direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Tiny Houses Tiendendreef Goes
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0664.BPGW20-ON99

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Voorliggend bestemmingsplan Tiny Houses Tiendendreef Goes heeft betrekking op het project voor het realiseren van 11 Tiny Houses aan de Tiendendreef in Goes. Aan de hand van een aantal verzoeken naar plaatsingsmogelijkheden heeft de gemeente Goes in 2018 het nieuwe fenomeen voor Tiny Houses opgepakt. Om een dergelijk woonconcept te kunnen realiseren is een inventarisatie van mogelijk geschikte locaties gemaakt. Uit deze verkenning is de locatie Tiendendreef in de wijk Goes-West als geschikte locatie naar voren gekomen.

Vervolgens is besloten het project vanuit een open planproces te benaderen en vanuit de behoeften van belangstellenden/initiatiefnemers een plan mogelijk te maken waarbij de gemeente faciliteert en begeleidt. Dit bestemmingsplan biedt een handvat om de ontwikkeling van het project gericht te sturen en daarmee bij te dragen aan het behoud van de ruimtelijke kwaliteit en de leefkwaliteit.

In het geldende bestemmingsplan 'Goes West' heeft de locatie de bestemming 'Maatschappelijk'. De beoogde ontwikkeling past niet binnen deze bestemming. Om de gewenste ontwikkelingen mogelijk te maken is met de gemeente Goes overeengekomen om een nieuw bestemmingsplan op te stellen. Voorliggend bestemmingsplan voorziet hierin.

1.2 Plangebied

Het plangebied ligt aan de Tiendendreef en betreft een braakliggend stuk grond achter de bestaande woningen van de Middelburgsestraat en de Westsingel te Goes. Met dit nieuwe bestemmingsplan wordt het bestemmingsplan 'Goes West' gedeeltelijk herzien.

afbeelding "i_NL.IMRO.0664.BPGW20-ON99_0001.png"

Figuur 1.1 Luchtfoto plangebied (Bron: Google Maps)

afbeelding "i_NL.IMRO.0664.BPGW20-ON99_0002.png"

Figuur 1.2 Straatnamenkaart (Bron: Gemeente Goes)

1.3 Opzet

Een bestemmingsplan bestaat uit een toelichting, regels en een verbeelding. De regels en

de verbeelding vormen tezamen het juridische bindende gedeelte van het plan. De toelichting van voorliggend bestemmingsplan kent de volgende opbouw. In hoofdstuk 1 is de aanleiding voor het opstellen van het bestemmingsplan uiteengezet. Hoofdstuk 2 gaat in op het ruimtelijk beleid dat op de voorgestane ontwikkeling van toepassing is. Hoofdstuk 3 beschrijft de bestaande situatie en hoofdstuk 4 bevat de visie op het plangebied. De sectorale aspecten worden behandeld in hoofdstuk 5 en in hoofdstuk 6 wordt de juridische vorm van het bestemmingsplan beschreven. Hoofdstuk 7 beschrijft de handhavingsmogelijkheden op basis van het bestemmingsplan. De economische uitvoerbaarheid is in hoofdstuk 8 aangeduid en tot slot wordt in hoofdstuk 9 de maatschappelijke toetsing en overleg van de beoogde ontwikkeling behandeld.

Hoofdstuk 2 Beleidskaders

2.1 Rijksbeleid

2.1.1 Nationale omgevingsvisie (NOVI)

De Nationale Omgevingsvisie, kortweg NOVI, loopt vooruit op de inwerkingtreding van de Omgevingswet en vervangt op rijksniveau de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte.

Aan de hand van een toekomstperspectief 2050 brengt de NOVI de langetermijnvisie van het Rijk in beeld.

In wat voor Nederland willen we graag leven in 2050

Als alle wensen naast elkaar worden gelegd, ontstaat het volgende beeld. Het kabinet wil een land:

  • dat gezond en klimaatbestendig is, met schone lucht, schoon water en een schone bodem en veel ruimte voor groen en water;
  • met een uitstekend functionerende economie, die duurzaam en circulair is. Nauw verbonden met onze buurlanden en de rest van de wereld, als onderdeel van de internationale gemeenschap;
  • waar het goed wonen en werken is. Met aangename en vitale steden en dorpen, en een productief en aantrekkelijk platteland;
  • met uitstekende bereikbaarheid, waar iedereen snel en gemakkelijk van A naar B komt, met zo min mogelijk schadelijke uitstoot en overlast;
  • waar we voldoende ruimte hebben om te kunnen bewegen, ontspannen en tot onszelf te komen; zowel in de stad als daarbuiten;
  • dat veilig is en ons beschermt tegen overstromingen en andere gevaren;
  • waar een goede balans is tussen gebouwde omgeving en open landschap, tussen natuur en cultuur, tussen land en water;
  • dat openstaat voor verandering, en waar de kracht van zijn traditie, cultuur en identiteit wordt weerspiegeld in de inrichting van de leefomgeving.

Nationale belangen

Gemeenten, waterschappen, provincies en het Rijk zijn samen verantwoordelijk voor de fysieke leefomgeving. Sommige belangen en opgaven overstijgen het lokale, regionale en provinciale niveau en vragen om nationale aandacht. Dit zijn de 'nationale belangen'. Het Rijk heeft voor alle nationale belangen een zogenaamde systeem verantwoordelijkheid. Voor een aantal belangen is het Rijk zelf eindverantwoordelijk. Maar voor een groot aantal nationale belangen zijn dat de medeoverheden.

De NOVI richt zich op die ontwikkelingen waarin meerdere nationale belangen bij elkaar komen, en keuzes in samenhang moeten worden gemaakt tussen die nationale belangen.

Voor dit project relevante nationale belangen zijn:

  • Bevorderen van een duurzame ontwikkeling van Nederland als geheel en van alle onderdelen van de fysieke leefomgeving.
  • Waarborgen en bevorderen van een gezonde en veilige fysieke leefomgeving.
  • Zorgdragen voor een woningvoorraad die aansluit op de woonbehoefte.

Keuzes

De belangrijkste keuzes zijn:

  • Duurzame energie inpassen met oog voor omgevingskwaliteit.
  • Ruimte voor overgang naar een circulaire economie.
  • Woningbouw in een stedelijk netwerk van gezonde en groene steden.
  • Landgebruik meer in balans met natuurlijke systemen.

Tot 2030 moeten er ongeveer 1 miljoen woningen gebouwd worden. Dit zal grote impact hebben op de ruimtelijke ordening. Er wordt zoveel mogelijk gebouwd binnen bestaand stedelijk gebied, zodat open ruimtes en groen tussen steden behouden blijft. De nieuwe woningen moeten betaalbaar en goed bereikbaar zijn. Bewoners moeten tevens een prettige, gezonde en veilige leefomgeving ervaren. Dat vergt grote investeringen in openbaar vervoer, veilige fiets- en wandelpaden, meer groen, ontmoetingsruimte en wateropvang in de stad, en goede verbindingen met recreatiegebieden in de nabijheid van de stad. Met deze aanpak van verstedelijking wordt niet alleen het woningaanbod, maar ook de leefomgevingskwaliteit in de stad verbeterd.

Toetsing en conclusie

Het planvoornemen is op nationaal niveau dermate kleinschalig dat het geen invloed heeft op de nationale belangen. Het beleid inzake het mogelijk maken van 11 Tiny Houses wordt dan ook neergelegd bij de decentrale overheden. In dit bestemmingsplan zijn geen strijdigheden met de uitgangspunten uit de NOVI opgenomen.

2.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)

Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) stelt regels omtrent een aantal nationale belangen zoals genoemd in de NOVI. Dit initiatief raakt geen rijksbelangen uit het Barro.

2.1.3 Besluit ruimtelijke ordening en de ladder voor duurzame verstedelijking

Samenvatting beleidskader

In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro, artikel 3.1.6 lid 2) is opgenomen dat bij een ruimtelijk plan, dat een nieuw stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, de ladder voor duurzame verstedelijking doorlopen moet worden. De reden hiervoor is het bevorderen van een zorgvuldig gebruik van de schaarse ruimte in Nederland. Een stedelijke ontwikkeling houdt in dat er nieuwe bebouwing wordt toegevoegd aan de huidige bebouwing. De ladder bestaat uit twee stappen: de eerste stap bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling. De tweede stap omvat, indien de ontwikkeling mogelijk wordt gemaakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.

Toetsing en conclusie

De ladderonderbouwing is op basis van jurisprudentie pas nodig vanaf 12 woningen. Voorliggende ontwikkeling voorziet in 11 Tiny Houses en de daarbij behorende juridische planologsiche vastlegging. De ladder voor duurzame verstedelijking is daarom in dit geval niet relevant. Het doorlopen van de ladder voor duurzame verstedelijking is dan ook niet nodig.

2.2 Provinciaal beleid

2.2.1 Omgevingsplan Zeeland 2018

Het Omgevingsplan Zeeland 2018 is op 21 september 2018 door Provinciale Staten vastgesteld. Het is een plan op hoofdlijnen, met veel ruimte voor regionale invulling.

Ambitie

Als opvolger van het Omgevingsplan Zeeland 2012-2018 heeft de provincie Zeeland het Omgevingsplan Zeeland 2018 (hierna Omgevingsplan) opgesteld. In de geest van de nieuwe Omgevingswet (verwachte inwerkingtreding 1 juli 2022) is het provinciaal beleid voor de fysieke leefomgeving samengevoegd en daar waar nodig geactualiseerd in dit integrale Omgevingsplan.

Het Omgevingsplan omvat de onderstaande (wettelijke) plannen:

  • Omgevingsplan Zeeland;
  • Natuurvisie;
  • Mobiliteitsvisie;
  • Kustvisie;
  • Economische agenda;
  • Cultuurnota;
  • Milieubeleidsplan.

Zolang de nieuwe Omgevingswet nog niet in werking is, moet de provincie zich houden aan de huidige wetgeving. Desondanks is de opvolger van het Omgevingsplan 2012-2018 zoveel mogelijk in de geest van de Omgevingswet opgesteld. Dit zijn eerste bescheiden stappen in een omvangrijker traject richting de Omgevingswet. De stappen die nu zijn gezet:

  • alle provinciale beleidsvisies over de fysieke leefomgeving zijn samengevoegd en krijgen de titel Omgevingsplan Zeeland 2018;
  • in het plan zijn doelen en ambities voor de lange termijn opgenomen;
  • het plan is minder gedetailleerd dan de huidige beleidsplannen en uitvoeringsacties zullen in aparte programma's worden ondergebracht;
  • in het plan en daaruit volgende Omgevingsverordening is meer flexibiliteit ingebouwd.

Parallel aan het opstellen van het Omgevingsplan wordt met medeoverheden en andere externe partijen een structuur opgezet om in 2021 geheel te kunnen werken volgens de uitgangspunten en systematiek van de Omgevingswet. Daarbij zal ook duidelijk worden hoe een provinciale Omgevingsvisie onder de Omgevingswet er uit kan gaan zien.

In dit beleidsstuk worden de volgende hoofdlijnen van beleid voor provincie Zeeland aangegeven:

  • duurzame en concurrerende economie (o.a. biobased en circulaire economie, bedrijvigheid, nieuwe economische dragers in het landelijk gebied, vrijetijdseconomie, waterrecreatie en jachthavens, luchtvaart, voorzieningen en landbouw);
  • klimaatbestendige en -neutrale samenleving (o.a. duurzame energie, water, meerlaagse veiligheid en medegebruik waterkeringen, randen Noordzee en Deltawateren en klimaatadaptatie);
  • waardevolle leefomgeving (o.a. biodiversiteit, natuurgebieden, landschap en erfgoed, archeologie en bodem);
  • toekomstbestendige, bereikbare woon-, werk- en verblijfsomgeving (o.a. mobiliteit, bereikbaarheid over weg, spoor en water, transportleidingen, stedenbeleid, wonen, gezonde leefomgeving en milieukwaliteit).

Duurzame en concurrerende economie

Verduurzaming van wonen, recreatie en bedrijvigheid is een wereldwijde en belangrijke maatschappelijke opgave. Daarbij wordt de vraag gesteld hoe de Zeeuwse (energie)productie, consumptie én levenswijze toekomstbestendig gemaakt kan worden, zodat people, planet én profit in waarde toenemen. Dat is een grote uitdaging voor Zeeuwse burgers, bedrijven en overheden.

Klimaatbestendige en klimaatneutrale samenleving

De verandering van het klimaat als gevolg van de uitstoot van broeikasgassen heeft ingrijpende gevolgen. De zeespiegel stijgt en weerextremen zoals overvloedige neerslag, lange periodes van hitte en droogte en stormen gaan vaker optreden. Dit resulteert in een groter risico op overstroming, wateroverlast, hittestress en ernstig watertekort/droogte. De gevolgen van klimaatverandering zijn zeker voor Zeeland van belang. Bescherming tegen het water, maar ook het gebruik van het water verdient daarom onze continue aandacht. De provincie wil binnen haar mogelijkheden haar bijdrage leveren aan het beperken van het klimaatprobleem; zowel aan de bron als in de gevolgen.

