direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Molenhof Mijdrecht
Status: vastgesteld
Plantype: wijzigingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0736.BPW007molenhof-va01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding en doel

De gemeenteraad van De Ronde Venen heeft op 1 juli 2010 het Masterplan Haitsmahof / Molenhof vastgesteld voor nadere uitwerking. Dit Masterplan is planologisch-juridisch vertaald in he bestemmingsplan 'Kom Mijdrecht'. Dit bestemmingsplan is op 27 juni 2013 vastgesteld door de gemeenteraad van De Ronde Venen.

Het Masterplan schetst de kaders waarbinnen toekomstige bouwplannen kunnen worden ontwikkeld. Uiteindelijk zijn de plannen uit het Masterplan niet in de oorspronkelijke vorm tot uitvoering gekomen. De gemeente De Ronde Venen wil nog steeds het voorzieningenniveau van Mijdrecht op peil houden.

Voorliggend wijzigingsplan draagt in belangrijke mate bij aan het op peil houden van het voorzieningenniveau. In het raadsbesluit van maart 2014 over de Allonge op de SOK Molenhof wordt bevestigd dat ook de raad zich achter het initiatief schaart, omdat de nieuwe Molenhof een impuls betekent voor het Mijdrechtse dorpscentrum. Zo is er behoefte aan versterking van het aanbod, meer beleving in een aantrekkelijke omgeving met voldoende en gratis parkeermogelijkheden. Een supermarkt fungeert als publiekstrekker en de locatie zal functioneren als bronpunt aan de noordzijde van het centrum. De omliggende winkels zullen hiervan profiteren evenals de rest van het Mijdrechtse centrum. Voorgenoemd raadsbesluit is opgenomen als Bijlage 1.

afbeelding "i_NL.IMRO.0736.BPW007molenhof-va01_0001.png"

Afbeelding 1: Luchtfoto met plangebied van het Masterplan Haitsmahof/Molenhof

In het bestemmingsplan 'Kom Mijdrecht' zijn twee wijzigingsbevoegdheden opgenomen, waarbij het Masterplan Haitsmahof/Molenhof als uitgangspunt dient. Het voorliggende wijzigingsplan vormt de uitkomst van de toepassing van één van deze wijzigingsbevoegdheden en maakt de ontwikkeling van de Molenhof mogelijk.

De ontwikkeling van de Molenhof omvat circa 370 m2 bvo aan ruimte voor detailhandel en dienstverlening met daarboven tien appartementen gelegen op meerdere verdiepingen. De bewoners van de appartementen hebben de beschikking over een zelfstandig parkeerterrein met twaalf parkeerplaatsen. Daarnaast wordt een supermarkt van maximaal 1.800 m2 bvo gerealiseerd en een parkeerterrein met 74 parkeerplaatsen.

1.2 Plangebied

Het plangebied ligt aan de noordelijke entree van het centrum van Mijdrecht en bevindt zich op de hoek van de Dorpsstraat en de Kerkvaart. De Molenhof ligt ten zuiden van de Kerkvaart en is een verouderde winkelpassage straatje die niet meer als zodanig in gebruik is. De entree van deze winkels bevindt zich aan de Dorpsstraat tegenover winkelcentrum de Lindeboom. In de Molenhof staan nu de winkelpanden leeg behoudens een tijdelijke invulling van één van de panden. Daarnaast bevinden zich enkele losse panden op het achterterrein, waar ook een parkeerterrein aanwezig is. Tot slot bevindt zich in het plangebied een twee-onder-een-kap woning aan de Kerkvaart, die wordt bewoond. De westelijk gesitueerde woning - Kerkvaart 9-11 - blijft behouden in de nieuwe situatie en maakt dan ook geen onderdeel uit van het wijzigingsplan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0736.BPW007molenhof-va01_0002.png"

Afbeelding 2: Bestemmingsplan 'Kom - Mijdrecht' met plangebied rood omlijnd (bron: ruimtelijkeplannen.nl)

In artikel 5.7 van de planregels van bestemmingsplan 'Kom Mijdrecht' zijn twee wijzigingsbevoegdheden opgenomen. 'Wro-zone - wijzigingsgebied 1' ziet op de Molenhof en burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming ter plaatse daarvan te wijzigen naar een nieuwe bestemming, te noemen 'Centrum - 3', met inachtneming van de volgende regels:

  • a. Bij het uitvoeren van deze wijzigingsbevoegdheid dienen de volgende regels uit het Masterplan Haitsmahof/Molenhof in acht te worden genomen voor zover het betreft:
    • 1. plaatsing, hoogte en vormgeving van de gebouwen;
    • 2. ligging en vormgeving van de openbare ruimte;
    • 3. de ontsluiting van het gebied of een gelijkwaardig alternatief;
  • b. Binnen deze bestemming zijn de volgende functies toegestaan:
    • 1. detailhandel en dienstverlening tot een maximum van 1.300 m2 bvo;
    • 2. supermarkt tot een maximum van 1.800 m2 bvo;
    • 3. wonen, waarbij geldt dat er maximaal 40 woningen zijn toegestaan;
    • 4. verkeer;
    • 5. parkeervoorzieningen.
  • c. Bij het uitvoeren van deze wijzigingsbevoegdheid dient er voldoende parkeergelegenheid gerealiseerd te worden.

Ter plaatse van de noordwestelijke hoek van het plangebied bevindt zich de aanduiding 'Wro-zone - wijzigingsbevoegdheid 3'. Daarbij zijn de regels van 'Wro-zone - wijzigingsbevoegdheid 1' van toepassing met uitzondering van de hoogten uit het Masterplan Haitsmahof/Molenhof, waarbij de hoogten zoals opgenomen in het Masterplan met maximaal 3 meter mag worden overschreden.

1.3 Procedure wijzigingsbevoegdheid

In artikel 3.9a Wet ruimtelijke ordening is bepaald dat op de procedure voor wijziging van het bestemmingsplan afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing is. Dit houdt in dat de uitgebreide totstandkomingsprocedure wordt gevolgd, ook wel de uniforme openbare voorbereidingsprocedure genoemd. Hieronder worden de procedure stapsgewijs toegelicht.

Het wijzigingsplan wordt besproken in de raadscommissie, dit volgens afspraken die in het kader van bestemmingsplan 'Kom Mijdrecht' zijn gemaakt. Het voorontwerp wijzigingsplan wordt voorgelegd aan de betrokken bestuurlijke instanties, zoals waterschap, provincie en andere diensten die betrokken zijn bij dit plan. Dit bestuurlijk vooroverleg is verplicht op grond van artikel 3.1.1 Besluit ruimtelijke ordening. Na het vooroverleg en eventuele aanpassingen wordt het ontwerp wijzigingsplan ter inzage gelegd en vindt een formele kennisgeving plaats van het ontwerpbesluit. Gedurende de terinzagelegging, de termijn hiervan bedraagt 6 weken, heeft eenieder de mogelijkheid een zienswijze op het ontwerpwijzigingsplan naar voren te brengen. Aan de hand van de ingebrachte zienswijzen kan het plan eventueel worden aangepast.

Binnen een termijn van acht weken na het verloop van de termijn van de terinzagelegging, beslist het college van burgemeester en wethouders van De Ronde Venen omtrent vaststelling van het wijzigingsplan. Het besluit tot vaststelling treedt in werking met ingang van de dag na verloop van de beroepstermijn. Tegen de vaststelling van een wijzigingsplan staat rechtstreeks beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

1.4 Leeswijzer

In hoofdstuk 2 van de toelichting wordt zowel de huidige situatie als het plan beschreven. Vervolgens wordt in hoofdstuk 3 het beleidskader van het Rijk, de provincie Utrecht en de gemeente De Ronde Venen uiteengezet. In hoofdstuk 4 wordt ingegaan op de omgevingsaspecten die voor dit plangebied relevant zijn. Hoofdstuk 5 beschrijft de juridische opzet waarbij de verbeelding en de planregels worden besproken. Tot slot volgt in hoofdstuk 7 een beschrijving van de uitvoerbaarheid van het plan.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

2.1 Beschrijving huidige situatie

2.1.1 Historie

Mijdrecht is één van de grote kerkdorpen in de gemeente De Ronde Venen. Voor een groot deel bestond Mijdrecht uit drooggemaakte veenplassen, welke na 1926 nagenoeg zijn verdwenen. Rondom het plangebied maken de Dorpsstraat, Hofland en Bozenhoven deel uit van de lintweg die de dorpen Vinkeveen, Waverveen, Mijdrecht en Wilnis verbindt. Dit was daardoor de belangrijkste weg van Mijdrecht. Langs dit lint hebben zich boerderijen gevestigd. Later zijn er op sommige plekken woonconcentraties ontstaan en ontstonden langs de Dorpsstraat ook de eerste winkels.

Vanaf 1977 hebben verschillende functieverschuivingen plaatsgevonden in en rondom het plangebied. De winkel- en woonfunctie hebben de belangrijkste posities ingenomen in de dorpskern. De woonfunctie is toegenomen in de kern, waar zich ook monofunctionele winkelcentra bevinden, waaronder de Molenhof. De Molenhofpassage is inmiddels gesloten en huisvestte voorheen diverse winkels. Ook omliggende panden zijn in onbruik geraakt. Tot slot bevindt zich in het plangebied een twee-onder-een-kap woning aan de Kerkvaart, die wordt bewoond.

2.1.2 Ruimtelijke structuur

Mijdrecht heeft een uniek morfologisch karakter. De verhoogde ligging van het lint ten opzichte van de omliggende polders is uniek. Dit komt voort uit het landschap en de wijze waarop de mens het landschap heeft gevormd. Dit morfologische karakter is een waardevol element, waarmee de scheiding tussen het centrum van Mijdrecht, het industrieterrein en de woongebieden duidelijk zichtbaar is.

Het centrum van Mijdrecht bestaat uit een langgerekte hoofdstraat, de Dorpsstraat, die aan de zuidkant overgaat in Bozenhoven. Haaks op de Dorpsstraat bevindt zich een aantal straten die het centrumgebied verbindt met het omliggende gebied. De Kerkvaart/Kerkstraat is daarbij historisch gezien de belangrijkste as. In deze zijstraten zijn in beginsel geen winkels aanwezig, maar overheerst de woonfunctie. Het oude karakter van de Dorpsstraat is op plaatsen nog herkenbaar in kleinschalige arbeiderswoningen en boerderijen. De detailhandel is de afgelopen eeuw sterk toegenomen, waardoor veel van deze bebouwing is vervangen, zoals ook in het plangebied.

Aan de noordkant van het centrum - ter hoogte van de Kerkvaart - begint het voetgangersgebied en eindigt aan de zuidkant ter hoogte van de Prinses Beatrixlaan. Kenmerkend voor het winkelgebied van Mijdrecht is de langgerektheid. Het winkelgebied heeft twee polen. De noordelijke pool wordt gevormd door winkelcentrum de Lindeboom en de daar tegenover gelegen Molenhof. De Dorpsstraat is autovrij en heeft een verblijfsfunctie. De woonfunctie is in sommige delen van het centrum beperkt. Nieuwe ontwikkelingen gaan vrijwel altijd uit van detailhandel gecombineerd met wonen op de verdieping.

afbeelding "i_NL.IMRO.0736.BPW007molenhof-va01_0003.png"

Afbeelding 3: Luchtfoto met het plangebied rood omkaderd (bron: BingMaps)

Het plangebied ligt aan het voetgangersgebied in de Dorpsstraat en is per fiets te bereiken. De Dorpsstraat gaat aan de noordkant over in de Hofland. Het plangebied wordt voor gemotoriseerd verkeer ontsloten via het zuidelijke gedeelte van de Hofland. Het noordelijke deel van de Hofland heeft een aansluiting op de provinciale weg N201 en is de belangrijkste ontsluitingsweg voor Mijdrecht. De westkant van het centrum van Mijdrecht wordt onder meer ontsloten door de Kerkvaart. Woonbebouwing wordt daar afgewisseld met maatschappelijke voorzieningen, waar voorheen ook detailhandel aanwezig was.

2.1.3 Functionele inrichting

Het centrum van Mijdrecht kent een aantal deelgebieden. Eén van deze deelgebieden is de Molenhof. In de Molenhof waren verschillende winkels gevestigd. Het geheel geeft een gedateerde en verloederde aanblik en dient te worden vernieuwd. Inmiddels zijn de winkels uit het winkelcentrum en is de entree van de winkelpassage aan de Dorpsstraat niet meer open. Daarnaast is een pand op het achterterrein dichtgetimmerd en is er sprake van achterstallig onderhoud van de openbare ruimte.

afbeelding "i_NL.IMRO.0736.BPW007molenhof-va01_0004.png"

Afbeelding 4: Bestaande situatie Molenhof vanaf kruising Dorpsstraat en Kerkvaart

In de noordwestelijke hoek van het plangebied bevindt zich een twee-onder-een-kap woning. Het parkeerterrein is nog in gebruik voor bezoekers van het centrum van Mijdrecht. Het terrein is voorzien van een hek, dit om sociale overlast in de avonduren te voorkomen. Het parkeerterrein is met zijn vele hoeken en nissen slecht te overzien vanaf de openbare weg.

afbeelding "i_NL.IMRO.0736.BPW007molenhof-va01_0005.png"

Afbeelding 5: Bestaande situatie op het parkeerterrein aan de Kerkvaart

2.2 Planbeschrijving

2.2.1 Bebouwing en functionele structuur

De ontwikkeling van de Molenhof omvat circa 370 m2 bvo detailhandel en dienstverlening. Op de verdieping bevinden zich tien appartementen van uiteenlopende grootte, variërend van circa 84 m2 tot 160 m2. De bewoners van de appartementen hebben de beschikking over een zelfstandig parkeerterrein met twaalf parkeerplaatsen. Achter op het terrein wordt een supermarkt van maximaal 1.800 m2 bvo gerealiseerd en een parkeerterrein met 74 parkeerplaatsen. Het gehele parkeerterrein wordt groen ingebed met bomen en hagen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0736.BPW007molenhof-va01_0006.png"

Afbeelding 6: Situatietekening ontwikkeling Molenhof (bron: voorlopig ontwerp Groosman architecten)

Van de bestaande twee-onder-een-kap woning aan de Kerkvaart, blijft de meest westelijke woning en bijbehorend erf behouden in de nieuwe situatie. Zo blijft het bestaande gebruik gewaarborgd en in het ontwerp is rekening gehouden met de situering en dimensionering van de te behouden woning.

De voorgevel in de Dorpsstraat met de winkelfronts sluiten aan bij het Masterplan en de bestaande hoofdstructuur van Mijdrecht. Het bouwvolume valt uiteen in voor het oog individuele panden, zodat de dimensionering aansluit bij de (historische) structuur van de Dorpsstraat. Bij de voorgevel van de supermarkt aan de Kerkvaart is eveneens aansluiting gezocht bij de maat en schaal van de bestaande bebouwing, waaronder ook de naastgelegen woning. Door het aanbrengen van kap past de supermarkt in de bestaande structuur.

afbeelding "i_NL.IMRO.0736.BPW007molenhof-va01_0007.png"

Afbeelding 7: Impressie ontwikkeling Molenhof - hoek Dorpsstraat en Kerkvaart (bron: voorlopig ontwerp Groosman architecten)

De Kerkvaart is een historisch straatje, dat haaks ligt op de Dorpsstraat en in het verlengde van de Kerkstraat. De bestaande zichtlijnen en structuren ter hoogte van de kruising van de Dorpsstraat en de Kerkvaart worden behouden en versterkt met het terugleggen van de gevellijn. In lijn met het Masterplan ontstaat in deze straat een levendig beeld met verschillende winkels en wonen. Dit brengt de historische situatie terug. In de bestaande situatie wordt de straat gekenmerkt door gesloten zij- en achterkanten van winkels.

De beeldkwaliteit van de ontwikkeling sluit aan bij het Masterplan Haitsmahof/Molenhof, hoewel de ontwikkeling kleinschaliger is dan daarin is opgenomen. De Kerkvaart is een aanloopstraat van het centrum, met de entree van de supermarkt en een winkel.

De Kerkvaart is de ontsluitingsstraat voor het project en heeft nu een smal profiel. Om de verkeerskundige situatie te verbeteren is de rooilijn van het appartementengebouw aan de Kerkvaart op de hoek met de Dorpsstraat teruggelegd. Het ontwerp sluit aan bij de voorgestelde beeldkwaliteit van het Masterplan Haitsmahof/Molenhof, waardoor de Kerkvaart een levendig woonstraatje wordt met bedrijvigheid in de plint. De bebouwing kent een hoogwaardige afwerking en sluit qua ritme, schaal en afwerking aan bij de maat van individuele huizen. De hoek van de Dorpsstraat en de Kerkvaart vormt - in lijn met het Masterplan - een hoogteaccent met vier bouwlagen (bovenste laag is in de kap). De hoogte van de bebouwing aan de Dorpsstraat neemt vervolgens af naar drie bouwlagen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0736.BPW007molenhof-va01_0008.png"

Afbeelding 8: Impressie ontwikkeling Molenhof - zicht vanaf Kerkvaart richting Dorpsstraat (bron: voorlopig ontwerp Groosman architecten)

2.2.2 Beeldkwaliteit

In de wijzigingsbevoegdheid in het bestemmingsplan 'Kom Mijdrecht' is het vereiste opgenomen dat bij het uitvoeren ervan een aantal stedenbouwkundige regels uit het Masterplan Haitsmahof/Molenhof in acht wordt genomen. Het gaat hierbij om regels ten aanzien van:

  • Plaatsing, hoogte en vormgeving van de gebouwen;
  • Ligging en vormgeving van de openbare ruimte;
  • De ontsluiting van het gebied of een gelijkwaardig alternatief.

In het Masterplan Haitsmahof/Molenhof wordt uitgebreid ingegaan op de beeldkwaliteit voor de verschillende onderdelen van het plan. Hiermee is getracht eenheid in het gebied aan te brengen door juist de belangrijke openbare ruimten in het plan als uitgangspunt te nemen. Ten aanzien van voorliggend plan is de in het Masterplan beschreven beeldkwaliteit van de Kerkvaart en de Dorpsstraat van belang, daarin wordt ook ingegaan op de hoek met de Dorpsstraat.

