direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Het Zilveren Schor
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0687.BPBGMZIL-VG01

Toelichting

Hoofdstuk 1 DOEL EN OPZET BESTEMMINGSPLAN

1.1 Aanleiding en doel

Ten noorden van de kern Arnemuiden is recreatiecomplex Het Zilveren Schor gelegen. Op dit complex is een groepsaccommodatie gesitueerd. Het Zilveren Schor Beheer B.V. is eigenaar van de gronden en wil deze groepsaccommodatie omvormen tot een vakantiepark met recreatiewoningen. Hiertoe dient het bestemmingsplan te worden aangepast. Het doel van voorliggend plan is het verkrijgen van een actuele planologische regeling waarbinnen de ontwikkelingswensen voor Het Zilveren Schor mogelijk zijn.

1.2 Plangebied

Het plangebied is gelegen aan de Zilverenschorweg, ten noorden van de kern Arnemuiden. Aan de oostzijde grenst het plangebied aan het Veerse Meer en aan de westzijde wordt de locatie begrensd door de Veersche dijk.

afbeelding "i_NL.IMRO.0687.BPBGMZIL-VG01_0001.jpg"

Afbeelding 1: ligging plangebied (bron: ANWB Topografische Atlas Zeeland)

1.3 Vigerende regelingen

Het plangebied is gelegen in bestemmingsplan 'Buitengebied', zoals door de gemeenteraad van Middelburg vastgesteld op 28 september 2009. In dit bestemmingsplan hebben de gronden de bestemming 'Recreatie - Verblijfsrecreatie' met de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - 2'. Voor een deel van het plangebied geldt tevens de gebiedsaanduiding 'veiligheidszone - lpg'.

afbeelding "i_NL.IMRO.0687.BPBGMZIL-VG01_0002.jpg"

Afbeelding 2: uitsnede vigerend bestemmingsplan (bron: www.ruimtelijkeplannen.nl)

De als zodanig bestemde gronden zijn bestemd voor recreatie in de vorm van groepskamperen. Hierbij zijn een centrale voorziening, een sanitairgebouw en bijgebouwen bij een standplaats toegestaan. Daarnaast is ten hoogste één bedrijfswoning inclusief aan-, uit- en bijgebouwen toegestaan. Het terrein mag voor ten hoogste 20 % worden bebouwd en de bouw- en goothoogte mogen respectievelijk maximaal 7 en 4 meter bedragen.

Daar waar de gebiedsaanduiding 'veiligheidszone - lpg' van toepassing is, zijn nieuwe kwetsbare objecten als woningen, een bezoekerscentrum, een kuuroord, een cursuscentrum en logies met ontbijt niet toegestaan.

1.4 Leeswijzer

Hoofdstuk 2 beschrijft de historische situatie en ruimtelijke structuur van de huidige situatie. Hoofdstuk 3 bevat een beschrijving van de functionele structuur van het gebied. In dit hoofdstuk worden eveneens de waterhuishoudkundige, milieu-, ecologische en archeologische situatie beschreven. Hiermee is de verantwoording van de haalbaarheid gegeven. De hierbij behorende onderzoeksrapportages zijn in de bijlagen opgenomen. Hoofdstuk 4 voorziet in het beleidskader. Welke beleidsstukken op nationaal, provinciaal, regionaal en gemeentelijk niveau zijn belangrijk bij de nieuwe invulling van het gebied? Hoofdstuk 5 biedt inzicht in de voorgenomen ontwikkeling. Hoe ziet de nieuwe situatie eruit? In hoofdstuk 6 is een uiteenzetting gegeven van de wijze van bestemmen via verbeelding en regels. Dit hoofdstuk geeft uitleg aan de opgenomen bestemmingen en functies via een artikelsgewijze toelichting. Hoofdstuk 7 geeft tot slot inzicht in de maatschappelijke en economische uitvoerbaarheid en de handhaafbaarheid. Tezamen met de gedurende de procedure in de bijlagen opgenomen ‘Rapport Inspraak en Vooroverleg’ en op te nemen ‘Nota zienswijzen’ biedt het een helder beeld van de te doorlopen procedure bij de totstandkoming van dit bestemmingsplan.

Hoofdstuk 2 RUIMTELIJKE ANALYSE PLANGEBIED

2.1 Historische beschrijving

Reeds sinds circa 1300 is het eiland Walcheren omgeven door een stelsel van dijken. Aan de buitenzijde van dit dijkstelsel zijn op meerdere plaatsen schorren gelegen. Het plangebied is van oudsherre zo'n schor. Bij laag water lag het gebied waarschijnlijk boven de waterlijn. Het is mogelijk dat het gebied in de zomermaanden werd gebruikt om schapen te weiden. Bewoning lijkt in de periode van de middeleeuwen onwaarschijnlijk. In de hieropvolgende eeuwen is de situatie in het plangebied min of meer gelijk gebleven. Het gebied heeft altijd buitendijks gelegen. Daarbij is het gebied ook nooit gebruikt voor bewoning. Pas in de jaren '60 van de vorige eeuw beginnen de eerste tekenen van bebouwing zich te ontwaren met de aanleg van het bestaande complex Het Zilveren Schor. Sinds 1968 is het terrein in gebruik als groepsaccommodatie en als kampeerterrein. Dit gebruik vindt met name in de zomermaanden plaats.

2.2 Ruimtelijke structuur en opbouw

Zoals in de voorgaande paragraaf reeds beschreven is het plangebied door de eeuwen heen gelegen in een buitendijks schorrengebied. Dergelijke schorrengebieden ontwateren veelal via een stelsel van kreken. Historisch gezien is dat in het plangebied ook het geval. In de jaren '60 van de vorige eeuw is ter plaatse van het plangebied een groot aantal ontwateringsgeultjes / -stroken te herkennen. Er is toen een begin gemaakt met het rechttrekken van sloten ter plaatse en de perceelsgrenzen als gevolg van de ingezette ruilverkaveling.

Verder is ten behoeve van het recreatiegebied een aanleghaventje met zandstrand aangelegd en zijn er sport- en speelveldjes aangelegd. Aan de randen van het plangebied zijn diverse bosschages aangelegd, welke inmiddels tot wasdom zijn gekomen. Door het plangebied is een aantal (geasfalteerde) paden gelegen, welke de sport- en speelfaciliteiten met elkaar en de centrale voorzieningen verbinden.

Centraal binnen groepsaccommodatie Het Zilveren Schor is een bebouwd gedeelte met ontvangst- en ontmoetingsruimtes gelegen. Hier bevinden zich tevens een bar en diverse zalen voor groepsgelegenheden.

Hoofdstuk 3 FUNCTIONELE ANALYSE PLANGEBIED

3.1 Functionele structuur

Het plangebied is in de huidige situatie geheel in gebruik als recreatieterrein met daarop faciliteiten voor sport en spel, groepsgelegenheden en het organiseren van evenementen met (grotendeels daartoe in dienst staande) overnachtingsmogelijkheden.

3.2 Functionele analyse

3.2.1 Groen

Aan de randen van het plangebied zijn bij de realisatie van Het Zilveren Schor in de jaren '60 van de vorige eeuw bosschages aangelegd. Deze bosschages zijn inmiddels uitgegroeid tot een volwassen staat.

Binnen het plangebied is veel groen te vinden in de vorm van speel- en sportvelden. Ook is een aantal houtwallen aanwezig en zijn er uitlopers van de bosschages aan de rand van het plangebied die tot in het plangebied doorlopen.

In paragraaf 3.5 wordt een nadere duiding van een aantal groenstructuren gegeven op grond van het ecologisch onderzoek dat voor de ontwikkeling is uitgevoerd.

3.2.2 Verkeer en parkeren

Verkeer

In opdracht van Libéma Exploitatie BV is in april 2012 een verkeersstudie uitgevoerd voor Het Zilveren Schor. De bevindingen van deze studie staan in onderstaande paragraaf weergegeven. Voor de gehele rapportage van de verkeersstudie wordt verwezen naar bijlage 1.

In de studie is de verkeersintensiteit in de toekomstige situatie bepaald. Op grond daarvan kan worden bepaald hoe druk het in de toekomst (2020) wordt op het wegennet rondom Het Zilveren Schor.

Als gevolg van de autonome groei van het autoverkeer wordt het in de toekomst zondermeer drukker op het wegennet. Landelijk wordt uitgegaan van een groei van 1% per jaar. Daarnaast speelt ook de ontwikkeling van recreatie aan het Veerse Meer. Dit tezamen wordt gezien als de autonome groei. Daarnaast is ook de toekomstige situatie met Het Zilveren Schor beschouwd.

De verwachtte intensiteiten van de autonome situatie met en zonder Het Zilveren Schor zijn afgezet tegen de maximale capaciteit van het wegennet. Hierbij zijn wegdelen met een verschillende wegbreedte apart beschouwd. In de tabel zijn zowel de gegevens van doorgaand verkeer als van recreatief verkeer opgenomen. Dit leidt tot onderstaande resultaten.

Weg   Wegbreedte (m)   Max. intensiteit (motorvoertuigen per etmaal)   2020 (mvt/etm)  
Van Cittersweg   5,5   5500   2358  
Van Cittersweg   6,0   8000   1508  
Oranjepolderseweg   6,0   8000   3991  
Derringmoerweg   6,0   8000   1291  
Doeleweg   5,8   6500   3955  
Zilverenschorweg   5,1   1200   270  
Van Cittersweg   5,1   2000   550  

Tabel 1: ontsluitingstoets wegen 2020 zonder Het Zilveren Schor

Weg   Wegbreedte (m)   Max. intensiteit (mvt/etm)   2020 (mvt/etm)  
Van Cittersweg   5,5   5500   2516  
Van Cittersweg   6,0   8000   1660  
Oranjepolderseweg   6,0   8000   3991  
Derringmoerweg   6,0   8000   1344  
Doeleweg   5,8   6500   4008  
Zilverenschorweg   5,1   1200   481  
Van Cittersweg   5,1   2000   980  

Tabel 2: ontsluitingstoets wegen 2020 inclusief Het Zilveren Schor

Op basis van de verhouding intensiteit / capaciteit wordt geconcludeerd dat het wegennet rondom Het Zilveren Schor ruim voldoende capaciteit heeft om het verkeer in de autonome situatie zonder Het Zilveren Schor en in de toekomstige situatie met Het Zilveren Schor af te wikkelen.

Aandachtspunt in de ontsluiting van het park is de kruising van de Zilverenschorweg met het toeristisch recreatieve fietspad nabij de entree van het plangebied. Hier dient door middel van de inrichting de verkeersveiligheid gewaarborgd te zijn.

In het kader van calamiteiten op of om het Het Zilveren Schor dient een extra (auto)ontsluitingsweg gerealiseerd te worden. Dit kan door ten zuiden van het plangebied een (tweede) verharde ontsluitings-/calamiteitenweg aan te laten sluiten op het bestaande fietspad parallel aan het Veerse Meer. Er dient bij de nadere uitwerking daarvan de nodige zorg besteed te worden voor dat deel van het fietspad dat mogelijk calamiteitenverkeer te verwerken krijgt tot aan de kruising fietspad/Zilverenschorweg.

Parkeren

Voor het bepalen van de parkeerbehoefte voor de ontwikkeling van Het Zilveren Schor is gebruik gemaakt van de CROW-kencijfers. Hierbij is als uitgangspunt gehanteerd de parkeerbehoefte voor het gehele recreatieterrein te bepalen. Verder zijn als uitgangspunten gehanteerd dat voor de planlocatie de stedelijkheidsgraad 'niet stedelijk' van toepassing is, dat de planlocatie is gelegen in het buitengebied en dat de CROW-kencijfers uit publicatie 317 'kencijfers parkeren en verkeersgeneratie' worden gehanteerd.

Op het toekomstige sportresort worden 74 recreatieve bungalows (vakantiewoningen) gerealiseerd. Daarnaast worden 5 groepsaccommodaties, een centrumvoorziening en een bedrijfswoning ontwikkeld.

Op basis van bovenstaande uitgangspunten is de onderstaande parkeervraag bepaald:

onderdeel   parkeervraag per eenheid  
vakantiewoning   2,1 parkeerplaatsen per woning  
groepsaccommodatie   4,7 parkeerplaatsen per accommodatie  
centrumvoorziening   12 parkeerplaatsen per 100 m2 brutovloeroppervlak  

Tabel 3: parkeervraag

Op basis van de voorgestelde inrichting van het sportresort is gekozen voor de aanleg van 2 parkeerplaatsen direct grenzend aan de vakantiewoningen. Daar waar dit niet mogelijk is wordt de parkeervoorziening in de directe nabijheid van de recreatiewoning gerealiseerd. In totaal zijn er bij of direct nabij de recreatiewoningen 155 parkeerplaatsen beschikbaar. Bij elke groepsaccommodatie worden parkeervoorzieningen gerealiseerd direct aansluitend aan de accommodatie. In totaal zijn voor de groepsaccommodaties 25 parkeerplaatsen beschikbaar. Voor de bedrijfswoning is 1 parkeerplaats voorzien. Ten behoeve van de centrumvoorziening worden in een haaksparkeervoorziening in totaal 38 parkeerplaatsen gerealiseerd. Voor het gehele resort resulteert bovenstaande in 219 parkeerplaatsen, waarmee aan de gestelde norm (207 pp) wordt voldaan. Daarnaast wordt beschouwd of het mogelijk is een locatie aan te wijzen als halte voor een touringcar.

3.3 Water

Sinds 1 november 2003 is voor ruimtelijke plannen de watertoets verplicht. De initiatiefnemer dient in dat kader in een vroeg stadium overleg te voeren met de waterbeheerders over het ruimtelijke planvoornemen. Hiermee wordt voorkomen dat ruimtelijke ontwikkelingen in strijd zijn met duurzaam waterbeheer.

Het plangebied ligt buitendijks in het Veerse Meer. Dit gebied hoort bij de gemeente Middelburg, het beheersgebied van het Waterschap Scheldestromen en het Veerse Meer valt onder beheer van Rijkswaterstaat. Voor het watertoets-proces is het waterschap Scheldestromen het aanspreekpunt.

Huidige situatie watersysteem

Waterhuishouding 

In de beoogde plannen is ervoor gekozen om het bestaande oppervlak aan water (ca. 5.500 m2) te vergroten tot ca 35.000 m2. Aan weerszijden van de rondgaande watergang komen vakantiewoningen. Tevens is een tweede toegang via het water naar het resort ingebracht. Hierdoor ontstaat voldoende doorstroming van het water in het plan.

Alle hemelwater afkomstig van de verhardingen wordt direct afgevoerd naar het oppervlaktewater. Jaarlijks wordt rond 25 maart begonnen met het opvoeren van het waterpeil van het Veerse Meer naar het zomerpeil. Dit zomerpeil moet volgens plan op 1 april van het betreffende jaar bereikt zijn.

Het waterpeil van het Veerse Meer kan dan in de zomerperiode fluctueren tussen 0 m NAP en 0,1 m - NAP. In geval van extreme neerslag of extreme neerslagverwachtingen kan het waterpeil op het Veerse Meer (vroegtijdig) worden verlaagd om zodoende een buffer te creëren voor het afvoeren van polderwater (“noodpeil”).

