direct naar inhoud van Regels
Plan: Uitwerkingsplan Triangel plan 2
Status: vastgesteld
Plantype: uitwerkingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0627.upTriangelplan2-0402

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In dit plan wordt verstaan onder:

1.1 het plan:

het bestemmingsplan Triangel, Uitwerkingsplan Uitwerkingsplan Triangel plan 2 van de gemeente Waddinxveen;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met bijbehorende regels als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0627.upTriangelplan2-0402 met de bijbehorende regels;

1.3 aan-huis-gebonden-beroep:

een dienstverlenend beroep, dat in een woning door de bewoner wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.4 aanbouw/ uitbouw:

een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.5 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.6 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.7 aaneengebouwd:

een woning die deel uitmaakt van een bouwmassa bestaande uit drie of meer hoofdgebouwen;

1.8 achtererf:

de gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn achter de achtergevellijn van het hoofdgebouw of achter de denkbeeldige lijn van het verlengde daarvan;

1.9 bebouwingspercentage:

een op de verbeelding aangegeven percentage dat de grootte van het deel van het bouwvlak dan wel bouwperceel aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd;

1.10 begeleid wonen:

vormen van wonen waarbij tevens permanente zorgbegeleiding door externen plaats kan vinden;

1.11 bestaand bouwwerk:

bouwwerk, zoals dat bestaat of rechtens mag bestaan op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van het plan;

1.12 bestaand gebruik:

gebruik, zoals dat bestaat of rechtens mag bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan;

1.13 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.14 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.15 bijgebouw:

een vrijstaand gebouw dat in functioneel opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw;

1.16 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

1.17 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.18 bouwlaag:

een gedeelte van een gebouw, dat door op gelijke of nagenoeg gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met uitsluiting van zolder en onderbouw;

1.19 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.20 bouwperceelsgrens:

een grens van een bouwperceel;

1.21 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde, zijn toegestaan;

1.22 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.23 brutovloeroppervlakte:

de vloeroppervlakte volgens NEN 2580 van alle voor mensen toegankelijke ruimten binnen een gebouw;

1.24 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen, geen motorbrandstoffen zijnde, voor gebruik, verbruik of aanwending overwegend anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.25 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.26 gestapelde woning:

een woning die geheel of gedeeltelijk boven/ onder een andere woning is gelegen;

1.27 grondgebonden woning:

een gebouw, dat een vrijstaande woning of meerdere aaneengebouwde, uitsluitend naast elkaar en niet boven elkaar gelegen, woningen omvat, en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid kan worden beschouwd;

1.28 hoofdgebouw:

gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

1.29 internetwinkel:

detailhandel via internet, met dien verstande dat:

  • a. het te koop aanbieden, de uitstalling ten verkoop en het verkopen uitsluitend geschieden via internet en niet fysiek ter plaatse, en
  • b. het leveren van goederen plaatsvindt via post-, pakket- of soortgelijke bezorgdiensten;
  • c. opslag van goederen inpandig plaats vindt;
  • d. er geen afhaal van goederen plaats vindt.
1.30 kap:

de volledige of nagenoeg volledige afdekking van een gebouw in een gebogen vorm danwel met een dakhelling van ten minste 35° en ten hoogste 75°;

1.31 kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten:

het in een woning door de bewoner op bedrijfsmatige uitoefenen van activiteiten, waarvoor geen melding of vergunning op grond van de Wet milieubeheer vereist is, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.32 laagbouw:

een gebouw bestaande uit drie of minder boven het maaiveld gelegen bouwlagen;

1.33 maatschappelijke voorzieningen:

voorzieningen inzake welzijn, volksgezondheid, cultuur, religie, sport, onderwijs, openbare orde en veiligheid en daarmee gelijk te stellen sectoren.

1.34 mantelzorg:

zorg die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende, door personen uit diens directe omgeving waarbij de zorgverlening rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie;

1.35 onderkomen:

een voor verblijf geschikt, al dan niet aan zijn bestemming onttrokken, vaar- of voertuig, ark of caravan, voor zover dat/die niet als een bouwwerk is aan te merken, alsook een tent;

1.36 peil:
  • a. voor gebouwen die onmiddellijk aan de weg grenzen: de hoogte van die weg;
  • b. in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld;
1.37 seksinrichting:

een inrichting, bestaande uit een of meer voor publiek toegankelijke, besloten ruimten, waarin bedrijfsmatig of op een daarmee vergelijkbare wijze, seksuele handelingen worden verricht; onder een hiervoor bedoelde inrichting worden in elk geval verstaan: een prostitutiebedrijf en raamprostitutiebedrijf;

1.38 standplaats:

een door het bevoegde gemeentelijke orgaan als zodanig aangewezen terrein of gedeelte daarvan dat bestemd is voor het al dan niet permanent plaatsen van een niet direct en niet duurzaam met de aarde verbonden en voor woon-, bedrijfsmatige of recreatieve doeleinden geschikte ruimte;

1.39 uitbouw:

een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.40 voorerf:

gedeelte van het erf dat voor de voorgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan is gelegen, met dien verstande dat indien het hoofdgebouw aan meerdere wegen is gelegen alle gedeelten van het erf gelegen tussen de gevel of het verlengde daarvan en de grens van de weg als voorerf wordt aangemerkt.