In het Masterplan is de beeldkwaliteit van de ontwikkeling van de Kerkvaart - en daarmee voor de herontwikkeling van de Molenhof - nader beschreven op een aantal aspecten:

  • Architectuur en sfeer: gericht op individualiteit en geen herhaling, zodat er sprake is van een traditioneel, maar eigentijds dorps karakter;
  • Ritme: de bouweenheden hebben de maat van individuele huizen, die in breedte variëren tussen de 5 en 10 meter;
  • Bouwhoogte: in hoogte aansluiten bij de bebouwing met circa 2 lagen met kap of 3 lagen met een plat dak. Op de hoek van de Dorpsstraat en de Kerkvaart wordt de bouwhoogte verbijzonderd met een bouwhoogte van 4 lagen;
  • Entree en expeditie: entreepartijen, gevelopeningen en entree van expeditie worden zorgvuldig gedetailleerd vormgegeven. De expeditie wordt in één pand ondergebracht;
  • Plint: levendige plint met afwisseling van winkels en woningen;
  • Daken: het toepassen van daklijsten en karakteristieke gevelbeëindigingen. Daarnaast is gekozen voor traditionele kappen en daklijsten, waarvan de hoogte en vorm divers is. Dakkapellen zijn klein en worden ten behoeve van wonen toegepast.
  • Openbare ruimte: straatverlichting kent een hoog verlichtingsniveau en is klassiek en sfeervol van karakter. Bij de entree van de supermarkt wordt fietsparkeren mogelijk gemaakt.

De uitgangspunten voor de beeldkwaliteit vanuit het Masterplan Haitsmahof/Molenhof hebben als startpunt gefungeerd voor het ontwerp. In het ontwerp is specifiek aandacht besteed aan een eigentijds karakter, dat passend is binnen de bestaande structuur van het gebied.

2.2.3 Terreininrichting en verkeersontsluiting

De ontwikkeling omvat twee parkeerterreinen, waarvan één uitsluitend ter beschikking staat van de bewoners van het appartementengebouw. Door de aangebrachte wand aan de zijde van de Kerkvaart wordt de beslotenheid en het privé-karakter van dit parkeerterrein benadrukt (zie afbeelding 6). Het parkeerterrein omvat 12 parkeerplaatsen. Daarnaast wordt een parkeerterrein met een capaciteit van 74 parkeerplaatsen gerealiseerd dat toegankelijk is voor het winkelend publiek en de bezoekers van de supermarkt. Er worden tevens circa 110 fietsparkeerplaatsen gerealiseerd. Het parkeerterrein wordt groen ingebed met bomen en hagen. Bezoekers van de nabijgelegen kerk kunnen gebruik blijven maken van het parkeerterrein.

afbeelding "i_NL.IMRO.0736.BPW007molenhof-va01_0009.png"

Afbeelding 9: Impressie ontwikkeling Molenhof - zicht vanaf Kerkvaart op supermarkt (bron: voorlopig ontwerp Groosman architecten)

De expeditie van de supermarkt is inpandig en hoogwaardig vormgegeven. Vrachtverkeer zal het parkeerterrein oprijden om vervolgens achterop het terrein de expeditieruimte in te rijden en daar te laden en lossen. De bevoorrading van de supermarkt vindt plaats met containers oftewel wisselbakken. De vrachtwagen rijdt achteruit de expeditieruimte binnen en lost daar de wisselbak. Het bevoorraden vindt grotendeels inpanding plaats. Hoewel het kantelen en plaatsen van de wisselbakken hoorbaar is, wordt met deze wijze van bevoorraden de geluidsoverlast richting de omgeving bij het laden en lossen beperkt. Ten behoeve van de verkeersveiligheid en om de bevoorrading van de winkels te vergemakkelijken is de rooilijn van de bebouwing aan de Kerkvaart op de hoek van de Dorpsstraat teruggelegd.

Het aanbrengen van heggen en bomen zorgt voor een betere structuur van de Kerkvaart. Het parkeerterrein van de supermarkt wordt met deze beplanting aan het oog onttrokken. De toegangen tot het parkeerterrein worden zo kleiner gemaakt en daarmee wordt de openheid van het parkeerterrein beperkt, zodat dit beter aansluit op de omgeving. Het parkeerterrein van de te realiseren woningen krijgt een privé-karakter door de te plaatsen overkapping en het hekwerk.

De bestaande voetgangersdoorgang van het parkeerterrein naar de Dorpsstraat komt te vervallen met deze ontwikkeling.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Rijk

3.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

In 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte in werking getreden. In deze structuurvisie geeft het kabinet aan waar het naar streeft: Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig. Om dat te bereiken brengt het Rijk de ruimtelijke ordening zo dicht mogelijk bij degene die het aangaat en laat het meer over aan gemeenten en provincies ('decentraal, tenzij...'). Het Rijk kiest voor een selectieve inzet van rijksbeleid op 13 nationale belangen. Buiten deze 13 belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid.

De juridische borging van de nationale belangen vindt plaats in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). In het Barro zijn onder andere de regelingen met betrekking tot de Ecologische Hoofdstructuur (EHS), Rijksbufferzones, Nationale Landschappen, de Waddenzee en militaire terreinen opgenomen. Een aantal regelingen is 'getrapt' vastgelegd. Dit wil zeggen dat de provincies en gemeenten verplicht zijn dit beleid nader uit te werken. Dit betreft bijvoorbeeld de EHS.

3.1.1.1 Betekenis voor het project

De 13 nationale belangen zijn niet van betekenis voor dit wijzigingsplan. Dit houdt in dat de betekenis van de nationale structuurvisie voor het bestemmingsplangebied zodoende zeer beperkt is. Het relevante beleidskader wordt gevormd door provincie en vooral de gemeente.

3.1.2 Besluit ruimtelijke ordening

In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is de ladder voor duurzame verstedelijking verankerd. Deze ladder is gericht op vraaggericht programmeren en het zorgvuldig benutten van ruimte. De ladder bevat drie treden waarmee ruimtelijke besluiten moeten worden gemotiveerd. Om dit mogelijk te maken is het Bro met ingang van 1 oktober 2012 gewijzigd en wel de artikelen 1.1.1. en 3.1.6.

De ladder van duurzame verstedelijking houdt het volgende in:

  • a. Er wordt beschreven dat de voorgenomen stedelijke ontwikkeling voorziet in een actuele regionale behoefte;
  • b. Indien uit de beschrijving onder a blijkt dat sprake is van een actuele regionale behoefte, wordt beschreven in hoeverre in die behoefte binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan worden voorzien door benutting van beschikbare gronden door herstructurering, transformatie of anderszins, en;
  • c. Indien uit de beschrijving onder b blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan plaatsvinden, wordt beschreven in hoeverre wordt voorzien in die behoefte op locaties die, gebruikmakend van verschillende manieren van vervoer, passend ontsloten zijn of als zodanig worden ontwikkeld.
3.1.2.1 Betekenis voor het project

In de huidige situatie kent het gebied een centrumbestemming, waarbinnen o.a. detailhandel, al dan niet in de vorm van grootschalige of volumineuze detailhandel is toegestaan. De winkels die in het gebied tot voor kort aanwezig waren, zijn ten behoeve van de sloop en herontwikkeling van het winkelcentrum Molenhof uitgeplaatst. Het nu voorliggende wijzigingsplan maakt de herontwikkeling van het gebied mogelijk, zodat de plek weer voor detailhandel kan worden gebruikt.

De locatie Molenhof maakt onderdeel uit van het Masterplan Haitsmahof & Molenhof. Voor het masterplan is een Distributie Planologisch Onderzoek (Centrum Mijdrecht, de toekomst in beeld) verricht. De resultaten van het onderzoek zijn de basis geweest voor het programma van het masterplan. Het programma dat op de Molenhof werd voorzien is groter dan wat nu in het vooorliggende wijzigingsplan mogelijk wordt gemaakt. Zo worden minder woningen mogelijk gemaakt en omvat de ontwikkeling minder ruimte voor detailhandel en dienstverlening dan in de wijzigingsbevoegdheid is opgenomen. Zo blijft een haalbare ontwikkeling over met een passend programma.

Ook kwalitatief betekent de herontwikkeling een goede toevoeging. De ontwikkeling past in de beoogde ruimtelijk-functionele structuur van het Masterplan voor het centrum. Het architectonisch hoogwaardige plan levert een kwaliteitsimpuls voor het noordelijke deel van het centrum. De huidige Molenhof is een passagewinkelcentrum en wordt gesloopt. Hiervoor in de plaats komt ruimte voor detailhandel aan de Dorpsstraat, met er boven woningen, een goede parkeervoorziening en een trekker in de vorm van een supermarkt. De locatie zal gaan functioneren als bronpunt aan de noordzijde van het centrum en draagt bij aan een compact en dynamisch kernwinkelgebied met goede circuitvorming. Ook krijgt de openbare ruimte een upgrade, doordat langs de Kerkvaart en op de hoek met de Dorpsstraat meer ruimte zal ontstaan voor het langzame verkeer, door o.a. bredere trottoirs en het terugleggen van de bebouwing op de hoek Dorpsstraat - Kerkvaart.

3.2 Provincie Utrecht

3.2.1 Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie 2013-2025

In de Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie (PRS) beschrijft de provincie Utrecht het ruimtelijk beleid voor de periode tot 2028. In de PRS geeft de provincie aan welke doelstellingen van de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte zij van provinciaal belang achten, welk beleid daarbij hoort en hoe zij uitvoering geeft aan dit beleid.

De provincie Utrecht moet aantrekkelijk blijven om te wonen, werken en recreëren. Het ruimtelijk beleid resulteert in drie pijlers:

  • een duurzame leefomgeving;
  • vitale dorpen en steden;
  • landelijk gebied met kwaliteit.

Deze pijlers leiden tot de volgende belangrijke beleidsopgaven:

  • accent op de binnenstedelijke opgave;
  • behoud en versterken kwaliteit landelijk gebied.

Pijler duurzame leefomgeving

Met de ontwikkeling van een duurzame leefomgeving wordt voorgesorteerd op de klimaatverandering. De ambitie is om in 2040 als provincie klimaatneutraal en klimaatbestendig te zijn. Voor klimaatbestendigheid is het belangrijk te beschikken over een duurzaam en robuust bodem- en watersysteem en waterveiligheid. In de steden moet een aantrekkelijk, gezond en veilig woon- en werkklimaat behouden blijven. Bij de keuze van nieuwe verstedelijkingslocaties kan rekening worden gehouden met de gevolgen van bodemdaling en waterrisico’s.

Pijler vitale steden en dorpen

Door de ontwikkeling van wonen en werken vooral in het bestaande stedelijke gebied te laten plaatsvinden, behouden we vitale dorpen en steden. Ten minste twee derde deel van de opgave dient binnenstedelijk (zowel steden als dorpen) gerealiseerd te worden. Deze ontwikkeling is alleen mogelijk als er tegelijk voldoende aandacht blijft voor de leefbaarheid en (ruimtelijke) kwaliteit van de stedelijke gebieden en voor een recreatief aantrekkelijke en bereikbare kernrandzone.

3.2.1.1 Betekenis voor het project

De ontwikkeling vormt een uitwerking van één van de belangrijke provinciale beleidsopgaven, namelijk het accent op de binnenstedelijke opgave. Overeenkomstig de pijler van vitale steden en dorpen vindt hier ontwikkeling van wonen en werken plaats binnen het bestaande stedelijke gebied. De ontwikkeling van de Molenhof is dan ook in overeenstemming met het ruimtelijk beleid van de provincie Utrecht.

3.2.2 Provinciale Ruimtelijke Verordening

Het ruimtelijk beleid uit de Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie 2013-2025 is uitgewerkt en juridisch verankerd in de Provinciale Ruimtelijke Verordening. De Verordening is op 4 februari 2013 vastgesteld door Provinciale Staten van Utrecht. Vervolgens hebben Provinciale Staten de Verordening tweemaal partieel herzien, namelijk op 10 maart 2014 en 3 november 2014.

3.2.2.1 Betekenis voor het project

In artikel 1.1 lid 3 van de Provinciale Ruimtelijke Verordening is bepaald dat de verordening van toepassing is op ruimtelijke plannen, waaronder bestemmingsplannen als bedoeld in artikel 3.1 Wet ruimtelijke ordening. In de toelichting op deze bepaling wordt hierover het volgende opgemerkt "het bestemmingsplan waarin uitwerkingsverplichtingen en wijzigingsbevoegdheden zijn opgenomen dient te voldoen aan de bepalingen van deze regeling. Het bestemmingsplan kan, met de maximale flexibiliteitsmogelijkheden, worden getoetst aan de bepalingen van deze regeling". Kortom, voorafgaand aan de vaststelling van het bestemmingsplan 'Kom Mijdrecht' is de daarin opgenomen wijzigingsbevoegheden beoordeeld door de provincie als in lijn met haar beleid en verordening.

Het moederplan - bestemmingsplan 'Kom Mijdrecht' is getoetst aan de voorheen geldende provinciale ruimtelijke verordening. Vandaar dit hier enkel wordt ingegaan op de bepalingen die gelden vanuit de vigerende Provinciale Ruimtelijke Verordening, voor zover hier relevant.

Vanuit de Verordening is ten eerste de daarin opgenomen Mobiliteitstoets en ten tweede de bepalingen ten aanzien van het stedelijk gebied van belang voor dit wijzigingsplan. Op grond van artikel 3.7 Verordening dient de toelichting op een ruimtelijk plan waarin ruimtelijke ontwikkelingen zijn voorzien, zoals voorliggend wijzigingsplan, een beschrijving te bevatten van het aantal verplaatsingen die deze ruimtelijke ontwikkelingen tot gevolg hebben en of er door het aantal verplaatsingen knelpunten kunnen ontstaan op het ontsluitende en omliggende verkeersnetwerk voor de diverse modaliteiten. In paragraaf 4.3 van deze toelichting is een dergelijke beschrijving opgenomen.

Daarnaast dient op grond van artikel 3.1 Verordening de toelichting op een ruimtelijk plan een beschrijving te bevatten van de wijze waarop rekening is gehouden met energiebesparing en het toepassen van duurzame energiebronnen. In paragraaf 4.11 wordt nader ingegaan op de duurzaamheid van voorliggende ontwikkeling alsook de toepassing van duurzame energiebronnen. In artikel 3.1 is eveneens bepaald dat in de toelichting op ruimtelijke plannen die betrekking hebben op grootschalige verstedelijking wordt ingegaan op de wijze waarop rekening is gehouden met overstromingsgevaar. Blijkens de toelichting op de Verordening moet bij grootschalige verstedelijking onder meer worden gedacht aan ontwikkelingen van vergelijkbare omvang, zoals die mogelijk wordt gemaakt in artikel 3.2 Verordening (Toekomstige woonlocatie). In dit artikel zijn ontwikkelingen opgenomen variërend van 50 tot 5.000 nieuwbouw woningen. Deze ontwikkeling is kleinschaliger van aard, vandaar dat een specifieke toelichting ten aanzien van het overstromingsgevaar niet is opgenomen. Wel wordt in paragraaf 4.7 ingegaan op het aspect water binnen deze ontwikkeling.

3.3 Gemeente De Ronde Venen

3.3.1 Structuurvisie De Ronde Venen

De structuurvisie De Ronde Venen is door de raad vastgesteld op 17 oktober 2013. In het jaar 2030 heeft De Ronde Venen een herkenbare uitstraling met een eigen karakter. Inwoners en bezoekers weten wat de gemeente te bieden heeft met haar landschap, dorpen, recreatiegebieden en natuurschoon. Initiatieven vanuit burgers en ondernemers worden ondersteund.

Positie

De Ronde Venen heeft een unieke plek in het Groene Hart en in de Noordvleugel van de Randstad. Het beste uit deze twee werelden wordt ingezet in het belang van de inwoners. De Ronde Venen is een groene en duurzame gemeente; onderdeel van het bestuurlijke en fysieke netwerk van de Amsterdamse Metropool. Dit maakt De Ronde Venen tot een geliefde woon-, werk- en recreatiegemeente.

Binnen het Groene Hart en de Metropool zijn diverse (overheids)partijen actief. De Ronde Venen is een interessante partner, omdat gewerkt wordt vanuit gedeelde belangen. Door samenwerking kan optimaal worden voorzien in de behoeften van onze inwoners en de regio.

Groene Hart

De bron van het succes van de gemeente is het gevarieerde en levendige landschap waarin wordt gewerkt, gewoond en gerecreëerd. Het beschermen en versterken van de kwaliteit van het landelijk gebied nemen een centrale plaats in, in het ruimtelijk beleid.

Het karakter van dit stukje Groene Hart wordt bepaald door uitzichten (1), extensief gebruik en kleinschaligheid (2), panorama en decor (3), dorpslinten en dorpsgezichten (4) en de nabijheid van de stad (5). In 2030 is het karakter van het landschap overeind gebleven, ondanks dat diverse veranderingen hebben plaatsgevonden.

Randstad

De Ronde Venen is onderdeel van de Noordvleugel van de Randstad (Amsterdam- Utrecht) en voelt zich betrokken bij de opgaven waar de Noordvleugel mee wordt geconfronteerd. De partners erkennen de rol die de gemeente speelt en respecteren de grenzen die vanuit de landschappelijke kwaliteit worden gesteld. Gezocht wordt naar win-win oplossingen voor vraagstukken rond wonen, werken, duurzame ontwikkelingen, recreatie en mobiliteit. De Ronde Venen werkt intensief samen met buurgemeenten in de Noordvleugel.

Levendigheid en bedrijvigheid zijn essentieel voor de kwaliteit van de dorpen en het landelijk gebied. Duurzame ontwikkeling en innovatie bieden de kans om deze kwaliteit te behouden en te versterken. De gemeente voert stevig regie op ruimtelijke ontwikkeling door het geven van richting, stimuleert initiatieven en loopt daarbij ondernemers niet voor de voeten met onnodige regelgeving.