Waterkwaliteit 

Op de functiekaart behorende bij het provinciale waterhuishoudingsplan zijn aan de verschillende watersystemen functies toegekend. Onder functie wordt in dit geval verstaan de bestemming in waterhuishoudkundige zin van op en in de bodem aanwezig water, alsmede de belangen die daarmee gemoeid zijn. Voor de functie water voor bebouwing geldt de waterkwaliteitsnorm Maximaal Toelaatbaar Risico (MTR). Het Veerse Meer heeft daarbij als nevenfunctie recreatie / zwemwater. In dit water moet op hygiënische en veilige wijze gezwommen kunnen worden. De kwaliteitsdoelstelling voor zwemwater is vastgelegd in het kader van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren en de Wet milieubeheer en afgestemd op de (strenge) Europese wetgeving hieromtrent. Rijkswaterstaat houdt de kwaliteit van het zwemwater in de gaten aan de hand van meetpunten.

Riolering 

De huidige bebouwing, die gesloopt zal worden, is aangesloten op een rioleringsstelsel. In de toekomstige situatie zal de droogweerafvoer (DWA) eveneens via de riolering plaatsvinden. De regenwaterafvoer (RWA) wordt daar niet op aangesloten. De regenwaterafvoer van het Zilveren Schor loost op het oppervlakte water dat in verbinding staat met het Veerse Meer.

Toekomstig watersysteem 

Nagegaan is aan de hand van de criteria uit de Handreiking watertoets van het Waterschap Scheldestromen of de beoogde functiewijziging strijdig is met waterdoelstellingen c.q. noodzaakt tot waterhuishoudkundige maatregelen.

Thema     Waterdoelstelling     Uitwerking    
Veiligheid/
Waterkering    
Waarborgen veiligheidsniveau en daarvoor benodigde ruimte.     Het plan ligt buitendijks in het Veerse Meer. Er vind geen bebouwing plaats in of aan de dijken inclusief de bijbehorende beschermingszones.
 
Wateroverlast
(vanuit oppervlaktewater)    
Voldoende hoog gebouwd om instroming van oppervlaktewater in maatgevende situatie(s) te voorkomen.
Voldoende ruimte voor vasthouden/bergen/ afvoeren van water.    
Bestaand Fv = 3.500 m2
Nieuw Fv = 19.450 m2 
Toename Fv = 15.950 m2
De ontwikkeling voorziet mede in het realiseren van nieuw oppervlaktewater. Door de aanleg van dit oppervlaktewater vindt voldoende compensatie plaats.

Het bouwpeil is vooralsnog niet vastgesteld. Circa 900 m noordwestelijk en 600 m zuidoostelijk is de grondwaterfluctuatie gemonitord in 1988 en 1989. Uit de monitoring blijkt dat in deze periode de maatgevende grondwaterstand 0,4 m +NAP is. Na 1989 is het waterpeil met 0,3 meter verhoogd tot 0,3 meter –NAP. Momenteel wordt de verhoging van het zomerpeil doorgezet tot 0 m NAP. Dat betekent voor de keuze van het bouwpeil een grondwaterpeilstijging van 0,6 meter t.o.v. de gemeten standen in 1988/1989. De maatgevende grondwaterstand zou in dat geval 1 meter +NAP moeten zijn. Gelet op de gedateerde monitoringsgegevens en de veel te korte monitoringsperiode is hier nader onderzoek noodzakelijk.
 
afbeelding "i_NL.IMRO.0687.BPBGMZIL-VG01_0003.jpg"
 
Riolering/
RWZI
(incl. water op straat/ overlast)    
Afkoppelen van (schone) verharde oppervlakken i.v.m. reductie hydraulische belasting RWZI en transportsysteem met beperken overstorten. Rekening houden met (eventuele benodigde filter)ruimte daarvoor.
Treffen voorziening opvang afvalwater.   
Er wordt een gescheiden stelsel aangelegd, hemelwater afkomstig van de daken kan ter plaatse, in overleg met de waterkwaliteitsbeheerder (hier Rijkswaterstaat), infiltreren of afstromen naar het oppervlaktewater. Hemelwater van wegen en parkeerplaatsen kan, naar analogie van de bestaande situatie, direct naast de rijbaan infiltreren in de zandige bodem.
De vuilwaterriolering wordt aangesloten op de bestaande voorziening. Van daaruit gaat het vuilwater naar de RWZI.

Volgens het Activiteitenbesluit moet de initiatiefnemer een voorziening treffen om het afvalwater van de vaartuigen op te vangen.
   
Watervoorziening/
-aanvoer    
Het voorzien van de bestaande functie van (grond- en/of oppervlakte-)water van de juiste kwaliteit en de juiste hoeveelheid op het juiste moment.
Het tegengaan van nadelige effecten van veranderingen in ruimtegebruik op de behoefte aan water.    
De waterbeheerder vraagt nadrukkelijk aandacht voor hergebruik van water in het bouwontwerp. Neerslagwater is van goede kwaliteit. Door het gebruik van regenwater kan op het drinkwatergebruik worden bespaard. Regenwater kan nuttig gebruikt worden, bijvoorbeeld voor het doorspoelen van het toilet.
Vooralsnog zijn geen plannen hiervoor. Bij de technische uitvoering van het plan zal worden bezien of deze wens van de waterbeheerder exploitatie-technisch in te passen is.
 
Bodemdaling     Voorkómen van maatregelen die (extra) maaiveldsdalingen met name in zettingsgevoelige gebieden kunnen veroorzaken.     Voor de realisatie van het plan wordt geen waterstandsverlaging doorgevoerd. Bodemdaling als gevolg van de voorgenomen plannen is niet aan de orde.
Er is een m.e.r.-procedure doorlopen ten behoeve van een nieuw peilbesluit voor het Veerse Meer. In het MER zijn verschillende alternatieven onderzocht. Gekozen is voor handhaving van het zomerpeil en verhoging van het winterpeil. In 2008 is het winterpeil aangepast. Het peil van het Veerse Meer zal in de zomerperiode fluctueren tussen NAP 0.0m en NAP -0.10m (zomerpeil) en in de winterperiode tussen NAP -0.20m en NAP -0.40m (winterpeil). Met dit peil zal rekening worden gehouden bij de ontwikkeling.  
 
Grondwateroverlast     Tegengaan/verhelpen van grondwateroverlast.     In de provinciale Verordening Waterhuishouding Zeeland wordt een ontwateringsdiepte van 70 cm onder maaiveld als richtlijn genoemd. Door verder het bouwkavel te voorzien van drainage, die direct afvoert op het aangrenzende oppervlaktewater, wordt grondwateroverlast voorkomen. Bij kruiploos bouwen gelden andere maten.  
   
afbeelding "i_NL.IMRO.0687.BPBGMZIL-VG01_0004.jpg"
 
Oppervlaktewater-
kwaliteit    
Behoud/realisatie van een goede oppervlaktewaterkwaliteit voor mens en natuur. Vergroten van de veerkracht van het watersysteem.     Het hemelwater wordt afgekoppeld/niet aangesloten op de riolering conform de door het Waterschap gehanteerde afkoppelbeslisboom. Er zijn (daardoor) geen nadelige gevolgen voor de waterkwaliteit.  
   
Grondwaterkwaliteit     Behoud/realisatie van een goede grondwaterkwaliteit voor mens en natuur.     Het bouwplan beantwoord aan het DuBo-principe. Uitlogende materialen worden niet gebruikt evenals het gebruik van chemische bestrijdingsmiddelen en het gebruik van strooizout tot een minimum beperkt moet worden aangezien het afstromende hemelwater infiltreert dan wel aan het oppervlaktewater wordt toegevoegd. Met inachtneming van deze uitgangspunten wordt de waterkwaliteit niet verslechterd door het plan.
 
Verdroging     Bescherming karakteristieke grondwaterafhankelijke ecologische waarden; m.n. van belang in/rond natuurgebieden (voor hydrologische beïnvloedingszone zie prov. OmgevingsPlan)
 
Verdroging is niet aan de orde.  
Natte natuur     Ontwikkeling/bescherming van een rijke gevarieerde en natuurlijk karakteristieke aquatische natuur.   Het plan sluit aan bij de omgeving aangezien het voorziet in uitbreiding van het oppervlaktewater / aquatische natuur.
 
Onderhoud(smogelijkheden) waterlopen     Oppervlaktewater dient adequaat onderhouden te kunnen worden.   Het oppervlaktewater in het plangebied zal door de initiatiefnemer worden onderhouden.
 
Waterschapswegen     M.b.t. de aanwezigheid waterschapswegen binnen/nabij het plangebied.     Voor het onderhoud wordt een obstakelvrije onderhoudsstrook aangehouden van 5 meter, gemeten vanaf de insteek van het oppervlaktewater.  

Aanleg nieuw oppervlaktewater

Een deel van het plangebied wordt ontgraven voor nieuw oppervlaktewater. Rondom dit water worden de nieuwe gebouwen gesitueerd. Ook worden ligplaatsen aangelegd. Vanuit het nautisch beheer verwacht Rijkswaterstaat geen problemen met deze ontwikkeling. Voor het graven van een watergang of haven is een vergunning op grond van de Waterwet vereist. Het verlenen van deze vergunning geschiedt in onderling overleg tussen het Waterschap en Rijkswaterstaat Zeeland.

3.4 Milieu

3.4.1 Vormvrije m.e.r.-beoordeling

Om het milieubelang een volwaardige plaats in de besluitvorming te geven, dient in een vroeg stadium te worden beoordeeld of de toekomstige activiteiten mogelijk significante effecten heeft op milieu, natuur of landschap. Een eerste stap in dit proces is een vormvrije m.e.r.-beoordeling. In februari 2014 is deze uitgevoerd. In het hiernavolgende staan de bevindingen daaruit beschreven.

In het Besluit m.e.r. zijn in de onderdelen C en D van de bijlagen beoordelingsdrempels opgenomen, op grond waarvan bepaald kan worden of voor een bepaalde ontwikkeling een m.e.r.-beoordeling of een m.e.r. uitgevoerd dient te worden. Deze drempels zijn indicatief. Dit houdt in dat het niet vanzelfsprekend is dat wanneer een ontwikkeling beneden deze drempelwaarden blijft, er geen m.e.r.-beoordeling of m.e.r. noodzakelijk is. Voor elk besluit of plan dat betrekking heeft op activiteit(en) die voorkomen op de D-lijst, maar welke beneden de drempelwaarden blijft, dient een toets uitgevoerd te worden of belangrijke nadelige milieugevolgen kunnen worden uitgesloten. Deze toets wordt de vormvrije m.e.r.-beoordeling genoemd. Uit deze toets zijn twee conclusies mogelijk. Er is geen m.e.r.(-beoordeling) nodig, want belangrijke nadelige milieugevolgen zijn uitgesloten of er is een m.e.r.-beoordeling dan wel direct een m.e.r. noodzakelijk, aangezien belangrijke negatieve milieugevolgen niet vallen uit te sluiten.

Het plangebied van Het Zilveren Schor is gelegen aan het Veerse Meer, wat is aangewezen als Natura2000-gebied. Op enige afstand (circa 6,3 kilometer) is het Natura2000-gebied Manteling van Walcheren gelegen. Verder is een klein gedeelte in het zuiden van het plangebied door de provincie Zeeland aangewezen als Ecologische Hoofdstructuur.

De effecten van de ontwikkeling zijn in een vormvrije m.e.r.-beoordeling inzichtelijk gemaakt. De rapportage met uitgebreide bevindingen is als bijlage 2 bij deze toelichting gevoegd. In de vormvrije m.e.r.-beoordeling is geconcludeerd dat er in voldoende mate inzicht is verkregen in de milieugevolgen van het plan Het Zilveren Schor. Het plan leidt niet tot milieueffecten van dusdanige omvang dat er sprake is van belangrijke nadelige milieugevolgen (zoals deze in de Europese richtlijn hieromtrent zijn benoemd). Een m.e.r.-beoordelingsprocedure of een m.e.r.-procedure zijn niet noodzakelijk.

In 2015 heeft een wijziging van het stedenbouwkundig plan plaatsgevonden. Hierbij is de oppervlakte van het water vergroot met circa 20 procent ten opzichte van het plan zoals dat is omschreven in het voorontwerp bestemmingsplan (2014). Het aantal woningen en de omvang daarvan is niet gewijzigd ten opzichte van het voorontwerp bestemmingsplan. Dit geldt ook voor de centrumvoorziening.

3.4.2 Geluid

Recreatiewoningen zijn op grond van de Wet geluidhinder geen geluidgevoelig object, voor zover deze niet als permanent bewoond worden gekenmerkt. Binnen de regels van dit bestemmingsplan is permanente bewoning niet toegestaan. Verder worden er geen andere geluidgevoelige functies binnen het plangebied mogelijk gemaakt. Aan het beleid vanuit het Integraal Omgevingsplan van de provincie Zeeland wordt voldaan vanwege het ontbreken van geluidbronnen in de nabije omgeving van het plangebied. Een nader akoestisch onderzoek op grond van de Wet geluidhinder is voor Het Zilveren Schor derhalve niet noodzakelijk.

In het kader van een goede ruimtelijke ordening blijkt uit de jurisprudentie dat ook voor recreatiewoningen de akoestische situatie inzichtelijk gemaakt dient te worden. Hiertoe kan worden volstaan met de gegevens uit de Atlas Leefomgeving.

afbeelding "i_NL.IMRO.0687.BPBGMZIL-VG01_0005.jpg"

Afbeelding 3: Uitsnede kaart geluidbelasting, ligging plangebied aangegeven met rode peil (bron: www.atlasleefomgeving.nl)

Uit het kaartmateriaal van de Atlas Leefomgeving valt af te leiden dat Het Zilveren Schor niet is gelegen op een locatie waar nadere aandacht aan geluidhinder noodzakelijk wordt geacht. De geluidcontouren van omliggende wegen zijn niet over het plangebied gelegen. Wegverkeerslawaai leidt derhalve niet tot belemmeringen voor de planvorming.

In de directe omgeving van het plangebied is één woning van derden gelegen, namelijk de agrarische bedrijfswoning aan de Zilverenschorweg 2 te Arnemuiden. Deze woning is gelegen op circa 30 meter van de Zilverenschorweg. Op basis van de verkeersprognoses voor de Zilverenschorweg (zie paragraaf 3.2.2) is door middel van de Standaard Rekenmethode I van het Reken- en meetvoorschrift geluid 2012 een korte berekening gemaakt van de akoestische effecten van het wegverkeer op deze woning, inclusief de toename in motorvoertuigen als gevolg van de ontwikkeling van Het Zilveren Schor.

afbeelding "i_NL.IMRO.0687.BPBGMZIL-VG01_0006.jpg"

Afbeelding 4: Invoergegevens, omgevingskenmerken en rekenresultaten SRM I Zilverenschorweg 2

De rekenresultaten uit deze rekenmodule zijn zonder correctie conform artikel 110g Wet geluidhinder. Uit de rekenresultaten blijkt dat het geluidniveau op de gevel van deze woning op een hoogte van 5 meter maximaal 46 dB bedraagt. De voorkeursgrenswaarde bedraagt 48 dB, hieraan wordt voldaan.

3.4.3 Bodem

3.4.3.1 Inleiding

In juli 2010 is in opdracht van Libéma Exploitatie BV door Sagro Milieu Advies Zeeland B.V. een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd. De volledige rapportage van dit onderzoek is als bijlage 3 bij de toelichting van dit bestemmingsplan gevoegd. In deze paragraaf staan de resultaten van dit onderzoek weergegeven.

Op basis van de onderzoeksresultaten is de verontreinigingssituatie binnen het plangebied beschreven. Deze situatie is getoetst aan de onderzoekshypothese. Op basis hiervan worden conclusies ten aanzien van de milieuhygiënische bodemkwaliteit weergegeven.

