direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Ielke Boonstraloane 42 te Garyp (verplaatsen bouwvlak)
Status: ontwerp
Plantype: wijzigingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0737.03PBIWP11-OW01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

De familie Van der Zee (hierna: 'initiatiefnemer') is voornemens om aan de Ielke Boonstraloane 42 te Garyp (hierna: 'plangebied') een nieuwe woning te bouwen. Kortgeleden is op dit adres een woning gesloopt. Deze woning verkeerde in een slechte staat van onderhoud en voldeed niet meer aan hedendaagse wooneisen (zie afbeelding 1.1). Voor de herbouw van de woning is het noodzakelijk dat het bouwvlak uit het geldende bestemmingsplan wordt 'verplaatst' (zie 1.3). Op 14 juli 2022 heeft het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tytsjerksteradiel besloten in principe medewerking te verlenen aan deze verplaatsing.

afbeelding "i_NL.IMRO.0737.03PBIWP11-OW01_0001.jpg"
Afbeelding 1.1 Voormalige woning (bron: Funda)

1.2 Locatie

Afbeelding 1.2 geeft globaal de ligging en begrenzing van het plangebied weer. Het plangebied ligt ten oosten van Garyp, in het bebouwingslint van de Ielke Boonstraloane. De zuidelijke en westelijke plangrens worden gevormd door agrarische percelen (zie ook afbeelding 1.3). Aan de oostzijde ligt een woonperceel (huisnummer 44). De noordgrens valt samen met de Ielke Boonstraloane. Het plangebied is kadastraal bekend als 'gemeente Bergum, sectie H, nummer 1597' en 'gemeente Bergum, sectie H, nummer 3841'.

afbeelding "i_NL.IMRO.0737.03PBIWP11-OW01_0002.jpg"
Afbeelding 1.2 Het plangebied (bron: perceelloep.nl)

1.3 Planologisch-juridisch kader

Het plangebied is onderdeel van het 'Bestemmingsplan Buitengebied 2013' (vastgesteld d.d. 27 juni 2013). Op grond van dit plan gelden de bestemmingen 'Wonen', 'Tuin', 'Agrarisch - Cultuurgrond' en de dubbelbestemming 'Waarde - Landschap (Woudenlandschap)'. Tevens is binnen de bestemming 'Wonen' een bouwvlak aangegeven. Afbeelding 1.3 laat de verbeelding van het geldende bestemmingsplan zien.
In artikel 33.5 van de bestemmingsplanregels is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen, waarmee de ligging van een bouwvlak kan worden gewijzigd. Hiervoor gelden twee voorwaarden (lid 1):

  • de oppervlakte van het bouwvlak mag niet groter worden dan 150 m²;
  • de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten mag niet hoger zijn dan de geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde.

Op de verbeelding van dit wijzigingsplan is een bouwvlak van 150 m2 opgenomen. In 4.2 komt de geluidsbelasting op de gevel van de nieuwe woning aan bod. Deze is lager dan de voorkeursgrenswaarde. Aan beide voorwaarden wordt dus voldaan.
De wijzigingsbevoegdheid wordt alleen toegepast als er tevens geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan (lid 2):

  • het straat- en bebouwingsbeeld;
  • de milieusituatie;
  • de woonsituatie;
  • de landschappelijke waarden;
  • de cultuurhistorische waarden;
  • de archeologische waarden;
  • de natuurwaarden;
  • de verkeersveiligheid;
  • de ontsluitingssituatie;
  • de parkeersituatie.

Deze voorwaarden komen in de navolgende hoofdstukken aan bod. Daaruit volgt dat er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan genoemde waarden.
De bestemming 'Agrarisch - Cultuurgrond' heeft betrekking op het westelijke deel van het plangebied. Deze bestemming is opgenomen met het oog op de te realiseren landschappelijke inpassing (zie 3.2)

afbeelding "i_NL.IMRO.0737.03PBIWP11-OW01_0003.jpg"
Afbeelding 1.3 Bestemmingsplan Buitengebied 2013 (bron: ruimtelijkeplannen.nl)

1.4 Leeswijzer

Het volgende hoofdstuk gaat in op het beleidskader van Rijk, provincie en gemeente. Hoofdstuk 3 beschrijft de huidige en toekomstige situatie binnen het plangebied. In Hoofdstuk 4 is het planvoornemen getoetst aan diverse wet- en regelgeving op het gebied van milieu, bodem, water, ecologie, archeologie en cultuurhistorie. De laatste twee hoofdstukken hebben betrekking op de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van dit wijzigingsplan.

Hoofdstuk 2 Beleidskader

2.1 Rijk

2.1.1 Nationale Omgevingsvisie

In de 'Nationale Omgevingsvisie - Duurzaam perspectief voor onze leefomgeving' (NOVI, september 2020) geeft het Rijk een langetermijnvisie op de toekomstige ontwikkeling van de leefomgeving in Nederland. De NOVI gaat uit van 4 prioriteiten: ruimte voor klimaatadaptatie en energietransitie; een duurzaam en (circulair) economisch groeipotentieel; sterke en gezonde steden en regio's; een toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied.
Naast deze prioriteiten zijn 21 nationale belangen geformuleerd, waaronder 'zorg dragen voor een woningvoorraad die aansluit op de woonbehoeften'. De ambitie is om tussen 2020 en 2035 circa 1,1 miljoen woningen toe te voegen aan de woningvoorraad en een goede kwaliteit van de woningvoorraad in regio's met bevolkingsdaling te behouden. De gebouwde omgeving moet in 2050 zoveel mogelijk CO2-arm, klimaatbestendig en natuurinclusief zijn ingericht.
Voor het maken van afwegingen met betrekking tot de nationale belangen zijn 3 afwegingsprincipes geformuleerd: combinaties van functies gaan voor enkelvoudige functies; kenmerken en identiteit van een gebied staan centraal; afwentelen wordt voorkomen.
Dit planvoornemen heeft geen direct raakvlak met de 21 nationale belangen uit de NOVI. In algemene zin wordt door de vervangende nieuwbouw aangesloten bij het streven om de kwaliteit van de woningvoorraad op peil te houden. Daarnaast worden de afwegingsprincipes in acht genomen. Zo wordt bij de inrichting van het plangebied rekening gehouden met de karakteristieken van het plaatselijke landschap (zie Hoofdstuk 3). Tevens wordt afwenteling van hemelwater voorkomen (zie 4.7).