De bescherming en versterking van het karakter van het landschap wordt door zowel ondernemers, gebruikers en de gemeente als gezamenlijke opgave gezien. De gemeente investeert in de communicatie en het leggen van verbindingen, zodat de verschillende partijen elkaar goed kunnen vinden.

3.3.1.1 Betekenis voor het project

De ontwikkeling van de Molenhof sluit aan bij de gemeentelijke doelstelling om de kwaliteit van dorpen te behouden en te versterken. Met de ontwikkeling van woningen, detailhandel en dienstverlening alsook de realisatie van een supermarkt wordt bijgedragen aan de levendigheid en bedrijvigheid van Mijdrecht.

3.3.2 Nota Detailhandelsstructuur De Ronde Venen 2020 Kracht van Kernen

De gemeente De Ronde Venen heeft haar detailhandelsbeleid opgenomen in de Nota Detailhandelsstructuur De Ronde Venen 2020 'Kracht van Kernen', welke is vastgesteld (in werking getreden op 21 juni 2013).

De winkelstructuur in De Ronde Venen is relatief gezond in vergelijking met winkelgebieden in andere gemeenten. Dit wordt bevestigd met de vestiging van filialen van grootwinkelbedrijven in de gemeente en investeringen van lokale ondernemers in hun winkel. De winkelstructuur is echter aan verandering onderhevig. Er wordt meer gekocht bij grote supermarkten, er is meer behoefte aan vermaak bij het winkelen en het internetwinkelen neemt toe. Mede vanwege de crisis ontstaat er meer concurrentie tussen verschillende winkelgebieden. Dit kan leiden tot problemen op het gebied van leegstand en uitstraling in het beeld van de winkelstraten en winkelcentra in De Ronde Venen.

De gemeente zet daarom in op compacte kerngebieden waar winkels geclusterd zijn, met goede looproutes en meer dynamiek. Sterker maken wat al sterk is. Er wordt ruimte gegeven aan marktinitiatieven – ook als er sprake is van uitbreiding van oppervlakte – mits de winkellocatie is gelegen binnen het kerngebied en mits er draagvlak voor die uitbreiding is binnen de dorpskern. Binnen het kernenbeleid past geen puur eenzijdige benadering van initiatieven vanuit een hoofdwinkelstructuur. De kracht van kernen staat centraal.

De gemeente zet concreet in op:

  • 1. Versterking van de winkelgebieden die passen in de gewenste winkelstructuur. Dit doen we door investeringen te benutten voor dynamiek op de juiste plekken en versnippering te voorkomen;
  • 2. Sterke centrumgebieden met passend perifeer beleid. Dit doen we door in te zetten op clustering in compacte gebieden. Er komt geen brancheverbreding voor winkelaanbod op het bedrijventerrein;
  • 3. In samenwerking met partijen ontwikkelen van een marketingaanpak, waar detailhandel onderdeel van uitmaakt.
  • 4. Een eenduidige en dorpse sfeer en inrichting van de openbare ruimte
  • 5. Het waarborgen van bereikbare en veilige winkelgebieden.

Centrum Mijdrecht

Het centrum van Mijdrecht is vanwege haar omvang en verzorgingsfunctie het grootste winkelcentrum van de gemeente. Hier komen bezoekers van zowel dichtbij als van buiten de gemeente naar toe om boodschappen te doen, te winkelen of doelgericht enkele winkels te bezoeken. De gemeente wil het recreatieve aanbod versterken.

Er zijn verschillende uitgangspunten benoemd voor de ontwikkeling van het centrum van Mijdrecht, hieronder zijn diegene benoemd die voor de Molenhof relevant zijn:

  • Behoud van het multifunctionele karakter van het winkelgebied, bestaande uit winkels, horeca, dienstverlening, weekmarkt, woningen boven winkels, etc..
  • Behoud van supermarkten, als trekkers voor het winkelgebied. Voor boodschappenaanbod is het centrum van Mijdrecht het hoofdwinkelcentrum, waar grotere supermarkten mogelijk zijn.
  • Gelet op marktomstandigheden en om leegstand te voorkomen, binnen het centrum van Mijdrecht en de Bedrijven Investeringszone Centrum Mijdrecht, een kernwinkelgebied aan te geven dat kleiner is dan het totale centrum. Binnen dit kernwinkelgebied is de detailhandel, daghoreca en consumentgerichte dienstverlening hoofdzakelijk gevestigd. Aan de zuidkant ligt de begrenzing aan de Bozenhoven nabij de Hema. Aan de noordkant ligt de begrenzing bij de kruising Dorpsstraat-Helmstraat. Nieuwe winkelinitiatieven vinden binnen het kernwinkelgebied plaats en bevorderen de clustering en circuitvorming.
  • Binnen het kernwinkelgebied zijn consumentgerichte voorzieningen mogelijk, buiten het kernwinkelgebied is functieverandering mogelijk naar andere functies zoals een woning.
  • Woningen, boven winkels en aan de randen van het kernwinkelgebied, zorgen voor levendigheid in het centrum en voorzien in de behoefte van inwoners om dichtbij de voorzieningen te wonen. Het bieden van meer woonmogelijkheden boven winkels en aan de randen van het kernwinkelgebied is het uitgangspunt.
  • Ontwikkeling is meer gericht op vervanging van bestaand aanbod dan uitbreiding. Grootschalige uitbreidingen zijn mogelijk indien de haalbaarheid en meerwaarde is aangetoond, ze binnen het kernwinkelgebied plaatsvinden en geen grote negatieve effecten optreden. Het op 1 juli 2010 vastgestelde Masterplan voor Haitsmahof/Molenhof vormt uitgangspunt. Voorlopig wordt, gelet op de huidige markt, terughoudend omgegaan met de ontwikkeling van het Haitsmaplein met detailhandel.
  • Winkelontwikkelingen dragen bij aan de open en dorpse uitstraling, verdere passagevorming wordt niet wenselijk geacht.

Overige ambities

Een goede bereikbaarheid en voldoende parkeergelegenheid blijven ook in de toekomst noodzakelijke randvoorwaarden voor goed functionerende centra. Parkeren blijft gratis in de winkelgebieden. Wat betreft de parkeervoorzieningen heeft de gemeente een meer toetsende rol: de initiatiefnemer van een nieuwe ontwikkeling zal zelf voldoende parkeervoorzieningen moeten realiseren. Voor de bereikbaarheid is deze rolverdeling diffuser. Het is een gezamenlijke verantwoordelijkheid om oplossingen te vinden voor de bereikbaarheid van de winkelvoorzieningen. In paragraaf 4.3 is ingegaan op de parkeervoorzieningen en bereikbaarheid van het project.

3.3.2.1 Betekenis voor het project

De voorgestane ontwikkeling ligt binnen het kenwinkelgebied van Mijdrecht en sluit aan bij de uitgangspunten van het detailhandelsbeleid. De herontwikkeling van de Molenhof vormt een deelopgave in het Masterplan en richt zich op ontwikkeling van wonen en winkels met aandacht voor parkeren en verkeer en een hoogwaardige openbare ruimte (zie voor toelichting op het Masterplan ook paragraaf 3.3.4). De huidige Molenhof is een passagewinkelcentrum en wordt gesloopt. Hiervoor in de plaats komt ruimte voor detailhandel aan de Dorpsstraat, met er boven woningen, een goede parkeervoorziening en een trekker in de vorm van een supermarkt. De locatie zal gaan functioneren als bronpunt aan de noordzijde van het centrum en draagt bij aan een compact en dynamisch kernwinkelgebied met goede circuitvorming. Het architectonisch hoogwaardige plan levert een kwaliteitsimpuls voor dit deel van het centrum. Ook krijgt de openbare ruimte een upgrade, doordat langs de Kerkvaart en op de hoek met de Dorpsstraat meer ruimte zal ontstaan voor het langzame verkeer, door o.a. bredere trottoirs en het terugleggen van de bebouwing op de hoek Dorpsstraat - Kerkvaart.

3.3.3 Woonvisie De Ronde Venen

De woonvisie De Ronde Venen is door de raad vastgesteld op 31 januari 2013. De Ronde Venen wil een vitale gemeente blijven: een bevolking die op peil blijft, met een gezonde samenstelling van jong en oud. Een gemeente waar het goed wonen, werken en verblijven is.

Om iedereen prettig te laten wonen, wil de gemeente woningen en woonomgeving zo goed mogelijk laten aansluiten op de woonwensen en woningbehoefte van de inwoners. De woningmarkt is veranderd van een aanbod- naar vraaggestuurde markt. De woningvoorraad in De Ronde Venen sluit onvoldoende aan bij de woonwensen van de inwoners, mede hierdoor is er een gebrek aan doorstroming. De gemeente heeft dan ook de visie om te bouwen voor doorstroming. Dit wordt bereikt door het bouwen van nieuwe woonmilieus en de maatregelen:

  • Focus op kwaliteit bij nieuwbouw;
  • Bestaande voorraad beter benutten;
  • Vermarkting van de onderscheidende kwaliteit van de gemeente.
3.3.3.1 Betekenis voor het project

De afgelopen jaren is het aantal inwoners van Mijdrecht gegroeid. In de woonvisie wordt een realistische kwantitatieve opgave voor Mijdrecht gegeven van 250 woningen voor de komende periode tot en met 2020. Uit behoefteonderzoek blijkt onder meer een behoefte aan uitbreiding van het aantal appartementen. In Mijdrecht krijgt het centrum de grootste voorkeur van alle kernen als gewenste locatie van bewoners. De ontwikkeling van de Molenhof sluit aan bij de gemeentelijke doelstellingen voor focus op kwaliteit bij nieuwbouw en voorziet in een behoefte van appartementen in het centrum van Mijdrecht.

3.3.4 Masterplan Haitsmahof / Molenhof

Een goed voorzieningenniveau is belangrijk voor een aantrekkelijke woonomgeving. Een vitaal dorpscentrum vervult daarin een belangrijke rol voor de gehele gemeenschap. Een goed winkelbestand, met een breed aanbod, is een essentieel onderdeel van zo'n dorpscentrum daar het de leefbaarheid van de hele gemeente verhoogt. De gemeente Ronde Venen wil daarom een aantrekkelijk centrum dat een goed voorzieningenniveau biedt voor een aantrekkelijke woonomgeving en een leefbare gemeente. Hoewel het Mijdrechtse centrum op dit moment relatief goed functioneert is er een aantal bedreigingen voor het functioneren. Met de vernieuwing van het centrum wil de gemeente voorkomen dat deze bedreigingen daadwerkelijk gaan zorgen voor een slechter functionerend centrum. De gemeente wil werken aan de vernieuwing van het Mijdrechtse centrum om een verdere daling van de koopkrachtbinding, met alle gevolgen voor het voorzieningenniveau en de functie van het centrum voor de leefbaarheid, te voorkomen.

De herontwikkeling van het gebied Haitsmahof & Molenhof betreft de eerste fase van de vernieuwing van het centrum en kan een belangrijke bijdrage leveren in de algemene doelstelling van de vernieuwing van het centrum. Het Masterplan Haitsmahof & Molenhof (hierna: Masterplan) is het uitgangspunt voor de nadere uitwerking van deze eerste fase en levert een belangrijke bijdrage in de algemene doelstellingen van de vernieuwing van het centrum. Het gaat daarbij om de volgende punten:

Openbare ruimte:

  • een prettige openbare ruimte realiseren: Geen of zeer beperkt gesloten gevels of achterkanten aan de openbare ruimte en een aantrekkelijke inrichting van de straten en pleinen;
  • het centrum een gezicht aan de achterkant geven;
  • het dorpskarakter behouden en versterken;
  • de beeldkwaliteit van de gebouwen verbeteren;
  • de entree van het centrum verbeteren.

Winkelen:

  • het realiseren van een aantrekkelijke winkelroute;
  • het strategisch positioneren van de winkeltrekkers;
  • het versterken van de functiemenging;
  • het geven van aandacht aan een evenwichtige branchering.

Wonen:

  • de woonfunctie toevoegen aan het centrum met voldoende differentiatie van categorieën;
  • meerdere doelgroepen en woningtypen;
  • hoogwaardig en veilig woonmilieu creëren;
  • toegankelijke openbare ruimte met zo weinig mogelijk belemmeringen;
  • zo mogelijk aansluiten bij herontwikkeling van Nieuw Avondlicht/de Kom

Parkeren:

  • aandacht voor de verkeersontsluiting;
  • een hoogwaardige expeditie-oplossing;
  • een goede verkeersafwikkeling in het centrum;
  • een hoogwaardige uitstraling van de te realiseren parkeervoorzieningen;
  • een heldere en hoogwaardige fietsstructuur.

In dit Masterplan staan de volgende algemene doelen centraal:

  • 1. verbeteren van de uitstraling van verschillende delen van het centrum;
  • 2. versterking van de koopkracht van het centrum;
  • 3. vergroting van de leefbaarheid van het centrum door een mix van wonen, winkelen en dienstverlenende functies;
  • 4. verbetering van de bereikbaarheid van het centrum.

Met het Masterplan wordt een duidelijke integrale visie neergelegd voor de toekomstige ontwikkeling van het noordelijke deel van het centrumgebied van Mijdrecht. Het Masterplan dient als toetsingskader voor ontwikkelingen die zowel marktpartijen als de gemeente De Ronde Venen in gang zouden willen zetten in het gebied.

3.3.4.1 Betekenis voor het project

Het Masterplan Haitsmahof/Molenhof biedt een duidelijke visie op de het bereiken van de gemeentelijke ambitie dat Mijdrecht een aantrekkelijk centrum is dat een goed voorzieningenniveau biedt voor een aantrekkelijke woonomgeving en een leefbare gemeente. De herontwikkeling van de Molenhof vormt een deelopgave in het Masterplan en richt zich op ontwikkeling van wonen en winkels met aandacht voor parkeren en verkeer en een hoogwaardige openbare ruimte. De ontwikkeling die dit wijzigingsplan mogelijk maakt, sluit aan bij de visie en uitgangspunten van het Masterplan Haitsmahof/Molenhof, enkel de schaal is beperkter dan opgenomen in de originele plannen.

Wel is ruimte geboden voor een supermarkt, die als trekker van het gebied zal fungeren. Dit is ook het uitgangspunt in het Masterplan. De locatie zal gaan functioneren als bronpunt aan de noordzijde van het centrum en draagt bij aan een compact en dynamisch kernwinkelgebied met goede circuitvorming. Dit betekent dat bezoekers hier parkeren en hun bezoek aan het centrum starten. Hier profiteren omliggende winkels van evenals de rest van het Mijdrechtse centrum. Het architectonisch hoogwaardige plan zorgt voor een kwaliteitsimpuls voor dit deel van het centrum en verbetert de ruimtelijke uitstraling. Ook op andere onderdelen zijn de uitgangspunten uit het Masterplan meegenomen in de ontwikkeling. Zo is gekozen voor een inpandig expeditiehof en voor fietsparkeren bij de entree van het parkeerterrein aan de straat.

Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten

4.1 Bedrijven en milieuzonering

4.1.1 Bedrijven en milieuzonering

Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stelt zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Dit gebeurt onder andere door milieuzonering. Onder milieuzonering verstaan we het aanbrengen van voldoende ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies als wonen en recreëren anderzijds. Die onderlinge afstand moet groter zijn naarmate de milieubelastende functie het milieu sterker belast. Milieuzonering heeft twee doelen:

  • Het voorkomen of zoveel mogelijk beperken van hinder en gevaar bij woningen en andere gevoelige functies;
  • Het bieden van voldoende zekerheid aan bedrijven dat zij hun activiteiten duurzaam onder aanvaardbare voorwaarden kunnen uitoefenen.

Voor het bepalen van de aan te houden afstanden gebruikt de gemeente De Ronde Venen de daarvoor algemeen aanvaarde VNG-uitgave 'Bedrijven en Milieuzonering' uit 2009. Deze uitgave bevat een lijst, waarin voor een hele reeks van milieubelastende activiteiten (naar SBI-code gerangschikt) richtafstanden zijn gegeven ten opzichte van milieugevoelige functies. De lijst geeft richtafstanden voor de ruimtelijk relevante milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar. De grootste van de vier richtafstanden is bepalend voor de indeling van een milieubelastende activiteit in een milieucategorie. De richtafstanden van de richtafstandenlijst gelden ten opzichte van het omgevingstype rustige woonwijk. Een rustige woonwijk is ingericht volgens het principe van de functiescheiding: afgezien van wijkgebonden voorzieningen komen vrijwel geen andere functies voor; langs de randen is weinig verstoring door verkeer.

Een ander omgevingstype is het gemengd gebied. Een gemengd gebied is een gebied met een variatie aan functies: direct naast woningen komen andere functies zoals winkels, horeca en kleine bedrijven. Binnen gemengd gebied is het mogelijk om gemotiveerd voor één of meer milieuaspecten een kleinere afstand aan te houden dan wordt geadviseerd voor een rustige woonwijk. Een geadviseerde afstand van 30 meter kan dan bijvoorbeeld worden gecorrigeerd tot 10 meter en een geadviseerde afstand van 100 meter tot 50 meter. Uitzondering op het verlagen van de richtafstanden vormt het aspect gevaar: de richtafstand voor dit milieuaspect wordt niet verlaagd. Onderstaande tabel geeft de relatie weer tussen milieucategorie, richtafstanden en omgevingstype.