3.4.3.2 Onderzoekshypothese en - strategie

De onderzoekshypothese is specifiek voor een aantal gebiedsdelen binnen het plangebied opgesteld. Voor het onbebouwde terreindeel is in het onderzoek uitgegaan van de hypothese 'onverdacht', waarbij het onderzoek voor deze terreindelen is uitgevoerd volgens de strategie voor bodemonderzoek op een grootschalig onverdachte locatie (ONV-GR).

Voor het gebiedsdeel dat in het onderzoek is aangeduid als 'bebouwd blok' wordt uitgegaan van de hypothese 'verdacht'. Op twee locaties binnen dit gebiedsdeel hebben in het verleden ondergrondse huisbrandolietanks (HBO-tanks) gelegen. Deze HBO-tanks zijn in 1997 verwijderd. Uit het destijds uitgevoerde bodemonderzoek door Hunneman Milieu Advies Raalte BV met kenmerk 2002.354/am/jr uit september 2002, bleek dat er ter plaatse sterke verontreinigingen zijn aangetroffen. Hierbij is ter verificatie van eerder door Sagro Milieu Adveis Zeeland uitgevoerd onderzoek een onderzoeksstrategie voor een onverdachte locatie (ONV) gevolgd. Hiertoe is gekozen, omdat het aantal monsterpunten en het brede scala aan analyseparameters dat onderzocht wordt bij deze strategie vooraf als voldoende is geacht. In de veldwerkzaamheden zijn daarbij bijvoorbeeld peilbuizen ter plaatse van de voormalige HBO-tanks geplaatst en is er direct naast het vulpunt een boring verricht.

Binnen het onderzoeksgebied zijn diverse sloten gelegen, welke een functie hebben voor de afvoer van regenwater uit het onderzoeksgebied en het naastgelegen bosgebied. Tijdens het locatiebezoek stonden deze sloten droog, op grond waarvan de verwachting is geuit dat de afvoer van deze sloten gering van aard is. Met een aantal boringen is bepaald of er een sliblaag aanwezig is en wat daarvan in voorkomend geval de dikte is.

In het plangebied is in de huidige situatie een haventje aanwezig waar bezoekers van Het Zilveren Schor gebruik van kunnen maken. De waterbodem van dit haventje is indicatief onderzocht, waarbij een aantal boringen zijn verricht. Daarbij is één mengmonster van de waterbodem geanalyseerd op het standaard waterbodempakket voor zoute oppervlaktewateren.

Verspreid door het terrein van Het Zilveren Schor ligt een aantal paden, die merendeels zijn verhard met een asfaltverharding. Deze paden zijn onderzocht volgens de KOAC-Richtlijn omgaan met vrijkomend asfalt. Hiertoe is een aantal boringen verricht en is het asfalt onderzocht met een PAK-marker. Daarnaast is op een aantal monster een PAK-analyse uitgevoerd.

3.4.3.3 Conclusies en aanbevelingen

Uit de onderzoekswerkzaamheden wordt een aantal conclusies getrokken welke in het onderstaande per terreindeel staan beschreven. Op grond van de conclusies zijn aanbevelingen gedaan, welke eveneens in het hiernavolgende staan beschreven.

In het onbebouwde terreindeel zijn in de bovengrond licht verhoogde concentraties met metalen en/of PAK aangetroffen. In de ondergrond zijn geen verontreinigingen aangetroffen. In het grondwater zijn licht verhoogde concentraties aan barium en/of nikkel aangetroffen.

Voor het deelgebied 'bebouwd blok' geldt dat in een groot deel van de bovengrond licht verhoogde concentraties met metalen en/of PAK zijn aangetroffen. In de ondergrond zijn geen verontreinigingen geconstateerd.

In de grond ter plaatse van de voormalige ondergrondse HBO-tank, inclusief vulpunt, bij het hoofdgebouw zijn geen verontreinigingen aangetroffen. In het grondwater ter plaatse is een licht verhoogde concentratie aan xylenen gevonden.

Bij de bedrijfswoning is eveneens een locatie waar in het verleden een HBO-tank heeft gelegen. Het grondmonster dat hier is genomen vertoont een licht verhoogd gehalte aan ethylbenzeen. Het grondwater op deze plek bevat licht verhoogde concentraties aan barium, molybdeen, nikkel en xylenen.

De boringen ter plaatse van de voormalige olietanks en vulpunt zijn ter verificatie van eerder (uitgebreid) onderzoek uit 2002 gedaan. Vanwege het beperkte aantal boringen in het onderzoek uit 2010 kan over de exacte aard en omvang van de verontreiniging in de huidige situatie geen sluitende uitspraak worden gedaan. Uit de onderzoeksresultaten van 2002 komt op de locaties van de voormalige HBO-tanks een sterke verontreiniging met minerale olie naar voren. De omvang van deze sterke verontreinigingen is echter minder dan 25 m3.

Formeel bezien is er op grond daarvan op deze locaties geen sprake van een ernstig geval van bodemverontreiniging en is er geen noodzaak tot saneren. Graafwerkzaamheden op deze locaties zijn echter niet toegestaan zonder toestemming van het bevoegd gezag, in deze de gemeente Middelburg.

In de sloten binnen het onderzoeksgebied is geen sliblaag aangetroffen.

Uit de onderzoeksresultaten is gebleken dat in het bestaande haventje in het plangebied een sliblaag aanwezig is met een dikte van circa 15 centimeter. In de monding van dit haventje naar het Veerse Meer bedraagt de dikte van de sliblaag circa 40 à 50 centimeter. Bij toetsing van het slib aan het Besluit bodemkwaliteit is gebleken dat het slib wordt beoordeeld als klasse A, licht verontreinigd.

Bij het versterken van de oevers van het haventje is gebruik gemaakt van puin. Tussen dit puin zijn bij de veldwerkzaamheden meerdere stukken asbestverdacht plaatmateriaal aangetroffen. Uitgespoeld puin is tot op enkele meters in de haven aanwezig.

Gebleken is dat de asfaltverhardingen in het plangebied niet teerhoudend zijn. De bij de werkzaamheden vrijkomende materialen hieruit zijn derhalve herbruikbaar.

De overige aangetroffen gehalten aan metalen en/of PAK in de grond en de metalen in het grondwater zijn van dusdanige geringe aard dat hieruit geen risico voor de volksgezondheid dan wel het milieu voortkomt. Er zijn derhalve geen verdere onderzoeksinspanningen benodigd. Ook gelden er geen gebruiksbeperkingen op de onderzoekslocatie, uitgezonderd de locaties van de voormalige HBO-tanks (zie voorgaand).

Bij werkzaamheden in het haventje dient rekening te worden gehouden met de aanwezigheid van asbesthoudend materiaal in de oeverbeschoeiing. Daarnaast mag verontreinigde grond en waterbodemmateriaal uit het haventje niet zonder meer (tijdelijk) worden verplaatst op of van de onderzoekslocatie. Hierover dienen eerst de eventuele mogelijkheden te worden bepaald in samenspraak met bevoegd gezag.

3.4.4 Leidingen en telecommunicatie

In en in de directe omgeving van het plangebied zijn geen planologisch relevant aan te merken solitaire leidingen en geen leidingstroken of hoogspanningsverbindingen aanwezig waarmee in een bestemmingsplan rekening moet worden gehouden.

Voor dit aspect zijn verder geen belemmeringen voor de in het plangebied aanwezige functies.

3.4.5 Externe veiligheid

Externe veiligheid betreft het risico voor mensen die niets met een risicodragende activiteit te maken hebben, om te komen te overlijden als gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Een dergelijk ongeval kan voortvloeien uit het handelen met of het transport van gevaarlijke stoffen. Om te kunnen bepalen of er een onaanvaardbaar risico is op overlijden als gevolg van handelingen met en/of transport van gevaarlijke stoffen, worden de risicobronnen in en in de nabijheid van het plangebied inzichtelijk gemaakt en wordt beschouwd of deze leiden tot een onaanvaardbaar (hoog) risico.

Binnen het plangebied zijn in de toekomstige situatie geen risicobronnen aanwezig. De in de huidige situatie aanwezige propaantank wordt verwijderd. In de directe omgeving van het plangebied is een aantal risicobronnen gesitueerd. Daarbij gaat het om de volgende risicobronnen:

  • a. Kerncentrale te Borssele
  • b. Vaarweg Veerse Meer

Kerncentrale

In Borssele is de enige (in werking zijnde) kerncentrale van Nederland gelegen. In de kerncentrale wordt de warmte die vrijkomt bij het nucleaire splijtingsproces omgezet in elektriciteit. Vanuit deze centrale vindt naast de productie eveneens de distributie van elektriciteit plaats.

Ten behoeve van de kerncentrale is veiligheidsbeleid opgesteld. Hierin zijn veiligheidsmaatregelen vastgelegd voor het geval er een ongeval plaatsvindt. Daarbij is uitgegaan van drie zones rondom de ongevalslocatie, waarvoor specifieke maatregelen zijn vastgesteld. In de zone tot 5 kilometer vanaf de plaats van het ongeval vindt evacuatie plaats. In het gebied tussen 5 en 10 kilometer rondom het ongeval moeten jodiumtabletten worden geslikt. In het gebied tussen 10 en 20 kilometer vanaf het ongeval wordt geschuild. De kerncentrale is op ruim tien kilometer van het plangebied gelegen. Dit houdt in dat, mocht er onverhoopt een ongeval met de kerncentrale voordoen, geschuild dient te worden. De aanwezigheid van de kerncentrale vormt geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.

Vaarweg Veerse Meer

In het Basisnet Water is de vaarweg Veerse Meer aangeduid als een binnenvaartcorridor zonder toetsafstand. Dit is binnen het Basisnet Water de lichtste categorie. Voor deze categorie zijn geen beperkingen of verantwoordingsplicht ten behoeve van het voorliggend ruimtelijk besluit van toepassing. De vaarweg Veerse Meer vormt geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.

Propaantank

In de huidige situatie is binnen het plangebied een propaantank aanwezig. Deze wordt echter bij de ontwikkeling van het plangebied verwijderd. Hieruit vloeien derhalve in de toekomstige situatie geen belemmeringen voort.

3.4.6 Luchtkwaliteit

In titel 5.2 van de Wet milieubeheer zijn luchtkwaliteitseisen opgenomen. Indien met een ruimtelijk besluit ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt, dienen de effecten daarvan op de luchtkwaliteit inzichtelijk gemaakt te worden. Met het voorliggende bestemmingsplan wordt de ontwikkeling van een recreatiepark met recreatiewoningen mogelijk gemaakt.

De gevolgen van plannen moeten worden getoetst aan de Wet milieubeheer, waarin de Wet luchtkwaliteit is opgenomen. Plannen kunnen alleen doorgaan als:

  • deze niet in betekenende mate (NIBM) bijdragend zijn, of;
  • de grenswaarden niet worden overschreden, of;
  • zijn opgenomen in het Nationaal Samenwerkingsverband Luchtkwaliteit.

In het Besluit niet in betekende mate bijdragen (Besluit NIBM) is opgenomen wanneer plannen NIBM zijn en niet verder hoeven te worden onderzocht ten aanzien van het aspect luchtkwaliteit. Dit is het geval indien de concentratietoename van bepaalde stoffen minder is dan 3%.

De belangrijkste bron van stoffen die van invloed zijn op de luchtkwaliteit is verkeer voor het plan Het Zilveren Schor. Hierbij zijn de belangrijkste stoffen fijn stof (PM10) en stikstofdioxide (NO2). Op grond van de verkeersstudie voor Het Zilveren Schor blijkt dat het plan een toename in verkeersgeneratie oplevert van maximaal 211 motorvoertuigen per etmaal.

Met behulp van de NIBM-tool ontwikkeld door het ministerie van Infrastructuur en Milieu in samenwerking met Kenniscentrum InfoMil kan worden bepaald of een plan niet in betekenende mate bijdraagt aan de concentratie van een stof in de buitenlucht. Met deze tool is een berekening gemaakt voor Het Zilveren Schor.

afbeelding "i_NL.IMRO.0687.BPBGMZIL-VG01_0007.jpg"

Afbeelding 4: uitkomsten berekening NIBM-tool

Uit de berekening blijkt dat de toename in concentratie PM10 en NO2 onder de 3%-grens ligt, waarmee het plan NIBM is. Er hoeft voor de luchtkwaliteit geen nadere toets aan de Wet milieubeheer plaats te vinden.

Verder blijkt uit de onderstaande kaarten dat in de omgeving van het plangebied ruimschoots aan de grenswaarden voor PM10 en NO2 wordt voldaan, welke een jaargemiddelde van 40 µg/m3 voor PM10 en NO2 bedraagt in 2015.

afbeelding "i_NL.IMRO.0687.BPBGMZIL-VG01_0008.jpg"

Afbeelding 5: Concentratie stikstofdioxide (bron: Grootschalige Concentratie- en Depositiekaarten Nederland, ministerie voor Volksgezondheid en Milieu)

afbeelding "i_NL.IMRO.0687.BPBGMZIL-VG01_0009.jpg"

Afbeelding 6: Concentratie fijn stof (bron: Grootschalige Concentratie- en Depositiekaarten Nederland, ministerie voor Volksgezondheid en Milieu)

Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor het onderhavige plan.

3.4.7 Stikstofdepositie

Als gevolg van de ontwikkeling van Het Zilveren Schor kan er een effect optreden door stikstofdepositie in het omliggende gebied. Hiertoe is in maart 2014 door de gemeente Middelburg in samenspraak met de provincie Zeeland een berekening uitgevoerd van de stikstofdepositie als gevolg van het project op een aantal Natura2000-gebieden in een straal van 10 kilometer van de bron. De voor dit onderzoek relevante gebieden zijn de 'Manteling van Walcheren', 'Oosterschelde', 'Voordelta' en 'Westerschelde & Saeftinghe'.

Per 1 juli 2015 is de Programmatische Aanpak Stikstof (PAS) in werking getreden. De PAS omvat maatregelen om de (effecten van) stikstofdepositie op Natura2000-gebieden te verminderen. Op grond van de PAS kunnen economische ontwikkelingen die leiden tot een toename van stikstofdepositie op Natura2000-gebieden weer worden toegestaan – ontwikkelingen die momenteel te maken krijgen met vastlopende procedures bij aanvraag van een Natuurbeschermingswetvergunning.


De maatregelen die in de PAS zijn opgenomen, zorgen ervoor dat enerzijds de stikstofdepositie daalt en anderzijds de milieuomstandigheden in de Natura2000-gebieden worden verbeterd voor de ontwikkeling van de natuurdoelen. Een deel van deze “winst” wordt vervolgens als depositieruimte uitgegeven voor nieuwe economische ontwikkelingen. Initiatiefnemers kunnen bij hun aanvraag van de Natuurbeschermingswetvergunning voor nieuwe en uitbreiding van bestaande activiteiten een beroep doen op de depositieruimte uit de PAS. Er moet ontwikkelingsruimte worden aangevraagd voor alle nieuwe activiteiten die een stikstofdepositie op een stikstofgevoelig habitattype veroorzaken van tenminste 1 mol per hectare per jaar. Bij stikstofdeposities tussen 0,05 en 1,0 mol dient voor bepaalde sectoren (industrie, landbouw en infrastructuur) een melding gedaan te worden. Onderhavige activiteit valt niet onder deze sectoren.

