| Plan: | Uitwerkingsplan Triangel plan 2 |
|---|---|
| Status: | vastgesteld |
| Plantype: | uitwerkingsplan |
| IMRO-idn: | NL.IMRO.0627.upTriangelplan2-0402 |
De Triangel is de nieuwe grootschalige uitbreidingswijk aan de zuidzijde van Waddinxveen dat ruimte biedt aan circa 2.700 nieuwe woningen, 3 hectare aan voorzieningen en 5 hectare aan bedrijven/ kantoren. Voor het gehele plangebied is op 24 september 2008 het bestemmingsplan Triangel vastgesteld.
Met het oog op de lange doorlooptijd waarin De Triangel zal worden ontwikkeld is in dit bestemmingsplan gekozen voor een flexibele planologisch- juridische regeling: er is in nagenoeg het gehele plangebied sprake van uit te werken bestemmingen. Dit houdt in dat door middel van uitwerkingsplannen ex artikel 3.6 Wro ontwikkelingen gefaseerd mogelijk worden gemaakt.
Voorliggend uitwerkingsplan 'Triangel plan 2 betreft de woningbouwontwikkeling in de fasen B1 (inclusief woonwagens) en E3 en een klein deel van fase A (seniorencomplex). Deze gebieden staat aangegeven in paragraaf 1.2.
Uitkijktoren en informatiegebouw
GEM Triangel heeft na de vaststelling van het uitwerkingsplan Triangel plan 2 de wens geopenbaard om een uitkijktoren van maximaal 12 meter te realiseren in het park tegenover deelplan 1, als onderdeel van de gebiedspromotie van De Triangel. Deze uitkijktoren biedt de mogelijkheid om te kijken op de bouwlocatie en kan de verkoop van woningen stimuleren en de bekendheid voor De Triangel vergroten. De bedoeling is om de uitkijktoren op termijn – afhankelijk van de voortgang van de verkoop en bouwwerkzaamheden – op een definitieve locatie in het centrale park te plaatsen (op grotere afstand van woningbouw). Voor nu betreft het dus een tijdelijke voorziening. Tevens wordt een informatiegebouw mogelijk gemaakt naast de uitkijktoren.
De locaties liggen in het reeds vastgestelde uitwerkingsplan "Triangel plan 1" en de uitkijktoren en het informatiegebouw passen niet binnen de planregels van dat uitwerkingsplan. Daarom is er voor gekozen om de uitkijktoren en het informatiegebouw in onderliggend uitwerkingsplan mee te nemen.
Seniorencomplex
Ten aanzien van het seniorencomplex is op te merken dat deze reeds eerder is uitgewerkt in het uitwerkingsplan Triangel, Uitwerkingsplan Triangel plan 1, vastgesteld op 4 juni 2013. De planvorming omtrent dit complex is het afgelopen jaar in samenspraak met de initiatiefnemers, Park Triangel en de gemeente op ondergeschikte onderdelen gewijzigd. Zo wordt ten opzichte van het vorige uitwerkingsplan de mogelijkheid geboden om een verdiepte parkeergarage te realiseren en is het mogelijk om via een afwijking een plat dak te realiseren. Om deze reden is het complex wederom in onderliggend uitwerkingsplan meegenomen. De planologische haalbaarheid van het complex is reeds in het uitwerkingsplan Triangel, Uitwerkingsplan Triangel plan 1 aangetoond.
Het plangebied ligt in het gebied De Triangel, wat in het zuiden van Waddinxveen ligt. De Triangel ligt ingesloten tussen de spoorlijn Alphen/Gouda en de Beijerincklaan.
De toekomstige inrichting van de wijk wordt in grote mate bepaald door de hoofd planstructuur bestaande uit de infrastructuur, water, het park en wijkgroen.
Afbeelding - Percelen Uitwerkingsplan Triangel plan 2
De begrenzing van het plangebied is afgestemd op fase B1 en E3 en het seniorencomplex zoals aangegeven op bovenstaande afbeelding. Daarnaast is een deel van het aan te leggen hoofdplanstructuur ter hoogte van fase B1 richting het toekomstige station meegenomen in dit uitwerkingsplan. Dit deel van de structuur is bepaald en komt daarom in aanmerking voor een bestemming. Het gaat hierbij om de toekomstige aansluiting met de Tweede Bloksweg/ Beijerincklaan, 'de slinger' (= Parklaan) en de ontsluitingsweg die parallel loopt aan de Beijerincklaan.
Fase E3 vormt het eerste woongebied dat direct aan de achterzijde van de bestaande woningen aan de Tweede Bloksweg wordt gerealiseerd. Het is de buurt die zorgt voor de aanhechting met de bebouwing van Waddinxveen.
Fase B1 is de woonbuurt die de opmaat vormt voor de verdere ontwikkeling van het voorzieningencentrum langs de slinger en het toekomstige treinstation Waddinxveen-Zuid. Dit treinstation ontsluit de toekomstige woonwijk en het bedrijventerrein Coenecoop.
Het seniorencomplex is een particulier initiatief welke in nauwe samenspraak met de gemeente en Park triangel tot stand komt. Hier zal één appartementengebouw worden gerealiseerd met de mogelijkheid om een verdiepte parkeergarage aan te leggen. Het complez is reeds mogelijk gemaakt in uitwerkingsplan Triangel, Uitwerkingsplan Triangel plan 1. Op ondergeschikte onderdelen is het bouwplan veranderd zodat dit perceel is meegenomen in onderhavig uitwerkingsplan.
Het groengebied is eveneens reeds meegenomen in het Uitwerkingsplan Triangel plan 1. Om de gewenste uitkijktoren mogelijk te maken is dit groengebied nogmaals meegenomen in onderhavig uitwerkingsplan.
Beide fases komen in aanmerking voor woningbouw waarbij in fase B1 tevens een woonwagenstandplaats mogelijk wordt gemaakt. Een deel van fase B1 is reeds mogelijk gemaakt in het reeds vastgestelde uitwerkingsplan Deelplan 1. Aangezien de uitgangspunten voor dat deel zijn gewijzigd, is het meegenomen in onderliggend uitwerkingsplan.
In dit uitwerkingsplan zijn uitsluitend nieuwe ontwikkelingen opgenomen en de opzet van dit bestemmingsplan is flexibel.
Vanaf het begin heeft de gemeente Waddinxveen een hoog ambitieniveau nagestreefd voor de ontwikkeling van De Triangel. De gemeente heeft vanaf het begin gezocht naar een breed draagvlak voor de ontwikkeling van De Triangel. Daarnaast zijn er enkele ruimtelijke aspecten die beperkingen opleggen aan de stedenbouwkundige ontwikkelingen in het plangebied, zoals geluidzones rondom wegen.
Ten behoeve van de ontwikkeling van De Triangel heeft de gemeente Waddinxveen een masterplan op laten stellen. Hierin wordt na afweging van verschillende opties, waarbij ook door de burgers van Waddinxveen is meegedacht over de beoogde ontwikkeling, de stedenbouwkundige randvoorwaarden en uitgangspunten voor de ontwikkeling van De Triangel besproken. De gemeente heeft het masterplan vervolgens samen met een marktpartij verder uitgewerkt in een Integraal Ontwikkelingsplan Park Triangel (IOP). Dit IOP is een pakket van stedenbouwkundige, kwalitatieve, juridisch-planologische, financiële en contractuele elementen.
Het bestemmingsplan Triangel is één van de vijf onderdelen van het IOP. De opgaaf van het bestemmingsplan Triangel is om aan de hand van het masterplan de ontwikkeling van De Triangel juridisch-planologisch mogelijk te maken. De bestemming van de gronden is met het bestemmingsplan Triangel omgezet naar een bestemming die woningbouw, voorzieningen en bedrijvigheid mogelijk maakt. Er is gewerkt met uit te werken bestemmingen.
Voor het opstellen van het (moeder)bestemmingsplan Triangel is een m.e.r.-procedure doorlopen en er zijn bij het opstellen van het bestemmingsplan verschillende aanvullende onderzoeken uitgevoerd. Hiermee is de haalbaarheid van de nieuwe ontwikkelingen aangetoond.
Voor de uitwerkingsplannen zal daar waar mogelijk terug worden gegrepen naar de reeds uitgevoerde onderzoeken en het beschreven beleidskader. Daar waar nodig zijn gegevens geactualiseerd.
In hoofdstuk 2 wordt kort het beleidskader beschreven. In hoofdstuk 3 wordt het stedenbouwkundig plan voor de fasen B1 (waaronder de woonwagens) en E3 beschreven.
De planologische en milieutechnische randvoorwaarden zijn beschreven in hoofdstuk 4 en in hoofdstuk 5 is de juridische bestemmingsregeling toegelicht.
Hoofdstuk 6 en 7 behandelen achtereenvolgens de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid.
Voor het plangebied vigeert het bestemmingsplan Triangel. Het plangebied is voorzien van uit te werken bestemmingen. Voorliggend uitwerkingsplan maakt, in overeenstemming met de uitwerkingsregels, de bouw mogelijk van woningen. Daarnaast wordt een groot deel van de toekomstige infrastructuur mogelijk gemaakt.
De beleidsmatige afweging met betrekking tot de inrichting van De Triangel is reeds gemaakt in het kader van het moederplan. In de tussentijd is geen nieuw beleid geformuleerd of geactualiseerd dat van invloed is op deze afweging. Daarom wordt met betrekking tot het rijks- en provinciaal beleid verwezen naar het moederplan.
Het recent (na september 2008) relevant ruimtelijk beleid is hier onder kort beschreven.
De Visie op Zuid-Holland (Actualisering vastgesteld op 30 januari 2013) bestaat uit de Provinciale Structuurvisie, de Verordening Ruimte en de Uitvoeringsagenda. Hierin beschrijft de provincie haar doelstellingen en provinciale belangen (structuurvisie), stelt zij regels aan ruimtelijke ontwikkelingen (verordening) en geeft zij aan wat nodig is om dit te realiseren (uitvoeringsagenda). Visie op Zuid-Holland is in de plaats gekomen van de vier streekplannen en de Nota Regels voor Ruimte.
De Triangel is in de provinciale plannen binnen de rode contour gelegd. Dit houdt in dat stedelijke ontwikkelingen, zoals woningbouw, kunnen plaatsvinden. De ligging in de rode contour brengt met zich mee dat vanuit de provinciale Verordening Ruimte geen bijzonderheden gelden. De nieuwe ontwikkelingen die in dit uitwerkingsplan zijn voorzien doen geen afbreuk aan provinciale belangen.
Gedeputeerde Staten (GS) stellen vast dat de behoefte van Zuid-Hollandse inwoners en bedrijven verandert als het gaat om woningen, bedrijfsterreinen, kantoren, winkels en mobiliteit. Deels liggen hieraan economische oorzaken ten grondslag, die bijvoorbeeld leiden tot minder vraag naar woningen en bedrijventerreinen. Deels gaat het om structurele factoren, zoals demografische ontwikkelingen en de voortschrijdende digitalisering. Om al deze redenen is een herijking en herziening van het ruimtelijke en mobiliteitsbeleid gewenst. Dit heeft geleid tot de Ontwerp Visie Ruimte en Mobiliteit (VRM) met daarbij de Verordening ruimte 2014, het Programma Ruimte, en het Programma Mobiliteit. Provinciale Staten (PS) stellen op 9 juli 2014 de Visie Ruimte en Mobiliteit vast. Momenteel heeft de visie de status 'ontwerp'.