Milieucategorie   Richtafstand tot omgevingstype
rustige woonwijk  
Richtafstand tot omgevingstype
gemengd gebied  
1   10 m   0 m  
2   30 m   10 m  
3.1   50 m   30 m  
3.2   100 m   50 m  
4.1   200 m   100 m  
4.2   300 m   200 m  
5.1   500 m   300 m  
5.2   700 m   500 m  
5.3   1.000 m   700 m  
6   1.500 m   1.000 m  

Tabel 1: Bedrijven en milieuzonering

Naast de geadviseerde milieuzonering voor bedrijven op basis van de VNG-uitgave 'Bedrijven en Milieuzonering', kunnen er ook nog afstandscriteria uit specifieke milieuwet- en regelgeving gelden. Denk hierbij aan de Wet milieubeheer, de agrarische geurwetgeving en de veiligheidsregelgeving. Deze regelgeving geldt uiteindelijk als toetsingskader voor de toegestane milieueffecten. Ook deze afstandscriteria worden meegenomen bij de beoordeling van nieuwe ontwikkeling. Onderzocht worden zowel de feitelijke invloed van de ter plaatse gevestigde en te vestigen milieubelastende functies als de invloed die kan uitgaan van milieubelastende functies die op grond die op grond van de geldende bestemming kunnen worden gevestigd.

4.1.2 Betekenis voor het project

Het gebied rond de inrichting kan vanwege de verscheidenheid aan functies - wonen, al bestaande winkels en maatschappelijke voorzieningen - worden aangemerkt als 'gemengd gebied'. Supermarkten en winkels (SBI-code 47 en 471) vallen in milieucategorie 1 in de VNG-uitgave 'Bedrijven en Milieuzonering' (2009). In een gemengd gebied wordt een richtafstand van 0 m tot omliggende woningen voorgeschreven. In een rustige woonwijk wordt een richtafstand van 10 m voorgeschreven.

Voor de supermarkt is de meest nabijgelegen woning Kerkvaart 9-11, de westelijke helft van de twee-onder-een-kap woning die behouden blijft. De supermarkt wordt naast deze woning gerealiseerd. De afstand tussen het bouwvlak van de supermarkt en het bouwvlak van deze woning bedraagt enkele meters. Hierbij is de afstand aangehouden tussen enerzijds de grens van de nieuwbouw, waarbinnen de functie detailhandel is gevestigd en anderzijds de uiterste situering van de gevel van de woning, die volgens het bestemmingsplan mogelijk is. De detailhandel en dienstverlening binnen het plangebied, die in de bestaande situatie is gevestigd aan de Dorpsstraat komt in een vergelijkbare positie terug in de nieuwe situatie. Gezien de richtafstand van 0 meter tot omliggende woningen en de bestaande situatie is er vanuit het oogpunt van milieuzonering en functiescheiding sprake van een goede ruimtelijke ordening. Aandachtspunt betreft een goede verkeersafwikkeling en geluidhinder op de omgeving. Dit is dan ook nader onderzocht, zie paragraaf 4.2 Geluid en 4.3 Verkeer en parkeren.

4.2 Geluid

Er dient in het kader van een goede ruimtelijke ordening te worden onderzocht of na realisatie van het plan sprake is van een aanvaardbare geluidsituatie. De supermarkt valt onder de werking van het Besluit algemene regels voor inrichtingen (Activiteitenbesluit). In het Activiteitenbesluit zijn regels opgenomen voor wat de geluidbelasting vanwege een inrichting mag zijn op de gevels van nabijgelegen woningen. Om te onderzoeken of het plan voldoet aan de wettelijke normen en of sprake is van een aanvaardbare geluidsituatie is door Sweco Nederland B.V. een akoestisch onderzoek uitgevoerd, gedateerd 16 juni 2016 (zie bijlage 2).

4.2.1 Relevant kader

Voor de functies die mogelijk worden gemaakt met voorliggend wijzigingsplan gelden verschillende toetsingskaders. Zo wordt bij de detailhandelfunctie getoetst aan de eisen die worden gesteld in kader van het Activiteitenbesluit en een goede ruimtelijke ordening. Hierbij wordt gekeken naar het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau (LAr;LT, directe hinder), het maximale optredende geluidsniveau vanwege activiteiten op de inrichting (LAmax) en de verkeersaantrekkende werking van het plan (LAeq, indirecte hinder). Hoewel het parkeerterrein een openbaar terrein is, is inzicht gegeven in de geluidsproducerende activiteiten die plaatsvinden en direct te koppelen zijn aan de supermarkt (vrachtwagenbewegingen, rijden winkelwagentjes en parkeren auto's).

Daarnaast wordt voor de nieuwe woningen getoetst aan de eisen die worden gesteld in het kader van de Wet geluidhinder en een goede ruimtelijke ordening. De nieuwe woningen komen aan de Dorpsstraat en de Kerkvaart, beide 30 km/u-wegen. Vandaar dat vanuit de Wet geluidhinder geen onderzoek hoeft te worden gedaan naar de optredende geluidsbelasting. Vanuit een goede ruimtelijke ordening wordt hier wel aandacht aan besteed.

Voor de bestaande woningen geldt hetzelfde, aangezien ook hier niet hoeft te worden getoetst aan de Wet geluidhinder. Ook hier is in het kader van een goede ruimtelijke ordening aandacht besteed aan de geluidsbelasting op deze woningen.

Tot slot ligt het plangebied binnen de Lden geluidscontour van het luchtvaartverkeer van Schiphol. Hier wordt bij de cumulatieve geluidberekening uitgegaan van een Lden 51 dB afkomstig van het luchtvaartverkeer.

4.2.2 Betekenis voor het project
4.2.2.1 Detailhandel

Langtijdgemiddelde beoordelingsniveau

Uit het onderzoek volgt dat het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau, oftewel de directe hinder, van de supermarkt op geluidgevoelige bestemmingen dusdanig laag is dat de gestelde grenswaarde van 50 dB(A) niet wordt overschreden. Op basis hiervan is het plan inpasbaar.

Maximaal geluidsniveau

In het onderzoek is eveneens aandacht besteed aan het maximaal optredende geluidsniveau ten gevolge van de activiteiten op de inrichting, de supermarkt. De supermarkt valt onder de werking van het Activiteitenbesluit en op grond van de daarin gestelde regels is de inrichting inpasbaar. De maximale geluidsbelasting die optreedt, is het gevolg van het optrekken van vrachtwagens na bevoorrading. Het laden en lossen blijft op grond van het Activiteitenbesluit buiten beschouwing en daarvoor gelden dus geen grenswaarden. Alle activiteiten voldoen aan de grenswaarden van het Activiteitenbesluit.

In het kader van een goede ruimtelijke ordening kan een nadere afweging plaatsvinden of hier sprake is van een acceptabele situatie. De kortstondige hoge geluidsbelasting treedt op bij het optrekken van de vrachtwagen bij het verlaten van het parkeerterrein nadat deze goederen heeft afgeleverd bij de supermarkt. Op deze tijdstippen treedt op de tegenover het parkeerterrein gelegen woning een piekbelasting op van 79 dB(A). Deze geluidbelasting vindt uitsluitend plaats gedurende de dagperiode, omdat het laden en lossen alleen dan en ten hoogste twee maal per dag plaatsvindt. Om deze redenen acht de gemeente de piekgeluiden aanvaardbaar en concludeert zij dat sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.

Indirecte hinder

Daarnaast is onderzocht welke indirecte hinder wordt veroorzaakt door auto's die van en naar het parkeerterrein rijden. Vanwege de verkeersaantrekkende werking van de inrichting is sprake van overschrijding van de grenswaarden op de gevels van twee bestaande woningen en drie nieuw te bouwen appartementen aan de Kerkvaart en Dorpsstraat. De voorkeursgrenswaarde van 50 dB(A) wordt overschreden, waarbij de hoogst berekende etmaalwaarde 60 dB(A) bedraagt. De maximale grenswaarde van 65 dB(A) uit de circulaire 'indirecte hinder' wordt niet overschreden, maar wel moet worden onderzocht welke maatregelen aan de bron of in het overdrachtsgebied mogelijk zijn.

Aan de bron zijn al de nodige maatregelen getroffen om de geluidbelasting te reduceren, zoals het minimale aantal bevoorradingsmomenten, dat de bevoorrading uitsluitend in de dagperiode plaatsvindt en de wijze van bevoorraden. Verdere maatregelen zijn niet mogelijk c.q. onvoldoende effectief. Zo zijn de woningen op korte afstand tot het wegprofiel gesitueerd en het aanleggen van geluidsarm wegdekmateriaal is weinig doeltreffend, doordat dit niet bestand is tegen wringende bewegingen van vrachtwagens. Aangezien het treffen van maatregelen niet mogelijk is, kan de gemeente een maatwerkvoorschrift verlenen. Dit kan wanneer de grenswaarde van het binnenniveau van woningen niet wordt overschreden door de indirecte geluidhinder.

4.2.2.2 Bestaande en nieuwe woningen

Voor zowel de bestaande en nieuwe woningen wordt getoetst aan de eisen gesteld in het kader van een goede ruimtelijke ordening. Er wordt niet getoetst aan de Wet geluidhinder, aangezien de wettelijk vastgestelde rijsnelheid op de Dorpsstraat en Kerkvaart 30 km per uur bedraagt. Wel wordt getracht waar mogelijk aan te sluiten bij de normen uit de wet, om een zorgvuldig beschermingsregime te bieden.

Bestaande woningen

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is bekeken wat de huidige en de toekomstige geluidbelasting is voor de bestaande woningen. Uit de berekeningen komt naar voren dat de geluidbelasting op de gevels van de bestaande woningen aan de Kerkvaart en de Dorpsstraat (zonder aftrek) op maximaal 59 dB Lden uitkomt aan de Kerkvaart en op maximaal 59 dB Lden uitkomt aan de Dorpstraat. In de toekomstige situatie neemt bij de maximale situatie qua verkeer de geluidbelasting met 3,7 dB toe (worst case situatie), wat betekent dat de geluidbelasting aan de Kerkvaart maximaal 59 dB Lden bedraagt en de geluidbelasting aan de Dorpsstraat maximaal 63 dB Lden bedraagt. Dit is zonder de toepassing van aftrek om rekening te houden met het afnemen van de geluidsterkte naar de toekomst toe.

In het kader van een goede ruimtelijke ordening moet een afweging worden gemaakt of de nieuwe geluidsituatie van de bestaande woningen acceptabel is. De geluidsbelasting die optreedt met dit wijzigingsplan is aanzienlijk minder dan zou optreden bij gebruikmaking van de bestaande planologische mogelijkheden of bij uitvoering van de eerdere plannen. Zo laat zowel het vigerend bestemmingsplan 'Kom Mijdrecht' als de daarin opgenomen wijzigingsbevoegdheid een ontwikkeling van grotere schaal toe, dan dit wijzigingsplan mogelijk maakt. Daarnaast is ook in het Masterplan Haitsmahof / Molenhof en in de eerdere planvorming van het wijzigingsplan uitgegaan van ontwikkelingen van aanzienlijk grotere schaal. Het afschalen van de ontwikkeling resulteert dan ook in gunstigere geluidsituatie dan reeds planologisch mogelijk is of wat voorheen was beoogd.

De ontwikkeling vindt plaats binnen het centrum en beoogt de centrumfunctie te versterken. De planontwikkeling kent een lange geschiedenis. De gemeente De Ronde Venen ziet de ontwikkeling die met voorliggend wijzigingsplan wordt mogelijk gemaakt als een belangrijke impuls voor de vitaliteit en aantrekkingskracht van het Mijdrechtse centrum. De Dorpsstraat en de Hofland vormen de noordelijke toegang tot het centrum van Mijdrecht. Vandaar dat een substantieel deel van de bezoekers via deze wegen het centrum opzoekt en dit brengt ook een bepaalde geluidsbelasting met zich mee. Het toepassen van een 30 km/u regime op deze wegen draagt bij aan het terugbrengen van de geluidsbelasting en het realiseren van een acceptabele situatie. De hoogst optredende geluidsbelasting bedraagt 59 dB en dit ligt onder de maximaal te ontheffen waarde van 63 dB. Wanneer de Wet geluidhinder van toepassing zou zijn, dan was deze situatie vergunbaar. Zodoende is de geluidsituatie acceptabel vanuit een goede ruimtelijke ordening en vindt de gemeente de ontwikkeling inpasbaar.

Nieuwe woningen

Voor de nieuwe woningen is de Wet geluidhinder van toepassing, maar de Kerkvaart en Dorpsstraat hebben geen wettelijke onderzoekszone. Vandaar dat hier wordt aangesloten bij de op grond van de Wet geluidhinder geldende grenswaarden om inzicht te krijgen in de optredende geluidsituatie. De geluidsbelasting die vanwege het wegverkeer optreedt op de nieuwe woningen is hoger dan de voorkeursgrenswaarde van Lden 48 dB. De hoogst berekende geluidsbelasting bedraagt 60 dB. De Wet geluidhinder staat hogere grenswaarden tot maximaal 63 dB toe, mits de woningen binnen een acceptabel geluidsniveau hebben. In het ontwerp van deze ontwikkeling is hiermee rekening gehouden en zo wordt een acceptabel geluidsniveau in de nieuw te bouwen woningen gewaarborgd. Zodoende is de geluidsituatie van de nieuw te bouwen woningen vanuit een goede ruimtelijke ordening acceptabel.

4.3 Verkeer en parkeren

Bij het opstellen van een ruimtelijke onderbouwing behorende bij een ruimtelijk plan, zijn de verkeerskundige aspecten vaak van groot belang. Zo ook bij voorliggend plan, waar verkeer en de afwikkeling ervan waarschijnlijk het belangrijkste item is. Om de gevolgen van de voorgenomen ontwikkeling op het verkeers- en parkeerpatroon in beeld te brengen is door Sweco Nederland B.V. een verkeersonderzoek uitgevoerd. Het rapport van het onderzoek, gedateerd 7 juni 2016, is opgenomen in bijlage 3.

4.3.1 Betekenis voor het project

In 2014 is voor het plan Molenhof een parkeer- en verkeerstoets uitgevoerd. In de tussentijd hebben zich wijzigingen voorgedaan in de planvorming, waarbij minder woningen en minder detailhandel en dienstverlening mogelijk wordt gemaakt. Vandaar dat een nieuwe parkeer- en verkeerstoets is uitgevoerd. Naast een cijfermatige toets, is tevens onderzocht of aan de verkeerskundige uitgangspunten wordt voldaan. De uitgangspunten zijn als volgt:

  • Voldoende parkeerplaatsen bij de ontwikkeling (geen parkeeroverlast in de omgeving);
  • Goede verkeersafwikkeling van het extra verkeer (geen overlast en geen onveilige situatie).

In het onderzoek worden de verkeerskundige aspecten van de ontwikkeling in beeld gebracht door de toekomstige intensiteiten af te zetten tegen de bestaande intensiteiten. Echter door de verkeersintensiteiten die vroeger in en rondom het plangebied werden ervaren - in aanvulling op de huidige intensiteiten - mee te nemen, kan de verkeerstoename als gevolg van de ontwikkeling in perspectief worden geplaatst. Zo bracht het eerdere gebruik van de Molenhof toen het nog functioneerde als winkelgebied circa 600 motorvoertuigbewegingen per etmaal teweeg op een gemiddelde weekdag.

4.3.1.1 Parkeerbalans

Met de parkeerbalans wordt beschreven in hoeverre vraag en aanbod van parkeerplaatsen met elkaar in balans zijn en zo nee, of sprake is van een tekort aan parkeercapaciteit en op welk moment dit tekort plaatsvindt. Het uitgangspunt is dat parkeeroverlast moet worden voorkomen. De parkeerbehoefte dient dan ook op eigen terrein te worden opgelost. In het plan wordt uitgegaan van 74 openbaar toegankelijke parkeerplaatsen ten behoeve van bezoekers van de supermarkt en de detailhandel en dienstverlening. Daarnaast zijn twaalf parkeerplaatsen beschikbaar voor de tien appartementen. Deze zijn expliciet toegewezen aan de woningen en niet openbaar te gebruiken.

Voor de parkeerbalans is het van belang betrouwbare parkeerkencijfers toe te passen. In dit geval is gerekend met de kencijfers uit het ASVV 2012 en CROW-publicatie 317 "Kencijfers Verkeersgeneratie en Parkeren" (oktober 2012).

Uit de verkeersnotitie komt naar voren dat door de ontwikkeling van het plan Molenhof geen extra parkeeroverlast ontstaat. Zoals ook is te zien in onderstaande figuur, bedraagt de maatgevende parkeereis voor de appartementen 14 parkeerplaatsen en voor de supermarkt en detailhandel (afgerond) 73 parkeerplaatsen. Het aanbod aan parkeerplaatsen op het te realiseren parkeerterrein is 86 plaatsen (12 voor de appartementen en 74 voor de supermarkt). Het aanbod van parkeerplaatsen kan dus op de meest drukke maatgevende zaterdagmiddag en de (koop)avond aan de vraag voldoen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0736.BPW007molenhof-va01_0010.png"

Tabel 2: Totale parkeereis per dagdeel, inclusief verdiscontering van aanwezigheidspercentages

Voor de appartementen geldt echter wel dat er in de avond een tekort aan twee parkeerplaatsen is op het daartoe aangewezen terrein. De extra parkeerbehoefte (van 2 plaatsen) van de appartementen kan in de avonduren op het terrein van de supermarkt terecht. Overdag geldt er een blauwe zone in het centrumgebied van Mijdrecht. Er is overdag geen tekort verwacht, maar indien overdag alle 12 parkeerplaatsen bij de appartementen bezet zijn, dan kunnen bewoners op het parkeerterrein van de supermarkt parkeren voor maximaal 2 uur.

4.3.1.2 Verkeersgeneratie en verkeersafwikkeling

Voor het maken van een inschatting van de hoeveelheid autoverkeer dat wordt gegenereerd bij nieuwe ontwikkelingen zijn er kencijfers ontwikkeld. Onder verkeersgeneratie wordt de totale hoeveelheid gemotoriseerd verkeer (exclusief openbaar vervoer) verstaan die gedurende een gekozen tijdsperiode naar de desbetreffende voorziening rijdt en hiervan wegrijdt.

De uitgevoerde verkeersberekeningen vallen uiteen in twee stappen:

  • Berekening van de verkeersgeneratie van de nieuwe functies, ook de ontwikkelingen gelegen in de nabije omgeving;
  • Inzicht verschaffen in de bestaande en toekomstige verkeersintensiteiten op de belangrijkste toegangswegen naar Molenhof (Hofland en Dorpsstraat).