Om te bepalen hoe hoog de stikstofdepositie op een gebied is, is het rekenprogramma Aerius ter beschikking gesteld. Op basis van berekeningen met Aerius blijkt dat de bijdrage beneden de 0,05 mol is. Het doen van een melding is niet noodzakelijk.

3.5 Ecologie

In 2012 is door Kragten BV een flora- en faunaonderzoek uitgevoerd voor het plangebied. De belangrijkste bevindingen zijn in deze paragraaf opgenomen. Hiertoe wordt volstaan met de weergave van de conclusies en aanbevelingen van het onderzoek. Voor de volledige onderzoeksrapportage wordt verwezen naar bijlage 4 bij deze toelichting.

3.5.1 Conclusies

Op basis van de locatiegegevens die verkregen zijn met het uitgevoerde bronnenonderzoek en het veldbezoek, kan worden gesteld dat de voorgenomen realisatie van het vakantiepark Het Zilveren Schor nadelige effecten kan hebben voor enkele beschermde soorten en op de aanwezige natuurwaarden binnen beschermde gebieden. Daarnaast is de Boswet van belang voor de voorgenomen ingrepen.

Beschermde soorten

Het verwijderen van vegetatie, graafwerkzaamheden en geluid van machines tijdens de aanlegfase kunnen leiden tot tijdelijke negatieve effecten op broedvogels, algemeen voorkomende kleine zoogdieren, de gewone en ruige dwergvleermuis en de gewone pad.

De bomen en struwelen in het plangebied bieden nestgelegenheid voor diverse vogelsoorten. Vaste, jaarrond beschermde nestplaatsen zijn in het plangebied niet aangetroffen, er is echter in de directe omgeving wel een specht gehoord. Het verwijderen van begroeiing en verstoring door mensen en machines zal (met name in het broedseizoen) een nadelige uitwerking hebben op vogels. Vrijwel alle in het wild voorkomende vogelsoorten zijn beschermd (tabel 2 van de Algemene Maatregel van Bestuur inzake artikel 75 van de Flora- en faunawet, hierna: AMvB artikel 75).

De zoogdieren die (mogelijk) in het plangebied voorkomen - diverse algemene soorten en de gewone en ruige dwergvleermuis - zullen tijdens de werkzaamheden te maken krijgen met enige verstoring. Ook zal plaatselijk leef- en/of foerageergebied verloren gaan om ruimte te maken voor de vakantiewoningen. De verstoring door werkzaamheden is echter maar tijdelijk. Voor alle soorten geldt dat het plangebied na gereedkomen van het vakantiepark geschikt zal blijven als onderdeel van het leef- en/of foerageergebied van de (mogelijk) voorkomende soorten. Voor vleermuizen kan het gebied zelfs beter geschikt worden, daar de beschutting toe zal nemen omdat de kleinschaligheid van het terrein toeneemt door aanplant van nieuw, opgaand groen. In de omgeving van het plangebied is meer dan voldoende vervangend leefgebied aanwezig om gedurende de periode van werkzaamheden als alternatief te dienen.

Tenslotte vormt het plangebied momenteel leefgebied van de gewone pad. Ook voor deze soort geldt, dat tijdens de aanlegfase enig leefgebied verloren zal gaan. De gewone pad is niet kieskeurig wat betreft biotoopkeuze en kan dan ook in de omgeving van het plangebied voldoende alternatief leefgebied vinden. Na de realisatie van het vakantiepark zal de gewone pad naar verwachting weer terugkeren in het plangebied, waar hij geschikt leefgebied kan vinden in tuinen en openbaar parkgroen.

Beschermde gebieden

De voorgenomen realisatie van vakantiepark Het Zilveren Schor kan leiden tot negatieve effecten op zowel het Natura2000-gebied Veerse Meer als op de Ecologische Hoofdstructuur. Negatieve effecten op het Natura2000-gebied Manteling van Walcheren zullen niet optreden.

Uit de diverse geraadpleegde gegevens is gebleken, dat nabij het plangebied Het Zilveren Schor kleine aantallen overwinterende vogels voorkomen die behoren tot de kwalificerende soorten van het Veerse Meer. De vogels komen voornamelijk voor op enige afstand van het plangebied, aan de tegenovergelegen kust van het Veerse Meer. Ondanks dat het gaat om kleine aantallen vogels op enige afstand van de voorgenomen ingreep, kunnen negatieve effecten op deze vogels zowel tijdens de realisatiefase als tijdens de gebruiksfase niet geheel worden uitgesloten (verstoring door geluid en licht, optische verstoring en mechanische effecten). Wel kan worden uitgesloten dat significant negatieve effecten zullen optreden, die kunnen leiden tot een afname van de populatieomvang.

 

Het meest zuidelijke deel van het plangebied Het Zilveren Schor maakt onderdeel uit van de ecologische hoofdstructuur (EHS). Binnen een gedeelte van de bestaande EHS is de bouw van vakantiewoningen gepland. De begrenzing van de EHS dient in het Natuurbeheerplan van de provincie Zeeland aangepast te worden (herbegrenzing EHS). Om realisatie van het Zilveren Schor ter plaatse mogelijk te maken, is bij Gedeputeerde Staten van Zeeland (GS) een verzoek ingediend om herbegrenzing van de EHS. Bij brief d.d. 22 januari 2014 hebben GS hun besluit medegedeeld om medewerking te verlenen aan deze herbegrenzing in het Natuurbeheerplan. Aangegeven is dat het een begrenzingsaanpassing betreft waarbij recht wordt gedaan aan de feitelijke situatie. Daarbij hebben GS meegewogen dat het een beperkte oppervlakte van circa 0,2 hectare betreft en dat er reeds boscompensatie heeft plaatsgevonden.

Ten behoeve van deze boscompensatie is bij brief d.d. 31 mei 2005 toestemming verleend door het (toenmalige) ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit om andere gronden te beplanten dan waar de houtopstanden zich voorheen bevonden. Daarbij is aangeplant op een perceel aan de Baas Huisweg 2 te Kamperland. Op dat perceel zijn els, veldesdoorn, hazelaar, liguster, sleedoorn en eik aangeplant. Ook heeft er herplant plaatsgevonden op het perceel van Het Zilveren Schor.

Boswet

Binnen het plangebied zijn diverse houtsingels aanwezig. De houtige begroeiing aan de randen van het plangebied sluit aan bij bospercelen. Indien kap plaatsvindt van houtige begroeiing die onderdeel uitmaakt van houtsingels of bospercelen met een oppervlakte van meer dan 10 are, dan is de Boswet van toepassing.

3.5.2 Aanbevelingen

In deze paragraaf worden aanbevelingen gedaan ter voorkoming of beperking van nadelige effecten op beschermde soorten en gebieden en - ingeval deze niet geheel zijn uit te sluiten - voor de aanvraag van een ontheffing.

Algemeen

De ingrepen in het plangebied zijn aan te merken als activiteiten in het kader van ruimtelijke inrichting en ontwikkeling. Voor deze activiteiten behoeft voor algemene soorten (tabel 1, AMvB artikel 75) geen ontheffing te worden aangevraagd. Voor ‘overige' soorten (tabel 2, AMvB artikel 75) en alle vogelsoorten geldt dat vrijstelling voor artikel 8 t/m 12 van de Flora- en faunawet wordt verleend, mits de activiteiten worden uitgevoerd op basis van een goedgekeurde gedragscode. Een mogelijke gedragscode die toegepast kan worden bij de voorgenomen ingrepen is de Gedragscode Flora- en faunawet voor de Bouw- en Ontwikkelsector (2009).

Voor streng beschermde soorten (tabel 3, AMvB artikel 75) geldt dat bij ruimtelijke ontwikkelingen een ontheffing noodzakelijk is wanneer artikel 8 t/m 12 dreigen te worden geschonden.

Beschermde soorten

Zoals in paragraaf 3.5.1 is geconcludeerd, kan de aanleg van het vakantiepark

Het Zilveren Schor leiden tot negatieve effecten op beschermde soorten. Het betreft daarbij algemeen beschermde soorten (zoogdieren, gewone pad) waarvoor een vrijstelling geldt van de verbodsbepalingen van de Flora- en faunawet. Er komen echter ook enkele streng(er) beschermde soorten, dan wel soortgroepen voor in het plangebied: broedvogels, gewone dwergvleermuis en ruige dwergvleermuis.

 

Nesten van vogels zijn tijdens het broedseizoen beschermd. Dat betekent dat tijdens het broedseizoen (globaal van maart tot juli) geen vegetatie dient te worden verwijderd of graafwerkzaamheden te worden gestart. Voor het verstoren van broedende vogels kan namelijk geen ontheffing van de Flora- en faunawet worden verleend.

In het geval toch werkzaamheden binnen het broedseizoen plaats moeten vinden, wordt ofwel vóór aanvang van de werkzaamheden het plangebied ongeschikt gemaakt voor broedvogels (verwijderen en zeer kort houden van de vegetatie) ofwel wordt voorafgaand aan de werkzaamheden een schouw uitgevoerd om na te gaan of binnen het werkterrein broedgevallen aanwezig zijn. Wanneer dit het geval is, kan niet gestart worden met de uitvoering van de werkzaamheden, totdat de jongen het nest verlaten hebben. Daarmee wordt invulling gegeven aan het principe van zorgvuldig handelen conform de Flora- en faunawet en worden de verbodsbepalingen gerespecteerd.

 

Voor de gewone dwergvleermuis en de ruige dwergvleermuis zal het plangebied tijdens de aanlegfase tijdelijk minder geschikt zijn als foerageergebied en/of doorvliegroute. Deze functies kunnen echter door de directe omgeving van het plangebied worden opgevangen. Voor deze beide soorten zijn dan ook geen mitigerende maatregelen nodig, het voortbestaan van de lokale populaties van de soorten komt niet in het geding. In de gebruiksfase van het vakantiepark kunnen beide soorten weer gebruik maken van het plangebied. De aanvraag van een ontheffing van de Flora- en faunawet is voor de gewone en de ruige dwergvleermuis niet noodzakelijk.

Beschermde gebieden

De aanleg en het gebruik van vakantiepark Het Zilveren Schor kan leiden tot negatieve effecten op het Natura2000-gebied en de Ecologische Hoofdstructuur.

Nabij het plangebied Het Zilveren Schor komt slechts een aantal van de kwalificerende vogelsoorten van het Natura2000-gebied Veerse Meer voor. De aantallen individuen zijn laag in relatie tot de instandhoudingsdoelstellingen en de vogels houden zich met name op enige afstand van het plangebied op. Om deze redenen en door bij de inrichtingsplannen de wijze van aanleg rekening te houden met de aanwezigheid van vogelsoorten kunnen significant negatieve effecten op kwalificerende soorten worden uitgesloten. De volgende mitigerende maatregelen dienen in acht genomen te worden:

  • Toepassing van verlichtingsarmaturen in de openbare ruimte met zo min mogelijk uitstraling naar de omgeving.
  • Hanteren van voorschriften ten aanzien van toegestane verlichtingsbronnen in en om de vakantiewoningen om lichtuitstraling vanuit/vanaf de woningen naar het Veerse Meer te beperken.
  • Uitvoering van sterk geluidproducerende aanlegwerkzaamheden (heiwerkzaamheden) buiten de kwetsbare periode van overwinterende watervogels (buiten de periode november-februari).

 

Enige verstoring van vogels kan echter niet geheel worden uitgesloten. Tijdens overleg met de provincie Zeeland (bevoegd gezag; overleg 21 mei 2012) is aangegeven dat een vergunning in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998 niet noodzakelijk is voor de geplande werkzaamheden en voor het toekomstig gebruik. Ter waarborging van het daadwerkelijk in acht nemen van de noodzakelijke mitigerende maatregelen, zal een overeenkomst gesloten worden tussen gemeente Middelburg en de initiatiefnemer.

 

Boswet

Daar waar kap plaatsvindt van houtige begroeiing die onderdeel uitmaakt van houtsingels of bospercelen met een oppervlakte van meer dan 10 are, is de Boswet van toepassing. Dat betekent dat de kap van bomen gemeld moet worden bij Dienst Regelingen. Voor de gekapte bomen geldt een herplantplicht, waarbij herplant binnen dezelfde locatie moet plaatsvinden. Is dit niet mogelijk, dan dient de oppervlakte bos elders gecompenseerd te worden. Compensatie dient eveneens gemeld te worden bij Dienst Regelingen. Verwacht wordt dat ten behoeve van de uitvoering van het plan circa 10.000 m2 bomen gekapt dient te worden. Daar waar mogelijk zal de bestaande beplanting worden gehandhaafd, voor de compensatie wordt er echter van uitgegaan dat het totale areaal elders gecompenseerd moet worden.

3.6 Archeologie

In januari 2014 is door Sagro Milieu Advies Zeeland B.V. een archeologisch bureauonderzoek uitgevoerd voor de planlocatie Zilverenschorweg 1 te Arnemuiden. De volledige rapportage van dit onderzoek is als bijlage 5 bij deze toelichting gevoegd. De resultaten van dit onderzoek staan in het hiernavolgende kort weergegeven.

Op grond van de te verrichten werkzaamheden blijkt dat bodemverstoring onvermijdelijk is. Daarbij bestaat in principe de kans op het aantreffen van relevante archeologische waarden uit de late ijzertijd en/of de Romeinse tijd. Deze sporen kunnen worden verwacht op een diepte van circa 3,5 meter beneden het huidige maaiveld. Gezien de grondroerende werkzaamheden zoals voorzien bij de aanleg van de voorgenomen ontwikkeling, vinden de werkzaamheden niet op deze diepte plaats.

In het archeologische beleid van de gemeente Middelburg is het plangebied aangewezen als een gebied binnen een archeologische verwachtingszone met een lage tot zeer lage trefkans. Dit in combinatie met het ontbreken van aanwijzingen voor archeologische waarden in de te verstoren delen van de bodem leidt tot het advies om geen archeologisch vervolgonderzoek uit te (laten) voeren. Voorwaarde hierbij is dat de grondroerende werkzaamheden niet dieper zullen reiken dan 3 meter beneden maaiveld. In de planregels van dit bestemmingsplan is voor ondergronds bouwen geregeld dat dit tot ten hoogste 3 meter diepte beneden maaiveld plaats mag vinden.

Indien tijdens de uitvoeringsfase archeologische sporen en vondsten worden aangetroffen, dan dient dit te worden gemeld conform de wettelijke meldingsplicht op grond van artikel 53 van de Monumentenwet 1988. Bij graafwerkzaamheden dient men derhalve achtzaam te zijn op het aantreffen van dergelijke sporen en vondsten.

3.7 Cultuurhistorie

3.7.1 Inleiding

Onder de noemer Modernisering Monumentenzorg (MoMo) heeft het Rijk in 2009 een aanzet gegeven voor een goede afweging van het belang van de cultuurhistorie in de ruimtelijke ordening. Zij pleit voor een verantwoorde verankering van de integrale cultuurhistorie, dus (onder meer) monumenten en archeologie gezamenlijk, in structuurvisies, bestemmingsplannen en milieueffectrapportages. Het voornaamste doel hiervan is om het cultuurhistorische karakter van Nederland op gebiedsniveau te behouden en te versterken. De verwachting daarbij is dat overheden, initiatiefnemers, eigenaren, ontwikkelaars en ruimtelijke ontwerpers er toe aangezet worden om de waarde van het cultureel erfgoed als kans te zien bij de ontwikkeling van gebieden en het realiseren van economische en maatschappelijke doelen (www.cultureelerfgoed.nl).