De visie heeft geen gevolgen voor het plangebied De Triangel. De Triangel is in de visie op de kaart 'Handelingskader ruimtelijke kwaliteit' aangeduid als beschermingscategorie 3. Dit houdt in dat ruimtelijke ontwikkelingen zoveel mogelijk moeten bijdragen aan de instandhouding en versterking van de gebiedskenmerken en de ruimtelijke kwaliteit. Ook aan transformaties in de groene ruimte worden eisen met betrekking tot de ruimtelijke kwaliteit gesteld. Instandhouding en versterking van de ruimtelijke kwaliteit kan via de gebiedsprofielen voor de gehele provincie een gebiedsspecifieke invulling krijgen. De wijk De Triangel kan beschouwd worden als een reeds voorziene ontwikkeling. In zijn algemeenheid is bij nieuwbouw aandachtspunt dat energiezuinig wordt gebouwd.
Het beleid van het Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard (verder HHSK) is vastgelegd in het waterbeheerplan 2010-2015, de Keur van Schieland en de Krimpenerwaard, peilbesluiten en de leggers. Het HHSK streeft ernaar om samen met gemeenten als partners op te trekken. Er moet worden ingezet op intensief overleg met gemeentebesturen voor het kunnen realiseren van projecten. De ruimtelijke ordening en de waterhuishouding moeten in onderlinge relatie worden ontwikkeld.
Op basis van ervaring en deskundigheid adviseert het HHSK over de mogelijkheden voor een duurzaam watersysteem. De laatste jaren is het inzicht gegroeid dat op een duurzamer wijze met het stedelijk waterbeheer dient te worden omgegaan, mede gezien de klimaatveranderingen. Aandachtspunten voor het duurzame stedelijk waterbeheer zijn het minimaliseren van wateroverlast, het realiseren van voldoende waterberging waarbij zoveel mogelijk een ecologische inrichting wordt nagestreefd, het verantwoord afkoppelen van verhard oppervlak en het voorkomen van diffuse verontreinigingen door toepassing van duurzame bouwmaterialen.
De visie is uitgewerkt in een concreet maatregelenplan:
Voor ontwikkelingen is het waterbeheerplan 2010 – 2015 van het HHSK van belang. Ontwikkelingen gaan vaak gepaard met een toename van het verharde oppervlak. In het waterbeheerplan 2010 – 2015 is beschreven hoe het HHSK omgaat met het bergen van oppervlaktewater bij een toenemende verharding van het oppervlak.
Dit is nader uitgewerkt in het in 2012 vastgesteld "Beleid waterberging bij ruimtelijke ontwikkelingen". Het waterbergingsbeleid bij ruimtelijke ontwikkelingen heeft tot doel om ongewenste effecten van verhardingstoename op het watersysteem te voorkomen. Een belangrijk ongewenst effect is de versnelde afvoer van neerslag. Het beleid beschrijft op welke wijze het effect van ruimtelijke ontwikkelingen op de waterberging wordt bepaald en hoe ongewenste gevolgen van deze ontwikkelingen kunnen worden gecompenseerd.
HHSK maakt onderscheid in drie typen ruimtelijke ontwikkelingen: kleine (tot 500 m2 verhardingstoename), middelgrote (> 500 m2 verhardingstoename en bruto planoppervlak < 10 ha) en grote (> 10ha bruto planoppervlak). De compensatie eis wordt door HHSK berekend. Specifieke omstandigheden kunnen aanleiding zijn om in samenwerking tussen ontwikkelaar en HHSK tot een alternatieve oplossing te komen om de negatieve effecten van een verhardingstoename te compenseren.
Peilbesluit
Het algemeen bestuur van Schieland en de Krimpenerwaard heeft op 28 november 2012 het peilbesluit Zuidplaspolder vastgesteld. Dit peilbesluit Zuidplaspolder vervangt het peilbesluit Zuidplaspolder uit 1994. Het peilbesluit heeft geen consequenties voor Triangel.
In het kader van het bestemmingsplan Triangel is uitgebreid aandacht besteed aan water. Ook in de toelichting van het voorliggend uitwerkingsplan wordt aangegeven op welke wijze met de waterafspraken (zie paragraaf 4.8) wordt omgegaan.
In de Structuurvisie "Waddinxveen 2030, positief en realistisch naar 2030" (vastgesteld 3 oktober 2012) is opgenomen dat Waddinxveen zich moet profileren als een vitale gemeente met een sterke identiteit op de overgang tussen stad en Groene Hart. De diversiteit en dorpse kwaliteiten moeten behouden worden. In deze structuurvisie worden de ambities uit de Structuurvisie 2006 en de wijze waarop deze worden gerealiseerd geactualiseerd. Er is opnieuw gekeken naar de kansen en mogelijkheden die Waddinxveen heeft op het gebied van ruimtelijke ontwikkelingen. De gemeente Waddinxveen heeft daardoor opnieuw een duidelijk kader voor toekomstige ontwikkelingen tot 2030.
De gemeente Waddinxveen beoogt met de structuurvisie verscheidene doelen te bereiken:
De Triangel is in de Structuurvisie aangeduid als nieuw woongebied en heeft prioriteit gekregen voor de ontwikkeling.
De Woonvisie (vastgesteld 19 december 2012) schetst het beleid van de gemeente Waddinxveen op het gebied van het wonen voor de korte en lange termijn. Voor het woongebied zijn twee hoofdopgaven geformuleerd:
De Triangel past om deze redenen in de woonvisie.
Het Mobiliteitsplan 2013-2020 is op 26 juni 2013 door de gemeenteraad vastgesteld. In het mobiliteitsplan staan ambities: een optimaal bereikbaar Waddinxveen, verkeersveiligheid voor alle verkeersdeelnemers, stimuleren van het fietsgebruik en het optimaal benutten van het openbaar vervoer. Het doel van het mobiliteitsplan is om deze vier ambities te realiseren. Hiervoor is een routeboek opgesteld. Dit routeboek bestaat uit beleidskaders die gebruikt worden bij diverse (integrale) ontwikkelingen en maatregelen waarmee de grootste knelpunten aangepakt kunnen worden.
Tijdens het opstellen van het mobiliteitsplan is veelvuldig gebruik gemaakt van kennis en kunde van inwoners, het bedrijfsleven en diverse maatschappelijke organisaties van Waddinxveen. Het mobiliteitsplan is een sectorale uitwerking van de “Structuurvisie Waddinxveen 2030” (zie 2.2.1). In het mobiliteitsplan staan geen detailuitwerkingen. Hiervoor worden, waar relevant, aparte plannen gemaakt.
In het Mobiliteitsplan is rekening gehouden met de nieuwe woonwijk Triangel.
Het gemeentelijke beleid is vastgelegd in het Waterplan Boskoop en Waddinxveen (februari 2010). Dit Waterplan is gezamenlijk door de gemeenten Waddinxveen en Boskoop, het hoogheemraadschap van Rijnland en het HHSK opgesteld om knelpunten in het watersysteem aan te pakken en kansen op verbeteringen te benutten. Een opgave voor het Waterplan is te voorzien in de lokale implementatie van het nieuwe waterbeleid (Kaderrichtlijn Water, Nationaal Bestuursakkoord Water). Ook willen de gemeenten en de hoogheemraadschappen zorgen voor een optimale, gezamenlijke aanpak van de wateropgaven. Het waterplan focust op de maatregelen in het bebouwde gebied.
Het waterplan heeft tot doel een integrale visie op te stellen over alle aspecten van het water (met uitzondering van drinkwater en zwembaden) en het implementeren van duurzaam waterbeleid in het bebouwd gebied van beide gemeenten. Het waterplan resulteert uiteindelijk in een maatregelenpakket om te komen tot:
In het kader van het bestemmingsplan Triangel is uitgebreid aandacht besteed aan water. Ook in de toelichting van het voorliggend uitwerkingsplan wordt aangegeven op welke wijze met de waterafspraken (zie paragraaf 4.8) wordt omgegaan.
In het Masterplan zijn de ruimtelijke kaders voor de ontwikkeling van het gebied aangegeven. Na het Masterplan zijn diverse uitwerkingen, zoals visies en ontwikkelingsprogramma's opgesteld. Het IOP geeft de basis voor de ontwikkeling van De Triangel.
In februari 2010 heeft de gemeenteraad van Waddinxveen het IOP voor Park Triangel vastgesteld. Dit plan bestaat uit vijf onderdelen:
Op 22 januari 2014 heeft de gemeenteraad het IOP bevestigd.
Gemeentelijk archeologiebeleid (14 november 2012) dient te voldoen aan de uitgangspunten uit de Monumentenwet 1988. Ook voor het gemeentelijk archeologiebeleid van Waddinxveen gelden daarom de volgende uitgangspunten:
Het archeologiebeleid is opgebouwd uit vier documenten:
De archeologische waarden- en verwachtingenkaart geeft inzicht in de (opbouw) van het bodemarchief. Op welke plaatsen in de gemeente Waddinxveen zijn er (zo goed als zeker) archeologische sporen aan te treffen, op welke plaatsen zijn er mogelijk archeologische sporen te verwachten, en waar ook zo goed als zeker niet. De archeologische beleidskaart geeft inzicht hoe de gemeente met deze waarden en verwachtingen in het kader van haar ro-beleid om wil gaan: waar geldt wel en waar geldt geen archeologische onderzoeksplicht voor vergunningaanvragers.
In paragraaf 4.7 wordt nader op dit onderwerp ingegaan.
De gemeente Waddinxveen heeft op 3 oktober 2012 de Beleidsnota externe veiligheid vastgesteld. In de beleidsnota zijn de volgende veiligheidsambities geformuleerd:
Voor de uitvoering van deze ambities zijn planologische kaders opgenomen, waaraan bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen kan worden getoetst. Om de uitvoering te borgen wordt deze beleidsnota externe veiligheid gekoppeld aan de nieuwe Structuurvisie Waddinxveen 2030 (zie paragraaf 2.2.1) en wordt bij het opstellen van bestemmingsplan rekening gehouden met de geformuleerde ambities.
In paragraaf 4.3 wordt nader op dit onderwerp ingegaan.
Beeldmerk De Triangel
Uitgangspunt voor de hele wijk, is een wijk met een duidelijk herkenbaar beeldmerk. De reden voor het hanteren van een duidelijk beeldmerk is dat dit een identiteitsdrager is voor de gehele wijk en dat hiermee een samenhang op wijkniveau ontstaat.
Een beeldmerk wordt vertaald naar een aantal hoofdregels die gelden voor alle buurten in de wijk. Per buurt kan een verbijzondering of aanvulling krijgen waardoor binnen de totale kwaliteit een identiteit per buurt ontstaat. De beeldkwaliteit wordt per deelplan vastgesteld door de gemeenteraad en zal dienen als toetsingskader van het Q-team. Het gaat om een geheel met daarbinnen ruimte voor nuances. De wijk kenmerkt zich door een vormgegeven openbare ruimte en stedenbouw tot een compositorisch geheel.
Het landschap is een drager voor het planontwerp voor de wijk De Triangel. Oriëntatie, herkenning en identiteit zijn belangrijke uitgangspunten. Verschillende buurten rondom een centraal park waarin de voorzieningen liggen, dat is in essentie het voorstel voor De Triangel. De buurten verschillen in afmetingen, maar passen allen qua maat goed in de stedenbouwkundige opbouw van Waddinxveen en De Triangel in het bijzonder.