2.1.2 Ladder voor duurzame verstedelijking

Het doel van de 'laddertoets' is zorgvuldig en duurzaam ruimtegebruik, met oog voor de toekomstige ruimtebehoefte en ontwikkelingen in de omgeving. Uit jurisprudentie blijkt dat de bouw van maximaal 11 woningen niet kan worden aangemerkt als een 'nieuwe stedelijke ontwikkeling' (artikel 1.1.1 Bro).1 Binnen het plangebied wordt één woning gebouwd. Deze komt in de plaats van een bestaande woning. Hoewel de laddertoets dus niet doorlopen hoeft te worden, is in deze toelichting wel ingegaan op de gevolgen van het plan voor de waterhuishouding, het milieu en het cultureel erfgoed (zie Hoofdstuk 4). Tevens wordt aandacht geschonken aan de behoefte (2.3.3) en uitvoerbaarheid (Hoofdstuk 5).

2.1.3 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

Het 'Besluit algemene regels ruimtelijke ordening' (Barro) voorziet in de juridische borging van het beleid uit de SVIR. In het Barro zijn regels opgenomen die de beleidsruimte van andere overheden inperken, daar waar nationale belangen dat noodzakelijk maken. Het gaat hier om de nationale belangen die in 2.1.1 genoemd zijn. Deze hebben geen inperkende werking voor dit wijzigingsplan.

2.1.4 Conclusie

Het planvoornemen sluit aan bij de NOVI en past binnen de regels voor duurzaam ruimtegebruik, zoals vertaald in de ladder voor duurzame verstedelijking. Er is geen sprake van een nationaal belang noch van een inperkende werking op grond van het Barro. Geconcludeerd kan worden dat het plan niet in strijd is met het ruimtelijk beleid van het Rijk.

2.2 Provincie

2.2.1 Grutsk op 'e Romte!

In 'Grutsk op 'e Romte - Structuurvisie 2014' (vastgesteld d.d. 1 april 2014) worden de landschappelijke en cultuurhistorische structuren van provinciaal belang in samenhang geanalyseerd, gewaardeerd en van een richtinggevend advies voorzien. Het doel hiervan is: "behoud en verdere ontwikkeling van de ruimtelijke kwaliteit door middel van informeren, adviseren en inspireren." De provincie hanteert voor de doorwerking van 'Grutsk' een tweesporenbeleid: bestuurlijke borging gebeurt via de Samenwerkingsagenda en juridische borging via de Verordening Romte Fryslân 2014 (zie 2.2.3). Gemeenten moeten in ruimtelijke plannen motiveren hoe ze met de provinciale belangen uit Grutsk zijn omgegaan.
Het plangebied behoort tot deelgebied 'Noordelijke Wouden' en het landschapstype 'Woudontginning met elzensingels'. Dit landschapstype wordt gekenmerkt door een "opstrekkende verkaveling vanuit de beek op de zandruggen van de uitlopers van het Drents plateau". Van provinciaal belang is onder meer: "Kleinschaligheid van het gebied met hoge dichtheid aan opstrekkende percelen (richting aan het landschap gevend), grensbeplanting van houtwallen en elzensingels ('in' de slootrand) en een dicht netwerk van kleinschalige infrastructuur (zandpaden en sloten), veenontginningsdorpen met verspreide bebouwing of dun bebouwde linten met een grillig verloop. In en nabij de dorpskernen dichter bebouwde linten en buurten." In Hoofdstuk 3 wordt ingegaan op de invulling van het plangebied. Daaruit blijkt dat de cultuurhistorische en landschappelijke waarden van dit deelgebied gerespecteerd worden. Op dit punt wordt eveneens verwezen naar 4.9 waarin het planvoornemen getoetst is aan de Cultuurhistorische Kaart Fryslân (CHK2) en de Friese Archeologische Monumentenkaart Extra (FAMKE).

2.2.2 Omgevingsvisie De romte diele

In de 'Omgevingsvisie De romte diele' (vastgesteld d.d. 23 september 2020) wordt de inhoud van het beleid uit het 'Streekplan Fryslân 2007' en 'Grutsk op 'e Romte' in grote lijnen voortgezet. De Omgevingsvisie geeft richting aan het handelen van de provincie (en is voor andere overheden, burgers of bedrijven niet bindend). Als hoofdambitie is geformuleerd: "brede welvaart in een vitaal, veerkrachtig, karakteristiek en gezond Fryslân". Er zijn negen principes geformuleerd die aangeven hoe de provincie te werk wil gaan en die richting geven bij het maken van keuzes. Dit zijn:

  • Zuinig ruimtegebruik;
  • Omgevingskwaliteit als ontwerpbasis;
  • Koppelen van ambities;
  • Gezond en veilig;
  • Rolbewust;
  • Decentraal wat kan;
  • Ja, mits;
  • Aansluiting zoeken;
  • Sturen op proces, ruimer op inhoud.


Met de Omgevingsvisie zet de provincie onder andere in op het bieden van "een compleet palet [...] van steden en dorpen met gevarieerde en aantrekkelijke woningen, bedrijvigheid en voorzieningen." Verder wordt benadrukt dat er ruimte is voor lokaal maatwerk en een gebiedsgerichte aanpak. De Omgevingsvisie bevat geen directe aanknopingspunten of belemmeringen voor het plangebied.

2.2.3 Verordening Romte Fryslân 2014

De 'Verordening Romte Fryslân 2014' (gewijzigd vastgesteld d.d. 21 maart 2021) bevat instructies op grond van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) over de inhoud van gemeentelijke ruimtelijke plannen en over de onderbouwing en motivering in de plantoelichting. Kortgezegd geeft de Verordening weer wat in een ruimtelijk plan wel (toestemming) of niet (verbod) is toegestaan. Bij een verbodsbepaling geeft de Verordening vaak ook afwijkingsbepalingen. Daaruit blijkt onder welke voorwaarden de ontwikkeling toch is toegestaan ('ja, mits'). De gemeente zal bij de toepassing van die afwijkingsbepaling afdoende moeten motiveren dat aan deze voorwaarden wordt voldaan. Bij het vooroverleg over ruimtelijke plannen kunnen gemeenten met de provincie afspraken maken over de invulling van de voorwaarden.