Sinds 1 januari 2012 is het Besluit ruimtelijke ordening in werking getreden. Met dit besluit wordt uitvoering gegeven aan enkele maatregelen uit de beleidsbrief Modernisering van de Monumentenzorg die op 28 september 2009 aan de Tweede Kamer is aangeboden. Met dit besluit is het verplicht geworden om cultuurhistorische waarden vooraf in het proces van ruimtelijke ordening te verankeren. Sinds de Wet op de archeologische monumentenzorg (WAMZ) in 2007 is dit al een feit voor archeologische waarden. De verantwoordelijkheid voor cultuurhistorische waarden komt bij de gemeente te liggen. Dit houdt in dat de gemeenteraad bij de vaststelling van een bestemmingsplan rekening houdt met zowel de aanwezige ondergrondse als de bovengrondse cultuurhistorische waarden. Voorafgaande daaraan moeten gemeenten een inventarisatie en analyse maken van de cultuurhistorische waarden.

In lijn met de MoMo neemt de gemeente Middelburg voortaan in haar bestemmingsplannen een integrale paragraaf cultuurhistorie op. Hierin wordt voor het plangebied van het betreffende bestemmingsplan een inventarisatie en een analyse van de aanwezige cultuurhistorische waarden gepresenteerd. Aan deze inventarisatie zullen/kunnen consequenties ten opzichte van het vaststellen van een dubbelbestemming cultuurhistorie en/of archeologie verbonden worden.

Voor onderhavig bestemmingsplan wordt in onderstaande paragrafen eerst de inventarisatie en analyse van (gebouwde) monumenten gepresenteerd, gevolgd door de bouwhistorische waarden. Het aspect archeologie is reeds behandeld in paragraaf 3.6 van deze toelichting.

3.7.2 Monumenten

Bij cultuurhistorische waarden aangaande gebouwd erfgoed gaat het over de positieve waardering van bouwsporen, objecten, patronen, structuren die zichtbaar of niet zichtbaar onderdeel uitmaken van onze leefomgeving en een beeld geven van een historische situatie of ontwikkeling. In veel gevallen bepalen deze cultuurhistorische waarden de identiteit van een plek of gebied en bieden ze aanknopingspunten voor toekomstige ontwikkelingen. Deze cultuurhistorische elementen kan men niet allemaal als beschermd monument of gezicht aanwijzen, maar zijn wel onderdeel van de manier waarop we ons land beleven, inrichten en gebruiken.

Door wijziging van artikel 3.1.6, tweede lid, onderdeel a, van het Besluit ruimtelijke ordening dienen cultuurhistorische waarden uitdrukkelijk te worden meegewogen bij het vaststellen van bestemmingsplannen. Voor het onderhavige bestemmingsplan is een analyse verricht naar de aanwezige cultuurhistorische waarden. Om een indicatie te krijgen voor een bouwhistorische verwachting is een bouwhistorische waardenkaart opgesteld met een indicatie naar de te verwachten nog aanwezige bouwhistorische kwaliteiten. In het onderzochte plangebied bevinden zich geen beschermde monumenten.

afbeelding "i_NL.IMRO.0687.BPBGMZIL-VG01_0010.jpg"

Afbeelding 7: uitsnede bouwhistorische waardenkaart (rood: hoge bouwhistorische verwachting; groen: middelhoge bouwhistorische verwachting; geel: lage bouwhistorische verwachting)

3.7.3 Bouwhistorische waarden

Naar aanleiding van de herziening van het bestemmingsplan heeft de ambtelijke dienst veldonderzoek uitgevoerd en een beperkte bureaustudie uitgevoerd naar de te verwachten bouwhistorische waarden in het gebied.

In dit kader is de gebouwde omgeving bezocht en geanalyseerd. Het gebied was tot het afsluiten van het Veerse Gat, op 27 april 1961, een schorrengebied tussen de oude zeedijk en open water (“Zandkreek”). Het gebied was onderhevig aan getijdenwerking.

afbeelding "i_NL.IMRO.0687.BPBGMZIL-VG01_0011.jpg"

Afbeelding 8: luchtfoto Royal Air Force d.d. 13 september 1944

Met de aanleg van de Veerse Gatdam in 1961 is het Veerse Meer ontstaan. Sindsdien grenst het plangebied aan het Veerse Meer. Er was geen getijdenwerking meer. Het gebied ging verlanden. Het schorrengebied werd op natuurlijke wijze omgevormd tot buitendijks gelegen land. De betreffende gronden waren kroondomein.

afbeelding "i_NL.IMRO.0687.BPBGMZIL-VG01_0012.jpg"

Afbeelding 9: kadastrale kaart 1962

afbeelding "i_NL.IMRO.0687.BPBGMZIL-VG01_0013.jpg"

Afbeelding 10: kadastrale kaart 1972

Op de kadastrale kaart uit 1962 is te zien dat het gebied langzaam aan het verlanden is. Op de kadastrale kaart uit 1972 is een verland gebied te zien met daarop het recreatieterrein 'Het Zilveren Schor'.

Het Zilveren Schor

Op 2 juni 1964 is door Onno Greiner, hbo architect BNA, namens de “Stichting Zilveren Jeugdcentra” bij de gemeente Arnemuiden een aanvraag om bouwvergunning ingediend voor de bouw van een jeugdcentrum op de buitendijkse gronden langs de Oranjepolder. Als bijzonderheid wordt in de aanvraag vermeld dat het gebouwencomplex grotendeels wordt opgetrokken van fabrieksmatig vervaardigde houten elementen (houtskeletbouw, h.s.b.). De bouwvergunning werd verleend 14 oktober 1964. De eerste steen is op 22 april 1965 door prinses Beatrix gelegd. Op 6 mei 1967 openden koningin Juliana en prins Bernhard het jeugdcentrum “Het Zilveren Schor” aan de Zilverenschorweg in Arnemuiden. Het Zilveren Schor was het nationaal geschenk van het Nederlandse volk aan het koninklijk paar vanwege de viering van hun zilveren huwelijksjubileum in 1962.

afbeelding "i_NL.IMRO.0687.BPBGMZIL-VG01_0014.jpg"

Afbeelding 11: opening 'Het Zilveren Schor' door koningin Juliana en prins Bernhard op 6 mei 1967

Architect Onno Greiner

Architect van “Het Zilveren Schor” is Onno Greiner (1924-2010) uit Amsterdam. Greiner maakte in de jaren zestig van de vorige eeuw naam met ontwerpen voor gebouwen in de theaterbouw en de gezondheidszorg. In de architectuur van Onno Greiner staat niet het bouwwerk centraal, maar de mens die er gebruik van maakt. Niet de façade is belangrijk, maar de ruimte die geschapen wordt. Het psychologische aspect van bouwen is voor Greiner interessanter dan de technische of materiële uitvoering van zijn ontwerpen. Hij wil ruimten creëren waarin mensen zich prettig voelen.

Van zijn hand is het ontwerp van 'De Tamboer' in Hoogeveen uit 1960, het eerste theatergebouw waarmee Greiner internationaal de aandacht trok. Een ander ontwerp van Greiner is dat voor 'De Flint' in Amersfoort uit 1970, eveneens een multifunctioneel complex.

afbeelding "i_NL.IMRO.0687.BPBGMZIL-VG01_0015.jpg" afbeelding "i_NL.IMRO.0687.BPBGMZIL-VG01_0016.jpg"

Afbeelding 12 en 13: Theater 'De Tamboer' te Hoogeveen

Het ontwerp voor de verbouw van de 'Heilige Maagdkerk' tot stadstheater in Bergen op Zoom (1990) en de renovatie en restauratie van het Koninklijk Theater Carré (1991-1993) zijn eveneens van zijn hand.

Zijn ontwerp voor het psychotherapeutisch centrum 'De Viersprong' in Halsteren (1966-1971) is een complex van gebouwen bestaande uit één woonlaag en met gangen die waren verbreed tot pleintjes of patio’s. Het geheel doet aan als alledaagse architectuur, een van de uitgangspunten in Greiners werk.

afbeelding "i_NL.IMRO.0687.BPBGMZIL-VG01_0017.jpg"

Afbeelding 14: 'De Viersprong' te Halsteren

'Het Zilveren Schor' (1965-1967) is ook één van de meer bekende werken van architect Onno Greiner en een vroeg voorbeeld in zijn oeuvre. Het complex bestaat uit een enkele bouwlaag met geclusterde bouwdelen rond een centraal gelegen ontmoetingsruimte. De afzonderlijke bouwdelen zijn voorzien van een tentdak en zijn met gangen met de centrale ontmoetingsruimte verbonden. Het exterieur is voornamelijk uitgevoerd in glas materiaalgebruik en de inrichting is uiterst sober en doelmatig. Het gebouwencomplex heeft in de loop van de tijd meerder functies gehad onder andere als recreatiecentrum. Thans is het in gebruik als groepsaccomodatie met binnen- en buitenfaciliteiten.

afbeelding "i_NL.IMRO.0687.BPBGMZIL-VG01_0018.jpg" afbeelding "i_NL.IMRO.0687.BPBGMZIL-VG01_0019.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0687.BPBGMZIL-VG01_0020.jpg" afbeelding "i_NL.IMRO.0687.BPBGMZIL-VG01_0021.jpg"

Afbeelding 15, 16, 17 en 18: 'Het Zilveren Schor' te Arnemuiden

Huidige toestand

De gekozen uitgangspunten van Greiner, waaronder die van het belang van de ruimte op zich en niet die van de façade, blijken als gevolg van het overwegend zoute milieu langs het Veerse Meer nadelig te zijn geweest voor het voortbestaan van het gebouwencomplex. De huidige bouwtechnische staat van de uitwendige scheidingsconstructie is van dien aard dat niet volstaan kan worden met reparaties en ander herstelwerk om deze in stand te houden. Het interieur is gedateerd. De forse volumes van de tentdaken en de lichte uitvoering van de buitenmuren zijn nadelig uit oogpunt van energiegebruik. Om aan de hedendaagse gebruikseisen met betrekking tot veiligheid, gezondheid, bruikbaarheid en energiezuinigheid te kunnen voldoen is een totale renovatie onontkoombaar.

afbeelding "i_NL.IMRO.0687.BPBGMZIL-VG01_0022.jpg" afbeelding "i_NL.IMRO.0687.BPBGMZIL-VG01_0023.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0687.BPBGMZIL-VG01_0024.jpg" afbeelding "i_NL.IMRO.0687.BPBGMZIL-VG01_0025.jpg"

Afbeelding 19, 20, 21 en 22: Huidige situatie exterieur

afbeelding "i_NL.IMRO.0687.BPBGMZIL-VG01_0026.jpg" afbeelding "i_NL.IMRO.0687.BPBGMZIL-VG01_0027.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0687.BPBGMZIL-VG01_0028.jpg" afbeelding "i_NL.IMRO.0687.BPBGMZIL-VG01_0029.jpg"

Afbeelding 23, 24, 25 en 26: Huidige situatie interieur

Het renoveren van het gebouwencomplex heeft zonder meer gevolgen voor het ontwerp van het gebouw zelf en de uitgangspunten die Greiner indertijd hanteerde bij het ontwerp ervan. Afgezien van de vraag of renovatie rendabel is, wordt in dat geval de façade - weliswaar geïmiteerd - in stand gehouden, maar de - voor Greiner zo belangrijke - beleving van de ruimtes wordt compleet anders.

3.7.4 Conclusies

Het gebouw heeft architectonische en historische waarde, maar is erg gedateerd en technisch afgeschreven. Het renoveren van het gebouwencomplex zou zonder meer gevolgen hebben voor het ontwerp van het gebouw zelf en de uitgangspunten die de architect indertijd hanteerde. De beleving van de ruimtes wordt compleet anders. Wat overblijft is een verminkt gebouw wat niet meer voldoet aan de uitgangspunten die de architect indertijd hanteerde. Daarom is het niet meer representatief voor zijn oeuvre.

Van het gebouwencomplex is door de gemeentelijke dienst een zeer uitgebreide fotodocumentatie gemaakt, zowel van in- als het exterieur. Het totale ontwerpdossier van Onno Greiner zelf met alle bestektekeningen, ontwerptekeningen en bijbehorende correspondentie is opgenomen in het archief van het Nederlands Architectuurinstituut (NAI, Museumpark 25, 3015 CB Rotterdam) en is daar in te zien. Daarmee is de bouwgeschiedenis van het jeugdcentrum voldoende gedocumenteerd.

Hoofdstuk 4 BELEIDSKADER

4.1 Rijksbeleid

4.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

Op 13 maart 2012 is de 'Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte' (SVIR) in werking getreden. In de SVIR worden de ambities van het Rijk op gebied van het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid voor Nederland in 2040 uiteengezet. Het Rijk geeft met de SVIR meer ruimte aan provincies en gemeenten om in te spelen op de eigen situatie, zelf beslissingen te nemen, maar ook ruimte voor initiatief en ontwikkeling voor en door burgers en bedrijven. Met de inwerkingtreding van de SVIR zijn verschillende nota’s, ruimtelijke doelen en uitspraken vervallen. Het betreft onder meer de Nota Ruimte, de Structuurvisie Randstad 2040, de Nota Mobiliteit, de MobiliteitsAanpak, de Structuurvisie voor de Snelwegomgeving, de agenda Landschap, de agenda Vitaal Platteland en Pieken in de Delta.

Eén van de doelstellingen die het Rijk met de SVIR nastreeft, is het versterken van de internationale concurrentiepositie. Daarbij wordt onder meer gestreefd naar een aantrekkelijk (internationaal) vestigingsklimaat, het verbeteren van de bereikbaarheid en het zorgen voor een leefbare en veilige omgeving met unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden. Het beleid ten aanzien van landschap is niet langer een rijksverantwoordelijkheid en wordt overgelaten aan de provincies. Op deze wijze komt ruimtelijke ordening dichter bij de burger en bedrijven te staan. Dit heeft tot gevolg gehad dat er minder nationale belangen zijn vastgesteld. Met de SVIR heeft het Rijk dertien nationale belangen benoemd waarbij zij de kaders vaststelt:

  • 1. Een excellent en internationaal bereikbaar vestigingsklimaat in de stedelijke regio’s met een concentratie van topsectoren;
  • 2. Ruimte voor het hoofdnetwerk voor (duurzame) energievoorziening en de energietransitie;
  • 3. Ruimte voor het hoofdnetwerk voor vervoer van (gevaarlijke) stoffen via buisleidingen;
  • 4. Efficiënt gebruik van de ondergrond;
  • 5. Een robuust hoofdnetwerk van weg, spoor en vaarwegen rondom en tussen de belangrijkste stedelijke regio’s inclusief de achterlandverbindingen;
  • 6. Betere benutting van de capaciteit van het bestaande mobiliteitssysteem van weg, spoor en vaarwegen;
  • 7. Het instandhouden van de hoofdnetwerken van weg, spoor en vaarwegen om het functioneren van de netwerken te waarborgen;
  • 8. Verbeteren van de milieukwaliteit (lucht, bodem, water) en bescherming tegen geluidsoverlast en externe veiligheidsrisico’s;
  • 9. Ruimte voor waterveiligheid, een duurzame zoetwatervoorziening en klimaatbestendige stedelijke (her)ontwikkeling;
  • 10. Ruimte voor behoud en versterking van (inter)nationale unieke cultuurhistorische en natuurlijke kwaliteiten;
  • 11. Ruimte voor een nationaal netwerk van natuur voor het overleven en ontwikkelen van flora- en faunasoorten;
  • 12. Ruimte voor militaire terreinen en activiteiten;
  • 13. Zorgvuldige afwegingen en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke plannen.