De hoofdplanstructuur bestaat uit royale bomenlanen die alle buurten met elkaar verbinden: de Parklaan, Polderlaan en Zuidelijke Rondweg. Deze lanen vormen de hoofdinfrastructuur van het plan. Dit maakt dat er een goede oriëntatie in het plan is. De rechtlijnigheid van de polder is voor een deel terug te vinden in de verkaveling van de buurten, met zijn rechte buurtstraten. De straten zijn niet lang, zodat een dorps karakter ontstaat. In het plan is ingezet op een goede en gevarieerde parkeeroplossing, parkeren in parkeerpockets omgeven door hagen, afgewisseld met parkeren op verschillende manieren in de straat. In de straten wordt bij voorkeur langsparkeren toegepast en geen haaks parkeren. Het buurtgroen wordt gethematiseerd per buurt. Vanuit de woning kunnen kinderen de speelplek altijd op een veilige manier bereiken binnen een beperkte loopafstand.
Deelplan E3
E3 is een deelplan dat ten noordwesten grenst aan de achterzijde van de woningen aan de Tweede Bloksweg. Ten noordoosten grenst het deelplan aan de Tuinbouwweg, ten zuidoosten aan de Polderlaan en ten zuidwesten aan de entree van de wijk en aan de Parklaan.
Het deelplan zal voornamelijk vanaf de Polderlaan worden ontsloten. Langs de Polderlaan, de Parklaan en de Tuinbouwweg zullen voorkanten van woningen worden gesitueerd met hun representatieve zijde. Grenzend aan de woningen van de Tweede Bloksweg zal worden aangesloten met achterkanten, zodat binnen het deelplan voorkanten ontstaan. Het deelplan bestaat uit een woonprogramma met de mogelijkheid tot een beroep of bedrijf aan huis. Gestreefd wordt naar een dorpse sfeer en uitstraling. Dorps duidt op een overzichtelijke schaal van het woonmilieu. In het deelplan zullen voornamelijk grondgebonden woningen met kap worden gerealiseerd. De herkenbaarheid van het eigen huis en straat is daarbij van belang. De maximale nokhoogte bedraagt 12 meter en de maximale goothoogte bedraagt 7 meter. Appartementen worden niet gesitueerd in de zone die grenst aan de woningen van de Tweede Bloksweg en aan de Tuinbouwweg maar daar waar ruimte is. De appartementen worden bij voorkeur aan de hoofdentree bij de Parklaan of aan de Polderlaan gesitueerd. De maximale nokhoogte voor appartementen bedraagt 16 meter. Appartementengebouwen zijn vormgeven als grote villa, ze bestaan uit een samengesteld volume en hebben een silhouet van kappen. Bij voorkeur wordt een korte gaanderij of portiekontsluiting toegepast. Het appartementengebouw is familie van de grondgebonden woningen, qua vorm maar ook qua schaal sluit het hierop aan.
De volgende opbouw wordt gekozen om de gelaagdheid van eventuele appartementen naar grondgebonden woningen mogelijk te maken:
Voor grondgebonden woningen is de positie van bouwvolumes divers, er is geen symmetrie, een verschillende nok en goothoogte, en diversiteit in de maat voortuinen. Er is een samenhang in de gevelcompositie in blokken van circa vier woningen (ook binnen een langere rij) en geen façadearchitectuur van pandjes. Geen monotone lange rijen, maar korte rijen, met bij voorkeur met verschillende typen. De maximale lengte van een rij in deelplan E3 is 60 meter. De ruimte tussen deze maximale bloklengten en het volgende blok is minimaal 5 meter. Hoekwoningen hebben geen dode gevel maar zijn zorgvuldig ontworpen en hebben zowel een representatieve voorgevel als zijgevel. Dat wil zeggen dat er een compositie van raamopeningen aanwezig is in de zijgevel.
Aan- en bijgebouwen en erfafscheidingen moeten worden mee-ontwerpen. Uitgangspunt is groene erfafscheidingen, waarbij de overgang privé/openbaar als haag of hekwerk met hedra wordt gerealiseerd.
Deelplan E3 gelegen aan de losse bebouwing van de Tweede Bloksweg en Tuinbouwweg leent zich er bij uitstek voor om een minder hoge dichtheid voor dan gemiddeld in De Triangel, tevens vanwege de hoogwaardige ligging en kwalitatieve randen. Deze dichtheid zal liggen op circa 35 woningen per hectare.
De gewenste woningtypen hebben de vormentaal van hoogteaccenten door appartementen, herenhuizen, twee-onder-één-kapwoningen en vrijstaande woningen afgewisseld in de vormen van één laag met kap en twee lagen met kap.
Deelplan B1
B1 is een deelplan dat ten noordwesten grenst aan de verlengde Tuinbouwweg. Hier worden grondgebonden woningen voorgesteld die passen bij het bestaande lint en het huidige karakter van de Tuinbouwweg.
Ten noordoosten grenst dit deelplan aan een later te ontwikkelen buurt, deelplan J. De aansluiting van deelplan J wordt in de stedenbouwkundige verkaveling opgenomen. Het openbare profiel van deze verkeersaansluiting heeft een minimale breedte van 12 meter. Zowel qua verkaveling als infrastructuur zal het deelplan goed moeten kunnen aansluiten. Het deelplan dient op een goede manier te worden afgerond. Dit houdt in dat de rand van het plangebied zodanig wordt vormgegeven dat er ofwel doorgebouwd kan worden in het aangrenzende deelplan J, ofwel dat als er niet gebouwd gaat worden (in de nabije toekomst) de rand een representatief uiterlijk krijgt en het deelplan er af uitziet.
Ten zuidoosten grenst het deelplan aan de Zuidelijke Dwarstocht. De openbaarheid van de Tocht is van belang en daarom is het wenselijk dat woningen met de voorkanten zijn georiënteerd op de Tocht. Ten zuidwesten grenst het deelplan aan de Parklaan en aan de overkant van de weg op het geplande maatschappelijke voorzieningencluster. Ook hier geldt dat woningen met hun representatieve zijde zijn georiënteerd op de Parklaan. Dit deelplan zal vanaf de Parklaan worden ontsloten.
Het deelplan bestaat uit een woonprogramma, al dan niet met een beroep of bedrijf aan huis. In het deelplan zullen voornamelijk grondgebonden woningen met kap worden gerealiseerd. Gestreefd wordt naar een dorpse sfeer en uitstraling. Dorps duidt op een overzichtelijke schaal van het woonmilieu. De herkenbaarheid van het eigen huis en straat is daarbij van belang. De maximale nokhoogte bedraagt 12 meter en de maximale goothoogte bedraagt 7 meter. Appartementen worden bij voorkeur aan de Parklaan gesitueerd of in het plangebied daar waar ruimte wordt gecreëerd aan een groene plek of een bredere straat. Aandachtspunt is altijd de overgang naar grondgebonden woningen. De maximale nokhoogte voor appartementen bedraagt 16 meter. Appartementengebouwen zijn vormgeven als grote villa, ze bestaan uit een samengesteld volume en hebben een silhouet van kappen. Bij voorkeur wordt een korte gaanderij of portiekontsluiting toegepast. Het appartementengebouw is familie van de grondgebonden woningen, qua vorm maar ook qua schaal sluit het hierop aan.
De volgende opbouw wordt gekozen om de gelaagdheid van eventuele appartementen naar grondgebonden woningen mogelijk te maken:
Voor grondgebonden woningen is de positie van bouwvolumes divers, er is geen symmetrie, een verschillende nok- en goothoogte, en diversiteit in maat voortuinen.
Er is een samenhang in de gevelcompositie in blokken van circa 4 woningen (ook binnen een langere rij) en geen façadearchitectuur van pandjes. Geen monotone lange rijen, maar korte rijen, met bij voorkeur met verschillende typen. De maximale lengte van een rij in deelplan B1 is 100 meter. De ruimte tussen deze maximale bloklengten en het volgende blok is minimaal 5 meter.
Hoekwoningen hebben geen dode gevel, maar zijn zorgvuldig ontworpen en hebben zowel een representatieve voorgevel als zijgevel. Dat wil zeggen dat er een compositie van raamopeningen aanwezig is in de zijgevel.
Aan- en bijgebouwen en erfafscheidingen moeten worden mee-ontworpen. Uitgangspunt is groene erfafscheidingen, waarbij de overgang privé/openbaar als haag of hekwerk met hedra wordt gerealiseerd.
Deelplan B1 leent zich voor om verdichting te laten plaatsvinden, vanwege mindere ligging en de grote van dit deelplan en minder kwalitatieve randen, hierbij denken naast de verschillende hoogteaccenten door appartementen aan meer rijenwoningen in de bereikbare en middeldure segment afgewisseld in de vormen van één laag met kap en twee lagen met kap. Gestapelde betaalbare appartementen in de beeldtaal van twee lagen met kap is hier ook een mogelijkheid.
Woonwagens in deelplan B1
De vier woonwagens van de Meteorenweg worden verplaatst naar De Triangel. De volgende eisen zijn aan de orde om deze verplaatsing mogelijk te maken:
Op basis van deze criteria is een onderzoek verricht naar de specifieke inrichting van de woonwagenstandplaats.
De standplaatsen liggen aan de openbare doorgaande weg. Voor de beeldkwaliteit van de woonwagens wordt aangesloten op de algemeen geldende beeldkwaliteitsregels. Indien het gaat om verplaatsing van al bestaande woonwagens zal dit lastig zijn. De onderlinge theoretische afstand bedraagt minimaal 5 meter ten opzichte van een spiegelsymmetrische woonwagen. De goothoogte is maximaal 4 meter en de bouwhoogte maximaal 5 meter. De standplaatsen worden omkaderd door een hekwerk met klimop zodat een groene afscheiding tot stand komt. De woonwagens worden haaks op de weg gesitueerd, parkeren vind plaats op eigen terrein.
Ten aanzien van de woonwagens zijn de volgende wensen geformuleerd:
In dit uitwerkingsplan zijn de woonwagens gedetailleerd vastgelegd op de verbeelding en van regels voorzien. Om in de toekomst flexibel om te kunnen gaan met de plaatsing van woonwagens is via een afwijkingsmogelijkheid geregeld dat de bestaande bouwvlakken met maximaal 1,5 meter mogen worden vergroot. Voorwaarde is wel dat het stedenbouwkundig past en dat geen onevenredige hinder voor de omgeving ontstaat.
Seniorencomplex
Het seniorencomplex zal worden vormgegeven als één appartementencomplex van maximaal 16 meter hoog. Het complex wordt aan de Parklaan gesitueerd en het parkeren vindt bij voorkeur plaats op het achterterrein. Eventueel heeft men hier de mogelijkheid om een half verdiepte parkeergarage aan te leggen. Het plan komt in nauw overleg tussen de initiatiefnemers, Park Triangel en de gemeente tot stand.
Het milieubeleid is primair bedoeld om een optimale leefomgeving te realiseren. Dit kan er soms toe leiden dat beperkingen worden opgelegd aan gewenste ruimtelijke ontwikkelingen.
Voor het plangebied De Triangel is in 2008 al een bestemmingsplan (moederplan) vastgesteld. Ten behoeve van dit bestemmingsplan zijn destijds al meerdere haalbaarheidsonderzoeken uitgevoerd en is een MER-procedure doorlopen. De onderzoeken zijn in dit uitwerkingsplan achterwege gelaten aangezien de haalbaarheid van het gehele plangebied reeds is aangetoond. Waar nodig zijn in het voorliggende uitwerkingsplan de resultaten van aanvullend onderzoek beschreven of zijn de belangrijkste conclusies herhaald.
