dat het bevoegd gezag dient te bepalen in hoeverre de activiteiten belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kunnen hebben, ook wanneer de activiteiten (ruimschoots) onder de drempelwaarden zijn gelegen. Voor deze toetst wordt de term 'vormvrije m.e.r.-beoordeling' gehanteerd.

Deze vormvrije m.e.r.-beoordeling kan tot twee conclusies leiden:

  • Belangrijke nadelige milieugevolgen zijn uitgesloten: er is geen m.e.r-beoordeling noodzakelijk (zoals bij activiteiten boven de drempelwaarde);
  • Belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu zijn niet uitgesloten: er moet een m.e.r.- beoordeling plaatsvinden of er kan direct worden gekozen voor een milieueffectrapportage.

De toetsing in het kader van de vormvrije m.e.r.-beoordeling dient te geschieden aan de hand van de selectiecriteria in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. In deze bijlage staan drie hoofdcriteria centraal:

  • De kenmerken van het project;
  • De plaats van het project;
  • De kenmerken van de potentiële effecten.

5.7.2 Situatie ter plaatse

Met het uitwerkingsplan worden 130 woningen mogelijk gemaakt. Om te bepalen of een m.e.r.-beoordeling noodzakelijk is, dient bepaald te worden (1) of de ontwikkeling de drempelwaarden uit lijst D van het Besluit m.e.r. overschrijdt, (2) of de ontwikkeling in een gevoelig gebied ligt en (3) of er belangrijke milieugevolgen zijn.

  • 1. Het plan kan gerekend worden tot de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject (D11.2). De bijbehorende drempelwaarde is 2.000 of meer woningen. De drempelwaarde wordt daarmee ruimschoots niet gehaald.
  • 2. In onderdeel A van de bijlage bij het Besluit m.e.r is bepaald wat verstaan wordt onder een gevoelig gebied. Als gevoelig gebied zijn gebieden aangewezen die beschermd worden op basis van natuurwaarden, landschappelijke waarden, cultuurhistorische waarden en waterwingebieden. Het plangebied behoort niet tot een dergelijk gebied.
  • 3. In de milieuparagraaf zijn de verschillende milieueffecten beschouwd. Hieruit blijkt dat er door onderhavig plan geen sprake zal zijn van belangrijke milieugevolgen.

Hoewel de drempelwaarde niet wordt gehaald, dient toch bepaald te worden of sprake is van relevante milieueffecten. Een zogenaamde vormvrije m.e.r.-beoordeling is dus aan de orde. In het onderstaande wordt hier beknopt op ingegaan.

Kenmerken van het project

Het project betreft een woonbuurt met 130 woningen. De woningen worden in bestaand stedelijk gebied gerealiseerd in deelgebied De Wal binnen Markiezaten - Borgvliet.

Het plangebied is een deelgebied van de nieuwe woonwijk De Markiezaten, die gefaseerd wordt ontwikkeld. Tussen 2009 en 2017 zijn al diverse nieuwe woonbuurten gerealiseerd. Binnen deze woonbuurtjes ziin inmiddels circa 600 woningen bewoond of in aanbouw. In het gemeentelijk woonprogramma bevat de Markiezaten nog een resterende woningbouwopgave van circa 900 woningen. De gevolgen van de andere woonbuurten voor het milieu zijn vergelijkbaar met dit uitwerkingsplan en ook gezien de gefaseerde ontwikkeling zijn er geen cumulatieve effecten te verwachten die leiden tot belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu.

Tijdens de aanlegfase worden de gebruikelijke bouwmaterialen en natuurlijke hulpbronnen benut. Het plan legt hiermee geen bijzonder beslag op natuurlijke hulpbronnen in of in de nabijheid van het plangebied. Afvalstromen die tijdens aanlegfase ontstaan zullen zoveel mogelijk worden gescheiden ten behoeve van hergebruik. Na de aanlegfase zal vanuit de nieuwe woningen sprake zijn van huishoudelijk afval. Hieruit volgen geen belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu.