Waardevolle leefomgeving

Deltagebieden zoals de Zeeuwse Delta, waar zout zeewater en zoet rivierwater samenkomen, worden gekenmerkt door hoge concentraties aan voedingstoffen in zowel het water als het slib dat in het water wordt meegevoerd. Dat maakt dit soort delta's tot de meest productieve natuurlijke leefomgevingen in de wereld en uit zich in een grote natuurlijke rijkdom. De invloed van de zee en de rivieren heeft niet alleen geresulteerd in een unieke natuur, maar ook in een uniek landschap en uniek cultureel erfgoed. Nergens ter wereld is zo'n dichtheid aan polders en dijken te vinden als in Zeeland. De natuurlijke rijkdom en gunstige ligging van delta's heeft vanouds ook een grote aantrekkingskracht op de mens. Veel van de grote beschavingen uit de wereldgeschiedenis ontwikkelden zich in Deltagebieden. Die grote menselijke activiteit en die bijzondere en kwetsbare natuur komen allemaal samen in het Deltagebied. Dit levert een unieke en aantrekkelijke situatie op, die onvermijdelijk ook tot knelpunten leidt. De uitdaging ligt erin om met z'n allen (overheden, bedrijfsleven, maatschappelijke organisaties en burgers) de juiste balans te vinden tussen benutting en bescherming van de natuurlijke rijkdommen die de Delta ons biedt.

Toekomstbestendige, bereikbare woon-, werk- en verblijfsomgeving

Zeeland heeft veel kwaliteit te bieden op het gebied van wonen en werken en scoort landelijk gezien positief qua leefomgeving. Wel zijn er lokaal aanzienlijke verschillen. De ambitie is de provincie nog gezonder te maken. Een gezonde provincie heeft een goede milieukwaliteit (geluid, lucht, veiligheid) en is aantrekkelijk om in te wonen, te ontspannen en te bewegen. Inwoners verplaatsen zich zoveel mogelijk door middel van een duurzaam verkeer- en vervoerssysteem en beschikken over voldoende groen in de omgeving.

Voor een goed woon- en werkklimaat zijn veel verschillende factoren van belang. Het gaat om de woningen en bedrijfspanden zelf, de directe omgeving en de toegang tot hoofdwegen en voorzieningen. Bereikbaarheid van voorzieningen wordt daarbij belangrijker dan de nabijheid. Om voorzieningen naar de toekomst op peil te houden en leegstand te voorkomen, is het belangrijk om de ontwikkeling van de Zeeuwse steden te stimuleren. Want stad en omliggende regio functioneren feitelijk als één geheel.

Toetsing

De ontwikkeling ligt binnen het bestaand stedelijk gebied van Goes en bevindt zich op korte afstand van voorzieningen. De gemeente Goes maakt onderdeel uit van de regio Bevelanden. De woningmarktafspraken van deze regio zijn in de Agenda Wonen in De Bevelanden 2020 opgenomen. Hierin is aangegeven dat er in Goes meer behoefte aan centrumstedelijke woonmilieus is dan dat er nu gepland staat. Daarmee voorziet de ontwikkeling van 11 Tiny Houses in het centrum van Goes in een behoefte. Het beoogde type woning is een aanvulling op de bestaande voorraad, waar door de veranderde markt behoefte aan is.

Conclusie

De ontwikkeling is in overeenstemming met het Omgevingsplan 2018.

2.2.2 Provinciale Omgevingsverordening

De hoofddoelstellingen van het omgevingsplan zijn juridisch vormgegeven in de Provinciale Omgevingsverordening. Deze is eveneens vastgesteld op 21 september 2018. In het kader van de normerende rol van de provincie wordt de Omgevingsverordening ingezet voor die onderwerpen waarvan de provincie eraan hecht dat doorwerking van het beleid van het Omgevingsplan juridisch geborgd is. Er wordt niet meer geregeld dan nodig is voor het belang zoals dat in het Omgevingsplan is verwoord. De Omgevingsverordening voorziet ten opzichte van het Omgevingsplan dus niet in nieuw beleid.

De inzet van de verordening beperkt zich tot die onderdelen van het beleid waarvoor de inzet van algemene regels noodzakelijk is om provinciale belangen veilig te stellen of noodzakelijk is om uitvoering te geven aan wettelijke verplichtingen. Wat elders geregeld is wordt niet nog eens geregeld in deze verordening om extra regeldruk te voorkomen.

Het uitgangspunt 'decentraal wat kan, centraal wat moet' is toegepast bij de flexibiliteitsbepalingen in deze verordening. Waar mogelijk zijn afwijkmogelijkheden toegepast in plaats van ontheffingsbepalingen.

Om te voorkomen dat procedures nodeloos ingewikkeld worden, is afgezien van de mogelijkheid om rechtstreeks werkende bepalingen op te nemen. Artikel 4.1 lid 3 van de Wet ruimtelijke ordening biedt die mogelijkheid in de vorm van regels die moeten voorkomen dat in de verordening begrepen gronden of bouwwerken minder geschikt worden voor de verwezenlijking van het doel van de verordening zolang geen bestemmingsplan of beheersverordening in werking is getreden die is aangepast op de inhoud van deze verordening. Er is dus geen sprake van rechtstreeks werkende bepalingen waaraan bouwaanvragen getoetst zouden moeten worden zolang bestemmingsplannen niet zijn aangepast.

Toetsing

In de Omgevingsverordening Zeeland 2018 worden de bestaande verordeningen op het gebied van ruimte, milieu, water, wegen- en vaarwegen, natuur, distelbeheer, landschap en ontgrondingen samengevoegd. De voorgaande verordeningen zijn ingetrokken. De bestaande regels zijn zoveel mogelijk ongewijzigd overgenomen. Op ondergeschikte punten zijn de bestaande regels herzien. Het betreft onder meer het schrappen en/of actualiseren van verouderde regels, verbeteringen, herstel van fouten. Slechts op beperkte onderdelen, voortvloeiend uit het Omgevingsplan Zeeland 2018, zijn nieuwe regels toegevoegd of bestaande regels aangepast. Het betreft onder andere de volgende onderdelen: uitbreidingsruimte kleinschalige bedrijventerreinen, mogelijkheden voor windenergie, mogelijkheden voor zonne-energie, vertaling van de kustvisie voor wat betreft verblijfsrecreatie, en bebouwingmogelijkheden van de stranden, regels verhuurplicht recreatiewoningen in de vorm van centraal bedrijfsmatige exploitatie, ligplaatsen in jachthavens, uitbreidingsmogelijkheden voor intensieve veehouderij, verruiming mogelijkheden plaatsen borden, spandoeken en informatiezuilen.

Er zijn geen specifieke punten te noemen die expliciet aandacht vragen of een belemmerende werking hebben voor dit bouwplan.

Conclusie

De ontwikkeling is in overeenstemming met de regels uit de omgevingsverordening.

2.3 Regionaal en gemeentelijk beleid

2.3.1 Regionale Woningmarktafspraken

De vijf Bevelandse gemeenten hebben regionale woningmarktafspraken opgesteld en opgenomen in de 'Woningmarktafspraken De Bevelanden 2020 - 2030' (mei 2020). In dit document zijn de volgende uitgangspunten opgenomen:

Algemeen

  • Niet méér bouwen dan de behoefte;
  • Uitsluitend producten die echt iets toevoegen; goede producten op goede plekken;
  • Lokaal maatwerk, aansluiten bij DNA van de plek;
  • Flexibiliteit in de plannen;
  • Onderling bespreken en afstemmen aan de voorkant.

Ruimtelijk

  • Hoge dichtheid in de kernen, lage in het landschap;
  • In principe binnen de kernen, bij voorzieningen;
  • Inbreiden voor uitbreiden;
  • Vooral focus op kleine huishoudens in stad en dragende kernen;
  • Inzetten op “mooie woondorpen”.

Programmatisch

  • Duurzaam, extra energiebesparende maatregelen;
  • Levensloop- en toekomstbestendig;
  • Aandacht voor groen en water;
  • Omvang voorraad sociale huurwoningen gelijk;
  • Extra middenhuurwoningen;
  • Meer hoogwaardige grondgebonden nultreden en semipermanente woningen.

Vanuit het afsprakenkader wordt ingezet op:

  • 1. Realistische woningbouwproductie met ambitie.
    Binnen het programma wordt ruimte gecreëerd om in te kunnen spelen op de behoefte uit de markt.
  • 2. De juiste kwaliteit, Product Markt Combinaties en woonmilieus.
    Er wordt gestreefd naar een optimale match tussen vraag en aanbod.

Toetsing en conclusie

Met dit (proef)project wordt ingespeeld op de behoefte aan kleine verplaatsbare woningen op een vrije kavel, zogenoemde Tiny Houses. Het sluit aan bij de woningmarktafspraken om meer semipermanente woningen te realiseren, klein wonen voor 1 – 2 huishoudens in de stad te faciliteren en in te zetten op inbreidingslocaties.

 

Daarnaast maakt de ontwikkeling van de locatie Tiendendreef met 11 woningen onderdeel uit van het regionale woningbouwprogramma.

2.3.2 Regionale woonvisie

Met de Regionale Woonvisie De Bevelanden 2019 - 2023 beogen de vijf Bevelandse gemeenten inzicht te geven in de gezamenlijke missie en ambities van de regiogemeenten op het gebied van het wonen (oktober 2019). De visie is een parapluvisie voor verdere uitwerking in lokaal beleid.

De Regionale Woonvisie bevat de volgende missie: 'Wij willen een aantrekkelijke regio zijn waar men graag woont, met een regionaal passend, duurzaam en toekomstbestendig woningaanbod'. Vanuit deze missie zijn de volgende vijf ambities geformuleerd:

  • De Bevelanden zet in op een duurzame en toekomstbestendige woningvoorraad.
    De Bevelanden heeft forse ambities op het gebied van duurzaamheid. In de woningvoorraad kan nog veel energie bespaard worden.
  • De Bevelanden voor iedereen.
    De regio De Bevelanden wil een complete regio zijn, met een passend woningaanbod voor jong en oud, rijk en arm, kleine en grote huishoudens, met en zonder ondersteuning, permanent en tijdelijk.
  • De Bevelanden zet alleen in op nieuwbouw die echt iets toevoegt.
    De Bevelanden streeft naar evenwicht in vraag en aanbod op de woningmarkt. De verwachte huishoudensgroei is de belangrijkste onderlegger voor het regionale woningbouwprogramma.
  • De Bevelanden benut het bestaande.
    De Bevelanden streeft naar een toekomstbestendige woningvoorraad. Dit betekent continu investeren in onderhoud, aanpasbaarheid en verduurzaming van de bestaande woningvoorraad. Naast de focus op vastgoed zal er ook aandacht moeten zijn voor de aanpak van sociale problematiek en de kwaliteit van de openbare ruimte.
  • De Bevelanden zorgt.

Regio De Bevelanden wil een zorgzame regio zijn, waar vraag en aanbod naar wonen met zorg in balans zijn, ook voor de meest kwetsbare groepen. Hierbij ziet de regio kansen voor innovatieve vormen van wonen met zorg die de diversiteit aan woonmilieus voor regionale woningmarkt als geheel zullen vergroten.

Toetsing en conclusie

Met het project Tiny Houses wordt ingespeeld op een trend naar klein wonen. Klein wonen/Tiny Houses gaat over een andere manier van wonen: bewust gebouwd en bewoond, slim gebruik van ruimte en innovatieve technologieën. Het sluit aan bij een leefstijl met kenmerken als zelfvoorzienend, financieel ongebonden, duurzaam en zo min mogelijk spullen.

Een dergelijk woonconcept sluit tevens aan op het gemeentelijk klimaatprogramma. Te weten een nieuwe woontrend waarbij mensen op een andere manier willen wonen, duurzaam en leven met zo min mogelijk spullen. Hierbij gaat het om een bewuste keus voor een leefstijl met onafhankelijkheid als drijfveer.

Daarnaast is gekozen voor een vraaggerichte ontwikkeling. Het woonbeleid biedt mogelijkheden binnen bestaand bebouwd gebied extra plancapaciteit te zoeken voor collectief particulier opdrachtgeverschap. Met het vormen van een initiatiefgroep en deze groep een plan te laten uitwerken is daar inhoud aan gegeven. De gemeente faciliteert en begeleidt. Het gaat hierbij om een combinatie van burger- en overheidsparticipatie.

Verder sluit de mogelijkheid met uitgifte van kleine kavels voor zelfbouw ook aan op de trend van kleiner wonen en daarvoor zelf iets te kunnen bouwen op een duurzame manier. Dit past in de woonvisie om voor iedereen een passend woningaanbod te bieden, zowel tijdelijk als (meer) permanent, en biedt nieuwbouw dat iets toevoegt aan het huidige woningaanbod vanuit de invulling van specifieke woonwensen.

2.3.3 Goes: Groenstructuurplan 2014- 2024

In het Groenstructuurplan wordt de gemeentelijke visie op het openbaar groen beschreven. Er wordt gestreefd naar robuust en duurzaam groen, waarmee de hoofdgroenstructuren behouden blijven en versterkt worden. De juiste boom op de juiste plek is van belang, zodat deze kunnen uitgroeien tot volwassen exemplaren. Hiermee wordt gestreefd naar het waarborgen en verhogen van de kwaliteit van de groene leefomgeving.

In het Groenstructuurplan valt het onderhavig bestemmingsplan binnen de wijk Goes-West en sluit aan op de groenstructuur van de veste van centrum Goes. De oudste delen van de wijk Goes-West zijn compact gebouwd waardoor de straten weinig openbaar groen hebben. De woningen beschikken echter wel over relatief grote (achter)tuinen. De westelijk gelegen woongebieden hebben een ruimere opzet, waarbij ook in het openbaar gebied grotere groene ruimten met speelvoorzieningen zijn. Ten noorden van de Middelburgsestraat vormt de 's-Heer Hendrikskinderendijk met aansluitend de Veste én de boerderij van Suurland een belangrijke drager voor de hoofdgroenstructuur. De groenstructuur is in het jaar 2020 versterkt met een Tiny Forest die direct naast het plangebied aangelegd is. Op het Tiny Forest rust een instandhoudingsverplichting. Omdat de wijk Goes-West weinig openbaar groen kent worden de bestaande bomen ingepast.