1.41 voorgevel:

de naar de weg gekeerde of aan de voorzijde van een gebouw gelegen gevel;

1.42 vrijstaande woning:

een woning zonder gemeenschappelijke wand met een andere woning;

1.43 woning:

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;

1.44 wooneenheid:

Een (gedeelte van een) gebouw, dat dient voor de huisvesting van één afzonderlijke huishouding, niet zijnde een bijzondere woonvorm, en/of voor de huisvesting van maximaal drie personen naast de huishouding, of voor de huisvesting van maximaal vier personen wanneer er daarnaast geen huishouding in het gebouw is ondergebracht;

1.45 woonwagen:

voor bewoning bestemd gebouw ten behoeve van één huishouden, dat is geplaatst op een standplaats en dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst;

1.46 zijerf:

de gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn aan de zijkant(en) van dat hoofdgebouw tussen de denkbeeldige lijnen van het verlengde van de voor- en achtergevel.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, dakrandversieringen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.2 de breedte van de voorgevel:

de kortste afstand tussen de buitenwerkse gevelvlakken van de zijgevels;

2.3 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.4 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.5 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Groen

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen;
  • b. een uitkijktoren uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen- uitkijktoren';
  • c. een informatiegebouw met parkeervoorzieningen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - informatiegebouw';
  • d. voetpaden, fietspaden en watergangen;
  • e. speelvoorzieningen;
  • f. water;
  • g. waterhuishoudkundige voorzieningen, waaronder bruggen;
  • h. uitstekende delen aan gebouwen die toegelaten zijn krachtens een aangrenzende bouwbestemming;

met daaraan ondergeschikt:

  • i. voorzieningen ten behoeve van beeldende kunst;
  • j. openbare nutsvoorzieningen;

met daarbij behorende:

  • k. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Gebouwen
  • a. op of in deze gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van één horecavoorziening tot een oppervlakte van 250 m² bvo;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - informatiegebouw' mag een gebouw worden gebouwd, waarvan:
    • 1. de oppervlakte maximaal 70 m² mag bedragen;
    • 2. de bouwhoogte maximaal 4 meter mag bedragen;
  • c. de goot- en nokhoogte van de horecavoorziening mag maximaal 4 respectievelijk 9 meter bedragen;
  • d. de goot- en bouwhoogte van openbare nutsvoorzieningen mogen respectievelijk 3 en 6 meter bedragen;
3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 meter bedragen;
  • b. de bouwhoogte van licht- en vlaggenmasten mag niet meer dan 10 meter bedragen;
  • c. de bouwhoogte van speeltoestellen mag niet meer bedragen dan 7 meter;
  • d. de bouwhoogte van de uitkijktoren ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen- uitkijktoren' mag niet meer bedragen dan 12 meter;
  • e. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 2,5 meter bedragen;
  • f. uitstekende delen aan gebouwen als bedoeld in het eerste lid onder f, mogen niet dieper dan 1,0 meter uit de gevel en tenminste 2,5 meter boven maaiveld zijn.
3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. een samenhangend stedenbouwkundig beeld;
  • b. een goede woonsituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. de bescherming van de groenstructuur;
  • f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 4 Verkeer

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. gebiedsontsluitingswegen;
  • b. erftoegangswegen;
  • c. voetpaden, fietspaden;
  • d. groenvoorzieningen;
  • e. geluidwerende voorzieningen;
  • f. kleinschalige speelvoorzieningen;
  • g. uitstekende delen aan gebouwen die toegelaten zijn krachtens een aangrenzende bouwbestemming;

met daaraan ondergeschikt:

  • h. parkeervoorzieningen;
  • i. groenvoorzieningen;
  • j. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • k. nutsvoorzieningen;
  • l. (ondergrondse) afvalvoorzieningen;
  • m. kunstobjecten;

met de daarbij behorende:

  • n. bebouwing en kunstwerken.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van gebouwen mag niet meer dan 3 meter bedragen;
  • b. in afwijking van het gestelde onder 4.2.1 onder a mogen de goot- en bouwhoogte van openbare nutsvoorzieningen respectievelijk 3 en 6 meter bedragen.
4.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van lichtmasten mag niet meer dan 10 meter bedragen;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 2,5 meter bedragen;
  • c. de bouwhoogte van speelvoorzieningen mag niet meer dan 7 meter bedragen;
  • d. uitstekende delen aan gebouwen als bedoeld in het eerste lid onder g, mogen niet dieper dan 1,0 meter uit de gevel en tenminste 2,5 meter boven maaiveld zijn.
4.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. een samenhangend stedenbouwkundig beeld;
  • b. een goede woonsituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. de bescherming van de groenstructuur;
  • f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 5 Water