Sturingsfilosofie
De Verordening is gebaseerd op een tweesporenbenadering, met als uitgangspunt het beginsel van de Wro; 'lokaal wat kan, centraal wat moet'. Deze twee sporen zijn:

  • 1. Heldere, transparante rechtsgelijke afbakening van provinciale en gemeentelijke belangen;
  • 2. Ontwikkelingsgerichte samenwerking gebaseerd op gezamenlijke belangen die bij voorkeur vorm worden gegeven in een planologische samenwerkingsagenda en daarop gebaseerde afspraken en die, voor zover nodig, juridisch worden geborgd door middel van de Verordening.

De Verordening regelt de provinciale belangen die op voorhand door moeten werken naar gemeentelijke ruimtelijke plannen (spoor 1). Het gaat dan om belangen die niet doelmatig of doeltreffend op gemeentelijk niveau kunnen worden afgewogen en behartigd, omdat de effecten het lokale niveau overstijgen. Uitgangspunt is dat niet meer geregeld wordt dan noodzakelijk is. Dubbele regelgeving wordt ook vermeden. Verder is rekening gehouden met de verantwoordelijkheid van gemeenten. Binnen kwantitatieve en kwalitatieve randvoorwaarden is ruimte voor lokaal maatwerk. In het ontwikkelingsgerichte spoor levert de provincie actief haar bijdrage met kennis en inzicht, investeringen, programma's en projecten, organisatie- en regiekracht (spoor 2). Voor de doorwerking van het ruimtelijk beleid wordt nadrukkelijk ingezet op vooroverleg met gemeenten en afstemming tussen gemeenten.

Wonen
Artikel 1.1 van de Verordening sluit nieuwe stedelijke functies binnen het landelijk gebied in beginsel uit. Verstedelijking dient conform het Streekplan primair gebundeld te worden binnen bestaand stedelijk gebied. Dit bevordert een doelmatig gebruik van de ruimte, draagt bij aan sterke steden en vitale dorpen, en voorkomt onnodige verrommeling en versnippering van het landelijk gebied, aldus de Verordening. Het plangebied ligt buiten de begrenzing van het bestaand stedelijk gebied.
In afwijking van artikel 1.1 kan op grond van artikel 1.5.1 een nieuwe woning in het landelijk gebied worden toegestaan, in geval van verplaatsing of vervanging van een aldaar bestaande woning, mits:

  • 1. "per saldo het aantal woningen in het landelijk gebied gelijk blijft of afneemt, en
  • 2. in geval van vervanging de bestaande woning wordt gesloopt, en in geval van verplaatsing de locatie van de woning aan de woonbestemming wordt onttrokken, en
  • 3. het oppervlak van de nieuwe woning inclusief de bijgebouwen niet meer bedraagt dan 300 m², of de maat die het bestemmingsplan buitengebied als algemene regel hanteert voor bestaande burgerwoningen, dan wel niet meer dan het oppervlak van de bestaande woning inclusief de bestaande bijgebouwen indien dit oppervlak meer bedraagt dan 300 m², en
  • 4. de nieuwe woning qua omvang en uitstraling wordt ingepast binnen de landschappelijke en cultuurhistorische kernkwaliteiten."

Voor dit wijzigingsplan wordt aan deze voorwaarden voldaan. Het gaat om vervangende nieuwbouw, waarbij de bestaande woning is gesloopt (ad 1 en 2). Er is sprake van een nieuwe woning met een maximum bebouwingsoppervlak van 250 m2 (ad 3), zie 3.3). De nieuwe woning wordt op een landschappelijk en cultuurhistorisch verantwoorde wijze ingepast (ad 4, zie Hoofdstuk 3).

2.2.4 Conclusie

De structuurvisie 'Grutsk op 'e Romte!', de 'Omgevingsvisie De Romte Diele' en de 'Verordening Romte Fryslân 2014' leggen geen specifieke belemmeringen op aan het plangebied en de beoogde vervangende nieuwbouw. Zie ook Hoofdstuk 3 waaruit blijkt dat de toekomstige situatie binnen het plangebied geen afbreuk doet aan landschapswaarden die van provinciaal belang zijn. Het planvoornemen is aldus in overeenstemming met het provinciaal ruimtelijk beleid.

2.3 Gemeente

2.3.1 Bestemmingsplan Buitengebied 2013

Het plangebied is opgenomen in het 'Bestemmingsplan Buitengebied 2013' (vastgesteld d.d. 27 juni 2013). Op grond van dit plan gelden de bestemmingen 'Wonen', 'Tuin', 'Agrarisch - Cultuurgrond' en de dubbelbestemming 'Waarde - Landschap (Woudenlandschap)'. Tevens is binnen de bestemming 'Wonen' een bouwvlak opgenomen. Op grond van artikel 33.5 van de bestemmingsplanregels heeft het college beleidsruimte om het bouwvlak van woningen te verplaatsen. Van deze beleidsruimte wordt met dit wijzigingsplan gebruik gemaakt (zie ook 1.3). In 3.2 wordt op de betekenis van de dubbelbestemming 'Waarde - Landschap (Woudenlandschap)' voor de in het plangebied aanwezige boomsingels ingegaan.

2.3.2 Omgevingsvisie Tytsjerksteradiel 2021 - 2040

De 'Omgevingsvisie Tytsjerksteradiel 2021 - 2040' (november 2021) heeft als koers geformuleerd: "We wonen, werken en ontspannen in vitale en leefbare dorpen en een aantrekkelijk buitengebied. De leefomgeving beweegt mee met de ontwikkelingen van deze tijd, met respect voor de bestaande ruimtelijke en sociaal-culturele kwaliteiten." Eén van de ambities om die koers te bereiken is: 'iedere inwoner een passende woning'. De gemeente wil de woningvoorraad aanvullen en aanpassen, zodat vraag en aanbod beter op elkaar aansluiten. Een andere ambitie is: 'schone energie: beschikbaar voor iedere inwoner'. De gemeente stimuleert duurzame initiatieven waaronder het verduurzamen van woningen. Binnen het plangebied wordt een gedateerde woning vervangen door een moderne en duurzame woning. Dit sluit aan bij de ambities van de Omgevingsvisie.

2.3.3 Woonvisie 2019-2024

De 'Woonvisie 2019-2024' (vastgesteld juli 2019) stelt het toekomstbestendig wonen centraal. Er zijn vijf speerpunten geformuleerd:

  • 1. "Investeren in onze bestaande voorraad
  • 2. Zorgvuldige inzet op nieuwbouw
  • 3. Voldoende betaalbare en beschikbare sociale huurwoningen
  • 4. Wonen met zorg
  • 5. Streven naar leefbare dorpen."