Ten behoeve van dit uitwerkingsplan is door de Milieudienst Midden-Holland het "Milieukundig rapport Uitwerkingsplan Triangel plan 2 te Waddinxveen" uitgevoerd (d.d. 10 april 2014). Het rapport is toegevoegd in bijlage 1. In het advies zijn randvoorwaarden en aandachtspunten opgesteld voor de milieuaspecten wegverkeerslawaai, spoorwegverkeerslawaai, bedrijven en milieuzonering, externe veiligheid en ecologie ten aanzien van de planfases E3 en B1.
In dit hoofdstuk zijn de conclusies uit dit rapport overgenomen.
Ten aanzien van het seniorencomplex kan gesteld worden dat de planologische haalbaarheid reeds is aangetoond in het uitwerkingsplan Triangel, Uitwerkingsplan Triangel plan 1. Aangezien het bestemmingsvlak nagenoeg ongewijzigd is, is dit complex niet verder behandeld in dit hoofdstuk. Aangesloten kan worden bij de conclusies van het voorgaande uitwerkingsplan. De uitkijktoren is vanuit milieutechnisch oogpunt niet relevant aangezien het geen planologisch relevante belemmeringen voor de omgeving met zich mee brengt.
In het 'Milieukundig rapport Uitwerkingsplan Triangel plan 2 te Waddinxveen' zijn de, voor het plangebied van plan 2, relevante wegen beschouwd.
Planfase E3 is voor een gedeelte gelegen binnen de zone van de Beijerincklaan en de Zuidplaslaan. De overige wegen zijn allen 30 km/uur wegen. Vanuit de Wet geluidhinder hebben deze wegen geen wettelijke zone. In het kader van een goede ruimtelijke ordening is de geluidsbelasting wel bepaald. Binnen 200 meter van Planfase B1 (zonebreedte van een binnenstedelijke weg) zijn alleen 30 km/uur wegen gelegen.
Voor deze wegen is per weg berekend wat de geluidsbelasting is. De rekenresultaten zijn weergegeven door middel van contouren. Bij de resultaten is de aftrek conform artikel 110g Wgh jo artikel 3.4 van het Reken en Meetvoorschrift (aftrek op basis van voertuigsnelheid) toegepast. De aftrek bedraagt voor de gemeentelijke wegen met een snelheid lager dan 70 km/uur 5 dB. Voor de 30 km/per uur wegen in De Triangel is geen aftrek toegepast.
Rekenresultaten
In onderstaande afbeeldingen zijn de geluidscontouren van de relevante wegen weergegeven.
Geluidscontouren t.g.v. de Beijerincklaan incl. aftrek art. 110g Wgh
Geluidscontouren t.g.v. de Zuidplaslaan incl. aftrek art. 110g Wgh
Indicatieve geluidscontouren t.g.v. de 30 km/uur wegen in De Triangel excl. aftrek art. 110g Wgh
Conclusie en advies
Uit de berekeningsresultaten blijkt dat als gevolg van de Beijerincklaan de voorkeurgrenswaarde van 48 dB wordt overschreden op een gedeelte van planfase E3. Als gevolg van de Zuidplaslaan kan voldaan worden aan deze voorkeursgrenswaarde.
Op 3 februari 2009 heeft B&W van de gemeente Waddinxveen in aanvulling op en ter vervanging van het eerder door GS genomen Besluit van 23 juli 2007 (zie verder) een hogere waarde verleend voor De Triangel. In onderstaande tabel is een overzicht opgenomen van de verleende hogere waarde voor de Beijerincklaan.
| Omschrijving | Geluidsbron: weg | Aantallen woningen- hogere waarde in dB maximaal 53 | Aantallen woningen- hogere waarde in dB maximaal 58 | Aantallen woningen- hogere waarde in dB maximaal 63 | Totaal aantal woningen |
| grondgebonden woningen | Beijerincklaan | 236 | 83 | 6 | 325 |
| appartementen | Beijerincklaan | 50 | 25 | X | 75 |
Tabel: aantal verleende hogere grenswaarden voor woningen Park Triangel ten gevolge van wegverkeer (besluit B&W, 3 februari 2009)
In planfase E3 kunnen maximaal 150 wooneenheden worden gerealiseerd. Uit de geluidscontouren van Figuur 2-1 blijkt dat globaal in de helft van het plangebied de waarde van 48 dB wordt overschreden. Het aantal woningen waarvoor reeds een hogere waarde is verleend, wordt derhalve niet overschreden. In het kader van dit uitwerkingsplan hoeft geen hogere waarde procedure te worden gevolgd. Wel zal bij de uitwerking rekening moeten worden gehouden met de voorwaarden uit het Besluit betreffende een geluidsluwe gevel en buitenruimte bij woningen met een geluidsbelasting van meer dan 53 dB.
Als gevolg van de 30 km/uur wegen wordt voornamelijk in planfase E3 de voorkeursgrenswaarde overschreden. Vanuit de Wet geluidhinder hebben deze wegen geen wettelijke zone. In het kader van een goede ruimtelijke ordening is de geluidsbelasting bepaald. Geadviseerd wordt om bij de woningen langs de ontsluitingsweg waar ook de 53 dB wordt overschreden zorg te dragen voor een geluidsluwe gevel en buitenruimte en een binnenniveau van ten hoogste 33 dB.
De zone van de spoorlijn Gouda-Leiden bedraagt conform het gestelde in artikel 1.4a van het Besluit geluidhinder 200 meter. Alleen een gedeelte van planfase B1 is gelegen binnen de zone van deze spoorlijn. Er zijn geen andere relevante spoorwegtrajecten voor dit plangebied. De rekenresultaten zijn weergegeven door middel van contouren.
Resultaten
In onderstaande afbeeldingen zijn de rekenresultaten van de geluidscontouren weergegeven ten aanzien van fase B1 en van de woonwagenlocatie.
Geluidscontouren t.g.v. de spoorlijn Gouda-Leiden
Geluidscontouren t.g.v. de spoorlijn Gouda-Leiden ter plaatse van de geprojecteerde woonwagenstandplaats, hoogte 1,5 meter
Conclusie en advies
Uit de berekeningsresultaten blijkt dat op een klein deel van het plangebied de voorkeursgrenswaarde van 55 dB wordt overschreden. Op 23 juli 2007 hebben Gedeputeerde Staten van de Provincie Zuid-Holland voor het bestemmingsplan De Triangel hogere waarden verleend. In onderstaande figuur is het Besluit uit 2007 weergegeven.
| Bestemming |
Geluidsbron: Spoor |
Hogere grenswaarde in dB(A) | |
| Omschrijving | Aantal | ||
| Woningen | 420 | Traject 521 | 65 |
| Woningen | 100 | Traject 521 | 60 |
| Woningen | 23 | Traject 521 | 66 |
Tabel: aantal verleende hogere grenswaarden voor woningen Park Triangel ten gevolge van spoorwegverkeer (besluit GS, 23 juli 2007)
In planfase B1 kunnen maximaal 400 wooneenheden worden gerealiseerd. De reeds verleende hogere waarden voor het spoortraject 521 dienen volgens het geldende reken- en meetvoorschrift verminderd te worden met 2 dB.
Volgens het Besluit van GS zijn er 100 woningen mogelijk met een geluidsbelasting van 60 dB(A) (= 58 dB) en 420 woningen met een geluidsbelasting van 65 dB(A) (= 63 dB). Gelet op de berekende geluidscontouren zal het aantal woningen waarvoor reeds een hogere waarde is verleend niet worden overschreden. De voorkeursgrenswaarde ter plaatse van de geprojecteerde woonwagenstandplaats wordt niet overschreden. In het kader van dit uitwerkingsplan hoeft geen hogere waarde procedure te worden gevolgd.
Wettelijk kader
Bij wijziging of vaststelling van een bestemmingsplan binnen zones van meerdere geluidsbronnen dient, op grond van het gestelde in artikel 110f van de Wet geluidhinder, onderzoek te worden gedaan naar de cumulatieve geluidbelasting vanwege de verschillende geluidsbronnen. Dit onderzoek moet worden uitgevoerd als van meerdere geluidsbronnen de voorkeursgrenswaarde uit de Wet geluidhinder wordt overschreden.
Burgemeester en Wethouders mogen alleen een hogere waarden vast stellen indien de gecumuleerde geluidsbelasting volgens het Reken- en meetvoorschrift geluid 2012 niet zal leiden tot een naar hun oordeel onaanvaardbare geluidsbelasting.
Daarnaast is in het kader van een goede ruimtelijke ordening inzicht vereist in de geluidsbelasting op het plangebied van de verschillende geluidsbronnen samen. Het geluidsniveau van alle geluidsbronnen samen geeft een indicatie voor de te verwachten geluidhinder. Vervolgens wordt de te verwachten hinder als cumulatieve geluidbelasting gekwantificeerd volgens onderstaande tabel.
| Gecumuleerde geluidsbelasting in Lden | Milieukwaliteitsmaat |
| < 50 | Goed |
| 50-55 | Redelijk |
| 55-60 | Matig |
| 60-65 | Tamelijk slecht |
| 65-70 | Slecht |
| > 70 | Zeer slecht |
Onderzoek
Uit het onderzoek blijkt dat de voorkeursgrenswaarde als gevolg van meerdere zoneplichtige geluidsbronnen niet wordt overschreden. In het kader van artikel 110f Wgh hoeft derhalve geen onderzoek plaats te vinden naar de cumulatieve geluidsbelasting. In het kader van een goede ruimtelijke ordening is de cumulatieve geluidsbelasting op plangebied E3 onderzocht, aangezien het plangebied is gelegen binnen de zones van verschillende wegen. Plangebied B1 is gelegen op minimaal 400 meter van de Zuidelijke Rondweg en minimaal 750 meter van de A12. Voor dit plangebied is geen geluidscumulatie onderzoek noodzakelijk.
De cumulatieve geluidsbelasting plangebied E3 is bepaald volgens de methode "Miedema". De methode Miedema is niet wettelijk voorgeschreven, maar wel algemeen geaccepteerd. Bij de berekening van de cumulatieve geluidsbelasting zijn de volgende bronnen meegenomen:
Rekenresultaten
In onderstaande figuur is de cumulatieve geluidsbelasting op planfase E3 weergegeven.
Cumulatieve geluidsbelasting op planfase E3
Conclusie en advies
Uit het onderzoek blijkt dat de cumulatieve geluidsbelasting tussen de 53 en 58 dB bedraagt en in een klein deel van het plangebied hoger is dan 58 dB. De milieukwaliteit in het plangebied is overwegend redelijk tot matig. In de berekeningen is nog geen afschermende werking van gebouwen meegenomen. Dit betekent dat bij de planontwikkeling overwegend een goed woon- en leefklimaat kan worden gerealiseerd. Bij uitwerking van het stedenbouwkundig plan dient rekening te worden gehouden met de akoestische aspecten van het woon- en leefklimaat.