Verder kan worden opgemerkt dat er inmiddels een nieuw groenstructuurplan in voorbereiding is.

2.3.4 Welstandsnota (september 2016)

Het welstandsbeleid van de gemeente Goes is verwoord in de "Welstandsnota Goes". Het belangrijkste doel van het welstandsbeleid is het vormen van een toetsingskader voor welstand, waarmee de aanwezige ruimtelijke kwaliteiten behouden en versterkt kunnen worden. Hiervoor zijn een aantal beoordelingskaders opgesteld, waaronder enkele van gebiedsgerichte aard. Deze dienen altijd in samenhang met de gehele gebiedsomschrijving van het desbetreffende deelgebied waarop de omgevingsaanvraag van toepassing is te worden gehanteerd.

Er zijn verschillende vormen en typen van Tiny Houses. Het project is gestart als proef met als opzet de toekomstige bewoners zoveel als mogelijk vrij te laten binnen de voorwaarden van omvang, hoogte en inhoud. Voor het plangebied 'Tiny houses Tiendendreef Goes' is er dan ook voor gekozen geen eisen op te nemen op het gebied van welstand. De ontwerpvrijheid en diversiteit aan woningen wordt hiermee gestimuleerd. Bij een toekomstige actualisatie van de welstandsnota zal voorliggend plan worden opgenomen als zijnde welstandsvrij gebied. De procedure voor het wijzigen van het gebied naar welstandsvrij gebied loopt gelijk aan de formele bestemmingsplanprocedure.

2.3.5 Gemeentelijke klimaatbeleid

Het klimaat verandert. Het wordt warmer, we krijgen te maken met langdurige perioden van hitte en droogte, er is een grotere kans op extreme neerslag en de zeespiegel stijgt. Klimaatverandering wordt veroorzaakt door de hoge concentratie broeikasgassen, zoals CO2, in de atmosfeer. Door het verminderen van de uitstoot van CO2 en andere broeikasgassen kunnen de gevolgen van klimaatverandering beperkt worden. In het Klimaatakkoord van Parijs staat omschreven dat de temperatuur op aarde niet verder mag stijgen dan 2°C, met de ambitie om dit te beperken tot 1,5°C. Op de Verenigde Staten na, heeft wereldwijd ieder land dit akkoord ondertekend.

Landelijk zijn er doelen gesteld om de uitstoot van broeikasgassen terug te dringen:

  • in 2050 is de uitstoot van CO2 met 95% verminderd;
  • in 2050 hebben we een energieneutrale gebouwde omgeving;
  • vanaf 1 juli 2018 worden nieuwbouwwoningen niet meer op het aardgasnet aangesloten.

Ondanks dat we de uitstoot van broeikasgassen verminderen of zelfs stoppen, zullen we te maken krijgen met de gevolgen van klimaatverandering, zoals toenemende extreme weersomstandigheden. Het is daarom van belang de openbare ruimte klimaatbestendig in te richten. Landelijk is het doel gesteld dat de openbare ruimte in 2050 klimaatrobuust is ingericht.

De gemeente Goes levert een bijdrage aan de vermindering van de uitstoot van broeikasgassen en het behalen van de landelijke richtlijnen. Om deze landelijke richtlijnen te halen heeft de gemeente Goes de volgende doelstellingen vastgesteld:

  • de gemeente Goes stimuleert duurzame nieuwbouw;
  • de gemeente Goes ondersteunt de doelen van het Zeeuws Energieakkoord en werkt aan een energieneutrale particuliere woningvoorraad in 2045;
  • duurzame energie wordt op kansrijke locaties opgewekt, zoals het toepassen van zonne-energie op daken;
  • het gebruik van duurzame vervoersmiddelen wordt gefaciliteerd, onder andere door het plaatsen van openbare laadpalen;

de gemeente Goes past circulaire economie toe wanneer de kans zich voordoet, zoals het toepassen van kansen voor circulair bouwen.

In paragraaf 5.9 wordt verder ingegaan op de verschillende maatregelen die bijdragen aan het verminderen van de gevolgen van klimaatverandering.

2.3.6 Nota's Bodembeheer gemeente Goes

Voor de gemeente Goes is op 30 januari 2014 een algemene Nota Bodembeheer vastgesteld. Aanvullend hierop is op 7 juli 2016 een Nota Bodembeheer voor het Havengebied (Goese Schans) vastgesteld. In de nota's is beschreven hoe binnen de gemeente Goes omgegaan dient te worden met grondverzet. In de nota's zijn ook een bodemkwaliteitskaart en een bodemfunctieklassenkaart opgenomen. De verlenging van de bodemkwaliteitskaart voor de gemeente Goes exclusief het havengebied is op 5 november 2019 vastgesteld. Op 22 september 2020 is aanvullend een bodemkwaliteitskaart voor PFAS vastgesteld. Gezamenlijk bepalen zij aan welke eisen grond moet voldoen wanneer deze wordt toegepast, wat de gemiddelde kwaliteit is van de grond wanneer deze wordt ontgraven en welke doelstelling gebruikt moet worden wanneer een bodemsanering nodig blijkt te zijn. Opgemerkt wordt dat de nota's betrekking hebben op een aantal stoffen, zoals een aantal metalen, PAK, minerale olie, OCB en PFAS.

Op basis van de bodemkwaliteitskaarten kan de gemiddelde bodemkwaliteit van een gebied worden aangegeven. Dit wordt nader beschreven in paragraaf 5.2.

Handreiking bouwen en bodemkwaliteit  

In deze handreiking wordt aangegeven in welke gevallen wel of niet een bodem- en/of asbestonderzoek noodzakelijk is bij het bouwen van bouwwerken of functiewijzigingen in bouwwerken. Ook wordt aangegeven onder welke voorwaarden bodemonderzoek moet plaatsvinden.

2.3.7 Gemeentelijk Verkeers- en vervoersplan (GVVP) (augustus 2003)

In het GVVP wordt ingegaan op het verbeteren van bestaande verkeersknelpunten en wordt ingespeeld op de verkeerseffecten van toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen. Er is tevens een beoordelingskader opgenomen om beleidsmatig de vinger aan de pols te houden. Beleid en toekomstige verkeerskwesties in Goes worden aan dit kader getoetst. In het GVVP is gekozen voor een integrale benadering van alle mobiliteitsdeelnemers op basis van een geografische indeling, waardoor de visie overzichtelijk aanschouwelijk is gemaakt.

Het GVVP is vastgesteld op 25 augustus 2005. Daarna is dit plan geactualiseerd d.m.v. de GVVP Tussenevaluatie 2008 en de GVVP Actualisatie 2013 (vastgesteld februari 2014). Een aantal zaken is verder verdiept in de volgende beleidsnota's:

  • parkeerbeleid: Parkeerbeleidsplan 2009;
  • verkeersveiligheidsbeleid: Op weg naar nul 2011;
  • fietsbeleid: Goes Fiets Verder 2012.

Conclusie

Omdat onderhavig bestemmingsplan geen wezenlijke ontwikkelingen mogelijk maakt en het genoemde beleid aansluit bij de bestaande situatie, is er voor dit bestemmingsplan geen strijdigheid met het gemeentelijk beleid. In de volgende hoofdstukken worden enkele punten uit het regionaal en gemeentelijke beleid nader toegespitst op het plangebied.

Hoofdstuk 3 Inventarisatie en analyse

De locatie voor de te bouwen Tiny Houses is gelegen in het binnengebied achter de 's-Heer Hendrikskinderendijk, Middelburgsestraat en de Westwal aan de Tiendendreef in de wijk Goes-West. Het binnengebied wordt via de Westwal ontsloten. In de richting van de 's-Heer Hendrikskinderendijk is een langzaamverkeersverbinding aanwezig. De locatie grenst voornamelijk aan achterkanten van woningen. Alleen aan de Tiendendreef zijn voorkanten van bebouwing aanwezig.

Rondom het plangebied is de stedenbouwkundige historie van Goes nog goed zichtbaar. De locatie bevindt zich namelijk net buiten de oude vesting van Goes ten zuiden van de 's Heer Hendrikskinderendijk. Deze dijk vormde lange tijd de een belangrijke ontsluiting van de stad over land in westelijke richting. In de jaren dertig van de vorige eeuw werd de Middelburgsestraat aangelegd en werd de omgeving rond de locatie steeds verder bebouwd met woningbouw.

Daarnaast bevindt het plangebied zich in bebouwd stedelijk gebied. Vanuit de locatie is de ligging nabij de oude 's-Heer Hendrikskinderendijk beleefbaar door de volwassen groenstructuur met bomenrijen op deze dijk. De locatie zelf ligt braak en is omgeven door een kavelsloot ten behoeve van de afwatering.

De kavel is in gebruik geweest ten behoeve van een tijdelijk schoolgebouw met gymzaal. Inmiddels ligt de kavel al weer circa 10 jaar braak. Direct naast het plan is vorig jaar een zogenaamd Tiny Forest aangelegd, waar o.a. de kinderen uit de naastgelegen school gebruik van maken.

De locatie vormt een relatief besloten en groene ruimte dicht bij het centrum van Goes. De invulling van de locatie door middel van Tiny Houses is daarom een goede kleinschalige invulling van dit gebied waarbij deze kwaliteit zo veel mogelijk behouden blijft.

Hoofdstuk 4 Visie op het plangebied

4.1 Algemeen

Met dit bestemmingsplan wil de gemeente het plaatsen van Tiny Houses op vrije kavels mogelijk maken. Het gaat dan om verplaatsbare (lichte funderingsconstructie) of mobiele (verrijdbaar onderstel) woningen met een woonoppervlak van maximaal 50 m2 inclusief een overdekt terras.

Bij de kleinschalige woningen komt een aantal gezamenlijke voorzieningen (berging/parkeerplaats) om zo de ruimtelijke kwaliteit op de woonkavel te bevorderen.

De kavels zijn circa 130 - 200 m2 groot, zodat een groen en kleinschalig beeld ontstaat. Het geheel wordt omzoomd door een groene gordel langs de bestaande sloot die de overgang naar de bestaande woningen vormgeeft.

4.2 Streefbeeld functies en deelgebieden

4.2.1 Wonen

Het verkavelingsplan (figuur 4.1) gaat uit van de realisatie van in totaal 11 Tiny Houses op vrije kavels. Daarnaast voorziet het plan in de bouw van twee gebouwen voor bergingen en parkeerplaatsen in de vorm van een carport of parkeerschuur. Het bewonerscollectief heeft voor ieder Tiny House een eigen parkeerplaats op het eigen terrein. Verder krijgt het terrein een open inrichting: er komen geen hoge schuttingen en voorzieningen, zoals een berging, zijn gezamenlijk.

afbeelding "i_NL.IMRO.0664.BPGW20-ON99_0003.png"

Figuur 4.1 Verkaveling plangebied (Bron: gemeente Goes)

Als specifieke voorwaarden voor de Tiny Houses geldt dat de woningen uit maximaal twee lagen mogen bestaan, met een maximale hoogte van 6 meter en een inhoud van maximaal 225 m3. Door deze eisen in combinatie met de maximale footprint van 50m2 worden de Tiny Houses nooit te massaal en is de impact op de omgeving beperkt.

4.2.2 Verkeer

Het terrein is door de situering van de parkeervoorziening aan de rand autoluw te noemen waardoor een aangenaam verblijfsklimaat ontstaat. Ten aanzien van de vorige functie (school) is de verkeersdruk/generatie aanzienlijk kleiner hetgeen voor de buurt een meerwaarde is.

De beide toegangen naar de parkeerplaatsen op de kavel voor de Tiny Houses (eigendom van de gemeente Goes) gaan fungeren als keermogelijkheid voor de busjes en taxi's om daarmee de afwikkeling van het leerlingenververvoer van de aangrenzende school soepeler te laten verlopen. Er worden vier extra (langs)parkeerplaatsen aangelegd voor de ontwikkeling van het plan voor de Tiny Houses. Aan de andere zijde van de straat is tevens een wachtstrook aanwezig waar de taxi's en busjes van de naastgelegen school gebruik van kunnen maken.

4.2.3 Groen

Het plan voor de Tiny Houses is geïntegreerd met de aanleg van een Tiny Forest (reeds uitgevoerd). Daarnaast is het behoud van het groen verwerkt in het verkavelingsplan (Figuur 4.1). Hierbij is tevens een onderhoudsstrook van (minimaal) drie meter langs de sloot opgenomen om onderhoud te kunnen uitvoeren.

Hoofdstuk 5 Sectorale aspecten

5.1 Archeologie

5.1.1 Inleiding

Archeologische sporen en resten in de bodem van de gemeente Goes vormen een spiegel van duizenden jaren bewoningsgeschiedenis. Dit zogenaamde 'bodemarchief' is van maatschappelijk belang, omdat het voor het grootste deel van het verleden de enige bron van informatie is. Tegelijkertijd is dit bodemarchief kwetsbaar voor allerhande ingrepen en vormen van gebruik die nu eenmaal verband houden met wonen, werken en recreëren. Om te voorkomen dat de archeologische informatie ongezien verloren gaat, is het noodzakelijk dat gemeenten in het ruimtelijk beleid waarborgen inbouwen voor de omgang met dit bodemarchief. Dit is een uitvloeisel van het Verdrag van Malta dat in 1992 door Nederland werd ondertekend. In eerste instantie berusten deze waarborgen op de Wet op de Archeologische Monumentenzorg (Wamz), het Besluit op de archeologische Monumentenzorg (Bamz) de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Daarmee werd behoud en beheer van het bodemarchief integraal verankerd in de ruimtelijke werkprocessen van de gemeenten. Vanaf 1 juli 2016 is Erfgoedwet hier verantwoordelijk voor.