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. waterlopen en waterpartijen;
  • b. waterhuishouding, waterbeheersing en watergeleiding;

met daarbij behorende:

  • c. taluds, oeverbeschoeiingen, groenvoorzieningen en verhardingen;
  • d. bruggen en duikers voor kruisingen met wegverkeer;
  • e. openbare kunst;
  • f. nutsvoorzieningen;
  • g. speelvoorzieningen.
5.2 Bouwregels

Ter plaatse van de in deze bestemming bedoelde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de bestemming met inachtneming van de volgende regels:

  • a. oeverbeschoeiingen duikers, bruggen ter verbinding van de aangrenzende gronden met een maximale bouwhoogte van 3 m;
  • b. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming.
5.3 Specifieke gebruiksregels

Het is verboden de gronden als bedoeld in lid 5.1 te gebruiken als ligplaatsen voor woonschepen.

Artikel 6 Wonen - Woonwagenstandplaats

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - Woonwagenstandplaats' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. standplaatsen voor woonwagens;

Met daarbij behorende:

  • b. bouwwerken, geen gebouw zijnde;
  • c. parkeervoorzieningen;
  • d. gebouwen;
  • e. tuinen en erven.
6.2 Bouwregels

Ten aanzien van de in lid 6.1 bedoelde gronden gelden de volgende regels:

  • a. de woonwagens dienen binnen het bouwvlak te worden geplaatst, waarbij per bouwvlak één woonwagen is toegestaan;
  • b. de goot- en bouwhoogte van de woonwagens mag niet meer bedragen respectievelijk 4 en 5 meter;
  • c. de richting van de nok dient gelijk te zijn aan de richting van de lange zijde van het bouwvlak;
  • d. de voorgevel van de woonwagen dient gelijk te zijn aan de rooilijn die wordt gevormd door de korte zijde van het bouwvlak welke aan de straatzijde gelegen is;
  • e. aan- en uitbouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak;
  • f. (vrijstaande) bijgebouwen en overkappingen mogen uitsluitend vanaf 1 meter achter de voorgevel worden gebouwd;
  • g. de afstand van aan- en uitbouwen, (vrijstaande) bijgebouwen en overkappingen tot de zijdelingse bouwperceelgrens mag niet minder bedragen dan 1 meter;
  • h. de bouwhoogte van aan- en uitbouwen, (vrijstaande) bijgebouwen en overkappingen mag niet meer bedragen dan 3 meter;
  • i. per bouwperceel mag de oppervlakte van (vrijstaande) bijgebouwen en overkappingen niet meer bedragen dan 20 m2;
  • j. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, mag niet meer bedragen dan:
    • 1. 2 meter voor erfafscheidingen gelegen achter de voorgevellijn;
    • 2. 1 meter voor erfafscheidingen op de overige gronden;
    • 3. 2 meter voor overige bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde.
  • k. ondergronds bouwen is niet toegestaan.
6.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. een goede woonsituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. de milieuhygiënische situatie;
  • f. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
6.4 Specifieke gebruiksregels
  • a. het totale gebruiksoppervlakte van de vier woonwagens en nevenfuncties bedraagt ten hoogste 500 m2.
6.5 Afwijken van de bouwregels
  • a. Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.2 onder a ten behoeve van het overschrijden van het bouwvlak met maximaal 1,5 meter, mits:
    • 1. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden niet worden aangetast;
    • 2. de afwijking voldoet aan redelijk eisen van welstand;
    • 3. de vergroting van het bouwvlak niet leidt tot een onevenredige toename van hinder op nabijgelegen functies;
    • 4. de uitbreiding plaatsvindt aan de zijde van het bouwvlak waar de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens groter is dan 1 m.