Er wordt gekeken naar de verkeersgeneratie om te bepalen of de toeleidende wegen - de Dorpsstraat en de Hofland - naar de nieuwe ontwikkeling het extra verkeer goed kunnen afwikkelen. Het is van belang dat er geen overlast en geen onveilige situatie ten aanzien van de verkeersafwikkeling ontstaat.

Net als bij de parkeerbalans gelden ook bij de verkeersgeneratieberekening kencijfers per functie afkomstig uit het ASVV 2012 en CROW-publicatie 317 "Kencijfers Verkeersgeneratie en Parkeren" (oktober 2012).

Op basis van deze kencijfer en gehanteerde karakteristieken en uitgangspunten van de ontwikkeling, kan de totale verkeersgeneratie van het plan Molenhof en de omliggende ontwikkelingen worden berekend. Onderstaande figuur bevat de rekenresultaten.

afbeelding "i_NL.IMRO.0736.BPW007molenhof-va01_0011.png"

Tabel 3: Resultaten verkeersgeneratieberekening per weekdag

In juni 2015 zijn tellingen uitgevoerd op de Hofland (tussen de rotonde en Wijde Blick) en op de Dorpsstraat (nabij de Prinses Irenelaan en de brug bij Bruggesloot). De gemeten intensiteiten vormen de basis waarbij de nieuwe intensiteiten, gegenereerd door de ontwikkelingen in het plan Molenhof en de omliggende ontwikkelingen, zijn opgeteld.

afbeelding "i_NL.IMRO.0736.BPW007molenhof-va01_0012.png"

Tabel 4: Intensiteiten Hofland / Dorpsstraat op toekomstige weekdag en werkdag

Gezien de te verwachten intensiteiten kunnen de Dorpsstraat en de Hofland deze intensiteiten goed verwerken. Het extra verkeer van en naar de Molenhof kan goed en veilig over de Hofland en de Dorpsstraat afgewikkeld worden.

Voor de Dorpsstraat geldt een maximaal toelaatbare intensiteit van 4.000 motorvoertuigen per etmaal (hierna: mvt/etm). Door de voorgenomen ontwikkelingen zijn hier op een werkdag maximaal ongeveer 3.600 mvt/etm te verwachten. Daarnaast geldt voor de Hofland een maximaal toelaatbare intensiteit van 5.000 tot 6.000 mvt/etm. Door de ontwikkelingen zijn hier op een werkdag maximaal circa 4.700 mvt/etm te verwachten.

Beide wegen zijn voldoende breed. De snelheden van het gemotoriseerd verkeer zijn laag. De aanliggende functies van wonen en winkelen zorgen ervoor dat er automatisch interactie tussen de verschillende weggebruikers is, zodat men rekening met elkaar houdt. Hierdoor is de verkeersveiligheid gewaarborgd.

4.3.1.3 Verkeersveiligheid en andere verkeersaspecten

Naast de verkeersafwikkeling en de parkeerbalans is een aantal andere verkeersaspecten van belang.

Ten eerste is in de verkeersnotitie aandacht besteed aan de veiligheid van fietsers en voetgangers. In de planontwikkeling zijn 110 fietsparkeerplaatsen opgenomen. Er is sprake van een verkeersveilige situatie, doordat de snelheden laag zijn en gebruik wordt gemaakt van dezelfde rijloper. Er zijn voetgangersvoorzieningen in de vorm van trottoirs aanwezig aan de Dorpsstraat, Hofland en Kerkvaart. In het kader van voorliggend plan wordt het trottoir aan de Kerkvaart en op de hoek met de Dorpsstraat verbreed. De verkeersintensiteiten op de Hofland en de inrichting hiervan zijn zodanig dat sprake is van een verkeersveilige situatie.

Ten tweede is een goede verkeersafwikkeling van gemotoriseerd verkeer gewaarborgd, doordat het wegprofiel van zowel de Hofland als de Dorpsstraat voldoende breed is. Daarnaast wordt de Kerkvaart met de ontwikkeling verbreed voor alle vervoerwijzen, omdat dit de toegang vormt voor het parkeerterrein van de supermarkt. De trottoirs langs de Kerkvaart worden verbreed. Daarmee ontstaat er meer ruimte voor voetgangers. Het totale profiel van de Kerkvaart wordt circa drie meter breder.

Als derde punt is van belang dat de verkeersafwikkeling van expeditieverkeer geschiedt op een veilige manier. De exploitant van de supermarkt gebruikt kleinere vrachtwagens dan gebruikelijk en zo kan de bocht Dorpsstraat / Kerkvaart goed worden genomen. Daarnaast wordt dit kruispunt aangepast, zodat deze overzichtelijker wordt en de bocht ruimer kan worden genomen. De vrachtwagens passen in het wegprofiel van de Kerkvaart, Dorpsstraat en Hofland. De extra vrachtwagens (2 per dag) zullen daarnaast geen verdere overlast veroorzaken (bijvoorbeeld trillingen ter plaatse van de kruispuntplateaus), mede omdat Hoogvliet juist met kleinere en lichtere vrachtwagens de bevoorrading organiseert.

Tot slot is de snelheid van het gemotoriseerd verkeer op de Hofland nagegaan. Het gevoel bij omwonenden is dat op dit moment te hard wordt gereden op de Hofland en de vrees is dat dit in aantal toeneemt. Een toename van de verkeersintensiteit kan er juist voor zorgen dat er minder mogelijkheden zijn om hard te rijden. De tellingen uit 2015 tonen aan dat de gemiddelde snelheid rond de 30 km/uur ligt.

4.4 Luchtkwaliteit

4.4.1 Wet milieubeheer

In de Wet milieubeheer (verder: Wm) zijn eisen opgenomen waaraan de luchtkwaliteit in de buitenlucht moet voldoen. Hierbij is onderscheid gemaakt in grenswaarden waaraan nu moet worden voldaan en grenswaarden waaraan in de toekomst moet worden voldaan. De meest kritische stoffen zijn stikstofdioxide en fijn stof. Voor de andere in de Wm genoemde stoffen, wordt in Nederland, behoudens bijzondere situaties, overal voldaan aan de vereisten.

Op grond van artikel 5.16 Wm verlenen college van burgemeester en wethouders alleen een omgevingsvergunning voor afwijken van het bestemmingsplan wanneer aannemelijk is dat gemaakt dat:

  • Het vergunde plan niet leidt niet tot het overschrijden van de in de wet genoemde grenswaarden, of;
  • De luchtkwaliteit als gevolg van het vergunde plan per saldo verbetert of ten minste gelijkt blijft, of, bij een beperkte toename, door een met de ontwikkeling samenhangende maatregel of effect, per saldo verbetert, of;
  • Het vergunde plan niet in betekenende mate bijdraagt aan de concentratie van een stof waarvoor in de wet grenswaarden zijn opgenomen, of;
  • De ontwikkeling is opgenomen of past in het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit.
4.4.2 Niet in betekenende mate bijdragen

In de 'Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)' zijn categorieën van gevallen aangewezen die in ieder geval niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. Een bijdrage is “niet in betekenende mate” als de toename maximaal drie procent van de jaargemiddelde grenswaarde van fijn stof of stikstofdioxide bedraagt. Wanneer een ontwikkeling valt onder één van die categorieën is het niet nodig een onderzoek naar de luchtkwaliteit uit te voeren. De categorieën van gevallen zijn:

  • Woningbouwlocaties met niet meer dan 1.500 nieuwe woningen en één ontsluitingsweg;
  • Woningbouwlocaties met niet meer dan 3.000 woningen en twee ontsluitingswoningen;
  • Kantoorlocaties met een bruto vloeroppervlakte van niet meer dan 100.000 m2 en één ontsluitingsweg;
  • Kantoorlocaties met een bruto oppervlakte van niet meer dan 200.000 m2 en één ontsluitingsweg.

Verder is een bepaalde combinatie van woningen en kantoren zonder nader onderzoek mogelijk en is er voor sommige inrichtingen geen onderzoeksplicht.

4.4.3 Betekenis voor het project

Ten behoeve van het bestemmingsplan 'Kom Mijdrecht', waarin de wijzigingsbevoegdheid is opgenomen waar voorliggend wijzigingsplan uitwerking aan geeft, is een luchtkwaliteitsonderzoek uitgevoerd. Het bestemmingsplan omvat de reconstructie van het gebied rondom de Haitsmahof en de Molenhof. Om de gevolgen van deze ontwikkelingen voor de luchtkwaliteit te onderzoeken en om te bepalen of de realisatie van deze plannen niet tot knelpunten hieromtrent leidt, is door Royal Haskoning een luchtkwaliteitsonderzoek uitgevoerd. Het rapport van het onderzoek, gedateerd 29 maart 2012, is opgenomen als Bijlage 4.

Om een toetsing aan de luchtkwaliteitseisen uit te voeren, is de invloed op de luchtkwaliteit voor en na de realisatie van dit plan berekend. Voor de berekeningen is de luchtkwaliteit langs de belangrijkste aan- en afvoerwegen naar het plangebied voor de jaren 2012 en 2020 in kaart gebracht en vervolgens getoetst aan de normen uit de Wet milieubeheer. In het onderzoek zijn naast de autonome ontwikkeling drie varianten onderzocht:

  • Variant 1: Ontwikkeling Molenhof (Burg. Haitsmaplein/Lindeboom niet);
  • Variant 2: Ontwikkeling Molenhof en Burg. Haitsmaplein, inclusief aquaduct;
  • Variant 3: Ontwikkeling Molenhof en Burg. Haitsmaplein, inclusief herontwikkeling van Stationsweg.

In het onderzoek zijn de wegen in beschouwing genomen die in een cordon rondom het centrum liggen, alsook belangrijke hoofdontsluitingswegen naar het plangebied. Zo zijn ook de Hofland noord en de Hofland zuid onderdeel van het onderzoek.

Uit het onderzoek komt naar voren dat de luchtkwaliteit in alle varianten in de situatie na realisatie van de plannen, voldoet aan de grenswaarden uit de Wet milieubeheer en derhalve niet leidt tot knelpunten ten aanzien van luchtkwaliteit. Bovendien moet worden opgemerkt dat deze conclusie ook geldt voor de situatie waarin zowel Molenhof als Haitsmaplein tot ontwikkeling komen. Uiteindelijk wordt - met dit wijzigingsplan - enkel de Molenhof tot ontwikkeling gebracht en deze ontwikkeling is bovendien van een veel beperktere omvang, dan de wijzigingsbevoegdheid toelaat en ook als zodanig is onderzocht in het luchtkwaliteitsonderzoek. Op het gebied van luchtkwaliteit is er dan ook geen belemmering om het plan te realiseren.

4.5 Externe veiligheid

4.5.1 Algemeen

Het beleid voor externe veiligheid is gericht op het verminderen en beheersen van risico's van zware ongevallen met gevaarlijke stoffen in inrichtingen en tijdens het transport ervan. Op basis van de criteria, zoals onder andere gesteld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (verder: Bevi) worden bedrijven en activiteiten geselecteerd die een risico van zware ongevallen met zich mee (kunnen) brengen.

Het beleid voor externe veiligheid heeft tot doel zowel individuele burgers als groepen burgers een minimum beschermingsniveau te bieden tegen een ongeval met gevaarlijke stoffen. Om dit doel te bereiken zijn gemeenten en provincies verplicht om bij de besluitvorming rondom ruimtelijke plannen de invloed van een risicobron op zijn omgeving te beoordelen. Daartoe wordt in het externe veiligheidsbeleid het plaatsgebonden risico en het groepsrisico gehanteerd.

  • Het plaatsgebonden risico is de kans dat een persoon zich gedurende een jaar onafgebroken onbeschermd op een bepaalde plaats bevindt, overlijdt als gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Dit risico wordt per bedrijf vastgelegd in contouren. Er geldt een contour waarbinnen die kans 10-6 (één op 1.000.000) bedraagt;
  • Het groepsrisico is een berekening van de kans dat een groep personen binnen een bepaald gebied overlijdt tengevolge van een ongeval met gevaarlijke stoffen. De oriëntatiewaarde geeft hierbij de indicatie van een aanvaardbaar groepsrisico. Indien een ontwikkeling is gepland in de nabijheid van een risicobron geldt afhankelijk van de ontwikkeling een verantwoordingsplicht voor het toelaten van gevoelige functies.
4.5.2 Betekenis voor het project

Binnen het plangebied en in de directe omgeving van het plangebied bevinden zich geen risicobronnen met een externe veiligheidsrisico. Daarnaast is in de directe omgeving geen infrastructuur aanwezig, die wordt gebruikt voor het transport van gevaarlijke stoffen. Op basis hiervan hoeft geen verdere toetsing plaats te vinden. Op het gebied van externe veiligheid is er geen belemmering om het plan te realiseren.

4.6 Bodem

4.6.1 Algemeen

Onderzocht moet worden of de bodem verontreinigd is en wat voor gevolgen een eventuele bodemverontreiniging heeft voor de uitvoerbaarheid van het plan. Een nieuwe bestemming mag pas worden opgenomen als is aangetoond dat de bodem geschikt (of geschikt te maken) is voor de nieuwe of aangepaste bestemming. Wanneer (een deel van) de bodem in het plan verontreinigd is, moet worden aangetoond dat het plan, rekening houdend met de kosten van sanering, financieel uitvoerbaar is. Bodemonderzoeken mogen in de regel niet ouder dan 5 jaar oud zijn. Uitzondering hierop zijn de plannen waar de bodem niet verdacht is op bodemverontreiniging en/of bodemonderzoeken de bodemkwaliteit voldoende weergeven en er geen onoverkomelijke problemen te verwachten zijn bij de bestemmingswijziging.

Indien er sprake is van bouwactiviteiten, is ook in het kader van de omgevingsvergunning onderzoek naar de kwaliteit van de bodem nodig. Deze bodemonderzoeken mogen wettelijk niet ouder zijn dan 5 jaar.

4.6.2 Verkennend bodemonderzoek

Search Ingenieursbureau B.V. heeft een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd om in verband met de voorgenomen asbestsanering en totaalsloop van de locatie de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem op de locatie vast te stellen. Het rapport, gedateerd 14 september 2015, is opgenomen in Bijlage 5. Het onderzoek heeft tot doel de aard van mogelijk aanwezige verontreinigingen op de locatie vast te stellen.

4.6.2.1 Betekenis voor het project
4.6.2.1.1 Milieuhygiënische kwaliteit van de bodem

Tijdens de veldwerkzaamheden zijn plaatselijk door menselijke activiteiten teweeggebrachte bijmengingen met puin, kolengruis, slakken en sintels aangetroffen. Plaatselijk wordt een zwakke oliegeur en zwakke olie-water reactie waargenomen, die mogelijk kunnen duiden op de aanwezigheid van bodemverontreiniging. Uit de analyseresultaten blijkt dat in de zintuigelijk schone grond en de puin- en slakkenhoudende grond een matig verhoogd gehalte aan lood en licht verhoogde gehalten aan kobalt, koper, kwik, zink, PAK en/of minerale olie zijn aantroffen. In de puin- en sintelhoudende grond zijn matig tot sterk verhoogde gehalten aan koper, lood en zink en licht tot matig verhoogde gehalten aan nikkel en licht verhoogde gehalten aan cadmium, kobalt, kwik, molybdeen, PAK en minerale olie gemeten. Daarnaast is het grondwater licht verontreinigd met barium.

Doordat de in zowel de boven- als ondergrond aangetroffen lichte tot sterke verontreinigingen diffuus aanwezig zijn, wordt het uitvoeren van een nader bodemonderzoek niet noodzakelijk geacht. Door de aard van de aanwezigheid valt niet te verwachten dat een dergelijk onderzoek nadere inzichten geeft in de verontreinigingsituatie. Op basis van de beschikbare informatie kan worden gesteld dat er zeer waarschijnlijk sprake is van meer dan 25 m3 verontreinigde grond, waardoor een saneringsplicht bestaat op grond van de Wet bodembescherming. De urgentie van de sanering wordt bepaald door de provincie aan de hand van de risico's.

Waar een zwakke oliegeur werd geroken en een zwakke olie-water reactie werd waargenomen is een sterk verhoogd gehalte aan minerale olie aangetoond. De sterke verontreiniging met minerale olie nabij het pand Kerkvaart 3/3a, gelegen op de zuidwestelijke hoek van het parkeerterrein, dient nader te worden onderzocht om de aard en omvang van de verontreiniging te bepalen.

Het nog uit te voeren nader onderzoek zal aangeven of de aangetroffen milieuhygiënische kwaliteit van de bodem van het plangebied leidt tot maatregelen, zoals bijvoorbeeld saneren. Dit dient bekend te zijn voordat omgevingsvergunning kan worden verleend voor slopen en voor bouwen. Er zal afstemming plaatsvinden met het RUD over hoe met de verontreinigingen dient om te worden gegaan. Voor het wijzgingsplan vormt dit echter geen belemmering voor de verdere procedure. Hoewel deze woning geen onderdeel uitmaakt van het plangebied wordt de milieuhygiënische bodemkwaliteit ter plaatse van de woning aan de Kerkvaart 9-11 onderzocht met het oog op het versterken en het behouden van de woning.

4.6.2.1.2 Asbest

Tijdens de veldwerkzaamheden is een visuele inspectie uitgevoerd naar de aanwezigheid van asbestverdachte materialen op het maaiveld en in de bodem. Gezien de doelstelling van het onderzoek en de voorgenomen ontwikkeling geldt de norm voor onderzoek naar asbest in grond niet. De uitgevoerde visuele inspectie geeft dan ook een goede indicatie of het terrein verdacht is op de aanwezigheid van asbest.Tijdens de visuele inspectie van het toegankelijke gedeelte van het maaiveld en de vrijgekomen grond uit de boorgaten zijn bijmengingen met puin aangetroffen. Bijmengingen met puin worden beschouwd als asbestverdacht.