5.1.2 Gemeentelijk archeologiebeleid

Om op gemeentelijk niveau weloverwogen keuzes te kunnen maken heeft de gemeente Goes een gemeentelijk archeologiebeleid ontwikkelt, dat op 15 december 2011 is vastgesteld. Hiermee voldoet de gemeente niet alleen aan de wettelijke verplichtingen omtrent archeologie maar heeft het ook een formeel afwegingskader bij ruimtelijke ontwikkelingen.

Het beleid, dat gebaseerd is op een analyse van de plaatselijke situatie, geeft aan wanneer archeologisch onderzoek noodzakelijk is. Het rapport “Archeologiebeleid gemeente Goes” (d.d. 30 juni 2011) bestaat uit een “Deel A: Beleidsnota archeologie” en een “Deel B: Toelichting beleidskaart”. Deel B is een (ruimtelijke) uitwerking van het archeologiebeleid (deel A). Op basis van de beleidskaart, die bestaat uit een samenhangend pakket van kaarten en een toelichting, kan worden bepaald of voor een bepaalde ruimtelijke ontwikkeling op een specifieke locatie al dan niet archeologisch onderzoek moet plaatsvinden. Er wordt daarbij onderscheid gemaakt in 8 categorieën, waarvan enkele categorieën bekende archeologische waardevolle gebieden omvatten en andere een bepaalde verwachtingswaarde op archeologische vondsten weergeven. Aan elke categorie, uitgezonderd Categorie 1, is een, aan oppervlakte van grondverstoring gebonden, vrijstelling voor archeologisch onderzoek gekoppeld. Bij alle categorieën, wederom uitgezonderd categorie 1, geldt in ieder geval dat geen onderzoek hoeft plaats te vinden indien de bodem niet dieper dan 40 cm wordt verstoord. De gehanteerde categorieën zijn:

  • Categorie 1: archeologisch rijksmonument; hiervoor is altijd een monumentenvergunning nodig;
  • Categorie 2: terrein van archeologische waarde; geen onderzoeksplicht indien minder dan 50 m2 wordt verstoord;
  • Categorie 3: stads- en dorpskernen van een specifieke archeologische verwachting; geen onderzoeksplicht indien minder dan 50 m2 wordt verstoord;
  • Categorie 4: hoge verwachtingswaarde op archeologische vondsten; geen onderzoeksplicht indien minder dan 250 m2 wordt verstoord;
  • Categorie 5: matige verwachtingswaarde op archeologische vondsten; geen onderzoeksplicht indien minder dan 500 m2 wordt verstoord;
  • Categorie 6: lage verwachtingswaarde op archeologische vondsten; geen onderzoeksplicht;
  • Categorie 7: verwachting van maritieme vondsten; hiervoor is altijd overleg met de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed nodig;
  • Categorie 8: archeologische vondsten worden niet verwacht; geen onderzoeksplicht.
5.1.3 Toetsing archeologiebeleid

Binnen de contouren van het plangebied is in het archeologiebeleid van de gemeente Goes op maatregelenkaart 1 (Laagpakket van Walcheren) een categorie 4 aanwezig. Op basis van de hoge archeologische verwachting uit het archeologiebeleid is het uitvoeren van archeologisch onderzoek noodzakelijk bij overschrijding van de vrijstellingsgrenzen van 250 m2 en 40 cm beneden maaiveld. Binnen het plangebied heeft in 2006 reeds archeologisch onderzoek plaatsgevonden in de vorm van een bureauonderzoek met verkennende boringen (bijlage 1). Hoewel dit onderzoek is uitgevoerd voor de vaststelling van het archeologiebeleid is vastgesteld dat het rapport voldoet aan de huidige maatstaven. Op basis van het archeologisch onderzoek is door de toenmalige archeologisch adviseur van de gemeente Goes geadviseerd dat binnen het plangebied enkel archeologisch vervolgonderzoek noodzakelijk is bij bodemingrepen dieper dan 2 meter beneden maaiveld, of 1,5 m –NAP (bijlage 2).

5.1.4 Conclusie

Het bestemmingsplangebied is volledig gelegen in een zone die in het archeologiebeleid van de gemeente Goes een categorie 4 kent. Op basis van het reeds uitgevoerde archeologische onderzoek kan de vrijstellingsdiepte worden bijgesteld van 40 cm beneden maaiveld naar 200 cm beneden maaiveld. Indien deze vrijstellingsgrenzen overschreden worden dient in het kader van een omgevingsvergunningprocedure aanvullend archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. Dit onderzoek dient te voldoen aan de vigerende landelijke en provinciale richtlijnen voor archeologisch onderzoek. Ten behoeve van vervolgonderzoek dient een Programma van Eisen te worden opgesteld en ter goedkeuring te worden voorgelegd aan de bevoegde overheid. De resultaten van dit onderzoek dienen ter beoordeling aan de bevoegde overheid te worden voorgelegd. De resultaten van het onderzoek kunnen tot vervolgonderzoek leiden. De aard van dat vervolgonderzoek is afhankelijk van de resultaten en de aard van de ingreep.

5.2 Bodem

5.2.1 Algemeen

De toelichting van een bestemmingsplan bevat altijd een paragraaf over de bodemkwaliteit. Deze verplichting vloeit voort uit artikel 3.1.6 Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Het bestemmingsplan bevat een motivering over de bodemkwaliteit in relatie tot de boogde bestemming (functie). De (milieuhygiënische) bodemkwaliteit moet geschikt zijn voor de gewenste bestemming. Uitgangspunt is dat de bodemkwaliteit geen onaanvaardbaar risico oplevert voor de gebruikers van de bodem. Bovendien mag de bodemkwaliteit niet verslechteren door grondverzet (bijvoorbeeld graafwerkzaamheden). Dit is het zogenaamde stand still-beginsel.

5.2.2 Globale verontreinigingsituatie

De onderzoekslocatie is gelegen aan de Tiendendreef 4 te Goes. Het plangebied betreft een locatie van een voormalig schoolgebouw, parkeerterrein en een speelplein. Het totale oppervlakte van de locatie is circa 3.885 m2. De onderzoekslocatie staat kadastraal bekend als gemeente Goes, sectie I, nummer 94 en 164 (beiden gedeeltelijk). Het perceel van het voormalige schoolgebouw betreft een braakliggend terrein met een oppervlakte van circa 3.510 m2. Uit de historische luchtfoto's blijkt dat het terrein in het verleden in gebruik was als agrarisch gebied. In 1970 is over bijna de gehele onderzoekslocatie en ten oosten van de onderzoekslocatie een boomgaard aanwezig. Tussen 1970 en 2005 is de bebouwing van het schoolgebouw, parkeerterrein en speeltuin gerealiseerd. Tussen 2009 en 2011 is ten noordwesten de gymzaal gesloopt en zijn tijdelijke schoolgebouwen geplaatst. Tussen 2011 en 2012 zijn de tijdelijke schoolgebouwen verwijderd. Tussen 2012 en 2013 is het schoolgebouw gesloopt en de verharding niet meer aanwezig. De situatie is onveranderd gebleven tussen 2013 en 2017.

afbeelding "i_NL.IMRO.0664.BPGW20-ON99_0004.png"Figuur 5.1 Bodemkwaliteitszones Tiendendreef (Bron: gemeente Goes)

afbeelding "i_NL.IMRO.0664.BPGW20-ON99_0005.png"

Figuur 5.2 Bodemkwaliteit boomgaarden (Bron: gemeente Goes)

De onderzoekslocatie komt niet voor in het tankarchief. De onderzoekslocatie bevindt zich grotendeels in zone 6: 'Binnenstad en vooroorlogse wijken + zone boomgaarden t/m 1980' en het overige deel in zone 6: 'Binnenstad en vooroorlogse wijken'. De bodemkwaliteitsklasse voor de boven-en ondergrond betreft: 'Industrie'. Op de bodemfunctiekaart van de gemeente Goes is de locatie ingedeeld in de functie 'Wonen'.

5.2.3 Bevindingen

Vanaf 2018 is er een aantal bodemonderzoeken en rapportages gemaakt voor de locatie Tiny Houses en Tiny Forest aan de Tiendendreef. Hierna worden de rapportages in chronologische volgorde opgesomd en daarna samengevat, zodat er een compleet overzicht is van de bodemgegevens en conclusies.

  • 1. Verkennend bodemonderzoek Tiendendreef 4 te Goes Projectnummer 412953.71 d.d. 11 oktober 2018 (Antea) (bijlage 3);
  • 2. Aanvullend (water)bodemonderzoek Tiendendreef 4 te Goes Projectnummer: 0464753.100 d.d. 14 oktober 2020 (Antea) (bijlage 4);
  • 3. Plan van aanpak verwijdering loodverontreiniging Tiendendreef 4 te Goes Projectnummer: 0466175.100 d.d. 28 oktober 2020 (Antea) (bijlage 5);
  • 4. Evaluatierapport bodemsaner ing Tiendendreef 4 te Goes Projectnummer: 0466175.100 d.d. 11 mei 2021 (Antea) (bijlage 6);

5.2.3.1 Verkennend bodemonderzoek (2018)

In het verkennend bodemonderzoek (bijlage 3) waren de conclusies als volgt.

Bodem

Deellocatie A: Voormalig schoolgebouw

Zowel in de zintuiglijk schone- als zintuiglijk verontreinigde bovengrond zijn maximaal licht verhoogde gehalten aan koper, kwik, lood en PAK aangetoond. In de ondergrond is een licht tot matig verhoogd gehalte aan koper en zijn licht verhoogde gehalten aan kwik, lood en PAK

gemeten.

Deellocatie B: Parkeerterrein en speeltuin

In de bovengrond zijn geen verhoogde gehalten aan geanalyseerde parameters aangetoond. In de ondergrond zijn maximaal licht verhoogde gehalten aan cadmium, koper, kwik, lood en zink aangetoond.

Asbest

In het opgeboorde materiaal is sporadisch puin aangetroffen. Conform de NEN 5707 (§ E.3.1) blijft de aanname 'onverdacht' zoals gesteld in het vooronderzoek van kracht omdat er geen aanwijzingen zijn voor bodembelastende activiteiten en geen asbesthoudend materiaal aanwezig is.

Grondwater

In het grondwater zijn geen verhoogde concentraties aan geanalyseerde parameters aangetoond.

5.2.3.2 Aanvullend (water)bodemonderzoek (2020)

In het aanvullend (water)bodemonderzoek (bijlage 4) waren de conclusies als volgt.

Bodem

Deellocatie A: Voormalig schoolgebouw/toekomstig tiny houses

Ter plaatse van te verruimen waterloop zijn in de ondergrond maximaal licht verhoogde gehalten aan kwik, lood en PAK aangetoond. Ten aanzien van PFAS voldoet zowel de boven- als ondergrond deels aan de functieklasse 'Landbouw/Natuur'. Voor het overige perceeldeel zijn in de ondergrond maximaal licht verhoogde gehalten aan koper, kwik, lood en PAK aangetoond. Ten aanzien van PFAS voldoet zowel de boven- als ondergrond deels aan de functieklasse 'Landbouw/Natuur'.

Deellocatie B: Parkeerterrein en speeltuin/tiny forest

In de ondergrond zijn maximaal licht verhoogde gehalten aan koper, kwik, lood en PAK aangetoond. Ten aanzien van PFAS voldoet zowel de boven- als ondergrond deels aan de functieklasse 'Landbouw/Natuur'.

Waterbodemonderzoek

Deellocatie C. Watergang

De waterbodem is op basis van het Besluit bodemkwaliteit getoetst als klasse Industrie voor toepassen op landbodem en voldoet aan klasse A voor toepassen in oppervlaktewater. De waterbodem is verspreidbaar op het aangrenzend perceel. Het slib uit de watergang is op basis van het tijdelijk handelingskader PFAS getoetst als klasse Landbouw/Natuur voor toepassen op landbodem en is toepasbaar in oppervlaktewater. De waterbodem is verspreidbaar op het aangrenzend perceel.

Aanvullend bodemonderzoek

In boring 11 is in de bovengrond een sterk verhoogd gehalte aan lood en zijn licht verhoogde

gehalten aan koper en kwik gemeten. Om deze verontreiniging af te perken zijn rondom boring

11 aanvullend 3 boringen geplaatst. In de afperkende boringen zijn maximaal licht verhoogde

gehalten aan lood aangetoond. De omvang van de loodverontreiniging bedraagt maximaal 24 m³.

Er is sprake van een spotverontreiniging met lood van beperkte omvang (<25m3). Uit de indicatieve toetsing aan het Besluit bodemkwaliteit voor vrijkomende grond volgt dat de grond ter plaatse van boring 11 voldoet aan de kwaliteitsklasse 'Niet toepasbaar > interventiewaarde'

Aanbeveling

Er zijn graafwerkzaamheden voorzien die binnen de contour van de sterke verontreiniging met lood zullen worden uitgevoerd. Voor deze werkzaamheden dient een plan van aanpak te worden opgesteld en ter goedkeuring te worden ingediend bij het bevoegd gezag Wet bodembescherming (Wbb) In het kader van de CROW-publicatie 400 is het noodzakelijk om een V&G-plan op te stellen.

5.2.3.3 Plan van aanpak verwijderen loodverontreiniging (2020)

Omvang verontreiniging

Aangezien de omvang van de verontreiniging kleiner is dan 25 m³ is er geen sprake van een ernstig geval van bodemverontreiniging.

Plan van aanpak sanering

Gelijktijdig met het bouwrijp maken van de locatie voor de aanleg van Tiny Houses zal de loodverontreiniging worden gesaneerd. Hierbij zal de gehele verontreiniging volledig verwijderd worden. Dit betreft de verontreiniging boven de interventiewaarde en de gehalten gelegen boven de GGD-norm.

