Plan: | Buitenplaats Duivenvoorde 2011 |
---|---|
Status: | onherroepelijk |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0626.Duivenvoorde-BP50 |
Op 19 februari 2003 hebben provinciale staten van Zuid-Holland het streekplan "Zuid-Holland West" vastgesteld. Met dit streekplan, dat een planhorizon kent tot 2015 en sterk steunt op het gedachtegoed van de eerste drie PKB-delen van de Vijfde Nota over de Ruimtelijke Ordening Extra, streeft de provincie er naar de ontwikkeling van de Randstad tot groene Deltametropool te ondersteunen. In het streekplan is het plangebied grotendeels aangeduid als Natuurgebied, deels ook als Agrarisch gebied Plus: agrarische gebieden met natuurwaarden, landschappelijke waarden en/of cultuurhistorische waarden. Daarnaast rust op basis van het streekplan op het plangebied de aanduiding 'Beschermd stads- of dorpsgezicht'. Op 30 januari 2008 hebben provinciale staten de zevende partiële herziening van het streekplan vastgesteld, getiteld "Duivenvoordecorridor / Westland c.a.". Met deze herziening heeft de provincie het groene licht gegeven voor de transformatie van de Duivenvoordecorridor van een verrommeld landschap, gedomineerd door kassen, naar een kwalitatief hoogwaardig coulisselandschap. De verdere ontwikkeling van het kasteel en landgoed Duivenvoorde, waarin het voorliggende bestemmingsplan voorziet, past binnen het provinciaal beleid ter zake.
Figuur 2.1: uitsnede streekplankaart Zuid-Holland West (na 7e partiële herziening)
Zoals opgemerkt onder 2.1 behouden de concrete beleidsbeslissingen uit het streekplan hun werking tot en met 2013: het streekplan Zuid-Holland West is immers vastgesteld op 19 februari 2003 en heeft een geldigheidsduur van tien jaar. In dat opzicht blijft het streekplan ook in formele zin voor het voorliggende bestemmingsplan een relevant onderdeel van het het beleidskader, waaraan getoetst dient te worden.
Op 2 juli 2010 hebben Provinciale Staten van Zuid-Holland de Provinciale Structuurvisie (PSV) "Visie op Zuid-Holland" vastgesteld. Hierin beschrijft de provincie haar doelstellingen en provinciale belangen op het gebied van de ruimtelijke ordening. De PSV geeft een doorkijk naar 2040 en de visie voor 2020 met de daarbij behorende uitvoeringsstrategie. De nieuwe integrale structuurvisie komt in de plaats van de vier streekplannen en de beleidsnota "Regels voor Ruimte".
Het ontwerp van de PSV is in nauwe samenspraak met gemeenten, regio's en maatschappelijke organisaties voorbereid. Tot halverwege januari 2010 zijn op het ontwerp circa 500 inspraakreacties ontvangen. De ingekomen reacties zijn in februari en maart besproken in ambtelijke en bestuurlijke tafels. In april 2010 hebben GS het definitieve ontwerp van de PSV en de Nota van beantwoording en wijziging vastgesteld. PS hebben in mei hoorzittingen gehouden, daarnaast heeft in mei en juni de Statencommissie Ruimte en Wonen de PSV besproken. Uiteindelijk heeft dit proces op 2 juli 2010 geresulteerd in de vaststelling van de PSV door PS.
Met de invoering van de Wro is de rol van de provincie op het gebied van de ruimtelijke ordening ingrijpend veranderd. Zij fungeert niet langer als toezichthouder in het RO-proces, maar speelt een veel actievere rol. De provincie kan zelf ruimtelijke projecten ontwikkelen en uitvoeren. Rode draad van de Wro is dat elke overheidslaag de instrumenten krijgt om eigen ruimtelijk beleid te verwezenlijken. De Wro zorgt voor een duidelijke afbakening van de bevoegdheden van de verschillende overheden. Zij moeten voor nieuwe ontwikkelen hun doelstellingen duidelijk formuleren en omschrijven hoe zij deze willen realiseren.
De provinciale belangen van Zuid-Holland hangen samen met trends en ontwikkelingen. De provincie geeft daarmee vervolgens sturing aan de ruimtelijke inrichting en ontwikkeling van haar grondgebied. Relevant voor het provinciaal belang en de inzet van ruimtelijke sturings- en overige instrumenten is het bestuurlijk uitgangspunt "Lokaal wat kan, provinciaal wat moet". Dit betekent dat de provincie alleen projecten zélf oppakt, wanneer zij daarbij een toegevoegde waarde heeft. Dit betreft vraagstukken op regionale schaal, waarvoor de provincie beleid ontwikkelt. De ruimtelijke samenhang tussen provinciale vraagstukken staat hierin centraal.