De verdenking op de aanwezigheid van asbest heeft betrekking op de puinhoudende grond en de volledige puinlaag, zoals op grote delen van het plangebied aanwezig is. Bovenop deze puinhoudende grondlaag en/of de laag, volledig bestaande uit puin, is een laag straatzand aanwezig tot circa 0,2 tot 0,3 meter onder het maaiveld. Van deze laag straatzand kan worden aangenomen dat deze geen asbest bevat. Wanneer niet dieper wordt gegraven dan deze zintuigelijk schone laag straatzand, is onderzoek naar asbest niet noodzakelijk.

Het bouwplan ziet op het verhogen van het maaiveld ter plaatse van de te realiseren supermarkt en ook voor de bebouwing aan de Dorpsstraat hoeven geen graafwerkzaamheden te worden uitgevoerd in de puinlaag of puinhoudende laag. Zoals uit het onderzoek naar voren komt, hoeft in dit geval geen onderzoek naar asbest te worden uitgevoerd.

4.7 Water

4.7.1 Algemeen

De watertoets is een procesinstrument en omvat de hele procedure van elkaar vroegtijdig informeren, adviseren, gezamenlijk afwegen en uiteindelijk beoordelen van de waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten van zowel Rijk, provincies als gemeenten. De resultaten van de watertoets zijn opgenomen in deze waterparagraaf.

4.7.2 Normstelling en beleid
4.7.2.1 Nota 'Anders omgaan met Water'

In dit kabinetsstandpunt deelt men de zorg van de Commissie WB21 dat het huidige systeem van waterbeheer zeker niet in staat is om de toekomstige ontwikkelingen als klimaatverandering, bevolkingsgroei en economische groei op te vangen. Men beaamt de noodzaak van verandering in het huidige waterbeheer om Nederland in de toekomst, wat water betreft, een veilig, leefbaar en aantrekkelijk land te houden. De belangrijkste aanbevelingen van de commissie Waterbeheer 21e eeuw, zoals de nieuwe aanpak van de trits 'vasthouden, bergen, afvoeren', zo min mogelijk afwenteling, de stroomgebiedbenadering en de watertoets worden door het kabinet overgenomen.

4.7.2.2 Kaderrichtlijn Water

Door de Europese Kaderrichtlijn Water heeft Nederland een resultaatverplichting voor het bereiken de gewenste waterkwaliteit en ecologie van grond- en oppervlaktewatersystemen. Voor grote wateren of watersystemen, de zogenaamde waterlichamen, zijn hiertoe bindende doelen opgesteld. De maatregelen om de doelen te bereiken worden uitgewerkt in de stroomgebiedsprocessen. Voor de overige wateren geldt het stand-still principe. Waterbeheerders mogen hiervoor zelf aanvullende doelen opstellen.

4.7.2.3 Bestuursakkoord Water

Rijk, de provincies, gemeenten en de waterschappen hebben op 21 april 2011 concrete afspraken gemaakt over een doelmatiger waterbeheer. Uitgangspunt van het Bestuursakkoord Water is het beschermen van Nederland tegen overstromingen, een goede kwaliteit water en de beschikbaarheid van voldoende zoet water. De vijfsamenwerkingspartners willen minder kosten en minder bestuurlijke drukte Nederland droog en veilig houden. Kenmerkend voor de nieuwe aanpak is een solide, simpel en sober waterbeheer.

Naast minder kosten leidt het Bestuursakkoord Water tot aanzienlijk minder bestuurlijke drukte. Vanuit het principe 'je gaat erover of niet' zijn voor alle taken in het waterbeheer afspraken gemaakt om te zorgen dat niet meer dan twee overheden bij een taak betrokken zijn.

4.7.2.4 Waterbeheerplan

Het hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht geeft in het Waterbeheerplan AGV 2010-2015 een uitwerking van het waterbeleid van het Rijk en provincies Noord-Holland, Zuid-Holland en Utrecht. Voor het hoogheemraadschap is het Waterbeheerplan sturend voor de programmering van activiteiten en de verdeling van geld en menskracht. Het waterbeheerplan bevat uitgangspunten voor watergebiedsplannen, waterinrichtingsplannen en stedelijke waterplannen. De hoofddoelen van het Waterbeheerplan zijn veiligheid voor mensen, dieren en goederen, het leveren van voldoende water, het zorgen voor schoon water, verbeteren van de waterkwaliteit en de omgang met afvalwater.

4.7.2.5 Keur waterschap Amstel, Gooi en Vecht (2010-2015)

De uitgangspunten over hoe om te gaan met water in ruimtelijke plannen zijn beschreven in de Keur van het hoogheemraadschap 'Integrale Keur van het hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht'. De Keur is een instrument waarmee het hoogheemraadschap (een deel van) de doelen uit dit Waterbeheerplan kan realiseren. In de Keur zijn verschillende geboden en verboden vastgelegd. De afgelopen jaren heeft het hoogheemraadschap het beleid voor vergunningen en voor een aantal thema's vastgelegd in beleidsnotities, waaronder de beleidsnota's 'Inrichting, Gebruik en Onderhoud van wateren en oevers', 'Richtlijnen lozen regen-, grond- en leidingwater' en 'Vaarwater op Orde'.

4.7.3 Watersysteem

Voor de beschrijving van de waterhuishouding, is onderscheid gemaakt in:

  • het regionale watersysteem: de Amstellandboezem ('hoofdboezem');
  • het subregionale watersysteem: de Vinkeveenboezem ('tussenboezem'), die een belangrijke schakel vormt tussen de polders in het plangebied en de 'buurpolders' Derde Bedijking, Groot Wilnis-Vinkeveen, Demmerik, Oukoop en Gagel.

De waterhuishouding op lokaal niveau wordt in grote mate bepaald door de plaats van inlaten en gemalen en het beheer dat over kunstwerken wordt gevoerd om peilen te handhaven en eventueel de waterkwaliteit te beïnvloeden. De kom Mijdrecht behoort tot de Vinkeveenboezem of 'tussenboezem'.

  • 1. Hoogteverschillen zijn belangrijk

Voor de regionale waterhuishouding zijn de verschillen in hoogteligging in het gebied van belang en de gevolgen daarvan voor de kwel en inzijging in de omgeving. Het hoogteverschil in de polders heeft effect op de waterhuishouding in de boezem. De kom Mijdrecht is als bovenlandgebied en inzijgingsgebied.

  • 2. Waterhuishouding in droge perioden

In droge periodes bestaat het merendeel van het boezemwater uit de afvoer van de droogmakerijen en het effluent van de rioolwaterzuivering. De watervraag is in de zomer juist groot in de ondiepe polders en de Vinkeveense Plassen en deze onttrekken water uit het zuidelijk deel van de Amstelboezem (Kromme Mijdrecht, Geer, Bijleveld en Groote Heicop). De oostelijke inlaten ontvangen tot aan de Dooijersluis overwegend water uit het Amsterdam-Rijnkanaal. De westelijke inlaten (waaronder de Vinkeveenboezem) ontvangen overwegend water uit de Amstel en Kromme Mijdrecht.

Naast de invloed van dit inlaatwater uit de boezem, zijn aan de tussenboezem drie polders gekoppeld die hun wateroverschot via de tussenboezem afvoeren:

  • de Tweede Bedijking, een diepe polder met een matige hoeveelheid kwel;
  • Wilnis-Veldzijde, een diepe polder met een sterke kwel;
  • Gagel, een kleine ondiepe polder met wegzijging.

Het water uit deze drie polders heeft hoge nutriëntconcentraties, vanuit de landbouw en in de droogmakerijen vooral door nutriëntrijke kwel.

In droge perioden bepaalt de kwel vanuit de droogmakerijen binnen het plangebied dus in meer of mindere mate de waterkwaliteit van de Amstelboezem en Vinkeveenboezem. Vanwege de grote omvang en relatief slechte kwaliteit van het kwelwater in Groot- Mijdrecht en Wilnis-Veldzijde hebben deze polders een grote invloed op de waterhuishouding in de omgeving. Het uitgeslagen kwelwater van Wilnis-Veldzijde heeft hoge nutriëntconcentraties, is zuurstofarm en is bruin van kleur.

Dit water domineert het gebied van de brug over Kerkvaart bij Mijdrecht tot en met de Zuidplas (Vinkeveense Plassen). De waterkwaliteit ten westen van de brug over de Kerkvaart lijkt sterk op de kwaliteit in de Amstel en Kromme Mijdrecht (hoofdboezem). De nutriëntconcentraties hiervan zijn hoog, maar het water is veel helderder dan dat van Wilnis-Veldzijde. Het uitgeslagen kwelwater van Groot-Mijdrecht heeft hoge chloride- en nutriëntconcentraties en is bruin van kleur. Dit water domineert in de Amstelboezem vanaf de Winkel en de Waver, via de Amstel en de Kromme Mijdrecht tot aan de Geer in het zuiden.

  • 3. Natte perioden

In natte perioden keert de stroming van de Amstel naar het noorden, waar het water uiteindelijk via het Noordzeekanaal wordt afgevoerd. Het overtollige water in de tussenboezem wordt via de Ringvaart en de Geuzensloot door gemaal De Ruiter afgevoerd naar de boezem en het Amsterdam-Rijnkanaal. De inlaat bij de Oudhuijzersluis staat dan dicht. In het natuurgebied van Botshol wordt in de winterperiode geen water ingelaten.

In natte perioden wordt de waterkwaliteit van de tussenboezem vooral bepaald door kwelwater vanuit de drie gekoppelde polders: met name Wilnis-Veldzijde en in mindere mate De Tweede Bedijking en Gagel. De invloed van de waterafvoer vanuit Groot- Mijdrecht op de Amstelboezem is in natte perioden minder groot, omdat het aandeel hiervan in de totale afvoer naar de boezem minder groot is.

  • 4. Plangebied

Het plangebied grenst aan een zijsloot van de Kerkvaart. De Kerkvaart is een primaire waterloop, wat inhoudt dat de waterloop een belangrijke afwateringsfunctie voor het aangrenzende gebied heeft. De doorstroming dient goed te blijven, wat inhoudt dat regulier onderhoud nodig is. Om goed onderhoud uit te voeren geldt, op grond van de Keur van het waterschap, rond deze primaire waterloop een zone van 5 meter vanaf de oever welke vrij dient te blijven van gebouwen, bouwwerken en gebruik zoals opslag. Er mag niet worden gebouwd zonder toestemming van het waterschap en een watervergunning is verkregen.

4.7.4 Afvalwater, hemelwater, grondwater: uitbreiding gemeentelijke watertaken

Gemeenten zijn op basis van de Wet milieubeheer verantwoordelijk voor de zorg voor de inzameling en transport van stedelijk afvalwater dat vrijkomt bij de binnen het grondgebied van de gemeente gelegen percelen. Daarnaast heeft de gemeente op grond van de Waterwet de zorgplicht voor de inzameling en verwerking van afvloeiend hemelwater. In deze wet is ook vastgelegd dat de gemeente de zorg heeft voor het treffen van maatregelen in openbaar gemeentelijk gebied om structureel nadelige gevolgen van de grondwaterstand voor de aan de grond gegeven bestemming te voorkomen of te beperken. Op basis van de wet gemeentelijke watertaken zijn onderstaande doelen te onderscheiden:

  • zorgen voor inzameling van stedelijk afvalwater;
  • zorgen voor transport van stedelijk afvalwater;
  • zorgen voor inzameling van hemelwater (door de particulier voor zover dat redelijkerwijs kan worden gevraagd);
  • zorgen voor verwerking van ingezameld hemelwater;
  • zorgen dat (voor zover mogelijk) het grondwater de bestemming van een gebied niet structureel belemmert.

Genoemde zorgplicht heeft geleid tot een Verbreed Gemeentelijk Rioleringsplan, vastgesteld in de gemeenteraad van 22 november 2012. In het nieuwe rioleringsplan staan de hoofdlijnen van de aanpak om de doelen te halen. Aan de hand van onder andere inspecties en samenloop met andere werkzaamheden wordt jaarlijks bekeken welke werkzaamheden uitgevoerd moeten worden, dit wordt vastgelegd in een operationeel jaarprogramma.

In het rioleringsplan is weergegeven hoe de gemeente haar zorgplichten de komende planperiode vorm wil geven. De gemeente gaat zelf de geldigheidsduur van dit plan vaststellen. De geldigheidsduur van dit beleidsplan is vijf jaar: 2013 t/m 2017. Evaluatie van de voortgang en eventuele bijstelling moet bij grote veranderingen plaatsvinden, in 2017 vindt een evaluatie en actualisatie van het rioleringsplan plaats. Bij de voorbereiding zijn het waterschap en de provincie Utrecht betrokken geweest.

4.7.5 Gevolgen voor water

Het gebied van het wijzigingsplan is nu volledig verhard. Er liggen geen sloten die gedempt worden. Het verharde gebied blijft in de nieuwe opzet geheel verhard. Er vindt geen extra verharding plaats die meer bedraagt dan 1.000 m². Er is geen watercompensatie vereist.

Ten aanzien van de afvoer van hemel- en rioolwater gelden de richtlijnen zoals die zijn opgenomen in het nieuwe gemeentelijk verbreed rioleringsplan dat 22 november 2012 is vastgesteld. Dat betekent dat er bij de bouw geen uitlogende materialen mogen worden toegepast (koper, lood en zink), geen verduurzaamd hout. Per situatie zal bekeken worden of de riolering gescheiden wordt of gemengd blijft.

De Kerkvaart is een primaire waterloop, wat inhoudt dat de waterloop een belangrijke afwateringsfunctie voor het aangrenzende gebied heeft. De doorstroming dient goed te blijven, wat inhoudt dat regulier onderhoud nodig is. Om goed onderhoud uit te voeren geldt rond deze primaire waterloop een zone van 5 meter vanaf de oever welke vrij dient te blijven van gebouwen, bouwwerken en gebruik zoals opslag. Er mag niet worden gebouwd zonder toestemming van het waterschap en een watervergunning is verkregen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0736.BPW007molenhof-va01_0013.png"

Afbeelding 11: Legger waterschap Amstel, Gooi en Vecht plangebied rood omkaderd (Bron: legger waterschap AGV)

4.7.6 Compensatie

Ten gevolge van dit bestemmingsplan hoeft geen compensatie plaats te vinden, aangezien de verharding per saldo niet toeneemt.

4.7.7 Wateradvies waterbeheerder

De watertoets is een iteratief proces dat de waterhuishoudkundige knelpunten in een gebied inzichtelijk maakt en vervolgens beschrijft hoe deze met het oog op ruimtelijke ontwikkelingen voorkomen of opgeheven kunnen worden.

Het wijzigingsplan maakt het bouwen van een gebouw in de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterloop' mogelijk. Voor een dergelijke activiteit is een watervergunning nodig en op basis van de vergunningaanvraag zal het bestuur van AGV beoordelen of de activiteit is toegestaan. De dubbelbestemming en het vergunningsvereiste zijn in het leven geroepen om het onderhoud van de watergang te waarborgen en de oevers toegankelijk te houden.

4.8 Ecologie

4.8.1 Algemeen

Bescherming van natuurwaarden vindt plaats via de Flora- en faunawet, de Natuurbeschermingswet en de Boswet. De Boswet blijft hier buiten beschouwing, aangezien het plangebied zich niet buiten de bebouwde kom bevindt.

4.8.1.1 Soortenbescherming

Op grond van de Flora- en faunawet (verder: Ffw) is iedere handeling verboden die schade kan toebrengen aan de op grond van de wet beschermde planten en dieren en/of hun leefgebied. De wet kent een algemene zorgplicht, omvat daarnaast een reeks van verbodsbepalingen en heeft een groot aantal soorten (verdeeld over verschillende categorieën) als beschermd aangewezen. De zorgplicht houdt in dat iedereen voldoende zorg in acht moet nemen voor alle in het wild voorkomende dieren en planten en hun leefomgeving.

Om de instandhouding van de wettelijke beschermde soorten te waarborgen, moeten negatieve effecten op de instandhouding van soorten worden voorkomen. Een aantal voor planten en dieren schadelijke handelingen is op grond van de Ffw verboden.

Op grond van artikel 75 Ffw kunnen ontheffingen van de verboden worden verleend en op grond van de ex artikel 75 Ffw vastgestelde AMvB (het Besluit aanwijzing dier- en plantensoorten Flora- en faunawet) gelden enkele vrijstellingen van het verbod. Welke voorwaarden verbonden zijn aan de ontheffing of vrijstelling hangt af van de dier- of plantensoorten die voorkomen. Hierbij wordt volgens de wettelijke kaders onderscheid gemaakt in drie categorieën, waarin soorten zijn ingedeeld op basis van zeldzaamheid en kwetsbaarheid.

  • Algemene soorten

Voor de algemene soorten die zijn genoemd in tabel 1 bij de AMvB geldt de lichtste vorm van bescherming.

  • Overige soorten

De overige soorten, genoemd in tabel 2 bij de AMvB, genieten een zwaardere bescherming. Voor deze soorten geldt voor activiteiten die zijn te kwalificeren als ruimtelijke ontwikkelingen een vrijstelling van het verbod, mits die activiteiten worden uitgevoerd op basis van een door de minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie goedgekeurde gedragscode.

  • Soorten genoemd in bijlage IV Habitatrichtlijn en bijlage 1 AMvB ex artikel 75

Voor de soorten die zijn genoemd in bijlage IV van de Habitatrichtlijn en bijlage 1 van de AMvB ex artikel 75 Ffw geldt de zwaarste bescherming. Het hangt van de precieze aard van de werkzaamheden en van de betrokken soort(en) af of een vrijstelling met gedragscode geldt, of dat een ontheffing noodzakelijk is.

Vogelsoorten zijn niet opgenomen in de hierboven genoemde categorieën. Voor verstoring van vogels en vogelnesten door ruimtelijke ontwikkelingen kan geen ontheffing worden verleend. Van een (beperkt) aantal vogels is de nestplaats jaarrond beschermd. Voor de overige vogelsoorten geldt dat verstoring van broedende exemplaren is verboden.