Terugsaneerwaarde

Als terugsaneerwaarde voor de sanering wordt de achtergrondwaarde gehanteerd voor lood (50 mg/kgds, standaard bodem.

Ontgraving grond

De verontreinigde grond bevindt zich vanaf een diepte van circa 0,0 m-mv. De grond zal worden afgegraven tot de vooralsnog verwachte einddiepte van 0,5 m-mv. Zie hiervoor bijlage 5.

5.2.3.4 Evaluatierapport bodemsanering (2021)

Naast de saneringswerkzaamheden op het terreindeel waar de sterk verontreinigde grond aanwezig is, wordt de gehele locatie geëgaliseerd en daarmee geschikt gemaakt voor het toekomstig gebruik. Hierbij wordt een aanvullaag met een minimale laagdikte van 0,5 meter aangebracht. Deze laag voldoet aan de GGD norm, waarbij het loodgehalte <90 mg/kg d.s. is. Door het aanbrengen van deze laag wordt voor een verbetering van de kwaliteit gezorgd, omdat er een schonere toplaag met een lager loodgehalte wordt aangebracht. Het aanbrengen van deze grond, welke voldoet aan de GGD-norm (lood <90 mg/kg ds) valt buiten de saneringswerkzaamheden. Zie hiervoor bijlage 6.

5.2.4 Conclusie

Op basis van de uitgevoerde sanering is het perceel Tiny Houses geschikt voor hun doel. De locatie voor de Tiny Houses is geschikt gemaakt voor het wonen met moestuin met een loodwaarde die voldoet aan de GGD norm van 90 mg/kg.

5.3 Flora en Fauna

Voor de werkzaamheden geldt een onderzoekplicht in het kader van beschermde natuurwaarden. In eerste instantie is er een quickscan in het kader van de Wet natuurbescherming Zeeland en overige natuurwetgeving noodzakelijk. Op basis van de resultaten van deze voorstudie van beschikbare kennis op het gebied van beschermde natuurwaarden kan op voorhand bepaald worden of significante effecten op de huidige (beschermde) natuurwaarden al dan niet uit te sluiten zijn en wat eventueel nog nader onderzocht dient te worden.

5.3.1 Beleidskader en bevindingen

Het plangebied betreft een grasveld dat jaarlijks wordt gemaaid. Het is gelegen in de stad Goes. Rondom het perceel is een beplantingssingel, ook op het terrein zelf is een kleine beplantingstrook. Aan de rand van het perceel is een tiny forest. Rondom het perceel staan scholen en woonhuizen. De werkzaamheden bestaan uit het aanleggen van een weg en bekabeling en het plaatsen van 11 tiny houses en parkeervoorzieningen, waarbij alle aanwezige beplanting blijft behouden.

Gebiedsbescherming

Natura 2000-gebieden

In de directe omgeving van het plangebied zijn geen natuurgebieden gelegen waar het plan invloed op heeft. Op een afstand van circa 4 kilometer is het Natura2000-gebied Veerse Meer gelegen. Dit betreft echter geen stikstofgevoelig natuurgebied. Op circa 4 kilometer is het Natura2000-gebied Oosterschelde gelegen en op circa 7 kilometer het Natura2000-gebied Westerschelde & Saeftinghe. Dit betreffen stikstofgevoelige gebieden. Naar aanleiding van de uitspraak van de Raad van State van 29 mei 2019 over de Programmatisch Aanpak Stiktof (PAS) en de nieuwe AERIUS Calculator (2021.02) moet en kan voor het plan de uitstoot van stikstof en de neerslag daarvan op Natura2000-gebieden worden berekend. De memo en de rekenresultaten zijn opgenomen in de bijlages 7 en 8. Hieruit blijkt dat er geen uitkomsten hoger dan 0,00 mol/ha/j zijn. De beoogde ontwikkeling heeft derhalve geen consequenties voor de instandhouding van stikstofgevoelige natuurgebieden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0664.BPGW20-ON99_0006.png"

Figuur 5.3 Het plangebied (rood omcirkeld) ten opzichte van Natura 2000-gebieden (Bron: Provincie Zeeland)

Natuurnetwerk Zeeland (NNZ)

Het plangebied is niet begrensd in het kader van het Natuurnetwerk Zeeland (NNZ, voorheen Ecologische Hoofdstructuur (EHS)). Op circa 200 meter ligt de 's Heer Hendrikskinderendijk. Wat verder gelegen is het Westerschenge. De afstand tussen het plangebied en de natuurgebieden is voldoende groot. Er is geen negatief effect op beschermde gebieden. Er wordt geen beplanting gekapt. Het onderdeel houtopstanden in de Wet natuurbescherming is niet van toepassing.

afbeelding "i_NL.IMRO.0664.BPGW20-ON99_0007.png"

Figuur 5.4 Het plangebied (rood omcirkeld) ten opzichte van het NNZ (Bron: Provincie Zeeland)

Soortenbescherming

De soortbescherming is per 01/01/2017 ook opgenomen in de Wet natuurbescherming. Deze wet omvat ook de bescherming van Habitatrichtlijnsoorten buiten de aangewezen Natura 2000-gebieden. Deze bescherming geldt overal in Nederland, ook in de beschermde gebieden. De soortbescherming kent geen externe werking. Projecten worden getoetst aan de directe invloed op beschermde waarden binnen de grenzen van het projectgebied. Conform deze wet is de initiatiefnemer bij ruimtelijke ingrepen verplicht op de hoogte te zijn van mogelijke voorkomende beschermde natuurwaarden binnen het projectgebied. Vanuit deze kennis dienen plannen en projecten getoetst te worden aan eventuele strijdigheid met de verbodsbepalingen uit de Wet natuurbescherming.

Onder de werking van de soortbescherming vallen circa 930 dier- en plantensoorten. Alle inheemse zoogdieren, vogels, amfibieën, en reptielen zijn beschermd. Tevens hebben een aantal planten, vissen, insecten en ongewervelden een beschermde status. Voor de in het wild voorkomende planten en dieren geldt bovendien de algemene zorgplicht (art. 1.11). Volgens de Wet natuurbescherming mogen beschermde dier- en plantensoorten niet worden, gevangen, opzettelijk worden verontrust of gedood. Voortplanting- of vaste rust of verblijfplaatsen mogen niet opzettelijk worden beschadigd of vernield. Habitatrichtlijnsoorten mogen tevens niet opzettelijk worden verstoord. Beschermde planten mogen niet opzettelijk van hun groeiplaats worden verwijderd of vernield.

Op 1 oktober 2021 is een quickscan flora en fauna uitgevoerd. Deze quickscan is opgenomen in bijlage 9. Het volgende is geconcludeerd.

De volgende soorten komen in de omgeving van het plangebied voor: zoogdieren, vogels (broed- en watervogels), reptielen en amfibieën, vissen, ongewervelden en vaatplanten. Er is onderzocht of deze soorten ook in het plangebied voorkomen en of er eventueel nadelige effecten te verwachten zijn.

In de beplanting in en rondom het plangebied broeden vogels. Deze kunnen door de werkzaamheden verstoord worden. Om verstoring van broedvogels te voorkomen dienen de werkzaamheden uitgevoerd te worden van 1 augustus tot 1 maart, buiten de broedperiode.

In en rondom het plangebied komen ook zoogdieren voor. Deze zijn te verwachten in de beplanting. Er wordt geen beplanting gekapt. De werkzaamheden hebben dan ook geen nadelig effect op deze soortgroep.

Andere beschermde soorten zijn niet in het plangebied te verwachten. Het is geheel verhard, ligt in de bebouwde kom. De essentiële biotopen voor beschermde soorten ontbreken.

5.3.2 Conclusie

Op de locatie Tiendendreef te Goes wordt een terrein ingericht en worden 11 Tiny Houses geplaatst. Voor het uitvoeren van de voorgenomen werkzaamheden dient rekening gehouden te worden met beschermde natuurwaarden in het kader van de Wetnatuurbescherming.

Gebiedsbescherming

Er is geen negatief effect te verwachten op een Natura 2000 gebied. Er zijn geen negatieve effecten te verwachten op gebieden die zijn aangewezen in het kader van het NNZ. De gebieden zijn op voldoende afstand gelegen en de maatregelen zijn kleinschalig van aard.

Soortenbescherming

In de beplanting in en rondom het plangebied broeden vogels. Om de verstoring van broedvogels te voorkomen dienen de werkzaamheden uitgevoerd te worden van 1 augustus tot 1 maart (buiten het broedseizoen). Daarnaast komen er zoogdieren voor welke te verwachten zijn in de bestaande beplanting die niet wordt weg gehaald. De werkzaamheden hebben dan geen nadelig effect op de zoogdieren. Andere beschermde soorten zijn niet te verwachten in het plangebied, omdat de essentiële biotopen hiervoor ontbreken.

5.4 Geluidhinder

Wegverkeerslawaai

Sinds 1 januari 2007 geldt de Wet geluidhinder (Wgh). Ingevolge artikel 74 Wgh zijn in principe alle wegen gezoneerd. Uitzondering op deze regel zijn wegen waarvoor een maximum snelheid van 30 km per uur geldt en woonerven. Voor gezoneerde wegen geldt een grenswaarde van 48 dB. Deze waarde wordt berekend op basis van Lden. Als een geluidzone geheel of gedeeltelijk binnen het plangebied valt, moet bij de voorbereiding van een bestemmingsplan akoestisch onderzoek worden verricht naar de geluidsbelasting op nieuwe woningen en andere geluidsgevoelige bestemmingen binnen die geluidszone (artikel 77 Wgh). Dit heeft echter slechts betrekking op nieuwe ontwikkelingen die binnen 10 jaar worden voorzien.

Toetsing en conclusie

De beoogde ontwikkeling betreft een geluidsgevoelige bestemming. Derhalve is een akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai uitgevoerd. Dit onderzoek is opgenomen in bijlage 10.

Hieruit blijkt dat de geluidbelasting van de 's-Heerhendrikskinderendijk en Middelburgsestraat op de geprojecteerde woningen lager is dan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB. Het aspect geluidhinder vormt derhalve geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.

5.5 Luchtkwaliteit

Op 15 november 2007 is een nieuw wettelijk stelsel voor luchtkwaliteitseisen van kracht geworden. Eén van de elementen daarvan is dat projecten die 'niet in betekenende mate bijdragen' (NIBM) aan de concentraties, niet meer afzonderlijk getoetst hoeven te worden aan de grenswaarden voor de buitenlucht. De beoogde ontwikkeling betreft de realisatie van een woning. Hiervoor kan de 'regeling niet in betekenende mate bijdragen' naar analogie worden toegepast. De Ministeriële Regeling, verder aan te duiden als de Regeling NIBM, geeft voor een aantal categorieën van projecten een (getalsmatige) invulling aan de NIBM-grens. Het gaat onder meer om woningbouw- en kantoorprojecten en enkele soorten van inrichtingen (bijv. emplacementen, kassen en andere landbouwinrichtingen). Bijlagen 3A en 3B van de Regeling NIBM geven aan, in welke gevallen een nieuwe woningbouwlocatie in ieder geval NIBM is: 3% criterium (vanaf inwerkingtreding Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit):

  • 1500 woningen (netto) bij minimaal 1 ontsluitingsweg;
  • 3000 woningen bij minimaal 2 ontsluitingswegen met een gelijkmatige verkeersverdeling (voorschrift 3A.2).

Gesteld kan worden dat de beoogde ontwikkeling (de bouw van 11 tiny houses) naar verhouding kleiner is dan de realisatie van 1500 woningen bij minimaal 1 ontsluitingsweg. De beoogde ontwikkeling valt derhalve, naar analogie, onder het 3% criterium waardoor het aangemerkt kan worden als zijnde NIBM. Dit betekent dat het aspect luchtkwaliteit geen belemmering vormt voor de beoogde ontwikkeling.

5.6 M.e.r.-beoordeling

Op grond van de Wet milieubeheer is het verplicht ten aanzien van plannen, gevallen, activiteiten en besluiten die (mogelijk) grote gevolgen kunnen hebben voor het milieu, een procedure voor milieueffectrapportage (m.e.r.) te doorlopen. De m.e.r. is bedoeld om milieubelangen meer expliciet af te wegen bij het opstellen van plannen en het uitvoeren van projecten.

Sinds 7 juli 2017 zijn gemeenten verplicht om een expliciet besluit te nemen over het al dan niet opstellen van een milieueffectrapport (MER). Het besluit behoeft niet separaat te worden gepubliceerd, maar moet wel worden opgenomen in het besluitvormingsproces van het bestemmingsplan of de omgevingsvergunning.

Mede op basis van de bevindingen in dit hoofdstuk van deze toelichting is geconcludeerd dat er geen passende beoordeling en geen MER hoeft te worden opgesteld.

5.7 Milieuhinder en veiligheid

Door het aanbrengen van een zone tussen bedrijvigheid en milieugevoelige bestemmingen (zoals woningbouw) kan de overlast ten gevolge van bedrijfsactiviteiten zo laag mogelijk gehouden worden. Zonering is met name van toepassing bij nieuwbouw van woningen en andere gevoelige functies in de directe omgeving van een bedrijf en bij vestiging van een nieuw bedrijf in de directe omgeving van gevoelige bestemmingen. Op basis van de VNG-brochure 'Bedrijven en Milieuzonering 2009' wordt onder milieugevoelige functies verstaan: woningen, woongebieden, ziekenhuizen, scholen en verblijfsrecreatie.