Tengevolge van aanwezige bedrijvigheid kan mogelijk hinder voor de omgeving optreden met betrekking tot de milieuaspecten geluid, geur, stof en gevaar. Nieuwe situaties, waarin milieubelastende activiteiten en milieugevoelige functies met elkaar worden gecombineerd, moeten worden beoordeeld op mogelijke hindersituaties. Daarbij wordt getoetst aan de Wet milieubeheer, Algemene Maatregelen van Bestuur onder de Wet milieubeheer en de brochure Bedrijven en Milieuzonering (VNG, 2009). Laatstgenoemde geeft richtafstanden per categorie en per type bedrijvigheid, zie onderstaande tabel. Binnen deze richtafstanden is bij een gemiddelde bedrijfsvoering hinder van het bedrijf te verwachten.
| Milieucategorie | Richtafstand (meters) tot woningen in | |
| Rustige woonwijk | Gemengd gebied | |
| 2 | 30 | 10 |
| 3.1 | 50 | 30 |
| 3.2 | 100 | 50 |
| 4.1 | 200 | 100 |
Voorliggend uitwerkingsplan biedt geen mogelijkheden voor vestiging van nieuwe milieuhinderlijke bedrijven. Uit eerder Milieukundig Advies 'Uitwerkingsplannen Tweede Bloksweg en Tuinbouwweg' te Waddinxveen' (MDMH, dd. 5 december 2013) blijkt dat er in (de nabijheid van) het plangebied van uitwerkingsplan 'Triangel plan 2' ook geen bedrijven zijn gevestigd die een mogelijke belemmering vormen voor de ontwikkeling van woningbouw (zie onderstaande afbeelding). Hoveniersbedrijf (B) en Bedrijventerrein Coenecoop I, II en III (C) zijn daarbij nader beschouwd in relatie tot richtafstanden tot 'rustige woonwijk':
Milieuzonering van bedrijven in (de nabijheid van) het plangebied
Bedrijven in (de nabijheid van)De Triangel vormen geen belemmering voor realisatie planfase B1 en planfase E3.
Voor het gehele plangebied De Triangel is in 2011 een verantwoording van het groepsrisico (EV onderbouwing) opgesteld (Verantwoording groepsrisico Triangel, gemeente Waddinxveen, MDMH, dd. 23 december 2011, zie bijlage 2). De uitgangspunten van betreffende verantwoording groepsrisico zijn niet veranderd. Het huidige onderzoek beperkt zicht tot voorliggend 'Uitwerkingsplan Triangel Deelplan 2'. Voor externe veiligheid is onderzocht welke maatregelen uit de verantwoording van 2011 relevant zijn voor het nu voorliggende uitwerkingsplan.
Het uitwerkingsplan betreft de planfasen B1 en E3, beiden met bestemming 'Wonen'. In de verantwoording groepsrisico 'Triangel' (2011) is opgenomen dat voor alle deelgebieden geldt dat:
Zowel voor planfase B1 als E3 zal hier invulling aan worden gegeven. De verdere invulling van de aspecten bereikbaarheid en bluswatervoorzieningen zijn met de Veiligheidsregio afgestemd.
Daarnaast geldt dat planfase E3 is gelegen binnen 200 meter van de Beijerincklaan en gedeeltelijk binnen de 80 meter zone van deze weg (zie onderstaande afbeelding). In de verantwoording groepsrisico 'Triangel' (2011) is het volgende opgenomen voor plannen binnen de 80 meter zone:
Vanuit externe veiligheid is het van belang om binnen een zone van 80 meter van de weg de vestiging van functies of objecten voor verminderd zelfredzame personen tegen te gaan. In de uitwerkingsplannen wordt daarom opgenomen dat de vestiging van functies of objecten voor verminderd zelfredzame personen in deze zone niet zijn toegestaan.
Dit is in lijn met de 'Beleidsnota externe veiligheid Waddinxveen' (vastgesteld 15 mei 2012). In het uitwerkingsplan is daarom een planregel opgenomen die functies voor verminderd zelfredzame personen binnen 80 meter van de Beijerincklaan (N453) uitsluit.
EV tekeningen 'UitwerkingsplanTriangelplan 2
In het kader van het gehele plangebied De Triangel is in 2011 een verantwoording van het groepsrisico opgesteld. Deze verantwoording is bijgevoegd in bijlage 2. Voor het 'Uitwerkingsplan Triangel plan 2' zijn de volgende maatregelen in het kader van externe veiligheid relevant:
Voor planfase B1 en E3:
Voor planfase E3:
In de planregels voor 'Uitwerkingsplan Triangel plan 2' is opgenomen dat functies voor verminderd zelfredzame personen binnen 80 meter van de Beijerincklaan (N453) zijn uitgesloten.
Binnen het projectgebied ter plaatse van De Triangel te Waddinxveen is een ecologische quickscan uitgevoerd, Ecologische quickscan inclusief inventarisatie vissen en ongewervelden De Triangel te Waddinxveen (d.d. 11 juli 2012, zie Bijlage 3). Aanleiding van deze ecologische quickscan zijn de voorgenomen werkzaamheden binnen het projectgebied. Deze werkzaamheden hebben een nadelige invloed op de aanwezige flora en fauna. Doel is het verkrijgen van inzicht betreffende de aanwezigheid van beschermde soorten binnen het projectgebied en de mogelijke negatieve invloed van de werkzaamheden. Op basis van de ecologische quickscan wordt geconcludeerd dat:
Naar aanleiding van de ecologische quickscan wordt geadviseerd om:
Beoordeling 'Ecologische quickscan inclusief inventarisatie vissen en ongewervelden
park Triangel te Waddinxveen'
Bovenstaand onderzoek is getoetst door de Omgevingsdienst Midden-Holland. Geconstateerd is dat de ecologische onderbouwing van het voorgenomen plan voldoende is. Ten aanzien van vleermuizen is aangegeven dat binnen het plangebied geen bebouwing aanwezig is en dat in het open middengebied weinig vleermuisactiviteit bestaat. Er bestaat geen noodzaak om dit nader te onderzoeken.
Smient en Kleine zwaan
Uit eerdere ecologische onderzoeken is gebleken dat een nader onderzoek nodig is over de gevolgen van de ontwikkeling van De Triangel voor de smient en de kleine zwaan. Hiertoe is door de Omgevingsdienst Midden-Holland een GIS-analyse uitgevoerd. Dit rapport is opgenomen in Bijlage 4. In deze paragraaf zijn de conclusies van dit onderzoek opgenomen. Uit het rapport blijkt dat de beoogde woningbouw in De Triangel zorgt voor een kleine afname in het foerageergebied voor de kleine zwaan én smient van circa 0,1 %. Er kan worden verwacht dat de ontwikkelingen in De Triangel alleen, geen significant effect veroorzaken door de afname van foerageergebied van smienten uit Broekvelden, Vettenbroek en Polder Stein.
Met andere ruimtelijke ontwikkelingen draagt de afname veroorzaakt door De Triangel wel bij aan een groter cumulatief effect. In totaal verdwijnt door gelijksoortige ruimtelijke ontwikkelingen ruim 3% geschikt foerageergebied. Op basis van de nu beschikbare informatie over het gebiedsgebruik van de smient en kleine zwaan, levert het bebouwen van het Triangelgebied geen belangrijke bijdrage aan het cumulatief effect. Dit komt doordat andere geschikte en veel gebruikte foerageergebieden dichterbij liggen (gezien vanaf het Natura2000-gebied), de relatief gunstige trend van de smient, maar ook door het beperkte gebruik van het Triangelgebied in het verleden. Zo is de kleine zwaan vooral aangetroffen dichterbij het natuurgebied en niet binnen de weilanden in het plangebied van De Triangel. In de omgeving van De Triangel wordt in polder Bloemendaal gewerkt aan een verbetering van de foerageerfunctie voor (weide)vogels binnen EHS gebied. Dit compenseert niet een verlies aan areaal, maar werkt wel aan een verbetering in ecologische kwaliteit binnen het resterende areaal waar smient en kleine zwaan kunnen foerageren.
In het kader van het bestemmingsplan De Triangel heeft in 2008 luchtonderzoek plaatsgevonden door de toenmalige regionale Milieudienst Midden-Holland (MDMH). Uit het betreffende 'Aanvullend Akoestisch en Luchtonderzoek Triangel' (MDMH, dd. september 2008) blijkt dat zowel in de huidige als toekomstige situatie voldaan wordt aan de grenswaarden voor zowel stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10).
Van het plangebied is met behulp van het Bodem Informatie Systeem (BIS) alle bij de Omgevingsdienst bekende informatie verzameld over de onderwerpen:
Bodeminformatiekaart
De beoordeling van het ruimtelijke plan beperkt zich tot het plangebied en de ontwikkellocaties. Bij bodemonderzoek ten behoeve van ontwikkelingen dienen, conform NEN 5725, ook omliggende percelen te worden betrokken.
In deze paragraaf wordt de bekende bodeminformatie besproken.
Tanks
Uit het Bodem Informatie Systeem blijkt dat er binnen het plangebied geen tanks aanwezig zijn (geweest). Aan de rand van het gebied zijn wel twee tanks aanwezig (geweest). Het betreft de volgende tanks:
| Adres | Inhoud | Volume (m3) | Status |
| Tweede Bloksweg 34 | HBO | 4 m3 | Verwijderd |
| Tuinbouwweg 22a | Dieselolie | 25 m3 | In gebruik |
* In het bodeminformatiesysteem is aangegeven dat de tank aan de Tuinbouwweg 22A in gebruik is. Echter verdere gegevens ontbreken bij de ODMH. Aangezien de tank niet binnen het plangebied ligt heeft dit geen directe gevolgen voor de werkzaam-heden die zullen worden uitgevoerd ter plaatse van Triangel plan 2. Wel adviseren wij tijdens de uitvoering ter hoogte van de Tuinbouwweg 22A bij zintuiglijke afwijkingen (olie-waterreactie/ oliegeur) een bodemonderzoek uit te voeren naar een mogelijke verontreiniging.
Voormalige bedrijven
Uit het voormalige bedrijfsbestand (HBB) van de provincie Zuid-Holland blijkt dat er in het verleden binnen het plangebied geen activiteiten aanwezig zijn geweest waar potentieel bodembedreigende activiteiten zijn uitgevoerd.
In de direct omgeving zijn wel voormalige bedrijven aanwezig geweest, deze zijn weergegeven in onderstaande tabel.
| Adreslocatie | Bedrijfsactiviteit | Vervolgactie |
| Tuinbouwweg 22a | Transportbedrijf | Voldoende onderzocht |
| Tweede Bloksweg 36 | Sierplanten- en sierstruikenkwekerij | Voldoende onderzocht |
Huidige bedrijven
Uit de BIS-toets blijkt dat er binnen het plangebied geen bedrijven zijn gevestigd. In de directe omgeving zijn wel huidige bedrijven aanwezig. Deze bedrijven vallen onder een melding of omgevingsvergunning voor het onderdeel milieu, waarmee voorwaarden ten aanzien van voorkoming van bodemverontreiniging zijn vastgelegd.
Voor meer informatie over de bedrijven zie hoofdstuk Bedrijven en milieuzonering.
Gedempte sloten
Uit het bestand met slootdempingen blijkt dat er in het verleden binnen het plangebied één sloot ge-dempt is. Het betreft een demping met grond die in voldoende mate is onderzocht (historisch onderzoek, Interprojekt, geen kenmerk, d.d. 31 december 1996). De slootdemping is onverdacht voor het voorkomen van bodemverontreiniging.
Bodemonderzoekslocaties
Uit het Bodem Informatie Systeem blijkt dat binnen of overlappend met het plangebied diverse bodemonderzoekslocaties aanwezig zijn. Binnen het gebied planfase B1 zijn een aantal bodemonder-zoek uitgevoerd. De bodemonderzoekslocatie is bekend onder de naam 'Tweede Bloksweg 40). In 2011 is hier een verkennend en nader onderzoek uitgevoerd (Van der Helm, kenmerk BOWA110450, d.d. 31-8-2011). Naar aanleiding van dit rapport is er op twee kleine deellocaties een sanering uitgevoerd in het kader van de Wet bodembescherming (locatiecode ZH062710036). De sanering is in voldoende mate uitgevoerd (besluit nummer 2012200678).