Het eerste speerpunt is van belang voor dit wijzigingsplan. De gemeente wil naast het toevoegen van woningen, bestaande woningen transformeren. Dit wijzigingsplan past bij dit streven. Er ontstaat een energieneutrale woning, die aansluit bij hedendaagse wooneisen en een kwaliteitsimpuls geeft aan de plaatselijke woon- en leefomgeving. Dit laatste komt de leefbaarheid van Garyp ten goede (het vijfde speerpunt).

2.3.4 Welstandsnota

In de Welstandsnota is het plangebied ingedeeld bij 'Bebouwing BG - Besloten gebieden'. In dit welstandsgebied zijn perceelscheidingen in de vorm van boomsingels en houtwallen, landgoederen, kleine en grotere bospercelen kenmerkend. De bebouwing komt over het algemeen in een ruimtelijk patroon van linten voor. Daarnaast is sprake van individuele bebouwing (boerderijen) die veelal kleinschalig is. Voor welstandsgebied 'Bebouwing BG - Besloten gebieden' gelden specifieke criteria voor de ruimte, plaatsing, hoofdvorm, aanzichten en opmaak. Het woningontwerp voor de nieuwe woning zal hierop worden afgestemd.

2.3.5 Conclusie

Het planvoornemen voldoet aan de 'wijzigingsregels' die zijn opgenomen in het 'Bestemmingsplan Buitengebied 2013'. Verder wordt aangesloten bij het woonbeleid uit de 'Omgevingsvisie Tytsjerksteradiel 2021 - 2040' en de 'Woonvisie 2019-2024'. Tenslotte wordt voor het ontwerp van de nieuwe woning aansluiting gezocht bij de criteria uit de Welstandsnota voor welstandsgebied 'Bebouwing BG - Besloten gebieden'. Het wijzigingsplan past daarmee binnen het ruimtelijk beleid van de gemeente.

Hoofdstuk 3 Planbeschrijving

3.1 Huidige situatie

Afbeelding 3.1 geeft een goede indruk van de voormalige situatie aan de Ielke Boonstraloane 42 te Garyp. Er was een wâldhúske uit het begin van de jaren dertig aanwezig. De woning had een oppervlakte van circa 100 m2. Achter de woning was een vrijstaande berging aanwezig van circa 25 m2. Er was sprake van achterstallig onderhoud. Het wâldhúske voldeed niet meer aan hedendaagse wooneisen. Beide gebouwen zijn vorig jaar gesloopt. Op dat moment werd het wâldhúske al enige tijd niet meer bewoond.
Het plangebied bestaat uit twee smalle en langgerekte percelen. De maximale lengte is circa 100 m, terwijl de maximale breedte circa 20 m bedraagt. In totaal heeft het perceel een oppervlakte van 3.675 m2. Aan de zuid-, oost- en westkant van het oostelijke perceel zijn boomsingels met onderbegroeiing aanwezig. Dit is te zien op de onderste foto's van afbeelding 3.1. Langs deze drie perceelscheidingen liggen ook (droge) greppels/sloten. De noordzijde van het perceel bevat geen beplanting. Hier zijn een hekwerk en inrit aanwezig. Het westelijke perceel is een open agrarisch perceel dat tijdelijk voor opslag is gebruikt. Aan de noordzijde van dit perceel is een boomsingel/haag aanwezig.

afbeelding "i_NL.IMRO.0737.03PBIWP11-OW01_0004.jpg"
Afbeelding 3.1 Voormalige situatie (bron: Funda)

3.2 Toekomstige situatie

Het plangebied is, zoals gezegd in Hoofdstuk 2, onderdeel van de 'Noordelijke Wouden' en het landschapstype 'Woudontginning met elzensingels'. Dit landschapstype wordt gekenmerkt door een "opstrekkende verkaveling vanuit de beek op de zandruggen van de uitlopers van het Drents plateau". Van provinciaal belang is onder meer: "Kleinschaligheid van het gebied met hoge dichtheid aan opstrekkende percelen (richting aan het landschap gevend), grensbeplanting van houtwallen en elzensingels ('in' de slootrand) en een dicht netwerk van kleinschalige infrastructuur (zandpaden en sloten), veenontginningsdorpen met verspreide bebouwing of dun bebouwde linten met een grillig verloop."

Cultuurhistorie
In afbeelding 3.2 zijn vier kaartfragmenten opgenomen van de omgeving van het plangebied. Het plaatselijke landschap is ontgonnen vanuit de Susterfeart (ten zuiden van het plangebied) in lange, smalle stroken. Hierdoor is het opstrekkende verkavelingspatroon ontstaan. De lange zijden van de kavels worden meestal begeleid door boomsingels en sloten. De kaartfragmenten laten zien dat deze structuur door de jaren heen goed herkenbaar is gebleven, al zijn door schaalvergroting - vanaf de jaren zestig - sommige sloten en boomsingels verdwenen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0737.03PBIWP11-OW01_0005.jpg"
Afbeelding 3.2 Topografische kaarten1900, 1930, 1975 en 2022 (bron: topotijdreis.nl)

Landschappelijke inpassing
Op de 'Houtsingelkaart' van het 'Bestemmingsplan Buitengebied 2013' is het plangebied ingedeeld bij het 'Singellandschap'. Voor de drie boomsingels op de perceelscheidingen is aangegeven: 'houtsingel of haag bestaand (wel vergunbaar)'. Voor de singel langs de Ielke Boonstraloane geldt: 'houtsingel of haag bestaand (niet vergunbaar)'. Zie voor dit onderscheid afbeelding 3.3. Op grond van de dubbelbestemming 'Waarde - Landschap (Woudenlandschap)' geldt een omgevingsvergunningplicht voor het wijzigen van de verkavelingsstructuur, die mede wordt bepaald door het slotenpartoon en de houtsingels. Onder 'wijzigen van de verkavelingsstructuur' wordt onder meer begrepen: het geheel of gedeeltelijk verwijderen van houtsingels en het geheel of gedeeltelijk dempen, verbreden, verdiepen of aanleggen van watergangen. Een omgevingsvergunning voor deze activiteiten wordt uitsluitend verleend als er een landschappelijk inrichtingsplan is opgesteld dat in overeenstemming is met de landschappelijke waarden van het woudenlandschap (deze waarden zijn benoemd in begripsbepaling 1.95).

afbeelding "i_NL.IMRO.0737.03PBIWP11-OW01_0006.jpg"
Afbeelding 3.3 Houtsingelkaart (bron: Bestemmingsplan Buitengebied 2013)

Er is een ruimtelijk inrichtingsplan voor het plangebied opgesteld. Deze is opgenomen als afbeelding 3.4. Zie Bijlage 1 voor de tekening in schaal 1: 500. De vervangende nieuwbouw vraagt om het doorbreken van de houtsingel aan de westkant van het woonperceel. Waar nodig wordt er gesnoeid in de westelijke houtsingel, om te zorgen voor voldoende daglichttoetreding in de nieuwe woning. Aangezien de woning bijna energieneutraal wordt opgeleverd, is voldoende bezonning voor de zonnepanelen eveneens een must. Dit vraagt om uitdunning van de westelijke houtsingel. Daarbij worden in totaal 3 eiken gekapt. Ter plaatse zal ook de greppel gedempt worden, om te voorkomen dat de woning deels in de hellende greppelrand komt te liggen.

