Plan: | Studentenhuisvesting Kanaalweg |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0687.BPBNSKAN-VG01 |
De HZ University of Applied Sciences verzorgt vanaf het schooljaar 2018-2019 aan het Groene Woud in Middelburg diverse opleidingen. Met de komst van deze extra studenten in Middelburg bestaat de noodzaak tot het realiseren van huisvesting voor deze studenten. Hiervoor wil de gemeente Middelburg meewerken aan het plan van Woningcorporatie Woongoed om langs de Kanaalweg in Middelburg drie woontorens te bouwen voor studentenhuisvesting.
De voorgenomen ontwikkeling past niet in het geldende bestemmingsplan 'Binnenstad'. Doel van het voorliggend bestemmingsplan is om de ontwikkeling planologisch mogelijk te maken.
Het plangebied ligt ten zuiden van het Kanaal door Walcheren en ten westen van het station Middelburg (zie figuur 1.1). De locatie ligt ingeklemd tussen de Kanaalweg, de Schroeweg, het station en de spoorlijn Middelburg - Vlissingen. Het gebied wordt ontsloten vanaf de Kanaalweg richting de A58, via de Schroeweg, Poelendaelesingel en de Nieuwe Vlissingseweg richting Vlissingen. Het openbaar vervoer dat vertrekt vanaf het naastgelegen station is een belangrijke vervoersmethode voor de toekomstige gebruikers van het beoogde studentencomplex.
Het plangebied bestaat grotendeels uit braakliggende gronden. Het oostelijk deel is, op moment van opstellen van voorliggend bestemmingsplan, in gebruik als tijdelijk betaalde parkeerplaats. De noordelijke rand van het plangebied is in gebruik als tijdelijke camperstandplaats.
Figuur 1.1 Ligging plangebied (bron: Geoweg, Provincie Zeeland 2016)
Het plangebied maakt deel uit van het (actualiserend) bestemmingsplan 'Binnenstad', vastgesteld op 15-12-2015. Op de betreffende gronden is de enkelbestemming 'Kantoor' opgenomen. De gronden met deze bestemming zijn bestemd voor kantoren, met ondergeschikte horeca, en maatschappelijke voorzieningen. Voor de betreffende locatie is in 2008 een procedure ex artikel 19 lid 2 WRO (vrijstelling van het bestemmingsplan Stationsomgeving 2000) gevoerd. De navolgende bouwhoogtes en planologische mogelijkheden zijn overgenomen uit het vrijstellingsbesluit.
In het bestemmingsplan 'Binnenstad' zijn ter plaatse 3 bouwvlakken opgenomen. Voor deze bouwvlakken geldt een maximum bouwhoogte. Voor het westelijke bouwvlak geldt een maximum bouwhoogte van deels 27 en deel 17 meter, voor het middelste bouwvlak 21 meter en voor het oostelijke bouwvlak deel 21 en deels 13 meter. Voor het middelste bouwvlak geldt de functieaanduiding 'wonen'. In de regels is opgenomen dat hier maximaal 48 wooneenheden mogen worden gerealiseerd. Voor de hele bestemming Kantoor geldt een gebiedsaanduiding 'overige zone - parkeergarage'. Binnen deze zone is een (ondergrondse) stallingsruimte voor motorvoertuigen, inclusief in – en uitritten, toegestaan.
Op grond van de geldende bestemming is studentenhuisvesting niet toegestaan. Geconcludeerd wordt dat de voorgenomen ontwikkeling niet past binnen het huidige bestemmingsplan.
Figuur 1.2 Uitsnede bestemmingsplan 'Binnenstad' (bron: Ruimtelijke Plannen,2017)
De toelichting op het bestemmingsplan heeft de volgende opzet:
In dit hoofdstuk wordt eerst de huidige situatie beschreven (in paragraaf 2.2) en vervolgens de beoogde ontwikkeling van de studentenhuisvesting op de locatie aan de Kanaalweg in Middelburg (in paragraaf 4.2.3).
In de huidige situatie bestaat het plangebied grotendeels uit onverhard en braakliggend terrein. Aan de oostelijke kant van het plangebied liggen de parkeerplaatsen en fietsenstalling van het station Middelburg. Aan de noordgrens van het plangebied zijn tijdelijke camperstandplaatsen gerealiseerd. Deze zullen worden geamoveerd. Door het plangebied ligt van west naar oost een grondwal van ongeveer 1 meter hoog. De beplanting op het terrein bestaat voornamelijk uit gras.
Figuur 2.1 Huidige situatie plangebied (bron: Google Maps, 2017)
Om de beoogde ontwikkeling mogelijk te maken worden de bestaande verharding en grondwal verwijderd.
Beeldkwaliteitsplan 2008
In 2008 is door Palmboom & van den Bout het beeldkwaliteitsplan 'Kantorenlocatie kop Schroeweg' opgesteld voor de gronden ten westen van het stationsgebouw, met als doel hier kantoren en woningen te realiseren.
In de smalle strook aan de westzijde van het stationsgebouw is een aantal gebouwen (destijds kantoorgebouwen) gesitueerd. De gebouwen zijn in deze smalle strook tussen het spoor en de Kanaalweg lineair georganiseerd. Met opzet is hier gekozen voor een reeks losstaande gebouwen en niet voor een aaneengesloten bebouwingswand. De verkregen transparantie garandeert dat het zicht tussen stad en trein niet volledig wordt geblokkeerd. Om de kwaliteit van het openbare gebied en de samenhang van deze strook te garanderen was destijds aandacht voor de begane grond en het parkeren. Het parkeren was aan het zicht onttrokken door een muur.
De reeks van drie gebouwen vormt een samenhangend architectonische reeks op de schaal van het kanaal, waarbij in het ontwerp uit 2008 per gebouw een hoogtesprong wordt gemaakt. De doorlopende daklijn draagt bij aan het ontstaan van één ensemble. De bouwhoogte sluit aan de zijde van het station aan bij het station. Tenslotte is de meerwaarde uitgesproken van een accent aan de zijde van de Schroeweg.
De uitgangspunten uit dit beeldkwaliteitsplan zijn verwerkt in het geldende bestemmingsplan 'Binnenstad'.
Het schetsontwerp
Met het voorliggende initiatief is de programmatische invulling van de drie gebouwen echter gewijzigd. Dit heeft ertoe geleid dat het WARK (Kwaliteitsteam) in verschillende bijeenkomsten heeft geadviseerd hoe een dergelijk programma kan worden ingepast in de uitgangspunten van 2008. Hierdoor zijn de uitgangspunten van destijds gerespecteerd en waar nodig aangevuld. Zo is door het kwaliteitsteam aandacht gevraagd voor de kopgevel aan de Schroeweg. Ook is geconcludeerd dat het huidige ontwerp zich “naadloos” voegt bij de andere grootschalige gebouwen in dit gebied zoals het Waterschaps- en Stadskantoor. De voorgenomen bouwhoogtes sluiten aan bij de bouwhoogtes uit het geldende bestemmingsplan.
De beoogde ontwikkeling zal bestaan uit de realisatie van 3 woontorens voor studentenhuisvesting. Het gaat om in totaal 119 appartementen (117 tweekamerappartementen voor maximaal 2 personen en 2 eenpersoons appartementen). De 3 woontorens bieden daarmee huisvesting aan maximaal 236 studenten. Bij de beoogde planontwikkeling zullen de bouwmassa's uit het beeldkwaliteitsplan worden gerespecteerd. Door de bouwhoogtes uit het geldende bestemmingsplan 'Binnenstad' te respecteren wordt aan de zijde van het station aangesloten bij de schaal van het station. Dit gebouw bevat een (gewenste) hoogtesprong. Het middelste gebouw heeft eveneens een hoogtesprong, maar dan in het midden van het gebouw. Het gebouw aan de zijde van de Schroeweg krijgt het gewenste accent.
De galerijen zullen worden gerealiseerd aan de spoorzijde. Op elk van de 3 woontorens wordt voorzien in een gezamenlijk dakterras. Deze dakterrassen worden door middel van glaswerk afgeschermd. Dit glaswerk dient tevens als geluidwering.
Onder en tussen de gebouwen zullen 48 parkeerplaatsen voor auto's. De circa 250 (overdekte) fietsparkeerplaatsen worden gerealiseerd tussen de gebouwen en het spoor.
Vanwege de ligging nabij het spoor is over de indeling van de afzonderlijke studentenunits al nagedacht. Zo wordt de woon-/slaapkamer gerealiseerd aan de zijde van het Kanaal door Walcheren. Aan de zijde van het spoor wordt een buitenberging en een kleine keuken gerealiseerd.
Figuur 2.2 Plattegrond beoogde ontwikkeling (bron: Rothuizen)
Figuur 2.3 Gevelaanzicht spoorzijde (bron: Rothuizen)
Figuur 2.4: Doorsnede hoogste woontoren (bron: Rothuizen, mei 2019)
Figuur 2.5 Impressie nieuwbouw (bron: Woongoed b.v. 2017)
In dit hoofdstuk wordt het ruimtelijke beleidskader geschetst dat van toepassing is voor de beoogde ontwikkeling binnen het plangebied. In paragraaf 3.2 wordt het relevante beleid op Rijksniveau beschreven. Vervolgens wordt in paragraaf 3.3 het relevante provinciaal beleid geschetst en in paragraaf 3.4 het gemeentelijk beleid. Tot slot volgt in paragraaf 3.5 de conclusie.