Er zijn geen bezwaren tegen de ontwikkeling van deze locatie. Wel dient rekening gehouden te worden met de geldigheid van de bodemonderzoeken. Het laatste onderzoek van de gehele locatie stamt uit 2011. Wanneer woningbouw na 31-8-2016 plaatsvindt zal een actualiserend historisch onderzoek uitgevoerd moeten worden.
In onderstaande tabel worden alleen de onderzoekslocaties, in planfase E3, besproken waar nog een vervolgonderzoek noodzakelijk is.
| Onderzoekslocatie | Conclusie | Vervolgactie |
| Tweede Bloksweg 24 | Verkennend onderzoek (Geofox - Lexmond B.V., kenmerk 20041993/MOOS, d.d. 31 juli 2004.): de afdeling BWT dient nog geraadpleegd te worden, ook dient er nog een locatie-inspectie plaats te vinden waarbij gelet wordt op de aanwezigheid van verzakkingen, ophoging, verdachte plekken en dergelijke. Voor de aanvraag van een omgevingsvergunning is een actualiserend historisch onderzoek noodzakelijk (het onder-zoek is ouder dan vijf jaar). | Aanvullend en actualiserend historisch onderzoek |
| Tweede Bloksweg 30 | Verkennend onderzoek (Geofox - Lexmond B.V., kenmerk 04.26591/JMAA, d.d. 30 juni 2004): Er zijn maximaal lichte verontreinigingen aangetroffen in de grond. In het grondwater is een matige verontreiniging met zink aanwezig. De resultaten van het onderzoek geven geen aanleiding tot het uitvoeren van aanvullend onderzoek. Voor de aanvraag van een omgevingsvergunning is een actualiserend historisch onderzoek noodzakelijk (het onderzoek is ouder dan 5 jaar). |
Actualiserend historisch onderzoek |
| Tweede Bloksweg 32 | Nader onderzoek (AT MilieuAdvies, kenmerk AT04228, d.d. 31 juli 2004): Visueel zijn asbest-houdende beschoeiing en asbesthoudende platen aangetroffen. De asbestplaten dienen verwijderd te worden en te worden afgevoerd naar een erkend be- of verwerker. In het onder-zoek is ook de waterbodem onderzocht. De baggerspecie is verontreinigd en dient verder te worden onderzocht om vast te stellen wat de contour is. Op de locatie is ook een gedempte sloot aanwezig waar bijmengingen met hout, puin, glassporen en enkele stukjes asbesthoudend plaatmateriaal in aanwezig zijn. Uit analyse is gebleken dat er geen saneringsnoodzaak is voor het verwijderen van asbest. Geadviseerd wordt gezien het toekomstige gebruik de slootdemping te ontgraven. | - Uitvoeren nader waterbodemonderzoek en sanering waterbodem; - Ontgraven slootdemping (opstellen plan van aanpak/ saneringsplan); - Verwijderen van asbesthoudende beschoeiing en plaatmateriaal op de locatie; - Uitvoeren actualiserend historisch onderzoek i.v.m. verouderde rapportages. |
De onderzoekslocaties die reeds voldoende zijn onderzocht zijn hierboven niet beschreven. Dit betekent niet dat er ter plaatse van de locaties geen onderzoek meer noodzakelijk is. Wanneer een onderzoek ouder is dan 5 jaar verliest deze zijn geldigheid. Bij ontwikkelingen dient ter plaatse van deze locaties in ieder geval een (aanvullend) historisch onderzoek te worden uitgevoerd.
Grondverzet
De gemiddelde bodemkwaliteit op onverdachte percelen binnen plangebied De Triangel plan 2 is vastgelegd in de bodemkwaliteitskaart. Het plangebied is grotendeels gelegen in zone 07: recente uitbreidingen. De gemiddelde kwaliteit van de bovengrond (0-0,5 m-mv) en ondergrond (0,5-2 m-mv) voldoet aan de klasse landbouw/ natuur. Dit betekent dat vrijkomende bovengrond van onverdachte locaties zonder keuring in de gehele regio Midden-Holland kan worden hergebruikt. (Raadpleeg bkk.ismh.nl voor de hergebruikmogelijkheden.)
Voor het toepassen van grond van buiten het plangebied moet worden aangesloten bij de functie die het gebied heeft. Deze functies zijn aangegeven op de kaart met toepassingswaarden, zie bkk.ismh.nl. Nagenoeg al het grondverzet dient te worden gemeld bij Agentschap NL (www.meldgrond.nl). De Omgevingsdienst kan dan tevens als grondstromenmakelaar optreden, zo-dat grondverzet zo (kosten)efficiënt mogelijk kan plaatsvinden.
Vrijkomende grond moet worden hergebruikt conform de regels van het Besluit bodemkwaliteit en de Nota Bodembeheer. Voor het toepassen van grond van buiten het plangebied moet worden aangesloten bij de functie die het gebied heeft. Deze functies zijn aangegeven op de kaart met toepassingswaarden, zie bkk.ismh.nl. Nagenoeg al het grondverzet dient te worden gemeld bij Agentschap NL (www.meldgrond.nl). De Milieudienst kan dan tevens als grondstromenmakelaar optreden, zodat grondverzet zo (kosten)efficiënt mogelijk kan plaatsvinden.
In relatie tot bodemkwaliteit zijn er geen bezwaren tegen de ontwikkeling van planfase B1, zoals bekend onder de naam 'Tweede Bloksweg 40'. Wel dient rekening gehouden te worden met de geldigheid van bodemonderzoeken. Het laatste onderzoek van de gehele locatie dateert uit 2011. Wanneer woningbouw na 31 augustus 2016 plaatsvindt zal een actualiserend historisch onderzoek uitgevoerd moeten worden.
Uit het onderzoek blijkt dat nog een aantal vervolgacties op het gebied van bodem dient te worden uitgevoerd:
Ter plaatse van de Tweede Bloksweg 24 en 32 zijn de onderzoeken noodzakelijk voor het verkrijgen van een omgevingsvergunning voor het onderdeel bouwen. Het is niet noodzakelijk deze onderzoeken voorafgaand aan de ruimtelijke procedure uit te voeren.
Ter plaatse van de Tweede Bloksweg 30 zijn diverse saneringshandelingen noodzakelijk en is een waterbodemonderzoek en aanvullend historisch onderzoek noodzakelijk. Het is niet noodzakelijk het historisch onderzoek uit te voeren voorafgaand aan de ruimtelijke procedure. Daarnaast dient voorafgaand aan de aanvraag van de omgevingsvergunning aangetoond te worden dat de asbestplaten en beschoeiing zijn verwijderd en dat er geen asbestverontreiniging ter plaatse is achtergebleven. In verband met het toekomstige gebruik wordt geadviseerd gelijktijdig de gedempte sloot te ontgraven.
Met betrekking tot de waterbodem is het Hoogheemraadschap bevoegd gezag. Rekening zal moeten worden gehouden met extra kosten voor het uitvoeren van een nader waterbodemonderzoek en saneringskosten.
De Omgevingsdienst kan de uitvoering van (historische-) bodemonderzoek laten uitvoeren en begeleiden binnen het raamcontract dat is afgesloten met een adviesbureau. Dit is in het algemeen voordeliger dan afzonderlijke overeenkomsten.
Eventueel grondverzet dient plaats te vinden conform de Nota Bodembeheer en de bodemkwaliteitskaart van de gemeente.
Voor het realiseren van nieuwe bouwwerken is het nagenoeg onvermijdelijk om graafwerkzaamheden uit te voeren. Bij graafwerkzaamheden kunnen archeologisch resten ongezien verstoord worden. De gemeentelijke ‘Nota archeologiebeleid gemeente Waddinxveen’ (zoals vastgesteld op 16 november 2012) geeft op de waarden- en verwachtingenkaart voor het plangebied van dit uitwerkingsplan aan dat sprake is van een gebied met een lage, middelhoge en hoge verwachtingswaarde. Voor gebieden met een hoge verwachting is onderzoek nodig bij ontwikkelingen groter dan 100 m² en graafwerkzaamheden dieper dan 0,3 m onder het maaiveld, voor gebieden met een middelhoge verwachting is onderzoek nodig bij ontwikkelingen groter dan 1.000 m² en graafwerkzaamheden dieper dan 0,3 m onder het maaiveld. De beleidskaart geeft aan dat gebieden met een lage verwachting vrijgesteld zijn van een verplicht archeologisch onderzoek.
In het kader van het bestemmingsplan (plangebied) De Triangel hebben verschillende archeologisch onderzoeken plaatsgevonden. Ook heeft er buiten het plangebied De Triangel een opgraving plaatsgevonden van de resten van een Duitse stelling die doorloopt binnen het plangebied. Op basis van de resultaten van alle onderzoeken blijkt dat er geen archeologische resten verwacht worden die ouder zijn dan de Nieuwe tijd. Uit de opgraving blijkt dat er inmiddels voldoende informatie is over de Duitse stelling, waardoor verder onderzoek binnen het plangebied niet noodzakelijk geacht wordt.
Verder archeologisch onderzoek wordt binnen het plangebied De Triangel niet noodzakelijk geacht. Wel wordt opgemerkt dat niet uitgesloten kan worden dat er toch archeologische resten aanwezig zijn. Mocht bij de uitvoer blijken dat deze aanwezig zijn, dient het bevoegd gezag (de gemeente Waddinxveen) meteen op de hoogte gesteld te worden en een beslissing te nemen over hoe om te gaan met de resten. Dit conform artikel 53 en 54 van de Monumentenwet.
In 2004 is het plangebied onderzocht door middel van een booronderzoek (adviesbureau RAAP, rapport 1031). Het onderzoek was gericht op het in kaart brengen van de afzettingen van de Zuidplas stroomgordel. Er zijn in totaal 213 boringen gezet tot maximaal 6 m onder het maaiveld. Uit het onderzoek blijkt in/op de afzettingen van de stroomgordel geen aanwijzingen zijn gevonden dat de afzettingen enige tijd droog aan het oppervlakte hebben gelegen. Hierdoor vormden deze afzettingen geen geschikte bewoningslocaties in de prehistorie. Ook is er langs de Tweede Bloksweg geboord, ter hoogte van de ontginnings-as. Tijdens het gehele onderzoek zijn geen archeologische resten aangetroffen.
Langs de oostzijde van het plangebied bevindt zich de loop van een tankgracht, als onderdeel van de Vordere Wasserstellung, uit de Tweede Wereldoorlog. Aan weerszijden van deze loop is een bufferzone van 75 meter aangehouden, waarbinnen zich mogelijk resten van steunpunten en versperringen kunnen bevinden.
In 2013 heeft er een uitgebreid bureauonderzoek plaatsgevonden naar de (eventuele) resten van de tankgracht (adviesbureau RAAP, notitie 4330). Naast de loop van de gracht werden stellingen, loopgraven, paden, bomkraters, versperringen en overige elementen in kaart gebracht. Binnen het plangebied worden met name (naast de gracht zelf) de resten van versperringen, paden, wegen, bomkraters en nog niet geïdentificeerde elementen verwacht. Ten tijde van dit onderzoek was er weinig informatie bekend over de tankgracht zelf (breedte, diepte, vulling, etc.).
In augustus 2013 is een deel van de tankgracht opgegraven in het noordwestelijk gelegen plangebied ’t Suyt en Nooitgedacht te Waddinxveen. Het onderzoek is wederom uitgevoerd door adviesbureau RAAP (rapport 2786). Het onderzoek leverde veel informatie over de gracht zelf en ook over de aan- en afwezigheid van archeologische sporen en vondsten in en direct rondom de gracht. Zo werden in en rondom de gracht bijzonder weinig vondsten aangetroffen die verband houden met de Tweede Wereldoorlog.