Een woning betreft een gevoelige bestemming en kent derhalve geen milieuzonering. Andersom dient ook gekeken te worden naar de omliggende functies. Ten noorden van het plangebied is het bedrijventerrein Klein Frankrijk gelegen. Voor de bedrijven nabij de woningen staat het vigerende bestemmingsplan maximaal categorie 3.2 toe. Hierbij wordt in de voormelde VNG-brochure gerekend met een zonering van 100 meter ten opzichte van hindergevoelige functies. De te bouwen woningen zijn op circa 130 meter afstand van deze bestemming gelegen. Er wordt aan de richtafstand voldaan.

Verder is naast het perceel de voedselbank gelegen. Deze activiteit komt overeen met milieucategorie 1. De bijbehorende richtafstand is 10 meter. Hieraan wordt voldaan. Enerzijds kan ervan worden uitgegaan dat er sprake is van een goed woon- en leefklimaat ter plaatse van de woningen, anderzijds dat de bestaande bedrijven niet in hun mogelijkheden worden beperkt. Milieuhinder vormt derhalve geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.

5.8 Externe veiligheid

5.8.1 Algemeen

Externe veiligheid heeft betrekking op de veiligheid van degenen die niet bij de risicovolle activiteit zelf zijn betrokken, maar als gevolg van die activiteit wel risico's kunnen lopen, zoals omwonenden. Bij ruimtelijke plannen dient aandacht te worden besteed aan de vraag of er risicovolle activiteiten in en/of nabij het plangebied aanwezig zijn dan wel komen en zo ja, of er sprake is van een toelaatbaar risico. Risicovolle activiteiten zijn:

  • het opslaan, gebruiken en/of produceren van gevaarlijke stoffen (inrichtingen);
  • het vervoer van gevaarlijke stoffen over auto-, spoor- en waterwegen of door buisleidingen (transportroutes).

Als de afstand tot een risicovolle activiteit maar groot genoeg is, is er sprake van 100% veiligheid. Maar deze afstand kan kilometers groot zijn. Nederland is te klein om deze afstanden te hanteren. Daarom is gekozen voor het hanteren van een basisbeschermingsniveau. Dit wordt geconcretiseerd door toepassing van grens- en richtwaarden voor plaatsgebonden risico (PR) en oriëntatiewaarden voor groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon die permanent en onbeschermd op een plaats aanwezig is, overlijdt als gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting of langs een transportroute. Ook buiten de PR-contouren bestaat nog een invloedsgebied waarbinnen groepen personen slachtoffer kunnen worden van een ongeval. Daarom moet ook het GR worden onderzocht. Het GR geeft de kans per jaar aan dat in één keer een groep mensen van minimaal een bepaalde omvang die zich in de omgeving van een risicovolle activiteit bevindt, dodelijk door een ongeval met gevaarlijke stoffen worden getroffen. De hoogte van het GR is niet ruimtelijk weer te geven, wel het invloedsgebied waarover het GR wordt berekend.

5.8.2 Inrichtingen

Op 27 oktober 2004 is het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) in werking getreden. Dit besluit moet individuele en groepen burgers een basisbeschermingsniveau garanderen tegen een ongeval met gevaarlijke stoffen bij een inrichting. Op basis van het Bevi geldt voor het PR rondom een risicovolle inrichting een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten. Beide liggen op een niveau van 10-6 per jaar. Dat wil zeggen een kans van één op de miljoen per jaar dat een persoon die permanent en onbeschermd op een plaats aanwezig is, als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen overlijdt. Het Bevi legt daarnaast een verantwoordingsplicht voor een gemeente of provincie op voor het groepsrisico (indien dit risico verandert). Het groepsrisico moet verantwoord worden voor het gebied waarbinnen zich de gevolgen van een incident met gevaarlijke stoffen voordoen. Dit is de zogenaamde 1%-letaliteitsgrens; de afstand vanaf de inrichting waarop nog slechts 1% van de blootgestelde mensen in de omgeving overlijdt bij een ongeval bij een inrichting. Bij de verantwoording moet de gemeente of provincie onder andere de zelfredzaamheid van de bevolking en de mogelijkheden voor hulpverlening meewegen. Zij moet hierover advies vragen bij de regionale brandweer. In Zeeland wordt aan deze adviseurstaak invulling gegeven door de Veiligheidsregio Zeeland.

Op ca. 880 meter afstand is de productielocatie van Bison International gelegen. In het bestemmingsplan Goes West (2013) is het perceel bestemd voor een maatschappelijke functie. Op het perceel was voorheen een school voor basisonderwijs gevestigd. Door de invulling met 11 Tiny Houses neemt de populatie sterk af. Daarnaast vervalt een grote groep verminderd zelfredzame personen. Hierdoor zal het groepsrisico logischerwijs afnemen.

5.8.3 Transportrisico's

Buisleidingen

In de nabijheid van het plangebied zijn geen buisleidingen gelegen.

Verkeersroutes gevaarlijke stoffen

Voor transport van gevaarlijke stoffen is met name de Wet vervoer gevaarlijke stoffen relevant. Op 1 april 2015 is het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) in werking getreden waarmee het verplicht wordt transportroutes waarlangs gevaarlijke stoffen worden vervoerd vast te leggen in het bestemmingsplan. Op 1 april 2015 is de Regeling basisnet in werking getreden. Het Basisnet is een landelijk aangewezen netwerk voor het vervoer van gevaarlijke stoffen. Binnen bepaalde grenzen wordt dit vervoer over weg, binnenwater en spoor gegarandeerd. Het Basisnet heeft betrekking op de Rijksinfrastructuur: hoofdwegen (snelwegen), hoofdwaterwegen (binnenwateren) en hoofdspoorwegen (enkele uitzonderingen daargelaten). Er lopen geen wegverkeersroutes voor het vervoer van gevaarlijke stoffen langs het plangebied. (bron: Risicokaart, website provincie Zeeland).

De N256 ligt op 750 meter, de A58 ligt op 2.600 meter van het plangebied. Gezien de afstand tot de wegen en de minimale toename van de populatie als gevolg van het bestemmingsplan is de invloed op het groepsrisico verwaarloosbaar.

Transport van gevaarlijke stoffen over het spoor

Ten noorden van het plangebied ligt op circa 760 meter afstand de spoorlijn Goes - Vlissingen. Over deze spoorlijn vindt transport van gevaarlijke stoffen plaats. Het plangebied ligt buiten de plaatsgebonden risico contour. Het plangebied ligt binnen het invloedsgebied van het spoor.

Gezien de afstand tot de spoorlijn en de minimale toename van de populatie als gevolg van het bestemmingsplan is de invloed op het groepsrisico verwaarloosbaar.

5.8.4 Conclusie

Op basis van het bovenstaande kan worden geconcludeerd dat het aspect externe veiligheid geen belemmering vormt voor de beoogde ontwikkeling.

5.9 Duurzaamheid en klimaat

Naast de landelijke maatregelen om minder CO2 uit te stoten (zoals omschreven in paragraaf 2.3 van deze toellichting) zijn ook maatregelen die bijdragen aan het verminderen van de gevolgen van klimaatverandering belangrijk zoals het klimaatrobuust inrichten van de openbare ruimte. Hierbij kan gedacht worden aan het toepassen van veel groen, wat zowel een waterbergend vermogen heeft, als een koelend vermogen. Sterk versteende omgevingen warmen namelijk snel op doordat stenen warmte opnemen en deze warmte een lange tijd kunnen uitstralen, met name 's nachts. In groene omgevingen zullen de nachten tijdens warme perioden daarom koeler zijn dan in sterk versteende gebieden zoals steden. Dit effect wordt ook wel het hitte-eiland effect genoemd.

5.9.1 Hitte-eiland effect

In de gemeente Goes zijn twee gebieden te onderscheiden: Goes (stad) en het buitengebied met de kernen. Waar het buitengebied met de kernen een opwarming kent van 0,2 tot 0,6 °C op warme dagen, is dit in Goes 0,6 tot 1,8 °C, zie figuur 5.5. Hierop zijn de wijken Goese Meer en Noordhoek een uitzondering, zij hebben een opwarming van 0,2 tot 1,2 °C.

afbeelding "i_NL.IMRO.0664.BPGW20-ON99_0008.png"

Figuur 5.5 Hitte-eiland effect in de gemeente Goes (Bron: Klimaateffectatlas)

Het hitte-eilandeffect wordt tegengegaan door het creëren van schaduw en minder verharding. Met het creëren van schaduw, met een voorkeur door beplanting, bereikt minder zonnewarmte het verharde oppervlak. Hierdoor wordt de warmte niet vastgehouden door het verharde oppervlak en versterkt door omliggende gebouwen. De versterking kan voorkomen worden door bijvoorbeeld het vergroenen van muren. Minder verharding heeft hetzelfde effect als het creëren van schaduw, er zijn dan geen extra maatregelen nodig voor het voorkomen van warmteopname door verharding.

5.9.2 Droogte

De watertoevoer in de gemeente Goes is afhankelijke van hemelwater. Dit komt doordat zowel het Veerse Meer als de Oosterschelde zoute wateren zijn. Met dit water kan het tekort aan water in de bodem niet aangevuld worden. In Wilhelminadorp staat het meetstation voor neerslag tekort per jaar. Op dit moment is het gemiddelde neerslag tekort per jaar ongeveer 186 mm, zie figuur 5.6. De verwachting is dat in 2050 dit tussen de 194 en 246 mm zal liggen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0664.BPGW20-ON99_0009.png"

Figuur 5.6 Neerslagtekort per jaar bij Wilhelminadorp (Bron: Klimaateffectatlas)

Het is daarom van belang dat in de gehele gemeente Goes in de neerslagperiodes zoveel mogelijk hemelwater wordt opgevangen en vastgehouden. Dit kan door middel van maatregelen met groen en door technische maatregelen zoals seizoensberging en infiltratiekratten. Maatregelen voor waterberging gaan ook wateroverlast tegen.

5.9.3 Wateroverlast

Zie paragraaf 5.11 Water – Wateroverlast.

5.9.4 Overstromingen

De stijging van de zeespiegel zorgt ervoor dat de kans op overstromingen groter wordt. Wanneer een overstroming plaatsvindt binnen de gemeente Goes zal deze dreiging komen vanaf het Veerse Meer of de Oosterschelde. De kans op overstroming wordt verdeeld in eens per 10 (groot), 100 (middelgroot), 1000 (klein) en 100.000 (bijzonder klein) jaar.

Binnen de gemeente Goes zijn geen gebieden aanwezen waarbij een grote kans op overstroming is. Wel is een middelgrote kans op overstromingen aanwezig. De gebieden die deze kans hebben staan aangegeven op onderstaande kaart (figuur 5.7). Hierbij ligt de grootste overstromingsdiepte tussen de 0,5 en 2 meter.

afbeelding "i_NL.IMRO.0664.BPGW20-ON99_0010.png"

5.7 Locaties met een middelgrote kans (eens per 100 jaar) op overstromingen in de Goes, rood omcirkeld het plangebied (Bron: Klimaateffectatlas)

Onderstaande kaart (figuur 5.8) geeft de kleine kans op overstromingen aan. Ook hier ligt de grootste overstromingsdiepte tussen de 0,5 en 2 meter. Het grootste verschil met de middelgrote kans op overstromingen is dat het gebied ten westen van Goes ook overstroomt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0664.BPGW20-ON99_0011.png"

5.8 Locaties met een kleine kans (eens per 1.000 jaar) op overstromingen in de gemeente Goes (Bron: Klimaateffectatlas)

5.9.5 Conclusie

Op de kavels aan de Tiendendreef is enkel sprake van een bijzonder kleine kans op overstroming. Hierbij kan tot 0,5 meter water verwacht worden. Maatregelen die hiervoor genomen kunnen worden voor gevolgbeperking zijn verhoogd bouwen, een aangepaste drempelhoogte en/of hogere aansluitingen voor elektriciteit. Het plangebied is vergeleken met het bestaand maaiveld opgehoogd. Het maaiveld ligt op circa +0,10 m NAP ter plaatse van de tiny houses. Daarnaast ligt het vloerpeil van de tiny houses hoger dan het maaiveld en is de kans op overstroming in de tiny houses nihil. De kans op overstroming vormt voor deze ontwikkeling geen gevaar of belemmering.

5.10 Verkeer

De ontsluiting van het plangebied verloopt via de Westsingel en de Tiendendreef. Beide wegen vallen binnen een zone 30 km/uur regime. De huidige verkeersintensiteit van deze wegen is ongeveer 300 motorvoertuigen per etmaal (mvt/etmaal). Hier is ook het verkeer ten behoeve van de naastgelegen school in mee genomen. In de gemeente Goes wordt door middel van een leefbaarheidsindicator (GVVP) aangegeven dat straten als deze niet drukker mogen zijn dan 3.500 mvt/etmaal.

Parkeren en verkeersgeneratie

Voor parkeren en de verkeersgeneratie worden de normen/richtlijnen uit het CROW (ASVV 2021) gehanteerd waarin de categorie en beschrijving 'kleine eenpersoonswoningen (tiny house, meestal grondgebonden)' hier van toepassing is. Om een parkeerkencijfer en verkeersgeneratie te kunnen bepalen, wordt bepaald in welke categorie Goes valt. Goes valt binnen de categorie 'matig stedelijk' met als locatie 'centrum'. Het parkeerkencijfer per woning is 0,5 - 0,6 parkeerplaatsen. De bijbehorende verkeersgeneratie is 1,5 - 1,8 per kamer (weekdag).

De berekening van de parkeernorm bij 11 tiny houses is als volgt. Voor 11 tiny houses zijn 11 x 0,5 - 0,6 = 6 - 7 parkeerplaatsen nodig. Er worden 11 garages en 4 parkeerplaatsen aangelegd, waarmee ruim aan deze norm wordt voldaan.