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) (2012)
De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) bevat het ruimtelijk beleid van het Rijk. De SVIR is in maart 2012 in werking getreden. In de SVIR worden de dertien onderwerpen aangegeven die het Rijk als 'nationaal belang' beschermingswaardig acht. Voor deze onderwerpen zijn in de SVIR kaderstellende uitspraken opgenomen. Deze zijn zodanig geformuleerd, dat ze beperkingen stellen aan de ruimtelijke besluitvormingsmogelijkheden op lokaal niveau.
Toetsing
In de SVIR is geen specifiek ruimtelijk beleid opgenomen voor de omgeving van het plangebied.
Spoorwegwet en besluit hoofdspoorweginfrastructuur
Voor elke werkzaamheid en voor elk (bouw)werk gelegen binnen een bepaald gebied van de hoofdspoorweg is vergunning of ontheffing van de Minister van Infrastructuur en Milieu nodig. ProRail zal namens de Minister beslissen op uw aanvraag. Het beperkingengebied betreft ter plaatse van de Kanaalweg in Middelburg waar het spoor op maaiveldniveau ligt een afstand van 11 meter van het spoor (gemeten vanaf het hart van het dichtstbij gelegen spoor).
Toetsing
Het voorliggende bouwplan ligt gedeeltelijk binnen de 11 meter van het spoorwegtraject Vlissingen – Roosendaal. Om de benodigde vergunning goed voor te bereiden heeft op 23 november 2017 een eerste overleg met ProRail plaatsgevonden. Hierbij is geconcludeerd dat het schetsontwerp op voorhand geen onevenredige belemmeringen oplevert voor het spoorwegtraject.
Besluit ruimtelijke ordening (Bro) (2012)
Voor succesvol ruimtelijk beleid is het van belang dat in iedere regio vraag en aanbod van stedelijke functies goed op elkaar zijn afgestemd. Dit draagt bij aan economische dynamiek, zorgvuldig gebruik van ruimte en infrastructuur en behoud van de leefbaarheid van stedelijk en landelijk gebied. De Ladder voor duurzame verstedelijking is het centrale ruimtelijk instrument om dit beleid te realiseren.
Per 1 juli 2017 is de ladder voor duurzame verstedelijking veranderd. de afzonderlijke treden zijn komen te vervallen, maar de intentie van de ladder blijft hetzelfde: zorgvuldig ruimtegebruik. De nieuwe ladder ziet er als volgt uit:
Toetsing
Aanleiding
De Hogeschool Zeeland (HZ) (totaal ca. 4.800 studenten) vestigt in 2018 twee academies in Middelburg. Het betreft de academie Technologie & Innovatie en de Delta Academy. Hierdoor zullen er meer studenten in Middelburg gaan studeren, waarvan een deel huisvesting zal zoeken in Middelburg. Mede met de aanwezigheid van de Roosevelt Academy en de komst van een vestiging van de HZ, wordt binnen Middelburg een toename van het aantal studenten dat in de stad studeert verwacht. Momenteel studeren ruim 600 studenten aan de Roosevelt Academy. De realisatie van 119 tweekamerappartementen, die bedoeld zijn voor de huisvesting van (internationale) studenten van de HZ, heeft als doel de verwachte vraag naar woonruimte op te vangen.
Behoefte
In artikel 1.1.1 lid 1 aanhef en onder h Bro wordt bestaand stedelijk gebied als volgt gedefinieerd:
"bestaand stedenbouwkundig samenstel van bebouwing ten behoeve van wonen, dienstverlening, bedrijvigheid, detailhandel of horeca, alsmede de daarbij behorende openbare of sociaal culturele voorzieningen, stedelijk groen en infrastructuur".
Het plangebied ligt in bestaand stedelijk gebied zoals hiervoor bedoeld. Daarom wordt, zoals lid 2 van de ladder voor duurzame verstedelijking voorschrijft, ingegaan op de beschrijving van de behoefte aan de realisatie van de betreffende studentenhuisvesting.
De academie Technologie & Innovatie en de Delta Academy tellen respectievelijk 760 en 398 studenten, blijkt uit gegevens verstrekt door de HZ. De verdeling van de afkomst van deze studenten is in tabel 3.1 weergegeven.
Tabel 3.1 Overzicht aantal studenten academies Technologie & Innovatie en Delta Academy (bron: HZ University of Applied Sciences, oktober 2017)
Studiejaar | Academie | Zeeland | West- Brabant en Goeree- Overflakkee | Overig Nederland | Buitenland | Onbekend |
2016 | Academie voor Technologie & Innovatie | 531 | 31 | 74 | 78 | 12 |
2016 | Delta Academy | 133 | 27 | 123 | 115 | 3 |
2017 | Academie voor Technologie & Innovatie | 522 | 63 | 88 | 73 | 14 |
2017 | Delta Academy | 131 | 27 | 106 | 132 | 2 |
In Tabel 3.1 is geconcludeerd dat ca. 195 studenten uit het buitenland met een studie aan de Hogeschool Zeeland volgen. Tevens zijn er circa 190 studenten afkomstig van buiten Zeeland (combinatie van West-Brabant en Goeree – Overflakkee en Overig Nederland). Volgens cijfers van de HZ zoekt 100% van deze groepen internationale studenten huisvesting, bij voorkeur in de vorm van een campus. Tevens zoekt een klein percentage Zeeuwse studenten (5%) en studenten uit West-Brabant en Goeree-Overflakkee (15%) huisvesting gedurende de studie aan de HZ. Dit houdt in dat circa 350 (internationale) studenten behoefte hebben aan studenthuisvesting.
HZ voorziet (nog) positie in huisvesting voor studenten maar ziet wel het belang dat dit goed georganiseerd wordt. Overige onderwijsinstituten profileren zich met een 'campus' (woon- en studieomgeving). Dit biedt voor de internationale studiekiezer de garantie vanuit één partij op een prettige en veilige start van hun studietijd. Om de internationale studiekiezer te helpen bij onder meer een goede huisvesting, heeft de HZ het project 'De Rode Loper' opgestart. Dit project richt zich op de internationale studiekiezer. Belangrijke onderdelen van deze internationale studiekiezer is het juist informeren van de potentiële student, ontzorgen in het aanmeldproces en het bevestigen dat cruciale zaken als studentenhuisvesting goed zijn georganiseerd indien de student kiest voor de HZ. Dit wordt vervolgens aangeboden binnen één digitaal campusportaal, waar vanuit de internationale studiekiezer veilig en onbezorgd de studie inclusief huisvesting kan regelen.
De internationale studiekiezer meldt zich gemiddeld bij 3 á 4 universiteiten (of applied sciences) aan en maakt zijn afweging op verschillende zaken. Ervaring leert dat gepaste huisvesting een doorslaggevende factor is in de studiekeuze. Huisvesting wordt daarom ook als een risicofactor gezien binnen het project 'De Rode Loper', aangezien de student voor een ander opleidingsinstituut kiest wanneer bij de HZ de huisvesting niet goed is geregeld.
Met de propositie van kwalitatief goed onderwijs en één campus(portal) kan de HZ concurreren met (inter-)nationale universiteiten die studie en een prettige leefomgeving als één aanbieden. Gezien het aantal studenten op de HZ uit het buitenland, alsmede studenten uit 'overig Nederland', wordt geconcludeerd dat HZ voor de eigen behoefte studentenhuisvesting ontwikkeld.
Aanbod
Momenteel bestaat het aanbod studentenkamers in Middelburg uit circa 600 studentenkamers. Deze zijn gesitueerd in 4 verschillende campus locaties in Middelburg, te weten de Bachtensteene Campus (120 kamers), de Roggeveenhof Campus (180 kamers), Koestraat Campus (120 kamers), Bagijnhof Campus (180 kamers) en tot slot enkele flexibele Campuslocaties (63 kamers). De verschillende campussen zijn exclusief voor de student aan de Roosevelt Academy beschikbaar, en spelen tevens in op de behoefte van de internationale student, namelijk het bieden van het totaal pakket woon- en studieomgeving.
Momenteel studeren circa 600 studenten aan de Roosevelt Academy. Deze (internationale) universiteit help de studenten aan de gewenste huisvesting. Hierdoor is het aanwezige aanbod studentenhuisvesting in Middelburg exclusief voor de Roosevelt Academy. Overig aanbod aan studentenhuisvesting is er niet tot nauwelijks.
Leegstand
In het kader van de ladder voor duurzame verstedelijking is tevens gekeken of het voorgenomen initiatief inpasbaar is binnen de bestaande leegstand in Middelburg. Vanwege de omvang van het voorgenomen initiatief, is het aanbod leegstaande kantoorgebouwen geanalyseerd. Momenteel staan 26 kantoorgebouwen leeg, waarvan 6 kantoorpanden met elk een minimale vloeroppervlakte van 1.500 m² (bron: Funda in Business, december 2017). 4 panden liggen aan of nabij de Buitenruststraat (relatief dicht bij het plangebied maar verder van de binnenstad en het Groene Woud). Een pand staat aan de Kousteensedijk, nabij het centrum.