4.8.1.2 Gebiedsbescherming

Naast de soortenbescherming wordt de gebiedsbescherming geregeld binnen de Natuurbeschermingswet (in de Natura 2000-gebieden) en binnen de Ecologische Hoofdstructuur (tegenwoordig Natuurnetwerk Nederland).

4.8.2 Betekenis voor het project

Grontmij Nederland B.V. heeft een verkennend en aanvullend onderzoek uitgevoerd naar de effecten van deze ontwikkeling op beschermde planten, dieren en natuurgebieden. Dit onderzoek is erop gericht inzicht te krijgen in de mogelijke effecten van het plan op beschermde natuurwaarden in en om het plangebied en de mogelijke vervolgstappen die moeten worden genomen in het kader van de planfase en/of realisatie.

Hieronder is een samenvatting van de conclusie opgenomen en is aangegeven wat dit betekent voor de ontwikkeling. Het onderzoek is opgenomen in bijlage 7.

4.8.2.1 Natuurnetwerk Nederland

De voorgenomen ontwikkelingen vinden plaats buiten de begrenzing van het Natuurnetwerk Nederland (hierna: NNN). Nadere toetsing is niet noodzakelijk, aangezien de provincie Utrecht geen externe werking heeft verbonden aan NNN. Overigens kunnen significante effecten op het NNN in nabijheid van het plangebied algemene zin worden uitgesloten.

4.8.2.2 Natuurbeschermingswet 1998

Het voorgenomen plan leidt niet tot effecten op buiten Mijdrecht gelegen Natura 2000-gebieden en/of beschermde natuurmonumenten. Er is geen nader (effect)onderzoek in de vorm van een verslechteringstoets of een passende beoordeling noodzakelijk en er hoeft geen vergunning op rond van artikel 19d Natuurbeschermingswet 1998 te worden aangevraagd. Het voorgenomen plan is derhalve uitvoerbaar op grond van artikel 19j Natuurbeschermingswet 1998.

4.8.2.3 Flora- en faunawet

Uit het verkennend natuuronderzoek is naar voren gekomen dat zich panden binnen het plangebied bevinden die geschikt zijn voor vleermuizen en de gierzwaluw. Deze soorten zijn waargenomen gedurende het verkennend natuuronderzoek. Op grond hiervan is aanvullend natuuronderzoek uitgevoerd, waarbij in de daarvoor aangewezen onderzoeksperiode meermaals locatiebezoek heeft plaatsgevonden om de aanwezigheid van deze soorten nader te onderzoeken.

Broedvogels

Voor vogelnesten die niet onder de categorie 1 tot en met 4 jaarrond beschermde nesten vallen (min of meer algemene stadsvogels), is geen belemmering te verwachten in het kader van bestemmingsplanwijzigingen. Zolang er geen sloopwerkzaamheden plaatsvinden in het broedseizoen (wat globaal loopt van 15 maart tot en met 15 juli met uitloop tot in augustus) of verstoring op vogels wordt voorkomen, dan wordt overtreding van de Flora- en faunawet voorkomen. Als er toch in deze periode gewerkt moet worden, dient het terrein voorafgaand aan de werkzaamheden geïnspecteerd te worden door een deskundig ecoloog. Deze ecoloog kan passende maatregelen opstellen om verstoring van vogelnesten te voorkomen.

Gewone dwergvleermuis

Het leegstaande pand aan de Kerkvaart (zie fig. 2.5a) is, gezien het uitvliegen van een enkele gewone dwergvleermuis, een zomerverblijfplaats en een baltsverblijfplaats van een gewone dwergvleermuis. Er zijn geen aanwijzingen gevonden dat dit gebouw of andere gebouwen in het plangebied en het onderzoeksgebied gebruikt worden als kraamverblijfplaats. Dit omdat alleen een enkel individu aangetroffen is. Tijdens de baltsperiode zijn verder geen andere baltsende vleermuissoorten aangetroffen in het plangebied.

Voor de sloop is daarom een Flora- en faunawet ontheffing benodigd en een bijbehorend activi- teitenplan en daaruit voortvloeiend een ecologisch werkprotocol waarin een aannemer zich aan moet conformeren. Met betrekking tot vleermuizen is het wettelijke belang aanwezig om na on- derzoek mogelijk een ontheffing van de Flora- en faunawet te verkrijgen. Dit betreft belang "e: dwingende redenen van groot openbaar belang, met inbegrip van redenen van sociale of economische aard, en voor het milieu wezenlijke gunstige effecten". In dit licht betekent dat er geen belemmeringen zijn te verwachten in het kader van het wijzigingsplan.

Gierzwaluw

Nesten van de gierzwaluw zijn jaarrond beschermd en zijn in het plangebied alleen in het leegstaande gebouw aan de Kerkvaart (zie fig. 2.5a) aangetroffen. Bij de sloop zullen nesten van deze soorten verwijderd moeten worden, daarmee is een ontheffing van Flora- en faunawet noodzakelijk. Voor vogels kan alleen ontheffing verleend worden ten behoeve van belangen genoemd in de Vogelrichtlijn. De uitvoering van werkzaamheden in het kader van ruimtelijke inrichting of ontwikkeling is niet genoemd in de Vogelrichtlijn.

Omdat het belang ‘ruimtelijke ontwikkeling’ betreft kan conform het toetsingsmodel van de RVO een ontheffing verleend worden. Maar er kan wel een Vrijstellingsbesluit aan de ontheffingverlening ten grondslag liggen, er is immers geen sprake van verstoring met wezenlijke invloed, omdat verwacht wordt dat er voldoende nestgelegenheid in de omgeving aanwezig blijft, waardoor de instandhouding van de gierzwaluw niet in het geding komt. Maar er zullen wel nieuwe nestgelegenheden gecreëerd moeten worden in de nieuwe situatie. Dit zal nader beschreven moeten worden in een projectplan (mitigatie- en compensatieplan) wat een basis vormt voor een ontheffingsaanvraag. Daarnaast is een ecologisch werkprotocol noodzakelijk waar de aannemer en opdrachtgever zich tijdens de sloop aan committeren. Dit zodat sloopwerkzaamheden ten opzichte van de gierzwaluw op de juiste manier uitgevoerd worden en alvorens de start van de sloop, voldoende gecompenseerd is (bijvoorbeeld door het ophangen van nestkasten en/of gierzwaluwdakpannen in de directe omgeving buiten het werkgebied.

Zolang de instandhouding van de gierzwaluw (en daar zal naar verwachting geen sprake van zijn, gezien de gierzwaluw populatie in Mijdrecht wijdverspreid ligt) niet in het geding komt in het plangebied en waar nodig voldoende mitigatie- en compensatiemaatregelen getroffen worden, zijn in dit licht geen belemmeringen te verwachten in het kader van bestemmingsplanwijzigingen. Een Ff-wet ontheffing is daarmee naar verwachting verkrijgbaar op basis van het Vrijstellingsbesluit.

Conclusie

Zowel voor de gewone dwergvleermuis als voor de gierzwaluw is een Ff-wet ontheffing naar verwachting verkrijgbaar. Voor het verkrijgen van de benodigde Ff-ontheffing voor de dwergvleermuis is een activiteitenplan en een ecologisch werkprotocol nodig waar de aannemer zich aan dient te conformeren. Aan de Ff-ontheffing voor de gierzwaluw dient een vrijstellingsbesluit ten grondslag te liggen. Hiervoor is een projectplan (mitigatie- en compensatieplan) nodig en een ecologisch werkprotocol.

Dit betekent dat voor het wijzigingsplan geen belemmering aanwezig is vanuit ecologie, de uitvoerbaarheid en de bescherming van de ecologische waarden is geborgen.

4.9 Cultuurhistorie

4.9.1 Cultuurhistorie

Uitgangspunt bij ruimtelijke ontwikkelingen is om het binnen een plangebied aanwezige cultuurhistorische erfgoed te behouden. Dit houdt in dat bescherming moet worden geboden aan de aanwezige Rijksmonumenten, provinciale en gemeentelijke monumenten.

Met als doel cultuurhistorische belangen te laten meewegen in de ruimtelijke ordening is per 1 januari 2012 het Besluit ruimtelijke ordening gewijzigd. Daarmee zijn gemeenten verplicht in een bestemmingsplan een beschrijving op te nemen van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden rekening is gehouden. Dat betekent dat een analyse moet worden verricht naar de cultuurhistorische waarden in een bestemmingsplangebied en dat daar conclusies aan moeten worden verbonden die in een bestemmingsplan verankerd worden.

4.9.2 Ontstaansgeschiedenis

De oudste bewoning uit De Ronde Venen dateert uit het Neolithicum (de Nieuwe Steentijd), om precies te zijn uit de overgang van het Vroeg Neolithicum (5300-4200 voor Chr.) naar het Midden Neolithicum (4200-2850 voor Chr.). Ongeveer rond 4000 voor Chr. begon de woonsituatie vermoedelijk te verslechteren door oprukkend veen, waardoor de bewoners naar hogere en drogere gronden begonnen te vertrekken. Hierdoor is er vermoedelijk gedurende zeer lange tijd geen bewoning in De Ronde Venen geweest. In de 11e eeuw begonnen de eerste ontginningen in De Ronde Venen. Hiermee werd het startsein gegeven voor de ontginning van een uitgestrekt veengebied. Vanaf veenriviertjes als de Kromme Mijdrecht, Drecht, Waver en Winkel, de ontginningsbases, werd radiaal ontgonnen naar het hoger en centraal gelegen veenkussen.

De ontwatering bracht ook nadelige gevolgen met zich mee. De top van het veen verdween en het maaiveld daalde. Opnieuw ontwateren was slechts een tijdelijke oplossing. De maaivelddaling ging uiteindelijk zo ver dat het veen niet meer ontwaterd kon worden en men noodgedwongen moest overstappen van akkerbouw op veeteelt. Tegen wateroverlast werden rondom de ontginningen en langs de zuwes, die als afscheiding tussen het ontgonnen land naar het midden van het veenkussen waren aangelegd, kaden aangelegd.

Op deze kaden ontstonden de lintnederzettingen Mijdrecht, Demmerik, Vinkeveen, Wilnis en Waverveen. De maaivelddaling ging door met als gevolg dat het veen op den duur zelfs lager kwam te liggen dan de veenrivieren. Daarom werden windmolens ingezet om het land droog te malen. In de 16e eeuw werd echter door de groei van de steden in West-Nederland de vraag naar brandstof steeds groter. Door het ontbreken van hout was men aangewezen op turf en al snel werden grote veengebieden afgegraven voor de turfwinning. Het gevolg van de turfwinning was dat lokaal open waterplassen ontstonden. Door golfslag breidden deze wateren zich vaak uit tot grote binnenmeren. De binnenmeren konden bij storm een bedreiging vormen voor de dorpen en steden er omheen. Met het oog hierop, en om weer voldoende landbouwgrond te verkrijgen, werd in de loop van de 19e eeuw een groot aantal meren drooggelegd. Na de aanleg van zware ringdijken werd begonnen met het wegpompen van het water. Hiervoor werd gebruikgemaakt van windmolens.

Met het droogleggen van de voormalige meren is het landschap zoals dat 4500 jaar voor Chr. bestond, in feite weer aan het maaiveld aanwezig. De ligging van de voormalige kreken en geulen zijn soms nog duidelijk als verhogingen zichtbaar aan het maaiveld. Het is eigenlijk heel bijzonder en uniek om na ruim 6000 jaar weer op dezelfde bodem te lopen als de eerste bewoners van het gebied. Het feit dat de archeologische sporen zo dicht aan het maaiveld liggen maakt ze echter ook zeer kwetsbaar voor bodemingrepen of zelfs voor regulier grondgebruik.

4.9.3 Betekenis voor het project

De historische lijnen vanuit de Kromme Mijdrecht over de Kerkvaart/Kerkstraat naar de Janskerk en over Molenland naar de Johannes de Doperkerk zijn van grote cultuurhistorische waarde. Deze waarde zit in de rol als afscheiding, dijk en kade enerzijds en de rol van verbindingsweg en gezichtslijn anderzijds. Daarbij heeft de Kerkvaart ook nog een belangrijke rol gespeeld in het droogleggen van de polder de Eerste Bedijking. De historische lijn lopend over de Hofland via de Dorpsstraat naar Bozenhoven en de Herenweg te Wilnis vormt het oude ontginningslint van het gebied die, evenals de zuwes, al zo'n 800 tot 900 jaar op dezelfde plaats ligt. Ook dit is een historische lijn van grote cultuurhistorische waarde, die zit in de rol als ontginningslint en verbindingsweg waar vanouds de bewoning was.

Ter bescherming van de middeleeuwse copeverkaveling is de dubbelbestemming Waarde – Cultuurhistorie opgenomen in het bestemmingsplan 'Kom Mijdrecht'. In deze bestemming zijn regels opgesteld waardoor de verkavelingsstructuur niet aangepast kan worden zonder een advies van een cultuurhistorische expert. Dit houdt specifiek in dat niet in of op bestaande watergangen mag worden gebouwd. De ontwikkeling die wordt mogelijk gemaakt met dit wijzigingsplan heeft geen aanpassing van de bestaande verkavelingsstructuur tot gevolg. De historische lijnen van de Kerkvaart en de Dorpsstraat blijven in stand. Daarnaast wordt niet in of op de Kerkvaart gebouwd, de watergang die direct ten westen van het plangebied stroomt. Vandaar dat het niet nodig is de cultuurhistorische dubbelbestemming te verankeren in voorliggend wijzigingsplan. Vanuit cultuurhistorie is er dan ook geen belemmering het plan te realiseren.

4.10 Archeologie

4.10.1 Algemeen

Het plangebied maakt onderdeel uit van de historische kern van Mijdrecht. Deze is onderdeel van een groter ontginningslint dat loopt van het Waverveense pad bij Waverveen over Hofland, de Dorpsstraat en Bozenhoven naar de Herenweg bij Wilnis. De historische kern van Mijdrecht gaat terug op ontginningen rond 1100 na Christus. De kern is gelegen op een kreekrug, die door zijn hogere liggen geschikter was voor bewoning dan het omliggende veengebied.

Ook in het Neolithicum, en meer specifiek tussen 4500 en 4000 voor Christus, vormde deze kreekruggen een goede bewoningslocatie. In die tijd was er sprake van kleine groepen mensen die de landbouw nog volop combineerden met jagen en verzamelen. De historische kern is door de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed opgenomen op de Archeologische Monumentenkaart (AMK) als gebied met een hoge archeologische waarde. Het AMK-terrein strekt zich uit van de zuidelijke helft van Hofland over de Dorpsstraat en Bozenhoven tot het begin van de Herenweg te Wilnis.

Van de gehele gemeente De Ronde Venen is een archeologische beleidskaart opgesteld, die in december 2011 is gepubliceerd op de gemeentelijke website. Het AMK-terrein Mijdrecht is hierop binnen een blauw kader afgebeeld en het volledige plangebied maakt daar onderdeel van uit. Op de beleidskaart staat ook de rest van het middeleeuwse ontginningslint in het rood aangegeven als zijnde van hoge archeologische waarde. Ook de Kerkvaart, als oude kade, staat aangegeven in het rood.

afbeelding "i_NL.IMRO.0736.BPW007molenhof-va01_0014.png"

Afbeelding 12: Archeologische beleidskaart De Ronde Venen met plangebied indicatief omkaderd

Hoe hoger de (verwachtings)waarde van een gebied, des te groter is de kans dat er archeologische vindplaatsen aanwezig zijn. Daar waar de verwachtingswaarde laag is gelden in principe geen nadere eisen en kan zonder aanvullend onderzoek ontwikkeld worden. Mochten er tijdens de bouwwerkzaamheden alsnog vondsten worden gedaan, dan geldt er een meldingsplicht. Vondsten dienen te allen tijde met zorg behandeld en gemeld te worden.

4.10.2 Resultaten archeologisch vooronderzoek

In opdracht van gemeente De Ronde Venen heeft RAAP Archeologisch Adviesbureau B.V. in december 2011 een archeologisch vooronderzoek uitgevoerd, bestaande uit een bureau- en een inventariserend veldonderzoek. Het onderzoek is opgenomen in bijlage 8. Voor dit onderzoek heeft een ander bouwplan als uitgangspunt gediend, maar heeft betrekking op hetzelfde plangebied als voorliggend wijzigingsplan. Op basis van de onderzoeksresultaten en de destijds voorgenomen bodemingrepen kan worden geconcludeerd dat bij de realisering van die plannen vermoedelijk archeologische resten zouden zijn verstoord.

Vindplaatsen uit de Late Middeleeuwen en Nieuwe tijd werden verwacht in een ophogingspakket direct vanaf het maaiveld. Op basis van de verstoringsgegevens werd echter verwacht dat een deel van deze vindplaatsen mogelijk in het recente verleden verstoord is geraakt. Uit het veldonderzoek blijkt dat onder een recent opgebracht pakket een ophogingspakket van 50 tot 165 cm dik in het plangebied aanwezig is. Op basis van het veldonderzoek is geconstateerd dat de top van het onderliggende veen in het westelijke deel van het plangebied lager ligt, dan in het oostelijke deel van het plangebied. Op basis van eerder onderzoek langs de Dorpsstraat blijkt dat in het in het ophogingspakket archeologische resten uit de Late Middeleeuwen en Nieuwe tijd aangetroffen kunnen worden. De bodem in het plangebied is ter hoogte van de aanwezige bestrating aan de Dorpsstraat dus slechts in beperkte mate verstoord en is ter hoogte van de bebouwing in grote mate verstoord, maar is mogelijk niet overal tot in de natuurlijke afzettingen verstoord. Onder de bebouwing kan nog een (restant) van het ophogingspakket aanwezig zijn.