Voor de verkeersgeneratie is gerekend met een ruim aantal van 3 kamers per tiny house. Dit betekent maximaal 33 x 1,8 = 60 motorvoertuigbewegingen per etmaal. Hiermee komt de totale verkeersintensiteit op circa 360 mvt/etmaal. Dit past ruim binnen de geldende normen.

Conclusie

Zowel het parkeren als de verkeersgeneratie voldoen ruim aan de geldende normen uit het CROW en vormen geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.

5.11 Water

Inleiding

Het perceel wordt voor een groot deel omringd door een waterloop die tevens de afbakening is tot de achterzijde van de omliggende percelen. Aan de oostzijde is het gebied verbonden met het reeds bestaande Tiny Forest. In deze waterparagraaf worden de wateraspecten van deze ontwikkeling nader beschreven aan de hand van tabel 5.1 zoals die door waterschap Scheldestromen wordt gehanteerd.

Afbakening plangebied

Zoals genoemd in hoofdstuk 4 is het perceel gelegen aan de Tiendendreef te Goes en wordt het betreffende kavel verder omsloten door de achterzijde van de bebouwing aan de 's-Heerhendrikskinderendijk, de Westsingel en de Middelburgsestraat. De planopzet is weergegeven in figuur 4.1.

Maaiveld

De maaiveldhoogte van het plangebied ter plaatse van het terrein waar de bouwactiviteiten plaatsvinden bedroeg circa NAP-0,10 tot NAP-0,40 meter, maar is door de gemeente Goes opgehoogd tot circa NAP+0,30 meter. De naastgelegen Tiendendreef kent een straatpeil van circa NAP-0,00 meter à NAP-0,10 meter. De omringende achtertuinen zijn van het perceel gescheiden door de eerder genoemde waterloop en liggen iets lager, circa NAP -0,10 meter tot NAP-0,40 meter. Alleen het noordelijk gelegen particuliere perceel ligt beduidend hoger. Bij de realisatie van deze woning is het perceel opgehoogd tot circa NAP+0,90 meter ter plaatse van de bebouwing.

afbeelding "i_NL.IMRO.0664.BPGW20-ON99_0012.png"

Figuur 5.9 Hoogtelegging bestaand maaiveld (Bron: AHN viewer)

Oppervlaktewatersysteem

Er loopt rondom het perceel een tertiaire waterloop met een streefpeil van NAP-1,20 meter. Deze waterloop kan afvoeren via een gemaal ter plaatse van de Tiendendreef (achter het Tiny Forest). Dit gemaal is in eigendom van de gemeente Goes en verpompt het water naar de Veste. In de nabije omgeving is verder geen oppervlaktewater gelegen. De noordelijke waterlopen liggen aan de andere zijde van de (hoger gelegen) 's-Heerhendrikskinderendijk en maken deel uit van een ander peilgebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0664.BPGW20-ON99_0013.png"

Figuur 5.10 Watersysteem rondom het plangebied in de bestaande situatie (Bron: waterschap Scheldestromen)

In geval van werkzaamheden op of nabij de waterlopen kan onderzocht worden of de oevers ecologisch ingericht kunnen worden. In ieder geval is het wenselijk de oevers aan de zijde van de ontwikkeling aan te passen aan de minimale eisen van de waterbeheerder, waarmee de oevers iets flauwer worden aangelegd (minimaal talud 1:2). Ook een verbreding van de waterloop komt de bergende functie van het systeem ten goede. Verder is het wenselijk om binnen de ontwikkeling geen gebruik te maken van uitlogende materialen zoals zink, lood en verduurzaamd hout.

Waterberging

Het gebied is in de bestaande situatie niet verhard. In het recentere verleden echter wel (tot aan 2013) voor een langere periode. Deze bebouwing is echter afgebroken en het gebied is braak komen te liggen. In vergelijking met de recente historische situatie is de bebouwing die in de toekomstige situatie gerealiseerd gaat worden beperkter van omvang. Vanuit dat perspectief is er geen compenserende waterberging noodzakelijk.

Toekomstige riolering

De nieuwe ontwikkeling kan voor wat betreft de vuilwaterafvoer aansluiten op de bestaande vuilwaterriolering in de Tiendendreef. Dit is onderdeel van een een gescheiden rioleringssysteem. Het verhard oppervlak van de Tiny Houses dient direct geloosd te worden op het aangrenzende oppervlaktewater of in de bodem ter plaatse.

De te realiseren nieuwe bebouwing kent een omvang van in totaal circa 650 m2. Daarnaast is er nog sprake van verharding in de vorm van een toegangsweg en parkeervoorzieningen, waarbij deze laatste ook als half-verharding kunnen worden uitgevoerd. De totale omvang hiervan bedraagt circa 400 m2.

Mede als gevolg van de directe lozing van regenwater door de Tiny Houses (versnelde afvoer) en de beperkte omvang van de bestaande waterloop in relatie tot het achterliggende afvoergebied en met het oog op de klimatologische ontwikkelingen is het raadzaam de bestaande waterloop te verbreden in de richting van de ontwikkeling en het bestaande talud te verflauwen. Daarmee ontstaat extra bergingscapaciteit.

Indien er onverhoopt water op straat optreedt (door een hogere en/of langere neerslagfrequentie en/of door afstroming daarvan), ligt de prioriteit bij het voorkomen dat water vanaf de openbare ruimte woningen instroomt (schade). Om die reden wordt vanuit de gemeente voorgeschreven dat bij nieuwe ontwikkelingen het bouwpeil circa 20 tot 30 cm boven het straatpeil ligt.

Bodem- en grondwatersysteem

Volgens de bodemkaart van de provincie Zeeland is het perceel weinig tot matig zettingsgevoelig, in tegenstelling tot de omgeving. Dit wordt met name veroorzaakt door de grondslag en het feit dat er mogelijk een oude kreekrug in de buurt is gelegen. De bodem bestaat ter plaatse van de kreekrug zelf uit een zandige ondergrond. Naast de kreekrug uit kleigronden met plaatselijk veen. Dat geldt ook voor het onderhavige kavel (Bron: dinoloket.nl). Wel is er sprake van een recente ophoging van het perceel.

Het plangebied is niet in een grondwaterbeschermingsgebied gelegen of in een gebied met specifieke milieubescherming.

Op het perceel zelf is geen grondwateroverlast bekend. Wel zijn er vanuit de directe omgeving meldingen van hoge grondwaterstanden bekend, met name aan de noordelijke zijde op de lager gelegen percelen. Dit zijn lokale grondwaterproblemen.

Watertoetstabel

De watertoetstabel brengt de waterhuishoudkundige consequenties van de ruimtelijke ontwikkeling in beeld. Voor de realisatie van de Tiny Houses op het perceel aan de Tiendendreef in Goes is deze tabel ingevuld om hier inzicht in te geven.

Tabel 5.1 Watertoetstabel

Thema en water(schaps)doelstelling   Uitwerking  
Veiligheid waterkering
Waarborgen van het veiligheidsniveau tegen water en de daarvoor benodigde ruimte.  
Er zijn in het plangebied geen waterkeringen gelegen. Het veiligheidsniveau tegen water blijft onaangetast.  
Wateroverlast (vanuit oppervlaktewater)
Bij de bouw wordt voldoende hoog gebouwd om instroming van oppervlaktewater in maatgevende situatie(s) te voorkomen. Het plan biedt voldoende ruimte voor vasthouden / bergen / afvoeren van water.  
De waterlopen rondom het plangebied functioneren naar behoren. Wel is het raadzaam de bestaande waterloop rondom het perceel te verbreden en het talud iets te verflauwen tot minimaal 1:2. De toekomstige ruimtelijke ontwikkeling in het plangebied leidt tot een toename aan verharding. Gezien de historisch aanwezige verharding hoeft hiervoor echter geen compenserende berging te worden aangelegd.  
Waterschapsobjecten
Ruimtelijke ontwikkelingen mogen de werking van waterschapsobjecten niet belemmeren. Hierbij wordt gedacht aan milieucontouren rond RWZI's, rioolpersgemalen, poldergemalen, vrijverval- en/of persleidingen.  
Er vindt geen belemmering van de werking van waterschapsobjecten plaats.  
Watervoorziening / -aanvoer
Het voorzien van de bestaande functie van (grond- en/of oppervlakte)water van de juiste kwaliteit en de juiste hoeveelheid op het juiste moment. Het tegengaan van nadelige effecten van verande-ringen in ruimtegebruik op de behoefte aan water.  
De watervoorziening in het plangebied is niet in het geding. Er vindt gescheiden afvoer van hemelwater en vuilwater plaats vanuit het plangebied. Hergebruik van hemelwater wordt ter overweging meegegeven (bijvoorbeeld grijswatergebruik voor toiletten).  
Volksgezondheid (water gerelateerd)
Minimaliseren risico watergerelateerde ziekten en plagen. Voorkomen van verdrinkingsgevaar/-risico's via o.a. de daarvoor benodigde ruimte.  
Waar mogelijk kunnen oevers natuurvriendelijk en/of met een flauw talud en plasbermen worden ingericht. Bij de bouw wordt zoveel mogelijk gebruik gemaakt van duurzame materialen.  
Riolering / RWZI (inclusief water op straat / overlast) Optimale werking van de zuiveringen / RWZI's en van de (gemeentelijke) rioleringen. Afkoppelen van (schone) verharde oppervlakken in verband met de reductie van hydraulische belasting van de RWZI, het transportsysteem en het beperken van overstorten.   De omliggende gebied is voorzien van gescheiden riolering, maar ook van gemengde riolering. De riolering van de Tiny Houses dient ook gescheiden te worden aangelegd tot aan de perceelsgrens (conform Bouwbesluit). Het afvalwater kan worden aangesloten op de bestaande afvalwater-riolering in de Tiendendreef. Het regenwater dient rechtstreeks te worden afgevoerd naar de aangrenzende sloot of ter plaatse in de bodem.  
Oppervlaktewaterkwaliteit
Behoud / realisatie van goede oppervlaktewater-kwaliteit. Vergroten van de veerkracht van het watersysteem.  
Verslechtering van de waterkwaliteit is niet aan de orde.  
Bodemdaling
Voorkomen van maatregelen die (extra) maaiveld dalingen met name in zettingsgevoelige gebieden kunnen veroorzaken.  
Er vindt geen verandering plaats van de bestaande oppervlaktewaterpeilen of ontwikkelingen die van invloed zijn op de grondwaterstand. Het perceel is voor driekwart omgeven door een waterloop die fluctuaties in de grondwaterstand in de omgeving als gevolg van de ontwikkeling 'uitdempt'. Bodemdaling zal niet optreden.  
Grondwaterkwaliteit
Behoud / realisatie van een goede grondwater kwaliteit.  
Er zijn geen locaties bekend waar de kwaliteit van het grondwater tekort schiet.  
Grondwateroverlast
Tegengaan / verhelpen van grondwateroverlast.  
Er is geen sprake van grondwateroverlast op de locatie zelf. Wel in de nabije omgeving, maar deze heeft een lokaal karakter. Als er grond wateroverlast optreedt, kan de particuliere perceeleigenaar zijn overtollige grondwater aanbieden aan de gemeente Goes. De gemeente draagt zorg voor een doelmatige afvoer hiervan.  
Verdroging (natuur)
Bescherming karakteristieke grondwater afhankelijke ecologische waarden; van belang in en rond natuurgebieden (hydrologische) beïnvloedingszone.  
Verdroging is niet aan de orde.  
Natte natuur
Ontwikkeling/bescherming van een rijke gevarieerde en natuurlijk karakteristieke aquatische natuur.  
Het plangebied en de (directe) omgeving kent geen natte natuurwaarden.  
Onderhoud waterlopen
Oppervlaktewater moet adequaat onderhouden kunnen worden.  
Onderhoud aan waterlopen wordt uitgevoerd conform de 'BOB-afspraken' tussen gemeente en waterschap Scheldestromen.  
Waterschapswegen
Goede bereikbaarheid en in stand houden van wegen in beheer en onderhoud bij het waterschap.  
Het plangebied kent geen waterschapswegen.  

Hoofdstuk 6 Juridische vormgeving

6.1 Wettelijk kader

In de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is geregeld dat alle nieuwe ruimtelijke plannen, waaronder bestemmingsplannen, digitaal moeten worden vervaardigd, met inachtneming van de daartoe wettelijk verplicht gestelde standaarden (thans SVBP2012, IMRO2012, STRI2012). Op die wijze zijn bestemmingsplannen onderling vergelijkbaar en ook digitaal uitwisselbaar.

Ook de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) is van belang voor bestemmingsplannen.

6.2 Planvorm

Het juridische deel van het bestemmingsplan bestaat uit de verbeelding en de regels. De regels bevatten het juridische instrumentarium voor het regelen van het gebruik van de gronden en gebouwen en bepalingen omtrent de toegelaten gebouwen. De verbeelding heeft een ondersteunende rol voor toepassing van de regels alsmede de functie van visualisering van de bestemmingen. De verbeelding vormt samen met de regels het bindende deel van het bestemmingsplan. De toelichting heeft geen bindende werking, maar heeft wel een belangrijke functie bij de onderbouwing van het plan en soms voor de uitleg van bepaalde bestemmingen en regels.

Het bestemmingsplan Tiny Houses Tiendendreef Goes kan gekarakteriseerd worden als een zogenaamd 'ontwikkelplan'. In een dergelijk plan ligt het accent van de juridische regeling vooral op het bieden van rechtsbescherming ten aanzien van het toekomstig gebruik van gronden en opstallen. Er is sprake van een gedetailleerd plan met de mogelijkheid om op een flexibele wijze de woningen te positioneren. Een en ander heeft geresulteerd in een planopzet met een beperkt aantal bestemmingen, een eenvoudig kaartbeeld en een uniforme opzet van de bouwbepalingen.