Voor deze 13 belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. Buiten deze 13 belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid.

Met de voorgenomen ontwikkeling is geen van de bovenstaande rijksbelangen in het geding. Er zijn vanuit de SVIR geen belemmeringen voor het plan.

4.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

Het 'Besluit algemene regels ruimtelijke ordening' (Barro) voorziet in de juridische borging van het nationaal ruimtelijk beleid. Het bevat regels die de beleidsruimte van andere overheden ten aanzien van de inhoud van ruimtelijke plannen inperken, daar waar nationale belangen dat noodzakelijk maken. Het Barro is op 30 december 2011 in werking getreden en gewijzigd bij besluit van 28 augustus 2012 (inwerkingtreding 1 oktober 2012), waarbij een aantal onderwerpen is toegevoegd aan het Barro.

In het Barro is een aantal projecten die van rijksbelang zijn, genoemd en met behulp van digitale kaartbestanden exact ingekaderd. Per project zijn vervolgens regels gegeven, waaraan bestemmingsplannen moeten voldoen. Onderwerpen waarvoor het Rijk ruimte vraagt zijn:

  • 1. de mainportontwikkeling van Rotterdam;
  • 2. de bescherming van de waterveiligheid in het kustfundament en in en rond de grote rivieren;
  • 3. de bescherming en behoud van de Waddenzee;
  • 4. de bescherming en behoud van enkele werelderfgoederen, zoals de Beemster, de Nieuwe Hollandse Waterlinie en de Stelling van Amsterdam;
  • 5. de uitoefening van defensietaken;
  • 6. veiligheid op rijksvaarwegen;
  • 7. toekomstige uitbreiding van infrastructuur;
  • 8. de elektriciteitsvoorziening;
  • 9. de ecologische hoofdstructuur (EHS);
  • 10. de veiligheid van primaire waterkeringen;
  • 11. maximering van de verstedelijkingsruimte in het IJsselmeer;
  • 12. reserveringsgebieden voor hoogwater langs de Maas;
  • 13. duurzame verstedelijking.

Het kabinet heeft de keuze voor deze onderwerpen gemaakt in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (zie paragraaf 4.1.1). Door de nationale belangen vooraf in bestemmingsplannen te borgen, wordt met het Barro bijgedragen aan versnelling van de besluitvorming bij ruimtelijke ontwikkelingen van nationaal belang en vermindering van de bestuurlijke druk. De bedoeling is duidelijk: belemmeringen die de realisatie van de genoemde projecten zouden kunnen frustreren of vertragen, worden door het Barro op voorhand onmogelijk gemaakt. Dat zal kunnen leiden tot een versnelde uitvoering van de betreffende projecten.

Daar staat tegenover dat gemeenten die een bestemmingsplan opstellen dat raakt aan een belang van één van de projecten in het Barro, nauwkeurig de regelgeving van het Barro moeten naleven. Gebeurt dat niet, dan bestaat het risico op een reactieve aanwijzing van Gedeputeerde Staten of van de Minister. Het effect daarvan is dat bepaalde onderdelen van het bestemmingsplan niet in werking treden wegens strijd met het Rijksbeleid.

Gezien de ligging van het plangebied aan het Veerse Meer is beoordeeld of er in het Barro een ruimteclaim is opgenomen voor de bescherming van de waterveiligheid in het kustfundament en de bescherming van primaire waterkeringen. Geconcludeerd kan worden dat er geen specifieke ruimteclaims zijn vastgelegd.

In het zuidelijk deel van het plangebied zijn gronden gelegen die zijn aangewezen als ecologische hoofdstructuur (EHS). Voor een deel van deze gronden hebben Gedeputeerde Staten van de provincie Zeeland in januari 2014 een besluit tot herbegrenzing genomen. De resterende gronden behorend tot de EHS, maar deel uitmakend van het plangebied, hebben in het voorliggende bestemmingsplan een passende bestemming gekregen, waarin het behoud en de ontwikkeling van natuurwaarden wordt gewaarborgd.

Bij de verdere uitwerking van het stedenbouwkundig plan voor Het Zilveren Schor en bij het ontwerp van de toekomstige bebouwing is duurzaamheid een belangrijke opgave. Met dit aspect wordt nadrukkelijk rekening gehouden om tot een zo duurzaam mogelijke verstedelijking in het plangebied te komen. Binnen het klimaatbeleid van de gemeente staat het streven naar energieneutrale nieuwbouw benoemd. Daarnaast betreft het tevens de vervanging van technisch en economisch achterhaalde bebouwing in een gebied met een reeds stedelijke invulling, namelijk recreatie met gebouwde voorzieningen.

Voor de overige onderwerpen zijn in het Barro geen regels opgenomen die betrekking hebben op het plangebied van het onderhavige bestemmingsplan. Daarmee hoeven er geen regels vanuit het Barro juridisch verankerd te worden in dit bestemmingsplan. Bovendien zijn in dit bestemmingsplan geen (nieuwe) ontwikkelingen mogelijk gemaakt die in strijd zijn met één van de nationale belangen.

Onderhavig bestemmingsplan is derhalve niet in strijd met het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening.

4.2 Provinciaal beleid

4.2.1 Omgevingsplan Zeeland

Op 28 september 2012 hebben Provinciale Staten van Zeeland het 'Omgevingsplan 2012-2018' vastgesteld. In het omgevingsplan is de provinciale visie op Zeeland vastgelegd. Het omgevingsplan verschaft inzicht in de integrale visie op belangrijke thema's in het omgevingsbeleid van de provincie.

Eén van de provinciale speerpunten is het inzetten op sterke economische sectoren in Zeeland. Daarnaast wordt ingezet op het bieden van een aantrekkelijk vestigingsklimaat en het behoud en versterken van de kwaliteit van het landelijk gebied en het aanwezige water.

De Provincie wil de toeristisch-recreatieve potenties van Zeeland optimaal benutten. Daarom is gekeken naar het marktperspectief voor de meest ruimtevragende verblijfsrecreatieve sectoren (kamperen, recreatiewoningen, hotellerie en watersport). Ten aanzien van (verblijfs)recreatie heeft de provincie zich ten doel gesteld om kansrijke locaties voor recreatie te benutten. Hiertoe is een recreatiekansenkaart opgesteld.

afbeelding "i_NL.IMRO.0687.BPBGMZIL-VG01_0030.jpg"

Afbeelding 27: Recreatiekansenkaart (bron: Omgevingsplan 2012-2018, provincie Zeeland)

Het plangebied is gelegen in de 'kustzone', waarbinnen onder meer het verbreden van het bestaande product wordt voorgestaan. Revitalisering vormt de belangrijkste opgave voor het bestaande verblijfsrecreatieve aanbod in de kustzone. Om dit te kunnen realiseren wordt bestaande bedrijven de mogelijkheid geboden tot kwaliteitsverbetering en productinnovatie (of transformatie) al dan niet in combinatie met een (beperkte) uitbreiding. De mogelijkheid tot nieuwvestiging van bedrijven is gekoppeld aan de transformatie van het bestaand verblijfsrecreatief product. Dit kan op directe wijze, doordat een bestaand bedrijf wordt getransformeerd, of op indirecte wijze, doordat bij nieuwvestiging van een bedrijf een bijdrage wordt geleverd aan de transformatie (functieverandering) van een bestaand bedrijf. De (her)ontwikkeling van Het Zilveren Schor past binnen dit uitgangspunt. De verblijfsrecreatieve functie van het plangebied wordt enerzijds uitgebreid door de toevoeging van overnachtingsmogelijkheden en anderzijds verbreed door de toevoeging van andersoortige accommodaties.

Verevening

Het principe van verevening wil zeggen dat een 'rode' ontwikkeling gepaard dient te gaan met een gelijktijdige investering in de omgevingskwaliteiten, publieke voorzieningen of de ruimtelijke kwaliteit. Daarbij moet het in alle gevallen gaan om een fysiek-ruimtelijke ontwikkeling die aantoonbaar zoveel mogelijk een directe relatie heeft met het initiatief of project. Doel en motivatie voor toepassen van het principe is meer ontwikkelingsmogelijkheden te creëren voor initiatiefnemers.

De gelijktijdige investering in de omgevingskwaliteit of de ruimtelijke kwaliteit is voorwaarde voor het bieden van de gewenste ontwikkelingsmogelijkheid. Verevening is aanvullend op het in het Omgevingsplan geschetste afwegingskader voor inpasbaarheid van nieuwe ontwikkelingen. Het is dus niet zo dat 'alles kan' als maar verevend wordt.

Het Omgevingsplan onderscheidt twee hoofdvormen van verevening, namelijk de ruimte voor ruimte benadering (bijvoorbeeld door een volume niet-waardevolle agrarische bedrijfsgebouwen te slopen en daar een gelijk volume aan woningbouw voor terug te bouwen) en het investeren in omgevingskwaliteiten of publieke voorzieningen. Deze laatste vorm van verevening omvat een breed scala aan mogelijkheden om aan de vereveningsdoelstelling te voldoen, zoals het investeren in de aanleg van nieuwe landschappelijke of natuurelementen, maar ook het investeren in publieke voorzieningen valt eronder.

Aan verevening wordt in dit kader invulling gegeven door een investering in een verkeersveilige oversteek bij de ontsluiting van het park bij de kruising van de Zilverenschorweg en het toeristisch recreatieve fietspad ter plaatse (zie paragraaf 3.2), de aanleg van wandel en fietspaden binnen het plangebied welke in voorkomende gevallen aansluiting vinden op het bestaande omliggende toeristisch recreatieve langzaamverkeersnetwerk en de aanleg van fietsoplaadpunten voor elektrische fietsen binnen het plangebied, bijvoorbeeld bij de centrale voorziening van het park. Met de inpassing van het SportResort met recreatiewoningen in het landschap en de vormgeving van de bebouwing waarbij een nadrukkelijke koppeling wordt gelegd met het omliggende landschap (zie hoofdstuk 5) wordt duidelijk geïnvesteerd in de omgevingskwaliteit en zijn het park en het landschap onlosmakelijk met elkaar verbonden. Vereveningsmaatregelen worden vastgelegd en gewaarborgd in de anterieure overeenkomst tussen de ontwikkelende partij en de gemeente. Er wordt hiermee voldaan aan het provinciaal beleid.

4.2.2 Verordening Ruimte

Eveneens op 28 september 2012 hebben Provinciale Staten de 'verordening ruimte provincie Zeeland' vastgesteld. In de Verordening Ruimte stelt de provincie regels ten aanzien van de inhoud van bestemmingsplannen, waaronder de bijbehorende toelichting.

In de verordening is ten aanzien van recreatie gesteld dat in een bestemmingsplan waarin bestemmingen worden aangewezen dan wel regels worden gegeven voor een nieuw verblijfsrecreatieterrein of de uitbreiding van een verblijfsrecreatieterrein, regels worden gesteld ter voorkoming van permanente bewoning (artikel 2.5 eerste lid verordening ruimte provincie Zeeland). In de regels behorende bij voorliggend bestemmingsplan is permanente bewoning expliciet uitgesloten.

Tevens wordt in de verordening gesteld dat in de toelichting bij een bestemmingsplan voor een nieuw verblijfsrecreatieterrein of de uitbreiding van een verblijfsrecreatieterrein aannemelijk wordt gemaakt dat duurzaam beheer en onderhoud van het terrein is gewaarborgd (artikel 2.5 tweede lid verordening ruimte provincie Zeeland). In paragraaf 5.2 van de voorliggende toelichting wordt nader op de exploitatie van Het Zilveren Schor ingegaan.

Binnen de verordening ruimte is een klein gedeelte in het zuiden aangewezen als ecologische hoofdstructuur (EHS). Binnen een klein deel van deze EHS zijn verblijfsrecreatieve ontwikkelingen voorzien. Hiertoe is herbegrenzing van de EHS noodzakelijk, waarvoor bij Gedeputeerde Staten een verzoek om herbegrenzing is ingediend. Gedeputeerde Staten van Zeeland hebben bij brief d.d. 22 januari 2014 het besluit tot medewerking aan de herbegrenzing medegedeeld (zie paragraaf 3.5).

Er vloeien geen belemmeringen voort uit de verordening ruimte provincie Zeeland welke ervoor zorgen dat de planontwikkeling geen doorgang kan vinden.

4.3 Gemeentelijk beleid

4.3.1 Kwaliteitsatlas 2030

Op 18 januari 2010 heeft de gemeenteraad de 'Kwaliteitsatlas 2030' vastgesteld. Deze Kwaliteitsatlas schetst een integraal toekomstbeeld van Middelburg tot 2030, met daarbij de ontwikkelingen per sector (demografie, wonen, werken, verkeer en vervoer, voorzieningen, toerisme, natuur en landschap, financiën), die nodig zijn om dit beeld te bereiken. Het is daarmee een belangrijk richtinggevend document voor de ruimtelijke ontwikkeling van de gemeente. In de kwaliteitsatlas wordt een aantal speerpunten nader geduid.

De doelstelling voor het speerpunt recreatie en toerisme luidt als volgt: "Zeeland is van oudsher een provincie met aantrekkingskracht op menig toerist en recreant. ‘Zomer in Zeeland’ is niet voor niets een begrip. Walcheren beschikt over een groot toeristisch potentieel. Het Middelburgse beleid is erop gericht dit potentieel te benutten. Het doel is de zelfstandige aantrekkingskracht op toerist en recreant vergroten." Eén van de actiepunten die hierbij zijn geformuleerd is het stimuleren van ontwikkelingen, die het nautisch-maritieme karakter en toerisme versterken. Daarnaast dient het aantal overnachtingsmogelijkheden op peil gebracht te worden om groei te kunnen faciliteren.

In de kwaliteitsatlas wordt het plangebied niet specifiek geduid. Het voorliggende bestemmingsplan beoogd het behoud en de ontwikkeling van een verblijfsrecreatieve voorziening binnen de gemeente, waarbij een duidelijke koppeling met het water(sport)toerisme is beoogd.

4.3.2 Archeologie beleid Walcheren

In 2006 hebben de drie Walcherse gemeenteraden de 'Nota archeologische monumentenzorg Walcheren 2006' vastgesteld, waarin voor het eerst voor Walcheren een archeologiebeleid is uitgestippeld en tot de oprichting van een Walcherse Archeologische Dienst (WAD) is besloten.

In 2008 heeft een evaluatie van het archeologiebeleid uit 2006 en het functioneren van de WAD plaatsgevonden. Hieruit is een aantal wijzigingen voortgekomen welke hebben geleid tot de 'Nota archeologische monumentenzorg Walcheren evaluatie 2008'. Hierin is het meest actuele archeologiebeleid voor Walcheren opgenomen.

De gemeenten op Walcheren hebben als uitgangspunt gekozen voor archeologiebeleid dat een werkbaar en doelmatig onderdeel in de ruimtelijke ordening dient te vormen. Binnen het beleidskader is ruimte voor het stellen van prioriteiten en het maken van beargumenteerde keuzes op gebied van archeologie. Er is daarbij een selectiebeleid opgesteld voor de archeologische onderwerpen en gebieden die de gemeenten al dan niet wensen te onderzoeken.

Het plangebied is onderwerp geweest van archeologisch onderzoek, waarbij het bovenstaande beleidskader in acht is genomen. De bevindingen van het uitgevoerde archeologische onderzoek staan weergegeven in paragraaf 3.6.