Het uitgangspunt van het ruimtelijk inrichtingsplan is handhaving van de bestaande verkavelingsopzet. Dat wil zeggen dat het huidige woonperceel niet verbreed wordt en daarmee zijn kenmerkende opstrek behoudt. Daarnaast blijven de zuidelijke en oostelijke houtsingels in tact. Het gedeeltelijk verwijderen van de houtsingel en de greppel aan de westkant, wordt gecompenseerd door langs het westelijke perceel een nieuwe houtsingel en een nieuwe greppel aan te leggen. De zuidelijke houtsingel wordt eveneens doorgetrokken op dit perceel (zie afbeelding 3.3 en 3.4). Hierbij worden de 'Richtlijnen met betrekking tot houtsingels en dykswâlen' uit het Bestemmingsplan Buitengebied 2013 nageleefd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0737.03PBIWP11-OW01_0007.jpg"
Afbeelding 3.4 Ruimtelijk inrichtingsplan (bron: Studio JK)

De woning
Het bebouwingslint van de Ielke Boonstraloane heeft een divers karakter. Er is variatie in bouwstijl, omvang en situering. De voormalige woning binnen het plangebied ligt op circa 3 m uit de rand van de weg. In de nieuwe opzet bedraagt deze afstand circa 27 m. Een dergelijke 'terugligging' komt vaker voor in het bebouwingslint van de Ielke Boonstraloane (zie bijvoorbeeld de woningen op nr. 23 en 25) en is gunstig voor de gevelbelasting vanwege wegverkeerslawaai (zie hiervoor 4.2). De nieuwe woning wordt in de lengterichting van het perceel gebouwd. Daarmee wordt het opstrekkende karakter van het perceel benadrukt.
Voor de maatvoering van de nieuwe woning is aangesloten bij de standaardmaat voor woningen in het buitengebied. Dat wil zeggen dat het oppervlak van het woonhuis, inclusief aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen, maximaal 250 m2 zal bedragen. Er is nog geen definitief woningontwerp opgesteld. Uitgangspunt hiervoor zijn de criteria voor welstandsgebied 'Bebouwing BG - Besloten gebieden' (zie 2.3.4).

Verkeer en parkeren
Op basis van de CROW-publicatie nr. 381 'Toekomstbestendig parkeren, van parkeerkencijfers naar parkeernormen' (versie 2018) bedraagt de verkeersgeneratie van een vrijstaande koopwoning binnen het buitengebied (niet stedelijk) 7,8-8,6 motorvoertuigbewegingen per etmaal. De nieuwe woning wordt via de Ielke Boonstraloane ontsloten. Vanaf het ontsluitingspunt is naar beide kanten toe goed zicht op de weg (en vice versa). Er worden geen knelpunten met betrekking tot de verkeersveiligheid en verkeersdoorstroming verwacht.
De CROW-publicatie geeft voor een vrijstaande koopwoning binnen het buitengebied (niet stedelijk) aan dat rekening moet worden gehouden met een parkeerbehoefte van 2-2,8 parkeerplaatsen. Uit afbeelding 3.4 blijkt dat binnen het plangebied voldoende ruimte is om aan deze parkeerbehoefte tegemoet te komen.

3.3 Juridische vormgeving

Dit wijzigingsplan wordt mogelijk gemaakt met toepassing van de wijzigingsbevoegdheid die is opgenomen in artikel 33.5 van het 'Bestemmingsplan Buitengebied 2013' (vastgesteld d.d. 27 juni 2013). Een wijzigingsbevoegdheid stelt burgemeester en wethouders in staat te besluiten om de bestemming van een locatie te wijzigen, onder de in het bestemmingsplan opgenomen voorwaarden (zie 1.3). De procedure die wordt doorlopen is vastgelegd in artikel 3.9a van de Wet ruimtelijke ordening (Wro). Afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is tevens van toepassing.
Een wijzigingsplan dient vergezeld te gaan van een Toelichting. In de toelichting wordt uiteengezet of er vanwege de voorgenomen wijziging sprake is van een 'goede ruimtelijke ordening’. Het wijzigingsplan zelf bestaat uit een verbeelding en Regels. In de regels zijn de bestemming 'Wonen - A1' en 'Tuin' en de dubbelbestemming 'Waarde - Landschap (Woudenlandschap)' uit het 'moederplan' overgenomen (voor zover van toepassing). Het wijzigingsplan is zodanig vormgegeven dat het voldoet aan de vereisten van de Wro en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Voor de vormgeving en de bijbehorende verbeelding is aangesloten bij de Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2012. Het wijzigingsplan voldoet aan de digitale verplichting zoals deze per 1 januari 2010 van kracht is.

Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten

4.1 m.e.r.-plicht

Op grond van het Besluit milieueffectrapportage (Besluit m.e.r.) moet getoetst worden of een plan of besluit voorziet in, of een kader vormt voor, activiteiten die (mogelijk) belangrijke nadelige gevolgen kunnen hebben voor het milieu. Het planvoornemen valt niet onder onderdeel C of D van het Besluit m.e.r.. In bijlage D wordt gesproken over "de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject". In aansluiting bij de Ladder voor duurzame verstedelijking (zie 2.1.2) geldt onderhavig planvoornemen niet als stedelijke ontwikkeling. Dat betekent dat er geen sprake is van een m.e.r.-(beoordelings)plicht. Er geldt wel een vergewisplicht, waarvoor een vormvrije m.e.r.-beoordeling moet worden doorlopen. Het geheel van (de onderzoeken in) dit hoofdstuk wordt beschouwd als vormvrije m.e.r.-beoordeling. Daaruit blijkt dat sprake is van beperkte effecten en een aanvaardbaar project.