De regels zijn opgebouwd uit de Inleidende regels (Hoofdstuk 1) de Bestemmingsregels (Hoofdstuk 2), de Algemene regels (Hoofdstuk 3) en de Overgangs- en slotbepalingen (Hoofdstuk 4). De verbeelding van het bestemmingsplan Tiny Houses Tiendendreef Goes bestaat uit 1 kaartblad.

6.3 Toelichting op de bestemmingen

6.3.1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In dit artikel worden begrippen gedefinieerd, die in de regels worden gehanteerd. Bij de toetsing aan het bestemmingsplan moet worden uitgegaan van de in dit artikel aan de betreffende woorden toegekende betekenis.

Artikel 2 Wijze van meten

In dit artikel wordt aangegeven hoe de hoogte en andere maten, die bij het bouwen in acht genomen dienen te worden, gemeten moeten worden.

6.3.2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Groen

Binnen de bestemming Groen is bepaald dat het toegestaan is niet voor bewoning bestemde gebouwen op te richten met een maximale hoogte van 3.50 meter en een maximale oppervlakte van 15 vierkante meter. Tevens is het mogelijk binnen deze bestemming lichtmasten en vlaggenmasten op te richten van maximaal 8 meter hoog, alsook speeltoestellen en openbare nutsvoorzieningen van maximaal 4 meter hoog. Verder is opgenomen dat het mogelijk is om binnen de bestemming Groen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde van maximaal 2.00 meter hoog op te richten.

Artikel 4 Verkeer

Binnen de bestemming Verkeer is het oprichten van nutsvoorzieningen toegestaan met een maximale oppervlakte van 15 vierkante meter. Verder zijn antennes van maximaal 5.00 meter mogelijk alsook (licht-) masten van maximaal 8,00 meter en bouwwerken geen gebouwen zijnde van maximaal 2.00 meter. Ter plaatste van de aanduiding 'garage' is een garagebox toegestaan met een maximale goot- en bouwhoogte van 3.20 meter.

Artikel 5 Wonen

In de bestemming Wonen mogen uitsluitend de huisvesting van personen in een Tiny House, tuinen, behorende bij de op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouwen en voorzieningen ten behoeve van de water- en energiehuishouding worden gerealiseerd. Binnen de bestemming Wonen mogen uitsluitend hoofdgebouwen worden gerealiseerd met een maximale hoogte van 6 meter, behalve ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden'. Voor deze aanduiding zijn bepalingen opgenomen ten behoeve van de toegestane oppervlakte, goot- en bouwhoogte.

Artikel 6 Waarde - Archeologie - 2

Op de gronden die zijn aangewezen als archeologisch waardevol gebied is de bestemming Waarde Archeologie 2 gelegd. Ter bescherming van de archeologische belangen zijn op deze gronden slechts bouwwerken, geen gebouwen zijnde toelaatbaar ten behoeve van de bestemming "Archeologisch waardevol gebied".

Bouwwerken ten dienste van andere voor deze gronden geldende bestemmingen zijn slechts toelaatbaar indien het bouwwerk dient ter vervanging van een reeds aanwezig bouwwerk, het bouwwerk en de fundering niet dieper komen te liggen dan 1,5 m beneden NAP. Hiervoor is voor het college van burgemeester en wethouders een afwijkingsbevoegdheid opgenomen. Vrijstelling wordt slechts verleend indien de archeologische waarden niet worden geschaad.

Ter bescherming van de archeologische belangen in het gebied is voor bepaalde werken en werkzaamheden een aanlegvergunningenstelsel opgenomen. Bepaalde werken en/of werkzaamheden zijn hiervan uitgezonderd.

Voor het college van burgemeester en wethouders zijn wijzigingsbevoegdheden opgenomen om met inachtneming van een aantal voorwaarden bestemmingsvlakken met de bestemming "Archeologisch waardevol gebied" gedeeltelijk of geheel te verwijderen. Tot slot zijn de procedureregels voorgeschreven die in acht genomen dienen te worden bij de beslissing omtrent een aanlegvergunning of wijziging.

6.3.3 Algemene regels

Artikel 7 Anti-dubbeltelregel

Het doel van deze bepaling is om te voorkomen dat, wanneer volgens het bestemmingsplan bepaalde gebouwen niet meer dan een bepaald deel van het bouwperceel mogen beslaan, het overgebleven terrein niet nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw, waarvan een soortgelijke eis wordt gesteld.

Artikel 8 Algemene bouwregels

In dit artikel zijn bepalingen omgenomen omtrent algemene bouwregels. Het betreft hier bepalingen ten aanzien van bestaande maten en het overschrijden van bouwgrenzen.

Artikel 9 Algemene gebruiksregels

In dit artikel zijn (verbods)bepalingen opgenomen over het gebruik van in dit plan begrepen gronden.

Artikel 10 Algemene aanduidingsregels

Dit artikel bevat bepalingen voor algemene aanduidingen. Het betreft hier de algemene aanduiding voor de molenbiotoop.

Artikel 11 Algemene afwijkingsregels

In dit artikel zijn een aantal algemene afwijkingsbepalingen opgenomen. Deze afwijkingen betreffen het overschrijden van bebouwingsgrenzen, geringe afwijkingen van het bestemmingsplan en het afwijken voor het oprichten van antennes en masten.

Artikel 12 Algemene wijzigingsregels

De algemene wijzigingsbevoegdheden van burgemeester en wethouders zijn in dit artikel opgenomen om nutsgebouwtjes te kunnen bouwen, voor het overschrijden van bebouwingsgrenzen en om geringe afwijkingen te kunnen laten plaatsvinden.

Artikel 13 Algemene procedureregels

Dit artikel bevat de procedureregels welke gelden bij de voorbereiding van een besluit tot het afwijken.

6.3.4 Overgangs- en slotregels

Artikel 14 Overgangsrecht

Dit artikel betreft de overgangsbepalingen met betrekking tot gebruik van onbebouwde gronden en bouwwerken dat afwijkt van het bestemmingsplan op het moment dat dit rechtskracht verkrijgt. Dit gebruik mag worden voortgezet. Wijziging van het afwijkend gebruik is slechts toegestaan indien de afwijking hierdoor niet wordt vergroot.

Artikel 15 Slotregel

De regels kunnen worden aangehaald onder de naam: Regels van het bestemmingsplan "Tiny Houses Tiendendreef Goes”.

Hoofdstuk 7 Handhaving

7.1 Inleiding

De gemeenteraad heeft tot taak bestemmingsplannen vast te stellen voor het grondgebied van de gemeente. In elk bestemmingsplan wordt het door de gemeente gewenste ruimtelijke beleid voor een bepaald gebied vertaald. Een nieuw bestemmingsplan legt de bestaande ruimtelijke kaders vast en bepaalt de grenzen waarbinnen planologische ontwikkelingen mogelijk zijn. Het biedt de gemeente een actueel beleidsmatig en juridisch toetsingskader voor ruimtelijke ontwikkelingen en initiatieven in een specifiek gebied. Om de kwaliteit van de bebouwde en onbebouwde leefomgeving te behouden en te verbeteren, is het noodzakelijk dat na het vaststellen van een nieuw bestemmingsplan de daaruit voortvloeiende regels ook daadwerkelijk worden nageleefd. In gevallen waarin regels niet uit eigen beweging worden nageleefd dient in beginsel handhavend te worden opgetreden. Het uitblijven van handhavend optreden tegen de overtreding van regels die in een bestemmingsplan worden gesteld aan de bebouwing en inrichting van gronden, heeft een negatieve weerslag op de ruimtelijke kwaliteit, kan leiden tot rechtsongelijkheid, kan ongewenste precedentwerking tot gevolg hebben en vermindert het vertrouwen van de burger in het gemeentebestuur.

7.2 Handhaving bestemmingsplannen

Onder handhaving wordt verstaan het nemen van maatregelen om de naleving van wettelijke voorschriften te bevorderen. Handhaving betreft dus niet alleen het daadwerkelijk repressief optreden tegen overtreders met behulp van sanctiemiddelen. Daaraan voorafgaand is het gewenst dat er heldere en hanteerbare regels zijn, moeten die regels kenbaar zijn en wordt er toezicht gehouden op de naleving ervan. Een eerste vereiste voor een goede handhaving is derhalve een bestemmingsplan met handhaafbare regels. Dat wil zeggen: regels die zodanig zijn opgesteld dat deze in de toetsingspraktijk goed hanteerbaar zijn. Voorlichting en preventief optreden vormen de basis voor effectieve handhaving. Een goede informatievoorziening draagt bij aan een verbetering van de naleving van bestemmingsplannen. Hoewel sanctionering in de meest optimale situatie niet nodig zou moeten zijn, zullen zich in de praktijk altijd gevallen voordoen waarin achteraf opgetreden moet worden tegen illegale situaties. In dergelijke gevallen kan het college van burgemeester en wethouders wettelijke dwangmiddelen inzetten om overtredingen gedwongen te (laten) beëindigen, zoals het opleggen van een last onder bestuursdwang of het opleggen van een last onder dwangsom.

7.3 Handhavingsbeleid

De doelstelling van handhaving is het bevorderen van de naleving van wettelijke regels en het herstellen van overtredingen. Handhavend optreden in geval een overtreding is geconstateerd, is een beginselplicht, dat door middel van het voeren van een transparant beleid ingezet moet worden om de doelstelling te bereiken. Hiermee wordt een bijdrage geleverd aan een leefbare en veilige woonomgeving voor de inwoners van de gemeente. De door het college van B&W aangewezen toezichthouders, zijn belast met het toezicht op de naleving van onder meer de ruimtelijke regelgeving. Deze taak wordt zo veel mogelijk consistent en stelselmatig uitgevoerd, zodat aan de beginselen van behoorlijk bestuur zoals rechtszekerheid, rechtsgelijkheid en zorgvuldigheid kan worden voldaan. Ook daarvoor is het nodig handhavingsbeleid vast te stellen. Het handhavingsbeleid is, zoals vele andere beleidsvelden, altijd in beweging. Met behulp van monitoring wordt periodiek geëvalueerd en wordt zo nodig het beleid bijgesteld. De gemeente kan niet overal en altijd toezien op naleving van regels, waardoor het noodzakelijk is prioriteiten te stellen. De handhavingsprioriteiten worden steeds vastgesteld op basis van een risico-analyse. Jaarlijks wordt op basis van het beleid een handhavinguitvoeringsprogramma vastgesteld zodat inzichtelijk wordt op welke wijze de beschikbare handhavingscapaciteit in een bepaald jaar wordt ingezet. Het handhavingsbeleid is erop gericht om zo veel mogelijk integraal te handhaven.

Het houden van toezicht op illegale bouw en strijdigheid met bestemmingsplannen scoort dusdanig dat de prioriteit gemiddeld tot hoog genoemd kan worden. Wanneer een aspect een lage prioriteit heeft, betekent dit overigens niet dat de regel overtreden mag worden. De beginselplicht tot handhaving, zoals die door de Raad van State is geformuleerd, is onverkort van kracht. Er zal dus altijd serieus met constateringen en klachten worden omgegaan, ook al is de prioriteit van desbetreffende overtreden norm laag. Echter, de focus van de toezichthoudende ambtenaren zal met name zijn gericht op de gestelde prioriteiten zoals opgenomen in het beleid.

7.4 Opleggen sancties

Wanneer een overtreding niet vrijwillig wordt beëindigd, wordt doorgaans gekozen voor het toepassen van bestuursdwang of het opleggen van een last onder dwangsom om een overtreder te dwingen een illegale situatie te beëindigen. Deze bestuursrechtelijke handhavingsmiddelen hebben een reparatoir karakter en zijn met vele juridische waarborgen omkleed. Omdat een overtreding van het bestemmingsplan in de Wet op de economische delicten is aangemerkt als een economisch delict, is ook strafrechtelijke handhaving een optie. Privaatrechtelijke handhaving is minder geschikt. Tot het gedogen van overtredingen wordt slechts in uitzonderlijke gevallen overgegaan, bijvoorbeeld wanneer in redelijkheid niet meer voldaan kan worden aan de geldende regels en aanpassing van de regelgeving aan gewijzigde beleidsinzichten nog niet heeft plaatsgevonden.

Hoofdstuk 8 Economische uitvoerbaarheid

Voor het plangebied is een exploitatieberekening opgesteld, waaruit blijkt dat de voorgenomen invulling van de kavel economisch uitvoerbaar is. Deze is ter vaststelling aan de gemeenteraad voorgelegd.

Kostenverhaal

Volgens artikel 6.12 van de Wro dient tegelijk met de vaststelling van een bestemmingsplan een exploitatieplan worden vastgesteld voor de gronden waarop een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen bouwplan is voorgenomen, tenzij het verhaal van kosten van de grondexploitatie anderszins verzekerd is.

Het kostenverhaal is verzekerd. De gemeente heeft de grond in eigendom, een exploitatieplan is dan ook niet nodig.

Hoofdstuk 9 Maatschappelijke toetsing

9.1 Ontwerpbestemmingsplan

Het ontwerpbestemmingsplan zal met in achtneming van artikel 3.8 Wet ruimtelijke ordening (Wro) gedurende zes weken ter inzage liggen en beschikbaar worden gesteld op www.ruimtelijkeplannen.nl en www.goes.nl/bestemmingsplannen. Gedurende deze termijn kunnen door een ieder zowel mondelinge als schriftelijke zienswijzen naar voren worden gebracht.