4.3.3 Welstand

De gemeente Middelburg heeft het belang onderschreven van een aantrekkelijk gebouwde omgeving. In de Welstandsnota 2009 is een kader uiteen gezet waarbij het ruimtelijk kwaliteitsbeeld en de zorg voor welstand centraal staan.

In het welstandbeleid worden diverse gebieden onderscheiden. Het plangebied maakt deel uit van het gebiedstype 'Buitengebied'.

Bij het materiaalgebruik van de diverse typen woningen op het park wordt uitgegaan van twee materiaalcategorieën, namelijk 'robuust & natuurlijk' en 'kleur & high tech'. Iedere recreatiewoning bestaat uit een combinatie van een robuust en een high tech materiaal, passend bij de ligging in het landschap (zie paragraaf 5.1 voor een nadere duiding/situering van de woningtypen). Daarbij wordt de herkenbaarheid van de diverse typen woningen vergroot door een specifiek kleurgebruik in accenten bij eenzelfde type woningen.

Door gebruik te maken van gebouwde terrassen als onderdeel van de recreatiewoningen kan de terreinafscheiding weg worden gelaten. Hierdoor loopt het landschap door in de recreatiewoning zonder een harde afscheiding of overgang.

Als er bouwvolume wordt toegevoegd aan de schaarse ruimte die er in Nederland c.q. Middelburg nog over is, is het belangrijk om kwaliteit toe te voegen. Zeker op een prachtige locatie aan het Veerse Meer. Uitgangspunt van het nieuwe welstandsbeleid is dat er voor een nieuwe ontwikkelingslocatie een beeldkwaliteitsplan of architectuurparagraaf wordt opgesteld. In dit geval is er een gedetailleerd beeldkwaliteitsplan opgesteld welke positief is ontvangen door het Kwaliteitsteam (februari 2014). Door het beeldkwaliteitsplan vast te stellen, liggen de kwaliteitsvoorwaarden voor de nieuwe ontwikkelingen vast en heeft de welstandscommissie een kader om aan te toetsen. In 2015 is de architectuur en stedenbouw aangepast, waarbij is aangesloten bij het bovenvermelde beeldkwaliteitsplan, dit in overleg met het Kwaliteitsteam.

4.3.4 Fietsvriendelijke gemeente

De gemeente Middelburg streeft ernaar de fietsvriendelijkheid van de stad te behouden en verder uit te breiden. In de kwaliteitsatlas wordt gesteld dat de fiets op nummer 1 staat. In het mobiliteitsplan is opgenomen om de concurrentiepositie van de fiets ten opzichte van de auto te vergroten.


Dit geschiedt o.a. door de inrichting van de wijken - vooral de 30 km/u gebieden verder te optimaliseren en korte, snelle, comfortabele en verkeersveilige verbindingen te realiseren en ontbrekende schakels in het fietsnetwerk te voltooien. De gemeente acht het van belang dat bij nieuwe ontwikkelingen, maatschappelijke voorzieningen e.d. de initiatiefnemer voldoende fietsparkeermogelijkheden realiseert.


De locatie Zilveren Schor is gelegen in het buitengebied van Middelburg en heeft een directe aansluiting op het fietsknooppunten netwerk. Via dit netwerk is de omgeving van het Zilveren Schor eenvoudig en comfortabel op de fiets te verkennen. Daarnaast faciliteert het Zilveren Schor het opladen van zogenaamde e-bikes en zal de locatie daartoe aangemeld worden op de diverse daarvoor ingerichte websites (bijvoorbeeld oplaadpunten.nl).

4.3.5 Duurzaam bouwen

De gemeente Middelburg streeft naar een structurele toepassing van de duurzaamheidsuitgangspunten in de bouw en stedelijke ontwikkeling, zodat tot een optimale leefbare woonomgeving wordt gekomen. Daarnaast heeft de gemeente in het Klimaatbeleid de doelstelling opgenomen om bij te dragen aan een lager energiegebruik in de gemeente, om de toename van het broeikaseffect tegen te gaan en op die manier een bijdrage te leveren aan het gedachtegoed van een duurzame samenleving.

Ook duurzaam bouwen kan aan deze ambities bijdragen. Bij alle nieuwbouwprojecten, dus ook Het Zilveren Schor, moet voldaan worden aan het vigerende gemeentelijk beleid voor duurzaam bouwen, zoals dat is opgenomen in de Middelburgse Visie Milieu 2013-2018.

De woningen voldoen ruimschoots aan de sinds 2015 verscherpte EPC-eisen voor een logiesfunctie. In tegenstelling tot gebouwen met een logiesfunctie die een EPC-eis kennen van 1,0, is gekozen om te streven naar een EPC van 0,4 (woonfunctie).

Beglazing wordt uitgevoerd als dubbel glas met een verlaagde U-waarde. De buitenafwerking wordt gekozen op basis van prestaties op het gebied van duurzaamheid in relatie tot (zo beperkt mogelijk) onderhoud.

Om het energiegebruik te beperken worden de woningen daarnaast optimaal op de zon georiënteerd.

In de woningen wordt gebruik gemaakt van energiezuinige (keuken)apparatuur, de verlichting wordt onder andere uitgevoerd in led. Naast beperking van energiegebruik door gebruik te maken van led-verlichting kan hiermee ook bereikt worden dat geen of slechts beperkte uitstraling van licht naar de omgeving plaatsvindt.

Met betrekking tot mobiliteit (en beperking van de uitstoot daarvan) worden de woningen voorzien van een standaard laadpunt (geen snellader). Op het terrein wordt in de omgeving van de centrumvoorziening voorzien in laadpunten voor e-bikes.

Bij de terreininrichting wordt, daar waar technisch mogelijk, zoveel mogelijk gebruik gemaakt van duurzame en natuurlijke materialen (bijvoorbeeld kastanjehout). Ook hier geldt dat led-verlichting de standaard is.

Hoofdstuk 5 PROJECTBESCHRIJVING

5.1 Beschrijving voorgenomen ontwikkeling

De eigenaar wil de bestaande groepsaccommodatie Het Zilveren Schor omvormen tot een SportResort inclusief verblijfsrecreatieve functie en ondersteunende functies. Hierbij dient gedacht te worden aan een centrale ontvangst, een restaurant, dagrecreatieve voorzieningen onder meer voor fietsverkeer (denk aan een terras voor een tussenstop, laadpalen voor elektrische fietsen en dergelijke). Het plan gaat daarbij uit van circa 74 recreatiewoningen en 5 groepsaccommodaties. Het park kent een ruime opzet. De bebouwing wordt op het omliggende groene gebied afgestemd, waardoor wonen en natuur met elkaar worden gecombineerd. De randvoorwaarden voor landschappelijke inpassing zijn vastgelegd in een landschappelijk inpassingsplan Dit landschappelijk inpassingsplan is als bijlage bij dit bestemmingsplan gevoegd.

De voorzieningen op het park zijn gericht op een luxe verblijf met ontzorging naast de mogelijkheden voor sportbeoefening en actief bezig zijn. Het (sport)voorzieningenprogramma wordt nader uitgewerkt in samenwerking met het CIOS (Centraal Instituut Opleiding Sportleiders) in Goes en Breda (zie paragraaf 5.2). Met Het Zilveren Schor wordt beoogd een compleet pakket aan sportvakanties aan te bieden, waarbij de combinatie van recreatiewoningen en het aanbieden van sportvoorzieningen en -programma's voor meerdere sportdisciplines redelijk uniek zijn voor het aanbod in Nederland. De Nederlandse markt op dit gebied is met name gericht op hotels en groepsaccommodaties gecombineerd met sportvoorzieningen. Het Zilveren Schor onderscheid zich hierin door het aanbieden van meer individuele accommodaties in de vorm van recreatiewoningen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0687.BPBGMZIL-VG01_0031.jpg"

Afbeelding 28: stedenbouwkundige schets toekomstige situatie (bron: Paul Assink Architekt B.N.A.)

Het Zilveren Schor zoekt legt een duidelijke relatie met het waterrijke karakter van het gebied. De bestaande insteekhaven wordt vergroot en toegankelijk gemaakt voor passanten, tevens wordt een tweede toegang toegevoegd. Dit brengt meer water in de locatie wat een betere beleving van het water mogelijk maakt. Ondanks deze betere beleving blijft Het Zilveren Schor "teruggetrokken" in de omgeving liggen: aan de oeverzone zijn slechts een beperkt aantal woningen, de centrumvoorziening en twee ingangen naar het terrein zichtbaar.

De verschijningsvorm van de nieuwe recreatiewoningen krijgt een sterke relatie met hun ligging op het park. Dit uit zich onder meer in materiaalgebruik, oriëntatie en inpassing in het landschap. Een groot gedeelte van de recreatiewoningen wordt naar het 'nieuwe water' georiënteerd. Naast deze situering wordt een aantal woningen gebouwd tegen de bestaande omliggende bosschages. Ook hier wordt een duidelijke koppeling met de omgeving gezocht. Getracht wordt hier zoveel als mogelijk de bestaande (waardevolle en vitale) bomen te behouden.

5.2 Partijen, exploitatie en beheer

Het Zilveren Schor maakt sinds 2000 deel uit van Libéma. Libéma is één van de grootste leisure-concerns van Nederland met jaarlijks 5 miljoen gasten. Libéma is een belangrijke actor op de markt voor bungalowvakanties in Nederland. Libéma verzorgt hierbij zelf de exploitatie en het beheer van haar recreatievoorzieningen. Libéma is tevens actief in de markt voor sportvoorzieningen en -activiteiten, waarmee het accent niet ligt op vastgoedontwikkeling, maar op de ontwikkeling van een toeristische onderneming met als doel een marktconform rendement.

Binnen Het Zilveren Schor is een aantal partijen actief. Het CIOS is betrokken bij de ontwikkeling en operationele organisatie van sportpakketten. Hiertoe worden in de toekomst eventueel ook nog andere partijen ingeschakeld. Het beheer van het park en de recreatiewoningen alsmede de toeristische exploitatie wordt gedaan door Libéma.

CIOS Goes-Breda en SportZeeland ontwikkelen in samenwerking met Libéma een jaarrond activiteitenprogramma voor het park Het Zilveren Schor om het door de gemeente Middelburg vereiste maatschappelijke aspect van SportResort vorm te geven. Dit vereiste is voortgekomen uit de achterliggende gedachte van de ontwikkeling van Het Zilveren Schor in de jaren zestig van de vorige eeuw. Het Zilveren Schor is in 1964 door koningin Juliana en prins Bernhard geschonken ter gelegenheid van hun 25-jarig huwelijksjubileum met als doel een vormingscentrum voor de jeugd te creëren. In een later stadium organiseerde Jantje Beton vakantiekampen voor achtergestelde jeugd. In 2000 heeft Libéma het Zilveren Schor overgenomen van Jantje Beton met garanties voor het behoud van een vergelijkbare functie, in dit geval een terrein voor groepskamperen en -verblijf. De huidige voorgestelde wijziging is afgestemd met het Koninklijk Huis en Jantje Beton die beiden geen bezwaar hebben tegen de ontwikkeling.

De samenwerking tussen CIOS Goes-Breda, SportZeeland en Libéma en het daaruit voortvloeiende programma geven maatschappelijke meerwaarde door economische waarde, educatie, duurzaamheid, leefomgeving, leefstijl, ontspanning en vermaak samen te brengen.

Uitvoering wordt mogelijk door voorzieningen op en rond het park. In het centrumgebouw is het zogeheten activiteitenbureau gesitueerd. Het activiteitenbureau wordt geleid door een parttime operationeel manager die ondersteund wordt door enkele stagiaires. Door de kleinschaligheid van het park is gekozen voor een intensieve samenwerking tussen bovengenoemde partijen en uiteenlopende mogelijkheden, die de provincie Zeeland biedt, bij de programmering te betrekken.

De uitvoering zal in handen komen van een operationeel manager die leiding geeft aan het Leerbedrijf waarin CIOS-studenten en mogelijk studenten van diverse opleidingen van de school voor middelbaar beroepsonderwijs 'Scalda' participeren, waardoor een leer-werktraject ontstaat. Uitvoering van activiteiten waar leiding bij ingezet is, vindt altijd plaats onder supervisie van de operationeel manager of een andere daarvoor geautoriseerde medewerker. Op termijn kan de samenwerking uitgebreid worden met andere onderwijsinstellingen uit Zeeland. Mogelijk dat op termijn ook voor scholen uit de omgeving een educatief- en leefstijlprogramma ontwikkeld kan worden.

Hoofdstuk 6 BESTEMMINGSREGELING

6.1 Uitgangspunten en opzet bestemmingsregeling

Ten aanzien van de opzet van het bestemmingsplan (verbeelding en regels) is het volgende van belang.

6.1.1 Planvorm

De Wro biedt de keuze uit drie planvormen:

  • a. het gedetailleerde bestemmingsplan;
  • b. het globale eindplan;
  • c. het globale uitwerkingsplan met een uitwerkingsplicht.

Het verschil tussen de plannen is dat de plannen onder a en b meteen een basis bieden voor het verlenen van een omgevingsvergunning voor bouwen en dat de plannen onder c eerst moeten worden uitgewerkt voordat een omgevingsvergunning verleend kan worden. Het is denkbaar dat in één bestemmingsplan verschillende planvormen worden toegepast, afhankelijk van het te voeren beleid en strategie (regiefunctie gemeente).

De keuze van de planvorm wordt in belangrijke mate bepaald door het gewenste ruimtelijke beleid en de regiefunctie van de gemeente. Het spanningsveld tussen flexibiliteit en rechtszekerheid speelt hierin een belangrijke rol. Gedetailleerde bestemmingsplannen bieden in beginsel meer rechtszekerheid, terwijl globale eindplannen meer ontwikkelingsmogelijkheden bieden binnen één bestemming. Overigens is een mengvorm van bovenstaande plannen mogelijk.

Het voorliggende bestemmingsplan is globaal van karakter. Binnen de bestemmingsvlakken zijn bouwvlakken opgenomen, waarbinnen de bebouwing in principe vrij gesitueerd mag worden. Hierbij zijn wel restricties opgenomen ten aanzien van aantallen en de onderlinge afstand van gebouwen. Voor de initiatiefnemer wordt daarmee voldoende ruimte geboden voor de door hen gewenste inrichting van het park.

6.1.2 Opzet verbeelding

Algemeen

Het bestemmingsplan moet voldoen aan de eis van rechtszekerheid. Dit betekent dat een bestemmingsregeling duidelijk en voor één uitleg vatbaar is. In aansluiting hierop en in relatie tot digitale ontwikkelingen, verdient het de voorkeur de bestemmingsregeling zoveel mogelijk op de verbeelding te visualiseren en de planregels zo transparant mogelijk te houden. Uitgangspunt is dat zoveel mogelijk informatie op de verbeelding wordt aangegeven en dat de verbeelding digitaal wordt opgebouwd. Daarbij is gebruikgemaakt van een combinatie van de GBKN (Grootschalige Basiskaart Nederland) en de digitale kadastrale ondergrond.

Bestemmingen

Op de verbeelding wordt aangegeven waar welke bestemming geldt en waar bebouwing is toegestaan. In bepaalde gevallen vloeit dit reeds direct uit de bestemming voort. Zo mogen op de gronden met de bestemming Natuur in het algemeen geen gebouwen worden opgericht (met uitzondering van gebouwen voor nutsvoorzieningen). In andere gevallen geeft een oppervlaktemaat in de planregels de mate aan waarin er mag worden gebouwd. Door middel van hoofdletters wordt de bestemming aangeduid, zoals R voor Recreatie, WA voor Water en N voor Natuur.