Daarnaast kan tijdens de aanlegfase sprake zijn van enige (geluid)hinder en uitstoot van luchtverontreinigende stoffen door de bouwwerkzaamheden. Dit is tijdelijk en heeft geen onaanvaardbare hinder of verontreiniging tot gevolg. De nieuwe functies in het plangebied (woningen) hebben met name een verkeersaantrekkende werking. De effecten daarvan worden hieronder beschouwd (De kenmerken van de potentiële effecten).

 

Plaats van het project

Het plangebied is gelegen binnen bestaand stedelijk gebied. Het maakt onderdeel uit van woongebied De Markiezaten, dat aan de zuidrand van Bergen op Zoom ligt, tussen de oudere woonwijken Fort -Zeekant, Bergse Plaat en Nieuw Borgvliet- Langeweg. Het gebied heeft geen cultuurhistorische waarde. Ook zijn in de directe nabijheid geen gevoelige of kwetsbare gebieden aanwezig.

 

De kenmerken van de potentiële effecten

Ten aanzien van de kenmerken van de potentiële effecten kan het volgende worden opgemerkt:

  • De woningen belemmeren omliggende bedrijven of voorzieningen niet (zie paragraaf 5.1)
  • Het plan draagt niet in betekenende mate bij aan de luchtverontreiniging (zie paragraaf 5.6)
  • Het plan realiseert een verkeersaantrekkende werking die past binnen een woonomgeving en waarbij het omliggende weggennet toereikend is (zie paragraaf 5.2);
  • Het plan leidt niet tot significante effecten op de instandhoudingsdoelstellingen voor Natura 2000 - gebieden (stikstof, zie paragraaf 5.5).
  • Het plan leidt niet tot significante effecten op beschermde flora- en faunasoorten in of in de omgeving van het plangebied (zie paragraaf 4.3);
  • De toename aan verharding leidt niet tot onevenredig nadelige effecten voor de waterhuishouding op de omgeving (zie paragraaf 4.4);
  • Het plan maakt geen risicobron mogelijk in het kader van externe veiligheid of zorgt niet voor een significante toename van het groepsrisico (zie paragraaf 5.3);
  • Het plan heeft geen onevenredige effecten op cultuurhistorie of archeologie (zie paragraaf 4.1);
  • Woningbouw betreft geen bodembelastende functie voor de bodemkwaliteit (zie paragraaf 5.4).

Uit de uitgevoerde onderzoeken en motiveringen blijkt dat het plan geen belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu heeft.

5.7.3 Conclusie

Het plan, dat de realisatie van 130 woningen mogelijk maakt, wordt gerekend tot de activiteiten genoemd in de D 11.2 van de bijlage bij het Besluit m.e.r. Het plan ligt onder de drempelwaarde van 2.000 woningen. Om die reden is een vormvrije m.e.r.-beoordeling opgesteld. Hieruit blijkt dat er geen sprake is van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu. Het uitvoeren van een m.e.r-beoordeling of het maken een milieueffectrapportage is derhalve niet noodzakelijk.

Hoofdstuk 6 Bestemmingsregeling

6.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt toegelicht op welke wijze het hiervoor beschreven ruimtelijk kader juridisch is vertaald. Ingegaan wordt op de juridische opzet van het wijzigingsplan (de verbeelding en de regels).

Onderstaand is links de verbeelding van het wijzigingsplan weergegeven en rechts is weergegeven hoe deze bestemming wordt uitgewerkt in het uitwerkingsplan van Markiezaten-Borgvliet, De Wal.

afbeelding "i_NL.IMRO.0748.WP208a-0301_0022.png"  
Afbeelding 20: verbeelding wijzigingsplan de Wal links en verbeelding uitwerkingsplan de Wal rechts  

Om medewerking te kunnen verlenen, wordt gebruik gemaakt van de in het bestemmingsplan 'Markiezaten - Borgvliet' (het moederplan) opgenomen algemene wijzigingsbevoegdheden voor het afwijken van de voorgeschreven maatvoeringen voor bouwwerken (met ten hoogste 30%) en een enigszins andere situering en/of begrenzing van de bestemmingsgrenzen (artikel 20, sub b en sub d).