Het archeologisch onderzoek binnen het gebied met een middelhoge archeologische verwachting heeft duidelijk gemaakt dat de kans klein is op de aanwezigheid van archeologische resten uit de prehistorie. Het onderzoek ter hoogte van de Tweede Bloksweg heeft evenmin aanwijzingen opgeleverd voor archeologische resten langs de ontginnings-as.
De opgraving van een deel van de tankgracht binnen plangebied ’t Suyt en Nooitgedacht heeft veel informatie opgeleverd. Hierdoor wordt een verder onderzoek van de gracht binnen het plangebied De Triangel niet meer nodig geacht. Binnen het plangebied worden voornamelijk bomkraters, oude paden en wegen, voormalige versperringen en niet geïdentificeerde elementen verwacht. Verder onderzoek naar deze resten zal naar verwachting weinig informatiewaarde opleveren.
Op basis van de uitgevoerde onderzoeken wordt geen verder archeologisch onderzoek aanbevolen. Een dubbelbestemming voor archeologie wordt daarom niet nodig geacht. Er is voldoende aangetoond dat de kans klein is op de aanwezigheid van archeologische resten. Mocht blijken bij uitvoer van werkzaamheden dat deze toch aanwezig zijn, dan dient het bevoegd gezag meteen op de hoogte gesteld te worden en een beslissing te nemen over hoe om te gaan met de resten. Dit conform artikel 53 en 54 van de Monumentenwet.
In het kader van het bestemmingsplan Triangel is uitvoerig op het thema water ingegaan en zijn ook afspraken gemaakt met de waterbeheerders over de omgang met dit thema, zoals waterberging, veiligheid en waterkwaliteit. Tevens heeft uitvoerig onderzoek plaatsgevonden.
In onderstaande is de omgang met dit thema uit het bestemmingsplan Triangel overgenomen. Dit uitwerkingsplan zal voor toetsing aan de relevante waterpartners worden voorgelegd.
De waterparagraaf van dit uitwerkingsplan is voor advies voorgelegd aan het HHSK. Het HHSK heeft aangegeven geen bezwaar te hebben tegen de uitvoering van het plan. Wel is een aantal aandachtspunten genoemd. Deze zijn verwerkt in onderstaande tekst en in de planregels.
Veiligheid en voorkomen van wateroverlast
Door de aanleg van De Triangel treedt functieverandering op in de Zuidplaspolder. Daardoor neemt mogelijke schade bij een dijkdoorbraak toe. De vraag is dan of de schadeklasse van de boezemkades moet worden verhoogd. Maatgevend hierbij is een doorbraak van de waterkering langs de Gouwe. De boezemkade langs de Gouwe heeft als normering schadeklasse V. Dit is de zwaarste klasse.
In december 2005 is in opdracht van de provincie een onderzoek uitgevoerd naar de gevolgen van een overstroming voor de Zuidplaspolder. Onder andere voor plangebied De Triangel zijn de maximaal optredende waterstanden berekend. Deze waterstand ligt 15 cm lager dan het beoogde vloerpeil van toekomstige woningen (NAP -5,05 m). Deze waterstand treedt op bij een dijkdoorbraak langs de Gouwe tussen Waddinxveen en de A12. Door provincie en het HHSK is geconcludeerd dat gezien de geringe waterdiepte, de verwaarloosbare stroomsnelheden van het water en de beschikbare evacuatietijd geen aanvullende maatregelen noodzakelijk zijn.
In 2013 hebben de gemeente en het Hoogheemraadschap nader overleg gevoerd over de de invulling van de wateropgave van de Triangel. De resulaten hiervan zijn verwerkt in het rapport "Actualisatie Wateropgave De Triangel" (d.d. 16 december 2013). In dit rapport is vastgelegd dat de watercompensatie 15,5% van de toename van het verhard oppervlak dient te bedragen. Daarbij is als uitgangspunt gesteld dat 50% van het bruto plangebied wordt verhard.
In eerste instantie wordt de benodigde waterberging in De Triangel gerealiseerd binnen het plangebied door de aanleg van waterpartijen (zoals in het centrale park) als door peilverhoging in de bestaande (en te handhaven) waterlopen. Hiermee wordt voldaan aan de waterbergingsbehoefte in relatie tot de NBW-norm.
Voorkomen van grondwateroverlast
Huidig uitgangspunt is het op termijn instellen van een vast peil in de Triangel, gelijk aan het huidige zomerpeil (NAP - 6,32). Dit is in het rapport "Actualisatie wateropgave Triangel" vastgeslegd. Om dit te bereiken zullen nog de nodige onderzoeken moeten worden uitgevoerd. Tot die tijd zal het vigerende peilbesluit worden gevolgd (peilbesluit Hoogheemraadschap Van Schieland en Krimpenerwaard, 4 december 2012).
NB: Op basis van de huidige inzichten wordt voor nieuw te bouwen woningen een bouwpeil/aanleghoogte voor de begane grondvloer gehanteerd van NAP -4,85 m. Voor de bestaande woningen die een lager vloerpeil hebben is bij verbouwing een bouwpeil/aanleghoogte NAP -5,05 m mogelijk. Bij vervangende nieuwbouw moet de ook NAP -4,85 m worden. Dit wordt opgenomen in de planregels.
Tegengaan bodemdaling veengebied
Voorafgaand aan de bouw en bewoning (gebruiksfase) zal het plangebied bouwrijp gemaakt worden. Hierbij zal gedurende 8 maanden tot 3 jaar de bodemdaling (zetting) kunstmatig worden versneld (door bijvoorbeeld de toepassing van verticale drainage, eventueel in combinatie met een extra bovenbelasting bestaande uit een grondlichaam en/of het afgraven van zettingsgevoelige bodemlagen zoals klei en veen en het terugbrengen van zand) teneinde gedurende de gebruiksfase de bodemdaling te beperken tot acceptabele waarden (norm). De norm die hiervoor gehanteerd wordt is dat een restzetting van 10 cm in 30 jaar wordt geaccepteerd ter plaatse van wegen en riolering. Ter plaatse van tuinen en groen wordt voorzien in een restzetting van 20 cm in 30 jaar. De nadere uitwerking hiervan, zoals de systeemkeuze van de versnelde consolidatie, dient in overleg met het HHSK tot stand te komen. Het HHSK spreekt haar bezorgdheid uit over een toename van kwel.
Riolering en waterkwaliteit
In het gebied wordt een verbeterd gescheiden stelsel aangelegd waarbij, waar mogelijk, afstromend hemelwater van schone oppervlakken direct wordt afgevoerd naar het oppervlaktewater. Het afkoppelen geschiedt met inachtneming van de daarvoor bij het Hoogheemraadschap geldende richtlijnen. Voorbeelden van oppervlakken die relatief schoon zijn, zijn onder andere daken en verkeersluwe wegen. Hiermee wordt voorkomen dat schoon hemelwater afgevoerd wordt naar de afvalwaterrioolzuiveringsinstallatie. Verder zal het Nationaal Pakket Duurzaam Bouwen toegepast worden, alsmede niet-uitlogende en milieuvriendelijke beschoeiing en betuining.
Hiermee wordt verontreiniging van het afstromende hemelwater beperkt. Omwille van de waterkwaliteit, worden in het plangebied geen doodlopende watergangen aangelegd, hetgeen de doorspoelbaarheid gunstig beïnvloed.
Inrichting en ecologie
In het plangebied zullen de oevers ter plaatse van de openbare ruimte natuurvriendelijk worden ingericht. Het HHSK stelt dat minimaal 50% van de totale oeverlengte op deze wijze wordt ingericht. Een natuurvriendelijke oeverinrichting bestaat uit oevers met een flauw talud, zodat de waterdiepte geleidelijk afneemt. Hiermee wordt een variatie aan vegetatietypen gestimuleerd. Door een inrichting van het watersysteem met een waterdiepte van minimaal 1 m wordt een robuust watersysteem gerealiseerd. De natuurvriendelijke oevers dragen bij aan de doelstellingen van de Kaderrichtlijn Water (KRW).
Het plangebied is gesitueerd in een gebied met wateraanvoer waardoor de doorspoeling goed is. In combinatie met de inmiddels grotendeels opgeheven lozingen van de glastuinbouw in Waddinxveen en omgeving zal de waterkwaliteit naar verwachting verbeteren.
Beheer en onderhoud
Alle hoofdwatergangen zijn in beheer en in onderhoud bij het HHSK. De gemeente is in principe verantwoordelijk voor het onderhoud van de overige watergangen en het beheer en onderhoud van de riolering en hemelwaterafvoer, alsmede de daarmee samenhangende kosten.
De gemeente en het HHSK hebben echter de intentie uitgesproken dat het dagelijks en buitengewoon onderhoud van alle watergangen bij wijze van pilot zal worden uitgevoerd door het HHSK. Voorwaarde hierbij is dat alle watergangen vanaf de kant bereikbaar dienen te zijn voor onderhoud en dat een obstakelvrije onderhoudsstrook (breedte 5 m) aanwezig is over de volle lengte van de watergangen. Hiertoe is in de regels van dit uitwerkingsplan een dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterstaatkundige functie' opgenomen en is aan weerszijden van de Zesde Tocht hiervoor een zone opgenomen op de verbeelding. Daarnaast dienen de kruisingen met wegen doorvaarbaar te zijn voor varend onderhoudsmaterieel. Bij de overige watergangen moet eveneens rekening gehouden worden met onderhoudsstroken. De breedte van de onderhoudsstrook geldt vanaf de boveninsteek van het talud, tenzij het talud dermate flauw is (1:7 of flauwer) dat onderhoudsmaterieel hierop kan rijden.
Tevens dienen de bewoners te worden ingelicht over de plichten, geboden en verboden met betrekking tot het onderhoud en activiteiten ter plaatse van het aangrenzende open water (de toepassing van geschikte bouwmaterialen, de eisen ten aanzien van bebouwing en steigers etc.). In dit opzicht is de aanwezigheid van bomen en grote struiken langs de oevers in algemene zin niet gewenst omdat dit leidt tot te veel beschaduwing en overmatige bladval in het water. Bouwen of opgaande beplanting langs of in de hoofdwatergang is niet toegestaan omdat dan de bereikbaarheid voor het onderhoud wordt belemmerd. Daarnaast zal de benodigde transportcapaciteit van de hoofdwatergang ontoelaatbaar worden beperkt indien bebouwing plaatsvindt.
Voor aanpassingen aan het bestaande waterhuishoudingsysteem dient een Watervergunning te worden aangevraagd bij HHSK op grond van de Keur en de Waterwet. In de Keur is ook geregeld dat "beschermingszone" voor watergangen in acht dienen te worden genomen. Het komt erop neer dat binnen de beschermingszone vanaf de insteek van de watergang (bovenkant talud) enkele meters niets gebouwd en opgeslagen mag worden. De laatst genoemde bepaling beoogt te voorkomen dat de stabiliteit van het profiel wordt aangetast, de aan- en/of afvoer en/of berging van water wordt gehinderd dan wel het onderhoud wordt gehinderd.
Voor het afkoppelen en direct lozen op het oppervlaktewater dient bij het HHSK vergunning te worden aangevraagd in het kader van de Waterwet.