Gemeenten krijgen de vrijheid om binnen de gestelde kaders de ruimte voor burgers en bedrijven optimaal in te richten. De ambitie van de provincie is om het aantal regels en procedures te verminderen. 'Lokaal wat kan, provinciaal wat moet' is daarom ook uitgangspunt voor de PSV, waarin dan ook alleen die zaken zijn geregeld die provinciaal moeten. Voor de uitvoering van de PSV heeft de provincie vier rollen, te weten:
In de 'Nota Provinciaal Belang' (door PS vastgesteld op 12 november 2008) zijn de uitgangspunten voor de provinciale ruimtelijke belangen beschreven. Dit resulteert in de volgende in de PSV gedefinieerde provinciale belangen:
De PSV beschrijft hoe de provincie samen het haar partners wil omgaan met de beschikbare ruimte. Met de PSV werkt de provincie aan een vitaal Zuid-Holland, met meer samenhang en verbinding tussen stad en land. Hierdoor moet in Zuid-Holland goed wonen, werken en recreëren voor iedereen binnen handbereik moet komen. De provincie onderscheidt daarbij een vijftal hoofdopgaven:
Ook de provinciale instrumenten op gebied van de ruimtelijke ordening komen in de PSV uiteraard aan de orde. De provincie ordent op kaarten, ontwikkelt programma's en projecten, agendeert thema's en laat onderzoek uitvoeren. Zij stuurt op hoofdlijnen door kaders te stellen en het lokale bestuur ruimte te geven bij de ruimtelijke inrichting. Deze aanpak sluit aan bij de nieuwe decentrale stijl van -ruimtelijk-besturen zoals op rijksniveau ook verwoord in de Nota Ruimte.
De opgaven en doelstellingen, die de provincie in de PSV formuleert voor gebieden als het buitengebied van Voorschoten in het algemeen en het plangebied van dit voorliggende plan in het bijzonder, zijn feitelijk niet anders dan de doelstellingen zoals die ook in het streekplan waren geformuleerd. De opwaardering van het landgoed Duivenvoorde die in het voorliggende bestemmingsplan is voorzien, past dan ook binnen de kaders die in de PSV zijn vastgelegd.
Evenals het Rijk dat kan bij of krachtens amvb, heeft de provincie de bevoegdheid om, indien provinciale belangen dat met het oog op een goede ruimtelijke ordening noodzakelijk maken, bij of krachtens provinciale verordening regels te stellen omtrent de inhoud van bestemmingsplannen. Provinciale Staten van Zuid-Holland hebben aan deze verordenende bevoegdheid invulling gegeven, met de vaststelling van de Verordening Ruimte op 2 juli 2010. In deze verordening heeft de provincie regels gesteld over de inhoud van bestemmingsplannen respectievelijk de inhoud van de daarbij behorende toelichtingen. In de bij de PSV behorende uitvoeringsstrategie is beschreven hoe de provincie zich de inzet voorstelt van de verschillende instrumenten uit de Wro. Voor een aantal belangen is geconstateerd dat doorwerking en borging het beste via een provinciale verordening kan plaatsvinden. Daarbij gaat het met name om generieke zaken (relevant voor alle of een bepaalde groep van gemeenten) en zaken die in eerste instantie een werend of beperkend karakter hebben.
De verordening heeft echter slechts betrekking op een beperkt aantal onderwerpen. Bij het opstellen van bestemmingsplannen dient daarom ook rekening te worden gehouden met ander provinciaal beleid, zoals het integrale ruimtelijke beleid uit de PSV en de daarbij behorende uitvoeringsagenda zelf.
Het voorliggende bestemmingsplan "Buitenplaats Duivenvoorde 2011" voorziet in een beperkte revitalisatie van het bestaande historische landgoed Duivenvoorde, die noodzakelijk is om het voortbestaan en de rendabele exploitatiemogelijkheden van het landgoed inclusief het kasteel Duivenvoorde ook voor de lange termijn veilig te stellen.
Het plan voorziet niet in de toevoeging van stedelijke functies aan het plangebied of in het realiseren van ingrijpende nieuwe bebouwingsvormen die tot wijziging van de ruimtelijke structuur ter plaatse leiden. Concreet dient het bestemmingsplan aan de volgende artikelen uit de verordening te worden getoetst:
Artikel 2 (Regels voor het gebied buiten de bebouwingscontouren):
Het plan voorziet niet in ontwikkelingen die bijdragen aan de verstedelijking van het gebied buiten de bebouwingscontouren.
Artikel 6 (Nationale en provinciale landschappen en rijksbufferzones):
Het plan draagt, door middel van het scheppen van betere randvoorwaarden voor de instandhouding van het landgoed Duivenvoorde, bij aan het behouden en versterken van de landschappelijke en cultuurhistorische kernkwaliteiten, die in het plangebied aanwezig zijn.
