Plan: | Nutrihage |
---|---|
Status: | onherroepelijk |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0637.BP00025-0004 |
In het belang van de bescherming van het milieu zijn, ten einde de bodem te beschermen, regels gesteld in de Wet bodembescherming (Wbb). De wet is van toepassing op projecten die nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk maken zoals stedelijke uitleggebieden, stedelijke herstructurering of herontwikkelingsopgaven, waarbij het gebruikelijk is om in de toelichting nader in te gaan op eventuele verontreinigingsituaties op basis van een uitvoerig bodemonderzoek.
Mede ter beoordeling van de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan, is inzicht vereist in de kwaliteit van de bodem. Omdat de bodemkwaliteit medebepalend is voor de vraag welke nieuwe functies in een gebied realiseerbaar zijn, is onderzoek naar eventuele beperkingen aan het bodemgebruik noodzakelijk.
Op het terrein van de fabriek van Nutricia zijn in de loop der jaren diverse bodemonderzoeken uitgevoerd. De resultaten van die onderzoeken wijzen uit dat deze locatie verontreinigd is. De verontreinigingen die zijn aangetroffen zijn nogal verschillend en variëren van asbest in puinverhardingen tot minerale olie bij (voormalige) ondergrondse en bovengrondse tanks. Voor omgevingsvergunningen voor het bouwen op de locatie is de afspraak gemaakt dat per bouwproject wordt gekeken naar de eventuele aanwezige verontreinigingen en de maatregelen die genomen moeten worden om te mogen bouwen. Dit kan betekenen dat er eerst moet worden gesaneerd voordat er gebouwd kan worden; bevoegd gezag voor ernstige verontreinigingen en de sanering daarvan is de provincie.
Voor het plangebied is een historisch bodemonderzoek uitgevoerd (de rapportage met kenmerk 250220.2 en datum 8 oktober 2010 is als Bijlage 1 opgenomen bij de plantoelichting). Bij het onderzoek is uitgegaan van de hypothese “niet verdachte locatie”. Op basis van de resultaten van het onderzoek is vastgesteld dat deze hypothese niet geheel juist is. Voor twee van de tien onderzochte deellocaties is het volgende geconcludeerd:
Voor beide deellocaties geldt dat het nodig is om een saneringsplan bij gemeente in te dienen. Het ontgraven mag alleen onder begeleiding van een erkend milieukundig begeleider.
Vervolgens is door RPS een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd vanwege de voorgenomen realisatie van drie funderingen. Het rapport met kenmerk NC11050100/1 en datum 28 juni 2011 is opgenomen als Bijlage 2 bij deze plantoelichting. In dit onderzoek is voor de locatie ter plaatse van de beoogde funderingen de hypothese gehanteerd van “onverdacht”. Op basis van de resultaten is geconcludeerd dat de hypothese aanvaard kan worden en de bodem niet verontreinigd is. De grond en het grondwater zijn gekwalificeerd als schoon.
Uit het voorgaande volgt dat het aspect bodem geen belemmering vormt voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.