4.2 Wet geluidhinder

In het kader van de Wet geluidhinder (Wgh) bevinden zich langs alle wegen geluidzones, met uitzondering van wegen die tot een woonerf behoren en wegen waarvoor een maximumsnelheid van 30 km/uur geldt. De breedte van een geluidzone wordt bepaald door het aantal rijstroken en de ligging in stedelijk of buitenstedelijk gebied. Als een ruimtelijk plan voorziet in nieuwe geluidgevoelige bebouwing binnen de zone van een weg, kan akoestisch onderzoek nodig zijn.

Plangebied
Binnen het plangebied wordt nieuwe geluidgevoelige bebouwing toegevoegd. Adviesbureau WMA heeft een akoestisch onderzoek uitgevoerd. Het onderzoeksrapport is opgenomen als Bijlage 2. In dit rapport is het volgende geconcludeerd:
"Uit het onderzoek is gebleken dat de geluidsbelasting vanwege het verkeer op de Ielke Boonstraloane op de geveldelen lager is dan de voorkeurswaarde. Om het plan mogelijk te maken is er geen hogere grenswaarde geluid nodig. Er hoeven geen maatregelen overwogen te worden om de geluidsbelasting op de toekomstige woning te verminderen. De minimum isolatiewaarde van 20 dB is voldoende om de binnenwaarde van 33 dB te halen. Een aantal Rijkswegen zoals de N31, N356 en de N913 liggen op dusdanig grote afstand van het bouwplan dat ze niet van invloed zijn."

Indirecte hinder
Dit wijzigingsplan heeft betrekking op vervangende nieuwbouw. Er worden geen wooneenheden toegevoegd. De verkeersgeneratie neemt dus niet toe ten opzichte van de voormalige situatie. Het plan heeft daarmee geen effect op de gevelbelasting van omliggende woningen en leidt dus niet tot 'indirecte hinder'.

4.3 Milieuzonering

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is afstemming tussen bedrijfsactiviteiten, voorzieningen en gevoelige functies (woningen) noodzakelijk. Bij deze afstemming kan gebruik worden gemaakt van de richtafstanden uit de VNG-publicatie Bedrijven en Milieuzonering (editie 2009). Een richtafstand is de afstand waarbij onaanvaardbare milieuhinder als gevolg van bedrijfsactiviteiten redelijkerwijs kan worden uitgesloten. De omgeving van het plangebied is het best te typeren als 'rustige woonomgeving'. Dat betekent dat de richtafstanden onverkort worden toegepast. Er liggen twee bedrijven in de omgeving van het plangebied. Aan de Ielke Boonstraloane 40 te Garyp is een bouwbedrijf aanwezig. In het 'Bestemmingsplan Buitengebied 2013' is nr. 40 bestemd als 'Bedrijf - 2'. Op grond van deze bestemming zijn bedrijven in de milieucategorieën 1 en 2 toegestaan. Hiervoor gelden richtafstanden van 10-30 m. De woning binnen het plangebied ligt op ten minste 50 m uit de grens van de bestemming 'Bedrijf - 2'. Aan de Ielke Boonstraloane 17 te Garyp is een melkrundveehouderij aanwezig. Dit bedrijf is bestemd als 'Agrarisch - Bedrijf grondgebonden'. Voor een melkrundveehouderij geldt een richtafstand van 100 m vanwege het aspect 'geur'. De nieuwe woning ligt op minimaal 180 m uit de bestemmingsgrens van het bedrijf. Het plangebied ligt dus buiten de richtafstanden van beide bedrijven. Aangenomen mag worden dat onaanvaardbare milieuhinder redelijkerwijs kan worden uitgesloten.

4.4 Luchtkwaliteit

Nederland heeft de Europese regels met betrekking tot luchtkwaliteit geïmplementeerd in de Wet milieubeheer (Wm). Het wijzigingsplan leidt, zoals gezegd in 4.2, niet tot een toename in verkeersbewegingen. Op grond van de Wm draagt het plan daarmee 'niet in betekenende mate' (NIBM) bij aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Onderzoek naar luchtkwaliteit is derhalve niet noodzakelijk.

4.5 Externe veiligheid

Externe veiligheid gaat over de risico's voor mens en milieu bij gebruik, opslag en vervoer van gevaarlijke stoffen. Ook de risico's die luchthavens geven vallen hieronder. Inwoners van een bepaald gebied kunnen te maken krijgen met plaatsgebonden risico (PR). Dit is de kans per jaar dat één persoon overlijdt door een ongeluk met een gevaarlijke stof. In theorie zou die persoon zich onafgebroken en onbeschermd op één bepaalde plaats moeten bevinden. Deze kans mag niet groter zijn dan één op de miljoen. Het groepsrisico (GR) legt een relatie tussen de kans op een ramp en het aantal mogelijke slachtoffers. Het is een maatstaf voor de verwachte omvang van een ramp. Bij de berekening van het GR spelen twee factoren mee:

  • de aard en de hoeveelheid van de gevaarlijke stoffen;
  • het aantal potentiële slachtoffers. In een omgeving met veel inwoners is dit aantal bijvoorbeeld groter dan in een dunbevolkt gebied.


Het plangebied ligt buiten de invloedzones van bedrijven die onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen vallen, van overige gevaarlijke inrichtingen, van transportroutes voor het vervoer van gevaarlijke stoffen en van aardgastransportleidingen (bron: atlasleefomgeving.nl). Dit is weergegeven in afbeelding 4.1.

afbeelding "i_NL.IMRO.0737.03PBIWP11-OW01_0008.jpg"
Afbeelding 4.1 Uitsnede risicokaart (bron: atlasleefomgeving.nl)