Alle panden zijn deels nog in gebruik als kantoorgebouw, of liggen op dusdanige afstand dat het concept woon- studieomgeving niet opgaat. Het beoogde complex heeft een netto vloeroppervlak van 7.000 m². Geen van de leegstaande kantoorpanden biedt voldoende ruimte om 117 tweekamerappartementen en 2 eenpersoons appartementen te realiseren.
Tevens is van belang is dat de huisvesting nabij de onderwijsinstelling aan het Groene Woud ligt. Op deze wijze kan de HZ de (internationale) studenten een prettige woon- en studieomgeving bieden. Nieuwbouw heeft dan ook de voorkeur voor HZ, om op deze wijze passende huisvesting te ontwikkeling.
Geconcludeerd wordt dat het voorgenomen initiatief niet inpasbaar is binnen de bestaande leegstand.
Conclusie
De ontwikkeling van studentenhuisvesting in Middelburg sluit naadloos aan bij het project 'De Rode Loper' van de HZ, waarin de internationale studiekiezer ontzorgd wordt met betrekking tot het zoeken van geschikte woonruimte. Door de realisatie nabij de HZ vestiging in Middelburg ontstaat een campus idee, waar de internationale studiekiezer de voorkeur voor heeft. Een goede woon- en studieomgeving zorgt voor een prettige en veilige start van de studietijd voor de internationale student. Geconcludeerd wordt dat door de grote hoeveelheid internationale studenten die onderwijs volgen aan de HZ, de behoefte aan goede huisvesting bestaat.
De beoogde ontwikkeling is niet inpasbaar binnen de bestaande leegstand. De voorkeur voor HZ is dan ook nieuwbouw nabij de HZ locatie aan het Groene Woud. De nabijheid van zowel de studentenhuisvesting bij de HZ versterkt het 'campus' concept, waardoor de student in een prettige omgeving kan studeren en kan wonen.
Geconcludeerd wordt dat de beoogde ontwikkeling voldoet aan de ladder voor duurzame verstedelijking.
Conclusie
Geconcludeerd wordt dat de beoogde ontwikkeling past binnen het relevante ruimtelijk beleidskader van het Rijk.
Omgevingsplan Zeeland 2012-2018
Het omgevingsplan Zeeland 2012-2018 geeft de provinciale visie op de toekomstige ontwikkeling van de fysieke leefomgeving in Zeeland. Voor een krachtig Zeeland zijn economische groei, ontwikkeling en innovatie nodig. De Provincie Zeeland draagt daar als regionaal bestuur met eigen taken en verantwoordelijkheden actief aan bij. De Provincie zet in op een sterke economie, een goed woon- en werkklimaat en kwaliteit van water en landelijk gebied.
Het plangebied is in het omgevingsplan van de provincie Zeeland aangemerkt als 'Bestaand bebouwd gebied'. De provinciale inzet op bundeling en zorgvuldig ruimtegebruik sluit naadloos aan op het rijksbeleid. Zo sluit het provinciaal beleid aan bij de 'ladder voor duurzame verstedelijking', waardoor gemotiveerd dient te worden dat er behoefte is aan de voorgenomen (stedelijke) ontwikkeling.
Bij bepaalde ontwikkelingen, zoals woningbouw, dienen regionale afspraken gemaakt te worden. De gemeenten binnen de aangewezen regio's geven gezamenlijk invulling aan de regionale afspraken. Er is geen specifiek beleid opgenomen over studentenhuisvesting.
Verordening Ruimte Provincie Zeeland 2012 - 2018
Met de vaststelling van het Omgevingsplan Zeeland 2012-2018 is ook de Verordening Ruimte Provincie Zeeland in werking getreden. Slechts een select aantal onderdelen uit het Omgevingsplan is in deze verordening geregeld. Van gemeenten wordt een bijdrage verwacht aan de uitvoering van de beleidsdoelen van het Omgevingsplan, ook ten aanzien van die onderdelen van het plan die niet in de verordening zijn opgenomen. Verder streeft de provincie naar realisering van beleidsdoelen met de inzet van andere instrumenten.
Toetsing
De beoogde ontwikkeling heeft betrekking op een additionele vraag die niet te voorzien was in bevolkings- en huishoudensprognoses. Om te zorgen dat het complex geen onderdeel gaat uitmaken van de reguliere woningvoorraad zal in het voorliggende bestemmingsplan worden vastgelegd dat ter plaatse uitsluitend studenten mogen wonen. Het Omgevingsplan bevat geen relevant ruimtelijk beleid voor de beoogde ontwikkeling. In paragraaf 3.2 is aangetoond dat het initiatief voldoet aan de eisen gesteld in de ladder voor duurzame verstedelijking. Het initiatief voldoet aan het beleid geformuleerd in de Verordening Ruimte Provincie Zeeland.
Conclusie
Het beoogde initiatief past binnen het relevante provinciale ruimtelijke beleid.
Kwaliteitsatlas
De Kwaliteitsatlas is een integraal beleidsdocument van de gemeente Middelburg, waarin een richting wordt uitgestippeld voor de ruimtelijke ontwikkeling van de gemeente tot het jaar 2030. Middelburg streeft naar goede woonmilieus. Om dit streven te behalen wil de gemeente een gedifferentieerd aanbod van nieuwbouw aanbieden op diverse plaatsen in de stad. Daarnaast wordt de woningmarkt gemonitord waardoor ingespeeld kan worden op de vraag om zodoende de juiste woningen op de juiste plaats te realiseren. Het woningbouwbeleid is nader uitgewerkt in het beleidsdocument 'Woonvisie 2016-2020' van de gemeente Middelburg.
Woonvisie 2016-2020
Op 14 december 2015 heeft de gemeenteraad van Middelburg de Woonvisie 2016-2020 vastgesteld. De Woonvisie besteedt aandacht aan duurzaamheid en betaalbaarheid van de woningvoorraad, maar ook over de huisvesting van diverse groepen zoals studenten.
De economische crisis heeft ervoor gezorgd dat de woningmarkt ernstig is verstoord. Er is sprake van krapte op de sociale woningmarkt, waardoor woningzoekenden last hebben van lange wachttijden. Tijdig bijsturen is noodzakelijk om woningzoekenden te helpen bij het vinden van een woonruimte. Dit geldt ook voor bijzondere doelgroepen, zoals studenten en starters.
Het doel van de gemeente is om bijzondere doelgroepen een geschikte woonruimte te kunnen bieden, waarbij woonruimtes worden gezien als een noodzakelijke aanvulling op de huurmarkt. Een dergelijke duurzame oplossing vergt behoorlijke investeringen in nieuw en bestaand vastgoed. Dat kan alleen met een redelijk lange exploitatieperiode, waarbinnen schommelingen tussen verschillende doelgroepen kunnen worden opgevangen.
Toetsing
De voorgenomen ontwikkeling van studentenhuisvesting past binnen het beleid van de gemeente Middelburg. In de Kwaliteitsatlas wordt beschreven dat Middelburg goede woonmilieus wil bieden, aansluitend op de actuele vraag op de woningmarkt. Het woningbouwbeleid is verder uitgewerkt in de Woonvisie 2016-2020, waaruit blijkt dat de gemeente Middelburg wil inzetten in hoogwaardige woonruimtes voor de bijzondere doelgroep (onder andere studenten).
Conclusie
Geconcludeerd wordt dat de beoogde ontwikkeling voldoet aan het gemeentelijk relevante ruimtelijk beleid.
De beoogde ontwikkeling past binnen de relevante beleidskaders van zowel het Rijk, als de Provincie Zeeland en de gemeente Middelburg.
In dit hoofdstuk wordt het project getoetst aan alle relevante sectorale aspecten. Deze toetsing geldt als basis voor de planologische afweging.
Toetsingskader
In onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van het omgevingsvergunning planmer-plichtig, projectmer-plichtig of mer-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Daarnaast dient het bevoegd gezag bij de betreffende activiteiten die niet aan de bijbehorende drempelwaarden voldoen, na te gaan of sprake kan zijn van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen:
Per 16 mei 2017 is de regelgeving voor de MER en m.e.r.-beoordeling gewijzigd met daarin een nieuwe procedure voor de vormvrije m.e.r.-beoordeling.
Onderzoek en conclusie
In het Besluit milieueffectrapportage is opgenomen dat de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject m.e.r.-beoordelingsplichtig is in gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op 2000 of meer woningen. De beoogde ontwikkeling blijft ruim onder deze drempelwaarde. Dit betekent dat kan worden volstaan met een zogenaamde 'vormvrije m.e.r.-beoordeling'.
Alhoewel de beoogde ontwikkeling onder de drempelwaarde blijft is middels een aanmeldingsnotitie (bijlage 1) onderzocht of sprake is van belangrijke nadelige milieueffecten. Uit deze notitie blijkt dat hiervan geen sprake is. Op basis van de aanmeldingsnotitie heeft het bevoegd gezag besloten dat het opstellen van een MER niet noodzakelijk is.
Toetsingskader
Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening gehouden te worden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijziging dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of er sprake is van een saneringsnoodzaak. In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien de bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt door de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur op schone grond te worden gerealiseerd.
In geval van een bodemonderzoek dient ten minste het eerste deel van het verkennend bodemonderzoek, het historisch onderzoek, te worden verricht. Indien uit het historisch onderzoek wordt geconcludeerd dat op de betreffende locatie sprake is geweest van activiteiten met een verhoogd risico op verontreiniging dient een volledig verkennend bodemonderzoek te worden uitgevoerd.