Uitgangspunt bij het wijzigingsplan is dat dit juridisch bezien deel gaat uitmaken van het 'moederplan', in dit geval het bestemmingsplan "Markiezaten - Borgvliet". Ter plaatse van het uitwerkingsplan wordt de globale bestemming 'Wonen - Uit te werken' in het moederplan vervangen door gedetailleerde bestemmingen; dit alles binnen het juridisch kader van het 'moederplan'.

In principe zijn de regels van het bestemmingsplan 'Markiezaten - Borgvliet' direct van toepassing op dit wijzigingsplan. Met name hoofdstuk 3 Algemene bepalingen en de overgangsbepalingen in Hoofdstuk 4 van de regels van dat 'moederplan' gelden direct voor dit wijzigingsplan. In dit plan zijn alleen die regels opgenomen, die nodig of nuttig zijn voor de toepassing van de in dit plan opgenomen bestemmingen. De regels van voorliggend wijzigingsplan zijn ingedeeld in vier hoodfstukken, conform de eisen van het SVBP2012 (Standaard vergelijkbare bestemmingsplannen 2012).

6.2 Regels

De in dit wijzigingsplan opgenomen bestemmingen worden hieronder achtereenvolgens toegelicht.

Wonen - Uit te werken (WU)

Hier is het mogelijk om te wonen in een woning of gestapelde woning en ook bijzondere woonvormen zijn mogelijk. Verder zijn onder andere groenvoorzieningen, tuin en verkeer mogelijk. De uitwerkingsregels geven kaders voor de ruimtelijke uitvoering hiervan.

Waarde - Archeologie

Deze aangewezen gronden, zijn behalve voor de ander daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud van de aan deze gronden eigen zijnde archeologische waarden.

Algemene aanduidingsregels

Het plangebied is gelegen in het radarverstoringsgebied en de zogenaamde IHCS-zone van de vliegbasis Woensdrecht en Herwijnen. Deze zones hebben invloed op de maximaal toegestane bouwhoogte. In het plangebied ligt een grondwaterbeschermingszone. Dit gebied is op de verbeelding aangeduid als 'Milieuzone – grondwaterbeschermingsgebied'. De Interim omgevingsverordening Noord-Brabant bevat regels ter bescherming van de kwaliteit van het grondwater.

Overgangsrecht

De overgangsregels voor bouwen hebben ten doel de rechtstoestand te begeleiden van bouwwerken welke op het tijdstip van het in werking treden van het wijzigingsplan gebouwd zijn of gebouwd kunnen worden en welke afwijken van de bouwregels van het plan. Overgangsregels voor gebruik betreft het gebruik van onbebouwde gronden en bouwwerken in het plan, voor zover dit gebruik op het tijdstip van het rechtskracht verkrijgen van het plan (rechtens) afwijkt van de in het onderhavige plan gegeven bestemming.

Slotregel

Dit artikel ten slotte, geeft aan onder welke naam de regels van het wijzigingsplan kunnen worden aangehaald: "Wijzigingsplan Markiezaten - Borgvliet, De Wal".

Hoofdstuk 7 Uitvoeringsaspecten

7.1 Economische uitvoerbaarheid

Op grond van artikel 6:12 van de Wro dient de gemeenteraad een exploitatieplan vast te stellen voor gronden waarop een bouwplan zoals in het Bro is omschreven is voorgenomen. Het vaststellen van een exploitatieplan is niet nodig indien:

  • 1. het kostenverhaal anderszins is verzekerd;
  • 2. het bepalen van een tijdvak of fasering niet nodig is;
  • 3. het stellen van locatie-eisen of regels niet nodig is.

Wanneer de gemeente zelf eigenaar is van de gronden, dan is het (separaat) verhalen van kosten op anderen niet nodig. De kosten worden dan gedekt door de verkoop van bouwrijpe grond. De in dat kader gesloten overeenkomsten gelden ook als anterieure overeenkomsten over grondexploitatie.