Uitgangspunt bij een uitwerkingsplan is dat dit juridisch bezien deel gaat uitmaken van het 'moederplan', in dit geval het bestemmingsplan Triangel. Ter plaatse van het uitwerkingsplan wordt de globale bestemming 'Uit te werken Woongebied (UW)' in het 'moederplan' vervangen door gedetailleerdere bestemmingen, in casu de bestemmingen 'Woongebied', Wonen- Woonwagenstandplaats', 'Verkeer' en 'Water'; dit alles binnen het juridisch kader van het 'moederplan'.
In principe zijn de voorschriften van het bestemmingsplan Triangel, direct van toepassing op dit uitwerkingsplan. Met name het grootste deel van Hoofdstuk III Algemene bepalingen en de overgangsbepalingen in Hoofdstuk IV van de voorschriften van dat 'moederplan' gelden direct voor dit uitwerkingsplan. Die bepalingen worden dan ook niet meer opgenomen in de regels van dit uitwerkingsplan.
In dit uitwerkingsplan zijn alleen die regels opgenomen, die nodig of nuttig zijn voor de toepassing van de in dit plan opgenomen bestemmingen.
De regels van het onderhavige uitwerkingsplan zijn ingedeeld in vier hoofdstukken, conform de voorschriften in de SVBP2012 (Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen 2012), te weten:
Inleidende regels
Dit hoofdstuk bevat twee artikelen. In artikel 1 'Begrippen' zijn de begrippen omschreven die worden gehanteerd in het plan en die een eenduidige omschrijving behoeven. Diverse begrippen, zoals 'plan' en 'bestemmingsplan', hebben de omschrijving gekregen die is voorgeschreven in de SVBP2012. In artikel 2 'Wijze van meten' is bepaald hoe de diverse maten, als bouwhoogte, goothoogte, inhoud en oppervlakte van bouwwerken worden gemeten. Ook deze regels zijn voorgeschreven in de SVBP2012.
Bestemmingsregels
In dit hoofdstuk worden regels gegeven voor de binnen het plangebied toegestane functies. Per bestemming zijn de doeleinden/ de toegelaten gebruiksvormen van de gronden aangegeven. In beginsel is iedere vorm van bebouwing, die past binnen de desbetreffende bestemming tot een bepaalde omvang rechtstreeks (dus zonder eventuele afwijkingsvergunningen of wijzigingen) toegestaan.
Indien wordt voldaan aan de voorgeschreven maatvoering (bebouwingspercentage, goothoogte en dergelijke) en wordt gebouwd op de aangegeven plaats, kan hiervoor in de regel zonder meer omgevingsvergunning worden verleend.
In het geval van bijbehorende bouwwerken (vroeger: aanbouwen, uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen) kan meestal zonder omgevingsvergunning worden gebouwd, mits gebleven wordt binnen de regels van het bestemmingsplan (zie artikel 3, Bijlage II van het Besluit omgevingsrecht).
Algemene regels
In dit hoofdstuk is de minimale aanleghoogte van de begane grondvloer van hoofdgebouwen (i.c. woningen) geregeld. Deze regel vloeit voort uit de waterparagraaf en is ter bevordering van de waterhuishouding en om problemen met grondwateroverlast problemen met grondwateroverlast te voorkomen.
Verder zijn bepalingen ten aanzien van strijdig gebruik van gronden en bouwwerken opgenomen. Daarmee wordt onder meer de vestiging van seksinrichtingen in het plangebied voorkomen.
Overgangs- en slotregels
Dit hoofdstuk, waarvan de titel zo is voorgeschreven door de SVBP2012, bevat enkel de slotregel. Een uitwerkingsplan gaat juridisch deel uitmaken van het bestemmingsplan , waarvan het een uitwerking is, in dit geval het bestemmingsplan Triangel. Het overgangsrecht van dat bestemmingsplan blijft daarmee gelden voor dit uitwerkingsplan. Vandaar dat het uitwerkingsplan geen overgangsrecht bevat.
In de slotregel is bepaald wat de officiële naam van het uitwerkingsplan is.
In dit uitwerkingsplan is sprake van een zestal bestemmingen. In onderstaande worden deze kort toegelicht.
De bestemming 'Groen' is in dit plan meegenomen vanwege de wens om een uitkijktoren van maximaal 12 meter hoog te kunnen realiseren. De locatie van de uitkijktorens is met een aanduiding opgenomen. Deze aanduiding is vrij ruim gekozen om nog enigszins te kunnen schuiven indien nodig. Op termijn zal de toren verplaatst worden verder van de toekomstige woningen.
Binnen de bestemming 'Groen' is naast de uitkijktoren een informatiegebouw met parkeervoorzieningen mogelijk gemaakt. De aanduiding voor het informatiegebouw is eveneens vrij ruim gekozen om nog enigszins te kunnen schuiven.
De erftoegangswegen, inclusief fiets- en voetpaden, groenelementen, water en parkeerplaatsen, zijn als "Verkeer" bestemd. De bestemming heeft een globaal karakter en maakt de aanleg van deze wegen mogelijk.
Water
De bestemming 'Water' is gegeven aan de aanwezige en te behouden hoofdwatergangen.
Op de verbeelding is het gebied met de bestemming 'Wonen - Woonwagenstandplaats' aangegeven waar de plaatsing van woonwagens is toegestaan. Op de verbeelding is het bestemmingsvlak (en bouwvlak) weergegeven waarbinnen de woonwagens gerealiseerd mogen worden. Tevens is op de verbeelding aangegeven dat maximaal vier woonwagens zijn toegestaan. In de regels zijn bepalingen opgenomen ten aanzien van de onderlinge afstand, maximale bouwhoogte en bijgebouwen. Om in de toekomst flexibel om te kunnen gaan met de plaatsing van woonwagens is via een afwijkingsmogelijkheid geregeld dat de bestaande bouwvlakken met maximaal 1,5 meter mogen worden vergroot. Voorwaarde is wel dat het stedenbouwkundig past en dat geen onevenredige hinder voor de omgeving ontstaat.
Op de woonwagenstandplaats zijn de stedenbouwkundige uitgangspunten zoals genoemd in paragraaf 3.1 van toepassing.
Woongebied- 1
Woongebied-2 en Woongebied-3
Deelplannen B1, E3 en het seniorencomplex hebben allen de bestemming 'Woongebied' gekregen. Vanwege de volgende redenen is er voor gekozen om de deelgebieden onder te brengen in verschillende bestemmingen Woongebied- 1, 2 en 3:
De bestemmings- en bouwregels zijn gebaseerd op de uitwerkingsregels in artikel 6, Uit te werken Woongebied (UW), van het moederplan bestemmingsplan Triangel.
Op de verbeelding is het gebied waarbinnen gebouwd mag worden aangegeven. Er is niet gewerkt met bouwvlakken. Binnen de bestemming zijn de goot- en bouwhoogtes, de toegestane woningtypen, hoogtematen en aan te houden afstanden tot de zijdelingse perceelsgrenzen geregeld. Tevens is in de deelgebieden E3 en B1 het maximum aantal woningen per gebied en het maximum aantal appartementen vastgelegd. Binnen deze bestemmingsregels kunnen de voorziene ontwikkelingen plaatsvinden. Het uitwerkingsplan is flexibel van opzet. Binnen het gehele gebied zijn zowel laagbouw- als gestapelde woningen mogelijk, tenzij anders aangegeven op de verbeelding.
Naast een regeling voor hoofdgebouwen (de woningen) zijn tevens regels opgenomen ten aanzien van bijbehorende bouwwerken en overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde. Ook deze zijn zo veel mogelijk afgestemd op de eerder genoemde uitwerkingsregels en met de stedenbouwkundige uitgangspunten zoals genoemd in paragraaf 3.1.
Hetzelfde geldt voor de regels die zijn opgenomen ten aanzien van het uitoefenen van een beroep of bedrijf aan huis. In een woning en bijbehorende bouwwerken is de uitoefening van een aan huis gebonden beroep of kleinschalige bedrijfsmatige activiteit toegestaan. Daarbij is detailhandel expliciet uitgesloten. Internetwinkels, die wel detailhandel zijn, maar dan zonder de fysieke vorm of uitstraling van een winkel, zijn wél toegestaan. Van belang is dat geen sprake is van een afhaalfunctie en geen publieksfunctie. Deze functie levert een te grote belasting op voor de woonomgeving (parkeren, verkeersoverlast). Van het begrip 'internetwinkel' is een omschrijving opgenomen in artikel 1 van de regels.
Er zijn relatief weinig regels opgenomen ten aanzien van het bouwen van bijbehorende bouwwerken in de achtertuinen. De reden daarvoor is, dat per 1 oktober 2010 de huidige regels voor vergunningvrij bouwen met de invoering van de Wabo (Wet algemene bepalingen overgangsrecht) en de Bor (Besluit omgevingsrecht) wordt verruimd. De regels van vergunningvrij bouwen gelden ongeacht de bouwregels in het bestemmingsplan.
Waterstaat - Waterstaatkundige functie
Ten behoeve van het veilig stellen van de onderhoudszone rondom hoofdwatergangen is aan weerszijden hiervan een zone van 5 meter opgenomen waar deze dubbelbestemming geldt. De breedte van de onderhoudsstrook geldt vanaf de boveninsteek van het talud, tenzij het talud dermate flauw is (1:7 of flauwer) dat onderhoudsmaterieel hierop kan rijden.
De gemeente heeft samen met Bouwfonds een grondexploitatie maatschappij (GEM) opgericht voor de ontwikkeling van De Triangel. Voor deze ontwikkeling is een gezamenlijke grondexploitatie vastgesteld en zijn kredieten gereserveerd waaruit de realisatie van de nieuwe woonwijk en de verplaatsing van de woonwagens grotendeels wordt betaald. Afspraken hierover zijn vastgelegd in een samenwerkingsovereenkomst.
Op deze manier is het kostenverhaal verzekerd en is het niet noodzakelijk om een grondexploitatieplan vast te stellen.
Informatievoorziening
In een vroegtijdig stadium is de omgeving door C.V. Park Triangel bij de planvorming voor de gehele ontwikkeling van De Triangel betrokken. Er is intensief overleg met de omwonenden en dan in het bijzonder de bewoners aan de Tweede Bloksweg, de Tuinbouwweg en de Pater Jornaweg. Dit overleg vindt soms één op één plaats en soms in de vorm van informatieavonden. Op 1 februari 2011 en op 19 september 2012 hebben dergelijke informatieavonden plaatsgevonden waarin omwonenden zijn geïnformeerd over de stand van zaken van de plannen en de komende bouwactiviteiten in hun omgeving.
Op dinsdag 8 juli 2014 is een inloopavond georganiseerd op het projectbureau Triangel. Tijdens deze avond is men in de gelegenheid gesteld om nader kennis te nemen van het ontwerpuitwerkingsplan en de mogelijkheid tot het stellen van vragen.
Via de website www.thuisindetriangel.nl wordt een ieder regelmatig geïnformeerd over de stand van zaken van bouwplannen.
Ter inzage legging
Het ontwerp van dit uitwerkingsplan heeft vanaf 26 juni 2014 voor de duur van zes weken ter inzage gelegen. Tijdens de ter inzage legging van het ontwerp zijn geen zienswijzen ontvangen. Wel is sprake van een ambtelijke wijziging. Het bouwvlak van de woonwagenlocatie is in beperkte mate verschoven. Het uitwerkingsplan is op 2 september 2014 vastgesteld door het college.
Het concept uitwerkingsplan is voor advies voorgelegd aan het Hoogheemraadschap en aan de Omgevingsdienst Midden-Holland. Hun advies is verwerkt in hoofdstuk 4.