Artikel 7 Woongebied- 1

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Woongebied- 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen in de vorm gestapelde woningen;
  • b. tuinen en erven;
  • c. erftoegangswegen en verblijfsvoorzieningen;
  • d. groenvoorzieningen;
  • e. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • f. parkeervoorzieningen;
  • g. kleinschalige speelvoorzieningen;
  • h. (ondergrondse) afvalvoorzieningen;
  • i. nutsvoorzieningen.
7.2 Bouwregels

Ter plaatse van de binnen de bestemming bedoelde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de bestemming, en voorts met inachtneming van de volgende regels:

7.2.1 Hoofdgebouwen

Ten aanzien van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van woningen mag niet meer bedragen dan is aangeduid ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)';
  • b. gestapelde woningen dienen te zijn voorzien van een kap;
  • c. het oprichten van woningen, indien en voor zover deze niet voldoen aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB, is slechts toegestaan indien de woningen voldoen aan de door het bevoegd gezag vastgestelde hogere grenswaarde (voor wegverkeerslawaai), waarbij geldt dat:
    • 1. bij een geluidsbelasting hoger dan 53 dB op de gevel van een woning, de verblijfsruimten van de woning niet aan de gevel worden gesitueerd waar de hoogste geluidsbelasting optreedt, tenzij overwegingen van stedenbouw of volkshuisvesting zich daartegen verzetten;
    • 2. bij een geluidsbelasting hoger dan 53 dB de woning een geluidsluwe gevel moet bezitten en ten minste één tot de woning behorende buitenruimte aan deze geluidsluwe gevel gesitueerd moet worden.
  • d. het oprichten van woningen, indien en voor zover deze niet voldoen aan de voorkeursgrenswaarde van 55 dB, is slechts toegestaan indien de woningen voldoen aan de door het bevoegd gezag vastgestelde hogere grenswaarde (voor railverkeerslawaai), waarbij geldt dat:
    • 1. bij een geluidsbelasting hoger dan 68 dB op de gevel van een woning, de verblijfsruimten van de woning niet aan de gevel worden gesitueerd waar de hoogste geluidsbelasting optreedt, tenzij overwegingen van stedenbouw of volkshuisvesting zich daartegen verzetten;
    • 2. bij een geluidsbelasting hoger dan 68 dB de woning een geluidsluwe gevel moet bezitten en ten minste één tot de woning behorende buitenruimte aan deze geluidsluwe gevel gesitueerd moet worden.
  • e. de goot- en bouwhoogte van openbare nutsvoorzieningen mogen respectievelijk 3 en 6 meter bedragen;
7.2.2 Bijgebouwenregeling

Ten aanzien van bijgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. bij ieder hoofdgebouw zijn op een afstand van minimaal 3 m achter (het denkbeeldig verlengde van) de voorgevel van dat hoofdgebouw, aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen toegestaan;
  • b. de gronden mogen voor maximaal 50% bebouwd worden met een maximum van 50 m2. Voor bouwpercelen met een oppervlakte van meer dan 500 m² mag het oppervlakte van 50 m² vermeerderd worden met 10% van het oppervlakte dat het bouwperceel groter is dan 500 m², tot een maximum van 120 m²;
  • c. de goot- en bouwhoogte van aan- of uitbouwen en bijgebouwen en overkappingen mag niet meer dan respectievelijk:
    • 1. 3 m en 6 m voor vrijstaande bijgebouwen en overkappingen;
    • 2. een bouwhoogte van 4 m voor uitbouwen op het voor- en zijerf;
    • 3. een bouwhoogte van 7 m voor uitbouwen op het achtererf;
    • 4. 4 m en 7 m voor aanbouwen en aangebouwde bijgebouwen.
7.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Ten aanzien van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegestaan tot een bouwhoogte van:
    • 1. maximaal 1 m voor erf- en terreinafscheidingen en overige bouwwerken voor de naar de weg gekeerde gevel, behoudens het bepaalde onder 2 en 3;
    • 2. maximaal 4,5 m voor gemeenschappelijke terreinafscheidingen, poorten en entree accenten bij een complex van gestapelde woningen, indien en voor zover deze met het complex een architectonische eenheid vormen;
    • 3. maximaal 6 m voor vlaggenmasten;
    • 4. maximaal 2 m voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
7.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan de hoofdvorm en de situering van bouwwerken, ter waarborging van:

  • a. de verkeersveiligheid;
  • b. de parkeercapaciteit;
  • c. een evenwichtig ruimtelijk beeld;
  • d. de bezonning, privacy en/of gebruiksmogelijkheden van aangrenzende percelen.
7.4 Afwijken van de bouwregels
  • a. Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 7.2.1 onder a, in die zin dat de maximale bouwhoogte mag worden verhoogd met 1,5 meter indien een half verdiepte parkeergarage wordt toegepast en indien het bouwplan voldoet aan redelijke eisen van welstand;
  • b. Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 7.2.1 onder c, en toestaan dat geen kap wordt toegepast, mits het bouwplan voldoet aan redelijke eisen van welstand.
7.5 Specifieke gebruiksregels
7.5.1 Aan huis verbonden beroep of kleinschalige bedrijfsmatige activiteit

Ter plaatse van de binnen de bestemming bedoelde gronden is de uitoefening van een aan huis verbonden beroep of kleinschalige bedrijfsmatige activiteit toegestaan, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de voor de beroeps- of bedrijfsuitoefening te gebruiken vloeroppervlakte mag maximaal 25% van de totale vloeroppervlakte van een woning (inclusief aanbouwen en bijgebouwen) bedragen, maar nooit meer dan 80 m² per woning;
  • b. er mag geen onevenredige afbreuk aan de woonfunctie worden gedaan;
  • c. detailhandel en horeca zijn niet toegestaan, behoudens internetwinkels;
  • d. er mag geen onevenredige milieu- of verkeershinder ontstaan;
  • e. het beroep of bedrijf moet worden uitgeoefend door de bewoner(s) van het betreffende perceel;
  • f. de activiteiten mogen niet vergunning- of meldingplichtig zijn op grond van de Wet milieubeheer.