Onderzoek
Ten gevolge van de beoogde ontwikkeling is sprake van een functiewijziging. In de huidige situatie bestaat de grond grotendeels uit grasland en wordt een deel gebruikt als parkeervoorziening voor auto's campers en fietsen. In de toekomstige situatie is een woonbestemming voorzien.
In het kader van de voorgenomen functiewijziging is in augustus 2017 een verkennend bodem- en asbestonderzoek uitgevoerd door Antea Group, dat is opgenomen in bijlage 3.
Het bodem- en asbestonderzoek is uitgevoerd om inzichtelijk te krijgen in hoeverre de bodem van de locatie verontreinigd is. In het uitgevoerde bodemonderzoek is overeenkomstig de NEN 5740 de milieuhygiënische bodemkwaliteit ter plaatse van de onderzoekslocatie vastgesteld. Asbestonderzoek is uitgevoerd conform de NEN 5707.
Er is zowel zintuiglijk als analytisch geen asbest aangetoond in de bodem en het puin. De aangetroffen repac laag wordt vanwege de aanleg in 2010 als niet asbestverdacht beschouwd.
Uit het vooronderzoek is naar voren gekomen dat er oorspronkelijk meerdere verontreinigingen op de onderzoekslocatie aanwezig waren. Na een tweetal saneringen is er nog één sterke verontreiniging aan minerale olie bekend, welke fysiek onmogelijk te saneren bleek, vanwege de locatie van het spoor. Deze verontreiniging is zowel terug te vinden in de grond als in het grondwater.
De onderzoeksresultaten geven vanuit de Wet bodembescherming geen aanleiding tot het uitvoeren van vervolgonderzoek, omdat de verontreiniging met minerale olie reeds tijdens voorgaand onderzoek en sanering al ingekaderd was en de rest van de gemeten gehalten en concentraties kleiner zijn dan de betreffende interventiewaarde.
De resultaten vormen mogelijk een milieuhygiënische belemmering voor het gebruik van de locatie voor studenthuisvesting. Aangezien er tijdens de werkzaamheden gewerkt gaat worden in (licht) verontreinigde grond en verontreinigd grondwater, dient rekening te worden gehouden met een voorlopige veiligheidsklasse. Door de uitvoerende partij zal een veiligheids- en gezondheidsplan opgesteld moeten worden. Tevens dient rekening te worden gehouden met de aanwezigheid van de sterke verontreiniging met minerale olie in grond en grondwater.
Conclusie
Geconcludeerd wordt dat de grond geschikt is voor de beoogde ontwikkeling mits maatregelen worden getroffen om verspreiding van de aanwezige verontreiniging te voorkomen. Deze maatregelen zullen worden beschreven in een veiligheids- en gezondheidsplan dat bij de aanvraag voor de omgevingsvergunning voor het bouwen moet worden ingediend.
Toetsingskader
In Europees verband is het “Verdrag van Malta” tot stand gekomen. Uitgangspunt van dit verdrag is het archeologisch erfgoed zo veel mogelijk te behouden. Waar dit niet mogelijk is dient het bodemarchief met zorg ontsloten te worden. Bij het ontwikkelen van ruimtelijk beleid moet het archeologisch belang vanaf het begin meewegen in de besluitvorming.
De provincie Zeeland en gemeente Middelburg streven naar een versterking van de relatie tussen archeologie en ruimtelijke ordening. In de geest van het Verdrag van Malta is in 2007 een wijziging van de monumentenwet 1988 in de vorm van de Wet op de archeologische monumentenzorg (WAMZ) van kracht geworden. Een belangrijk onderdeel van de gewijzigde Monumentenwet 1988 is dat de verantwoordelijkheid voor het cultureel erfgoed bij de gemeenten komt te liggen. In de Monumentenwet 1988 wordt geregeld dat de gemeenteraad bij de vaststelling van een bestemmingsplan rekening houdt met de in de grond aanwezige dan wel te verwachten monumenten. Volgens de wet kan in het belang van de archeologische monumentenzorg bij een bestemmingsplan worden bepaald dat de aanvrager van een aanleg- en bouwvergunning een rapport dient over te leggen, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders voldoende is vastgesteld.
Toetsing en advies
In het kader van het realiseren van studentenhuisvesting aan de Kanaalweg heeft de heer Meijlink van de Walcherse Archeologische Dienst gekeken naar de noodzaak van archeologisch onderzoek voorafgaand aan dit plan.
In 2007 heeft de Walcherse Archeologische Dienst in het kader van toenmalige plannen een archeologisch advies opgesteld (Archeologisch advies Stationsgebied, deel Kanaalweg “tussen de bruggen”, 29 augustus 2007). Dit advies moet op basis van nieuwe gegevens worden herzien.
Hieronder volgt een samenvatting van eerder uitgevoerd onderzoek, het aanvankelijke advies, een korte weergave van ontwikkelingen sindsdien en een nieuw, aangepast advies. Het nieuwe advies luidt om het nieuwbouwplan van de studentenhuisvesting vrij te stellen van verder archeologisch onderzoek.
Eerder uitgevoerd archeologisch onderzoek
In 2000 is door het archeologisch bureau SOB Research ten behoeve van een inventarisatie van archeologische waarden in het Stationsgebied een bureauonderzoek en een inventariserend veldonderzoek door middel van boringen (voorheen een aanvullende archeologische inventarisatie) uitgevoerd. De resultaten van dit onderzoek zijn gepresenteerd in het rapport: F.A. van Meurs & J. Ras, 2000, Aanvullende Archeologische Inventarisatie Bestemmingsplan Middelburg-Stationsgebied, eerste fase, Heinenoord. Met betrekking tot het gedeelte van de Kanaalweg tussen de beide bruggen is op basis van de bureaustudie en de boringen vast komen te staan dat het grootste deel van dit gebied onderdeel heeft uitgemaakt van de vestingwerken die aan het eind van de 16e eeuw rond Middelburg zijn aangelegd. Vooral het oostelijk deel van het gebied is gelegen ter hoogte van voormalige singels en wallen. De archeologische informatiewaarde van deze fenomenen wordt gering geacht.
In het westelijke uiteinde van het gebied heeft volgens de historische kaarten uit ca. 1650 (Goliath) en ca. 1750 (Hattinga) een langgerekt gebouw gestaan. Deze zone is daarom in bovenvermelde rapportage voor nader archeologisch onderzoek aangemerkt.
Het betreft de zone die in figuur 4.1 bestaat uit de rode en blauwe zone.
In 2003 heeft een archeologische begeleiding van de sloop van de voormalige panden van Kwik-Fit en Carglass plaatsgevonden, die binnen de aangemerkte zone hebben gestaan (zie figuur 4.1).
Figuur 4.1. Zone rood met de voormalige panden van Kwik-Fit en Carglass, waarvan de sloop reeds archeologisch is begeleid (herkomst SOB Research) en zone blauw waar het tankstation heeft gestaan en waar de bodem tot een diepte van een meter is gesaneerd.
De resultaten van deze archeologische begeleiding zijn gepresenteerd in het rapport: F.M.J. Delporte, J. Ras & L.R. van Wilgen, 2006, Archeologische Begeleiding Bestemmingsplan Middelburg-Stationsgebied, Heinenoord, pagina's 87 e.v. Tijdens deze begeleiding zijn de resten van waterkelders en de muurresten van een lang gebouw (ca. 43 meter) aangetroffen. Vondsten wijzen op een datering tussen de 16e en 18e eeuw.
Ten westen van de bouwput, waarbinnen de archeologische begeleiding heeft plaatsgevonden, heeft een tankstation gestaan. Dit is de blauwe zone in figuur 4.1. Hier is de bodem tot een diepte van minimaal een meter gesaneerd. Dit heeft plaats gevonden zonder een archeologische begeleiding. De verwachting is gering dat in deze zone nog archeologische resten in de ondergrond aanwezig zijn.
Conclusie
In het kader van de plannen om in het Stationsgebied studentenhuisvesting te realiseren heeft een verkennend archeologisch onderzoek plaats gevonden. Het resultaat van dit onderzoek is de aanduiding van een zone (de rode en blauwe zone in figuur 4.1), waar nog verder archeologisch onderzoek plaats moest vinden.
In een groot deel van deze zone heeft een archeologische begeleiding van de sloop van de toenmalige gebouwen plaats gevonden (het rode gedeelte van de zone in figuur 4.1). In het resterende oostelijke deel van de zone (blauw in figuur 4.1) heeft een diepgaande bodemsanering plaats gevonden zonder archeologische begeleiding. De kans dat hier nog archeologie in de bodem aanwezig is, is zeer klein.
Archeologisch advies
In het grootste deel van het plangebied voor de studentenhuisvesting is de aanwezige archeologie onderzocht. In een klein deel heeft een bodemsanering plaatsgevonden zonder archeologische begeleiding. Hier zullen nauwelijks tot geen archeologische resten meer aanwezig zijn.
Het advies is daarom om het nieuwbouwplan van de studentenhuisvesting vrij te stellen van verder formeel archeologisch onderzoek.