4.6 Bodem

De Wet bodembescherming (Wbb) beoogt een effectieve bescherming te bieden voor de kwaliteit van de bodem en het grondwater. Aan de ene kant bevat de wet bepalingen ter regulering van handelingen die een bedreiging vormen voor bodem en grondwater. In de tweede plaats is de wet gericht op de aanpak en sanering (of beheer) van bestaande verontreinigingen. Door bij de aanvraag omgevingsvergunning voor de activiteit 'bouwen' te toetsen aan de Wbb, kan voorkomen worden dat de woning gebouwd wordt op verontreinigde grond. De Wbb is de wettelijke grondslag voor enkele besluiten en regelingen. Eén daarvan is het Besluit Bodemkwaliteit.
Het Besluit Bodemkwaliteit (Bbk) streeft naar duurzaam bodembeheer waarbij een balans gezocht wordt tussen bescherming van de bodemkwaliteit voor mens en milieu enerzijds en het gebruiken van de bodem voor maatschappelijke ontwikkelingen anderzijds. Het Besluit bevat regels voor kwaliteitsborging (Kwalibo), bouwstoffen, grond en baggerspecie. Bij het opstellen van ruimtelijke plannen moet de vraag worden beantwoord of de aanwezige bodemkwaliteit past bij het huidige of toekomstige gebruik van die bodem en of deze optimaal op elkaar kunnen worden afgestemd. Het uitgangspunt hierbij is dat aanwezige bodemverontreiniging geen onaanvaardbaar risico oplevert voor de gebruikers van de bodem en dat de bodemkwaliteit niet verslechtert door grondverzet. Dit is het zogeheten stand still-beginsel.
Sigma Bouw & Milieu heeft een verkennend milieukundig bodemonderzoek uitgevoerd. De resultaten van dit onderzoek zijn opgenomen in het rapport 'verkennend milieukundig bodemonderzoek volgens NEN 5740+A1 Ielke Boonstraloane nr. 42 te Garyp' (15 november 2022). Sigma komt tot de volgende conclusie: "Op basis van de resultaten van het verkennend bodemonderzoek blijkt dat de locatie niet vrij is van bodemverontreiniging. Het grondwater ter plaatse van peilbuis 1 [zie afbeelding 4.2] bevat o.a. koper verhoogd t.o.v. de interventiewaarde. Ter verificatie hiervan wordt geadviseerd het grondwater ter plaatse van peilbuis 1 opnieuw te bemonsteren en te analyseren op het gehalte barium en koper. Voor het overige bevat het grondwater ter plaatse van de onderzoekslocatie plaatselijk verontreinigingen t.o.v. de streefwaarde. De plaatselijk verhoogd gemeten chemische verontreiniging overschrijden de tussenwaarde en/of de bodemindex >0.5 niet en geven daardoor geen aanleiding tot het instellen van een nader onderzoek." Er is afgezien van een herbemonstering van peilbuis 1. Het gaat hier om een natuurlijk verhoogde achtergrondwaarde. Voor de details van het onderzoek wordt verwezen naar het rapport dat is opgenomen als Bijlage 3. Nader bodemonderzoek is niet noodzakelijk.


afbeelding "i_NL.IMRO.0737.03PBIWP11-OW01_0009.jpg"
Afbeelding 4.2 Ligging boorpunten (bron: Sigma Bouw & Milieu)

4.7 Water

Beleid
Op grond van artikel 3.1.6 Besluit ruimtelijke ordening (Bro) moet in de toelichting op ruimtelijke plannen een waterparagraaf worden opgenomen. Deze paragraaf laat zien hoe rekening is gehouden met de gevolgen van het plan voor de waterhuishouding. Het plangebied ligt in het beheergebied van Wetterskip Fryslân. Het waterbeleid voor dit gebied is vastgelegd in het 'Waterbeheerprogramma 2022-2027'.

Plangebied
De huidige en toekomstige inrichting van het plangebied zijn beschreven in Hoofdstuk 3. Daaruit blijkt dat dit wijzigingsplan betrekking heeft op vervangende nieuwbouw van een woning. Het bebouwd oppervlak neemt daardoor toe met maximaal 130 m2. Inclusief terreinverharding bedraagt de totale toename in verhard oppervlak maximaal 200 m2. De drempel voor compensatie van oppervlakteverharding binnen het landelijk gebied (1.500 m2) wordt daarmee niet gehaald.
Er wordt waterberging gecreëerd. De bestaande sloot langs de zuidzijde van het plangebied wordt verbreed. Het afstromende hemelwater kan hier geborgen en afgevoerd worden. De te verbreden sloot heeft geen status op de Leggerkaart van Wetterskip Fryslân. De initiatiefnemer vraagt hiervoor een omgevingsvergunning aan (zie 3.2).
Voor de bouw van de woning wordt uitsluitend gebruik gemaakt van duurzame en niet-uitlogende bouwmaterialen. Dat betekent dat er geen uitspoeling van verontreinigende stoffen naar het grond- of oppervlaktewater plaatsvindt.
Geconcludeerd kan worden dat het wijzigingsplan geen (negatief) effect heeft op de waterhuishouding.


Watertoets
Op 27 februari 2022 is de digitale watertoetsprocedure doorlopen. Daaruit volgt dat de normale procedure van toepassing is. Het watertoetsdocument is opgenomen als Bijlage 4. Het advies van Wetterskip Fryslân wordt te zijner tijd in deze paragraaf verwerkt.

4.8 Ecologie

Quickscan
In het kader van de Wet natuurbescherming (Wnb) is het noodzakelijk om bij ruimtelijke ontwikkelingen te beoordelen in hoeverre er natuurwaarden in het geding zijn. Het plangebied is bezocht door een ecoloog van Alecedo Natuurprojecten en beoordeeld op het voorkomen van natuurwaarden. Daarbij is zowel naar soortbescherming als gebiedsbescherming gekeken. De resultaten van het onderzoek zijn samengevat in het rapport 'Quickscan Flora & Fauna Ielke Boonstraloane 42 9263 TS, Garyp' (zie Bijlage 5). De volgende conclusies worden getrokken:

  • 1. 1. Welke beschermde planten- of diersoorten, zoals genoemd in de Wnb zijn op de onderzochte locatie aangetroffen of kunnen er op basis van biotoopkenmerken of recente verspreidingsgegevens er worden verwacht?
    Conclusie: Er zijn op de onderzochte locatie aanwijzingen gevonden die duiden op de aanwezigheid van via de Wnb beschermde planten- of diersoorten. Het betreft egel, kleine marterachtigen.
  • 2. Wat zijn de effecten van de voorgenomen plannen of de voorgenomen ingreep op de gunstige staat van instandhouding van deze beschermde planten- of diersoorten?
    Conclusie: De geplande ingreep heeft, mits goed uitgevoerd, geen impact op de gunstige staat van instandhouding van deze soorten. Zie 4.
  • 3. Worden bij uitvoer van de voorgenomen plannen of de voorgenomen ingreep verbodsbepalingen van de Wnb overtreden?
    Conclusie: Er worden bij uitvoer van de voorgenomen plannen, mits goed uitgevoerd, geen verbodsbepalingen van de Wnb overtreden.
  • 4. Zijn er op voorhand mogelijkheden om negatieve effecten op beschermde planten- en diersoorten te voorkomen?
    Conclusie: ja, deze zijn te voorkomen door om voorafgaand aan de kap van de drie zomereiken en het rooien van de bestaande houtwal, een nieuwe houtwal aan te planten zoals omschreven in het voorgenomen plan (Bijlage 1).
  • 5. Is aanvullend onderzoek op basis van het vleermuisprotocol, kennisdocumenten of handreiking kleine marterachtigen noodzakelijk?
    Conclusie: aanvullend onderzoek op basis van het vleermuisprotocol en handreiking kleine marterachtigen is niet noodzakelijk wanneer de adviezen zoals onder 4 worden beschreven worden opgevolgd.
  • 6. Wat zijn te verwachten gevolgen/effecten van de voorgenomen plannen of de voorgenomen
    ingreep op NNN of N2000?
    Conclusie: Dit is niet van toepassing. Wel wordt geadviseerd een Aerius-calculatie uit te laten voeren om zodoende de stikstofdepositie op het nabijgelegen N2000 gebied te meten [zie hierna]."

De nieuwe houtwallen worden aangelegd voordat de bestaande beplanting gerooid wordt (conform nr. 4). Deze aanleg en het rooien van de bestaande beplanting gebeurt onder ecologische begeleiding (conform nr. 2). Geconcludeerd kan worden dat de aanwezige natuurwaarden geen belemmering vormen voor de uitvoering van het wijzigingsplan.

Stikstof
Op 1 juli 2021 is de Wet stikstofreductie en natuurverbetering in werking getreden. Onderdeel van deze wet is de vrijstelling voor bouw-, sloop- en eenmalige aanlegactiviteiten, de zogeheten 'bouwvrijstelling'. De Raad van State heeft inmiddels geoordeeld dat deze bouwvrijstelling niet voldoet aan het Europees natuurbeschermingsrecht (ABRvS, 2 november 2022, ECLI:NL:RVS:2022:3159). Dit betekent dat zowel voor de realisatie- als gebruiksfase de stikstofbelasting beoordeeld moet worden.


Realisatiefase
Tijdens de bouwfase worden voor de nieuwbouw een mobiele kraan, verreiker en betonpomp ingezet. Voor de te verbreden sloot is een graafmachine nodig. Tenslotte moet rekening gehouden worden met bouwverkeer voor de aanvoer van materialen, mobiele werktuigen en personeel. Er is een Aeriusberekening voor de realisatiefase opgesteld. Deze is toegevoegd als Bijlage 6. Hieruit blijkt dat de stikstofdepositie binnen Natura 2000-gebieden minder dan 0,00 mol/ha/jaar bedraagt .


Gebruiksfase
Aangezien de nieuwe woning in de plaats komt van een andere woning, neemt het aantal verkeersbewegingen in de gebruiksfase niet toe. Verwacht mag worden dat de stikstofuitstoot zelfs afneemt, omdat de nieuwe woning - in tegenstelling tot de gesloopte woning - geen gasaansluiting krijgt. Voor de gebruiksfase is daarom geen Aeriusberekening opgesteld.


Conclusie
Uit het voorgaande volgt dat het aspect 'stikstof' geen rol speelt bij de uitvoering van dit wijzigingsplan.

4.9 Archeologie en cultuurhistorie

Archeologie
Archeologische waarden dienen op grond van de Erfgoedwet te worden meegewogen in de besluitvorming over ruimtelijke ingrepen. Op de Friese Archeologische Monumentenkaart Extra (FAMKE) is voor de perioden 'steentijd-bronstijd' en 'ijzertijd-middeleeuwen' aangegeven dat bij bodemingrepen van meer dan 2,5 hectare respectievelijk 5.000 m2, een historisch en karterend (proefsleuven)onderzoek verricht moet worden. Het plangebied heeft een oppervlakte van circa 1.660 m2. De drempel voor archeologisch onderzoek wordt daarmee niet gehaald.

Cultuurhistorie
Als gevolg van het beleid Modernisering Monumentenzorg is per 1 januari 2012 in het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.6.1) bepaald dat overheden verplicht zijn cultuurhistorie integraal mee te wegen bij het opstellen van ruimtelijke plannen. Dit is gebeurd door raadpleging van diverse beleidsnota's (zie Hoofdstuk 2), door het uitvoeren van een cultuurhistorische analyse (zie 3.2) en door toetsing aan de dubbelbestemming 'Waarde - Landschap (Woudenlandschap)' (zie 3.2). Daarnaast is de Cultuurhistorische Kaart Fryslân (CHK2) geraadpleegd. Uit de CHK2 blijkt dat het plangebied onderdeel is van een landschap met 'opstrekkende verkaveling, grootschalige regelmaat'. Het gaat hier om een verkaveling waarbij de lengterichting dominant is in de percelering en waarbij tevens sprake is van een grote lengte-breedte verhouding. Uit Hoofdstuk 3 blijkt dat deze verkaveling (inclusief bijbehorende boomsingels) gerespecteerd wordt. Het cultuurhistorisch belang is daarmee voldoende geborgd.

Hoofdstuk 5 Uitvoerbaarheid

5.1 Economische uitvoerbaarheid

De kosten voor realisatie van dit wijzigingsplan komen voor rekening van de initiatiefnemer. Dat geldt ook voor eventuele planschadekosten, die daarmee ‘anderszins verzekerd’ zijn. Omdat het kostenverhaal anderszins verzekerd is, zal het college bij de vaststelling van het wijzigingsplan tevens besluiten dat er geen exploitatieplan zal worden vastgesteld. Dit is conform artikel 6.12 onder 2 van de Wet ruimtelijke ordening.

Met de initiatiefnemer wordt een planschadeovereenkomst afgesloten waarin vastgelegd wordt dat eventueel uit te betalen vergoedingen voor planschade, verhaald worden op de initiatiefnemer.

5.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Dit wijzigingsplan wordt in het kader van artikel 3.1.1 Besluit ruimtelijke ordening voorgelegd aan de 'overlegpartners', waaronder de provincie Fryslân en Wetterskip Fryslân. Het plan wordt daarnaast voor de duur van zes weken ter inzage gelegd. Als het vooroverleg of de terinzagelegging aanleiding geeft tot planaanpassingen, dan zullen die te zijner tijd in dit hoofdstuk worden vermeld.