Meer specifiek zijn de volgende bevindingen van belang:

  • Op basis van het bureauonderzoek, gold een middelhoge archeologische verwachting voor vindplaatsen uit het Neolithicum, een lage archeologische verwachting voor vindplaatsen uit de Bronstijd tot en met de Vroege Middeleeuwen en een hoge archeologische verwachting voor vindplaatsen uit de Late Middeleeuwen en Nieuwe tijd;
  • Archeologische resten uit de Late Middeleeuwen en Nieuwe tijd werden in een ophogingspakket direct vanaf maaiveld verwacht. Resten uit het Neolithicum werden op de oeverwallen van een getijdengeul onder het Hollandveen verwacht;
  • Tijdens het veldonderzoek zijn onder het Hollandveen wadafzettingen aangetroffen. Er zijn geen oeverwallen of getijdengeulafzettingen aangetroffen. De verwachting voor het aantreffen van archeologische vindplaatsen uit het Neolithicum kan dus naar beneden worden bijgesteld;
  • Tijdens het veldonderzoek is wel het verwachte ophogingspakket aangetroffen. Dit pakket is in het recente verleden slechts in beperkte mate verstoord. De hoge verwachting voor het aantreffen van vindplaatsen uit de Late Middeleeuwen en Nieuwe tijd kan dus gehandhaafd blijven.
4.10.3 Betekenis voor het project

In het bestemmingsplan 'Kom Mijdrecht' als ook in dit wijzigingsplan is een dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 1' opgenomen ter bescherming van de archeologische waarden binnen het gebied. Binnen 'Waarde - Archeologie 1' is de kans dat archeologische resten gevonden worden vrij groot. Binnen deze bestemming geldt dan ook een omgevingsvergunningplicht voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden over een gebied groter dan 50 m2 en dieper dan 0,30 meter. Voor het wijzigingsplan heeft archeologisch onderzoek plaatsgevonden (bureau- en veldonderzoek).

In tegenstelling tot eerdere bouwplannen blijven de aanwezige archeologische waarden met het uit te voeren bouwplan behouden. Dit is een van de uitgangspunten voor het ontwerp. Ter plaatse van de te realiseren supermarkt wordt het maaiveld zodanig opgehoogd dat geen verstoring zal optreden van lagen met potentiele archeologische waarden. En de bebouwing aan de Dorpsstraat blijft binnen de contouren en diepte van de bestaande fundamenten. Vandaar dat de aanwezige archeologische waarden, die zich bovendien al onder een reeds opgebracht ophogingspakket bevinden, worden ontzien met het bouwplan, zoals blijkt uit het uitgevoerde onderzoek.

Rekening houdend met de resultaten van het archeologisch onderzoek en het bouwplan is geen nader onderzoek nodig. Daarnaast is ter bescherming van archeologische waarden dieper dan 30 cm ten opzichte van het huidige maaiveld de archeologische dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 1' ook in het wijzigingsplan opgenomen. Zo blijft het bestaande beschermingsregime van kracht en kunnen ook in de toekomst geen verstoringen optreden die mogelijke archeologische waarden aantasten. Aangezien het maaiveld wordt opgehoogd, wordt de regeling zo aangepast dat deze geldt ten opzichte van het huidige nog niet opgehoogde maaiveld (oorspronkelijk maaiveld). Hiermee is in het wijzigingsplan de bescherming voldoende geborgd.

Bij het slopen en bouwen vindt (wanneer nodig) archeologische begeleiding plaats, zodat eventuele vondsten op de juiste manier gedocumenteerd en mogelijk verwijderd kunnen worden. Tot slot blijft de archeologische meldingsplicht van kracht op grond van artikel 53 Monumentenwet 1988. Deze plicht houdt in dat wanneer bij graafwerkzaamheden archeologische vondsten worden gedaan waarvan de vinder redelijkerwijs moet kunnen weten dat het archeologie betreft, dat dit gemeld moet worden bij het bevoegd gezag.

4.11 Duurzaamheid

4.11.1 Duurzaamheid

De raad van de gemeente De Ronde Venen heeft op 28 maart 2013 de notitie 'Duurzaamheid Dichtbij' vastgesteld. In de notitie worden de kaders en de doelstellingen beschreven van de gemeente op het gebied van duurzaamheid. De basis van duurzame ontwikkeling is People, Planet en Profit, oftewel de 3 P's. Het staat voor de drie elementen die in een harmonieuze wijze gecombineerd dienen te worden. Een duurzame keuze is sociaal aanvaardbaar, ecologisch verantwoord en economisch rendabel. Duurzame ontwikkeling sluit aan bij De Ronde Venen als gemeente in het Groene Hart, die zij wil zijn en uitdragen.

Op grond van deze ambitie zijn de volgende prioritaire thema's benoemd in het gemeentelijk duurzaamheidsbeleid:

  • 1. het stimuleren van duurzaamheid onder inwoners;
  • 2. het bewerkstelligen van een duurzame lokale economie;
  • 3. kaders stellen bij en stimuleren van duurzame ruimtelijke ontwikkelingen;
  • 4. realisatie van een duurzame gemeentelijke organisatie;
  • 5. het verder verduurzamen van hergebruik van afval en plastic.

Duurzaam bouwen beleid

De gemeente De Ronde Venen is actief op het gebied van duurzame ontwikkeling en heeft voor het onderdeel duurzaam bouwen verschillende beleidsdocumenten vastgesteld, waarin ambities zijn opgenomen. De gemeente heeft in 2006 een duurzaamheidsambitie voor projecten vastgesteld. De duurzaamheidsambitie geeft een kort en bondig overzicht voor praktisch gebruik in (woningbouw)projecten, plannen en onderhandelingen met bouwpartners. Bij nieuwbouw van woningen wordt een energieprestatie gevraagd die verder gaat dan de landelijke regelgeving, namelijk een 10% scherpere Energieprestatiecoëfficiënt (EPC). Ingezet wordt op energiebesparend ontwerpen (bijvoorbeeld compact bouwen en goede woningisolatie), het gebruik van duurzame energie (bijvoorbeeld het gebruik van zonnecollectoren en biomassa) en het gebruik van duurzame materialen (bijvoorbeeld duurzaam geproduceerd hout).

De gemeente heeft in 2008 besloten om de (regionale) "Werkwijze Duurzaam Bouwen met GPR Gebouw (nieuwbouw)" vast te stellen. Hiermee heeft de gemeente de volgende duurzaamheidsambities vastgesteld die van toepassing zijn op GPR-gebouw:

  • Woningen: Minimaal een 7 op alle thema's en totaal minimaal 38 punten (5 thema's)
  • Utiliteitsbouw: Minimaal een 7 op alle thema's en totaal minimaal 38 punten (5 thema's).

GPR- gebouw laat zien hoe duurzaam een gebouw is en berekent de prestaties van het gebouw op vijf verschillende modules; energie, milieu, gezondheid, gebruikskwaliteit en toekomstwaarde. Per module verschijnt een waardering op een schaal van 1 tot 10.

Bouwpartijen kunnen voor wat betreft de energieprestaties voorlopig kiezen of ze willen bouwen volgens het huidige beleid zoals opgenomen in de duurzaamheidsambitie voor projecten of afspraken willen maken op basis van de GPR-gebouw methode (met minimaal een even hoge ambitie). Om gebruik te kunnen maken van GPR-gebouw, kunnen ontwikkelaars en architecten een sublicentie aanvragen bij de gemeente.

4.11.2 Betekenis voor het project

Twee thema's in het gemeentelijk duurzaamheidsbeleid zijn met name van belang voor dit wijzigingsplan: duurzame lokale economie en duurzaam bouwen en duurzame ruimtelijke ontwikkelingen. Bij de herontwikkeling van de Molenhof is oog voor duurzaamheid in zowel de bouwfase als de latere exploitatiefase. De bebouwing is afgestemd op de geldende vereisten voor duurzame en energiezuinige bouw. De te realiseren supermarkt is energiezuinig en op het appartementengebouw worden zonnepanelen aangebracht om zoveel mogelijk in de energiebehoefte te voorzien met duurzame energiebronnen. De ontwikkeling is dan ook in overeenstemming met het gemeentelijk duurzaamheidsbeleid.

Hoofdstuk 5 Juridische planopzet

5.1 Algemeen

Het wijzigingsplan bestaat uit een toelichting, regels en een verbeelding. In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de wijze waarop de ruimtelijke en functionele ontwikkelingen een vertaling hebben gekregen in de juridisch bindende onderdelen van het wijzigingsplan, de plankaart (de verbeelding van de geometrische plaatsbepaling) en de regels.

5.2 Indeling regels

Het wijzigingsplan is opgesteld conform de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP2012). Wanneer na 1 juli 2013 een wijzigingsplan wordt gemaakt op basis van een moederplan volgens de RO Standaarden 2008, dan moet het wijzigingsplan worden opgezet conform de RO Standaarden. Inhoudelijk wordt aangesloten bij de kaders van het moederplan, bestemmingsplan 'Kom Mijdrecht'.

Ter verduidelijking zal hieronder per artikel de bestemmingsregeling worden toegelicht. Deze toelichting is bedoeld om de verschillende regelingen in onderling verband te duiden en om de relatie tussen toelichting enerzijds en regels en verbeelding anderzijds aan te geven. De planregels kent drie hoofdstukken: inleidende regels, bestemmingsregels en de slotregel.

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In dit artikel worden de begrippen gedefinieerd, die in de planregels worden gehanteerd. De begrippen van het moederplan zijn bepalend en hoeven in wijzigingsplannen niet te worden opgenomen. Begrippen die horen bij het wijzigingsplan zijn wel opgenomen.

Artikel 2 Wijze van meten

In dit artikel is bepaald hoe de voorgeschreven maatvoering in het plan gemeten moeten worden. Evenals de begripsbepalingen voorkomen de bepalingen inzake de wijze van meten interpretatieverschillen bij de toepassing van de planregels. De wijze van meten in dit wijzigingsplan is zelfstandig opgenomen.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Centrum - 3

Deze bestemming is gegeven aan de gronden, die voorheen de bestemming 'Centrum' hadden en met dit plan zijn gewijzigd in Centrum - 3. In deze bestemming zijn de volgende functies toegestaan: detailhandel, dienstverlening, supermarkt en wonen.

De maximale bouwhoogte is vastgelegd met de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)'.

Artikel 4 Waarde - Archeologie 1

De dubbelbestemmingen Waarde - Archeologie 1 beschermt de archeologische waarden binnen het plangebied. Binnen Waarde - Archeologie 1 is de kans dat archeologische resten gevonden worden vrij groot. Binnen deze bestemming geldt dan ook een omgevingsvergunningplicht voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden over een gebied groter dan 50 m2 en dieper dan 0,30 meter.

Voor Waarde - Archeologie 1 is een gebruiksregel opgenomen. Hierin is aangegeven dat als er reeds een omgevingsvergunning voor bouwen is verleend op basis van de bouwregels van Waarde - Archeologie 1 er binnen 24 maanden niet nogmaals een vergunning verleend kan worden. Deze regel is opgenomen om te voorkomen dat er (relatief) grote bouwwerkzaamheden uitgevoerd worden zonder dat hiervoor onderzocht is of er archeologische waarden geschaad worden.

Artikel 5 Waterstaat - Waterloop

Binnen deze bestemming is een beschermingszone van 5 meter opgenomen ter bescherming van de in het plangebied aanwezige waterlopen. Hiervan kan worden afgeweken indien aangetoond is dat de waterloop niet in het geding komt.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 6 Algemene bouwregels

In de algemene bouwregels is geborgd dat hoofdgebouwen uitsluitend mogen worden gebouwd indien in de parkeerbehoefte wordt voorzien.

Artikel 7 Algemene gebruiksregels

In de algemene gebruiksregels wordt tot een strijdig gebruik in ieder geval het gebruik van gronden of bouwwerken gerekend waarbij niet op eigen terrein wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid.

Hoofdstuk 4 Slotregel

Artikel 8 Slotregel

De regel geeft aan op welke wijze de regels van het wijzigingsplan kunnen worden aangehaald.

5.3 Handhaving

Het wijzigingsplan is bindend voor zowel de overheid als de burger. De primaire verantwoordelijkheid voor controle en handhaving ligt bij de gemeente. Handhaving kan worden omschreven als elke handeling die erop gericht is de naleving van regelgeving te bevorderen of een overtreding te beëindigen. Het doel van handhaving is om de duurzame bescherming van mens en omgeving te waarborgen.

Binnen het kader van het wijzigingsplan heeft regelgeving voornamelijk betrekking op de Wet ruimtelijke ordening (Wro), de Wabo en de Woningwet. Bij overtreding van deze regelgeving moet gedacht worden aan bouwen zonder vergunning, bouwen in afwijking van een verleende vergunning, het handelen zonder of in afwijking van een noodzakelijke omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden en het gebruik van gronden en opstallen in strijd met de gebruiksregels van het wijzigingsplan of een ontheffing.

Handhaving wordt onderscheiden in preventieve en repressieve handhaving. Preventieve handhaving bestaat uit actief toezicht door of namens de gemeente door bijvoorbeeld regelmatige controles op de uitvoering van vergunningen. Voorts bestaat preventieve handhaving uit het opstellen van duidelijke en maatschappelijk geaccepteerde regels en uit communicatie en voorlichting. Repressieve handhaving bestaat uit de aanwending van publiekrechtelijke middelen bij geconstateerde overtredingen, zoals het opleggen van een dwangsom of het uitoefenen van bestuursdwang. Daarnaast is het mogelijk strafrechtelijke middelen toe te passen en privaatrechtelijke actie te ondernemen bij inbreuk op het eigendomsrecht van de gemeente.

Repressieve handhaving heeft als primaire doel een einde te maken aan een specifieke overtreding van de Wro, de Wabo of de Woningwet. Iedere twee jaar wordt er door de gemeenteraad een handhavingsbeleid vastgesteld waarin de handhavingsaanpak en de daarbij behorende prioriteiten staan beschreven. Dit is nodig om handhavend optreden tegen overtredingen zorgvuldig en consequent te laten verlopen. Tevens kunnen niet alle overtredingen tegelijkertijd worden aangepakt, vandaar dat in de uitvoering wordt gewerkt met prioriteiten.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Economische uitvoerbaarheid

De gemeente en initiatiefnemer/exploitant van de planontwikkeling hebben over de economische uitvoerbaarheid van het plan overleg gehad. Het betreft een particulier voornemen waarvan de lasten door initiatiefnemer zullen worden gedragen. De planontwikkeling zal in overeenstemming zijn met provinciale en gemeentelijke uitgangspunten. De afspraken zullen voor vaststelling van het wijzigingsplan worden vastgelegd in een tussen de gemeente en initiatiefnemer/exploitant te sluiten anterieure overeenkomst. Hiermee is het kostenverhaal voor de ontwikkeling verzekerd en is het niet noodzakelijk om een exploitatieplan vast te stellen. Er zijn ook geen overige redenen om een exploitatieplan als bedoeld in artikel 6.12 Wet ruimtelijke ordening vast te stellen. Alle eisen en voorwaarden waaraan moet worden voldaan zijn opgenomen in de overeenkomst. De economische uitvoerbaarheid door initiatiefnemer is voorts voldoende aangetoond.

De westelijk gesitueerde woning - Kerkvaart 9-11 - blijft behouden met dit wijzigingsplan en maakt daar geen onderdeel van uit. De initiatiefnemer heeft in een vroeg stadium de bewoners van deze woning betrokken bij de planvorming en gezamenlijk de mogelijkheden onderzocht hoe de woning kan worden ingepast in de ontwikkeling. In het ontwerp van de te realiseren bebouwing is qua maatvoering en situering rekening gehouden met de bestaande woning. Daarnaast zullen sloop- en bouwwerkzaamheden effect hebben op de bestaande woning. Ten einde deze effecten te ondervangen te ondervangen zal met de bewoners van de woning overeengekomen worden dat de initiatiefnemer zorgdraagt voor een technische goede oplossing tijdens uitvoering van de sloop- en bouwwerkzaamheden. De afspraken hierover zullen voor vaststelling van het wijzigingsplan worden vastgelegd in een tussen de gemeente en initiatiefnemer/exploitant te sluiten anterieure overeenkomst.

6.2 Planschade

Planschade wordt in beginsel toegekend door het besluitvormend orgaan aan degenen die waardevermindering van onroerend goed ondervinden ten gevolge van het plan. De grondslag voor deze planschaderegeling wordt gegeven in artikel 6.1 Wro.

In artikel 6.4 onder a Wro is bepaald dat de gemeente de mogelijkheid heeft om met de initiatiefnemer een overeenkomst te sluiten ten aanzien van planschade. In de tussen de gemeente De Ronde Venen en de initiatiefnemer gesloten overeenkomst is opgenomen dat het planschaderisico voor rekening van de initiatiefnemer komt. Daarmee is het risico op planschade afgedekt voor de gemeente De Ronde Venen.

6.3 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

In artikel 3.9a Wet ruimtelijke ordening is bepaald dat op de procedure voor wijziging van het bestemmingsplan afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing is. Dit houdt in dat de uitgebreide totstandkomingsprocedure wordt gevolgd, ook wel de uniforme openbare voorbereidingsprocedure genoemd.

Het voorontwerp wijzigingsplan wordt voorgelegd aan de betrokken bestuurlijke instanties, zoals waterschap, provincie en andere diensten die betrokken zijn bij dit plan. Dit bestuurlijk vooroverleg is verplicht op grond van artikel 3.1.1 Besluit ruimtelijke ordening. Gedurende de terinzagelegging heeft eenieder de mogelijkheid een zienswijze op het ontwerpwijzigingsplan naar voren te brengen.

Het ontwerp wijzigingsplan heeft met ingang van 26 februari 2016 gedurende zes weken ter inzage gelegen. Gedurende de termijn van terinzagelegging zijn vier zienswijzen kenbaar gemaakt bij het college van burgemeester en wethouders van De Ronde Venen. De beantwoording van de zienswijzen is opgenomen in de Nota van zienswijzen (zie bijlage

6.4 Resultaten overleg ex artikel 3.1.1 Bro

In het kader van het bestuurlijk vooroverleg ex artikel 3.1.1 Besluit ruimtelijke ordening zijn twee reacties ontvangen. Er is gereageerd door de provincie Utrecht en het Waterschap Amstel, Gooi en Vecht. Het wijzigingsplan is aangepast aan de hand van deze reacties, voor zover deze tot aanpassing noodzaakten.