Net als vele andere Nederlandse steden was Middelburg tijdens de Tweede Wereldoorlog (WOII) bezet door de Duitse overheersers en hierdoor het toneel van meerdere van grond- en luchtgevechten. Na de oorlog was sprake van een groot aantal op en in de (water)bodem aanwezige conventionele explosieven (CE), zoals achtergelaten munitievoorraden, mijnenvelden en vele blindgangers van allerhande soorten munitie die tijdens het gebruik in de oorlog niet naar behoren hadden gefunctioneerd.
In dat kader is ter plaatse van de Kanaalweg onderzoek uitgevoerd. Uit het onderzoek is gebleken dat de locatie kan worden aangemerkt als niet langer verdacht voor het aantreffen van niet gesprongen explosieven.
Wet natuurbescherming
Met de Wnb zijn alle bepalingen met betrekking tot de bescherming van natuurgebieden en dier- en plantensoorten samengebracht in één wet. De Wnb implementeert diverse Europeesrechtelijke regelgeving, zoals de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn in de Nederlandse wetgeving.
Gebiedsbescherming
De Wnb kent diverse soorten natuurgebieden, te weten:
• Natura-2000 gebieden;
• Natuurnetwerk Nederland (NNN).
Natura-2000 gebieden
De Minister van Economische Zaken (EZ) wijst gebieden aan die deel uitmaken van het Europese netwerk van natuurgebieden: Natura 2000. Een dergelijk besluit bevat de instandhoudingsdoelstellingen voor de leefgebieden van vogelsoorten (Vogelrichtlijn) en de instandhoudingsdoelstellingen voor de natuurlijke habitats en habitats van soorten (Habitatrichtlijn).
Een bestemmingsplan dat afzonderlijk of in combinatie met andere plannen of projecten significante gevolgen kan hebben voor een Natura 2000-gebied, kan uitsluitend vastgesteld worden indien uit een passende beoordeling de zekerheid is verkregen dat het plan, onderscheidenlijk het project de natuurlijke kenmerken van het gebied niet zal aantasten. Indien deze zekerheid niet is verkregen, kan het plan worden vastgesteld, indien wordt voldaan aan de volgende drie voorwaarden:
• alternatieve oplossingen zijn niet voor handen;
• het plan is nodig om dwingende redenen van groot openbaar belang, met inbegrip van redenen van sociale of economische aard, en
• de nodige compenserende maatregelen worden getroffen om te waarborgen dat de algehele samenhang van het Natura 2000-netwerk bewaard blijft.
De bescherming van deze gebieden heeft externe werking, zodat ook ingrepen die buiten deze gebieden plaatsvinden verstoring kunnen veroorzaken en moeten worden getoetst op het effect van de ingreep op soorten en habitats.
Natuurnetwerk Nederland (NNN)
Gebieden die deel uitmaken van het Natuurnetwerk Nederland (NNN) worden aangewezen in de provinciale verordening. Voor dit soort gebieden geldt het 'nee, tenzij' principe, wat inhoudt dat binnen deze gebieden in beginsel geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogen plaatsvinden.
Soortenbescherming
In de Wnb wordt een onderscheid gemaakt tussen:
• soorten die worden beschermd in de Vogelrichtlijn;
• soorten die worden beschermd in de Habitatrichtlijn;
• overige soorten.
De Wnb bevat onder andere verbodsbepalingen ten aanzien van het opzettelijk vernielen of beschadigen van nesten, eieren en rustplaatsen van vogels als bedoeld in artikel 1 van de Vogelrichtlijn. Gedeputeerde Staten (hierna: GS) kunnen hiervan ontheffing verlenen en bij verordening kunnen Provinciale Staten (hierna: PS) vrijstelling verlenen van dit verbod. De voorwaarden waaraan voldaan moet worden om ontheffing of vrijstelling te kunnen verlenen zijn opgenomen in de Wnb en vloeien direct voort uit de Vogelrichtlijn. Verder is het verboden in het wild levende dieren van soorten, genoemd in bijlage IV, onderdeel a, bij de Habitatrichtlijn, bijlage II bij het Verdrag van Bern of bijlage I bij het Verdrag van Bonn, in hun natuurlijk verspreidingsgebied opzettelijk te doden of te vangen of te verstoren. GS kunnen hiervan ontheffing verlenen en bij verordening kunnen PS vrijstelling verlenen van dit verbod. De gronden voor verlening van ontheffing of vrijstelling zijn opgenomen in de Wnb en vloeien direct voort uit de Habitatrichtlijn.
Ten slotte is een verbodsbepaling opgenomen voor overige soorten. Deze soorten zijn opgenomen in de bijlage onder de onderdelen A en B bij de Wnb. De provincie kan ontheffing verlenen van deze verboden. Verder kan bij provinciale verordening vrijstelling worden verleend van de verboden. De noodzaak tot ontheffing of vrijstelling kan hierbij ook verband houden met handelingen in het kader van de ruimtelijke inrichting of ontwikkeling van gebieden.
Bij de voorbereiding van het bestemmingsplan moet worden onderzocht of de Wet natuurbescherming de uitvoering van het plan niet in de weg staat. Dit is het geval wanneer de uitvoering tot ingrepen noodzaakt waarvan moet worden aangenomen dat daarvoor geen vergunning of ontheffing ingevolge de wet zal kunnen worden verkregen.
Uitwerking Verordening uitvoering Wet natuurbescherming Zeeland
In de provincie Zeeland wordt vrijstelling verleend voor het weiden van vee en het voor op of in de bodem brengen van meststoffen. In het kader van de ruimtelijke inrichting of ontwikkeling van gebieden, daaronder begrepen het daarop volgende gebruik van het ingerichte of ontwikkelde gebied, bestendig beheer of onderhoud in de landbouw of bosbouw, bestendig beheer of onderhoud aan vaarwegen, watergangen, waterkeringen, waterstaatswerken, oevers, vliegvelden, wegen, spoorwegen of bermen, of natuurbeheer, of bestendig beheer of onderhoud van de landschappelijke kwaliteiten van een bepaald gebied worden vrijstellingen verleend ten aanzien van de soorten genoemd in bijlage IV bij deze verordening. Het betreft aardmuis, bastaardkikker, bosmuis, bruine kikker, bunzing, dwergmuis, dwergspitsmuis, egel, gewone bosspitsmuis, gewone pad, haas, hermelijn, huisspitsmuis, kleine watersalamander, konijn, meerkikker, ondergrondse woelmuis, ree, rosse woelmuis, tweekleurige bosspitsmuis, veldmuis, vos, wezel en woelrat.
Onderzoek
Gebiedsbescherming
Het plangebied vormt geen onderdeel van een natuur- of groengebied met een beschermde status, zoals Natura 2000. Het plangebied maakt ook geen deel uit van het natuurnetwerk Nederland (NNN). Uit de kaart van het Natuurbeheerplan blijkt dat in het plangebied of directe omgeving geen beschermde landschapselementen aanwezig zijn. De afstand tot het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied Westerschelde en Saeftinghe bedraagt 4,7 km en tot het dichtstbijzijnde NNN -gebied bedraagt 900 m.
Het plangebied ligt buiten beschermde natuurgebieden. Directe effecten zoals areaalverlies en versnippering kunnen hierdoor worden uitgesloten. Gezien de afstand tot natuurgebieden en de locatie van het plangebied (stedelijke omgeving) kunnen ook verstoring en verandering van de waterhuishouding worden uitgesloten. Het Natura 2000-gebied Westerschelde en Saeftinghe is wel gevoelig voor stikstofdepositie. Significante negatieve effecten op beschermde gebieden kunnen derhalve worden uitgesloten. De Wet Natuurbescherming en het beleid van de provincie Zeeland staan de uitvoering van het plan dan ook niet in de weg.
Figuur 4.2: Uitsnede Natura2000
Figuur 4.3: Uitsnede NNN-gebied Provincie Zeeland, Globale ligging plangebied (rode cirkel)
Programma Aanpak Stikstof (PAS)
Gezien de verkeersproductie van de beoogde studentenwoningen dient de vraag te worden beantwoord of de beoogde ontwikkeling zal leiden tot extra stikstofdepositie op overbelaste Natura 2000-gebieden. Vanwege de PAS-uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 29 mei 2019 is extra stikstofdepositie op dergelijke locaties namelijk niet meer toegestaan. De beschrijving van de AERIUS berekening is als bijlage 4 opgenomen. Hierin wordt uiteengezet welke uitgangspunten bij de berekening zijn gehanteerd. De resultaten zijn als gml-bestand aan de gemeente Middelburg geleverd. Na berekening geeft het AERIUS-programma aan dat er geen rekenresultaten zijn hoger dan 0,00 mol/ha/j. Geconcludeerd wordt dat er geen sprake zal zijn van een relevante extra stikstofdepositie op de relevante stikstofgevoelige Natura2000-gebieden.
Soortenbescherming
Gezien de ligging en de kenmerken van het terrein (braakliggend terrein met gras en een gedeeltelijke verharding) worden geen beschermde soorten verwacht. Nader onderzoek is niet aan de orde.
Conclusie
De voorgenomen ontwikkeling leidt niet tot negatieve effecten op beschermde natuurgebieden of beschermde soorten. Het aspect ecologie vormt dan ook geen belemmering voor de uitvoering van het plan.