Op het analoge renvooi wordt de betekenis aangegeven van de bestemmingen en de aanduidingen. De volgorde van de bestemmingen in het renvooi komt overeen met de volgorde van de planregels (alfabetisch). Tevens wordt in een onderhoek op de verbeelding de naam van het bestemmingsplan aangegeven, de datum van terinzagelegging, vaststelling en (eventueel) van de uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State. Ook is het identificatienummer van het bestemmingsplan en het kaartblad aangegeven. De analoge verbeelding bestaat uit één kaartblad en een renvooi met een schaal 1 op 1.000.

Aanduidingen 

Binnen het bestemmingsplan wordt gebruikgemaakt van functieaanduidingen waarmee specifieke functies worden bepaald. Deze functieaanduidingen worden tussen kromme haken weergegeven.

Bij het toekennen van de aanduidingen is zoveel mogelijk gebruikgemaakt van de door de gemeente Middelburg gehanteerde standaard (en verplichte) aanduidingen uit SVBP2012.

Ondergrond

De stedenbouwkundige visie voor het SportResort is uitgangspunt geweest voor de bestemminglegging op de verbeelding, met inachtneming van beperkingen die vanuit andere facetten gelden, zoals de begrenzing van de ecologische hoofdstructuur. De stedenbouwkundige visie is niet als ondergrond op de verbeelding opgenomen, aangezien deze geen juridische status heeft. Daarnaast kan het opnemen van deze visie tot onduidelijke beeldvorming leiden. De ligging van gebouwen en functies zoals opgenomen in de stedenbouwkundige visie is geen hard gegeven. De toekomstige bebouwing kan derhalve nog schuiven, voorzover deze verschuiving binnen het op de verbeelding opgenomen bouwvlak plaats vindt.

De op de verbeelding weergegeven ondergrond bestaat uit de GBKN (Grootschalige BasisKaart van Nederland) en kadastrale ondergrond.

6.1.3 Opzet planregels

Overeenkomstig SVBP2012 kent de indeling in hoofdstukken waarin de regels zijn opgenomen de volgende vaste volgorde.

  • In hoofdstuk 1 (inleidende regels) worden in de regels gehanteerde begrippen, voor zover nodig, gedefinieerd, en wordt de wijze van meten bepaald.
  • In hoofdstuk 2 (bestemmingsregels) worden alfabetisch de regels gegeven waarmee de bestemmingen die op de verbeelding voorkomen nader worden omschreven.
  • Hoofdstuk 3 (algemene regels) bevat een aantal regels die voor alle bestemmingen gelden, zoals een antidubbeltelbepaling, een procedureregel, dan wel regels die voor de nodige flexibiliteit kunnen zorgen, zoals algemene afwijkings- of wijzigingsbevoegdheden.
  • Hoofdstuk 4 (overgangs- en slotregel) ten slotte geeft overgangsrecht voor bestaand gebruik en bestaande bebouwing en de titel van het plan.

Een bestemmingsartikel (Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels) wordt conform SVBP2012 als volgt opgebouwd:

  • bestemmingsomschrijving;
  • bouwregels (onderverdeeld in toelaatbaarheid van bouwwerken en bouwhoogte, oppervlakte en inhoud);
  • afwijken van de bouwregels;
  • nadere eisen;
  • specifieke gebruiksregels;
  • afwijken van de gebruiksregels;
  • omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden;
  • wijzigingsbevoegdheden.

Een bestemmingsartikel behoeft niet alle elementen te bevatten. Dit is afhankelijk van de aard van de bestemming. Alle bestemmingen bevatten in elk geval een bestemmingsomschrijving en bouwregels.

6.2 Gehanteerde bestemmingen

Binnen het plangebied zijn vijf enkelbestemmingen toegekend.

Artikel 3 Natuur

Een gedeelte van het plangebied is gelegen binnen de ecologische hoofdstructuur (EHS). Aan de betreffende gronden is, voor zover deze niet gaan behoren tot het recreatiepark, de bestemming 'Natuur' toegekend (artikel 3). Binnen deze bestemming staat het behoud, herstel en ontwikkeling van natuur- en landschapswaarden voorop. Daarnaast is extensief recreatief medegebruik van de gronden toegestaan. Daarbij kan gedacht worden aan wandelen en fietsen. Binnen deze bestemming is nagenoeg geen bebouwing toegestaan, behoudens terreinafschermingen en overige bouwwerken zoals bankjes, informatieborden en dergelijke. Met een afwijkingsprocedure kunnen daarnaast gebouwtjes voor onder meer terreinbeheer worden gerealiseerd. Hiertoe dient omgevingsvergunning voor het afwijken van het bestemmingsplan te worden verleend.

Artikel 4 Recreatie - Dagrecreatie

Het SportResort bestaat uit twee hoofdonderdelen, enerzijds het gedeelte waar de centrale voorzieningen en de sportfaciliteiten zijn gesitueerd en anderzijds het gedeelte waar de verblijfsrecreatie is gelegen. De centrale voorzieningen en sportfaciliteiten zijn bestemd als 'Recreatie - Dagrecreatie' (artikel 4). Binnen deze bestemming zijn onder andere alle functies die voorkomen in het centrumgebouw mogelijk gemaakt. Daarbij dient gedacht te worden aan ontvangstfaciliteiten voor het SportResort, allerlei (sport)ondersteunende voorzieningen en horecavoorzieningen. De toegestane horeca is gereguleerd door middel van horecacategorieën, welke zijn opgenomen in de Staat van Horeca-activiteiten die als bijlage bij de regels is gevoegd. Binnen de bestemming 'Recreatie - Dagrecreatie' is horeca tot en met horecacategorie 1 toegestaan, waarbij gedacht moet worden aan de lichtere horecacategorieën zoals een koffiebar, lunchroom, restaurant en dergelijke. Van deze categorieën gaat geen of slechts beperkte hinder voor de omgeving uit. In meerdere mate hinderveroorzakende horeca zoals café's, discotheken en dergelijke zijn niet toegestaan.

Binnen de bouwregels van deze bestemming is de maatvoering van de (toekomstige) recreatiewoningen opgenomen. Er is een maximale bouwhoogte geregeld evenals een maximaal oppervlak op maaiveldniveau.

Artikel 5 Recreatie - Verblijfsrecreatie

Het andere hoofdonderdeel van het SportResort in het plangebied is vervat in de bestemming 'Recreatie - Verblijfsrecreatie', zoals geregeld in artikel 5 van de regels. Binnen deze bestemming zijn de ontwikkelingsmogelijkheden van de verblijfsrecreatie voor Het Zilveren Schor opgenomen. Hierbinnen is de realisatie van de recreatiewoningen en de groepsaccommodaties toegestaan.

Binnen de bouwregels van deze bestemming is de maatvoering van de (toekomstige) recreatiewoningen opgenomen. Er is een maximale bouwhoogte geregeld evenals een maximaal oppervlak op maaiveldniveau. Ditzelfde geldt voor de groepsaccommodaties.

Er zijn specifieke gebruiksregels opgenomen ten aanzien van de toegestane doeleinden van deze bestemming. Zo zijn (bedrijfs)woningen uitgesloten en is permanente bewoning van de recreatiewoningen niet toegestaan. Dit laatste stemt overeen met het provinciaal beleid. Ook is geregeld dat het aanbieden van de verblijfsrecreatie vanuit een bedrijfseconomische grondslag plaats dient te vinden, om de duurzaamheid van de ontwikkeling te waarborgen. De exploitatie van een jachthaven wordt verboden, om tegen te gaan dat het gebruik van de toegestane aanlegsteigers in het gebied een ander karakter dan een passantenhaven voor dagrecreatief gebruik kan krijgen. Onder een jachthaven wordt in dit geval de zelfstandige exploitatie van verhuur van aanlegsteigers voor pleziervaartuigen. De aanlegsteigers en botenhuizen bij de recreatiewoningen vallen nadrukkelijk niet onder deze noemer. Deze worden niet solitair c.q. afzonderlijk van de recreatiewoningen te huur aangeboden. Hiermee is in dit geval geen sprake van bedrijfsmatige exploitatie van een jachthaven.

Artikel 6 Water

Een ander belangrijk element in het plangebied is het water dat in verbinding staat met het Veerse Meer. De bestaande insteekhaven wordt vergroot en het nieuwe wateroppervlak krijgt de bestemming 'Water' (artikel 6). Naast een waterhuishoudkundige functie zijn aan dit water ook doeleinden voor watergebonden recreatie toegekend, watersport. Binnen de bestemming 'Water' is beperkte bebouwing toegestaan. Er zijn geen gebouwen toegestaan. Wel worden steigers, aanlegplaatsen en verlichting mogelijk gemaakt.

Artikel 7 Water - Deltawater

Aansluitend aan het centrumgebouw wordt in het Veerse Meer een aanlegsteiger voor pleziervaartuigen gebouwd, waar aangelegd kan worden voor een (korte) stop bij het SportResort. Op deze wijze kan gebruik worden gemaakt van de dagrecreatieve voorzieningen van Het Zilveren Schor. Het is nadrukkelijk niet de bedoeling dat hier overnachtingen op de pleziervaartuigen plaatsvinden. Er worden ook geen (sanitaire) voorzieningen ter ondersteuning van langere aanlegtijden gerealiseerd. Het gedeelte van het Veerse Meer waar deze aanlegsteiger wordt gerealiseerd is, conform de regeling welke van toepassing is op het gehele Middelburgse gedeelte van het Veerse Meer, bestemd als 'Water - Deltawater', zoals opgenomen in artikel 7 van de planregels.

Hoofdstuk 7 MAATSCHAPPELIJKE EN ECONOMISCHE UITVOERBAARHEID

7.1 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

7.1.1 Inspraak, zienswijzen en beroep

Het voorontwerpbestemmingsplan is gedurende een periode van zes weken ter inzage gelegd. Gedurende deze periode heeft een ieder mondeling of schriftelijk een inspraakreactie op dit plan kunnen indienen.

Tijdens de inspraakperiode is één inspraakreactie ingediend. In de bijlagen (Bijlage 6) is het verslag van inspraak en vooroverleg opgenomen. Hierin is een weergave van de ingediende inspraakreactie en de beantwoording van de gemeente daarop opgenomen.

Het voorliggend bestemmingsplan wordt als ontwerpbestemmingsplan opnieuw voor een periode van zes weken ter inzage gelegd. In deze periode kan een ieder een mondelinge of schriftelijke zienswijze op het plan bij de gemeenteraad indienen.

Na de zienswijzeperiode wordt het bestemmingsplan door de gemeenteraad van Middelburg, al dan niet (gewijzigd), vastgesteld. Het raadsbesluit en de nota van wijzigingen worden als bijlage bij dit rapport opgenomen. Het vastgestelde bestemmingsplan wordt vervolgens wederom voor een periode van zes weken ter inzage gelegd. Binnen zes weken na vaststelling van het bestemmingsplan kunnen belanghebbenden beroep tegen het plan instellen.

7.1.2 Overleg

Artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) geeft aan dat burgemeester en wethouders bij de voorbereiding van een bestemmingsplan, waar nodig, overleg dienen te plegen met betrokken instanties. Dit vooroverleg vindt plaats in het kader van de informatievoorziening tijdens de inspraakperiode. Ten behoeve van het vooroverleg wordt het plan aan de volgende instanties toegezonden:

  • Provincie Zeeland.
  • Waterschap Scheldestromen.
  • Rijkswaterstaat.
  • Veiligheidsregio Zeeland.

Er is een voorverlegreactie ontvangen van Gedeputeerde Staten van de provincie Zeeland, het Waterschap Scheldestromen en van het Ministerie van Infrastructuur en Milieu. Een weergave van de ingediende vooroverlegreacties en de gemeentelijke reactie daarop is opgenomen in de als bijlage 6 toegevoegde verslag van inspraak en vooroverleg.

7.2 Economische uitvoerbaarheid

In de Wet ruimtelijke ordening is verplicht kostenverhaal door de gemeente geregeld. De gemeente legt dit kostenverhaal vast in een exploitatieplan. Kostenverhaal is aan de orde en dient te worden verzekerd indien op grond van een bestemmingsplan, een projectbesluit of een projectafwijkingsbesluit (artikel 6.2.3. t/m 6.2.5. Bro) rechtstreeks bouwplannen (als genoemd in artikel 6.2.1 Bro) mogelijk worden gemaakt. Van een exploitatieplan kan worden afgeweken door in het kostenverhaal anderszins te voorzien (door een overeenkomst te sluiten met de betreffende grondeigena(a)r(en) in het gebied waar bouwmogelijkheden mogelijk worden gemaakt of door volledig gemeentelijk grondeigendom).

De ontwikkeling die met onderhavig plan wordt mogelijk gemaakt, betreft een particulier initiatief. Om de ontwikkeling juridisch-planologisch te verankeren is voor rekening en risico van de particuliere initiatiefnemer een nieuw bestemmingsplan opgesteld, inclusief de benodigde onderzoeken op het gebied van haalbaarheid, milieuhygiëne en inrichting.

Met betrekking tot de realisatie van Het Zilveren Schor is tussen de gemeente en de initiatiefnemer een anterieure overeenkomst gesloten. Het kostenverhaal is hiermee anderszins verzekerd en het opstellen van een exploitatieplan is niet noodzakelijk.

7.3 Handhaving

Het gemeentebestuur is bevoegd om administratiefrechtelijk op te treden op grond van de Gemeentewet en de Algemene wet bestuursrecht (Awb) ten aanzien van activiteiten, die in strijd zijn met het bestemmingsplan. Het spreekt echter vanzelf dat het weinig zin heeft bestemmingsplannen op te stellen die slecht worden nageleefd.

Om een aanvaardbaar handhavingsbeleid tot stand te brengen, dient in de eerste plaats het draagvlak te worden vergroot. In verband hiermee dient het bestemmingsplan voor zoveel mogelijk betrokkenen een duidelijke, toegankelijke en op de hedendaagse behoeften en eisen afgestemde bestemmingsregeling te bevatten. Om het draagvlak nog verder te vergroten heeft de gemeente een integrale Nota Handhaving vastgesteld.

Verder kan door informatie te verstrekken omtrent de inhoud van het bestemmingsplan een groter begrip worden gekweekt bij de burger. Het geven van voorlichting vormt daarom de eerste schakel in de handhavingsactiviteiten. Van gemeentewege zullen hiertoe de nodige activiteiten worden ondernomen.

Daarnaast dient bestuurlijke bereidheid te ontstaan om regels in de praktijk toe te passen en te handhaven. Ten aanzien van overtredingen zal een actief handhavingsbeleid worden gevoerd. Getracht wordt de controlewerkzaamheden ten aanzien van geconstateerde overtredingen op een intensieve manier uit te voeren.

Om de benodigde inzet van extra middelen zo beperkt mogelijk te houden, maar ook om tot een samenhangend handhavingsbeleid te komen, zullen handhavingsactiviteiten zoveel mogelijk worden afgestemd. Controle in het kader van het bestemmingsplan wordt gekoppeld aan controle in het kader van milieuwetgeving en omgekeerd.

Wanneer eenmaal sancties moeten worden getroffen, zal dit op consistente wijze en met inachtneming van de juridische spelregels, worden gedaan. Indien de activiteiten niet kunnen worden gelegaliseerd, zullen de instrumenten van aanschrijving, stillegging bouw, bestuursdwang en dwangsom worden toegepast. De uitvoering van de strafrechtelijke vervolging ligt in handen van het Openbaar Ministerie.