Artikel 8 Woongebied-2

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Woongebied-2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen in de vorm van grondgebonden en gestapelde woningen met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld uitgesloten', uitsluitend grondgebonden woningen zijn toegestaan;
  • b. tuinen en erven;
  • c. erftoegangswegen en verblijfsvoorzieningen;
  • d. groenvoorzieningen;
  • e. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • f. parkeervoorzieningen;
  • g. kleinschalige speelvoorzieningen;
  • h. (ondergrondse) afvalvoorzieningen;
  • i. nutsvoorzieningen.
8.2 Bouwregels

Ter plaatse van de binnen de bestemming bedoelde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de bestemming, en voorts met inachtneming van de volgende regels:

8.2.1 Hoofdgebouwen

Ten aanzien van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de goot- en bouwhoogte van grondgebonden woningen mag niet meer bedragen dan respectievelijk 7 en 12 meter;
  • b. de bouwhoogte van gestapelde woningen bedraagt maximaal 12 meter, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' de bouwhoogte maximaal 16 meter bedraagt;
  • c. het aantal wooneenheden mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'aantal wooneenheden' is aangegeven met dien verstande dat van dit aantal maximaal 40 woningen in gestapelde vorm mogen worden gebouwd;
  • d. gestapelde woningen dienen te zijn voorzien van een kap;
  • e. de maximale gevellengte van een blok aaneengesloten woningen bedraagt 60 meter;
  • f. tussen een blok aaneengesloten woningen dient een minimale afstand aangehouden te worden van 5 meter;
  • g. het bebouwingspercentage van een bouwperceel mag niet meer bedragen dan:
    • 1. 60% voor grondgebonden woningen;
    • 2. 80% voor patiowoningen;
    • 3. 100% voor gestapelde woningen;
  • h. het oprichten van woningen, indien en voor zover deze niet voldoen aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB, is slechts toegestaan indien de woningen voldoen aan de door het bevoegd gezag vastgestelde hogere grenswaarde (voor wegverkeerslawaai), waarbij geldt dat:
    • 1. bij een geluidsbelasting hoger dan 53 dB op de gevel van een woning, de verblijfsruimten van de woning niet aan de gevel worden gesitueerd waar de hoogste geluidsbelasting optreedt, tenzij overwegingen van stedenbouw of volkshuisvesting zich daartegen verzetten;
    • 2. bij een geluidsbelasting hoger dan 53 dB de woning een geluidsluwe gevel moet bezitten en ten minste één tot de woning behorende buitenruimte aan deze geluidsluwe gevel gesitueerd moet worden.
  • i. het oprichten van woningen, indien en voor zover deze niet voldoen aan de voorkeursgrenswaarde van 55 dB, is slechts toegestaan indien de woningen voldoen aan de door het bevoegd gezag vastgestelde hogere grenswaarde (voor railverkeerslawaai), waarbij geldt dat:
    • 1. bij een geluidsbelasting hoger dan 68 dB op de gevel van een woning, de verblijfsruimten van de woning niet aan de gevel worden gesitueerd waar de hoogste geluidsbelasting optreedt, tenzij overwegingen van stedenbouw of volkshuisvesting zich daartegen verzetten;
    • 2. bij een geluidsbelasting hoger dan 68 dB de woning een geluidsluwe gevel moet bezitten en ten minste één tot de woning behorende buitenruimte aan deze geluidsluwe gevel gesitueerd moet worden.
  • j. de goot- en bouwhoogte van openbare nutsvoorzieningen mogen respectievelijk 3 en 6 meter bedragen;
8.2.2 Bijgebouwenregeling