Toetsingskader
Op het gebied van verkeer en vervoer bestaat geen specifieke wetgeving die relevant is voor de voorgenomen activiteit. Wel dient in het kader van het ruimtelijk plan dat de activiteit mogelijk maakt, te worden onderbouwd dat het geheel voldoet aan een goede ruimtelijke ordening. Dit houdt onder meer in dat er voldoende parkeergelegenheid aanwezig dient te zijn en de eventuele verkeerstoename niet leidt tot knelpunten in de verkeersafwikkeling.
Voor de beoogde ontwikkeling wordt de parkeerbehoefte en de verkeersgeneratie berekend op basis van kencijfers uit CROW publicatie 317 (kencijfers parkeren en verkeersgeneratie). Het kencijfer wordt bepaald aan de hand van de stedelijkheid (adressendichtheid), Middelburg heeft een sterk stedelijk karakter. Het plangebied ligt in het restgebied van de bebouwde kom.
Onderzoek
Ontsluiting
Het plangebied wordt ontsloten op de Kanaalweg, een gebiedsontsluitingsweg met een maximum snelheid van 50 km/u. In oostelijke richting wordt het station van Middelburg bereikt, waar onder meer treinen ontsluiten tussen Vlissingen en Roosendaal. Vanuit Roosendaal geldt een meer landelijke bereikbaarheid. In westelijke richting op de Kanaalweg wordt ontsloten op de Schroeweg, een gebiedsontsluitingsweg met een maximum snelheid van 50 km/u. De Schroeweg is een belangrijke verkeersader en geldt als één van de hoofd ontsluitingswegen van Middelburg, die in zuidelijke richting ontsluit naar de A58. In noordelijke richting wordt via de Schroebrug ontsloten op Het Groene Woud, waar de beoogde hogeschool zal worden gevestigd. Zowel het treinstation als de hogeschool zijn hierdoor op acceptabele loopafstand bereikbaar. Langs de Kanaalweg, Schroeweg en Het Groene Woud zijn vrijliggende fietspaden gelegen. Het plangebied is hierdoor goed bereikbaar voor zowel het gemotoriseerd verkeer, langzaam verkeer als per openbaar vervoer.
Parkeren
Op basis van kencijfers van het CROW zoals opgenomen in publicatie 317 ('Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie', 2012) geldt voor kamerverhuur (studenten, niet zelfstandig) een parkeerkencijfer van 0,2 tot 0,3 parkeerplaatsen per kamer. Binnen de bandbreedte van het kencijfer wordt het minimum gehanteerd op basis van het gemiddelde autobezit van de gemeente (1,0) ten opzichte van het landelijk gemiddelde (1,1). Bovendien is het plangebied erg goed bereikbaar met het openbaar vervoer (direct naast het station Middelburg) en heeft het een groot aandeel buitenlandse studenten. Dit betekent dat er 47,2 (236 x 0,2) parkeerplaatsen moeten worden gerealiseerd. In het plangebied worden 48 parkeerplaatsen aangelegd waarmee aan de parkeerbehoefte wordt voldaan.
Het plangebied voorziet in huisvesting voor 236 studenten. Er worden 250 fietsparkeerplaatsen gerealiseerd, waardoor voor tenminste iedere bewoner één fietsparkeerplaats aanwezig is. De overige 14 fietsparkeerplaatsen zijn hierdoor beschikbaar voor bezoekers. Daarnaast zal naar verwachting niet iedere student over een fiets beschikken, door ook de buitenlandse aantrekking van studenten en de locatie ten opzichte van de beoogde hogeschool aan Het Groene Woud, wat op enkele minuten loopafstand bereikbaar is. Het aandeel beschikbare fietsparkeerplaatsen voor bezoekers zal in de werkelijkheid naar verwachting hoger uitvallen.
Verkeersgeneratie en -afwikkeling
De verkeersgeneratie van de beoogde studentenhuisvesting is berekend met kencijfers van het CROW. Per kamer (studenten, niet zelfstandig) bedraagt het kencijfer 0,8 mvt/etmaal, worstcase is gerekend met 0,8 per student, wat neer komt op 188 mvt/etmaal op een gemiddelde weekdag. In de verkeersafwikkeling is een werkdag maatgevend, waardoor het weekdaggemiddelde met factor 1,11 wordt omgerekend volgens het CROW. Op een gemiddelde werkdag dient de Kanaalweg circa 210 mvt/etmaal extra af te wikkelen. Volgens het verkeersmodel heeft de Kanaalweg inclusief de ontwikkeling een intensiteit van circa 2.000 mvt/etmaal. De Kanaalweg heeft voldoende capaciteit om dit verkeer naar behoren af te wikkelen.
Conclusie
Het plangebied heeft een goede ontsluiting voor de verschillende vervoerswijzen. Er worden voldoende parkeerplaatsen gerealiseerd voor de auto en fiets. De ontwikkeling leidt tot een relatief beperkte verkeerstoename wat zal opgaan in het heersende verkeersbeeld van de Kanaalweg. Het aspect verkeer en parkeren staat de ontwikkeling niet in de weg.
Toetsingskader
(Studenten)woningen zijn binnen de Wet geluidhinder (Wgh) aangemerkt als geluidgevoelige objecten. Indien deze binnen de geluidzone van wettelijk gezoneerde wegen zijn gelegen, is akoestisch onderzoek naar wegverkeerslawaai noodzakelijk. Ook wordt in de Wgh het Besluit geluidhinder (Bg) van toepassing verklaard. Dit besluit is alleen van toepassing binnen de wettelijk vastgestelde zone van een spoorweg. Binnen de zone van een spoorweg dient akoestisch onderzoek plaats te vinden.
Onderzoek en conclusie
Ten gevolge van een aantal wegen in de directe omgeving van het plangebied èn ten gevolge van de naastgelegen spoorlijn Vlissingen - Middelburg is door Raadgevend ingenieursbureau Metz B.V. in november 2018 een akoestisch onderzoek uitgevoerd (zie bijlage 5).
Uit de berekeningsresultaten blijkt dat door het wegverkeer op de gezoneerde wegen ter plaatse van de bouwblokken A, B en C een geluidsbelasting veroorzaakt zal worden die hoger bedraagt dan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB maar lager bedraagt dan de hoogst toelaatbare geluidsbelasting van 63 dB.
Berekeningsresultaten
Door het wegverkeer op de gedezoneerde blijkt ter plaatse van de bouwblokken A, B en C een geluidsbelasting veroorzaakt te worden die hoger is dan de toetswaarde van 48 dB.
Uit de berekeningsresultaten van het railverkeerslawaai blijkt dat, vanwege het railverkeer op de spoorlijn Vlissingen - Middelburg, ter plaatse van de vouwblokken A, B en C een geluidsbelasting veroorzaakt zal worden die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde van 55 dB maar lager dan de hoogst toelaatbare geluidsbelasting van 68 dB.
Hogere grenswaarden
Maatregelen aan de bron of in het overdrachtsgebied ter beperking van het geluid stuiten op bezwaren van verkeerskundige, stedenbouwkundige en financiële aard. In voorkomende gevallen kunnen burgemeester en wethouders overwegen de hogere waarden vast te stellen (inclusief correctie ex artikel 110g Wgh). In het hogere-waarden-beleid van de gemeente Middelburg is geregeld dat burgemeester en wethouders alleen een hogere waarde dan 53 dB zullen vaststellen als de gevoelige bestemming ten minste 1 geluidluwe zijde heeft. Dit is echter niet het geval. Omdat de studentenwoningen allen over een gebruiksoppervlak beschikken kleiner dan 50 m², is het op grond van artikel 4.35 het 2e lid van het Bouwbesluit mogelijk om een gezamenlijke (geluidsluwe) buitenruimte te realiseren. Deze geluidsluwe buitenruimten zullen ter plaatse van de daktuinen gerealiseerd worden.
Cumulatie
In het Beleid hogere waarden van de gemeente Middelburg is geregeld dat, in geval van cumulatie,
de op grond van het Bouwbesluit 2012 vereiste karakteristieke geluidswering van een gevelconstructie wordt bepaald door het verschil van de geluidsbelasting Lcum - 33 dB.
Ter plaatse van alle bouwblokken A, B en C is sprake van cumulatie van wegverkeer en railverkeer. De gecumuleerde geluidsbelasting bedraagt ten hoogste 65 dB ter plaatse van bouwblok A, ten hoogste 64 dB ter plaatse van bouwblok B en ten hoogste 63 dB ter plaatse van bouwblok C.
Op basis van deze gecumuleerde geluidsbelastingen is het akoestisch klimaat ter plaatse van deze gebouwen als "tamelijk slecht" te kwalificeren. Als compensatie worden er geluidsisolerende maatregelen aan de gevelconstructie aangebracht en wordt elk gebouw voorzien van een geluidsluwe gemeenschappelijke buitenruimte. Ter plaatse van de verblijfsruimten binnen de woningen alsmede ter plaatse van de gemeenschappelijke buitenruimte op de betreffende gebouwen is het akoestisch klimaat derhalve als "goed" te kwalificeren.