Artikel 14 (Landgoedbiotoop):
Het kasteel Duivenvoorde met de omringende landerijen is op grond van de verordening als landgoedbiotoop aangeduid. De provincie heeft in de verordening regels opgenomen met als doel het beschermen en versterken van de historische landgoederen en landgoederenzones. De landgoedbiotoop is een middel om de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van de aangewezen landgoederen te beschermen en te versterken. Onder een landgoedbiotoop wordt een buffer verstaan die als contour om buitenplaatsen of een groep van buitenplaatsen heengetrokken kan worden en waar voor de planvorming dezelfde uitgangspunten gelden.
Een bestemmingsplan, dat een nieuwe ontwikkeling mogelijk maakt op gronden gelegen binnen de biotoop van een aangewezen landgoed, dient een beeldkwaliteitsparagraaf te bevatten waarin het effect van deze ontwikkeling op de landgoedbiotoop wordt beschreven. Naast de analyse van de cultuurhistorische kwaliteiten en waarden van het landgoed gaat deze paragraaf in op de wijze waarop de volgende kenmerken en waarden van de landgoedbiotoop beschermd of versterkt worden:
De uitgangspunten bij de bescherming van de biotoop zijn: het vrij en open houden van de ruimte en het weren van nieuwe bebouwing, tenzij dat tot verbetering van de biotoopwaarden leidt. Binnen een landgoedbiotoop kan sprake zijn van nieuwbouw in het geval van versterking of verbetering van de aldaar aanwezige waarden (een 'nee, tenzij'-beleid). Aangezien het voorliggende plan voorziet in ontwikkelingen binnen de biotoop van het landgoed Duivenvoorde, is in paragraaf 4.2.10 van deze toelichting de op grond van de verordening voorgeschreven beeldkwaliteitsparagraaf opgenomen.
Op 24 juni 2009 is door het algemeen bestuur van de regio Holland-Rijnland de "Regionale Structuurvisie 2020" (RSV) vastgesteld. De twaalf gemeenten die deelnemen in de regio Holland-Rijnland hebben daarmee een gezamenlijke visie op de ruimtelijke toekomst van de regio vastgesteld. De hoofdlijnen van het ruimtelijk beleid zijn teruggebracht tot zeven kernbeslissingen, te weten:
Voor het plangebied zijn met name kernbeslissingen 4 en 5 van belang. Figuur 2.2 toont de groen-blauwe visiekaart uit de RSV. Feitelijk draait het bij groen & blauw om het instandhouden van de diversiteit van landschappen en de versterking van de onderlinge samenhang en structuur. Hiermee kan de leefbaarheid, duurzaamheid en kwaliteit van de landschappen daarvan worden gegarandeerd. De taak van de regio is daarbij met name:
Figuur 2.2: Groen-blauwe visiekaart RSV2020
Binnen de Randstad moet de regio zich nog beter dan nu positioneren als gebied waarbinnen op korte afstand van elkaar zeer karakteristieke en kwalitatief duurzame landschappen aanwezig zijn, die door een sterke samenhang en structuur van verbindingen de regio als eenheid op de kaart zetten. De instandhouding en ontwikkeling van de openheid van het veenweidelandschap, de groenstructuur, de ecologisch waardevolle gebieden, e.d. en de beleving daarvan spelen daarbij een cruciale rol. De voorziene ontwikkeling van het plangebied sluit daarbij aan.
Het Pact van Duivenvoorde is een samenwerkingsverband tussen de gemeenten Voorschoten, Leidschendam-Voorburg en Wassenaar. Het Pact wil zorgdragen voor een duurzaam behoud van het groene gebied tussen deze gemeenten, het gebied Duin, Horst en Weide. Door nieuwe ontwikkelingen staat de cultuurhistorie in het Duin, Horst & Weidegebied in toenemende mate onder druk. Het gebied heeft unieke kwaliteiten, die het waard zijn behouden te blijven. Maar: hoe kunnen de cultuurhistorische waarden beschermd worden zonder dat het een museum wordt? Deze uitdaging neemt het Pact van Duivenvoorde aan. Daarom is gestart met het project 'Cultuurhistorische impuls Duin, Horst & Weide'. Het doel is het beschermen van het cultuurhistorisch gezien rijke en nog redelijk gaaf bewaarde land. In december 2007 is het Visiedocument Duin, Horst, Weide, van rijksbufferzone tot regiopark gepubliceerd door de drie Pact van Duivenvoorde gemeenten. Het is een ontwikkelingsgerichte visie geworden, met een beschrijving van de kernkwaliteiten, kansen en bedreigingen voor het gebied en met het benoemen van activiteiten die de komende jaren opgepakt moeten gaan worden.