Ten aanzien van bijgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. bij ieder hoofdgebouw, met uitzondering van patiowoningen, zijn, op een afstand van minimaal 3 m achter (het denkbeeldig verlengde van) de voorgevel van dat hoofdgebouw, aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen toegestaan;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een hoofdgebouw van een grondgebonden woning, mag maximaal 50 % van de totale oppervlakte van het zij- en achtererf van het bouwperceel bedragen;
  • c. de goot- en bouwhoogte van aan- of uitbouwen en bijgebouwen en overkappingen mag niet meer dan respectievelijk:
    • 1. 3 m en 6 m voor vrijstaande bijgebouwen en overkappingen;
    • 2. een bouwhoogte van 4 m voor uitbouwen op het voor- en zijerf;
    • 3. een bouwhoogte van 7 m voor uitbouwen op het achtererf;
    • 4. 4 m en 7 m voor aanbouwen en aangebouwde bijgebouwen.
8.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Ten aanzien van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegestaan tot een bouwhoogte van:
    • 1. maximaal 1 m voor erf- en terreinafscheidingen en overige bouwwerken voor de naar de weg gekeerde gevel, behoudens het bepaalde onder 2 en 3;
    • 2. maximaal 4,5 m voor gemeenschappelijke terreinafscheidingen, poorten en entree accenten bij een complex van gestapelde woningen, indien en voor zover deze met het complex een architectonische eenheid vormen;
    • 3. maximaal 6 m voor vlaggenmasten;
    • 4. maximaal 2 m voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
8.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan de hoofdvorm en de situering van bouwwerken, ter waarborging van:

  • a. de verkeersveiligheid;
  • b. de parkeercapaciteit;
  • c. een evenwichtig ruimtelijk beeld;
  • d. de bezonning, privacy en/of gebruiksmogelijkheden van aangrenzende percelen.
8.4 Afwijken van de bouwregels
  • a. Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 8.2.1 onder a en b, in die zin dat de maximale bouwhoogte mag worden verhoogd met 1,5 meter indien een half verdiepte parkeergarage wordt toegepast en indien het bouwplan voldoet aan redelijke eisen van welstand;
  • b. Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 8.2.1 onder d, en toestaan dat geen kap wordt toegepast, mits het bouwplan voldoet aan redelijke eisen van welstand.
8.5 Specifieke gebruiksregels
8.5.1 Aan huis verbonden beroep of kleinschalige bedrijfsmatige activiteit

Ter plaatse van de binnen de bestemming bedoelde gronden is de uitoefening van een aan huis verbonden beroep of kleinschalige bedrijfsmatige activiteit toegestaan, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de voor de beroeps- of bedrijfsuitoefening te gebruiken vloeroppervlakte mag maximaal 25% van de totale vloeroppervlakte van een woning (inclusief aanbouwen en bijgebouwen) bedragen, maar nooit meer dan 80 m² per woning;
  • b. er mag geen onevenredige afbreuk aan de woonfunctie worden gedaan;
  • c. detailhandel en horeca zijn niet toegestaan, behoudens internetwinkels;
  • d. er mag geen onevenredige milieu- of verkeershinder ontstaan;
  • e. het beroep of bedrijf moet worden uitgeoefend door de bewoner(s) van het betreffende perceel;
  • f. de activiteiten mogen niet vergunning- of meldingplichtig zijn op grond van de Wet milieubeheer.

Artikel 9 Woongebied-3

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Woongebied-3' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen in de vorm van grondgebonden en gestapelde woningen met dien verstande dat:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld uitgesloten', uitsluitend grondgebonden woningen zijn toegestaan;
    • 2. een verkeersontsluiting met een minimale breedte van het openbare profiel van 12 meter ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - verkeersontsluiting';
  • b. tuinen en erven;
  • c. erftoegangswegen en verblijfsvoorzieningen;
  • d. groenvoorzieningen;
  • e. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • f. parkeervoorzieningen;
  • g. kleinschalige speelvoorzieningen;
  • h. (ondergrondse) afvalvoorzieningen;
  • i. nutsvoorzieningen.
9.2 Bouwregels

Ter plaatse van de binnen de bestemming bedoelde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de bestemming, en voorts met inachtneming van de volgende regels:

9.2.1 Hoofdgebouwen

Ten aanzien van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de goot- en bouwhoogte van grondgebonden woningen mag niet meer bedragen dan respectievelijk 7 en 12 meter;
  • b. de bouwhoogte van gestapelde woningen bedraagt maximaal 12 meter, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' de bouwhoogte maximaal 16 meter bedraagt;
  • c. het aantal wooneenheden mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'aantal wooneenheden' is aangegeven met dien verstande dat van dit aantal maximaal 150 woningen in gestapelde vorm mogen worden gebouwd;
  • d. gestapelde woningen dienen te zijn voorzien van een kap;
  • e. de maximale gevellengte van een bouwblok bedraagt 100 meter;
  • f. tussen bouwblokken dient een minimale afstand aangehouden te worden van 5 meter;
  • g. het bebouwingspercentage van een bouwperceel mag niet meer bedragen dan:
    • 1. 60% voor grondgebonden woningen;
    • 2. 80% voor patiowoningen;
    • 3. 100% voor gestapelde woningen;
  • h. het oprichten van woningen, indien en voor zover deze niet voldoen aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB, is slechts toegestaan indien de woningen voldoen aan de door het bevoegd gezag vastgestelde hogere grenswaarde (voor wegverkeerslawaai), waarbij geldt dat:
    • 1. bij een geluidsbelasting hoger dan 53 dB op de gevel van een woning, de verblijfsruimten van de woning niet aan de gevel worden gesitueerd waar de hoogste geluidsbelasting optreedt, tenzij overwegingen van stedenbouw of volkshuisvesting zich daartegen verzetten;
    • 2. bij een geluidsbelasting hoger dan 53 dB de woning een geluidsluwe gevel moet bezitten en ten minste één tot de woning behorende buitenruimte aan deze geluidsluwe gevel gesitueerd moet worden.
  • i. het oprichten van woningen, indien en voor zover deze niet voldoen aan de voorkeursgrenswaarde van 55 dB, is slechts toegestaan indien de woningen voldoen aan de door het bevoegd gezag vastgestelde hogere grenswaarde (voor railverkeerslawaai), waarbij geldt dat:
    • 1. bij een geluidsbelasting hoger dan 68 dB op de gevel van een woning, de verblijfsruimten van de woning niet aan de gevel worden gesitueerd waar de hoogste geluidsbelasting optreedt, tenzij overwegingen van stedenbouw of volkshuisvesting zich daartegen verzetten;
    • 2. bij een geluidsbelasting hoger dan 68 dB de woning een geluidsluwe gevel moet bezitten en ten minste één tot de woning behorende buitenruimte aan deze geluidsluwe gevel gesitueerd moet worden.
  • j. de goot- en bouwhoogte van openbare nutsvoorzieningen mogen respectievelijk 3 en 6 meter bedragen;
9.2.2 Bijgebouwenregeling

Ten aanzien van bijgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. bij ieder hoofdgebouw, met uitzondering van patiowoningen, zijn, op een afstand van minimaal 3 m achter (het denkbeeldig verlengde van) de voorgevel van dat hoofdgebouw, aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen toegestaan;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een hoofdgebouw van een grondgebonden woning, mag maximaal 50 % van de totale oppervlakte van het zij- en achtererf van het bouwperceel bedragen;
  • c. de goot- en bouwhoogte van aan- of uitbouwen en bijgebouwen en overkappingen mag niet meer dan respectievelijk:
    • 1. 3 m en 6 m voor vrijstaande bijgebouwen en overkappingen;
    • 2. een bouwhoogte van 4 m voor uitbouwen op het voor- en zijerf;
    • 3. een bouwhoogte van 7 m voor uitbouwen op het achtererf;
    • 4. 4 m en 7 m voor aanbouwen en aangebouwde bijgebouwen.
9.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Ten aanzien van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegestaan tot een bouwhoogte van:
    • 1. maximaal 1 m voor erf- en terreinafscheidingen en overige bouwwerken voor de naar de weg gekeerde gevel, behoudens het bepaalde onder 2 en 3;
    • 2. maximaal 4,5 m voor gemeenschappelijke terreinafscheidingen, poorten en entree accenten bij een complex van gestapelde woningen, indien en voor zover deze met het complex een architectonische eenheid vormen;
    • 3. maximaal 6 m voor vlaggenmasten;
    • 4. maximaal 2 m voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
9.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan de hoofdvorm en de situering van bouwwerken, ter waarborging van:

  • a. de verkeersveiligheid;
  • b. de parkeercapaciteit;
  • c. een evenwichtig ruimtelijk beeld;
  • d. de bezonning, privacy en/of gebruiksmogelijkheden van aangrenzende percelen.

9.4 Afwijken van de bouwregels
  • a. Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 9.2.1 onder a en b, in die zin dat de maximale bouwhoogte mag worden verhoogd met 1,5 meter indien een half verdiepte parkeergarage wordt toegepast en indien het bouwplan voldoet aan redelijke eisen van welstand;
  • b. Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 9.2.1 onder d, en toestaan dat geen kap wordt toegepast, mits het bouwplan voldoet aan redelijke eisen van welstand.
9.5 Specifieke gebruiksregels
9.5.1 Aan huis verbonden beroep of kleinschalige bedrijfsmatige activiteit

Ter plaatse van de binnen de bestemming bedoelde gronden is de uitoefening van een aan huis verbonden beroep of kleinschalige bedrijfsmatige activiteit toegestaan, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de voor de beroeps- of bedrijfsuitoefening te gebruiken vloeroppervlakte mag maximaal 25% van de totale vloeroppervlakte van een woning (inclusief aanbouwen en bijgebouwen) bedragen, maar nooit meer dan 80 m² per woning;
  • b. er mag geen onevenredige afbreuk aan de woonfunctie worden gedaan;
  • c. detailhandel en horeca zijn niet toegestaan, behoudens internetwinkels;
  • d. er mag geen onevenredige milieu- of verkeershinder ontstaan;
  • e. het beroep of bedrijf moet worden uitgeoefend door de bewoner(s) van het betreffende perceel;
  • f. de activiteiten mogen niet vergunning- of meldingplichtig zijn op grond van de Wet milieubeheer.