Geluidwering van de gevel
Voor de gevels waarvoor burgemeester en wethouders van de gemeente Middelburg een hogere waarde vaststelt, dient bij aanvraag van de bouwvergunning met behulp van een gevelgeluidweringsonderzoek te worden onderzocht of de beoogde studentenwoningen aan de wettelijke geluidsgrenswaarde voor het binnenniveau kunnen voldoen. Bij het voorliggend bestemmingsplan wordt een gecoördineerde procedure toegepast. Dit betekent dat tegelijk met het ontwerpbestemmingsplan het ontwerp van de omgevingsvergunning ter visie gaat. Deze aanvraag mag later worden aangevuld met de constructieberekeningen. Bij deze constructieberekeningen wordt tevens een akoestisch onderzoek inzake het binnenniveau aangeleverd.
Naar aanleiding van een inspraakreactie is door ingenieursbureau Metz b.v. een aanvullend onderzoek uitgevoerd (zie bijlage 6). Het onderzoek geeft inzicht in de gevolgen van de bouw van de drie beoogde bouwblokken voor het weg- en railverkeersgeluid in de richting van omliggende woningen. Op basis van het onderzoek wordt geconcludeerd dat ter plaatse van de woningen aan de Segeersingel de geluidbelasting als gevolg van het wegverkeer en treinverkeer tezamen zal afnemen.
Toetsingskader
Voor ruimtelijke plannen dient met een watertoets aangetoond te worden dat dit geen negatieve gevolgen heeft voor de waterhuishouding. De initiatiefnemer dient in dat kader in een vroeg stadium overleg te voeren met de waterbeheerder over het ruimtelijke planvoornemen. Hieruit moet blijken of de beoogde functiewijziging strijdig is met waterdoelstellingen c.q. noodzaakt tot waterhuishoudkundige maatregelen. De waterbeheerder is het waterschap Scheldestromen. Deze instantie is verantwoordelijk voor het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer binnen het plangebied en de omgeving daarvan.
Het waterschap beschikt hiervoor over de Keur waterschap Zeeuwse Eilanden 2009 (hierna: de Keur). De Keur stelt regels in belang van het watersysteem en geeft aan welke activiteiten in de buurt van leggerwateren en waterkeringen wel en niet zijn toegestaan. Bij het tot stand komen van dit bestemmingsplan wordt overleg gevoerd met de waterbeheerder over de voorgestane ontwikkeling.
Onderzoek
Om na te gaan of het voorliggend plan niet in strijd is met duurzaam waterbeheer, voldoet aan de waterdoelstellingen c.q. noodzaakt tot waterhuishoudkundige maatregelen, is de beoogde ontwikkeling getoetst aan de criteria uit de Zeeuwse Handreiking Watertoets. Deze criteria zijn bijeengezet in de watertoetstabel die door het Waterschap wordt gehanteerd en die in bijlage 2 is opgenomen.
Conclusie
Uit toetsing aan deze criteria blijkt dat het aspect water geen vormt belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling. Als bijlage is de zogenoemde watertoets bijgevoegd. De watertoetstabel ondersteunt de onderbouwing van de wateraspecten in een ruimtelijk plan.
Toetsingskader
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de aanwezigheid van bedrijven in de omgeving van milieugevoelige functies zoals woningen:
Om in de bestemmingsregeling de belangenafweging tussen bedrijvigheid en nieuwe woningen in voldoende mate mee te nemen, wordt in dit plan gebruikgemaakt van de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (editie 2009). In deze publicatie is een lijst opgenomen waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten zijn gerangschikt naar mate van milieubelasting. Voor elke bedrijfsactiviteit is de maximale richtafstand ten opzichte van milieugevoelige functies aangegeven op grond waarvan de categorie-indeling heeft plaatsgevonden. De richtafstanden gelden ten opzichte van het omgevingstype 'rustige woonwijk'.
Onderzoek
De beoogde ontwikkeling betreft een milieugevoelige functie. Gezien de ligging naast een doorgaande weg en het station met de bijbehorende activiteiten zoals horeca en een parkeerterrein kan het gebied getypeerd worden als gemengd gebied.
Het station bevat een horeca voorziening. Conform de VNG-publicatie kan deze geschaald worden onder milieucategorie 1 met een bijbehorende richtafstand van 0 m in gemengd gebied (SBI 561). Het plangebied is op een afstand van 50 meter gelegen. Aan de genoemde richtafstand wordt dan ook voldaan. Het aspect milieuhinder staat de beoogde ontwikkeling niet in de weg. Conform de VNG-publicatie kan het aanwezige parkeerterrein geschaald worden onder milieucategorie 2 met een bijbehorende richtafstand van 10 m in gemengd gebied (SBI 5221). Het plangebied is op een afstand van 30 meter gelegen. Aan de genoemde richtafstand wordt dan ook voldaan. Het aspect milieuhinder staat de beoogde ontwikkeling niet in de weg.
De studentenwoningen hebben voor de VNG-publicatie geen andere status dan reguliere woningen. Hierdoor is dan ook geen sprake van milieueffecten van de studentenwoningen op haar omgeving. Indien in de praktijk er toch sprake is van overlast dan is het de taak van de beheerder van het complex om hiertegen maatregelen te treffen.
Conclusie
Geconcludeerd wordt dat ter plaatse van de bestaande omliggende woningen en het nieuwe studentencomplex ook in de toekomstige situatie sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Het aspect milieuhinder staat de beoogde ontwikkeling niet in de weg.
Toetsingskader
In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een ruimtelijk plan uit het oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens rekening gehouden met de luchtkwaliteit. Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer. Dit onderdeel van de Wet milieubeheer (Wm) bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in tabel 4.1 weergegeven.
Tabel 4.1 Grenswaarden maatgevende stoffen Wm
Stof | Toetsing van | Grenswaarde | |
stikstofdioxide (NO2) | jaargemiddelde concentratie | 40 µg/m³ | |
fijn stof (PM10) | jaargemiddelde concentratie | 40 µg/m³ | |
24-uurgemiddelde concentratie | max. 35 keer p.j. meer dan 50 µg / m³ | ||
fijn stof (PM2,5) | jaargemiddelde concentratie | 25 µg /m³ |
Op grond van artikel 5.16 van de Wm kunnen bestuursorganen bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit onder andere uitoefenen indien de bevoegdheden/ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarden of de bevoegdheden/ontwikkelingen niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht.
Besluit niet in betekenende mate
In dit Besluit niet in betekenende mate is bepaald in welke gevallen een plan vanwege de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Hierbij worden 2 situaties onderscheiden:
Onderzoek
Het bestemmingsplan maakt de realisatie van 119 woonunits mogelijk. Dit aantal valt ruim onder de grens van 1.500 woningen, die is vrijgesteld aan toetsing aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit. Het plan draagt dan ook niet in betekenende mate bij aan de toename van de hoeveelheid stikstofdioxide en fijn stof in de lucht. Er wordt dan ook voldaan aan de luchtkwaliteitswetgeving en nader onderzoek is niet noodzakelijk.
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is een indicatie van de luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied gegeven. Dit is gedaan aan de hand van de NSL-monitoringstool 2017 die bij het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit hoort. De dichtstbijzijnde maatgevende weg betreft de Kanaalweg, direct ten noorden van het plangebied. Uit de NSL-monitoringstool blijkt dat in 2016 ruimschoots aan de grenswaarden uit de Wet milieubeheer wordt voldaan. Ter plaatse van het plangebied is sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.
Conclusie
Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling in het plangebied. Ter plaatse van het plangebied is er sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.
Toetsingskader
Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk:
Voor zowel bedrijvigheid als vervoer van gevaarlijke stoffen zijn twee aspecten van belang, te weten het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon dodelijk wordt getroffen door een ongeval, indien hij zich onafgebroken (dat wil zeggen 24 uur per dag gedurende het hele jaar) en onbeschermd op een bepaalde plaats zou bevinden. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting dan wel infrastructuur. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als direct gevolg van een ongeval waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn. De norm voor het GR is een oriëntatiewaarde. het bevoegd gezag heeft een verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde overschrijdt.
Onderzoek en conclusie
Overeenkomstig de professionele risicokaart (https://nederlandprof.risicokaart.nl) waarin relevante bestaande risicobronnen getoond worden, ligt het plangebied binnen de 1% letaliteitsafstand van Verbrugge Zeeland Terminals. Volgens de risicokaart wordt de oriëntatiewaarde van het groepsrisico in de huidige situatie niet overschreden. Daarnaast zal gelet op de beperkte omvang van de beoogde studentenhuisvesting en ruime afstand tot de inrichting (circa 5,6 km) het groepsrisico niet relevant toenemen. Wel is vanwege de ligging in het invloedsgebied van het groepsrisico een verantwoording noodzakelijk.
Verantwoording van het groepsrisico
In het kader van het wettelijk vooroverleg zal voor de verantwoording aanvullend advies gevraagd worden aan de veiligheidsregio.
Bestrijdbaarheid en bereikbaarheid
Zowel voor de bereikbaarheid en bestrijdbaarheid van 'dagelijkse incidenten', zoals brand of wateroverlast, als voor calamiteiten op het gebied van externe veiligheid, is het van belang dat de bereikbaarheid voor de hulpdiensten en bluswatervoorzieningen voldoende geborgd zijn.
De bestrijdbaarheid is afhankelijk van de inzetbaarheid van hulpverleningsdiensten. De brandweer moet in staat zijn om hun taken goed uit te kunnen voeren om daarmee verdere escalatie van en incident te voorkomen. Hierbij kan gedacht worden aan het voldoende/ adequaat aanwezig zijn van aanvalswegen en bluswatervoorzieningen. Tevens speelt een snelle alarmering ten allen tijde een belangrijke rol.