In casu is de gemeente eigenaar van de braakliggende gronden in De Markiezaten. Ten behoeve van de verkoop van de gronden worden koopovereenkomsten gesloten. Gelet hierop, is kostenverhaal niet aan de orde dan wel is kostenverhaal anderszins verzekerd. Er bestaat geen noodzaak tot het opstellen van een exploitatieplan.

7.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

7.2.1 Resultaten vooroverleg

In het kader van het overleg ex artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is het conceptuitwerkingsplan toegezonden aan diverse instanties. De ontvangen reacties zijn betrokken bij de totstandkoming van het ontwerpuitwerkingsplan.

Via de website https://www.nieuwbouw-markiezaten.nl wordt actuele informatie verstrekt over de totale ontwikkeling en de deelprojecten.

7.2.2 Omgevingsdialoog

Op 14 september 2023 zijn direct omwonenden (circa 100 adressen) uitgenodigd voor een terreinbezoek en toelichting op de plannen voor de nieuwe woonbuurt de Wal. Daarop zijn circa 50 mensen langsgekomen en zijn diverse vragen en opmerkingen ontvangen. Ook naar aanleiding van deze uitnodiging zijn per mail diverse vragen en opmerkingen ontvangen.

In het algemeen leeft er een positieve grondhouding dat er 'eindelijk' iets gaat gebeuren en de woonbuurt wordt afgerond met passende woningen voor een actuele behoefte. Ook is men over het algemeen positief dat de woningbouw wordt gecombineerd met het behoud van de meeste aanwezige bomen en het mogelijk blijft een ommetje door het gebied te lopen.

De meeste vragen richten zich op de planning, de duur en eventuele hinder van de bouwwerkzaamheden.

Daarover is gemeld dat in de eerste helft 2024 het bouwrijpmaken (aanleg bouwwegen en nutsvoorzieningen) zal worden uitgevoerd. De feitelijke start bouw zal dan gefaseerd vanaf september 2024 kunnen plaatsvinden. De hinder als gevolg van de bouw duurt relatief kort. De meeste woningen zullen via prefabricage in relatief korte tijd op de locatie kunnen worden geplaatst. Het aantal transportbewegingen blijft daardoor aanmerkelijk beperkt ten opzichte van conventionele bouw. De duur van de totale ontwikkeling hangt met name af van het verloop van de verkoop en procedures.

Enkele andere vragen hadden betrekking op de mogelijkheid in aanmerking te komen voor een beoogde huur- of koopwoning, de beoogde bouwkavel of de koop van een stukje gemeentegrond grenzend aan een eigen perceel. Die vragen worden opgepakt zodra de woningbouwplannen verder zijn uitgewerkt.

Tenslotte was er een vraag van met name bewoners uit de aangrenzende woonbuurt, ten oosten van de Antwerpsestraatweg, die informeerden naar de mogelijkheid om bestaande bomen langs de Antwerpsestraatweg te rooien. Dat zal worden afgewogen bij de plannen voor de herinrichting van de Antwerpsestraatweg die separaat eveneens in 2024 op de uitvoeringsplanning staat.

afbeelding "i_NL.IMRO.0748.WP208a-0301_0023.png"  
Afbeelding 2: Impressie omgevingsdialoog  

7.2.3 Zienswijzeprocedure

Conform artikel 3.8 van de Wet ruimtelijke ordening heeft het ontwerpwijzigingsplan vanaf 21 december 2023 gedurende een termijn van zes weken ter inzage gelegen. Gedurende deze termijn van terinzagelegging is eenieder in de gelegenheid gesteld hun zienswijze naar voren te brengen. Gedurende deze periode van ter inzage legging zijn geen zienswijzen ingediend.

7.2.4 Vervolgprocedure

Na de vaststelling van het plan wordt het (gewijzigde) wijzigingsplan gedurende 6 weken ter visie gelegd. Belanghebbenden kunnen binnen deze termijn beroep en/of een verzoek om voorlopige voorziening bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State indienen.