Artikel 10 Waterstaat - Waterstaatkundige functie

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterstaatkundige functie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), primair bestemd voor het beheer van waterstaatsdoeleinden.

10.2 Bouwregels

Ter plaatse van de in deze bestemming bedoelde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de bestemming, en voorts met inachtneming van de volgende regels:

  • a. uitsluitend toegestaan zijn bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de waterstaatsdoeleinden;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 6 m bedragen.
10.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 10.2 met inachtneming van de volgende regels:

  • a. afwijken is uitsluitend toegestaan voor bouwwerken, voor zover deze zijn toegelaten op grond van de regels van de andere bestemmingen, waarmee de dubbelbestemming samenvalt;
  • b. voordat een omgevingsvergunning wordt verleend horen burgemeester en wethouders het waterschap, hoogheemraadschap of derde, welke verantwoordelijk is voor (het beheer van) de waterloop.
10.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
  • a. Zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden, is het verboden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
    • 1. het ontginnen, bodem verlagen, afgraven, ophogen of egaliseren van gronden;
    • 2. het aanleggen of verharden van wegen, paden, banen of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
    • 3. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
    • 4. het aanleggen of aanbrengen van oeverbeschoeiingen, aanlegplaatsen of verhardingen ten behoeve van de watersport.
  • b. Het in sub a bedoelde verbod is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen of die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het bestemmingsplan.
  • c. De in sub a bedoelde omgevingsvergunning wordt geweigerd indien door de uitvoering van de in sub a bedoelde werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan direct of indirect te verwachten gevolgen het normaal functioneren van de waterloop wordt of kan worden aangetast.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 11 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 12 Algemene bouwregels

Hoofdgebouwen mogen wat betreft de begane grondvloer niet dieper dan 5,05 m onder N.A.P. worden gebouwd.

Artikel 13 Algemene gebruiksregels

Een gebruik in strijd met de in het plan gegeven bestemming en met het in of krachtens het plan ten aanzien van het gebruik van gronden en bouwwerken bepaalde, is in ieder geval het gebruik van:

  • a. gronden en bouwwerken als of ten behoeve van een seksinrichting;
  • b. onbebouwde gronden als stand- of ligplaats van onderkomens, tenzij dit gebruik verband houdt met de verwerkelijking van de bestemming of het op de bestemming gerichte beheer;
  • c. als opslag-, stort- of bergplaats van machines, voer- en vaartuigen en andere al of niet afgedankte stoffen, voorwerpen en producten, tenzij dit gebruik verband houdt met de verwerkelijking van de bestemming of het op de bestemming gerichte beheer;
  • d. niet voor bewoning bestemde gebouwen of onderkomens, voor bewoning.

Artikel 14 Algemene afwijkingsregels

14.1 Algemeen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij omgevingsvergunning af te wijken van de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen, percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages.

14.2 Afwijkingsbevoegdheid mantelzorg

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij omgevingsvergunning af te wijken ten behoeve van het gebruik en het bouwen van het bestaande hoofdgebouw of de bestaande bijgebouwen als tijdelijke woonruimte bij de woning ten behoeve van mantelzorg met dien verstande dat:

  • a. het maximaal aantal woningen op het bouwvlak niet mag toenemen;
  • b. de woning bij gebruik door uitbouw:
  • c. twee huishoudens een duidelijke uitstraling dient te hebben van één woning met eventueel bijgebouwen;
  • d. er geen extra inritten of bruggen mogen worden aangelegd;
  • e. de woning maximaal één toegang mag hebben;
  • f. de zorgbehoefte moet zijn aangetoond via een indicatiebesluit of een verklaring van de GGD, met uitzondering van zorgbehoevenden ouder dan 75 jaar;
  • g. bij beëindiging van de mantelzorg het gebruik van de woning, aan- of uitbouw of bijgebouw als tijdelijke woonruimte wordt beëindigd;
  • h. de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een hoofdgebouw van een grondgebonden woning tijdelijk maximaal 60% van de totale oppervlakte van het zij- en achtererf van het bouwperceel mag bedragen.
14.3 Voorwaarden

De in 14.2 genoemde afwijkingen mogen slechts worden verleend indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken. Voorts dient de stedenbouwkundige waarde van de omgeving te zijn gewaarborgd.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 15 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Triangel, Uitwerkingsplan Uitwerkingsplan Triangel plan 2.

Aldus vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Waddinxveen bij besluit van ..........

De burgemeester,   De secretaris,  

 
 
....   ....