Het plangebied wordt ontsloten door de Kanaalweg. Via deze weg is het plangebied goed bereikbaar voor hulpdiensten en kan van de bron af gevlucht worden.
Zelfredzaamheid
De beoogde ontwikkeling betreft studentenhuisvesting. De aanwezigen zullen dan ook over het algemeen zelfredzaam zijn.
Maatregelen
Het plangebied bevindt zich in de 1% letaliteitsafstand van Verbrugge Zeeland Terminals. Het maatgevende scenario is toxisch. Door de beoogde bebouwing te voorzien van mechanisch afsluitbare ventilatie kunnen bewoners bij een incident in de bebouwing schuilen.
Toetsingskader
Hoewel er geen wettelijke normen zijn voor trillingshinder, dient het aspect trillingen in het kader van een goede ruimtelijke ordening en de zorgvuldige voorbereiding van besluiten te worden afgewogen.
Onderzoek
In het kader van de goede ruimtelijke ordening en een zorgvuldige voorbereiding van het besluit is een indicatief onderzoek naar trillingen als gevolg van de bouw en trillingen van het spoor op de nieuwe bebouwing. Dit onderzoek is door Arcadis uitgevoerd in maart 2019 (zie bijlage 7).
Op basis van de uitgevoerde trillingsmetingen en de ontwerpgegevens van de studentenhuisvesting Kanaalweg wordt het volgende geconcludeerd:
Conclusie
Op basis van het uitgevoerde onderzoek blijkt dat er in de constructie van de gebouwblokken maatregelen moeten worden getroffen om optredende trillingsniveaus te beperken. Met het toepassen van deze maatregelen zullen de streefwaarden voor trillingen niet worden overschreden.
In hoofdstuk 4 is het initiatief getoetst aan de relevante omgevingsaspecten. Geconcludeerd wordt dat deze omgevingsaspecten geen belemmering vormen voor de beoogde ontwikkeling.
De Wet ruimtelijke ordening (Wro) bepaalt dat ruimtelijke plannen digitaal en analoog beschikbaar
moet zijn. Dit brengt met zich mee dat bestemmingsplannen digitaal uitwisselbaar en op vergelijkbare wijze gepresenteerd moeten worden. Met het oog hierop stellen de Wro en de onderliggende regelgeving eisen waaraan digitale en analoge plannen moeten voldoen. Zo bevat de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) bindende afspraken voor het bestemmingsplan. De SVBP kent (onder meer) hoofdgroepen van bestemmingen, een lijst met functie- en bouwaanduidingen, gebiedsaanduidingen en een verplichte opbouw van de regels en het renvooi.
Op de website www.ruimtelijkeplannen.nl kunnen de digitale bestemmingsplannen
worden bekeken. Bij raadpleging van het digitale bestemmingsplan wordt de gebruiker bij het
aanklikken van de percelen op een beeldscherm naar de relevante delen van het
bestemmingsplan 'doorverwezen'.
Op de verbeelding is in de ondergrond de bestaande situatie (bebouwing en kadastrale eigendomsgrenzen) weergegeven. Daarbij is gebruikgemaakt van een zo actueel mogelijk digitaal bestand.
Op de ondergrond zijn vlakken getekend waarin door middel van hoofdletters is aangegeven welke bestemming ter plaatse geldt. De bestemmingen corresponderen met afzonderlijke artikelen in de bestemmingsregels. In het renvooi is daarbij dezelfde volgorde aangehouden als in het betreffende hoofdstuk.
De beoogde goot- en bouwhoogte is op de verbeelding opgenomen. De betekenis van alle aanduidingen (cijfers en letters) wordt verklaard in het renvooi, een overzicht met verklaringen van de aanduidingen op de verbeelding. Dit renvooi is wat betreft de aanduidingen opgesplitst in bouwaanduidingen, bouwvlak en maatvoeringsaanduidingen.
Voor een beoordeling van alle bouw- en gebruiksmogelijkheden ter plaatse van een perceel dient
derhalve de op de verbeelding aangebrachte aanduiding te worden bekeken, het renvooi te worden
geraadpleegd voor het kiezen van het juiste bestemmingsartikel in de regels, waarna het bijbehorende
artikel dient te worden gelezen. Deze volgorde is de meest doelmatige om inzicht te krijgen in de
mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt voor het gebruik van en bebouwing op een perceel.
De regels bevatten bepalingen omtrent het gebruik van gronden, bepalingen omtrent de toegelaten bebouwing en regelingen betreffende het gebruik van aanwezige en/of nog op te richten bouwwerken. De regels zijn onderverdeeld in de volgende hoofdstukken.
In het hoofdstuk bestemmingsregels zijn regels opgenomen betreffende de bestemmingen en de aanduidingen. Bij de opzet van deze regels is de standaardvolgorde gehanteerd zoals opgenomen in SVBP2012.
Artikel 3 Verkeer
De openbare wegen, voet- en fietspaden in het plangebied zijn bestemd tot Verkeer. Het gaat hier dus om openbaar gebied. Binnen de bestemming zijn onder andere ook groenvoorzieningen, parkeervoorzieningen en fietsvoorzieningen toegestaan.
Artikel 4 Wonen - Studentenhuisvesting
Ter plaatse van de bestaande grondwal is de bestemming Wonen - Studentenhuisvesting opgenomen. Binnen deze bestemming is de realisatie van 3 woontorens voor studentenhuisvesting toegestaan. Het gaat om in totaal 119 appartementen, 117 tweekamerappartementen voor maximaal 2 personen en 2 éénpersoons appartementen. Aangezien er een concreet initiatief voor het plangebied is, heeft de bestemming weinig flexibiliteit in de gebruiksmogelijkheden. Binnen de bestemming zijn ook bijbehorende voorzieningen toegestaan als erven, tuinen, groen-, verkeer- en parkeervoorzieningen, water en andere bij het wonen behorende voorzieningen. De maatvoeringen voor de bouwwerken binnen deze bestemming staan op de verbeelding.
Tenslotte is door middel van een voorwaardelijke gebruiksbepaling in de regels afgedwongen dat er voldoende parkeervoorzieningen worden gerealiseerd en op ieder bouwblok een geluidluwe gemeenschappelijke buitenruimte moet worden gerealiseerd. De hoogtes hiervan passen binnen de op de verbeelding opgenomen maximum bouwhoogtes.
De gemeente Middelburg is van mening dat de financiële uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan wordt gewaarborgd. De gronden zullen door de initiatiefnemer worden aangekocht van de gemeente Middelburg. Eventuele kosten als bedoelt in artikel 6.2.3 t/m 6.2.5 Bro zullen via in grondprijs worden doorgerekend aan de initiatiefnemer.
Op grond van artikel 3.1.6 Bro dient inzicht te worden gegeven in de maatschappelijke uitvoerbaarheid
van het bestemmingsplan. Het gaat daarbij zowel om de wijze waarop burgers en maatschappelijke
organisaties bij de planvoorbereiding zijn betrokken alsook om de resultaten van het overleg ex artikel
3.1.1 Bro.
Inloopavond
Op 2 november 2017 heeft een informatieavond voor de omwonenden plaatsgevonden waar deze geïnformeerd zijn over het plan, tevens hebben de omwonenden kunnen reageren op het voorgenomen initiatief. Tijdens de termijn van inspraak en vooroverleg zal een informatieavond worden gehouden over het voorontwerpbestemmingsplan.
Voorontwerpbestemmingsplan
Het voorontwerpbestemmingsplan Studentenhuisvesting Kanaalweg heeft van 6 december 2018 t/m 16 januari 2019 ter inzage gelegen. Tijdens deze periode van ter inzage legging is een ieder in de gelegenheid gesteld om zijn of haar mening over het voorontwerpbestemmingsplan kenbaar te maken.
Het voorontwerpplan is op drie manieren beschikbaar gesteld:
Daarnaast is het bestemmingsplan in het kader van het wettelijk vooroverleg aan een aantal partners toegezonden.
Tijdens de ter inzage legging zijn 2 vooroverlegreacties (van Provincie Zeeland en ProRail) en 3 inspraakreacties ontvangen. De vooroverlegreacties en de inspraakreacties zijn in Bijlage 8 van deze toelichting samengevat en van een antwoord voorzien. Daarnaast is aangegeven of, en zo ja hoe, het ontwerpbestemmingsplan op basis van de vooroverleg- of inspraakreactie is aangepast.
Ontwerpbestemmingsplan
Het ontwerpbestemmingsplan heeft van 6 juni 2019 gedurende een termijn van zes weken (tot en met 17 juli 2019) ter inzage gelegen. In deze periode zijn 3 zienswijzen ontvangen, waarvan 2 een soortgelijke inhoud bevatten. De ingediende zienswijzen geven geen aanleiding om het ontwerpbestemmingsplan Studentenhuisvesting Kanaalweg aan te passen.
Op het ontwerpbesluit hogere grenswaarden en de ontwerp-omgevingsvergunning zijn geen zienswijzen ontvangen. In een eerder stadium van de procedure is door de provincie Zeeland en het Waterschap Scheldestromen een vooroverlegreactie ingediend. Tijdens de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan hebben zij geen zienswijzen ingediend.
De notitie beantwoording zienswijzen is opgenomen als bijlage 9.